Hogeschool Sint-Lukas Brussel Vakgroep Algemene en Kritische Studies i.s.m. deBuren
SYMPOSIUM
OMTRENT SCHOONHEID Hedendaagse beschouwingen bij een klassiek begrip
1 - 2 maart 2007 (toegang gratis)
Vlaams-Nederlands Huis deBuren Leopoldstraat 6 1000 Brussel
THEMA
Elk jaar richt de Hogeschool SintLukas Brussel een symposium in, dat deel uitmaakt van de maatschappelijke dienstverlening van de Hogeschool en de aandacht wilt vestigen op relevante maatschappelijke thema’s voor de kunst in brede zin. Dit jaar tast het symposium een klassiek begrip van de esthetica af. Wanneer in de moderne tijd de esthetica (of de kunstfilosofie) een autonome discipline wordt (cf. Baumgarten, Burke, Kant), is het begrip ‘schoonheid’ meteen de meest essentiële categorie. Esthetisch genoegen wordt er begrepen als genoegen in de schoonheid (van natuur en kunst), ‘goede smaak’ als gevoel voor wat mooi is. Schoonheid wordt er meteen ook gerelateerd aan andere begrippen, zoals het bevallige, het aangename, maar ook aan het huiveringwekkende, het weerzinwekkende, het lelijke. In de hedendaagse kunst (vooral
sinds de avant-garde) geraakt het begrip schoonheid lange tijd in onbruik, het wordt verguisd, verwezen naar een kunsttraditie die geacht wordt afgesloten te zijn. Kunst wordt er beschouwd als iets anders dan hetgeen esthetisch ‘behaagt’ of uit is op sensibiliteit voor het schone. Dit symposium biedt ruimte om de klassieke notie van schoonheid opnieuw (in dialoog met vroegere opvattingen) te bevragen, maar wilt vooral ook een reflectie zijn omtrent dat begrip vanuit de hedendaagse artistieke context. In hoeverre en in welke zin ‘wérkt’ dat begrip nog in ons wereldbeeld, in onze levens, maar vooral in de kunst? Kan of mag de kunst nog schoonheid betrachten of zijn er vandaag de dag andere, ‘essentiëlere’ of meer ‘urgente’ categorieën – en welke dan? – aan de orde?
Marc Verminck coördinator symposium
SPREKERS EN SYNOPSISSEN VAN DE LEZINGEN
Thierry De Duve: Historicus en theoreticus van de hedendaagse kunst, in het bijzonder m.b.t. een herinterpretatie van het modernisme. Hij is professor aan de Université de Lille 3 (Frankrijk). Zijn werk heeft zich lang toegespitst op het werk van Marcel Duchamp (vooral de readymades) en zijn implicaties voor de esthetica. Thans gaat zijn interesse in het bijzonder uit naar het werk van Manet. Hij is auteur van diverse boeken, waaronder het alombekende Kant après Duchamp (1996). Daarnaast publiceerde hij (met vele vertalingen in het Engels en het Nederlands) o.m. Nominalisme pictural. Marcel Duchamp, la peinture et la modernité (1984), Essais datés I, 1974-1986 (1987), Au nom de l’art. Pour une archéologie de la modernité (1989), Résonances du readymade. Marcel Duchamp entre avant-garde et tradition (1989), Cousus de fil d’or. Beuys, Warhol, Klein, Duchamp (1990), Clement Greenberg entre les lignes (1996), Voici, 100 ans d’art contemporain (réédition augmentée, 2001). Hij was curator voor de grote tentoonstelling Voici - 100 ans d’art contemporain in Bozar te Brussel (2000) en voor het Belgische paviljoen tijdens de Biënnale van Venetië
(2003) met werk van Sylvie Eyberg en Valérie Mannaerts. De laatste tijd is hij bezig met een herwerken van zijn esthetische theorie.
C’est beau is de titel van een kort verhaal van Nathalie Sarraute, dat handelt over de schaamte die sommige mensen in onze hedendaagse maatschappij en cultuur voelen als ze moeten toegeven dat ze voor schoonheid gevoelig zijn. ‘’t Is maar kunst’ is een uitdrukking die ik Wim Delvoye heb horen uitspreken, niet enkel in verband met zijn eigen ‘dilettantistische’ attitude, maar ook in verband met de stijl van Picasso. De lezing biedt enige reflecties in de tussenruimte tussen ‘C’est beau’ en ‘’t Is maar kunst’.
Dirk De Schutter: Studeerde literatuurwetenschappen en wijsbegeerte aan de KU. Leuven en aan de Georgetown University in Washington D.C. Promoveerde in 1986 tot doctor in de wijsbegeerte met een proefschrift over Martin Heidegger. Publiceert over 19de- en 20ste-eeuwse wijsbegeerte en literatuur en over hedendaagse kunst. Benevens talrijke artikelen in diverse tijdschriften publiceerde hij: De plek van afscheid. Opstellen over kunst (1994), Opgave van het proza. Over Hegel, Heidegger en de ethiek van het lezen (1998), Het ketterse begin. Arendt over de filosofie van het actieve leven (2005).
‘In deze tijd heeft wat men altijd noemde schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand’: dit vers van Lucebert wordt als uitgangspunt genomen voor een beschouwing over het schone en voor de vraag of het schone nog dienst kan doen als esthetische of kunstfilosofische categorie. Om deze vraag te articuleren zal voorts een beroep worden gedaan op de kunsttheoretische inzichten van Nietzsche en Hölderlin.
SPREKERS EN SYNOPSISSEN VAN DE LEZINGEN
Kersten Geers & David Van Severen: David Van Severen Studeerde architectuur aan de Universiteit Gent en de Esquela Tecnica Superior de Arquitectura in Madrid. Hij ontwerpt/maakt sinds 1995 verschillende objecten, installaties, tentoonstellingen en meubels. Hij werkte tot 2004 voor de architecten Stéphane Beel en Xaveer De Geyter in Gent en Brussel en sinds 1999 voor Atelier Maarten Van Severen. Hij is sinds 2004 tutor en gastcriticus aan de TU Delft, de Universiteit Gent en het Berlage Instituut te Rotterdam. Kersten Geers Studeerde architectuur aan de Universiteit Gent en de Esquela Tecnica Superior de Arquitectura in Madrid. Hij publiceerde diverse artikels over architectuur en fictie in diverse vakbladen en werkte tot 2001 voor Maxwan/Max.1 Architecten in Rotterdam. Hij werkte tussen 2001 en 2005 voor Neutelings Riedijk Architecten in Rotterdam en sinds 2003 is hij tutor en gastcriticus aan het Berlage Instituut, de Academie Amsterdam, de TU Delft en de Universiteit Gent. Benevens vele architectuur- en artistieke projecten, publiceerden ze talrijke artikelen in binnen- en buitenlandse tijdschriften
(o.a. in XXI, Architektur, Arguine, Frame Magazine). In 2002 richtten ze Office Kersten Geers David Van Severen op.
Architectuur staat in de weg. Terwijl iedere poging tot het maken van architectuur tegenwoordig lijkt te stranden in de retoriek van het programma en zijn diagrammatische organisatie en ironische provocatie, blijken vorm en ruimte als zichzelf verloren gegaan. In onze projecten willen we dit tegengaan met directe en precieze ruimtelijke voorstellen, vormelijke composities zonder enige retoriek. Deze ‘letterlijke’ architectuur concentreert zich op de fenomenologische ervaring van ruimte, misschien los van zijn oorspronkelijke programma. Het obstakel is bijgevolg belichaming van het a priori van de architectuur: haar principes.
Herman Parret: Hoogleraar emeritus taal- en kunstfilosfie aan de KU. Leuven en de UA. Doctor honoris causa aan diverse buitenlandse universiteiten, gewezen onderzoeksdirecteur bij het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. Thans als gasthoogleraar verbonden aan de Università degli Studi di Siena. Hij vervulde gasthoogleraarschappen aan diverse buitenlandse universiteiten (VS, Israël, Brazilië). Hij was tevens professor aan het Institut Universitaire de France en directeur associé aan de Ecole des Hautes Etudes en Sciences Sociales. Hij bekleedde de binnenlandse Francquileerstoel 198889 aan de Université Libre de Bruxelles, de Pieter Paul Rubensleerstoel aan de University of California (Berkeley) en de binnenlandse Francquileerstoel aan de Université de Liège in 1997-98. Hij publiceerde talrijke artikelen en boeken over taalfilosofie, semiotiek en esthetica (vertalingen in het Italiaans, Spaans, Portugees, Roemeens, Russisch, Koreaans, Turks en Japans). Tot zijn publikaties behoren o.a. Semiotics and Pragmatics. An Evaluative Comparison of Conceptual Frameworks (1983), Les passions. Essai sur
la mise en discours de la subjectivité (1986), L’interaction communicative (1990), La communauté en paroles. Communication, consensus, ruptures (1991), Le sens et ses hétérogénéités (1991), Temps et discours (1993), Pretending to Communicate (1994), Peirce and Value Theory. On Peircean Ethics and Aesthetics (1994), L’esthétique de la communication (2000), La voix et son temps (2002), Epiphanies de la présence (2006), Sutures sémiotiques (2006).
Er wordt nagegaan wat binnen het systeem van de categorieën van de klassieke esthetica de plaats van het lelijke is (vooral t.o.v. van het schone en het sublieme), en hoe de subjectieve ervaring van het lelijke erin wordt omschreven (de afkeer, de walging). De weifelende en dubbelzinnige wijze waarop Kant de esthetische status van het lelijke bespreekt, wijst op een fundamentele moeilijkheid: het lelijke kan alleen worden gezien als een grens (de grens van het schone, ‘aan de andere kant’ van het sublieme). Men kan echter de vraag stellen of de esthetische categorieën als dusdanig (zoals ze ook in de 20ste-eeuwse esthetica’s van
Focillon, Bayer en Souriau uitvoerig aan bod komen) nog enige relevantie hebben voor het begrip van de hedendaagse kunst. En krijgt het lelijke hier geen privileges (o.m. in de vorm van het abjecte) ten nadele van het schone? Is er daarenboven in de hedendaagse kunst geen interdependentie tussen het lelijke en het sublieme?
Nathalie Roelens: Doceert Franse en Italiaanse letterkunde aan de Radboud Universiteit van Nijmegen en is gastdocente in de Master ‘Filmstudies en Beeldcultuur’ aan de U.A.. Haar huidig onderzoek situeert zich in het domein van de visuele semiotiek. Ze is raadslid van de International Association for Word & Image Studies en redactielid van Voir barré. Ze publiceerde o.a. Le lec¬teur, ce voyeur absolu (1998) en heeft de volgende bundels uitgegeven : Jacques Derrida et l’esthétique (2000), « Homo orthopedicus ». Le corps et ses prothèses à l’époque (post)moderniste (2001) en samen met Yves Jeanneret L’imaginaire de l’écran/ Screen Imaginary (2004).
Het klassieke praalportret met zijn verhevenheid en neiging tot gezwollenheid (cf. Jean Fouquet, Karel VII of Hyacinthe Rigaud, Lodewijk XIV) toont reeds de paradox van heiligheid en perversiteit, die teruggrijpt naar de doctrine van het ‘dubbele lichaam’ van de gezalfde koning, i.e. onsterfelijk en sterfelijk (saccus merdae). Mijn hypothese is, dat dit syncretisme eigen aan het praalportret in elke voorstelling van de schoonheid in de beeldende kunsten
SPREKERS EN SYNOPSISSEN VAN DE LEZINGEN
aanwezig is. Men denke bv. aan de beroemde Venus van Urbino van Titiaan: tegelijk hemels en aards, heilig en profaan. Dit heeft wellicht te maken met de dubbele natuur van Christus waarop onze hele westerse iconografische traditie berust, vooral vanaf 787, het tweede concilie van Nicea (het decreet dat de beeldenaanbidding legitiem maakte), zoals de ‘medioloog’ Régis Debray beweert. De secularisering van de kunsten vanaf de 18de eeuw heeft deze polariteit blijkbaar niet opgeheven, doch extremer gemaakt. Kunstenaars zoals Balthus mengen in hun meisjesportretten de zuiverheid van de engel en de perversheid van de jonge lolita. Het hedendaagse praalportret betreft nu de beroemdheden van het star system, heilig verklaard door de media, ‘polytheïstisch’ volgens Umberto Eco in Storia della Bellezza (2004), maar tevens ten dienste van de verdorven interesses van de consumptiemarkt. Schoonheid is dan niet meer te scheiden van idolatrie.
Daan Van Speybroeck: Is filosoof, werkzaam als kunstcoördinator van de Radboud Universiteit en het Universitair Medisch Centrum St. Radboud in Nijmegen. Hij verdiepte zich in de hedendaagse beeldende kunst door het schrijven van teksten, het organiseren van tentoonstellingen (o.a. Jean Le Gac, François Rouan) en het begeleiden van kunstopdrachten (Carole Benzaken, Alain Séchas). Zijn specialisme is hedendaagse glas-in-lood vervaardigd door kunstenaars. In zijn functie organiseerde hij tentoonstellingen van de ramen van Jean-Michel Alberola, Nicolas Fédorenko, Gérard Garouste, Alfred Manessier en Marc Mulders. Hij begeleidde de glas-inloodopdracht van deze laatste voor de SintStevenskerk in Nijmegen.
Schoonheid is er mede de oorzaak van dat glas-in-lood zich als kunsttak uitrangeerde. De saint-sulpisme-schoonheid hield geen maat, verviel in zoetigheid en ermee samenhangend werd alle glas-in-lood ineens van de artistieke tafel geveegd. Pas laat in de 20ste eeuw, wanneer toonaangevende kunstenaars in Frankrijk (Alberola, Benzaken, Garouste en Zagari)
opdrachten krijgen om ramen te ontwerpen, viel op dit gebied het woord kunst opnieuw te gebruiken. En zowaar, de meest recente van de kunstenaarsramen zijn weer mooi
Bart Verschaffel: Is als hoogleraar verbonden aan de Vakgroep Architectuur & Stedenbouw van de Universiteit Gent. Hij doceert er architectuurtheorie en architectuurkritiek. Hij publiceert op het gebied van de cultuurfilosofie, de architectuur- en kunstheorie en de esthetica, met als belangrijkste monografische publicaties: De glans der dingen (1989), Rome/Over theatraliteit (1990), Figuren (1995), Architecture is (as) a gesture (2001), A propos de Balthus (2004), Van Hermes en Hestia. Teksten over architectuur (2006). Daarnaast was hij verantwoordelijk voor de research en de scenario’s van een reeks kunstdocumentaires voor de BRTN, geproduceerd door Jef Cornelis: Dames en heren, Jan Fabre! (1990), The Music Box: De Braekeleer, Ensor, Magritte, Vercruysse (1993), Les Vacances de Monsieur Mag (René Magritte) (1994), C’est moy que je peins. Thierry De Cordier/Antoine Wiertz (1995).
Het schone - van het aantrekkelijke tot het sublieme - dient altijd wel ergens voor. Het wordt gebruikt of krijgt betekenis en wordt zo opgenomen in iets anders. Kan men van
schoonheid een hoofdzaak maken? Wat is haar plaats?
LEZINGEN
Donderdag 1 maart 2007
Vrijdag 2 maart 2007
13.30u.
Ontvangst met koffie
10.00u.
Ontvangst met koffie
14.00u.
Kersten GEERS / David VAN SEVEREN Obstructie
10.30u.
Bart VERSCHAFFEL Schoonheid als bijzaak
15.00u.
Dirk DE SCHUTTER Heeft schoonheid haar gezicht verbrand?
11.30u.
Daan VAN SPEYBROECK Een ABC van schoonheid in hedendaags glas-in-lood
16.00u.
Koffiepauze
12.30u.
Middagpauze
16.30u.
Nathalie ROELENS Schoonheid en idolatrie van het praalportret van vroeger tot heden
14.00u.
Thierry DE DUVE C’est beau – ‘t Is maar kunst
17.30u.
Einde van de eerste symposiumdag
15.00u.
Herman PARRET Over de (on)mogelijkheid van een esthetica van het lelijke
16.00u.
Einde van het symposium met een drink
Informatie: Hogeschool Sint-Lukas Brussel (contactpersoon: Manu Roegiers) Paleizenstraat 70, 1030 Brussel T. (02) 250 11 91 / (02) 250 11 11
deBuren (contactpersoon: Annette Van Soest) Leopoldstraat 6, 1000 Brussel T. (02) 212 19 30
Geïnteresseerden van buiten de Hogeschool dienen te reserveren op T. (02) 212 19 30