Van de redactie Dit is het eerste nummer van De Darde Klokke in 2010. We hebben een verscheidenheid aan artikelen. Onze “vaste schrijvers” hebben weer het nodige aangeleverd, maar ook publiceren we een eerste deel uit het boekje “Beschrijving van Ommen” uit 1924. Dieks Horsman zijn eerste artikel gaat over de boerderij van zijn ouders. Zij woonden aan de Bossteeg in Ommen. De boerderij is omgebouwd tot een prachtige woonboerderij. Ben Wösten schrijft over de Hollandgänger. Dit zijn Duitsers uit o.a de omgeving van Recke, die hier als seizoenarbeiders kwamen, maar ook als handelsreiziger. Een aantal zijn in Nederland gebleven en hebben hier faam gemaakt. Van Dieks Makkinga en Gait Steen hebben we ook enkele korte verhalen opgenomen. Het is weliswaar allemaal jaren geleden gebeurd, maar enkele zaken zijn nog steeds niets veranderd. Dieks Horsman heeft ook een tweede verhaal geschreven. Dat gaat over de verschillende kerkorgels in Ommen. Niet alleen over boerderij- en veldnamen weet Dieks het nodige. Hij heeft zich eveneens verdiept in de achtergronden van de verschillende soorten orgels.
Omslagfoto: De boerderij van de familie Soepenberg aan de Varsenerweg in Varsen. Het huisje heeft plaats gemaakt voor een grote veestal.
Inhoudsopgave De boerderij van mijn voorouders ..........................Dieks Horsman ................................................ blz. 2 Bijondere zaken en plekjes op Hoogengraven.........Adriaan Grootenhuis ........................................ blz. 4 Hollandgänger ........................................................Ben Wösten ....................................................... blz. 5 Censuur ............................................................................................................................................. blz. 7 ’n Tot giet naor de Vaort.........................................Gait Steen ......................................................... blz. 8 Twie geleuven op ien kussen ...................................Dieks Makkinga ................................................ blz. 9 Taalproblemen ........................................................Gait Steen ......................................................... blz. 10 Karkgangers............................................................Dieks Makkinga ................................................ blz. 11 Luisterrijke orgels in Ommen..................................Dieks Horsman ................................................. blz. 12 Beschrijving van Ommen (1924) ....................................................................................................... blz. 16
1
DE BOERDERIJ VAN MIJN VOOROUDERS DOOR DIEKS HORSMAN
Menigmaal zijn er verhalen en historische gegevens in ons blad verschenen over de eeuwenoude marke Varsen. Bij voorbeeld over de school, de Arendshorst of over oude boerenerven. Ook dit gaat over een boerderij in Varsen, waar mijn grootouders en familie vele jaren woonden op het adres (voorheen) Varsen O 47, daarna O 53 en nu meer dan 40 jaar Bossteeg 2. Tussen de Varsenerdijk en Hessenweg-West en parallel met de snelweg N48, staat deze eeuwen oude boerderij. De eerste bewoners In 1832 was Hermannus Bolks te Varsen eigenaar van een weiland, sectie A. perceel nr.1559 in Varsen. Op dit perceel kwamen Roelof Volkerink geboren op 17-12-1841 en Aaltje Wunnink, geboren op 4 mei 1846 te Beerze, hier wonen. Zij trouwden op 17-041867 Roelof was een zoon van Derk Jan Volkerink afkomstig van het ErveVolkerink te Beerze en Geertje Wittenberg, beiden wonende te Varsen. Roelof en Aaltje woonden hier tot 1891. Familie F.J. Horsman Op de koopakte van 4 november 1891, wordt vermeld dat Frederik Jan Horsman geboren te Stad Ommen op 24-02 -1854 en zijn vrouw Geertje Paarhuis geboren te Stad Ommen op 16-02-1860 eigenaar worden van deze boerderij met erf, hakhout, heide, bouw- en weiland te Varsen kadastraal A 1559,2320, etc. samen: zeven ha. en 50 are. Frederik Jan en Geertje - ook mijn grootouders - waren toen bijna 10 jaar getrouwd en hadden reeds vier jongens Evert Jan 9 jaar, Harm 7 jaar, Albert - mijn vader - 5 jaar en Mannes 3 jaar. Vele jaren later wist mijn vader nog heel goed, dat hij met de verhuizing samen met zijn broertje van 3 jaar achter een voer hooi liep. ,, Saam met oonze mansie leupe wi’j achter een voer heu an en oonse Mansie leup nog met de rókkies an''. In die tijd droegen jongetjes die nog niet zindelijk waren meestal een rokje of een jurkje en pas daarna een broek. Een grote lindeboom De eerste bewoners plantten toen waarschijnlijk een koningslinde of leilinde. Dit is nu ca. 140 jaar geleden. Deze bomen staan bekend om hun lange levensduur. Deze linde heeft een enorme brede stamomvang en door de ouderdom is de stam gespleten in twee gedeelten waardoor een holle ruimte is ontstaan van bijna twee meter,waarin ik 70 jaar geleden met mijn neefjes en nichtjes uit Varsen verstoppertje speelde. De monumentale boom staat er nog steeds in volle glorie en zorgt in de zomermaanden voor een aangename schaduw. Tweede generatie Horsman Na de verhuizing kregen Frederik Jan en Geertje nog twee dochters en twee zonen, Hermina, Jan, Dirk Jan en Egberdina. Dirk Jan, geboren 19-09-1898, trouwde op 1 oktober 1926 met Jennechien Schuldink, geboren 16 november1904 te Den Ham. Zij namen het bedrijf over en bleven hier wonen. Zij kregen vijf kinderen: Freek, Dina, Gerard, Mina en Bertha. Oom Harm, de huisslachter Een oudere broer van Dirk Jan Horsman bleef hier ook wonen ,met recht van inwoning en vruchtgebruik. Hij was helemaal in dit gezin opgenomen met zijn vriendelijke en goedaardige karakter. De kinderen hielden van de ongehuwde oom Harm. Een harde werker onze oom Harm. Naast het werk op de boerderij was hij ook huisslachter. Van november tot april ging hij van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat naar de mensen waar een varken werd geslacht Zo kwam hij ook elk jaar bij ons in Dalmsholte. Als kinderen zagen wij daar vol verlangen naar uit. ‘s Morgens vroeg werd het varken geslacht en dan op een ladder gehesen om het te laten afkoelen buiten in de koude frieslucht. Zo’n slachtdag was 2
altijd een belangrijke dag vooral voor kinderen. Onze vriendelijke buurvrouw Hendrikje Gerrits kwam dan de hele dag bij ons om mijn moeder te helpen met het maken van bloed, lever- en de metworst. Heel gezellig en vooral ‘s avonds wanneer oom Harm weer uit Varsen kwam om het varken nu uit te benen of af te slachten. En wat luisterden wij als kinderen graag naar zijn leuke verhaaltjes. Hij vertelde ons dat er een muis verscholen zat in het varken en warempel hij wist er dan een echte vleesmuis uit te toveren. En als dan het hele karwei was geklaard, dronk hij samen met mijn vader nog een borreltje. Daarna moest de reis naar Varsen-10 km- weer worden gestart. Hij zette dan zijn fiets bij ons in de keuken om bij het licht van de petroleumlamp zijn carbidlantaarn aan te steken. Deze gaf behoorlijk veel licht en bleef ook branden als je in het donker van de fiets stapte. Een groot gemak in die tijd toen er nog zoveel zandwegen waren die in de winter vaak met modder en sneeuw waren bedekt. Verbouw boerderij De oorspronkelijke boerderij was niet zo groot, met aan de voorkant een voordeur en één groot raam met kleine ruitjes. En de grote baanderdeuren aan de zijkant,daar kon men dan met een voer hooi naar binnen rijden. Het paard kon men dan uitspannen, waarna die dan door de deur aan de andere zijkant weer naar buiten kon. In 1953 is het woongedeelte verbreed waarbij de voordeur is verwijderd en het oude grote raam vervangen en verbreed. In 1956 is de deel en de koestal uitgebreid, waarbij de grote baanderdeuren naar de achtermuur zijn verplaatst. Hierdoor konden er meer koeien worden gehouden. Twee woonhuizen Op eigen grond aan de Hessenweg-West kwam in 1956 een woonhuis te staan voor dochter Diena getrouwd met Henk Marsman. En in 1962 eveneens een huis aan dezelfde weg voor dochter Miena en haar man Herman van Lenthe. Dochter Bertha en haar man Jan van de Vegt gingen in Ommen wonen. Militaire dienst of Landstorm In april 1917 kreeg oom Harm een “Kennisgeving van inschrijving voor den Landstorm. afd. Dienstplicht”. Hoewel hij aanvankelijk niet werd opgeroepen is hij daarna toch nog soldaat geweest en was hij gelegerd in Bergen op Zoom. Ook zijn jongere broer Dirk Jan is soldaat geweest. Hij was van 1918 tot 1920 gelegerd in Amersfoort. Hij was toen al in het bezit van een acte met een vergunning voor een jachtgeweer. Op de dag dat hij als soldaat in dienst moest, heeft hij in de vroege morgen op zijn land eerst nog een konijn weten te verschalken. En bijna zijn hele leven maakte hij deel uit van de groep jagers uit Varsen en omgeving. Derde generatie Horsman Na het overlijden van Dirk Jan en Jennechien zette hun oudste zoon Freek het bedrijf voort. Hij bleef ongehuwd. Freek was een bescheiden man met een eerlijk en trouw karakter,zijn broer Gerard, ook ongetrouwd, bleef zijn hele leven ook hier wonen. Van boerenbedrijf naar woonboerderij Nadat Gerard op 3 november1999 was overleden en Freek ruim drie jaar daarna ook overleef (op 11 november 2002), waren er geen opvolgers en is deze boerderij in 2003 verkocht met 4 ha. grond aan de heer en mevrouw B.J.J. Haverkort en G.F.M. Herbrink. In hetzelfde jaar verbouwden ze deze boerderij tot een mooie riante woonboerderij. Samen zijn ze heel tevreden met dit prachtige resultaat van deze verbouwing op deze plek aan de Bossteeg in Varsen, dichtbij hun eigen bedrijf aan de Strangeweg 19 in Ommen van de Harley-Davidson Twin Performance motoren. Bij de verbouwong bleek dat de oude koeienstal in het verleden was vergroot en aangepast. Men trof onder de vloer van de mestgrup nog een oude dwarsgrup aan. De oude waterput met ,,wippe en pos'' aan de noordkant staat er nog steeds. Inmiddels is ook de erfbeplanting met o.a. een sierlijke beukenhaag voltooid. En zo is ook hier in Varsen een historische boerderij in stand gebleven. Met dank aan onze werkgroep Genealogie en de families die in dit verhaal voorkomen.
3
Bijzondere zaken en plekjes op ‘Hooge Graven’ De appel- en de perenboom door Adriaan Grootenhuis
Het ruim 70 hectare grote golfterrein telt een aantal zaken en plekjes met een bijzondere geschiedenis. De vijvers op het ‘oude’ gedeelte; wat hadden ze eigenlijk voor functie? Die duikplank op de vijveroever bij de hut? Voor wie was dat? Een eikenbos geplant in 1914, wat is daar nu nog van over? Waar nu hole 6 gelegen is, stond in vroegere jaren een boerderij! En waarom heet de plek rond hole 13 eigenlijk ‘Sonneveld’? Een serie over bijzondere plekjes. Deze maand gaat het over de appel- en de perenboom. Hole 7 Een slice, pin-heigh, op hole 7 doet je geheid belanden bij onze appel- of perenboom. De enige op de hele baan. Deze bomen hoogst waarschijnlijk geplant na de 2e wereldoorlog door ene Jan Bezoen, dragen nog jaarlijks niet te versmaden vruchten. Speciaal de appels zijn als moesappels (mits
De appel- en de perenboom
met veel suiker) een aanrader volgens de buurtbewoners.
Kok’s eendenmesterij vanaf
De green van 7
Eendenmesterij. Op deze 12 hectare, waar nu de holes 3 t/m 7 liggen, had de familie Kok uit Harderwijk, sinds 1958, een eendenmesterij. Het gehele terrein met de talloze voerhokjes en de grote schuur vlak bij de vruchtbomen, gold toen zelfs als het grootste bouwblok van Ommen.
Een directiekeet op de green. Voordat Kok hier begon was gedurende korte tijd ene Bus uit Groningen eigenaar van deze grond. Op zijn beurt had hij dit perceel gekocht van Jan Bezoen. In totaal dus, met de 12 ha rough aan de oostzijde, 24 ha groot. De 12 ha rough is gepromoveerd tot natuurgebied. Jan Bezoen had, waar nu de green van 7 ligt, een directiekeet (uit de ontginningstijd?) uitgebouwd tot een woning annex deel met stal, een rieten dak en een stalletje met een paar koeien. Vóór het onderkomen een appel- en perenboom en zijn woongenot was compleet. Waarom deze heer Bus uit Groningen belangstelling had voor deze grond, is niet eenvoudig te achterhalen. De man is namelijk geëmigreerd naar Canada. Op zoek naar betere grond ? Nog geen 60 jaar geleden.. 4
Hollandgänger Een verhaal over hannekemaaiers, Tödden en kiepkerels door Ben Wösten “So, nu laut der Buer men kuomen, nu kann he sin Pacht krigen .” Heimatverein Recke Onze partnerstad Recke in Rijnland-Westfalen, was een bekende bakermat van de Tödden en hannekemaaiers die in vorige eeuwen in ons land kwamen werken en handel dreven. Ook Mettingen en Hopsten waren bekende oorden waar de Hollandgängers vandaan kwamen. Zelfs uit Hannover, Oldenburg en Lippe kwamen ze, evenals uit de toenmalige Graafschap Lingen. De stichter van de Heimatverein Recke, de heer Louis Stüve heeft als lokaal geschiedschrijver de geschiedenis van de hannekemaaiers maar vooral ook van de Tödden op schrift gesteld. Stüve die zelf uit een textielfamilie stamde, leefde van 1858 tot 1935. Hij heeft ook de eigen taal, een soort geheimtaal van de Tödden (Tiöttensprache) vastgelegd in een woordenboek. Onderaan mijn verhaal geef ik een paar voorbeelden van die geheimtaal. Werken in het “steinreiche Holland” Als de Duitse werklieden na drie maanden werken in ons land terug gingen naar hun stad of dorp, dan hadden ze zo’n 25 tot 30 Taler verdient. Voor deze werkers was dit een behoorlijk kapitaaltje waarmee, zo blijkt uit het bovengenoemde gezegde, ze de pacht van één jaar, aan de boer konden betalen. Ongeveer drie eeuwen lang kwamen Duitse werklieden naar het “steinreiche Holland” om hier allerlei werkzaamheden te verrichten. Globaal betrof het de periode, 1580 tot 1880. Vanaf onze “gouden eeuw” tot aan het moment, dat de grasmaaimachine werd uitgevonden die het werk als zodanig van de handarbeiders overnam. Het werk van de Hollandgänger bestond hoofdzakelijk uit gras maaien, turfsteken en tichelwerk. De grasmaaiers werden hannekemaaiers genoemd. Zij kwamen met de zeis, in Duitsland Sense genoemd, naar de boeren in vooral Friesland en Noord-Holland. Maar ook hier in onze contreien maaiden ze het gras voor de boeren. Met deze hannekemaaiers, ook wel pikmaaiers genoemd vanwege de korte puntige zeis, reisden ook kooplieden mee die stoffen en andere negotie verkochten aan de boeren en andere plattelandsgezinnen. Vooral de stoffen waren zeer gewild bij de boerinnen. Deze stoffen waren van uitzonderlijke kwaliteit. Ze bestonden vooral uit linnen dat geweven werd in huisweverijen in en rond Tecklenburg. Voordat de kooplieden de stoffen inkochten werden ze van een kwaliteitskeurmerk voorzien. Dit gebeurde op een speciaal kantoor in de stad Tecklenburg. De kooplieden en handelaren werden aangeduid als Tödden en Kiepkerels. Ze hadden goed door, dat met de verkoop van het linnen en het linnenondergoed meer geld te verdienen was, dan met het zware grasmaaien of het turfsteken. De werk en leefwijze van de hannekemaaiers De werkdag begon al vroeg, zo gauw het licht werd begon het werk. Omstreeks drie uur stonden de hannekemaaiers op. Om acht uur was er op de werkplek pauze voor het ontbijt. Dit bestond uit koffie en karnemelk en zelf meegebracht brood en later ook brood van de boer. Ook waren er wel boerinnen die ‘s morgens pannenkoeken bakten van boekweitmeel met eieren. ’s Avonds werd de werkdag om acht uur gestopt en aten ze een bord pap ook wel platweg zoepenbrij genoemd. Het eetpatroon zal per boer verschillend zijn geweest, maar ge5
middeld kwam het wel op bovenstaand patroon neer. Hannekemaaiers waren ook grote speketers.
Het afscheid tussen een Tödde en zijn echtgenote die op het punt staat te vertrekken naar Holland. In Duitsland werd de aanduiding Tödde ook wel als Tiötte geschreven.
Beeld van een hannekemaaier of Hollandgänger in Uelsen.
Dit laatste mag ook blijken uit drie wensen die een hannekemaaier op een zekere dag mocht doen; Spek zat, Geld zat en nog eens; Spek zat. Op één dag konden de maaiers, twee aan twee per persoon een halve hectare gras maaien. Het zal duidelijk zijn, dat het een zwaar bestaan was om met hard werken een aantal Talers te verdienen. Ongehuwde hannekemaaiers kregen in hun omgeving ook wel eens kennis met een of andere dorpsschone. Dit bleef niet altijd zonder gevolgen.Er werden huwelijken gesloten en korte tijd later gevolgd door gezinsuitbreiding. De achterblijvende gezinsleden in de Heimat hielden zich bezig met het weven van linnen. In bijna ieder gezin, vooral in de omgeving van Tecklenburg, was wel een weefgetouw aanwezig. Moeders en kinderen zorgden voor een voorraadje stoffen waarmee de vader in het voorjaar vertrok naar Holland, om hier het spul aan de man te brengen of ze werden doorverkocht aan de handelslieden. De Hollandgänger trokken per voet naar ons land. Het waren grote afstanden die ze moesten overbruggen. Om een voorbeeld te noemen, Recke ligt hier zeker 125 km vandaan. Als onze grens was bereikt moesten ze nog naar de plaats van bestemming. Daarbij komt dan ook nog, dat ze van alles mee moesten sjouwen, voedsel voor onderweg, maaigereedschap en grote draagmanden. Oorzaken en gevolgen Dat de Hollandgänger hier naar ons land kwamen had alles te maken met de welvaart en de daaraan gekoppelde werkgelegenheid die wij in het Holland van toen kenden. Vooral in de Gouden eeuw was dit het geval. De werkgelegenheid in de Hollandse steden was groot geworden door handel en vooral de scheepsbouw. Dit had tot gevolg, dat er een aanzuigende werking ontstond op arbeidskrachten vanuit het platteland. Dit had weer tot gevolg, dat veel boeren met het werk bleven zitten. De hannekemaaiers en andere Duitse werklieden vulden dit gat op. Ze kwamen uit een arm en verdeeld land, veroorzaakt door allerlei onderlinge oorlogen en twisten. De bevolking leed bittere armoe. Dit was dan ook de reden, dat ze met duizenden tegelijk naar ons land kwamen waar werk en redelijke verdiensten ruimschoots voor handen waren. Van het geld, dat ze hier verdienden hebben de woonoorden waar ze vandaan kwamen, zeker geprofiteerd. De hannekemaaiers waren meestal boerenzoons of boerenknechten die enkele akkers grond huurden van een grotere boer waarvoor ze jaarlijks de pacht moesten betalen. Door hard te werken en zuinig te leven, hadden ze de hoop om ooit een eigen bedrijf te beginnen. Kooplieden zoals de Tödden hebben met de winsten die ze op de verkoop van de stoffen behaalden, in hun woonoorden soms zeer fraaie vakwerkhuizen laten verrijzen. In Recke, maar vooral in Mettingen, waar veel kooplieden vandaan kwamen is dit nu nog duidelijk te zien. In de stad Mettingen nabij Recke bevindt zich een prachtig stoffenmuseum. Uiteindelijk waren sommige kooplieden in staat eigen manufacturenwinkels te openen. Clemens en August (C+A) Brenninckmeijer bouwden hun eerste winkel in Sneek. Ook Peek en Cloppenburg en Kreijmborg openden in ons land winkels. Ook Vroom en Dreesmann behoorde tot deze categorie winkeliers. Het einde van deze zogenaamde Nederlandtrek, kwam enerzijds door de 6
Leden van de Historische Kring Ommen op bezoek in Recke. De man links op de foto draagt de klederdracht waarmee de Tödden op stap gingen. Verder op de foto, Ben Wösten, mevrouw Hofmann van de Heimatverein Recke, Aldien Pasman, Winfried Hofmann, ook van de Heimatverein, Albert van de Vegt en Harry Woertink.
komst van de grasmaaimachine zo rond 1875 en anderzijds door de industrialisatie in het Ruhrgebied. Hier vonden heel wat Duitsers werk en het was uiteraard veel dichter bij huis. Na 1900 was het helemaal afgelopen met de hannekemaaiers. De eerste grasmaaimachine werd in 1860 geshowd door de Hollandse Maatschappij van Landbouw. Hierbij waren veel hoogwaardigheidsbestuurders en grondeigenaren aanwezig die met grote verbazing keken naar de snelheid, waar mee deze machine het gras maaide.Er werd in een uur tijd een stuk land gemaaid waar een grasmaaier de hele dag overdeed. Deze techniek luidde het einde van het tijdperk van de hannekemaaiers in. Een stuk geschiedenis werd hiermee afgesloten.
Censuur ? De oalde Mustafa leeft al meer dan 40 joar in New York. Ie wil machteg graag in zien tuune eer’pel poot’n, maar ie is allenneg en oald en zien zönne wont in Irak. Ie schrif ’n e-mail an zien zönne : “Lieve Ahmed. Ik bin arg verdrieteg umdat ik in mien tuun gien eer’pel kan poot’n. Ik weet zeker daj mi’j met alle liefde graag ‘ehölp’n had umme de tuune umme te spitt’n aj hier ‘e wes zoll’n weez’n. Ik hoale van oe. Ow Va.” De zönne schrif dalek ’n e-mail terugge : “Lieve vader. Raak asteblieft niks an in de tuune ! Ik heb doar namelek “het spul” verstopt. Ik hoale van oe. Ahmed.” Nog gien twie uur later stiet de US Army, de Mariniers, de FBI en de CIA veur het huus van de oalde man. Spade veur spade spit ze de hele tuune um en zuukt iedere millimeter of, maar ze vind’ niks. Barre teleur’esteld goat ze weer vot. Denzelfden oavend nog krig de oalde man ’n e-mail van zien zönne : “Lieve vader. Woarschienlek is ow tuun now helemoale umme’espit en kun ie now ow eer’pel poot’n. Meer kon ik op disse ofstand niet veur oe doen. Ik hoale van oe. Ahmed.” Bron: Vorpo. Namens de dialectgroep, Frouwke Doezeman-Makkinga
7
‘n Tot giet naor de Vaort door wijlen Gait Steen
Tegen het eind van de vorige eeuw had het dorp Dedemsvaart zich ontwikkeld tot een welvarende plaats. Er was een goede winkelstand ontstaan en ook de marktdag aldaar werd door mensen uit de verre omtrek bezocht. Veel mensen die in de veenstreken woonden, hadden toen een of meer geiten of sikken, meestal voor de melk. Op de markt in Dedemsvaart was daarin een drukke handel ontstaan. Hoewel in Ommen de geitenhouderij niet zó belangrijk was, waren er toch nog al wat mensen die er zo'n huisdier op na hielden. In de zomer kon men ze dan op de bermen van de wegen aan een "stikke" zien staan. Zo nu en dan moest deze veestapel echter worden aangevuld of ingekrompen. Daarvoor was dan de markt in Dedemsvaart een goede gelegenheid. En dat niet alleen voor geiten, maar ook wel voor kippen en ander overtollig vee. Het vervoer daar naar toe had plaats met de boot van Johannes Makkinga. Hij maakte iedere marktdag daar een reis naar toe. "Jans van 'n Tot",noemde men hem in Ommen, of ook wel "'n Tot-Jas". Dat kwam doordat hij zelf nog al gebrekkig sprak en de n van Jans wegliet. Zo kon men dan op woensdagmorgen in alle vroegte het vertrek van de boot meemaken. In de richting Dedemsvaart moest eerst de brug bij de Rotbrink worden gepasseerd. Brugwachter aldaar was Timmermans ’Gait. Zodra die de brug had opengedraaid,stak hij een stok uit waaraan een kinderklompje was bevestigd. Daar kon de schipper dan het verschuldigde tolgeld in werpen. Om deze reden kreeg de brugRotbrinksbrug of Klumpiesbrugge in de winter
wachter al gauw de naam van "klumpie". Op de morgen van de afvaart, ging 'n Tot met een toeter door de straten van Ommen en blies hier en daar een deuntje. De woorden, die men daarop had gemaakt luidden: "Klumpie doet de brugge ‘s los. 'n Tot giet naor de Vaort!" Veel mensen spoedden zich dan naar het kanaal om de afvaart mee te maken. Want daar was altijd wat te beleven. Vooral de jonge lui vonden het een vermaak de man te plagen. Men legde bijv. bij regenachtig weer een plank op de schoorsteen van de kajuit. De mensen, die daarin met hun sik of andere dieren een schuilplaats hadden gezocht, werden dan gedwongen naar buiten te gaan. Op een andere keer had men het roer van de boot met teer bestreken om de Tot een paar vuile handen te bezorgen. En later hadden ze weer het roer met een dun touwtje vastgebonden. Toen de Tot met zijn brede rug tegen het roer duwde, brak het touw en viel de man achterover in het water, hetgeen zijn zoon Evert deed uitroepen: "Mien va verzup, mien va verzup!" Zo was het vertrek van het schip op woensdagmorgen een "vermaak" voor jong en oud. De Ommenaren die dat wilden meemaken, hadden er een vroeg opstaan voor over ! 8
Twie geleuven op ien kussen deur wijlen Dieks Makkinga
As op de wekkelekse kaartoavend, zo umme en bi’j 12 uur Gerhardus Bernhardus zien achtste borrel löt zakken en d’er kömp oaver zien gezichte dan zo’n zalegen vredegen glaans, dan weet zien toafelgenoten al wel uut ervaring dat ’t kaarten of’elopen is. De kaarten wörd’ dan ok op’ebörgen en Gerhardus Bernhardus gif zich dan oaver an ’n mediteerdrang den zo vanzelf op kömp zetten. Ie giet dan terugge noar zien allervrogste joaren en pris ‘em gelukkeg dat die joaren binnen ’n goed en geleuveg katholiek gezin waren. Het woord –rooms- is as ’n vluuk in zien oren. De oaveregen bint, ’n ienen noa ’n aander an ’t schap goan zitten en loat Gerhardus Bernhardus in zien oaverpeinzingen zitten. Maar Jans blif zitten op zien plaatse vlak tegenoaver Gerhardus Bernhardus. Moch ie soms dèènken dat den ok rooms is, dan sloa ‘j de plaanke goed mis. Jans is van huus uut protestant en bi’j ’n Heidelbarger Carregismus groot ‘ebrach’. Goed, goed, den doomnee den ‘em doar in onderwees mag dan al wel viefteg joar uut de tied wee’n, en al die aandere opvolgers van ‘em maagt Jans heer namen dan allinneg maar in de karkelekke registers ‘elezen hebben, en ie ze niet in de karke ‘ezien hef, Jans is en blif ’n reformatorische christen en de Heidelbarger is ‘em heileg en dierbaar. Zoas die Gerhardus Bernhardus oaver de karke en anverwante zaken pröt is ’n gruwel, in ien woord ‘n gruwel. Samen zit ze nog ’n paar borrels te drinken en probeert mekare uut te leggen dat de ienege goeie weg is, den zie zelf goat. ’n Ienegen ! Och, van dat gesprek muj oe niet te völle van veurstellen, de wille is t’er wel maar dèènkt er an, dat die tien börrelties, al bint ze maar klein, toch heer wark doet. Van Gerhardus Bernhardus zien kaante is mangs nog wel is “wi’j katholieken” te verstoan en uut Jans zien gebrabbel köj het woord “carregismus” het beste verstoan. Maar geleuf van mi’j, dat het kloare en rechte tale is die in die beide heufden umme giet. Iensgezind besluut ze, zo en zovölle later, maar is op huus an te goan. An de tapkaste is t’er nog ’n klein meningsverschil oaver wie betalen mut. Gerhardus Bernhardus wil as ’n goed katholiek Jans oavertugen dat “goeie katholieken” met noadruk op dat “goeie” wat veur de medemèèns oaver hebt en betaalt. Maar Jans, as rechtlijneg dèènkend Calvinist wil vurege kollen op het roomse heufd leggen. Wie zal hier de oaverwinning behalen ? Calvijn of Rome ? De kastelein, gewend an dat gezeur van die beiden, zeg : “Jans, ie bint an de beurte”. En zie, beiden op’ebrach’ bi’j, dat er oaverheden en machten bin ‘esteld oaver ’t mensdom en dat an die verschuldegde ere ‘egeven mut wörden, goat akkoord en Jans trek de knippe en betaalt met ‘n “en iene veur ow” en dan goat ze samen noar buten. Konnen ze in ’n veuroavend nog vlot de dörpel oaver kommen umme binnen te kommen, now is ’t even krömmelen. Maar dan goat ze samen noar Gerhardus Bernhardus zien huus umme dat den ’t dichtste bi’j wont. Doar helpt ze mekare weer oaver ’n dörpel en Gerhardus Bernhardus löt ‘em laankuut op de baanke vallen as ‘e binnen is. Maar Jans stiet met de lönning van ’n stoel veur ‘em, ’n bettie hen en weer te tuiteren en vertelt Gerhardus Bernhardus dat ‘e now op huus an giet. As Gerhardus Bernhardus dan Jans weer noar huus wil brengen, is t ‘er weer ’n kleine onienegheid. Jans wil loaten zien dat ‘e allinng nog wel noar huus kan en drei’jt ‘em bats umme en kuult prompt van de pinnen. Gerhardus Bernhardus is d’er dalek bi’j en vrög : “’Ej oe zeer ‘e doan?” Maar ie krig te heuren : “loat mi’j toch leggen ak lakker sloape”. Ie schöf Jans ’n groot kussen onder ’n kop en kömp dan zelf an ’t stommelen. Dan zakt ‘e dale met ’n kop noast den van Jans. “Twie geleuven op ien kussen …” lalt ‘e nog. “doar slöp de duvel tussen” mummelt Jans. En umme dat te veurkommen schoeft ze met de ruggen stief tegen mekare an. Zo legt ze kop an kop, rugge an rugge. “Loat den duvel ’t now maar is proberen, dan drukke wi’j ‘em met zien beiden hartstikke 9
dood”, zeg’ Gerhardus Bernhardus nog. Maar Jans snörkt al in ’t wilde weg. Wedden dat ze ’n aanderen margen bi’j ’t etten van ’n beschute, as Gerhardus Bernhardus zien kruus slöt en Jans dat niet döt, zie mekare weer probeert te oavertugen van heer eigen grote geliek en de verdarfelekke dwalingen woar den aander mee gangs is? Och, loat ze sloapen, zie hebt de duvel toch mooi te pakken ‘ehad. O zo ! -Dieks.
Taalproblemen door wijlen Gait Steen Het verplichte vervolgonderwijs na de lagere school, brengt met zich mede dat de kinderen al vroeg vertrouwd worden gemaakt met vreemde talen. Frans, Duits en Engels behoren nu tot de verplichte vakken. In tegenstelling met vroeger raken de mensen daar nu veel meer mee op de hoogte. Het gebrek aan kennis daarvan leidde voorheen wel eens tot vermakelijke gebeurtenissen. Die kwamen vooral voor in de jaren, dat op de Besthemerberg te Sterkampen werden gehouden,waar Krishnamurti zijn stellingen verkondigde. Toen die bijeenkomsten op hun hoogtepunt waren gekomen (1929-1930), werden ze bezocht door vreemdelingen uit vele landen. De hotels konden die mensen niet bevatten, zodat velen bij burgers een onderkomen vonden. Die werden daarvoor goed betaald, evenals voor andere diensten die aan hen werden verleend. Het aanbod om pakjes te dragen of de weg te wijzen was dan ook groot. De fooien die werden gegeven waren veelal niet gering. Ook de stalhouders hadden dan goede dagen, want voor het vervoer van en naar het kamp had men hun diensten nodig. Daar de buitenlanders alleen hun eigen taal spraken was de conversatie met de Ommenaren moeilijk. Dat had nog wel eens vermakelijke toestanden tot gevolg . Op een dag kreeg de stalhouderij van Hotel Gerrits het verzoek van een Engels sprekende heer om hem van zijn logeeradres te komen ophalen. Aan Oom Bats, die met het rijtuig voorreed, vroeg de man hem naar het station te willen brengen. Hij sprak de woord echter uit als "stee-tien". Oom Bats, die geen woord Engels verstond, meende daarvan het woord "ti'jsen" te moeten maken. Dat was de Ommense uitspraak van de naam "Tijsen". Tijsen was een visserman,die in een klein huisje Achter de Geuren woonde, dus aan de buitenkant van Ommen. Daar stopte het rijtuig. Het misverstand was gelukkig spoedig opgelost, waarna werd doorgereden naar het station. Wij kunnen ons echter de verwondering bij de oude visser voorstellen, toen het deftige rijtuig voor zijn deur stilhield, met oom Bats op de bok met de hoge hoed op zijn hoofd!
TAXI In de joaren vieftig wonnen in ’t Aonervenne een vrouwe den in de winter een taxi bestellen. Zie kon slecht fietsen, het was kaold en de weegen waren modderig. Toendertied was de taxi gewoon de plaatselijke garaziehoalder den oe op kwaamp halen. Hee was mooi op tied en vrouw Snippe zee “Wat he’j het lakker warm in de auto”. “Joa”, zee Jan de Jong, want den was het, “Ik heb de kachel an”. ‘Wat stokker ie?”, vreug ze. “Nou”,zee De Jong, “Ik bin van de zommer met mien breur an ’t hullen stekken ewes”. Vrouw Snippe knikken, det doet mien jonges ok. Zie vund het heel gewoon. Wie weet wat De Jong in de autokachel stokkern?? Antwoord: Hullen is hele losse turf, eigenlijk de bovenste zode, slecht spul.
10
KARKGANGERS Jaantie kömp met zien va en moe uut de karke. As ze op huus an kuiert, giet Jaantie noast Va loop’n en vrög: va snapp’n ie woaroaver de pastoor preek’n? --Nee Jaantie, zeg’ va. Wat bedoel’n ‘e now met, de lest’n zölt de eerst’n ween? --Dat weet ik niet Jaantie. Va, hoe kun ie now, as ie bi’j de lest’n bint, toch bi’j de eerst’n ween? --Dat weet ik niet Jaantie. Dan muj toch wel bassens hard könn’n loop’n, of niet? --Dat weet ik niet Jaantie. Of zol ’t met loop’n niks te maak’n hebb’n? --Dat weet ik niet Jaantie. Woar zol ie ’t liefste bi’j weez’n, bi’j de eerst’n of bi’j de lest’n? --Dat zol ik niet weet’n Jaantie. As ie bi’j de eerst’n bint, wörd’ ie dan zaleg? --Dat weet ik niet Jaantie. Zaleg wörd’n va, wat is dat? --Toen zei moe: Jaantie, hoal toch is op te vroag’n, a’w temee in huus bint, dan drink’e wi’j ’n lakker köppie koffie, met wat lakkers d’er bi’j. Toen zeg’ va: Ach loat den jong’n toch vroag’n moe, deur te vroag’n wördt ‘e wies! Bron: Vorpo. Namens de Dialectgroep : Frouwke Doezeman-Makkinga.
11
LUISTERIJKE ORGELS IN OMMEN door Dieks Horsman
Deze keer schrijf ik ter afwisseling niet over mijn bevindingen over boerderijenonderzoek maar over een onderwerp wat al heel lang mijn bijzondere belangstelling heeft n.l. kerkorgels. Muziek en zang hebben mij altijd geboeid. Die interesse is vooral toegenomen toen ik in april 1975 werd benaderd door de kerkenraad van de gereformeerde kerk aan de Bouwstraat voor het voorzitterschap van de pas opgerichte orgelcommissie waarin naast enkele organisten ook twee commissieleden waren benoemd die voorheen bij een orgelmaker hun vak uitoefenden. De kerkenraad vond het wenselijk dat in deze commissie een voorzitter werd benoemd, die vrij van belangenverstrengeling de leiding op zich zou nemen, maar daarover straks meer. Ontstaan en functie van orgels in het verleden Het orgel is één van de oudste muziekinstrumenten. In de Bijbel word ons reeds verhaald over Jubal als "de vader van allen die harpen en orgelen hanteren" en Job gewaagd van hen "die zich verblijden met het geluid der orgelen". De dichter van psalm 150 zegt het zo: “Looft Hem met snarenspel en orgel.” In de tijd van het Romeinse rijk was het windorgel al bekend. Deze primitieve orgels waren nog niet aan de eredienst verbonden, zij werden als huisinstrumenten gebruikt. De ontwikkeling naar de latere mechanische kerkorgels duurde enkele eeuwen. Het bestaat uit heel veel pijpen, elke pijp is eigenlijk een soort fluit,grote en kleine pijpen. Metalen pijpen o.a. van tin of loodlegering, houten pijpen, allemaal met een eigen toon. Mechanische balgen zorgen ervoor dat lucht door de pijpen wordt geblazen. Elk kerkorgel beschikt over een aantal registers of stemmen. Elk register heeft een eigen registerknop waarmee de organist kan kiezen welke registers mooi klinken bij de soort muziek die wordt gespeeld. Een loflied klinkt anders dan een lied van vertrouwen of een lied van aanbidding. Als een toets of een pedaal wordt ingedrukt gaat de lucht naar de gewenste pijp waarvan het register openstaat. In de Middeleeuwen en daarna kwam er steeds meer vooruitgang en verbetering in de toonkunst en de koorzang met name ook in de kerken , vooral ook door zeer bekwame componisten in die tijd zoals Orlando di Lasso, Sweelinck, de Palestrina en anderen die muziek schreven voor koor- en kerkmuziek. Toch stond dit aanvankelijk nog buiten de lofprijzing van de gemeente. In 1643 verklaarde Voetius een gereformeerde theoloog, nooit te hebben gehoord van gemeentezang met orgelbegeleiding, nog later bleef het orgelspel beperkt tot voor en na de prediking. Ook was er soms dagelijks een uur lang orgelspel te horen o.a. door de Leidse stadsorganist Cornelis Schuit om de mensen "te meer uijt herbergen en de taveernen te houden". Pas door de klachten over het slechte zingen der kerkgangers in die tijd is het kerkorgel als deel van de eredienst voorgoed gehandhaafd. Op de orgelbank Zingen hoort van oudsher thuis in de samenkomst van de gemeente, hierbij heeft de organist een dienende taak. Zijn spel moet passen bij het hart van de eredienst. Toen aan de bekende organist Willem Hendrik Zwart uit Kampen werd gevraagd: “Wat doet gemeentezang u?”, zei hij:”Dat kan ik moeilijk omschrijven, maar het is heel bijzonder, als een volle bovenkerk gaat zingen dan gebeurt er wat.” Je zingt eigenlijk samen, organist en gemeente. Ik boven bij het orgel en zij beneden. En een andere organist zei het zo: ”Muziek in de eredienst geeft extra vleugels aan het Woord.” Organisten zorgen ervoor dat de lofzang gaande wordt houden, ook een kerkganger maar dan wel met een speciale opdracht. Door de eeuwen heen heeft het kerkorgel een belangrijke rol gespeeld in de muzikale opvoeding voor veel mensen en in de begeleiding en ondersteuning van de gemeentezang. Het is indrukwekkend als men bedenkt hoeveel generaties al die orgels hebben beluisterd en hoe steeds weer mensen bij lief en leed hierin zijn bemoedigd. 12
De Nederlandse orgelbouw Ons land is een orgelland met een rijke geschiedenis van vele eeuwen. De vele honderden historische orgels behoren tot één van de belangrijkste cultuurmonumenten van ons land. Het ambacht van de Nederlandse orgelmakers staat op een hoog peil. Zonder twijfel is hun werkwijze professioneel bij nieuwbouw, restauratie en onderhoud van het klassieke mechanische pijporgel. De orgelmaker heeft een heel bedrijf achter zich staan, met hun hoge kennisniveau nemen zij de volle verantwoordelijkheid bij het uitvoeren van hun ambacht. Orgelconcerten op het Scheuer orgel Wereldwijd klinken deze concerten, ook in ons land luisteren jaarlijks vele orgelliefhebbers naar muziek van magistrale kerkorgels. Ook in Ommen blijven we niet achter wat dat betreft. Al vele jaren organiseert de bekende organist Riekus Hamberg met een groepje medewerkers deze concerten in de zomermaanden op het orgel in de hervormde kerk, waar beroemde en bekende organisten uit buiten- en binnenland de vele bezoekers laten genieten. Klassieke orgel muziek, op het Scheuer orgel, gebouwd in 1821 door de van oorsprong Duitse orgelmaker J.C. Scheuer uit Zwolle. Daarna enkele malen uitgebreid totdat het in 1968/69 helemaal is gemoderniseerd en ingrijpend verbouwd. Het kreeg toen een Rugpositief erbij en de kas werd vergroot. Van het oude Scheuer orgel bleef niet veel meer over. Het pijpwerk is wel bewaard gebleven. Deze totale restauratie is heel vakkundig uitgevoerd door de firma Van den Berg en Wendt uit Zwolle, die toen een heel bekwame intoneur als medewerker in dienst had. In 1997 is het instrument geheel geherintoneerd door de orgelmakers Reil uit Heerde. Zo bleef een waardevol monument in deze prachtige eeuwenoude kerk bewaard. Een rijk bezit voor heel Ommen. Over twee orgels in de Bouwstraat Het eerste orgel werd geplaatst met de bouw van de kerk in 1932 door de firma Spiering uit Dordrecht. Een orgel met een elektro-pneumatisch systeem, wat vooral in de eerste helft van de vorige eeuw vaak werd toegepast om reden dat dit soort makkelijker en ook lichter te bespelen was en ook het registreren was beter hanteerbaar, terwijl de klank er niet slechter op werd. Nadeel was toch wel dat dit systeem veel meer onderhoud vroeg omdat elke 12 tot 15 jaar de vele membramen (kleine leren luchtzakjes) binnen in het orgel, die zich vullen met perslucht bij het indrukken van de toets, moeten worden vervangen. Een tijdrovende renovatie die vooral na de enorme loonstijging na 1970 reden tot nadenken gaf voor een volgende restauratie. Het orgel van 1932 was in 1952 al aan de eerste opknapbeurt toe, tegelijk vond een uitbreiding plaats naar een tweeklaviers orgel met 21 stemmen, hierbij waren een aantal heel fijn klinkende stemmen o.a. de fluitregisters, de hobo, de sesqualter en op het pedaal een Subbas met een brede volle klank. Kortom een instrument met een fijne warme klank. In 1974 waren er opnieuw grote gebreken zodat de kerkenraad een orgelcommissie instelde die de opdracht meekreeg om advies uit te brengen over de toestand van dit orgel en de mogelijkheid en het nut tot restauratie of te overwegen voor het aanschaffen van een geheel nieuw mechanisch kerkorgel. Een moeilijke keuze. Zowel kerkenraad als een aantal gemeenteleden hadden moeite om het bestaande orgel te slopen De orgelcommissie en de commissie van beheer adviseerden kerkenraad en gemeente om een nieuw instrument te laten bouwen, een duurzaam mechanisch orgel met veel minder onderhoud dan het huidige systeem. Dit advies werd uiteindelijk toch aanvaard, waarna de commissie werd opgedragen,een goede solide orgelmaker te benaderen voor nieuwbouw. En zo gingen wij samen op pad voor het beluisteren, bezichtigen van een aantal pas gebouwde kerkorgels van verschillende orgelmakers. Uiteindelijk viel onze keuze op de firma Van den Berg en Wendt uit Zwolle. Zij waren ook de bouwer in 1966 van het orgel in de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Ommen. Hij liet zich voor de klank van zijn orgels inspireren door de grote en bekende orgelbouwer uit Duitsland in de achttiende eeuw Silbermann. Op 1 december 1736 gaf J.S. Bach een concert op het toen net ingewijde Silbermann orgel te Dresden. Hij zei toen: ”Zijn orgels zijn voortreffelijk, zijn naam is terecht, want zijn or13
gels hebben een zilveren toon.” In de Grote Kerk te Dordrecht is in december 2009 een tweede orgel in gebruik genomen, van de bekende orgelmaker Verschueren uit Heijthuijzen. Orgels van Silbermann hebben model gestaan voor dit instrument, geen kopie maar een orgel in de stijl van Silbermann. Het nieuwe orgel De firma Van den Berg en Wendt kreeg dus de opdracht voor de bouw van een nieuw orgel van de gereformeerde kerk aan de Bouwstraat. Direct na de aanbesteding trok de heer Wendt zich terug uit de firma vanwege een aantrekkelijke benoeming elders. Dat betekende voor van den Berg, die over enkele jaren met pensioen wilde gaan, dat hij deze grote opdracht alleen ging uitvoeren voor een groot orgel bestaande uit hoofdwerk en rugpositief met 21 stemmen geplaatst in een eiken kas. De intonatie van het orgel werd verricht door de heer Van den Berg met medewerking van H. Timmerman te Ommen. Ook dit kerkorgel heeft wat de klank betreft model gestaan voor de Silbermann orgels. De orgelmaker kreeg de opdracht om te zorgen voor een instrument wat vooral bestemd is voor de begeleiding van de gemeentezang en niet speciaal voor een concertorgel. En inderdaad is dit orgel rijk aan heldere toonklanken waardoor het bij een juiste registrering van de organist een duidelijke begeleiding en ondersteuning geeft bij het zingen. En zo kwam dit prima kerkorgel gereed door krachtdadige inzet van de heer van den Berg. Op 10 oktober 1980 is het in gebruik genomen waarbij de orgelcommissie het officieel heeft overgedragen aan de kerkenraad en gemeente, waarna organist Piet Groenendijk, een vriend van de orgelmaker, en in die jaren een bekende concertorganist het instrument heeft ingespeeld. En nu na bijna dertig jaar blijkt het nog steeds uitstekend aan de verwachtingen te voldoen. Na de pensionering van de heer Van den Berg is het orgel nu in onderhoud bij de bekende orgelmaker firma Reil te Heerde bekend door de vele kerkorgels in binnen- en buitenland. Zij hebben dit orgel opnieuw geïntoneerd ,wat de klank nog iets voller en breder maakte. Rest mij nog te vermelden dat van het oude orgel een aantal complete registers zijn verkocht, terwijl de overige pijpen bij opbod verkocht zijn aan gemeenteleden. Het nieuwe Bernhardt Edskes orgel in het Baken In de gereformeerde kerk vrijgemaakt aan de Trompstraat, staat sinds 14 februari 2004 een geheel nieuw kerkorgel uit Zwitserland, van de Nederlandse-Zwitserse firma Bernhardt Edskes Orgelbau. Na de uitbreiding van het kerkelijk Centrum Het Baken was het bestaande orgel eigenlijk te gering voor de begeleiding van de gemeenzang. De “commissie vervanging kerkorgel” werd ingesteld in het najaar van 1995. Deze commissie kwam tot de ontdekking dat er heel goede orgelmakers in ons land zijn, totdat ze in aanraking kwam met het werk van bovengenoemde firma. Zij kwamen onder de indruk van de bijzondere klassieke bouwwijze, die Edskes als geen ander zo consequent doorvoert. Hij kwam met een plan, waarin een hoofdwerk, borstwerk en pedaal waren opgenomen en hiermee wist hij de commissie te overtuigen van zijn zienswijze en argumenten. Hij heeft een internationale reputatie, maar als geboren Nederlander, zou dit zijn eerste instrument in ons land worden. Een CD muziek van Edskes orgels Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum als orgelmakerij in het jaar 2000 is toen op CD een overzicht gemaakt van de door hem gebouwde kerkorgels. De bekende organist Sietze de Vries improviseerde over een aantal orgelwerken op verschillende orgels. Deze voortreffelijke CD is toen aan gemeenteleden uitgereikt om te kunnen luisteren naar de prachtige orgelklanken van zijn instrumenten. 14
Zelf mocht ik toen ook een CD in ontvangst nemen, waar ik nog graag naar luister. En niet alleen door de warme heldere klankkleur van deze Edskes orgels maar vooral ook de kunstzinnige improvisaties van deze vermaarde organist. Door het indienen van een aantrekkelijke offerte, verbonden met een unieke opstelling van het instrument, resulteerde dit in de opdracht aan de firma Edskes voor het maken en plaatsen van een orgel met 23 stemmen,waarvan één is gereserveerd. De 23 registers zijn verdeeld over twee manualen en een vrij pedaal. Het hele orgel is volgens de historische, klassieke bouw- en constructiemethoden vervaardigd. Het pijpwerk is ook op historisch ambachtelijke wijze vervaardigd. Iedere pijp is speciaal op de akoestiek van de ruimte geïntoneerd. Alleen zo kan een exact op de ruimte geïntoneerd orgel worden gerealiseerd. Ook de orgelkas van massief eikenhout en handgeschaafd is zonder gebruikmaking van schroeven en spijkers gebouwd. Dit orgel is helemaal volgens de principes van de beroemde orgelmaker Arp Schnitger (1648-1719) geconstrueerd. Kortom, hier staat een kerkorgel wat niet alleen geschikt is voor de begeleiding van de gemeentezang, maar het is ook magistraal concertorgel. En daar is dan al in de laatste jaren in de zomermaanden al dankbaar gebruik van gemaakt,doordat het is betrokken bij de jaarlijkse orgelconcerten in de hervormde kerk. En zo is dit bijzondere kerkorgel allereerst een rijk bezit voor de kerkelijke gemeente en daarnaast een waardige aanwinst voor de cultuurmonumenten van Ommen. Het Adema orgel in de rooms-katholieke kerk Ook dit monumentale kerkgebouw beschikt over een goed historisch kerkorgel. Dit instrument is al gebouwd in 1874 door de bekende en ook het oudste orgelmakersbedrijf in Nederland Adema. Oorspronkelijk in Friesland en vanaf 1869 in Amsterdam gevestigd. Adema bouwde geheel in de geest van de Franse orgelbouwer Cavallé Coll. Zijn Orgels zijn herkenbaar door hun brede klank en sterke tongwerken. Het orgel in Ommen werd in 1874 geplaatst in de voormalige r.-k. kerk, afkomstig van het eiland Schokland, daar in 1860 afgebroken en naar Ommen gebracht en herbouwd. Op 15 december 1861 in gebruik genomen. Het orgel is ingewijd in 1878. Dit kerkgebouw stond tot 1939 op de plaats waar nu het kerkhof is. Op 26 juni 1939 werd het nieuwe kerkgebouw door Mgr. dr. de Jong, aartsbisschop van Utrecht, geconsacreerd. Het Adema orgel werd toen overgeplaatst in de nieuwe kerk In 1974 is dit orgel uitgebreid met een tweede klavier en een roerfluit. Ook het koor bij het orgel werd uitgebreid. Eerder was dit niet nodig omdat er gregoriaans werd gezongen, maar de koorliturgie deed haar intrede,waardoor er te weinig ruimte was bij het orgel. Op een vrijwel unieke manier is toen het koor vergroot. De restauratie in 1974 is uitgevoerd door de firma Koch uit Apeldoorn. Het is vrijwel in de originele staat gebleven en dus nog helemaal mechanisch gebleven. Heden ten dage wordt het orgel gezien als een monument en terecht, immers een kerkorgel van de firma P. Adema één der bekendste en vermaarde orgelmakers in ons land, die in het verleden en nu nog steeds grote en belangrijke kerkorgels bouwt. Een mooi voorbeeld is het magistrale orgel in de grote Dominicanerkerk in Zwolle. En in de r.-k. basiliek, de Grote Kerk in Raalte staat sinds vorig jaar een groot Adema orgel,afkomstig uit de R.-K. St. Michaelkerk in de Roggestraat te Zwolle, die in 1964 is afgebroken,waarbij dit waardevolle instrument eerst nog in een andere kerk heeft gestaan. In 1926 bouwde Joseph Adema dit magistrale kerkorgel met drie klavieren en 43 registers. Raalte mag zich gelukkig prijzen met deze aanwinst voor de kerkelijke parochie, vooral ook door de uitnemende akoestiek -zes seconden nagalm- van deze bijna kathedraal. Het orgel is nu al uitgekozen, voor het orgelconcours op 14 en 15 mei 2010. Adema kerkorgelbouw is indertijd overgenomen door zijn neef Hubert Schreurs en daarna door Antoine Schreurs, gevestigd in Hillegom. Tenslotte, met dit verhaal heb ik geprobeerd, de historie van de Ommer kerkorgels weer te 15
Met dank aan de betrokken kerken en overige informatiebronnen.
geven. Vier waardige instrumenten van hoge kwaliteit, waarover nog niet eerder in deze vorm in ons blad is geschreven en waar Ommenaren best een beetje trots op mogen zijn. En laten we dan vooral de waardevolle kerkorgels in de dorpskerken hier ook noemen van Beerzerveld, Mariënberg, Lemele, Vilsteren en de Vinkenbuurt. Allemaal, gebouwd door bekwame orgelmakers en heel mooi van klank. Ook in het kerkelijk gebouw Irene te Witharen is onlangs een nieuw uitstekend instrument aan geschaft waarbij de kerkgangers tijdens de diensten met volle overgave kunnen zingen.
Beschrijving van Ommen Hiernaast en op de volgende pagina’s treft u een aantal pagina’s uit het boekwerkje “Beschrijving van Ommen”. Dit boekje is rond juni 1924 verschenen. Het voorwoord is geschreven door de toenmalige burgemeester Nering Bögel. De komende afleveringen van De Darde Klokke zullen we in ieder nummer een aantal pagina’s overnemen. Er is voor gekozen om de pagina’s in de oorspronkelijke vorm over te nemen, dus niet alleen de tekst te gebruiken. De tekstgrootte is iets groter dan die in het boekje. Het boekje heeft de afmetingen van 12,5 x 19 centimeter.
16
17
18
19
Wordt vervolgd.
20