(On) machtige vaders Over vaderschap in situaties van huiselijk geweld Het Kopland 2014
(On) machtige vaders Over vaderschap in situaties van huiselijk geweld Het Kopland 2014
Pagina 1
Voorwoord Beste Lezer,
Dit boekje is één van de vruchten van een verbetertraject binnen de vrouwenopvang van Stichting het Kopland in Groningen ten aanzien van het betrekken van vaders bij hun kinderen die tijdelijk in de vrouwenopvang verblijven. Al enige jaren worden vaders, waar mogelijk, betrokken bij hun kinderen vanuit een steeds meer systeemgerichte benadering van gezinnen binnen de vrouwenopvang en het besef dat in de ontwikkeling van kinderen zowel moeders als vaders een belangrijke rol spelen. De woorden ‘waar mogelijk’ geven het echter al aan: dat is in situaties waarin huiselijk geweld voorkomt niet altijd even eenvoudig. Een veelheid van factoren beïnvloeden het contact tussen vader en kind, maar ook de keuzes die in het proces van contactlegging genomen moeten worden. In de praktijk worstelen de medewerkers dan ook met de werkelijkheid die per gezin, per kind, per vader en per moeder kan verschillen. Het onderzoek beschreven in dit boekje probeert de meest invloedrijke factoren op te sporen en te ordenen. Leidend daarbij is steeds het belang van het kind. Wij zijn ons ervan bewust dat we keuzes hebben moeten maken over welke factoren wij wel, en welke factoren wij niet meegenomen hebben in het onderzoek. Ondanks dat deze keuzes weloverwogen zijn genomen blijven keuzes altijd subjectief. We pretenderen dan ook niet álle factoren in beeld te hebben gebracht maar wel de meest belangrijke. De uitkomsten in het rapport richten zich in eerste instantie op het ondersteunen van hulpverleners die werken in de vrouwenopvang met gezinnen waarbinnen sprake is van huiselijk geweld. Maar de inhoud is ons inziens ook zeer bruikbaar voor hulpverleners die in een wijk of buurt werken met deze gezinnen. Want basiskennis is nodig: zowel over de ontwikkeling van kinderen en over gezinsrelaties als over het effect wat huiselijk geweld hierop heeft, over ‘goed-genoeg’ ouderschap en over vaderschap en huiselijk geweld. Over deze kennis zou elke professional, die werkt met gezinnen waarbinnen (ex)partnergeweld voorkomt of voorkwam, dienen te beschikken.
Pagina 2
In verband met de leesbaarheid van het boekje hebben we ervoor gekozen niet alle informatie uit het initiële onderzoeksrapport op te nemen in deze uitgave. Deze verkorte versie geeft een overzicht van de uitkomsten van de uitgevoerde literatuurstudie en leidt tot praktische aanbevelingen voor de praktijk.
Wij hebben met veel plezier gewerkt aan dit onderzoeksproject wat alleen tot stand heeft kunnen komen door de financiële steun van het Skanfonds. Ook danken wij onze projectgroep bestaande uit Paulien Sissingh, Gerda Hazelaar, Semira Ocak en Marinde Smit voor haar bijdrage aan het onderzoek. Tenslotte danken wij Femke Feenstra, onder wiens redactie deze uitgave tot stand is gekomen.
Wij wensen u veel leesplezier!
Drs. Lienja van Eijkern, sociologe & Drs. H. Rus, orthopedagoge/ gz- psychologe Het Kopland
Pagina 3
Inhoudsopgave Inleiding
4
Hoofdstuk 1
Dilemma’s in de praktijk
9
§ 1.1
Het Kopland
§ 1.2
Begripsafbakening
10
§ 1.3
Korte beschrijving van het project 'Vaders'
10
§ 1.4
Welke dilemma's ondervinden medewerkers?
12
Hoofdstuk 2
9
Literatuuronderzoek
14
§ 2.1
Wat is het belang van het kind?
14
§ 2.2
Wat is goed genoeg ouderschap?
17
§ 2.3
Wat zijn de gevolgen van getuige zijn van partnermishandeling
11
voor kinderen?
23
Wat zijn de gevolgen van partnermishandeling op de
11
gezinsrelaties?
28
Welke factoren spelen een rol in de vrouwenopvang?
34
Conclusies en aanbevelingen
40
§ 3.1
De uitvoeringsdilemma's
40
§ 3.2
Invloedrijke factoren
45
§ 3.3
De rol van de hulpverlener
48
§ 3.4
Aanbevelingen voor de vrouwenopvang
49
§ 2.4
§ 2.5
Hoofdstuk 3
Literatuurlijst
51
Bijlage
55 Praktijkinstrument voor risicotaxatie
55
Pagina 4
Inleiding Huiselijk geweld is een omvangrijk veiligheidsprobleem in Nederland. Jaarlijks worden meer dan 200.000 personen slachtoffer van huiselijk geweld. Daarvan betreft 60 á 65% partnerof ex-partnergeweld (Van der Veen en Bogaerts, 2010). Binnen gezinnen waar huiselijk geweld plaatsvindt, leven in veel gevallen ook kinderen die tegen wil en dank getuige zijn van dit geweld. Er bestaan zorgen over de ontwikkeling van kinderen die opgroeien in een gezin waarbinnen huiselijk geweld voorkomt. Richtte de hulpverlening bij huiselijk geweld zich voorheen vooral op de relatie tussen de pleger en het slachtoffer, de laatste tien jaar is er in toenemende mate aandacht voor de gevolgen van getuige zijn van huiselijk geweld voor kinderen. Getuige zijn van huiselijk geweld kan voor kinderen zowel op de korte, als op de lange termijn, nadelige gevolgen hebben. Zo kunnen kinderen internaliserend (emotioneel teruggetrokken,
zorgen hebben)
en externaliserend gedrag (agressief,
hyperactief) laten zien, symptomen van depressie ontwikkelen, angstig worden en scoren zij hoger op een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS) dan kinderen die geen getuige zijn geweest van geweld.
Ouderschap en geweld Een hieraan verwant onderwerp is de opkomst van vraagstukken rond ouderschap tijdens en na geweld in de gezinssituatie, in het bijzonder rond vaderschap. In de ontwikkeling van de aanpak van huiselijk geweld in gezinnen is lange tijd geen aandacht geweest voor vaderschap. Vaders werden allereerst beschouwd als pleger van geweld en daarmee een “slechte” vader. Immers, vader is voor de kinderen de bron van angst, onzekerheid en verdriet door het gepleegde geweld en de discussie centreerde zich vooral rond de vraag of het zijn van getuige van geweld een vorm is van kindermishandeling. Het daaruit ontstane dilemma lag lastig: is een vader die zijn partner mishandelt, een pleger van partnergeweld en kindermishandeling? En welke rol heeft de moeder in dergelijke situaties? Wanneer een moeder besluit de relatie niet te verbreken, is zij dan pleger van kindermishandeling?
Pagina 5
Voor deze vrouwen geldt dat slachtofferschap van partnermishandeling een negatieve invloed heeft op het functioneren als moeder. In deze discussie over daderschap en slachtofferschap lijkt weinig oog te zijn voor de positie en behoeften van kinderen in dergelijke situaties. Daar komt bij dat in de discussie uitgegaan wordt van een mannelijke pleger en een vrouwelijk slachtoffer binnen een heteroseksuele relatie. De realiteit is veel complexer: vrouwen kunnen ook pleger zijn van geweld, het geweld kan wederzijds zijn en geweld komt ook voor in homo- of lesbische relaties. Dit onderzoek is echter uitgevoerd in een specifieke setting, namelijk de vrouwenopvang in de provincie Groningen waar vrouwen opgevangen worden die slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld. Dit is de reden dat in het rapport verder gesproken wordt over vrouwelijke slachtoffers, mannelijke plegers en plegerschap in combinatie met vaderschap.
Kinderen in de vrouwenopvang Jaarlijks verblijven in totaal ongeveer 4700 kinderen in de vrouwenopvang (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2007). Van deze kinderen is 84% geboren in Nederland maar komt 79% uit een allochtoon gezin (Brilleslijper-Kater, Beijersbergen, Asmoredjo, Jansen en Wolf, 2010). In het onderzoek “Meer dan bed, bad, broodje pindakaas” beschrijven BrilleslijperKater en collega’s (2010) zowel de kinderen en jongeren die in de vrouwenopvang verblijven als in de maatschappelijke opvang. Uit de beschrijving blijkt onder andere dat meer dan de helft (52%) van de kinderen contact heeft met de ouder die niet in de opvang verblijft, 47% heeft geen enkel contact met de buiten de opvang wonende ouder. Hoewel de kinderen aangeven vaak niet terecht te kunnen bij deze (niet in de opvang verblijvende) ouder beoordelen zij deze relatie toch als (heel) goed. De onderzoekers denken dat er sprake is van idealiseren. De medewerkers van de opvang beoordelen 74% van de relaties met de buiten de opvang wonende ouder als van lage kwaliteit. Daarbij constateren zij een worsteling van de kinderen met loyaliteit voor beide ouders (Brilleslijper-Kater et al., 2010).
Pagina 6
Eén van de aanbevelingen uit het onderzoek was dat de (vrouwen)opvang relaties met de niet-verblijvende ouder, indien de veiligheid gegarandeerd kan worden, zou dienen te stimuleren en versterken voor zover hier een positieve invloed van uit gaat op het functioneren van de kinderen.
De rol van vaders binnen de vrouwenopvang Als gevolg van het hiervoor genoemde, en vanwege de zorg voor kinderen, is sinds een aantal jaren een beweging op gang gekomen om vaders meer te betrekken bij hun kinderen in de vrouwenopvang. Hierbij wordt uitgegaan van de veronderstelling dat kinderen een moeder én een vader nodig hebben voor een optimale ontwikkeling. Kinderen uit gezinnen waarbinnen geweld plaatsvindt, worden daarbij steeds meer op een contextuele manier benaderd. Het getuige zijn van geweld tussen ouders betekent voor de ontwikkeling van kinderen dat er al sprake is van verlies van een optimale situatie. Om het gezond opgroeien van deze kinderen niet verder te bedreigen zou, werkend vanuit de huiselijk geweld situatie waar het kind zich in bevindt, een voor het kind ‘second best’ situatie gecreëerd moeten worden waarin zowel vader als moeder een rol spelen, evenals eventuele broertjes en zusjes en andere significant belangrijke personen in het leven van het kind. Dit betekent echter niet dat in alle situaties contact tussen vaders en kinderen wenselijk of mogelijk is. Verschillende factoren op individueel, relationeel en contextueel niveau kunnen beschermend werken of risicovol zijn.
Aanleiding van het onderzoek en de onderzoeksvraag Mede door deze nieuwe ontwikkelingen is in 2011 binnen de vrouwenopvang van Het Kopland met een project “Vaders betrekken bij hun kinderen in de opvang”. Binnen dit project worden vaders, waarvan de kinderen in de opvang verblijven, geïnformeerd over het verblijf. Daarnaast wordt (waar mogelijk) contact tot stand gebracht tussen de vaders en hun kinderen. Een uitgebreide beschrijving van dit project wordt gegeven in hoofdstuk 1. Bij de uitvoering van het project ‘Vaders betrekken bij hun kinderen in de opvang´ lopen de uitvoerders tegen inhoudelijke dilemma’s aan.
Pagina 7
‘Het belang van het kind’ en ‘welzijn en veiligheid’ zijn grote begrippen die in de praktijk weinig houvast lijken te bieden. In 2012 is daarom de volgende onderzoeksvraag bij de onderzoeker van Het Kopland neergelegd: ´Op welke manier en op welk moment kunnen daders waarvan de kinderen in de opvang verblijven en hun kind(eren), rekening houdend met het belang van het kind, met elkaar in contact gebracht worden?´
De uitvoering van het onderzoek Er is op verschillende manieren data verzameld voor het onderzoek. Allereerst is er een beschrijvend onderzoek uitgevoerd naar de dilemma’s uit de praktijk. Hiervoor is schriftelijke informatie uit het projectplan gebruikt en zijn er interviews en enquêtes uitgevoerd met de projectleider en uitvoerders (N=10) uit Emmen en Groningen binnen het project. Vervolgens is een concept rapportage voorgelegd aan het projectteam. De hieruit voortvloeiende opmerkingen zijn verwerkt in een definitieve rapportage. Naast het beschrijvend onderzoek is er een literatuurstudie gedaan naar de relevante factoren die een rol spelen bij de afweging welke vorm van contact tussen vader en kind voor elk individueel kind het beste is. Het beschrijvende onderzoek en de literatuurstudie vormen de basis om te komen tot verbeteringen van het project ‘vaders betrekken bij hun kinderen in de vrouwenopvang’. Het uitwerken van de aanbevelingen is gedaan door de onderzoekers, terwijl de projectleider van het project de aanbevelingen heeft omgezet in een actielijst en zorg heeft gedragen voor de implementatie van de verbeteringen binnen het project.
Het rapport Omwille van de leesbaarheid van dit rapport en in verband met de privacy is ervoor gekozen een beperkt aantal gegevens op te nemen. Het eerste deel van deze rapportage geeft door middel van het beschrijvend onderzoek antwoord op de volgende vraag: “Tegen welke dilemma’s lopen de medewerkers aan bij het uitvoeren van het project ‘Vaders betrekken bij hun kinderen in de opvang’.”
Pagina 8
Het tweede deel betreft een literatuurstudie van de bestaande kennis op dit thema. De onderzoeksvraag die in dit deel van het rapport beantwoordt zal worden is: “Welke factoren dienen mee te wegen wanneer bij het betrekken van een vader bij diens kind(eren) in de opvang, uitgaande van de belangen van kinderen?”
Het laatste deel legt de inhoudelijke dilemma’s naast de opgedane theoretische kennis om te komen tot aanbevelingen en concrete verbeteringen ten aanzien van de uitvoeringsdilemma’s binnen het project.
Pagina 9
Hoofdstuk 1 Dilemma’s in de praktijk In 2011 is Het Kopland gestart met het project ‘Vaders betrekken bij hun kinderen in de opvang´. In dit project worden vaders, waarvan de kinderen met hun moeder in de opvang verblijven, geïnformeerd over het verblijf. Daarnaast wordt er, waar mogelijk, contact tot stand gebracht tussen vader en kind. De uitvoerders lopen binnen dit project tegen inhoudelijke dilemma’s aan. Dit deel van het onderzoek heeft een evaluerend vraagtype en zal zich richten op het opsporen van de dilemma’s die de uitvoerders van het project in de praktijk tegenkomen. 1.1
Het Kopland
Het Kopland bestaat uit twee afdelingen, namelijk afdeling huiselijk geweld en de afdeling maatschappelijke opvang. Binnen de afdeling huiselijk geweld vallen onder andere het Blijf van mijn lijf huis, opvang Martinikerkhof (Groningen), opvang Emmen (vrouwenopvang en maatschappelijke opvang) en een Behandelunit. Daarnaast is er het steunpunt huiselijk geweld welke bestaat uit het telefonische hulp- en adviespunt, de ketenregie over de ambulante aanpak huiselijk geweld, casemanagement over de uitgesproken huisverboden, de kindhulpverleners en een afdeling die zich bezig houdt met expertise, projecten en ontwikkeling. In onze samenleving doet en telt iedereen mee. Soms lukt dat door sociale omstandigheden niet. Het kan ieder mens overkomen dat je door onveiligheid, kwetsbaarheid of risico’s op uitsluiting tijdelijk de grip op je eigen leven verliest. Het Kopland is er voor alle mensen, van alle leeftijden en uit alle lagen van onze samenleving. Het Kopland biedt hen de juiste hulp op de juiste plaats om zelf hun rol in de maatschappij te ontdekken, te ontwikkelen en in te nemen. “Een veilige eigen plek als voorwaarde én als resultaat”
Pagina 10
1.2
Begripsafbakening
Binnen dit onderzoek wordt de volgende betekenis aan de begrippen ontleend:
Het project “Vaders”: Dit is het project dat binnen Het Kopland in 2011 is gestart. In dit project worden vaders binnen twee dagen volgens een afgesproken werkwijze op de hoogte gebracht van het verblijf van hun kinderen in de opvang.
De medewerkers/begeleiders: De uitvoerders die dilemma’s tegenkomen in het project dat sinds 2011 loopt binnen Het Kopland.
1.3
Korte beschrijving van het project ‘Vaders’
Achtergrondinformatie Landelijke ontwikkelingen, de ervaringen van het Steunpunt Huiselijk Geweld en de behoeften van hulpverleners en cliënten geven aan dat het van belang is vaders meer te betrekken hun kinderen in de opvang. Dit sluit eveneens aan bij de ervaring dat een aantal vrouwen contact blijft houden met hun partner waarvan sommigen uiteindelijk terugkeren naar hun partner. Daarnaast blijven vaders en kinderen altijd met elkaar verbonden. De groep vrouwen en kinderen binnen Het Kopland is divers: van hoog risico tot laag risico ten aanzien veiligheidsrisico’s, diverse culturen, verschillende aard van problematiek (eergerelateerd geweld, slachtoffers van vrouwenhandel, onveilige partnerrelatie, geweld tegen ouders, geweld tegen kinderen) en uit verschillende delen van het land. Deze diversiteit maakt het lastig om een eenduidig beleid op te zetten voor het betrekken van vaders en meer systeemgericht te gaan werken. Uit de pilot ‘Vaders’ (2011) is gebleken dat het betrekken van vaders een duidelijke meerwaarde heeft, maar dat een vast omschreven werkwijze dikwijls niet aansluit bij de diversiteit van de doelgroep. Er is een vervolgproject gestart welke bredere kaders biedt dan het eerste protocol om systeemgericht te kunnen werken en een meerzijdig partijdige houding aan te kunnen nemen. Hierbij staat het belang van een aanpak op maat en het vastleggen en borgen van afspraken voorop.
Pagina 11
Uitgangspunten De voor het project geformuleerde uitgangspunten zijn:
Kinderen en ouders de mogelijkheid bieden voor omgang, waarbij de veiligheid en het welzijn van het kind en de verzorgende ouder gewaarborgd wordt.
Kinderen hebben recht op contact met vader.
Geweld is een onderdeel van het hele systeem en niet een probleem van een individu. Het betrekken van vader geeft inzicht in de gezinsdynamiek en kan daardoor geweld in volgende relaties voorkomen. Om de spiraal van geweld te doorbreken is het noodzakelijk om inzicht te geven in de dynamiek die tussen de gezinsleden speelt.
Door het betrekken van ex-partners/vaders wordt geïnvesteerd in een open werkrelatie met ouders en kinderen. Cliënten durven over (ex)partner te praten, ook bij terugkeer. Actieve bemoeienis kan bijdragen aan een veilige terugkeer.
Daarbij worden de volgende rechten van het kind (Unicef) in acht genomen:
Artikel 9 Scheiding kind en ouders Het kind heeft recht op regelmatig direct contact met beide ouders, tenzij dit niet in zijn of haar belang is.
Artikel 12 Participatie en hoorrecht Wanneer volwassenen beslissingen nemen die kinderen aangaan, hebben kinderen het recht om hun mening te geven en dient rekening gehouden te worden met hun perspectief op de situatie.
Wat werkt? Er is in 2011 een pilot uitgevoerd ter voorbereiding op het project. Tijdens de uitvoer van de pilot is onderzocht welke elementen werkzaam zouden kunnen zijn binnen het project. Hieruit kwamen de volgende werkzame elementen:
Focus op de kinderen, dit biedt opening voor gesprek met ouders en geeft kinderen meer grip op hun leefsituatie.
Pagina 12
Richten op ouderschap en het benaderen van ouders als competente ouders. Vaak zijn ouders bereid te doen wat belangrijk is voor hun kinderen, zelfs wanneer dit tegen de eigen wensen in gaat.
Een opbouwende werkrelatie met beide ouders vanaf het begin van de opname. Ver- of beoordeel niet, neem geen standpunt en ga achter het hele gezin staan.
Welke voorwaarden zijn nodig voor contact? Veiligheid staat voorop en wordt in kaart gebracht door middel van de risicotaxatie. Soms is contact met vader niet verantwoord in verband met de veiligheid van de kinderen. Daarnaast is motivatie om te kunnen (leren) focussen op het belang van het kind belangrijk. Verder dient het kind (maar ook ouders) serieus genomen te worden in zijn of haar contactbehoefte. Hierbij is het van belang niet over de grenzen van het kind heen te gaan. Tenslotte is het van belang goed te kijken naar de timing, de tijd te nemen voor stabiliseren en per gezin in te schatten wat een goed moment is voor contact.
Werkwijze De volgende processtappen zijn geformuleerd: 1. Vaders op de hoogte stellen van verblijf kinderen in opvang 2. Systeemoverleg (Gezinsgesprek over gezamenlijk ouderschap) 3. Inventarisatie a. Van veiligheids- en juridische aspecten b. Van wensen d.m.v. individuele gesprekken met ouders en kinderen 4. Opstellen en uitvoeren Plan van Aanpak (Gezinsplan) 5. Evaluatie Plan van Aanpak
1.4
Welke dilemma’s ondervinden de medewerkers?
Het onderzoek naar de dilemma’s die medewerkers ondervinden tijdens het project `Vaders´ is uitgevoerd in het werkveld en is praktijkgericht en kwalitatief van aard. De mening en ervaringen van de begeleiders uit Emmen en Groningen stonden voorop.
Pagina 13
Er is onder de medewerkers (N=10) een enquête en een half gestructureerd interview afgenomen. Aan de hand van gesprekken met de leidinggevenden van het project is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:
“Tegen welke dilemma’s lopen de medewerkers aan bij het uitvoeren van het project Vaders betrekken bij hun kinderen in de opvang?”
Uit de analyse van de interviews en enquêtes kwamen de volgende inhoudelijke dilemma’s/ vragen naar voren die de medewerkers bezighouden tijdens de uitvoering van het project:
Is het altijd in het belang van het kind een vader te betrekken of verschilt dit per vader of kind?
Op welk moment kunnen vaders het beste betrokken worden?
Wat dient mee te wegen in de beoordeling van de veiligheid van het kind?
Wat dient mee te wegen in de beoordeling van het belang van het kind?
Welke keuzes maak je wanneer het kind, of een van de ouders geen contact wil?
Hoe beoordeel je de loyaliteit van het kind naar de moeder?
Hoe beoordeel je de loyaliteit van de hulpverlener naar de moeder?
Deze vragen en dilemma’s vormen de basis van het uitgevoerde literatuuronderzoek welke staat beschreven in het volgende hoofdstuk van dit rapport.
Pagina 14
Hoofdstuk 2 Literatuuronderzoek Dit deel van het rapport richt zich op de bestaande kennis vanuit theorie en literatuur ten aanzien van de vraag: ‘Welke factoren dienen mee te wegen bij het betrekken van vader bij diens kind(eren) in de opvang, uitgaande van de belangen van kinderen?’ Hierbij worden eerder genoemde knelpunten en dilemma’s verder onderzocht. In dit deel van het onderzoek wordt de gevonden literatuur beschreven en geanalyseerd op relevantie. Bij het selecteren van literatuur is door de onderzoekers, aan de hand van de dilemma’s in het werkveld, besloten de risico’s en beschermende factoren vanuit een aantal deelvragen te onderzoeken en analyseren. De dilemma’s zijn kort samen te vatten in de volgende onderwerpen: het belang van het kind, de rol van ouders, risico-inventarisatie en de rol van hulpverlening binnen de vrouwenopvang. Van hieruit zijn de volgende deelvragen gedestilleerd: -
Wat is het belang van het kind?
-
Wat is ‘goed genoeg’ ouderschap?
-
Wat zijn de gevolgen van getuige zijn van huiselijk geweld voor kinderen?
-
Wat zijn de gevolgen van geweld op de gezinsrelaties?
-
Welke factoren spelen een rol voor wat betreft de setting waarin de kinderen verblijven: de vrouwenopvang?
2.1
Wat is het belang van het kind?
Uitgangspunt voor het betrekken van vaders bij de opvang van vrouw en kinderen na huiselijk geweld is veelal de veiligheid en het welzijn van kinderen. Ook rechters doen vaak uitspraken over omgang van vaders in het belang van het kind. Dat het belang van het kind voorop staat, is vaak geen discussie, wat precies het belang van het kind is, is minder eenduidig vast te stellen. Daarom wordt in dit deel antwoord gezocht op de vraag wat kinderen nodig hebben om zich te ontwikkelen.
Pagina 15
2.1.1 De rechten van het kind De rechten van het kind zijn vastgelegd in de UN Convention on the Rights of the Child (CRC) (United Nations General Assembly, 1989). Het doel van de 54 artikelen tellende conventie is het verbeteren van de positie van kinderen in de maatschappij. Het bevat vier basisprincipes: 1) Geen discriminatie: alle rechten zijn voor alle kinderen 2) Het belang van het kind: alle beslissingen van overheid, autoriteiten en anderen dienen het belang van het kind voorop te stellen. 3) Recht op leven en ontwikkeling: de overheid moet zich tot het uiterste inspannen voor het kunnen overleven van kinderen en het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen. 4) De stem van het kind: kinderen moeten worden gezien en serieus genomen, met hun mening moet rekening worden gehouden bij beslissingen die ook hen aangaan.
2.1.2 Condities voor optimale ontwikkeling Wat heeft een kind nodig om zich sociaal-emotioneel optimaal te kunnen ontwikkelen? Het belang van het kind is het belang van de ontwikkeling van het kind. Om meer zicht te krijgen op welke factoren cruciaal zijn bij de ontwikkeling van kinderen, wordt het model van Bartels en Heiner (1994) aangehaald. Zij beschrijven een aantal condities die als voorwaarden dienen voor een optimale ontwikkeling van het kind. De condities zijn sterk gerelateerd aan elkaar: een defect op de ene conditie kan tot op zekere hoogte gecompenseerd worden door de aanwezigheid van een andere conditie.
1. Adequate verzorging
7. Ondersteunende flexibele structuur
2. Fysiek veilige omgeving
8. Emotionele veiligheid
3. Continuïteit, stabiliteit en hechting
9. Voldoende adequate voorbeelden
4. Interesse
10. Educatie
5. Respect
11. Omgang met leeftijdsgenoten
6. Geborgenheid
12. Kennis over en contact met eigen verleden
Pagina 16
Diverse studies hebben aangetoond dat huiselijk geweld schadelijk is voor de ontwikkeling van kinderen. Het opgroeien in een veilige omgeving zonder geweld is dan ook een basis voorwaarde. Kinderen die opgroeien in onveilige omstandigheden ontwikkelen psychische klachten als problemen in hun sociaalemotionele ontwikkeling.
2.1.3 Ontwikkelingsmodellen Om het belang van het kind voorop te kunnen stellen, moet eerst duidelijk zijn wat kinderen nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen. Verschillende modellen (Bronfenbrenner (1979); Belsky (1984); Van der Ploeg (2007)) schetsen de ontwikkeling van het kind in de context waarin het leeft. De modellen tezamen genomen kunnen we drie categorieën condities formuleren: condities van de leefomgeving, condities van het kind, en condities betreffende het ouderschap.
Leefomgeving:
Primair biologische behoeften: eten, drinken en een dak boven je hoofd
Bestaanszekerheid: een fysiek en emotioneel veilige omgeving, continuïteit, stabiliteit
Sociale behoeften: sociale steun, school, vrije tijd
Emotionele behoeften: affectief klimaat met erkenning, respect, kennis over en contact met eigen verleden
Kind:
Biologisch: gezondheid, sekse, copingstijl
De stem van het kind wordt gezien en serieus genomen
Persoonlijkheid: zelfontwikkeling, zelfbeeld, zelfcontrole, intelligentie
Ouderschap:
Relatie ouders: ondersteunend, zonder geweld
Karakter ouders: interesse, respect, geborgenheid
Eigen opvoedgeschiedenis: voldoende adequate voorbeelden, educatie
Leefomgeving ouders: werk, sociale steun
Pagina 17
2.1.4 Beschouwing Voor de kinderen die in de opvang verblijven, staan de condities ten aanzien van leefomgeving en ouderschap onder druk. Om de ontwikkeling van het kind zoveel mogelijk (herstel)kans te geven is het van belang in kaart te brengen waar de risico’s voor het kind liggen, in welke mate het risico aanwezig is en op welke manier het risico verminderd kan worden. Tevens kan aangesloten worden bij de (aanwezige) kindcondities: het kind een stem laten geven, de copingstijl van het kind en de ontwikkeling en zelfcontrole bevorderen. Bij het betrekken van vaders bij hun kinderen in de opvang is het belangrijk op de opvoedingsstijl van de vader en moeder te reflecteren in het licht van contextuele factoren zoals de opvoedgeschiedenis van de vader én de moeder, de relatie tussen de beide ouders, het sociale netwerk van het gezin en, tenslotte, de kenmerken van het kind.
2.2
Wat is ‘goed genoeg’ ouderschap?
In het vorige deel is duidelijk geworden dat omgevingsfactoren zowel protectieve als schadelijke effecten kunnen hebben op kinderen. Het is een ingewikkeld samenspel van individuele en externe factoren die de invloed op de ontwikkeling van het kind bepalen. Ouderschap speelt hierbij een centrale rol. Welke aspecten zijn hierbij van belang en wanneer is ouderschap goed genoeg? Hierbij wordt eerst gekeken naar ouderschap in het algemeen om vervolgens het belang van vaders binnen ouderschap onder de loep te nemen. 2.2.1 ‘Goed genoeg’ ouderschap Wanneer is de bijdrage aan de optimale ontwikkeling van ouders goed genoeg? Hiervoor gelden verschillende kwaliteitseisen die cultuur- als tijdgebonden zijn. Vaak zijn deze eisen gerelateerd aan de ontwikkeling en welzijn van het kind. Het is in het belang van het kind dat hij of zij zich optimaal kan ontwikkelen.
Binnen de Joseph Rowntree Foundation (Kellett & Apps, 2009) zijn 54 hulpverleners geïnterviewd over ‘goed genoeg ouderschap’. Er zijn vier algemene thema’s die naar voren komen bij goed genoeg ouderschap:
Pagina 18
1) Voldoende gezondheid en ontwikkeling bieden aan het kind (Minimale niveau voor goed ouderschap, zoals: voedsel, veiligheid en zorg.) 2) Kinderen komen op de eerste plaats (Tijd doorbrengen met het kind, luisteren en continue zorg verlenen. Voldoen aan de emotionele behoeftes van het kind door het laten zien van liefde en affectie.) 3) Routine en consistente hulp verzorgen (Verantwoordelijkheid nemen ten aan zien van het kind en duidelijk grenzen stellen. Routine, organisatie en structuur in het huishouden aanbrengen.) 4) Ouders erkennen het kind en de betrokkenheid van ondersteunende begeleiding (Ouders accepteren het kind en hebben realistische verwachtingen van het kind. Hulp zoeken wanneer het nodig is en samenwerken met hulpverleners.) Wanneer de veiligheid van een kind niet gegarandeerd kan worden en de basisbehoefte van het kind verwaarloosd worden, zoals gebrek aan voedsel, hygiëne en verzorging, is er sprake van risicovol ouderschap (Kellet & Apps, 2009).
2.2.2 Beschermende buffers bij opvoeden Dijkstra (2007) beschrijft de vier buffers van Van der Pas (2005), deze buffers spelen een zeer grote rol binnen de beschermingsprocessen in de opvoeding. De buffers zijn van groot belang om het ouderschap goed te laten verlopen, wanneer deze buffers niet voldoende aanwezig zijn, bestaat er een grotere kans dat er problemen ontstaan binnen het gezin. De vier buffers zijn: 1) Een verbonden gemeenschap. (Dit kan familie zijn, maar ook een wijk of een stad. Verbondenheid gaat samen met solidariteit: het betekent dat het van belang is te investeren in ouders, ook in ouders met problemen. Van der Pas gaat uit van een besef van verantwoordelijk-zijn bij de ouder, wat betekent dat ouders zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheden ten opzichte van hun kinderen. Daarbij gaat van der Pas ervan uit dat een gemeenschap die hulp en steun biedt aan ouders als buffer kan fungeren.)
Pagina 19
2) Een goede taakverdeling en duidelijkheid. (De taakverdeling is volgens Van der Pas goed als de bijhorende lasten, taken en vaardigheden op een voor beide ouders bevredigende wijze worden verdeeld.) 3) Het vermogen van de ouders om te kunnen reflecteren op de opvoeding. (Dit is het vermogen om afstand te nemen van de dagelijkse beslommeringen en op meta-niveau naar het kind en zichzelf te kijken. Kunnen ouders zichzelf zien als mensen die extra steun nodig hebben en zijn zij hierdoor bereid hulp te aanvaarden?) 4) Goede ouderervaringen. (Als goede ouderervaringen benoemt Van de Pas het zelf kunnen oordelen, ervaringen en waarnemingen en een oordeel over ouderschap dat een positieve bevestiging geeft voor de ouder: dat de ouder het goed doet.) De vier buffers kunnen gezien worden als een immuunsysteem (Hoek, 2009): bij ongunstige omstandigheden komen de buffers in actie. Ook kunnen ze elkaar compenseren. De invalshoek van de buffers zijn ouders, maar ze worden ook gerelateerd aan de drie zelf gedestilleerde buffers van het kind uit een onderzoek van Werner en Smith (2001): het makkelijke karakter van het kind, de aanwezigheid van een veilige verzorger en een persoon buiten de familie met wie het kind zich kan identificeren.
2.2.3 Vaderschap binnen het systemisch perspectief Hoe kunnen vaders bijdragen aan de optimale ontwikkeling van een kind? Er zijn maar weinig onderzoeken gedaan naar de vaderrol in de ontwikkeling van het kind. Wel blijkt dikwijls dat afwezigheid van vader een risicofactor is voor probleemgedrag van het kind (Veerman, 1998). Historisch gezien ligt bij het opvoeden de nadruk op moederschap. Vaders hebben een lange tijd voor het inkomen gezorgd en zijn in opvoedingsprogramma’s en onderzoeken op achterstand gezet. Helemaal terecht is dit niet, ook bij traditionele gezinnen waarbij vader het inkomen verdient en moeder zich richt op de opvoeding, lijken kinderen toch te profiteren van de aanwezigheid van vader. Dit lijkt niet zozeer te zitten in de unieke ‘vader eigenschappen’ zoals actief spel, zo beschrijft Featherstone (2001) in een overzichtsartikel, maar meer in algemenere ouderschapsvaardigheden als warmte, verzorging en nabijheid.
Pagina 20
Het kan ook zijn dat niet het vaderschap, maar het ontbreken van conflicten als een protectieve factor in de ontwikkeling van het kind werkt. In een overzichtsstudie van Cabrera, Tamis-Lemonda, Bradley, Hofferth en Lamb (2000) komt naar voren dat positief contact tussen ouders voor meer betrokkenheid zorgt en dat met name de aanwezigheid van een vader (en niet zozeer zijn rol) een positieve invloed heeft op het kind. Yeung, Duncan & Hill (2000) sluiten met hun analytische studie hierbij aan. Zij benadrukken wel de unieke bijdrage van vaders, speciaal bij zonen. Zo hebben vaders positieve invloed op opleidingsniveau, latere inkomen en komen er minder buitenechtelijke kinderen voor bij jongvolwassenen waarbij de vader een rol heeft gespeeld in hun leven. Lamb (1995) onderschrijft deze conclusie door middel van diverse studies die hij heeft gedaan naar de rol van vaders. Van belang bij de invloed van vaders is de mate waarin vader zich gewaardeerd voelt in zijn rol als vader en als partner. Vaders brengen vaak minder tijd door met hun kinderen dan de moeders (Van Dijken & Tavecchio, 1998). Bovengenoemde studies onderschrijven het belang van meer aandacht voor vaders in onderzoek en zorg. Maar met de kanttekening dat vaders niet als ‘mannelijke moeders’ benaderd moeten worden (Pels & Distelbrink, 2000): ze hebben een andere ondersteuningsbehoefte.
Verantwoord vaderschap moet volgens Doherty, Kouneski en Erickson (1998) beschouwd worden binnen een systemisch raamwerk. Lamb, Pleck, Charnov en Levine (1985) hebben daarvoor een vijffactoren model gemaakt rondom vaderschap, waarbij motivatie, vaardigheden, sociale steun en ‘institutional practices’ (context en denkbeelden over vaderschap) en demografische factoren elkaar interactief beïnvloeden en voorwaarden zijn voor positief vader-kind contact. Doherty et al. (1998) hebben dit model verder uitgewerkt, gericht op het creëren en behouden van een goede vader-kind relatie. Individuele factoren en contextuele factoren krijgen een plek en belangrijke aspecten uit literatuuronderzoek naar vaderschap worden specifiek in het model beschreven.
Pagina 21
Doherty, Kouneski en Erickson (1998) geven in bovenstaand model weer dat vaderschap niet losstaat van moederschap. De houding van moeder, verwachtingen ten aanzien van vaderschap en steun bieden aan vader speelt hierbij een belangrijke rol.
2.2.4 Beschouwing De vraag rondom goed genoeg ouderschap is niet eenduidig te beantwoorden. Het bevindt zich in een context van cultuur- en tijdgebonden factoren. Toch lijken een aantal gemeenschappelijke elementen terug te komen. Omdat goed genoeg ouderschap sterk gerelateerd is aan de ontwikkeling van het kind, wekt het geen verbazing dat de voorwaarden vergelijkbaar zijn. Net als de condities voor de optimale ontwikkeling van het kind, zijn ook de condities van ouders in te delen in condities voor de leefomgeving, condities betreffende de zorg voor kinderen en condities betreffende het ouderschap.
Pagina 22
Ouderschap & leefomgeving:
Basisbehoeften: De ouder kan zorg dragen voor een veilige leefomgeving (slapen, eten, drinken) en heeft hiervoor de middelen (werk, educatie)
Bestaanszekerheid: waardering en erkenning voor ouderschap (ook vaderschap)
Sociale steun: De ouder kan rekenen op steun in de omgeving en kunnen hulp inschakelen waar nodig
Ouderschap & kindfactoren:
Biologische factoren: de ouder heeft realistische verwachtingen van het kind
Persoonlijkheid: de ouder heeft inzicht in en erkenning voor eigenschappen en beperkingen van het kind
De ouder kan aansluiten bij en de behoeftes van het kind voorop stellen en hierop reflecteren
Ouderschapfactoren:
Goede taakverdeling en duidelijkheid voor beide ouders
Goede ouderervaringen
Inzicht in en kunnen reflecteren op eigen opvoedgeschiedenis
Ouderschap en vaderschap binnen de opvang hangt samen met het beeld van hulpverleners van ouders en vaders rondom het systeem. Worden ouders als ‘goede en verantwoordelijke’ ouders benaderd? Over het algemeen kan gesteld worden dat wanneer vaders (maar ook moeders) gezien worden als mishandelaars, als incompetente ouders, dit invloed heeft op hun gevoel van ‘goede ouder-ervaringen’ en competentie en kan dit juist het negatief ouderschap versterken. Goed genoeg ouderschap hangt daarmee dus eveneens af van de waardering en erkenning vanuit de gemeenschap.
Pagina 23
2.3
Wat zijn de gevolgen van getuige zijn van partnermishandeling voor
kinderen? Wanneer kinderen getuige zijn (geweest) van geweld tussen hun ouders schaadt dit de ontwikkeling van het kind. Ook hier is het van belang, net als bij de onderwerpen in de eerdere hoofdstukken, te bedenken dat de gevolgen niet voor elk kind gelijk zijn omdat dit afhankelijk is van bijvoorbeeld de mate van blootstelling van het kind aan de geweldssituatie, de ernst van het geweld, de leeftijd van het kind, of het een jongen of een meisje betreft en het temperament van het kind.
2.3.1 Gevolgen van getuige zijn van geweld tussen je ouders In een review van 60 studies over de relatie tussen blootstelling aan partnermishandeling en de psychosociale effecten daarvan op kinderen, zoals internaliserings- en externaliseringsproblemen en trauma symptomen, vonden Evans, Davies en DiLillo (2008) een gemiddeld effect van getuige zijn van partnermishandeling op het ontwikkelen van internaliserings- en externaliseringsproblemen bij kinderen. Hierbij ondervonden jongens en meisjes dezelfde mate van internaliseringproblemen. Jongens vertonen echter wel significant meer externaliseringsproblemen dan meisjes. Ook vonden Evans et al. (2008) een sterk verband tussen het getuige zijn van partnermishandeling en symptomen van trauma bij kinderen. Of de onderzochte kinderen werden geworven in instellingen voor vrouwenopvang, in scholen of binnen instellingen voor jeugdzorg maakte geen verschil voor de uitkomsten. Een literatuurreview van Holt, Buckley en Whelan (2008) onderschrijft dat het opgroeien in een gezin waar huiselijk geweld voorkomt de ontwikkeling en persoonlijke vaardigheden van kinderen onder druk zet. Zij vinden dat de opgelopen schade bij kan dragen aan intergenerationele overdracht van geweld door het cumulatieve effect van het blootgesteld zijn geweest aan huiselijk geweld. De impact van blootstelling aan huiselijk geweld varieert tussen de verschillende (leeftijdgerelateerde) ontwikkelingsstadia van kinderen.
Pagina 24
Zo blijkt uit de review van Holt et al. (2008) dat baby’s en peuter enerzijds minder emotioneel lijden laten zien in hun gedrag dan oudere kinderen terwijl deze jonge kinderen aan de andere kant meer scheidingsangst vertonen ten opzichte van hun ouders. Voor kleuters geldt dat zij meer gedragsproblemen en sociale problemen hebben, meer PTSS symptomen, meer moeite hebben empathie te ontwikkelen en zichzelf minder waarderen dan kinderen die geen getuige zijn geweest van partnermishandeling. Schoolgaande kinderen ontwikkelen in deze ontwikkelingsfase een meer complex denkpatroon wat, in geval van getuige zijn van partnermishandeling, ertoe leidt dat zij zich bewuster zijn van de geweldssituatie en proberen hiervoor verklaringen vinden, het geweld te voorspellen of in te grijpen. Kinderen in deze leeftijdsfase gaan verschillend om met de situatie. Voor adolescenten geldt dat zij, aan de hand van de rolmodellen van hun ouders, moeite kunnen hebben om intieme relaties aan te gaan. Uit de studie van Holt et al. (2008) blijkt dat adolescenten die getuige zijn van partnergeweld een minder veilige hechtingsstijl kunnen hebben en risico lopen een vermijdende hechtingsstijl te ontwikkelen. Deze hechtingsstijl kan leiden tot slachtofferschap en plegerschap van geweld in hun relaties als volwassenen.
2.3.2 Getuige zijn van partnermishandeling en de samenloop met kindermishandeling In een uitgebreid review van Herrenkohl, Sousa, Tajima, Herrenkohl & Moylan (2008) over de overlap tussen blootstelling van kinderen aan huiselijk geweld en kindermishandeling wordt gevonden dat bij gezinnen waarbinnen sprake is van partnermishandeling, er een verhoogt risico op kindermishandeling bestaat en andersom. De mate waarin beide vormen van geweld voorkomen varieert afhankelijk van de studie, maar Moffit & Caspi (2003) vonden dat het risico op kindermishandeling 3 tot 9 keer hoger is wanneer er sprake is van partnermishandeling in het gezin. Daarnaast vonden Herrenkohl et al. (2008) een aantal risicofactoren die ook samen lijken te hangen met huiselijk geweld in de betreffende gezinnen: armoede, werkeloosheid, middelenmisbruik, psychopathologie, criminaliteit, lagere opleiding, slechte gezondheid en depressie in het gezin. Zij concluderen dat kinderen die opgroeien in gewelddadige gezinnen wellicht naast het geweld ook vaak opgroeien met een veelheid van andere tegenslagen.
Pagina 25
Onderzoek dat de specifieke effecten van getuige zijn van partnermishandeling of van kindermishandeling uit elkaar probeert te halen is nog weinig gedaan. Wel zijn er aanwijzingen dat getuige zijn van partnermishandeling eerder leidt tot jeugdcriminaliteit dan kindermishandeling (Herrera & McCloskey, 2001) en dat getuige zijn van partnermishandeling een groter risico vormt voor later plegerschap van huiselijk geweld dan kindermishandeling. Aan de andere kant lijken gedragsproblemen vaker samen te hangen met slachtofferschap van kindermishandeling (Herrenkohl et al., 2008). De combinatie van getuige zijn van partnermishandeling en zelf mishandeld worden als kind wordt beschreven als het ‘double whammy’ effect, dat wil zeggen dat er in dit geval sprake is van een dubbel negatief effect. Volgens Herrenkohl et al. (2008) ondervinden kinderen die beide overkomt meer negatieve effecten hiervan dan kinderen die alleen aan één van de risicofactoren blootgesteld worden.
2.3.3 Theorieën over de impact voor kinderen van getuige zijn van partnermishandeling Er zijn een aantal theoretische perspectieven te onderscheiden, die kunnen verklaren waarom huiselijk geweld een dergelijke impact heeft op kinderen. Deze theorieën hebben elk hun eigen kijk op de manier waarop huiselijk geweld van invloed is op de ontwikkeling van een kind. Dijkstra (2001) beschrijft drie theorieën: de sociale leertheorie, de hechtingstheorie en de traumatheorie. De sociale leertheorie van Bandura verklaart hoe kinderen nieuw gedrag aanleren van hun sociale omgeving. Volgens deze theorie maken kinderen zich nieuw gedrag eigen door belangrijke anderen te observeren (observationeel leren) en te imiteren. Dit proces wordt ook wel modelling genoemd. De hechtingstheorie, onder andere ontwikkeld door de Britse psychiater Bowlby, gaat ervan uit dat kinderen zich in de eerste levensjaren hechten aan hun hoofdopvoeder, vaak de moeder. ‘Veilige hechting’ zorgt voor vertrouwen in relaties en voldoende zelfwaardering, dit kan bedreigd worden door het ondergaan en/of aanschouwen van geweld. Volgens de traumatheorie, wordt de angst, bedreiging en hulpeloosheid die kinderen ervaren als ze getuige zijn van huiselijk geweld, in verband gebracht met het begrip traumatisering.
Pagina 26
De normale menselijke reacties op een bedreigende situatie zijn vechten of vluchten. Wanneer kinderen getuige zijn van structureel huiselijk geweld in het gezin waarin zij opgroeien kunnen, doordat kinderen fysiek en psychisch kwetsbaarder zijn dan volwassenen, de ervaren trauma’s ook de ontwikkeling in het voelen, denken en de relatie tot zichzelf en anderen belemmeren en vervormen (Dijkstra, 2001; Baeten & Geurts, 2002). Volgens enkele onderzoekers, is juist de combinatie van de drie bovenstaande theorieën zo belangrijk, ook bij het getuige zijn van geweld. Juist de combinatie van het leren aan de hand van negatieve ervaringen met geweld, problemen met het ontwikkelen van een veilige gehechtheid en traumatisering kan nadelige effecten op de korte en de lange termijn veroorzaken (Dijkstra, 2001).
2.3.4 Intergenerationele overdracht van geweld Dat de opvoedgeschiedenis van de ouder(s) van belang is werd eerder al aangegeven. De hiervoor beschreven theorieën leren ons ook op welke manier ouders van nu gevormd kunnen zijn door hun eigen opvoedgeschiedenis en welke mechanismen ten grondslag kunnen liggen aan het huidige (relationele) geweld en de ontstane opvoedsituatie. Daarbij spelen vragen een rol als: beschikten de ouders over goede voorbeelden ten aanzien van normen en waarden over het gebruik van geweld in het gezin? Of zijn rationalisaties en overtuigingen ontstaan, bijvoorbeeld door geweld in het gezin van herkomst, die een gezonde relatie tussen de ouder en het kind in de weg staan? Hebben de ouders van nu zich indertijd veilig kunnen hechten aan hun ouders? Wanneer dit niet het geval is kan een vermijdende hechtingsstijl zijn ontstaan (moeite hebben met vertrouwen, onafhankelijk willen zijn, geen nauwe emotionele banden aan willen gaan, moeite hebben zich bloot te geven) of een gepreoccupeerde hechtingsstijl (afhankelijk zijn, (te) dichtbij de ander willen zijn, veel met de ander bezig zijn, gevoelens van onderwaardering ervaren). Deze hechtingsstijlen kunnen zorgen voor ongezonde relaties met partners maar eveneens met kinderen.
Pagina 27
Tenslotte kan het ervaren van geweld in het gezin van herkomst hebben geleid tot ontregeling van het natuurlijke verdedigingssysteem door opgelopen trauma’s. Wanneer de ontwikkeling van het voelen en denken en de relatie tot zichzelf en anderen belemmert en vervormt is zal dit zijn weerslag hebben op de relatie van de ouder met zijn of haar partner en kind(eren).
2.3.5 Beschouwing Getuige zijn van partnermishandeling leidt tot verschillende gevolgen, afhankelijk van de leeftijdsfase waarbinnen een kind zich bevindt. Algemene gevolgen zijn:
Internaliseren gedrag (sociale teruggetrokkenheid, angst, depressie en psychosomatische klachten zoals hoofdpijn, buikpijn)
Externaliserend gedrag (agressie, overactief gedrag en ongehoorzaamheid)
Symptomen van trauma
Wanneer er sprake is van langdurige blootstelling aan partnermishandeling in het gezin, dat wil zeggen door de verschillende leeftijdsfases heen, dan heeft dit op kinderen een cumulatief effect waarmee de gevolgen steeds groter worden en het risico op intergenerationele overdracht eveneens groeit. Wanneer een kind getuige is geweest van partnermishandeling is het belangrijk altijd ook kindermishandeling te bespreken. Een deel van de risicofactoren van beide vormen van geweld komen overeen, terwijl de gevolgen van beide vormen voor kinderen kunnen verschillen.
In de analyse van het belang van het kind is het van belang de volgende thema’s mee te nemen in de inventarisatie:
Welke gevolgen heeft het getuige zijn van geweld tussen zijn of haar ouders voor het kind gehad?
Is er ook sprake van kindermishandeling?
Was er sprake van huiselijk geweld in het gezin van herkomst van de ouder?
Welke hechtingsstrategie heeft de ouder?
Is de ouder getraumatiseerd?
Pagina 28
2.4
Wat zijn de gevolgen van partnermishandeling op de gezinsrela-
ties? Wanneer de hiervoor beschreven ontwikkelingsmodellen en ouderschapsvaardigheden worden bestudeerd in het licht van huiselijk geweld en ouderschapsconflicten wordt duidelijk dat op veel punten de optimale ontwikkeling van kinderen wordt bedreigd. Voor sommige kinderen is dit een tijdelijke bedreiging, conflicten bestaan dan enkel tijdens een scheiding bijvoorbeeld, maar voor veel kinderen blijven de conflicten tussen ouders bestaan, waardoor kinderen continu in hun ontwikkeling bedreigd worden. In Nederland is nog nauwelijks onderzoek gedaan naar vaderschap en partnermishandeling. Er is daarom, naast de in Nederland bekende onderzoeken, veelal gebruik gemaakt van internationale literatuur om aandacht te kunnen besteden aan de rol van vaders bij huiselijk geweld.
2.4.1 De partnermishandelaar als vader Het algemene beeld laat zien dat mannen die gewelddadig tegen over hun vrouw zijn, vaak strenge, gedisciplineerde, agressievere vaders zijn, en, in tegenstelling tot vaders die geen geweld gebruiken, hebben zij vaker problemen in de opvoeding van hun kinderen. Onderzoek gedaan in de Verenigde Staten door Edleson & Williams (2007) toonde aan dat mannen die geweld plegen tegen hun partner meer moeite hebben met de opvoeding van een kind dan mannen die geen geweld plegen. Mishandelende vaders zijn vaker boos, slaan hun kinderen vaker en zijn minder betrokken bij hun kinderen. In Nederland zijn onlangs vrouwen die het slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld ondervraagd naar de bekwaamheid van de vader van hun kinderen. In dit onderzoek van Steketee, Mak & Flikweert (2011) komt naar voren dat twee derde van de vrouwen hun (ex)partner niet betrokken vindt bij de opvoeding van hun kind. Zo is er een gebrek aan aandacht en liefde en een te laag niveau van verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van het kind. In een kritisch artikel over dilemma’s omtrent vaderschap en partnermishandeling haalt Peled (2000) verschillende onderzoeken aan die suggereren dat mishandelende vaders invulling geven aan vaderschap in termen van ‘recht ‘ op de kinderen
Pagina 29
en dat het hebben van controle over de kinderen een grotere rol speelt dan het zorgen voor de kinderen (Uit Peled, 2000: Arendell, 1992; McMahon en Pence, 1995). Deze vaders eisen vaker de voogdij over de kinderen en betalen minder vaak alimentatie dan niet-mishandelende vaders (Uit Peled, 2000: Liss en Stahly, 1993; Taylor, 1993). Ook worden de kinderen door deze vaders ingezet als middel om te voorkomen dat de moeder een nieuw bestaan opbouwt, haar moederschap te ondermijnen of om te pogen de relatie met de moeder herstelt te krijgen (Hester en Radfort, 1996). Aan de andere kant lijken vaders zich wel bewust te zijn van de effecten van het partnergeweld op hun kinderen. McAlister Groves, Van Horn en Lieberman (2006) halen in hun artikel over twee interventies voor kinderen die getuige zijn geweest van partnermishandeling een onderzoek aan dat laat zien dat, van de 546 bevraagde plegers van huiselijk geweld, de meeste mannen zich bewust waren van de destructieve gevolgen van het geweld voor kun kinderen. Driekwart van de bevraagden maakten zich zorgen over het lange termijn effect van hun gedrag op hun kinderen (Uit: McAlister Groves, Van Horn en Lieberman, 2006: Mandel, 2003). Een ander onderzoek, een survey, uitgevoerd door San Francisco Safe Start, waarbinnen 177 mishandelende vaders die deelnamen aan een programma voor partnermishandelaars bevraagd zijn over de relatie met hun kinderen laat zien dat 95% van de vaders hun relatie met hun kinderen wil verbeteren en 94% wilde meer contact met hun kinderen (McAlister Groves et al., 2006).
2.4.2 Vaderschapsstijlen bij plegers van huiselijk geweld Ouders hanteren in het algemeen verschillende opvoedstijlen. Baumrind (1966, 1993, 1997) onderscheid drie verschillende stijlen: de autoritatieve, de autoritaire en de permissieve opvoedstijl. Kenmerken van de opvoedstijlen zijn: de mate van warmte en betrokkenheid, de manier van controle uitoefenen en de mate waarin er ruimte is voor het kind om zelfstandigheid te ontwikkelen. De autoritatieve opvoedstijl kenmerkt zich door een grote warmte en betrokkenheid, controle wordt uitgevoerd door redelijke regels te stellen en deze uit te leggen en het kind wordt begeleidt naar zelfstandigheid wanneer het daaraan toe is.
Pagina 30
Een autoritaire opvoedstijl kenmerkt zich door een koude en afwijzende ouder, dwingende controle zonder uitleg en beslissingen worden voor het kind gemaakt door de ouder. Een permissieve opvoedstijl tenslotte kenmerkt zich door warmte en toegeeflijkheid, geen controle waarbij teveel beslissingen aan het kind zelf worden overgelaten. Ouders zullen, afhankelijk van hun eigen opvoedgeschiedenis, gender en temperament, in meer of mindere mate kenmerken van de betreffende opvoedstijlen bezitten. Er is weinig onderzoek gedaan naar specifieke kenmerken van de opvoedingsstijl van vaders wanneer zij pleger zijn van partnergeweld. De literatuur over vaderschap en partnermishandeling behelst veelal een beschrijving van de rol welke deze vaders spelen in het leven van hun kinderen en in welke mate zij betrokken zijn bij (de opvoeding van) hun kinderen. Perel en Peled pogen in een in 2008 gepubliceerde studie meer inzicht te geven in de ervaring van deze mannen zelf over hun ouderschap. Zij beschrijven het drama van de mishandelende vaders die een discrepantie ervaren tussen de vaderrol die zij in het dagelijks leven innemen en de wens een nabije, diepere band met hun kinderen te hebben. Deze vaders hebben ideeën over goed vaderschap en geven hun kinderen daarbij een belangrijke plek (vaak de belangrijkste) in hun leven (Perel en Peled, 2008).
In de werkelijkheid ervaren zij echter interne en externe beperkingen en moeilijkheden om het vaderschap vorm te geven. Hierbij gaat het om: de relatie met hun eigen vader, persoonlijke beperkingen zoals door werk weinig thuis kunnen zijn, het kind hebben laten getuigen van partnermishandeling, en het delen van het ouderschap met de moeder. Als reactie op de beperkingen en moeilijkheden beperken vaders zich vervolgens in hun rol als vader. Perel en Peled (2008) onderscheiden een beperkingsproces wat leidt tot drie vormen van beperkt vaderschap: (1) de controlerende vader, hij bepaalt en hij straft; (2) de kostwinnaar, door zijn werk heeft hij weinig tot geen tijd voor de kinderen; (3) de overgebleven ouder, hij krijgt weinig ruimte van zijn vrouw om vader te mogen zijn. Ondanks de beperkingen, en misschien als reactie daarop, blijven deze vaders achter met een sterk verlangen naar een nabijere en warmere relatie met hun kinderen.
Pagina 31
Perel en Peled (2008) concluderen dat, wanneer het geweld gestopt is, de vaders het geweld (willen) erkennen, deze mishandelende vaders een kans verdienen om hun beschadigde ouderschap te herstellen. Een verdiepende verkenning met mishandelende vaders omtrent dit betekenisvolle en gevoelige aspect van hun leven kan eveneens zorgen voor verandering op andere interventiegebieden. Om te voorkomen dat de vader de relatie met zijn kinderen gebruikt om controle uit te oefenen ofwel over de kinderen ofwel over zijn partner biedt inzicht in de mate waarin controle onderdeel uitmaakt van de relatie tussen de vader en diens partner wellicht een goed houvast. Want zoals er verschillende typen vaders zijn, zijn er ook verschillende typen plegers van partnermishandeling (Johnson, 1995; Johnson & Ferraro, 2000 & Johnson, 2008).
2.4.3 Hoe kijken kinderen naar hun mishandelende vader? De helft van de 84 jongeren, tussen de 10 en 23 jaar oud, die zijn bevraagd in het onderzoek van Steketee, Mak & Flikweert (2011) gaven aan een slechte relatie te onderhouden met hun mishandelende vader. Als de ouders uit elkaar zijn door geweld, wil de helft van de jongeren zijn of haar vader niet meer zien. Echter wanneer een vader verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden, heeft dit een positief effect op de relatie van de vader met zijn kind (Steketee, Mak & Flikweert, 2011). Er zijn ook andere geluiden. Zo heeft de Zweedse Asa Kallstrom Cater (2007) een kleine sample van 10 kinderen, tussen de 8 en 12 jaar oud, uit een situatie van huiselijk geweld gevraagd naar hun kijk op vaders. Zij onderscheidt drie verschillende concepten bij kinderen: de erkenning dat een gewelddadige vader een soort vader is maar dat niet alle vaders zo zijn, de erkenning dat het gewelddadige gedrag van vader een deel van zijn persoonlijkheid is naast andere (meer positieve) facetten die van belang zijn en ten derde de erkenning dat het gewelddadig gedrag losstaat van een goede vader zijn. Zij concludeert hieruit dat kinderen ondanks hun ervaring met gewelddadige vaders, niet direct geweld en vaders aan elkaar koppelen en zo ook geweld niet normaliseren.
2.4.4 De relaties met broers en zussen Broers en zussen kunnen positief en negatieve invloeden hebben op elkaar.
Pagina 32
Het kan zo zijn dat een kind zijn (jongere) broers en zussen wil beschermen. Positieve factoren kunnen zijn dat ze elkaar troost, steun en bescherming kunnen bieden. Een negatieve factor is dat ze het leven van het ene kind nog moeilijker kunnen maken dan het al is, bijvoorbeeld als er sprake is van concurrentie of elkaar verantwoordelijk houden voor bepaalde situaties. Ook kunnen kinderen andere kinderen gaan misbruiken en mishandelen wanneer zij getuige zijn van huiselijk geweld (Dijkstra, 2001). In de analyse van de situatie van elk kind afzonderlijk is het van belang de relatie tussen broers en zussen ook mee te nemen.
2.4.5 De relatie met de moeder Radford en Hester onderzochten in 2006 de effecten van partnermishandeling op het moederschap van slachtoffers. Moeders die waren mishandeld bleken meer stress te ervaren, minder geduld te hebben voor hun kinderen en meer agressief gedrag te vertonen dan moeders die niet mishandeld waren. De agressie en de stress namen echter af zes maanden nadat de vrouwen de vrouwenopvang hadden verlaten. Invloedrijke factoren op het welzijn van de moeders zijn enerzijds het al dan niet ontberen van een sociaal vangnet, aan de andere kant speelt de houding van de vader ten aanzien van het moederschap een grote rol. De belangrijkste aantasting van de draagkracht van moeders wordt veroorzaakt door het worden mishandeld als vrouw, het worden overladen met verantwoordelijkheden ten aanzien van de relatie en de kinderen en het consequent schuldig worden bevonden als er relationeel of met de kinderen iets niet volgens wens gaat (Radford en Hester, 2006). Het is niet alleen de pleger die de nadruk op verantwoordelijkheid en schuld bij de vrouw legt. Ook professionals leggen de verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld voor de veiligheid van de kinderen, vaak bij de moeder en verwijten het de moeder dat zij die veiligheid niet waarborgt. De relatie tussen moeders en kinderen, wanneer sprake is van partnermishandeling waarbij moeders slachtoffer zijn, kan worden beschadigd. Er kan sprake zijn van destructieve parentificatie. In dat geval hebben kinderen ambivalente gevoelens ten opzichte van, in dit geval, de moeder.
Pagina 33
Enerzijds zijn zij zorgzaam voor de moeder, aan de andere kant hebben zij gevoelens van afkeer tegen het slachtofferschap van hun moeder. Een gevolg kan eveneens zijn dat kinderen het respect verliezen voor de moeder of boos op haar zijn omdat zij hen niet heeft kunnen beschermen. Slachtoffer zijn van partnermishandeling tast de moederschapsvaardigheden (tijdelijk) aan en geeft opvoedstress. Dit, maar ook de eerdere geweldssituatie, kan ertoe leiden dat de relatie tussen de kinderen en de moeder onder druk komt te staan. Tenslotte geldt ook voor moeders dat hun eigen opgroeien van grote invloed is op hun huidige functioneren als partner en ouder.
2.4.6 Beschouwing Over het algemeen lijken vaders die partnermishandeling plegen meer moeite te hebben met de opvoeding dan vaders die dat niet doen. Aan de andere kant laat onderzoek zien dat deze vaders zich wel bewust zijn van het effect dat hun gedrag heeft op hun kinderen en maken zij zich hier zorgen over. Veelal willen deze vaders beter en frequenter contact met hun kinderen. Deze discrepantie tussen wens en werkelijkheid kan te maken hebben met de beperkingen die deze vaders ervaren in hun vaderschap:
de relatie met hun eigen vader
door werk weinig thuis zijn
het kind getuige hebben laten zijn van partnermishandeling
het moeten delen van het ouderschap met de moeder
Deze beperkingen lijkt ertoe te leiden dat vader zich in hun vaderschap beperken. Drie vadertypen lijken daardoor te ontstaan:
de controlerende vader die bepaald en straft
de kostwinner met weinig tijd voor de kinderen
de overgebleven ouder die beperkt wordt door de moeder
De wens om een goede vader te zijn blijft en kinderen hebben een goede vader nodig. Het contact tussen vader en kind geeft het kind de mogelijkheid tot herstel. Het betrekken van vaders bij hun kinderen in de opvang geeft ook vaders de kans om het beschadigd ouderschap te herstellen. Voorwaarde hiervoor is wel dat de vaders als competente ouder worden beschouwd door zowel zichzelf, de moeder als de betrokken hulpverleners.
Pagina 34
Daarbij is het van belang de veiligheid van het kind en de moeder te bewaken. Controlerende gedragingen van de vader naar het kind en de moeder kunnen een indicatie zijn van onveiligheid.
2.5
Welke factoren spelen een rol in de vrouwenopvang?
In de vorige paragrafen is vanuit verschillende perspectieven gekeken naar contact tussen kinderen en vaders na huiselijk geweld. De problematiek is breed in beeld gebracht: kinderen en hun ouders die te maken hebben met huiselijk geweld. Er speelt in dit geheel een andere dimensie een belangrijke rol: de context van de opvang. In deze laatste paragraaf gaan we hier specifiek op in.
2.5.1 Welke visie heeft de vrouwenopvang op systeemgericht werken? De vrouwenopvang is ontstaan uit de ‘Blijf-van-mijn lijf’ huizen, gericht op de verzelfstandiging van vrouwen en tegen onderdrukking. Het heeft haar oorsprong in emancipatie en 'zelfhulp', zoals bij alleenstaand moederschap. Hierbij was de sociaal-maatschappelijke context altijd medebepalend voor het soort hulpverlening. De laatste jaren is er veel meer sprake van persoonlijke en sociaal-maatschappelijke problematiek, waardoor er steeds meer cliënten met een zeer complexe hulpvraag opgenomen worden. De rest wordt vooral ambulant behandeld en begeleid (Wolf, Jonker, Nicholas, Meertens & Te Pas, 2006). De meervoudige kwetsbaarheid heeft invloed op de hulpvraag van de cliënt. En wie is de cliënt van de vrouwenopvang? Dit zijn in eerste instantie de vrouwen en kinderen, maar kan ook geformuleerd worden zoals in het infoblad ‘Systeemgerichtwerken: een verkenning van de werkzame elementen’ staat beschreven: Een cliënt die een beroep doet op de expertise van de vrouwenopvang voor hulp en diens gezinsleden, alsmede voor dit gezinssysteem belangrijke anderen die een rol kunnen spelen. Het cliëntsysteem kan dus zowel breed (gezinssysteem) als smal (vrouw en kinderen) worden gezien. De achtergrond van de cliënten is zeer divers. Tussen de 60 en 80% van de gezinnen zijn afkomstig uit andere culturen dan de oorspronkelijk Nederlandse (Wegelin & Van Maanen, 2008).
Pagina 35
Naast Antilliaanse/Surinaamse/Hindoestaanse cultuurinvloeden komen veel cliënten binnen uit de Mediterrane landen als nasleep van de tweede gastarbeidersgolf of soms als nieuwkomer in het kader van gezinshereniging. Daarnaast komen cliënten uit Afrika, Azië, en Balkan/Oost-Europa, vooral als asielzoeker op de vlucht voor oorlogsgeweld, maar ook in het kader van vrouwenhandel. Het is voor cliënten uit andere culturen een opgave om zich te verhouden tot Nederlandse normen en waarden. Daarbovenop krijgen zij en de hulpverlening te maken met een diversiteit aan culturele kleuren en dynamieken van geweld (o.a. familieverplichtingen, eerwraak, loverboys-problematiek). Uit onderzoek naar de ontwikkelingen in vraag naar en aanbod van hulp en opvang (Lünnemann, Goderie, Tierolf & Römkens, 2010) komt tevens de grote verscheidenheid in doelgroepen naar voren. Er is meer zicht op de complexiteit van geweld in afhankelijkheidsrelaties en de meervoudigheid van problemen. Geweld gaat vaak gepaard met andere problemen als relatieproblemen, psychiatrische problematiek, posttraumatische stressklachten, opvoedingsproblemen, verslaving, huisvestingsproblemen en schulden. Een geïntegreerde aanpak is hierbij nodig. De vrouwenopvang heeft in de aanpak van huiselijk geweld gemerkt dat het rigide onderscheid tussen slachtoffers en plegers steeds meer naar de achtergrond verdwijnt en de gezinsaanpak aan stemmen wint. Dat in de praktijk een gezinsaanpak niet eenvoudig blijkt te zijn, komt mede vanwege de vaak complexe gezinsverhoudingen. Er kunnen belangentegenstellingen zijn die niet eenvoudig in een gezinsaanpak zijn op te lossen. Het slachtoffer heeft belang bij bescherming tegen en herstel van geweld en indien er sprake is van een posttraumatische stressstoornis bij het kind kan een periode van rust van belang zijn alvorens contact te leggen met vader. Ook wil niet ieder gezinslid hulp, of er ontstaat verstrengeling van hulp, waardoor niet iedereen de meest passende hulp krijgt. In het onderzoek van Lünnemann et al. (2010) wordt geconcludeerd dat de toekomst zal moeten uitwijzen hoe de systeemaanpak zal worden vorm gegeven. Afhankelijk van de definitie kunnen, zoals beschreven in het onderzoek van Wolf et al. (2006) drie functies van de opvang worden onderscheiden:
Pagina 36
-
Een asielfunctie met een accent op bescherming tegen geweld;
-
Een herstelfunctie met een focus op rust en het hervinden van eigen kracht;
-
Een transitiefunctie bij de overgang naar een zelfstandig en veilig bestaan.
Binnen de opvang wordt gewerkt volgens de methodiek ‘Krachtwerk’, gericht op het versterken van het zelfvertrouwen, het sociaal functioneren en de omgevingssupport. Het draagt bij aan het herstel en de verbetering van de kwaliteit van leven. Deze methodiek sluit aan bij de oorsprong van de vrouwenopvang: emancipatie. Krachtwerk heeft ook een systemische invalshoek: om geweld te kunnen doorbreken en stoppen is aandacht en hulp voor alle leden van het systeem nodig, gebruik makend van de hulpbronnen die het systeem biedt. Methodieken als ‘multifocus’, begeleide terugkeer, het Oranjehuis, veerkracht, Signs of Safety zijn alom bekend binnen de opvang. Hierdoor wordt het zicht op geweldspatronen en de rol van vaders vergroot. De angst voor de gewelddadige kant van mannen neemt af en aandacht voor de aard van agressie en de vaderrol neemt toe. Uit het beleidsplan ‘systeemgericht werken binnen de opvang’ (Rus, 2012) komt naar voren dat ook de ervaring dat veel vrouwen vanwege gedeeld ouderschap of herstel van de partnerrelatie contact blijven houden met hun (ex)partner, de wens vergroot om meer systeemgericht te werken en vaders actief bij de hulp in de opvang te betrekken.
Het moment van de opvang biedt ingangen in de problematiek die eerder en later minder aanwezig zijn. Wegelin en Van Maanen (2008) noemen de volgende punten: -
Geweld signaleren en geweldsspiraal bespreekbaar maken. Door het oefenen van open communicatie binnen een veilige omgeving kunnen ontspoorde communicatiepatronen gestopt worden.
-
Ontsnappen aan de feiten en psychiatrische klachten kan evenmin. Voorbijgaan aan of bagatelliseren van wat is gebeurd en aan de impact hiervan is niet mogelijk. Zolang de gezinsleden zich niet kunnen isoleren in hun eigen omgeving, kan het gezinssysteem zich niet meteen weer sluiten voor de buitenwereld.
Pagina 37
-
Een crisis geeft kansen. Bekend is dat een crisis met zich meebrengt dat cliënten mentaal veel meer openstaan voor zelfreflectie en verandering dan daarvoor en daarna.
Uit het beleidsplan ‘Systeemgericht werken binnen de opvang’ kan hier nog het volgende aan toegevoegd worden: -
De focus op de kinderen binnen de veilige context van de opvang biedt opening voor gesprek met ouders en geeft kinderen meer grip op de leefsituatie. Ouders zijn vaak goed te motiveren op hun rol als vader en moeder, zelfs wanneer dit tegen hun eigen belangen of wensen als (ex)partner ingaat.
De ingang van de opvang kan daarnaast ook belemmerend werken. Vader kan zich letterlijk buitengesloten voelen, terwijl een opbouwende werkrelatie met beide ouders nodig is voor versterking van het ouderschap. De timing voor het betrekken van vader is een lastige: een risico-inventarisatie is voor de veiligheid van belang, maar wacht je met het betrekken van de vader dan is de kans op ‘afgewezen voelen’ van de vader groter wat de werkrelatie bemoeilijkt. De vrouwenopvang beweegt binnen deze context: waar het vanuit de emancipatiebeweging belangrijk was zich te richten op het versterken van de eigen kracht van vrouwen, komt mede door de toegenomen meervoudige kwetsbaarheid en inzichten rondom geweldspatronen het systemisch perspectief in beeld: het hele systeem is nodig om intergenerationele patronen van geweld te doorbreken.
2.5.2 Wat is er nodig om het systeemgericht werken duurzaam te implementeren? Uit het infoblad ‘Systeemgericht werken: een verkenning van de werkzame elementen’ opgesteld in 2012 door de academische werkplaats Opvang x Oggz, Speerpunt Huiselijk Geweld komt het volgende naar voren: Een open, maar vooral duidelijke visie op systeemgericht werken vanuit de organisatie is nodig om een keuze te maken met betrekking tot de methodische uitgangspunten voor het werken met cliënten. Oftewel: worden vaders benaderd als competente ouders of als mishandelende vaders?
Pagina 38
Tevens is het creëren van draagvlak van belang om medewerkers adequaat aan te kunnen sturen. Ook interne en externe communicatie en overlegstructuren moet op systeemgericht werken zijn ingericht. Tevens adviseert de werkgroep voor doorontwikkeling van het systeemgericht werken binnen praktijk, beleid en wetenschap. Met name rondom genderaspecten, specifieke doelgroepen en complex-samengestelde gezinnen liggen er nog een aantal knelpunten. Zoals beschreven biedt het betrekken van vaders binnen de vrouwenopvang kansen om geweldspatronen bij de wortel aan te pakken door direct na de crisis te interveniëren. Er zijn echter nog een aantal ontwikkelpunten voor de implementatie hiervan. De visie op veiligheid en bescherming tegen geweld voor de huidige cliëntenpopulatie is hierbij belangrijk. Worden vaders, mannen, ex-partners binnen de vrouwenopvang als volwaardig cliënt gezien en krijgen zij zodoende ook dezelfde hulp als moeders, vrouwen, ex-partners op dit moment krijgen? Of wordt er gezocht naar een meer sluitende samenwerking met ketenpartners voor het bieden van systeeminterventie en blijft de focus op het bieden van bescherming aan vrouw en kinderen? Dit laatste lijkt in te druisen tegen de meerzijdige partijdigheid, terwijl het eerste mogelijk tekort doet aan de hulpvraag om veiligheid van vrouw en kinderen. Daarnaast is de geschiedenis van de vrouwenopvang van belang bij verdere ontwikkeling. Systeemgericht werken vraagt veel van hulpverleners die ervaren zijn in het werken met vrouwen. Zij moeten nieuwe vaardigheden leren in het voeren van systeemgesprekken en (misschien wel nog lastiger) ‘oude’ perspectieven over dader/slachtofferschap vervangen door meer systemische. Deze ontwikkeling vraagt niet alleen veel tijd, maar ook heldere keuzes, kaders waarbinnen het systeemgericht werken een meer of minder bepalende plek krijgt binnen de werkwijze van de vrouwenopvang.
2.5.3 Beschouwing De kansen, maar ook de complexiteit van systeemgericht werken binnen de vrouwenopvang is duidelijk geworden. Daarin heeft de vrouwenopvang zich gedurende de afgelopen jaren flink in ontwikkeld. Startend vanuit de (emancipatie) strijd tegen de onderdrukking van vrouwen, is de opvang zich steeds meer gaan specialiseren in de verschillende vormen van geweld en de diversiteit en complexiteit van gezinssituaties.
Pagina 39
De methodiek krachtwerk heeft de opvang een belangrijke impuls gegeven, passend binnen het van oudsher versterken van eigen kracht, maar met systemische invalshoek. Daarnaast tonen diverse andere initiatieven als veerkracht, begeleide terugkeer en het Oranjehuis aan dat de sector in beweging is. Duidelijk wordt dat een gezinsaanpak nodig is in de aanpak van geweld binnen de thuissituatie. De positie van de opvang in dit kader is een complexe en het werken met vaders vraagt veel van de opvang. De asiel- en herstelfunctie kan in het geding komen: hoe kan worden voorkomen dat het betrekken van vader geen invloed heeft op (gevoel van) de veiligheid en bescherming van vrouw en kinderen en toch optimaal gebruik worden gemaakt van de crisis als kans? En hoe kan vader als volwaardig ouder op evenredige wijze betrokken worden bij de hulp aan het gezin? Dit vraagt duidelijke kaders voor de positie van vaders binnen de hulpverlening en de vrouwenopvang met aandacht voor verschuivende posities van hulpverleners.
Pagina 40
Hoofdstuk 3 Conclusies en aanbevelingen Dit deel van het onderzoek heeft zich gericht op de vraag: ‘Op welke manier en op welk moment kunnen vaders (waarvan de kinderen in de opvang verblijven) en hun kind(eren), rekening houdend met het belang van het kind, met elkaar in contact gebracht worden?’ We zullen allereerst de in de praktijk gevonden vraagstukken proberen te voorzien van werkzame oplossingen of antwoorden. Vervolgens beschouwen we de literatuurstudie in zijn geheel om te komen tot een overzicht van alle relevante factoren die een rol spelen wanneer vaders betrokken worden bij hun kinderen die in de opvang verblijven. Hierbij besteden we specifieke aandacht aan de rol van de hulpverlener in het werken met deze vaders, moeders en kinderen. We besluiten met een voorstel: een handzaam instrument wat in de uitvoeringspraktijk gebruikt kan worden om invloedrijke factoren op individueel en contextueel niveau te inventariseren. Deze inventarisatie geeft inzicht in de situatie, werkt ondersteunend bij het analyseren van de veiligheid, de gezinssituatie en de mogelijkheden voor herstel van de gezinsrelaties.
3.1
De uitvoeringsdilemma’s
Is het altijd in het belang van het kind een vader te betrekken of verschilt dit per vader of kind? In het algemeen kan gesteld worden dat het in het belang van het kind is om contact te hebben met zijn of haar vader. De band tussen vaders en kinderen is een gegeven: ook wanneer er geen sprake is van fysiek contact bestaat de vader in de emotie-beleving, gedachten en redeneringen van het kind. Daarbij kunnen vaders specifieke bijdragen leveren in de ontwikkeling van het kind: bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van zelfstandigheid en het ontwikkelen van een eigen identiteit. In situaties waarbij het kind een tweeledig (of meer) beeld heeft van de vader, namelijk een positief beeld (beschermer, liefdevolle ouder) en een negatief beeld (bron van angst en spanning) kan het contact met de vader voor het kind een bron van herstel- en verbetermogelijkheden bieden.
Pagina 41
Hier zijn echter wel voorwaarden aan verboden. Een belangrijke voorwaarde is dat de veiligheid van het kind niet in gevaar komt. Hierbij speelt de mate waarin de vader zich genoodzaakt voelt controle uit te oefenen op zijn (ex)vrouw en eventueel op zijn kinderen een rol. Een andere belangrijke voorwaarde is dat het kind zelf controle heeft over het al dan niet aangaan van het contact. Wanneer een kind getuige is geweest van geweld tussen zijn ouders betroffen dit meestal situaties waarin het kind machteloos was. Afhankelijk van de omstandigheden en de leeftijd van het kind had het kind geen woorden (baby’s), geen sociaal netwerk (isolement), geen vriendjes (geheimhouding) en niet de emotionele of fysieke kracht (adolescent) om zijn eigen situatie te beïnvloeden. Het is, in het kader van het herstel van het gevoel van empowerment bij het kind, van groot belang dat het kind betrokken wordt bij de keuzes die over het contact tussen de gezinsleden gemaakt worden.
Op welk moment kunnen vaders het beste betrokken worden? Met in acht neming van de veiligheid van het kind en de moeder is het wenselijk dat vaders op zijn minst per direct horen dat hun kinderen veilig zijn. De kans is groot dat de vader, op het moment van contact met de hulpverleners, zich benaderd voelt als ‘pleger van huiselijk geweld’ en het is een uitdaging voor de hulpverleners dat om te buigen naar een contact wat gaat over vaderschap. De vaders zullen, zoals bij elk conflict, de behoefte hebben te ventileren juist over het huiselijk geweld en kunnen in zo’n contact nog niet toe zijn aan het praten over vaderschap. Dat is voor plegers niet anders dan voor slachtoffers en daarmee voor vaders niet anders dan voor moeders. Erkenning van deze mechanismen en acceptatie ervan kan leiden tot een contact waarbij de vader zijn verhaal en ervaringen deelt, ook die over zijn relatie met de moeder, en de hulpverlener het onderwerp van het contact leidt richting het thema vaderschap.
Wat dient mee te wegen in de beoordeling van de veiligheid van het kind? Zoals gezegd is de mate van controlerend gedrag van de vader een belangrijke indicator voor veiligheid.
Pagina 42
Een ernstig controlerende partner en vader, zeker wanneer dit gepaard gaat met een persoonlijkheidsstoornis (en dan vooral een antisociale persoonlijkheidsstoornis en, in mindere mate, een narcistische persoonlijkheidsstoornis) wordt in de typologie van plegers van huiselijk geweld ook wel geduid als een ‘intieme terrorist’. Dit type partner vormt, naast een bedreiging voor de moeder, ook voor de ontwikkeling van het kind een bedreiging. Zo kan het kind angsten ontwikkelen als gevolg van intimidatie en agressie van de ouder en kan het kind, door het gedrag van de ouder, beperkt worden in het contact met andere belangrijke personen en kunnen kinderen het gedrag van de ouder overnemen en gedragsproblemen ontwikkelen. Daarmee vormt een dergelijke ouder een bedreiging zowel op de korte als op de lange termijn voor het kind.
Wat dient mee te wegen in de beoordeling van het belang van het kind? Ook hier geldt dat veiligheid voorop staat. Wat van invloed is op de veiligheid van het kind staat hierboven reeds beschreven. Daarnaast is het, in het kader van het empowerment van het kind, belangrijk dat er geluisterd wordt naar de wensen en behoeften van het kind zelf. Zoals eerder beschreven is het belangrijk dat het kind wordt ondersteund in het krijgen van invloed op zijn eigen situatie. Daarnaast spelen velerlei andere factoren een rol. Zo blijkt uit de literatuur dat de frequentie van contact tussen, in dit geval, vader en kind ondergeschikt is aan de mate waarin conflicten onderdeel uitmaken van die contacten. Het is beter zonder conflicten laag frequent contact te hebben dan hoog frequent contact dat gepaard gaat met veel conflicten. Soms zal dit betekenen dat eerst de conflicten tussen beide ouders, in het belang van het kind, enigszins onder controle moeten zijn voordat het kind een waardevol contact met zijn vader kan hebben. Dit vraagt iets van vaders, maar zeker ook van moeders. Het leren onderscheiden tussen de partnerrol en de ouderrol is voor beide ouders een belangrijke opgave en is cruciaal voor het herstel en de verdere ontwikkeling van het kind. Hier ligt een belangrijke taak voor de hulpverleners van het project. Kiezen voor de belangen van kinderen betekent meer aandacht voor de ouderrol van de betrokkenen dan voor het slachtofferschap of daderschap.
Pagina 43
Dat betekent niet dat daderschap of slachtofferschap geen thema’s meer zijn in de hulpverlening maar dat ook hulpverleners in staat zijn die rollen te scheiden en zich ervan bewust zijn op welk moment zij de vader of moeder in welke rol aanspreken. En uiteraard betekent dit dat de hulpverlener in staat moet zijn hun eigen hulpverleningsstijl (persoonlijk – zakelijk) kennen, beheersen en functioneel in kunnen zetten bij zowel kinderen, vaders, plegers, moeders en slachtoffers. Op het overzicht van alle invloedrijke factoren komen we later terug.
Welke keuzes maak je wanneer het kind, of een van de ouders geen contact wil? Zoals gezegd is het niet wenselijk een kind tegen zijn zin te dwingen tot contact met zijn vader. Dit geldt eveneens voor het dwingen van de ouders. De contacten binnen het gezin bevorderen het welzijn van het kind wanneer ze er ‘mogen zijn’. Dit betekent niet dat het voor kan komen dat een hulpverlener theoretisch geen belemmeringen ziet voor contact bijvoorbeeld ten aanzien van de veiligheid of de vaderschapscapaciteiten van de vader. Het is dan zaak voor de hulpverlener de belemmeringen voor het contact op te sporen en te bespreken. De kans is in deze gevallen groot dat ouders of het kind negatieve beelden hebben van elkaar al dan niet gevoed door elkaar. Deze contextuele aspecten zijn daarmee concrete belemmeringen voor contact. De relatie tussen de ouders, en de mate waarin zij elkaar valideren als ouder (en dus ook de mate waarin zij in staat zijn de partnerrol van de ouderrol te onderscheiden), is voorwaardelijk voor het kind om positieve contacten met zijn ouders te onderhouden. Werken aan het opruimen van deze belemmeringen is onderdeel van het uitvoerende werk en dient het belang van het kind.
Hoe beoordeel je de loyaliteit van het kind naar de moeder? Dat kinderen loyaal zijn aan hun ouders is gezond. Het is onderdeel van het ‘wij’ gevoel wat elk kind nodig heeft om zich in veiligheid te ontwikkelen. Wanneer de loyaliteit van het kind aan de moeder het kind belemmert contact te hebben met zijn vader ligt de oplossing bij de moeder. Immers, wanneer zij het kind ruimte kan geven voor het contact met de vader hoeft het kind zich niet schuldig te voelen tegenover de moeder.
Pagina 44
Ruimte creëren bij de moeder voor de vader in het belang van het kind, het onderscheiden van de partnerrol en de ouderrol, het valideren van de vader als ‘goede ouder’ vormen aandachtspunten in de hulpverlening aan de moeder ten einde het kind toestemming te kunnen geven contact te hebben met de vader. Een ander probleem wat kan spelen is parentificatie. In dat geval neemt het kind de zorg voor de moeder op zich en in situaties van langdurig slachtofferschap van de moeder van huiselijk geweld is dit niet ondenkbaar. Het herstellen van de juiste balans in de zorg tussen de moeder en het kind vormt dan een specifiek aandachtspunt voor de hulpverlening aan moeder en kind. Wederom ligt hier dus een groot deel van de oplossing in het werken met de moeder. Andersom kan het langdurig getuige zijn van het mishandelen van de moeder door de vader bij het kind ook ambivalente gevoelens oproepen (destructieve parentificatie). In dat geval hebben kinderen ambivalente gevoelens ten opzichte van de moeder. Enerzijds zijn zij zorgzaam voor de moeder, aan de andere kant hebben zij gevoelens van afkeer tegen het slachtofferschap van hun moeder. Een gevolg kan zijn dat kinderen het respect verliezen voor de moeder of boos op haar zijn omdat zij hen niet heeft kunnen beschermen. Ook dit is een belangrijk aandachtspunt in zowel de analyse van de situatie als in het hulpverleningstraject.
Hoe beoordeel je de loyaliteit van de hulpverlener naar de moeder? De loyaliteit van de hulpverlener aan de moeder vindt zijn oorsprong in de context van de organisatie. De context waarbinnen de huidige hulpverleners werken is een organisatie die van origine vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld met hun kinderen opving en begeleide naar een veilige, zelfstandige terugkeer in de maatschappij. De afgelopen jaren kenmerken zich door de shift in focus: van slachtofferhulpverlening naar systeemgericht werken. Het belang van kinderen is, zeker ook door de groeiende kennis over intergenerationele overdracht van huiselijk geweld, steeds meer op de voorgrond komen te staan. Dit vraagt de nodige aanpassingen van de hulpverleners die werken bij Het Kopland.
Pagina 45
Om slachtoffers van huiselijk geweld te ondersteunen heeft jarenlang het slachtoffer centraal gestaan in de ontwikkelde methodieken en werkwijzen waarbij plegers en kinderen als invloedrijke omgevingsfactoren werden beschouwd. Wanneer ervaringen, kennis en voortschrijdend inzicht leiden tot een omslag in visie van een organisatie is het van belang medewerkers mee te nemen in die omslag. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in deze visie omslag op alle niveaus van de organisatie. Maar ‘oude’ beelden zijn soms hardnekkig en praten over plegers is wat anders dan plegers daadwerkelijk ontmoeten. Zoals met moeders gewerkt wordt aan het geven van ruimte aan vaders, in het belang van het kind, wordt met hulpverleners eenzelfde traject bewandeld door opleidingen in systeemgericht werken en onderlinge uitwisselingen van ervaringen. Het delen van een systemische visie op hulpverlening bij huiselijk geweld waarbinnen alle gezinsleden dezelfde ruimte krijgen zich te ontwikkelen, is echter een basisvoorwaarde om binnen het project ‘Vaders’ te kunnen werken.
3.2
Invloedrijke factoren
Om de ontwikkeling van het kind zoveel mogelijk (herstel)kans te geven is het van belang in kaart te brengen waar de risico’s en kansen voor het kind liggen, in welke mate het risico of de kansen aanwezig zijn en op welke manier het risico verminderd en de kansen vergroot kunnen worden. Om recht te doen aan alle factoren die een rol spelen, is het van belang zowel de individuele als de contextuele factoren een plek te geven wanneer vanuit ontwikkelingsperspectief naar het belang van de kinderen gekeken wordt. Op de volgende bladzijde wordt het verband tussen de verschillende factoren schematisch weergegeven.
Pagina 46
Schematische weergave van de invloedrijke factoren (met een uitbereiding van) Doherty et al. (1996).
Factoren ouders ● Opvoedgeschiedenis/ evt. geweldsgeschiedenis ● Hechtingsstijl ● Symptomen van trauma ● Persoonlijkheid (stoornissen) ● Sociaal Economische Situatie ● Houding ouder ten opzichte van het kind, de andere ouder, eventuele broertjes en/of zusjes ● Ouderschapsvaardigheden/ opvoedstijl
Broertjes/ zusjes
Kind
Vader
Kind factoren ● De sekse, leeftijd, het ontwikkelingsstadium van het kind, gezondheid, coping vaardigheden en mate van zelfcontrole ● De gevolgen geweld ● Kindermishandeling ● Houding kind ten opzicht van vader, moeder, eventuele broertjes en/of zusjes ● Wensen/verlangens ten opzichte van contact vader
Moeder
Omgevingsfactoren ● Sociale steun kind ● Sociale steun gezin ● Institutionele omgeving
Voor de kinderen die in de opvang verblijven staan de condities ten aanzien van leefomgeving en ouderschap onder druk.
Uit de beschreven onderzoeken blijkt dat ouderschap niet op zichzelf staat, de context speelt hierbij een belangrijke rol. Ouderschap is geen kwestie van ‘je hebt het in je of niet’. Intergenerationele aspecten en contextfactoren spelen hierbij een rol: welke voorbeelden heb je zelf gehad als ouder, hoeveel steun krijg je binnen je omgeving, hoe word je als ouder gewaardeerd? Ook ontstaat ouderschap binnen de interactie: word je gewaardeerd als ouder, ondersteun je elkaar?
Pagina 47
Wanneer we specifiek kijken naar de rol van vaders en hun bijdrage aan de optimale ontwikkeling van het kind, kunnen we stellen dat deze bijdrage niet los van kind- en moederfactoren gezien kan worden. Zo kunnen vaderfactoren als rolidentificatie, kennis, vaardigheden en betrokkenheid resulteren in goede hechting en continuïteit in de opvoeding. Ditzelfde geldt voor moeder: wanneer zij vader steunt in zijn opvoedingsproces draagt ze bij aan de optimale condities voor het kind. In welke mate het kind hiervan profiteert is afhankelijk van de eigenschappen van het kind zelf. Steeds staat bij bovenstaande factoren de interactie voorop. Niet alleen de ouder-kindinteractie is belangrijk, ook de interactie tussen ouders en tussen de generaties en omgeving spelen een grote rol bij de invulling van ouderschap. Het kunnen reflecteren op ouderschap biedt hierbij de meeste ruimte voor verandering. Hierbij is ook een schone taak voor de hulpverlening weggelegd. Om te kunnen reflecteren en hulp te accepteren is (h)erkenning van goed en verantwoord ouderschap nodig. Erkenning en waardering voor ouderschap lijken voorwaarden om goed te kunnen reflecteren. Ouders zijn zich niet altijd bewust van de gevolgen die het getuige zijn van geweld op hun kinderen heeft. Deze kennis kan ouders motiveren om de ontstane situatie te veranderen. Het is van belang om, bij het analyseren van de gevolgen voor de kinderen, rekening te houden met de leeftijdsfase waarin het kind verkeerd én met de invloed van specifieke kenmerken van het kind zoals sekse, copingstrategie, en intelligentie. Om inzicht te krijgen in eventuele intergenerationele invloed op het functioneren van de ouder(s) is het van belang mee te nemen of er sprake was van huiselijk geweld in het gezin van herkomst van de ouder, welke hechtingsstrategie de ouder heeft en of de ouder getraumatiseerd is. Een andere invloedrijke factor is de wijze waarop de vader invulling geeft aan zijn vaderrol. Is hij een specifiek type vader (de controlerende vader die bepaald en straft, de kostwinner met weinig tijd voor de kinderen of de overgebleven ouder die beperkt wordt door de moeder) en is er sprake van discrepantie tussen wens en werkelijkheid ten aanzien van de vaderrol? Indien dit het geval is: zijn er mogelijkheden tot herstel van de vaderrol die meer tegemoet komt aan de wens van de vader en de behoeften van het kind?
Pagina 48
De veiligheid van de moeder en kind(eren) lijkt, zoals beschreven in deel 2, nauw verbonden te zijn met of er sprake is van controlerend gedrag van de vader. Controlerend gedrag gaat vaak gepaard met ernstig, frequent en escalerend geweld en brengt een hoger veiligheidsrisico met zich mee. Om inzicht in de gezinsrelaties te krijgen is het van belang ook aandacht te hebben voor de relaties tussen broers en zussen, deze relaties kunnen zowel een ondersteunende als een belastende invloed hebben. Vaderschap beïnvloedt moederschap en kan hier niet los van worden gezien. In dit licht kan tenslotte de relatie tussen het kind en de moeder onder druk komen te staan door de geweldssituatie. Er kan destructieve parentificatie ontstaan waarbij het kind ambivalente gevoelens ontwikkelt voor de moeder.
3.3
De rol van de hulpverlener
De achtergrond van de opvang als asiel en herstelfunctie gericht op versterking van eigen kracht met de huidige ontwikkeling naar een meer gezinsgerichte aanpak brengt verschuivingen met zich mee voor de rol van de hulpverlener. Ouderschap en vaderschap binnen de opvang hangt samen met het beeld van hulpverleners van ouders en vaders rondom het systeem. Worden ouders als ‘goede en verantwoordelijke’ ouders benaderd? Over het algemeen kan gesteld worden dat wanneer vaders (maar ook moeders) gezien worden als mishandelaars, als incompetente ouders, heeft dit invloed op hun gevoel van ‘goede ouder-ervaringen’ en competentie en kan dit juist het negatief ouderschap versterken. Goed genoeg ouderschap hangt daarmee af van de buffers uit de voorgeschiedenis en gemeenschap. Voor het ‘als competente ouders’ kunnen benaderen van vaders is aandacht nodig voor eigen impliciete en expliciete opvattingen en overtuigingen over geweld en vaderschap. Wanneer en op welke manier kan vorm worden gegeven aan contact? Het is geen keuze van wel of geen contact, een kind heeft een vader en zal fysiek het contact kunnen breken, maar fundamentele banden blijven bestaan. Een aantal voorwaarden zijn naar voren gekomen: continuïteit in contact, maar zonder conflicten. Kortom: het stoppen van conflicten gaat boven continuïteit in het contact. Het stoppen van conflicten is niet alleen taak van vader, beide ouders zijn verantwoordelijk voor het samen ouder zijn zonder conflict.
Pagina 49
De taak van de hulpverlener is het steunen van beide ouders in het vaardig omgaan met de crisis die is ontstaan binnen het ouderschap. Dat betekent dat er altijd contact tot stand gebracht wordt tussen de vader en het kind tenzij de veiligheid van het kind of de moeder dit niet toelaat, het kind geen contact wil, het contact structureel gepaard gaat met conflict of contact onmogelijk is door de afwezigheid van de vader.
Op welke manier kan contact worden vormgegeven: De literatuur schrijft geen eenduidige manier voor, duidelijk wordt dat het om differentiatie gaat. Differentiatie komt ook naar voren in type geweld, type kind en type ouders. Van belang is de context helder houden: contact is nodig mits de veiligheid en de stabiliteit van het kind niet nog verder in het geding komt. Beide ouders willen ten slotte (zo is de veronderstelling) het welzijn en de veiligheid van het kind voorop stellen. Voor de opvang betekent dit: achter beide ouders staan in het bereiken van hun doel, op die manier staat ook het belang van het kind voorop. Een risicotaxatie, het luisteren naar de verschillende verhalen binnen het gezin en het gezin helpen zich opnieuw tot elkaar te leren verhouden zijn eerste stappen binnen het vormgeven van contact. Daarbij word uitgegaan van, zoals Van der Pas (2005) stelt, het besef bij ouders dat zij verantwoordelijk zijn voor hun kinderen.
3.4
Aanbevelingen voor de vrouwenopvang
Bij de ontwikkeling van een systeemgerichte aanpak binnen de vrouwenopvang, is het van belang het volgende mee te nemen:
Ontwikkel een visie op systeemgericht werken en geweld: wie is de cliënt; het kind, de moeder, ouders of het gezin? Hoe beoordeel je passief en actief verzet/geweld binnen de partner- en ouderrelatie?
Zorg voor duidelijke methodische keuzes en draagvlak hiervoor die vertaald worden in werkprocessen die door een leidinggevende goed aanstuurbaar zijn.
Heb aandacht voor expliciete en impliciete opvattingen binnen de organisatie, teams en hulpverleners over vaderschap en geweld en de invloed hiervan op de hulp aan gezinnen.
Pagina 50
Zorg voor een gedifferentieerd aanbod, waarbij zowel aandacht is voor de functie van asiel en herstel als ook de ‘crisis als kans voor het gezin’.
Bewaak de vrije positie van de hulpverlener: niet meegesleept worden in het partnerrelatie - conflict tussen ouders door kant te kiezen of oordelend te zijn jegens geweld.
Blijf vaders aanmoedigen als actieve ouders, ondanks de afstand, en erken hen in hun ouderschap in plaats van hen te benaderen als ‘plegers’.
Blijf moeders aanmoedigen in het ondersteunen van de relatie met de andere ouder, ondanks de conflicten die er zijn geweest, en biedt tegelijkertijd ondersteuning aan moeder bij het creëren van een veilig opvoedingsklimaat.
Ondersteun kinderen in het uiten van ervaringen en wensen.
Maak een snelle en adequate risicotaxatie bij binnenkomst gericht op veiligheid en vervolgens een uitgebreide analyse van alle invloedrijke factoren in de gezinssituatie. (Deze aanbeveling hebben we uitgewerkt aan de hand van de huidige gebruikte instrumenten binnen Het Kopland. Zie Bijlage 1 voor een voorbeeld.)
Pagina 51
Literatuurlijst Arrendell, T. (1992). The social self as gendered: a masculinist discourse of divorce. Symbolic Interaction,15, 151-181. Baeten, P., & Geurts, E. (2002). In de schaduw van het geweld. Kinderen die getuigen zijn van geweld tussen hun ouders. Amsterdam: SPW. Bartels, A. A. J. & Heiner, J. (1994). De condities voor optimale ontwikkeling. Het belang van het kind in hulpverlening, preventie en beleid. Jeugd en samenleving, 24(5), 282-295. Baumrind, D. (1966). Effects of authoritative parental control on child behavior. Child development, 887-907. Baumrind, D. (1993). The average expectable environment is not good enough: A response to Scarr. Child Development, 64(5), 1299-1317. Baumrind, D. (1997). The discipline encounter: Contemporary issues. Aggression and Violent Behavior, 2(4), 321-335. Belsky, J. (1984). The determinants of parenting: A process model. Child Development, 55, 83-96. Brilleslijper-Kater, S., Beijersbergen, M., Asmoredjo, J., Jansen, C. & Wolf, J. (2010). Meer dan bed, bad, broodje pindakaas. Amsterdam: SPW. Bronfenbrenner, U. (1979). Contexts of child rearing: Problems and prospects. American Psychologist, 34(10). Cabrera, N., Tamis‐LeMonda, C. S., Bradley, R. H., Hofferth, S. & Lamb, M. E. (2000). Fatherhood in the twenty‐first century. Child development, 71(1), 127-136. Cater, Å. K. (2007). Children's Meaning‐Conciliation of their Fathers' Violence Related to Fathers and Violence in General. Journal of Scandinavian Studies in Criminology and Crime Prevention, 8(1), 41-55. Dijken, K. van, & Tavecchio, L.W.C. (1998). Vaders en de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. De pedagogische betekenis van vaders. Kind en Adolescent, 19, 68-77. Dijkstra, S. (2001). Kinderen (v/m) die getuige zijn van geweld tussen hun ouders. Een basisverkenning van korte en lange termijn effecten. Bilthoven. Dijkstra, S. (2007). Beelden van ouderschap en mishandeling. Een caleidoscopische blik op posities. Ouderschap en Ouderbegeleiding, 10 (2), 142-160. Doherty, W.J., Kouneski, E.F. & Erickson, M.F. (1998). Responsible fathering: An overview and conceptual framework. Journal of Marriage and Family, 60 (2), 277-292. Edleson, J.L. & Williams, O.J. (2007). Parenting by men who batter. New directions for Assessment and Intervention. Oxford: University Press.
Pagina 52
Evans, S. E., Davies, C. & DiLillo, D. (2008). Exposure to domestic violence: A metaanalysis of child and adolescent outcomes. Aggression and Violent Behavior, 13(2), 131-140. Featherstone, B. (2001). Putting fathers on the child welfare agenda. Child & Family Social Work, 6 (2), 179-186. Herrenkohl, T. I., Sousa, C., Tajima, E. A., Herrenkohl, R. C. & Moylan, C. A. (2008). Intersection of child abuse and children's exposure to domestic violence. Trauma, Violence, & Abuse, 9(2), 84-99. Herrera, V. M. & McCloskey, L. A. (2001). Gender differences in the risk for delinquency among youth exposed to family violence. Child Abuse & Neglect, 25(8), 10371051. Hester, M., Kelly, L. & Radford, J. (Eds.). (1996). Women, violence, and male power: Feminist activism, research, and practice. Buckingham: Open University Press. Hoek, M. (2009). Denk in buffers, een handreiking aan ouderbegeleiders. Ouderschap & Ouderbegeleiding, 12(3), 233-241. Holt, S., Buckley, H. & Whelan, S. (2008). The impact of exposure to domestic violence on children and young people: A review of the literature. Child abuse & neglect, 32(8), 797-810. Johnson, M. P. (1995). Patriarchal terrorism and common couple violence: Two forms of violence against women. Journal of Marriage and the Family, 283-294. Johnson, M. P., & Ferraro, K. J. (2000). Research on domestic violence in the 1990s: Making distinctions. Journal of Marriage and Family, 62(4), 948-963. Johnson, M.P. (2008). A typology of domestic violence: intimate terrorism, violent resistance and situational couple violende. Northeastern University Press, Boston. Kellett, J. and Apps, J. (2009) Assessments of parenting and parenting support need: a study of four professional groups. Project Report. York, UK: Joseph Rowntree Foundation. Lamb, M. E., Pleck, J. H., Charnov, E. L. & Levine, J. A. (1985). Paternal behavior in humans. American Zoologist, 883-894 Lamb, M. (1995). Paternal influences on child development. In M. van Dongen, G. Frinking & M. Jacobs (Eds). Changing fatherhood: A multidisciplinary perspective. Amsterdam: thesis. Liss, M. B. & Stahly, G.B. (1993). Domestic violence and child custody, in Hansen, M. and Haraway, M. (eds), Battering and Family Therapy: A Feminist Perspective, Newbury Park, CA, Sage. Lünnemann, K., Goderie, M., Tierolf, B., & met medewerking van Römkens, R. (2010). Geweld in afhankelijkheidsrelaties. Trends in vraag naar en aanbod van opvang en hulp. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.
Pagina 53
McAlister Groves, B., Van Horn, P. & Lieberman, A.F. (2006). Deciding on fathers' involvement in their children's treatment after domestic violence. In J. L. Edleson & O. J. Williams (Eds.), Parenting by men who batter: New directions for assessment and intervention. (pp. 65-84). Oxford: University Press. McHahon, M. & Pence, E. (1995). Doing more harm than good? Some cautions on visitation centers, in Peled, E., Jaffe, P. & Edleson, J.L. (eds), Ending the Cycle of Violence: Community responses to Children of Battered Women, Newbury Park, CA, Sage. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2007). Beschermd en weerbaar, intensivering van de opvang en hulp bij geweld in afhankelijkheidsrelaties. Den Haag: Ministerie VWS. Kenmerk: DMO/SSO-2818707. Moffitt, T.E. & Caspi, A. (2003). Preventing the inter-generational continuity of antisocial behavior: Implications from partner violence research. D. Farrington & J. Coid, (Eds.), Early Prevention of Adult Antisocial Behavior. New York: Cambridge University Press. Pas, A. van der (2005). Eert uw vaders en uw moeders. Opvoedproblemen nader verklaard. Handboek Methodische Ouderbegeleiding 3. Amsterdam: SWP. Peled, E. (2000). Parenting by men who abuse women: Issues and dilemmas. British Journal of Social Work, 30(1), 25-36. Pels, T. & Distelbrink, M. (2000). Opvoedingsondersteuning: vraag en aanbod. T. Pels (Ed.), Opvoeding en integratie. Een vergelijkende studie van recente onderzoeken naar gezinsopvoeding en pedagogische afstemming tussen gezin en school, (pp 172204). Assen: Van Gorcum. Perel, G. & E. Peled (2008). The fathering of violent men: Constriction and yearning. Violence against women, 14, 457-482. Ploeg, J.D. van der (2007). Behandeling van gedragsproblemen. Initiatieven en inzichten. Rotterdam: Lemniscaat. Radford, L. & Hester, M. (2006). Mothering through domestic violence. London: Jessica Kingsley Publishers. Rus, H. (2012). Beleidsplan vaders. Groningen: St. Toevluchtsoord. Steketee, M., Mak, J. & Flikweert, M. (2011). Deel III De jongeren. In: T. Pels, K.D. Lünnemann, & M. Steketee, (Eds). Opvoeden na partnergeweld. Ondersteuning van moeders en jongeren van diverse afkomst (pp. 127-183). Assen: Van Gorcum. Taylor, G. (1993). Child custody and access. Vis a Vis: National Newsletter on Family Violence, 10, 3. United Nations General Assembly (1989). Text of the UN Convention on the Rights of the Child. Geraadpleegd op internet via: http://www.ohchr.org. UN Office of the High Commissioner for Human Rights.
Pagina 54
Veen, H. van der, & Bogaerts, S. (2010). Huiselijk geweld in Nederland: overkoepelend syntheserapport van het vangst-hervangst-, slachtoffer-en daderonderzoek (20072010). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Veerman, J. W. (1998). Vader. Afwezige vaders. De afwezige vader als risicofactor voor de verdere ontwikkeling van kinderen in de jeugdzorg. Kind en Adolescent, 19, 191-199. Wegelin, M. & Van Maanen, G. (2008). Behandeling van slachtoffers van huiselijk geweld die verblijven binnen de vrouwenopvang. Groningen: St. Toevluchtsoord. Werner, E. E. & Smith, R. S. (2001) Journeys from Childhood to Midlife: Risk, Resilience, and Recovery. New York: Cornell University Press. Wolf, J., Jonker, I., Nicholas, S., Meertens, V. & Te Pas, S. (2006). Maat en baat van de vrouwenopvang: onderzoek naar vraag en aanbod. SWP, Amsterdam. Yeung, W. J., Duncan, G.J. & Hill, M.S. (2000). Putting Fathers Back in The Picture: Parental Activities and Children’s Attainment. Journal of Marriage and Family Review, 29 (3 & 4), 97-114.
Pagina 55
Bijlage Praktijkinstrument voor risicotaxatie In deze bijlage is schematisch weergegeven welke informatie door middel van welk instrument verzameld wordt binnen de vrouwenopvang Groningen. Bij de multidisciplinaire bespreking over het kind en zijn of haar gezin kan het praktijkinstrument gebruikt worden om systematisch aandacht te besteden aan alle relevante kenmerken die een rol dienen te spelen in de besluitvorming over op welke manier er invulling gegeven gaat worden aan het contact tussen het kind en zijn of haar vader. Kenmerken kind
Kenmerk
Gebruikt instrument
Sekse kind
Intake
Leeftijd
Intake
Ontwikkelingsstadium
Intake
Gezondheid
Intake
Copingvaardigheden
SDQ
Mate van zelfcontrole
SDQ
Is er sprake van externaliserende gedragsproblematiek?
SDQ
Is er sprake van internaliserende gedragsproblematiek?
SDQ
Is er sprake van symptomen van trauma?
Is het kind mishandeld?
CRIES-13
Intake
Hoe beoordeelt het kind zijn relatie met vader, moeder, broertjes of zusjes
3 huizen / signs of safety
Welke wensen en verlangens heeft het kind t.a.v. de relatie met zijn vader en andere zaken?
3 huizen / signs of safety
Pagina 56
Kenmerken ouders Kenmerk Welke mate van dreiging gaat uit van de ouder voor de andere ouder en/of eventuele kinderen?
Gebruikt instrument Instrument Agressie en Dwang
Heeft de ouder werk Zo niet, sinds wanneer niet?
Intake
Wat is de hoogst voltooide opleiding van de ouder?
Intake
Wat was het netto gezinsinkomen per maand? Vragen naar schulden
Intake
Opvoedgeschiedenis moeder
Intake
Opvoedgeschiedenis vader
Intake
Wat is de hechtingsstijl van de ouders?
Intake
Is er sprake van symptomen van trauma bij de ouder?
Intake
Is er sprake van persoonlijkheidsproblematiek bij de ouder?
Intake
Is er sprake van verslavingsgedrag?
Intake
Heeft de ouder realistische verwachtingen van het kind?
Observatie/intake. En vervolggesprekken met systeemwerker.
Heeft de ouder inzicht in de eigenschappen en beperkingen van het kind?
Observatie /intake. En vervolggesprekken met systeemwerker.
Erkent de ouder deze eigenschappen en beperkingen?
Observatie /intake. En vervolggesprekken met systeemwerker.
Is de ouder in staat aan te sluiten bij de behoeften van het kind?
Observatie /intake. En vervolggesprekken met systeemwerker.
Welke ouderschapsstijl heeft de ouder?
Observatie/ intake. En vervolggesprekken met systeemwerker.
Pagina 57
Kenmerken omgeving Kenmerk
Gebruikt instrument
Is er sprake van een significante volwassene voor het kind (een familielid, kennis, etc.)
Ecogram, intake, krachteninventarisatie1.
Is er sprake van sociale steun uit de omgeving van het gezin voor het gezin?
Ecogram, intake, krachteninventarisatie.
Korte verduidelijking van bepaalde gebruikte instrumenten2:
Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) De SDQ is een korte screeningslijst die de psychische problematiek en vaardigheden bij kinderen van 3 tot en met 16 jaar meet. De SDQ kent verschillende versies, namelijk een voor leerkrachten, een voor ouders en een versie voor de jeugdige zelf.
Children's Revised Impact of Event Scale (CRIES-13) De CRIES-13 is een korte screeningslijst om een posttraumatische stress stoornis (PTSS) bij kinderen en jongeren van 8 tot 18 jaar vroegtijdig te signaleren.
Drie huizen De drie-huizenmethode is een manier om kinderen op een ongedwongen manier mee te laten praten over hoe het thuis gaat en wat zij willen. De tekeningen die de kinderen maken, kunnen gebruikt worden om met ouders te praten over hoe een kind zich voelt en wat er moet gebeuren opdat het kind zich weer veilig voelt/is in de thuissituatie.
Signs of Safety Signs of Safety is een oplossingsgerichte methode. Samen met het gezin ontwikkelt de hulpverlener een veiligheidsplan. Het doel van Signs of Safety is een samenwerkingsrelatie op te bouwen met gezinnen waar (mogelijk) sprake is van kindermishandeling. Het einddoel van Signs of Safety is veiligheid voor het kind creëren.
Instrument Agressie en Dwang Dit instrument is bedoeld om de mate van agressie en dwang in een relatie in kaart te brengen. Dit instrument is ontwikkeld door Johnson (2008) en is een zelf invullijst. De twee hoofdthema’s die hierin centraal staan zijn: ‘de gedragingen van uw partner tegen u’ en ‘de gedragingen van u tegen uw partner’.
1
Wolf, J. & Jansen, C. (2011). Krachtwerk. Basismethodiek in de vrouwenopvang. Onderzoekscentrum
maatschappelijke zorg: UMC St Radboud. 2 De beschrijvingen komen grotendeels van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) of uit de eigen methodiek.
– Pagina 58
Colofon (On) machtige vaders Over vaderschap in situaties van huiselijk geweld. Onderzoekers
Drs. Lienja van Eijkern Drs. Hanneke Rus
Sociologe Orthopedagoge/ gz-psychologe
M.m.v. Marinde Smit en Femke Feenstra Datum
Mei 2014
Correspondentie
Het Kopland Antillenstraat 9 9714 JT Groningen www.hetkopland.nl T 050 5991420 E
[email protected]
Mede mogelijk gemaakt door het Skanfonds.