VERBINDT MENSEN, MENINGEN EN FEITEN OVER PENSIOENEN EN VERMOGENSBEHEER
OMNI
Steven Schuit, hoogleraar Nyenrode Universiteit
‘Nu is toezicht geen vloek meer’
PENSIOENEN IN EUROPA
‘Niemand wil one-size-fits-all’
HET ALGEMEEN PENSIOENFONDS
‘Het APF kan de pensioenwereld op zijn kop zetten’
INTERVIEW RENÉ VAN DE KIEFT
‘Geef fondsen meer beleidsruimte’
|
Q2’15
B E ST A G E I N GRI D L E E N E
The best age to be
Ingrid Leene (51) Pensioenconsultant en mediator
‘In de periode rond mijn 35e kon ik gaan en staan waar ik maar wilde. Denk aan spontane zeiltochten, lekker buiten de schoolvakanties om met vakantie, geen zorg voor het ouderlijk front en minder onzekerheden over maatschappelijke ontwikkelingen. De wereld van nu maakt zo’n enorme transitie door. Dat gaat met schokken gepaard. Ik kan me voorstellen dat vooral ouderen last hebben van het gebrek aan zekerheid.’ Lees het vervolg op pagina 37
2
OMNI Q2’15
OMNI Q2’15
3
V O O RWO O RD
INHOUD OMNI Q2/2015
8 Cover Steven Schuit, hoogleraar Nyenrode, over ‘maatpakken die niet passen’
Wisseling van de wacht In de vorige editie van Omni vertelde ik al dat pensioenen allerminst saai zijn. Onze sector is volop in beweging en ook bij MN zitten we niet stil. Na achttien jaar heeft Ruud
34 Metaalregeling PME & PMT
13 Aanvullende pensioenen in Europa
Hagendijk de voorzittershamer doorgegeven aan René van de Kieft. Het doet me genoegen dat beide voorzitters in dit
‘Eerst de feiten op een rij, dan kijken we verder’
nummer uitgebreid aan het woord komen. Dat maakt deze Omni wellicht tot een editie met een hoog MN-gehalte,
38 Europese kapitaalmarkten unie moet Europese werkgelegenheid stimuleren
‘Niemand wil one-size-fits-all’
18 APF: potentiële gamechanger in de wachtkamer
maar gezien de staat van dienst van beide heren kan ik dat voor één keer wel verkopen. Uiteraard laten we ook mensen van buiten MN aan het woord, en dat zijn niet de minsten. Hoogleraar Fieke van der Lecq gaat uitvoerig in op de ontwikkeling van het APF en daarnaast geeft Europarlementariër Jeroen Lenaers zijn
40 Keuzevrijheid light
visie op pensioenen in Europa. Want terwijl we in Nederland aandachtig bezig zijn met het verbeteren van ons pensioenstelsel, zit men in Brussel ook niet stil. Europese
Hoogleraar Roel Beetsma over keuzes maken in pensioenen
pensioenregelgeving is aan verandering onderhevig, een kapitaalmarktenunie in de maak. Dat raakt MN en onze opdrachtgevers direct, dus het is zaak om dicht op de besluitvorming te zitten. Ook daarover meer in dit magazine. Europese regelgeving, nieuwe financiële structuren en
21 Longread Langer leven
pensioenvehikels, technologie die ons helpt langer gezond
2 Best Age (1)
‘Denk na over wat je gaat doen over tien jaar’
30
Interview René van de Kieft, directievoorzitter MN: ‘Geef fondsen meer beleidsruimte’
te blijven… We hopen dat u niet alleen kennis en inzicht opdoet, maar dat u het ook leuk vindt om op de hoogte te blijven van alle pensioenontwikkelingen. We bieden in deze
5 Voorwoord
editie in elk geval genoeg stof tot nadenken, zodat u zich een afgewogen mening kunt vormen over de onderwerpen die spelen in onze pensioensector. Het scherpt de geest en
6 Kort
voorkomt dat onze blik vernauwd raakt in de voortdurende discussie over onze oudedagsvoorziening. Die voeren we nu eenmaal om ervoor te zorgen dat we tot in lengte van
17 Column Karlijn van Lierop
dagen een goed pensioen kunnen waarborgen. Want in een samenleving waarin mensen steeds ouder worden, draagt een goed pensioen bij aan welzijn en welvaart, en daarmee
27 Recensie De verleiders
aan stabiliteit van de maatschappij.
37 Best Age (2)
Walter Mutsaers directeur Klantrelaties MN
43 Cartoon 4
OMNI Q2’15
OMNI Q2’15
5
KORT
Pensioenliteratuur Er is heel wat inkt verbruikt bij het beschrijven van ons pensioenstelsel. Welk boek kies je uit dat grote aanbod? We vroegen vier schrijvers om hun boek over de financiële wereld te pitchen.
Peter van der Slikke, auteur van Ontmaskerd: ‘Mijn boek Ontmaskerd, hoe de financiële wereld écht werkt, geeft de lezer een heldere blik achter de schermen van het bankwezen. Hoe komen de producten tot stand? Op welke manieren worden er kosten in rekening gebracht? Hoe komt het dat de rendementen van de beheermandaten van pensioenfondsen en particulieren meestal tegenvallen? Waarom is het belangrijk dat u zich op adviesgesprekken goed en grondig voorbereidt? Welke vragen moet u dan vooral stellen? Voor welke valkuilen moet u zich behoeden? Naast antwoorden op deze vragen krijgt de lezer ook zinvolle alternatieven aangeboden. Bijvoorbeeld dat beleggen veel minder moeilijk is dan u denkt. Als u enkele belangrijke basisregels bij beleggen in acht neemt zoals zeer goed spreiden door middel van indexbeleggen, lage kosten, transparante en gemakkelijk verhandelbare producten, minimaal muteren, dan is een goed rendement op middellange termijn praktisch zeker. Kortom een boek dat u tot een ‘geduchte’ gesprekspartner maakt voor adviseurs.’
Reinout van der Heijden, auteur van Een goed pensioen: ‘Voor een goed pensioen bent u zelf verantwoordelijk. Wie dus na zijn loopbaan een ander leven wil beginnen, moet ervoor zorgen dat hij genoeg gespaard heeft. Je kunt er maar beter tijdig aan beginnen. Maar ook degenen die zich pas op latere leeftijd in dit thema verdiepen, kunnen toch nog veel doen. Pensioen lijkt ingewikkeld. Dat komt ook omdat er zoveel meer mogelijk is dan je denkt. In Een goed pensioen leg ik alle mogelijkheden uit, op een praktische manier. Het is bedoeld voor mensen die zelf aan de slag willen, maar ook geschikt voor financieel adviseurs, pensioenfondsbestuurders en salarisadministrateurs. Zij kunnen de teksten gebruiken bij hun voorlichting. De belangrijkste onderwerpen worden toegelicht in persoonlijke casussen. De editie uit 2013 is behoorlijk actueel. Alleen de veranderingen met ingang van 2015 staan er nog niet in. Directeur Olaf Sleijpen van DNB schreef het voorwoord en noemt het boek ‘een verdienstelijk overzicht’ met ‘duidelijke voorbeelden van hoe u kunt bijsturen’.’
Michiel Werkman, auteur van Rotbanken: ‘Rotbanken heb ik geschreven als constructief handboek voor ondernemers. Ik heb de titel niet gekozen omdat ik banken ‘rotbanken’ vind maar omdat die typering aansluit bij de heersende publieke opinie. Ik bied lezers in klare taal een inkijk in de bankpraktijk van kredietverstrekking aan bedrijven. Rotbanken staat vol relevante wetenswaardigheden en veel praktische do’s en dont’s in het contact met financiers. Relevant voor iedereen die zelf verantwoordelijkheid neemt voor zijn financieringsbeslissingen en daar weloverwogen keuzes in wil maken. Het is inmiddels als ‘bankfinanciering voor dummies’ getypeerd en wordt zelfs studenten aanbevolen. Na het lezen van dit boek vormen de denkwereld en de manier van werken van bankiers, andere financiers én investeerders geen black box meer. Dat maakt de lezer een gelijkwaardig gesprekspartner voor geldschieters. Hierdoor kunnen ondernemers, en hun adviseurs, perfect inspelen op de verwachtingspatronen. De informatie en inzichten vergroten substantieel de kansen op het verkrijgen
Martin Koekkoek, auteur van Laat je pensioen niet aan een ander over: ‘Ik ben zeven jaar voorzitter geweest van het bestuur van een ondernemingspensioenfonds en heb in die tijd veel voorlichting gegeven over pensioenen. Het viel me op dat veel mensen niet helemaal begrepen waar bepaalde pensioentermen over gingen. Zo kwam ik op het idee om de begrippen als dekkings graad en pensioengat in heldere taal te duiden in dit boek. Mensen denken al snel dat het pensioen iets heel ingewikkelds is, maar mijn stelling is dat dat eigenlijk heel erg meevalt. Laat je pensioen niet aan een ander over is niet alleen interessant voor mensen met weinig kennis van pensioenen. Juist ook voor kenners is het een aanrader. Eigenwijs als ik ben geef ik mijn mening over verschillende kwesties. Zo vind ik dat we bijvoorbeeld arm worden gepraat in pensioenland, terwijl dit onzin is. De dekkingsgraad waarmee gerekend wordt klopt gewoon niet. Verder leg ik uit waarom ik vind dat niet iedereen maatregelen hoeft te treffen vanwege zijn pensioengat, ondanks dat de regering en de banken roepen van wel. Ik hoop dat ik de lezers aan het denken zet over hun eigen pensioen, maar ook over hoe Nederland met het pensioenstelsel omgaat. Voor ieder wat wils dus!’
en behouden van financieringen.’
6
OMNI Q2’15
OMNI Q2’15
7
IN TERVI E W ST E V E N SC H U I T
‘HET IS ZAAK DAT DEGENE DIE TEGENOVER MIJ ZIT MIJ AANKAN’ Qua governance is al veel ten goede veranderd in de pensioensector, vindt Steven Schuit. En ja, veel bestuurders staan open voor vernieuwing. Meer snelheid zou welkom zijn, maar ach, Rome is ook niet op één dag gebouwd. De opgaande lijn is een feit, en daar gaat het om. Een zeventje voor de sector misschien? ‘Nou, dat ook weer niet’, zegt de professor. ‘Zesenhalf.’ TEKST RUUD SLIERINGS
8
OMNI Q2’15
BEELD LINELLE DEUNK
INTERVI E W ST E V E N S C H U I T
teven Schuit is een autoriteit op het gebied van governance. Hoogleraar, advocaat, publicist, commissaris, board-lid en adviseur, zo ongeveer alle petten heeft hij op (gehad). Hij is ‘ceo-fluisteraar’ genoemd, maar ook ‘luis in de bestuurspels’. Met een beetje fantasie kun je hem als een ‘one-tier model’ zien: alle disciplines zijn verenigd in zijn persoonlijke ‘besturing’. Hij heeft een broertje dood aan onzorgvuldig formuleren. Vraag bijvoorbeeld niet hoe het met de corporate governance in de pensioensector gesteld is: ‘Pas op hè! Pensioenfondsen doen niet aan corporate governance, die doen aan pension fund governance. Dat is iets heel anders: geen aandeelhouders, weinig werknemers, andere en vaak onbekende belanghebbenden. Dat gegeven bepaalt in hoge mate de wijze waarop je bestuurt en verantwoording aflegt.’
Bent u te spreken over de governance in de pensioensector? ‘Goede governance is lastig te regelen, want pensioenfondsen zijn bijna allemaal stichtingen. Dat betekent dat het bestuur in beginsel zichzelf benoemt en dat de organisatie naar binnen gericht is. Stakeholders hebben amper invloed op de governance.’
Hoog tijd dus voor de Wet Versterking Bestuur? ‘Die wet is niet gekomen omdat de governance niet goed was. De wet is het antwoord op de onvrede over het verslechteren van de dekkingsgraad en het daardoor verspeelde vertrouwen. In de pensioenwereld zijn geen governanceschandalen geweest zoals in de financiële sector.’
Komt het teruglopen van de dekkingsgraad niet door slechte governance? ‘Nee. Je kunt niet aantonen dat bij een sterkere governance de dekking beter was geweest. Het heeft alles te maken met de financiële crisis. Het is ook niet dat bestuurders van Nederlandse pensioenfondsen hebben zitten suffen. Soms is te veel risico genomen, maar over het algemeen is er geen sprake van onzorgvuldig bestuur.’
Waarom dan toch governance-wetgeving? ‘Die is nodig om het vertrouwen te herstellen, het 10
vertrouwen dat dus niet door slecht bestuur is geschonden, maar dat wel met beter bestuur hersteld kan worden. Dat besef is wel pas laat doorgedrongen, er waren al zo’n 40 governancecodes voordat de pensioensector aanhaakte. Maar goed, dat is het karakter van de sector: niet heel erg proactief. In 2006 heb ik al met de toenmalige staatssecretaris Mark Rutte gepleit voor beter toezicht op de besturen. We werden uitgejouwd: waar bemoei je je mee, het gaat toch goed? Nu is toezicht geen vloek meer.’
Het is zaak dat pensioenfondsen een cultuur creëren waarin mensen het leuk en uitdagend vinden om te werken
En daar bent u blij mee, die versterking van het toezicht? ‘Zeker. Het is wennen voor bestuurders, want er was een vergaande bestuursautonomie. Nu is er intern toezicht of een visitatiecommissie en houdt DNB de vinger aan de pols. Prima!’
Wat vindt u van de nieuwe wet? ‘De nadruk is komen te liggen op benoemen, functioneren en verantwoorden. De benoeming van deskundige bestuurders is heel belangrijk. DNB toetst nu de bestuurders, dat is een echte verbetering. Het zijn geen professionals, maar dat is inherent aan het feit dat sociale partners de bestuurders aanleveren. Je kunt nog zoveel cursussen volgen, het blijft plakken en lijmen. Maar soit, de DNB-toets is zwaar en voorkomt ellende. Het tweede aspect, de functionering, is lastiger in te vullen. Alles staat of valt met een goede onafhankelijke voorzitter. Bij grotere fondsen zie je al dat men dit soort deskundigheid aantrekt en ik heb goede hoop dat deze lijn zich voortzet. En ook het derde aspect, de verantwoording, is door de wet verbeterd. Intern en extern toezicht heeft meer tanden gekregen.’
Appeltje-eitje dus, prima wetgeving. ‘Maar nu het probleem, het gróte probleem. De wet houdt geen rekening met het feit dat pensioenfondsen hun complete core business uitbesteden. Grote uitvoerders hebben staps gewijs alle taken overgenomen. Uiterst deskundig, daar niet van, maar het is ingehuurde deskundigheid. Als het bestuur van het pen sioenfonds niet even deskundig is als die externe partijen, weet het ook niet precies wat ze doen. Bij zoiets als catering is dat geen probleem. Maar bij beleggen wel. Dan werk je als pensioenfonds met vermogensbeheerders die écht verstand van zaken hebben, die vaak ook nog eens zelf financiële producten hebben ontworpen.’ OMNI Q2’15
WET VERSTERKING B E S T U U R P E N S I O E N FONDSEN De wet is op 1 juli 2014 in werking getreden en beoogt de deskun digheid van bestuurders en toezichthouders te verbeteren. Daarnaast wil de wet taken stroomlijnen en de positie van belanghebbenden verstevigen. Er zijn vijf bestuursmodellen voorgeschreven: 1. paritair bestuur (veelal status quo, maar nu met vertegenwoor diging van pensioengerechtigden), 2. onafhankelijk bestuur (uit sluitend externe professionals), 3. one-tier paritair gemengd bestuur (uitvoering door vertegen woordigers van werkgevers en werknemers, plus minimaal drie toezichthoudende externen), 4. one-tier onafhankelijk gemengd bestuur (uitvoering en toezicht door externen) en 5. one-tier omgekeerd gemengd bestuur (uitvoering door niet- vertegenwoordigers, toezicht door vertegenwoordigers van werk gevers en werknemers).
INTERVI E W ST E V E N S C H U I T
Waarom is dat een probleem? ‘Als je moeite hebt om te begrijpen wat ze doen, bestaat er ongelijkheid. En met dat begrijpen valt het dan misschien nog wel mee. Maar er is een belangrijk verschil tussen een gedachte kunnen volgen en een gedachte vormen. Natuurlijk doen de externe partijen hun best, maar die willen er ook zelf wat aan overhouden. Niks mis mee, maar de vraag is of zij het onderste uit de kan halen als ze geen gelijkwaardige sparringpartner in het bestuur treffen. Het bestuur moet een externe partij altijd tot het uiterste kunnen uitdagen.’
RIC H T L IJNE N E U ROP A
Nu is toezicht geen vloek meer
Een gemiste kans dus? ‘Zeker. Ik moet wel zeggen dat het bewustzijn om de governance te verbeteren groeit. En dus ook het besef dat meer professionals in het bestuur op termijn noodzaak is. Ik merk dat de druk die vanuit DNB wordt uitgeoefend nuttig is en goed werkt. Uiteindelijk zal het gros van de pensioenfondsen moeten doorgroeien naar een gemengd paritair model.’
Hoe had de wet dat probleem kunnen oplossen?
‘Dat is een grote zorg, vooral omdat vanuit bancaire en andere financiële sectoren ook grote vraag naar deskundigen bestaat. Dan zit de pensioensector met zijn relatief lage lonen in een lastig parket. Daarom is het ook zaak dat pen sioenfondsen een cultuur creëren waarin mensen het leuk en uitdagend vinden om te werken.’
Zit die eis niet op z’n minst in enkele van de vijf te kiezen bestuursmodellen? ‘Niet voldoende. Het zijn maatpakken die niet passen. Ik had veel liever gehad dat er criteria waren opgesteld waaraan elk bestuur moet voldoen. Het opnemen van professionals in het bestuur zou daar een belangrijk criterium in zijn. Die twee onafhankelijke modellen vind ik niks, want daar ontbreekt de pariteit. Maar zuiver paritair, zonder onafhankelijke voorzitter, vind ik ook ongelukkig. Er is één model waarbij zowel de pariteit als de deskundigheid wordt gediend, one-tier paritair gemengd. Dit bestuursmodel heeft absoluut mijn voorkeur.’
Kan de pensioensector een rol spelen in de cultuurverandering in de financiële wereld? ‘Niet echt. Cultuurverandering is het hardst nodig bij banken en verzekeringsmaatschappijen. Pensioenfondsen hebben geen giftige producten op de markt gebracht, geen enkel fonds heeft er een rommeltje van gemaakt, en er worden geen bonussen uitgedeeld. Het zijn ook geen commerciële organisaties die onder druk van aandeelhouders onverantwoorde beslissingen nemen. Als je het over cultuurverandering in de pensioensector hebt, dan gaat het vooral om duurzaam beleggen en bijvoorbeeld het creëren van meer diversiteit. Welnu, op die aspecten mankeert het niet aan de wil tot verbetering.’
Maar het is niet het meest populaire model.
Waarom kiezen niet meer pensioenfondsen voor het gemengde paritaire model? ‘Ik denk dat bestuurders nog vaak vinden dat het best goed gaat, ze zien onvoldoende in dat ze op gelijke voet moeten staan met partijen aan wie ze de business uitbesteden. Natuurlijk, elke dienstverlener behartigt het belang van zijn opdrachtgever. Dat weet ik als geen ander, ik ben al 47 jaar advocaat. Maar onvermijdelijk ben ik ook met mijn eigen belang bezig. Het is zaak dat degene 12
‘Niemand wil one size fits all’
Dat vergt wel ruime beschikbaarheid van professionals.
‘Door te eisen dat er fulltime professionals in vermogensbeheer en risicomanagement deel uitmaken van het bestuur.’
‘Precies. Ik ben niet tegen het meest gekozen paritaire bestuursmodel, mits je er professionals in opneemt. Dat is echt een omissie in de wet: de overheid heeft te veel córporate governance in het achterhoofd gehad bij het opstellen van de wet. Het interne toezicht is er gelukkig wel gekomen, maar men heeft niet begrepen dat het echte probleem in de uitbesteding zit.’
die tegenover mij zit mij aankan. Daar worden beide partijen beter van.’
P R O F. D R . S T E V E N SCHUIT
De belangrijkste opgave is dus het verbeteren van de professionaliteit?
- Hoogleraar Corporate Gover nance and Responsibility, Nyenrode Universiteit - Hoogleraar International and Financial Law, Universiteit Utrecht - Advocaat Allen & Overy - Commissaris bij diverse ondernemingen - Voorzitter Raad van Toezicht SPMS pensioenfonds - Veelvoudig publicist
‘Men moet zich veel nadrukkelijker bewust zijn van de eigen beperkingen en van de risico’s van het uitbesteden van de core business, en maat regelen nemen door meer professionaliteit in huis te halen. Dat moet uit de pensioenfondsen zelf komen. Maar ik besef ook wel: dat kost tijd. Het is een complexe sector met 350 partijen en een enorm gezamenlijk vermogen. Als je zo’n proces wilt kantelen, moet je dat voorzichtig doen en ervoor zorgen dat alle partijen aan boord blijven. Maar het moet wel gebeuren, bij voorkeur binnen twee à drie jaar.’ |
OMNI Q2’15
Eind mei organiseerde de commissie Economische en monetaire zaken (ECON) van het Europees Parlement een hoorzitting over de herziening van de pensioenfondsenrichtlijn IORP. ‘Solvency II komt niet terug op de agenda.’ T E K S T W I L M A VA N H O E F L A K E N , R U B E N L A N G E N H U I Z E N , M N
OMNI Q2’15
B E E L D PAT K
13
RIC H T L IJNE N E U ROP A
Hoorzitting IORP Op uitnodiging van ECON gaven Joanne Segars (PensionsEurope), Hans van Meerten (Universiteit Utrecht), Klaus Stiefermann (Arbeitsgemeinschaft für betriebliche Altersversorgung (ABA)) en Maxime Cerutti (Social Affairs Department BUSINESSEUROPE ) hun mening over IORP.
Vanwaar de hoorzitting? ‘To raise awareness and to hold a public debate in ECON on this important legislative topic’, zo legt de commissie Economische en monetaire zaken uit. De commissie vraagt afgevaardigden van de pensioensector en academische wereld naar hun visie op de herziening van de pensioenfondsenrichtlijn. Tijdens de laatste hoorzitting mocht onder andere de Nederlandse hoogleraar Hans van Meerten zijn visie geven.
Waar hebben we het precies over? De IORP-richtlijn, oftewel Institution for Occupational Retirement Provision. De IORPrichtlijn reguleert kapitaalgedekte, arbeidsgerelateerde pensioenen (tweede pijler) en gaat over de manier waarop pensioeninstellingen de bij hen ondergebrachte pensioenregelingen moeten uitvoeren. De huidige richtlijn – IORP I - stamt uit 2003. Doel van de richtlijn is het tot stand brengen van een Europese markt voor pensioenuitvoerders. Deze kunnen over de grenzen actief zijn en moeten door heel Europa aan dezelfde minimumstandaarden voldoen.
municatie met deelnemers verbeteren. Na het uitbreken van de financieel-economische crisis was er ook even sprake van het opleggen van verdergaande kapitaaleisen aan pensioenfondsen, Solvency II. Daarover zei Brian Hayes, rapporteur van de ECONcommissie op IORP, na afloop van de hoorzitting: ‘Er is geen steun om Solvency II terug op de agenda te krijgen in het kader van IORP. Dat gaan we dus niet doen.’
‘In zijn algemeenheid moeten we oppassen voor onbedoelde bijeffecten van Europese wetgeving’
Wat is de status van IORP II?
Joanne Segars
Op 10 december 2014 hebben de lidstaten in de Europese Raad ingestemd met een compromisvoorstel. Nu buigt het Europees Parlement zich over de herziening van de richtlijn. Brian Hayes, rapporteur van de ECON-commissie op IORP, bereidt een rapport voor over de oorspronkelijke versie van het voorstel inclusief de voorgestelde amendementen. Wanneer dat stuk gereed is – naar verwachting voor de zomer - zullen de Europese Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement moeten proberen een akkoord te bereiken.
En daarna? Wat moet er veranderen? De Europese Commissie wil met de vernieuwde richtlijn grensoverschrijdende activiteiten van pensioeninstellingen verder stimuleren, het risicomanagement verder aanscherpen en ook de governance en com14
Het is nog onduidelijk wanneer de IORPrichtlijn in werking zal treden. Na een akkoord geldt een implementatietermijn van twee jaar voor de lidstaten en dus ook voor de Nederlandse pensioenfondsen.
OMNI Q2’15
‘Er is ook geen Europese eerste pijler, waarom dan wel een tweede pijler?’
Klaus Stiefermann De chief executive van ABA steunt de herziening van de IORP-richtlijn. Hij ziet grote voordelen (schaalgrootte en risicodeling) in aanvullende pensioenen ten opzichte van individuele pensioenen. Hij is voorstander van uitbreiding van de tweede pijler in Europa, maar hij ziet tegelijkertijd grote verschillen tussen lidstaten. ‘Dus geen one-size-fits-all, maar alleen minimumstandaarden. Er is ook geen Europese eerste pijler, waarom dan wel een tweede pijler? Die kan dan nooit goed aansluiten bij een nationale eerste pijler.’
‘Sociale partners moeten een voorname rol kunnen blijven spelen, IORP’s voeren geen financieel product’
Maxime Cerutti De directeur van het Social Affairs Department van BUSINESSEUROPE (de Europese lobbyorganisatie voor werkgevers) ziet grote uitdagingen voor een houdbare pensioenvoorziening in Europa maar vooral een grote rol voor aanvullende pensioenen. Op voorwaarde dat je die op een kostenefficiënte manier aan kunt bieden. Cerutti uitte vijf bezwaren tegen het huidig voorstel voor de herziening van IORP: (1) sociale partners moeten een voorname rol kunnen blijven spelen, IORPs voeren geen financieel product, (2) pensioenen moeten nationaal blijven, geen one-size-fits-all-benadering, (3) geen kapitaaleisen vanwege de hoge kosten en omdat het tweedepijlerpensioenen minder aantrekkelijk maakt, IORPs zijn anders dan verzekeraars, (4) de ‘fully funded-eis’ voor crossborder pensioenen moet uit het voorstel, (5) niet te veel details opnemen in eisen aan het Personal Benefits Statement, er moet ruimte blijven voor nationale best practices.
Namens PensionsEurope, de Europese koepel van nationale pensioenfondsorganisaties, mocht voorzitter Joanne Segars haar visie op IORP II geven. Twee jaar geleden gaf ze in Omni als CEO van de gezaghebbende pensioenfede ratie NAPF al haar mening over IORP II. Ze waarschuwde destijds voor de negatieve macroeconomische gevolgen van de richtlijn: ‘Het schaadt de vooruitzichten op het creëren van noodzakelijke werkgelegenheid en investeringen in Europa.’ Tijdens de hoorzitting afgelopen maand verwelkomde ze de herziening van IORP vanwege grote demografi sche veranderingen in Europa. ‘Maar in zijn alge meenheid moeten we oppassen voor onbe doelde bijeffecten van Europese wetgeving. Niemand wil one-size-fits-all. Ik ben daarom blij dat de kapitaaleisen uit de IORP-herziening zijn gehaald.’
OMNI Q2’15
15
R IC HT LI JN E N E U R O P A
COLUMN Karlijn van Lierop Directeur Responsible Investment MN
Visie MN
‘Landen stimuleren om een kapitaal gedekt stelsel in te voeren, want met een puur omslag stelsel red je het niet.’
Hans van Meerten Hans van Meerten, hoogleraar Internationaal en Europees Recht aan de Universiteit van Utrecht, verkondigde op uitnodiging van de commissie ECON zijn mening over IORP II. Volgens Van Meerten is het goed dat er Europese regelgeving is die landen stimuleert om een kapitaalgedekt stelsel in te voeren, ‘want met een puur omslagstelsel red je het niet.’ De hoogleraar is daarnaast voorstander van harmonisatie van kapitaaleisen om toezichts arbitrage te voorkomen. ‘Zo niet, dan ontstaat cross-border-activiteit vanwege verschillende nationale eisen.’
16
MN en de Nederlandse pensioensector in het algemeen hebben de afgelopen jaren in Brussel veel aandacht gevraagd voor de wijze waarop de herziening van de IORP-richtlijn eruit zou moeten zien. Het is goed dat de richtlijnen voor pensioen fondsen nu worden aangepast aan de ontwikkelingen in de pensioenwereld van de laatste twaalf jaar. Er komt meer aandacht voor adequate informatie voorziening richting deelnemers. De Europese regels moeten daarbij wel ruimte laten voor ver doorontwikkelde communicatiemethoden die enkele landen al hanteren. Het versterken van de governance van pensioenfondsen is eveneens een goede ontwikkeling, waarbij wel opgepast moet worden dat de kosten hiervan niet disproportioneel groot worden, met name voor kleinere pensioenfondsen.
Op www.omni-online.nl is een u itgebreid interview met hoogleraar Hans van Meerten en Europarlementariër Jeroen Lenaers te vinden over de Europese pensioenontwikkelingen. Lenaers zegt daarin het volgende over IORP: ‘Als we de vergrijzing in Europa serieus nemen, moeten alle lidstaten zorgen voor een kapitaalgedekte tweede pijler. Het overkoepelende doel van de IORP-richtlijn is de lidstaten stimuleren om met aanvullende pensioen aan de slag te gaan. Maar er staat niets in die richtlijn wat dat eenvoudiger zou kunnen maken. De tekst van de Europese Commissie is zo omslachtig dat geen enkele lidstaat nog wil beginnen aan een tweede pijler. Er is in de Europese Commissie een denkfout gemaakt, die we in het Europese Parlement willen corrigeren. Als je wilt dat landen die geen aanvullend pensioen kennen, een tweede pijler gaan instellen, moet je ervoor zorgen dat er goede normen zijn voor transparantie en veiligheid in de lidstaten die wel een tweede pijler hebben. Daardoor krijgen anderen het vertrouwen om zo’n systeem in hun eigen land in te voeren.’ |
OMNI Q2’15
Tweedepijlerpensioenen - waar de IORP-richtlijn over gaat - zijn gebaseerd op nationale sociale en arbeidsmarkt wetgeving. Het is in onze ogen niet mogelijk en dus niet wenselijk om prudentieel toezicht op Europees niveau te harmoniseren, terwijl de onder liggende nationale wetgeving wijd uiteenloopt. Onze visie is in 2013 ook door de Europese Commissie onder schreven, toen aangekondigd werd dat de IORP-richtlijn geen prudentiële eisen zou bevatten. De laatste tijd komt er steeds meer aandacht voor de rol van pensioenfond sen als investeerders in de Europese economie, bijvoorbeeld in het recente groenboek over de Europese Kapitaal marktenunie. Pensioenfondsen investeren nu al veel in de Europese economie en breiden deze investeringen waar mogelijk verder uit. Dit moet dan wel mogelijk gemaakt worden door de toezichtsregels, die bijvoorbeeld investeringen in mkb niet nodeloos zwaar moeten belasten.
Profit en planet gaan hand in hand
H
et onderwerp duurzaamheid staat weer volop in de belangstelling. Eind dit jaar vindt in Parijs de klimaattop plaats waar nieuwe internationale afspraken gemaakt moeten worden over het tegengaan van klimaatverandering, een onderwerp dat ook financiële instellingen raakt. Diverse vermogensbeheerders berekenen de klimaatgevolgen van hun beleggingen en brengen milieurisico’s in kaart.
voorbeeld. Het bedrijf streeft naar een verdubbeling van de winst en een halvering van de voetafdruk, en integreert duurzaamheid volledig in de corebusiness. Zo speelt Unilever met droogshampoos en andere waterzuinige personal-care-artikelen in op een van de grote toekomstige klimaatproblemen: waterschaarste. Deze producten zijn de afgelopen tijd goed verkocht in Brazilië, waar men nu kampt met watertekorten. Dus de inzet op duurzaamheid betaalt zich uit.
Dit belangrijke onderwerp kan niet losgezien worden van economische ontwikkeling. Ik geloof in duurzame econo- Ook Heineken heeft afgelopen aandeelhoudersvergadering mische ontwikkeling. Bedrijven met een robuuste duur- weer laten zien waarde te hechten aan duurzaamheid voor de lange termijn. In de dialoog is de afhankelijkheid zaamheidsstrategie en een heldere langevan water ook een terugkomend onderwerp. termijnvisie zijn naar mijn idee een goede We zijn dan ook blij met de samenwerkingsinvestering. Daarbij gaat het niet zozeer om ‘De inzet op overeenkomst die Heineken heeft gesloten kortetermijnrendement, maar om welke beduurzaamheid met een VN-organisatie die zich inzet om het drijven op de lange termijn goed presteren. betaalt zich uit’ waterschaarsteprobleem aan te pakken. Goed Institutionele beleggers zijn immers belegvoor het milieu, en voor de toekomstige winstgers met een langetermijnhorizon. gevendheid van Heineken. Als belegger bezitten we een - klein - deel van de bedrijven waarin we investeren, en dus hebben we wat in te brengen. Ik merk dat pensioenfondsen zich steeds meer betrokken Daarom voeren wij met diverse ondernemingen de dialoog: voelen bij de ondernemingen die ze in portefeuille hebben. constructieve gesprekken, waarin we tegelijk ook kritisch Beleggen met een langetermijnhorizon, het zogenoemde kunnen zijn. Bijvoorbeeld als het gaat om milieurisico’s, slech- principe van ‘buy and hold’ is echt een tendens. We willen te arbeidsomstandigheden of beloningen die niet passend deze ondernemingen door en door kennen en met hen in zijn. Maar we denken ook mee over de duurzame toekomst nauw contact zijn. Met de bedoeling voor langere tijd vervan een bedrijf. In het belang van het bedrijf, en in dat van het bonden te blijven aan die bedrijven. MN heeft hier zelfs een milieu, de maatschappij en de pensioendeelnemers, die ver- nieuw aandelenproduct voor ontwikkeld, waarbij klantwensen en oplossingen bij elkaar komen. Hierbij gaat het om een zekerd moeten zijn van een goede oude dag. portefeuille met een beperkt aantal bedrijven waarvan wij Nu we halverwege het aandeelhoudersseizoen zitten, zijn er denken dat deze bijdragen aan een duurzame samenleving. al verschillende voorbeelden te geven van bedrijven die het En waarvan we denken dat ze een goede investering zijn, nu maken van winst en het zoeken naar duurzame oplossingen en in toekomst. Want planet en profit zijn op de lange termijn mooi laten samenvallen. Unilever is inmiddels het school- onlosmakelijk met elkaar verbonden. OMNI Q1’15
AACCH HTTEERG RGRO ROND ND N AP L IFI
APF: potentiële gamechanger in de wachtkamer Het Algemeen Pensioenfonds kan de pensioenwereld op zijn kop zetten, denkt Fieke van der Lecq. Als het uitstel van de wetgeving tenminste geen voorbode is van vergaande aanpassingen. ‘Ik zie mooie mogelijkheden voor de combinatie APF en beroepspensioenfonds.’ TEKST ANDRÉ DE VOS
B E E L D PAT K
en onaangename verrassing’. Zo noemt Fieke van der Lecq het bericht dat staatssecretaris Klijnsma op 3 april liet uitgaan. Het APF wordt uitgesteld tot 1 januari 2016. Van der Lecq was niet de enige die werd verrast. ‘Veel partijen zaten klaar in het startblok. Maar ik heb begrepen dat ambtenaren gewoon meer tijd nodig hebben om de regeling goed uit te werken.’
18
OMNI Q2’15
De hoogleraar pensioenmarkten heeft hoge verwachtingen van het APF. Het Algemeen Pensioenfonds kan volgens haar een ‘gamechanger’ worden en de consolidatie in de pensioensector een nieuwe impuls geven. ‘Veel kleinere pensioenfondsen redden het zelfstandig niet, maar ze willen ook niet hun identiteit kwijtraken in een fusie met een grotere partner, of binnen een bedrijfstakpensioenfonds. In een APF kunnen ze hun eigen regeling houden en tegelijk de schaalvoordelen van de samenwerking met andere pensioenfondsen benutten.’
dere pensioenregelingen worden onder gebracht in één pensioenfonds, dat wordt gerund door een onafhankelijk algemeen bestuur. Binnen het APF heeft elke ‘collec tiviteitskring’ zijn eigen regeling(en) met afgescheiden vermogen en dekkingsgraad. Het APF moet de schaalvoordelen van een groot pensioenfonds bieden en tegelijkertijd de mogelijkheid om een eigen identiteit te behouden, herkenbaar bij de achterban. ‘Het APF is het laatste onderdeel van wat de Algemene Pensioeninstelling (API) had moeten worden. De PPI is er voor DC-regelingen en het multi-ondernemingspensioenfonds zou een oplossing moeten zijn voor kleine ondernemingsfondsen. Maar door veranderingen aan het oorspronkelijke idee heeft het multi-OPF veel van zijn aantrekkingskracht verloren. Ik hoop en verwacht dat het met het APF niet zover komt. Dan gaat ook het APF niet vliegen. Op papier is het nu een licht en flexibel pensioenvehikel en ik zie geen reden waarom het dat niet ook in de praktijk zal worden.’
Paraplu
Goedkoper
Een paraplu- of koepelpensioenfonds, zo kan het APF het best worden omschreven. Meer-
Van der Lecq verwacht dat straks verschillende APF’s gaan concurreren om de gunst OMNI Q2’15
van kleine pensioenfondsen. Een APF zal niet zo goedkoop worden als een PPI, maar wel beduidend goedkoper dan een zelfstandig, klein fonds. En door het feit dat meerdere fondsen in één APF kunnen opgaan, kunnen de schaalvoordelen minimaal zo groot zijn als bij een fusie tussen twee partijen. ‘Iedereen mag straks een APF oprichten. Vakbonden, bedrijven, verzekeraars. De financiële sector overweegt een eigen APF. Je kunt beginnen met een lege APF en die zo aantrekkelijk maken dat pensioenfondsen willen instappen. Het grote voordeel wordt dat instappen en uitstappen eenvoudig zal zijn. Het vermogen is afgescheiden, dus daar kan geen discussie over ontstaan.’ Het APF wordt toegankelijk voor onder nemingspensioenfondsen, niet-verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenfondsen. Die laatste categorie wordt nog wel eens over het hoofd gezien in het consolidatiegeweld, maar Van der Lecq ziet juist veel kansen voor de combinatie APF-beroepspensioenfonds. ‘Het APF biedt aan werkenden die goed bij elkaar passen de ruimte voor een DB- of collectieve DC-pen sioenregeling binnen solidariteitskringen. 19
A CHT ERG R O ND A P F
Het lijkt me denkbaar dat we uiteindelijk uitkomen bij een situatie zoals bij de zorgverzekeringen
Dat kan een heel aantrekkelijke combinatie worden. Je kunt een solidariteitskring vormen van secretaresses, of van zzp’ers die dan als beroepsgroep gelden. Je hebt in een beroepsfonds geen pariteit, want je hebt geen werkgevers en geen werknemers, maar een groep mensen die zegt ‘wij willen dit samen en met elkaar regelen’. Pensioen gaat dan min of meer uit de sfeer van arbeidsvoorwaarden en wordt een kwestie van onderlinge solidariteit. Die solidariteit kun je vervolgens onderbrengen in een APF waarin ook andere beroepsgroepen een eigen solidariteitskring hebben. Ik zie allerlei voordelen. Je hoeft niet meer steeds van fonds te wisselen als je naar een andere bedrijfstak gaat, maar wel hetzelfde werk blijft doen. Allerlei gedoe met waardeoverdracht vervalt. Het model van het beroepsfonds kan binnen het APF wel eens het model van de toekomst worden.’
Koffiedikkijken Veel partijen staan al klaar om een APF op te richten. Daaronder (samenwerkingsverbanden van) kleine pensioenfondsen, maar ook commerciële partijen als verzekeraars. Het APF biedt hen een extra mogelijkheid om op de DB-/CDC-markt actief te worden. Het is koffiedikkijken hoeveel APF’s er straks zullen zijn en hoe ze eruit gaan zien. ‘Je kunt je voorstellen dat het voordelen heeft om bin-
F I E K E VA N D E R L E C Q Fieke van der Lecq (1966) is hoogleraar pensioen markten aan de Erasmus Universiteit. Ze is sinds vorig jaar Kroonlid van de SER. Daarnaast is de commissaris bij Delta Lloyd Groep, voorzitter van de Raad van Toezicht bij de pensioenfondsen van Robeco en de Zoetwarenindustrie en voorzitter van de beleggingscommissie bij het pensioenfonds IBM Nederland. Bij de AFM is ze lid van de commissie financiële verslaggeving & accountancy.
20
nen een APF regelingen te combineren die op elkaar lijken, ook al hebben ze een eigen solidariteitskring. Zo kun je je als APF profileren. Noodzakelijk is het niet, maar het is mogelijk wel eenvoudiger in bijvoorbeeld het beleggingsbeleid. En het kan een stap op weg zijn naar een grotere samenwerking, of uiteindelijk zelfs een fusie, als je dat wil. Je kunt als APF zelf de uitvoering ter hand nemen. Dat is wel weer een bijzondere situatie, want het zelfadministrerend fonds wordt steeds zeldzamer door de scheiding van pensioenfondsen en uitvoeringsbedrijven.’ Van der Lecq hoopt dat het APF daadwerkelijk in januari van start gaat en dat vervolgens de vergunningverlening door DNB snel zal verlopen. Maar ongeacht de komst van het APF zal de consolidatie doorzetten. ‘Kleine fondsen lopen aan tegen de grenzen van de lage rente en de hoge regeldruk. Tegelijkertijd wordt de pool van de geschikte bestuurders waaruit kan worden gekozen steeds kleiner. Het lijkt me denkbaar dat we uiteindelijk uitkomen bij een situatie zoals bij de zorgverzekeringen. Enkele grote pensioenfondsen met daaromheen een handjevol kleinere partijen. Dat zouden ook APF’s kunnen zijn. Het is moeilijk te zeggen hoeveel pensioenfondsen je nodig hebt voor een goede markt. Maar het is duidelijk dat de APF’s echt moeten concurreren.’ Met naast ‘gewone’ pensioenfondsen en verzekeraars ook PPI’s, multi-OPF’s en straks APF’s wordt het druk in pensioenland. Een logische ontwikkeling, vindt Van der Lecq. ‘We zitten in een fase waarin overal wordt nagedacht over nieuwe soorten pensioenregelingen. Het hele veld is in beweging. Daar passen nieuwe vormen voor de uitvoering bij. Met de PPI specifiek voor DC-regelingen en het APF als model voor uitkeringsregelingen. Ik verwacht dat het multi-OPF er tussenuit zal vallen. Al die verschillende OMNI Q2’15
modellen vind ik geen probleem. Het is alleen maar goed als er wat te kiezen valt. ‘May the best one win.’ En zo’n vaart loopt het nu ook weer niet. Met de komst van het APF geven we invulling aan de IORP-richtlijn uit 2003. Twaalf jaar later!’ |
Visie MN Doel van het algemeen pensioenfonds is werk gevers en werknemers meer keuzemogelijkheden te geven om tot een goede en veilige pensioenuit voering te komen tegen een scherpe prijs. Met het oog op de consolidatieslag zou het algemeen pensioenfonds een oplossing kunnen bieden aan pensioenfondsen die gebaat zijn bij schaalvoor delen waarmee bestuurlijke lasten en uitvoerings kosten kunnen worden beperkt. Volgens het kabinet kennen de huidige keuzemogelijkheden tot bundeling van pensioenregelingen beperkingen. Het wetsvoorstel verleent vooralsnog als enige geen toegang aan verplichtgestelde bedrijfstak pensioenfondsen. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil eerst onderzoek doen naar mogelijke consequenties hiervan. In een gezamenlijk position paper met onze opdrachtgevers hebben wij aangegeven dat wij van mening zijn dat alle pensioenfondsen de voordelen van het algemeen pensioenfonds moeten kunnen genieten. In dat kader hebben wij ons georiënteerd op de mogelijkheid van twee varianten van het APF: een verplichtgesteld en een niet-verplichtgesteld APF. Twee varianten die wij in het huidige palet aan pensioenfondsen ook al kennen bij het bedrijfstak pensioenfonds. Door strikte scheiding tussen verplichtgestelde en niet-verplichtgestelde algemeen pensioenfondsen aan te brengen verandert er niets aan de marktordening. Tevens hoeft de (juridische) vormgeving van de verplicht stelling niet te worden aangepast.
LON
GR
EA
D
Langer leven is geen sinecure Hoe zou een toekomstvast pensioenstelsel eruit moeten zien? Gezaghebbende sprekers belichtten vorige maand tijdens een symposium bij MN hoe onder andere technologische innovatie, veranderende maatschappelijke opvattingen en demografische ontwikkelingen van invloed zijn op onze pensioenen. Een van de sprekers: Ruud Hagendijk, die na 18 jaar – waarvan 10 jaar als directievoorzitter – afscheid heeft genomen van MN.
23
Ruud Hagendijk & Paul Schnabel ‘Nu is langer leven echt een game changer’
26 Patrick van der Duin ‘De meeste innovaties komen uit een hoek waaruit je ze niet verwacht’ 28 Bevolkingsprognose 2012-2060 Langer leven, langer werken
OMNI Q2’15
21
L O NG RE A D L AN GE R L E VE N
Medisch-technologische vooruitgang heeft enorme impact op pensioenstelsel
Terug naar de tekentafel De levensverwachting gaat met sprongen omhoog, met dank aan de medische technologie: per vier jaar krijgen we er een jaar extra bij. Er zijn zelfs wetenschappers die beweren dat de eerste mens die duizend jaar wordt, nu al geboren is. Maar wat is dan eigenlijk nog ‘de oude dag’? En hoe gaan we die ‘oude dag’ kwalitatief aantrekkelijk houden? En hoe grijpt dat in op het denken over een ‘toekomstvast’ pensioenstelsel? T E K S T R U U D S L I E R I N G S , G E R H A R D S L U I T E R I L L U S T R AT I E A A D G O U D A P P E L
SINDS ZIJN VERTREK begin dit jaar bij MN zit Ruud Hagendijk niet stil. Letterlijk niet, want hij is een fervent hardloper en wil het ‘topfitte gevoel’ lang vasthouden. Maar ook figuurlijk blijft hij in beweging en zet het reilen en zeilen van de pensioensector hem op scherp: ‘Ik stop niet met nadenken nu ik weg ben bij MN. Er speelt ongelofelijk veel in 22
OMNI Q2’15
deze sector, daar wil ik ook over gaan publiceren, mensen prikkelen, af en toe een steen in de vijver gooien. Het is thematiek waar ik verstand van heb en het voordeel nu voor mij is dat ik minder op de inhoud hoef te zitten en dat ik meer naar grote ontwikkelingen kan kijken.’ Tijdens het symposium dat MN ter ere van zijn afscheid had georganiseerd, schetste hij een OMNI Q2’15
bij vlagen ongemakkelijk toekomstbeeld dat op z’n zachtst gezegd tot verder nadenken aanzet. We worden niet alleen ouder, maar we worden heel snel heel veel ouder. Eén conclusie kan hij uit die constatering simpel trekken: ‘We moeten terug naar de tekentafel en een volledig nieuw pensioenstelsel ontwerpen.’
23
L O NG RE A D L AN GE R L E VE N
Ruud Hagendijk: 18 jaar MN Game changer Volgens Hagendijk bevinden we ons in ‘een periode van transitie, en dus van onzekerheid’. Juist dat woord, onzekerheid, een woord dat in deze sector zoveel mogelijk gemeden wordt, begint steeds nadrukkelijker de toon te zetten: ‘We hebben het altijd over sterftewinst en de risico’s van lang leven. Maar nu is langer leven echt een game changer. Ik verwacht dat onze levensverwachting de komende jaren omhoog zal schieten. Niet in een voorspelbare min of meer rechte trendlijn, maar in een scherp stijgende curve.’ Medisch-technologische ontwikkelingen zijn volgens Hagendijk hiervoor bepalend: ‘De DNA-technologie stelt ons in staat om onszelf te monitoren op kansen en bedreigingen, realistische prognoses te maken over de kansen om ziek te worden, en om daarop onze levensstijl aan te passen. Deze technologie is nu al tegen commercieel aantrekkelijke prijzen beschikbaar. Als tweede is er de stamceltechnologie die bijvoorbeeld kraakbeentransplantaties uit eigen cellen mogelijk maakt. Lichaamseigen materiaal, dus zonder afstotingsverschijnselen. De nanotechnologie dan: we kunnen microrobots inslikken die in ons lichaam fout weefsel kunnen opsporen en bestrijden. Over twee jaar zijn dit soort smart pills gemeengoed. Een vierde ontwikkeling die ons leven gaat verlengen en veraangenamen is de robotisering, de technologie die het mogelijk maakt om enerzijds de zorgvuldigheid van medische ingrepen te vergroten en anderzijds de kwaliteit van leven langer te handhaven; we hebben straks geen handen meer aan het bed maar transistors. Tot slot is de techniek van 24
‘MN is een prachtig bedrijf met hele enthousiaste mensen die voortdurend één ding voor ogen hebben: het zo goed mogelijk doen voor klanten. Dat zit absoluut in de haarvaten van MN. De prestatie waar ik het meest trots op ben is dat we MN hebben weten om te vormen tot een multi-client organisatie: kosten terugdrin gen, klantenbestand verbreden. Dat is de opdracht die we goed hebben uitgevoerd, ondanks dat er een grote crisis overheen is gekomen. Wat dat betreft vind ik het jammer dat we het effect van de crisis hebben onderschat. Wij niet alleen, de hele financiële sector. We dachten: na een jaar, anderhalf jaar, is het weer back to business. We zijn nu zeven jaar verder en zijn eigenlijk nog steeds bezig met het ‘opruimen’ van kwesties die door de crisis zijn ontstaan in plaats van dat we vanuit de vernieuwing zijn gaan denken. Dat is ook een eyeopener voor het denken over de toekomst van ons pensioen stelsel: niet teveel terugkijken, maar vanuit een visie op de heel snel stijgende levensverwach ting een nieuw stelsel ontwerpen.’
‘Robotisering maakt het mogelijk om de zorgvuldigheid van medische ingrepen te vergroten en de kwaliteit van leven langer te handhaven’ RUUD HAGENDIJK
3D-printing in staat om ledematen, organen, hulpmiddelen en wat we maar kunnen bedenken, volledig op maat te maken.’
Ruud Hagendijk na MN
Kwaliteit van leven
‘Ik ben topfit, gestopt bij MN op een leeftijd waarop ik nog heel veel andere dingen kan doen. Wat dat is, dat weet ik nog niet. Advisering, misschien iets in de toezichtsfeer. Wat ik in ieder geval niet zal nalaten, is me bezighouden met de toekomst van deze boeiende sector. Wil ik 100 jaar worden? In de huidige kwaliteit van leven wel, ja. Maar het is niet zo dat ik het koste wat ‘t kost zou willen verlengen. Kwaliteit van leven vind ik erg belangrijk.’
Allemaal prachtig nieuws, vindt Hagendijk. Maar er is een keerzijde, we ain’t seen nothing yet: ‘We vinden als pensioen sector dat de levensverwachting al erg snel omhoog gaat als we naar de trends kijken. Maar ik denk dat die de komende jaren explosief omhoog zal schieten, evenals de technologische ontwikkelingen die de levensverwachting zo enorm beïnvloeden, en allemaal veel sneller dan we nu kunnen voorzien. En dat betekent dat ons pensioenstel-
OMNI Q2’15
sel op termijn niet te financieren is.’ Wat het extra lastig maakt, is dat het menselijk gedrag ons ook kan verrassen. Twintig jaar geleden had men geen idee wat de mobiele telefoon in de samenleving zou gaan betekenen en voelden de meeste mensen ook helemaal niets voor permanente bereikbaarheid. Nu zijn we in paniek als het mobiele bereik even wegvalt of whatsapp er een uurtje uit ligt. Wie nu aan mensen vraagt of ze 100 jaar oud zouden willen worden, zal dan ook vaak te horen krijgen: alleen als dat in een goede kwaliteit van leven kan. Maar wat als er op korte termijn een medische doorbraak komt die ons leven in
een acceptabele kwaliteit met een flink aantal jaren kan oprekken? Kortom, een ontwikkeling is niet altijd rationeel te voorspellen, die kan plotseling een verrassende bocht maken en omhoog schieten, zoals Hagendijk zegt. En dan hebben we het niet meer over meetbare risico’s, maar over niet te voorspellen onzekerheden. Hoogleraar Paul Schnabel, tevens oud-CEO van het Sociaal en Cultureel Planbureau, schetste tijdens het symposium de demografische en sociologische ontwikkelingen in relatie tot langer leven. Je zou kunnen zeggen: een maatschappelijke onderbouwing van Hagendijks visie. Toch maakt Schnabel zich
minder zorgen over de toekomst van het pensioenstelsel en heeft hij veel vertrouwen in de veerkracht van de samenleving: ‘Het is een stevig stelsel, met een enorme financiële buffer. Daar kan geen land aan tippen. Wat me vertrouwen geeft, is dat er de afgelopen tijd belangrijke beslissingen zijn genomen om het betaalbaar te houden: het opschuiven van de feitelijke pensioenleeftijd, het beperken van de verplichte voorziening en de aftrekbaarheid ervan, het afschaffen van de VUT-regeling en het vroegpensioen. En het besef groeit in onze samenleving dat je zelf verantwoordelijkheid draagt voor je pensioen en dat langer doorwerken financiële,
maar ook sociale voordelen biedt.’
Veranderingsprocessen Vijf processen bepalen volgens Schnabel de dynamiek van onze gedragsverandering: ‘De vijf i’s noem ik ze altijd maar: individualisering, hetgeen in feite betekent: zelf keuzes maken, informalisering, informatisering, waarin we overigens nog maar net aan het begin staan, internationalisering en intensivering, oftewel: de agenda moet vol staan met belevenissen. Tegelijkertijd geldt dus inderdaad dat onze levensverwachting heel snel stijgt. Elke vier jaar neemt die met een jaar toe. Anders gezegd: elke week
OMNI Q2’15
krijgen we er bijna een weekend bij. Dat is een probleem voor de pensioenwereld, want daar had men niet mee gerekend.’ Maar de ‘geruststellende’ realiteit is dat er nog altijd factoren zijn die het oud worden kunnen dwarsbomen. Je kunt met ‘een genetisch pech-pakketje’ opgezadeld worden, er komen andere ziektes dan die waaraan eerdere generaties stierven en bijvoorbeeld de behoefte autonoom te kunnen beslissen over het eigen levenseinde groeit. Stel je maar voor: er zullen altijd mensen zijn die het na tachtig jaar echt genoeg vinden, ook al is er de technische
25
L O NG RE A D L AN GE R L E VE N
‘We beginnen later met werken en gaan langer door. Huwelijken duren langer en de vraag is: zijn ze daar tegen bestand? We krijgen achterachterkleinkinderen, begrijpen we elkaar straks nog wel?’ PA U L S C H N A B E L
Uit de comfort zone
en medische mogelijkheid om er nog dertig jaar bij op te tellen. Neemt niet weg dat we volgens Schnabel ‘anders moeten gaan denken over onszelf en onze toekomst.’ Vertrouwde patronen worden namelijk doorbroken: ‘We beginnen later met werken en gaan langer door. Huwelijken duren langer en de vraag is: zijn ze daar tegen bestand? We krijgen achterachterkleinkinderen, en begrijpen we elkaar dan straks nog wel? En de zorgvraag gaat compleet veranderen.’ Ondanks de enorme medischtechnologische vooruitgang heeft die veranderende zorgvraag ook ongewenste bijwerkingen. Het beroep op de participatiemaatschappij 26
Paul Schnabel Socioloog Paul Schnabel is hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Van 1998 tot 2013 was hij directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Daarvoor was hij in diverse functies verbonden aan de Universiteit Utrecht (onder meer als hoogleraar Klinische Psychologie en Hoog leraar Sociaal en Cultureel Beleid). Hij is publicist (onder meer bij FD en NRC Handelsblad) en bekleedt diverse bestuurlijke en toezicht houdende nevenfuncties. Wil Paul Schnabel 100 jaar worden? ‘Nee. Ik vind mijn leeftijd ook niet zo belangrijk, maar wel de vraag: hoe ben ik? En tegen die tijd ben ik vast niet meer zo goed als nu.’
De belangrijkste vraag is dus: hoe kunnen we het langere leven aantrekkelijk en betaalbaar houden. Schnabel: ‘We hebben de afgelopen vijftig jaar een fantastische prestatie geleverd met het opbouwen van ons pensioenstelsel. Nederland staat in de Global Pension Index van Mercer op drie, achter Denemarken en Australië. Maar volgens mij hebben wij echt het beste stelsel ter wereld, het is toekomstvaster dan waar ook. Armoede onder gepensioneerden komt hier amper voor. Het is ons gelukt de welvaart te delen met mensen die niet meer werken en nooit meer zullen werken. Maar het is ook zeker dat we dit met de regelingen die we nu hebben niet kunnen volhouden. Er zal veel moeten veranderen. We moeten langer gaan werken, de pensioenvoorzieningen zullen verminderen, we gaan meer zelf zorgen voor de gewenste aanvullingen, en we moeten veel nadrukkelijker op zoek gaan naar de combinatie pensioen-zorg-wonen. Dat heb ik vijftien jaar geleden bij het SCP ook al geroepen. Je kunt allerlei arrangementen beden-
OMNI Q2’15
ken om die drie aspecten te koppelen: als je 65 bent wil je bewegen en niks over zorg horen, maar als je 85 bent heb je niks aan een groot pensioen als je niet meer kunt bewegen.’ Volgens Hagendijk moeten we daarom ‘terug naar de teken tafel’: ‘Er is grote behoefte aan een nieuw stelsel. Dat moeten we niet stand alone ontwikkelen als pensioensector, maar doen in samenhang met technologie, zorg, wonen. Eigenlijk is het gek dat de beleidsterreinen zorg en pensioenen nauwelijks bij elkaar genomen worden terwijl ze erg dicht tegen elkaar aanliggen. We moeten de moed hebben om uit onze comfortzone te stappen en de problematiek integraal te benaderen. Dat zal de discussie niet makkelijker maken - die is nu al behoorlijk complex - maar ik denk dat er geen keuze is. Toekomstscenario’s kunnen ons helpen bij het ontwerpen van een nieuw betaalbaar stelsel. Het lijkt me onvermijdelijk dat we moeten gaan denken in de richting van een basisinkomen. Maar ik wil daar niet op vooruitlopen, laten we eerst die visie op de toekomst maar eens goed formuleren.’ Wat Hagendijk wel wil, is dat we het in één keer goed en rigoureus doen: ‘Je kunt stap voor stap op de ontwikkelingen reageren, maar dan kom je niet veel verder. Dat is de afgelopen jaren ook wel gebleken. Mijn advies aan de overheid is: laten we een fundamentele discussie aangaan en een integrale visie over verschillende aan elkaar gerelateerde beleidsterreinen ontwikkelen, een echte toekomstvisie, gebaseerd op de veronderstelling dat we binnen afzienbare tijd 120 of 130 jaar oud worden. Doen we dat niet, dan worden we ingehaald door een werkelijkheid die we ons nu nog amper kunnen voorstellen.’
‘Geen koudwatervrees voor de toekomst’ Iedereen beweert dat mensen steeds ouder worden, maar is dat ook zo? De pensioen sector zou zich niet kritiekloos achter demografische trends moeten verschuilen, maar veel breder en structureler naar de toekomst moeten kijken, meent Patrick van der Duin. ‘Zorg dat je een brede blik structureel inbedt in de organisatie.’
DE WAAN van de dag regeert. Helaas, vindt universitair docent toekomstonderzoek en innovatie management Patrick van der Duin. ‘De hele financiële sector heeft daar de wrange vruchten van geplukt. Met kleine stapjes naar het ravijn, tot je daar uiteindelijk invalt.’ Goed nadenken over de toekomst is essentieel, stelt Van der Duin. ‘Kijk over de nauwe grenzen van het hier en het nu en kijk ook over de grenzen van de eigen sector.’
SAM RENTMEESTER
bijvoorbeeld kent grenzen, aldus Schnabel: ‘De belasting voor mantelzorgers is groot, langdurig en continu. Dat kunnen we niet eindeloos oprekken, mantelzorgers worden zelf ook ouder. Daar wordt vaak erg makkelijk over gedacht. Maar bedenk: het zijn geen dertigers die voor zestigers zorgen maar zestigers die voor negentigers zorgen. Hoe lang houden die dat vol? En kunnen zij straks als ze zelf negentig zijn ook een beroep doen op thuiszorg of mantelzorg? Met andere woorden, de zorgbehoefte wordt steeds groter naarmate we ouder worden. Kunnen en willen we dat nog financieren?’
Worden mensen ouder? Als goede wetenschapper wenst Van der Duin niet zomaar mee te gaan in de voorliggende stelling: de mens wordt ouder. ‘Te makkelijk trekken demografen lijnen door zoals ze die nu zien’, stelt hij. ‘Immigratie en emigratie worden sterk beïnvloed door economische en politieke ontwikkelingen. Datzelfde geldt voor het krijgen van kinderen. De PVV trekt lijntjes door en komt tot de conclusie dat
allochtonen op termijn in de meerderheid zijn. Maar zijn allochtonen over een tijdje nog wie ze nu zijn? Je ziet dat de gemiddelde leeftijd waarop allochtone vrouwen kinderen krijgen, nu al stijgt. Ook daalt het aantal kinderen dat ze krijgen. Dus ook culturele invloeden hebben impact op de demografie. In de samenleving zien we de vraag naar zelfbeschikking groeien, ook als het gaat om euthanasie. Dat zou wel
Patrick van der Duin Patrick van der Duin werkt op de TU Delft als universitair docent, met als vakgebied toekomstonderzoek en innovatiemanagement. Hij onderzoekt hoe organisaties met de toekomst bezig zijn; bijvoorbeeld de methodieken en technieken die ze daarvoor toepassen en de wijze waarop ze die koppelen aan besluit vorming. Daarnaast werkt hij voor de Fontys Hogeschool voor de Academy for Creative Industries als Lector Futures Research and Trendwatching.
‘In de samenleving zien we de vraag naar zelfbeschikking groeien, ook als het gaat om euthanasie. Dat zou wel eens de belangrijkste doodsoorzaak kunnen worden in de toekomst’ PAT R I C K VA N D E R D U I N
OMNI Q2’15
27
L O N G REA D L A NG E R L E V E N
RECENSIE
Tips voor de pensioensector Zomaar wat lijntjes die Van der Duin trekt en die duidelijk maken hoe essentieel het is, ook voor de pensioensector, om grondig de toekomst te verkennen. Als grote valkuil ziet Van der Duin dan ook een soort bedrijfsblindheid: heden en toekomst bekijken zonder veranderingen op te merken. De toekomst als meer van hetzelfde. ‘Bij pensioenfondsen werken veel actuarissen en econometristen. Het gevaar is dat je een toekomstbeeld nagenoeg geheel baseert op historische data. Praten we over de lange termijn, 28
Vandaar de tip van Van der Duin: ‘Neem voor de bredere blik ook mensen aan vanuit de ‘softe’ sociaal-culturele kant. Niet alleen voor de vorm, maar ook op beleidsbepalende posities.’ En een tweede tip: zorg dat je die bredere blik structureel inbedt in de organisatie. ‘Zo’n toekomstsymposium dat we hebben gehad, was heel nuttig, maar vervolgens gaat iedereen weer over tot de orde – lees: de waan – van de dag’, aldus Van der Duin. ‘Er moet een gezonde balans zijn, waarin misschien 80 procent van de tijd wordt gebruikt voor de lopende zaken. Maar neem dan ook structureel die andere 20 procent van de tijd om na te denken wat je gaat doen over tien jaar. Een pensioenfonds of een pensioenuitvoerder hoort die zelfverplichting aan te gaan. Dat is tenslotte de taak van de bestuurder: zorgen dat zijn bedrijf of organisatie over tien jaar nog steeds bestaat.’
Naar het boek De Vastgoedfraude van Vasco van der Boon en Gerben van der Marel
De levensverwachting vanaf geboorte stijgt
100
70
79,2
2060
80
87,1
2011
82,9
2060
89,9
90
2011
eens de belangrijkste doods oorzaak kunnen worden in de toekomst. Alles heeft met alles te maken, dat maakt mijn vak zo boeiend.’ Even die hogere leeftijd als gegeven aannemend, ziet Van der Duin niet louter zegeningen. ‘De medische wetenschap maakt onmiskenbaar stappen. Maar wat is in termen van arbeidsproductiviteit de vooruitgang als een dodelijke aandoening een chronische wordt? Stel dat je straks 130 wordt, wil je dan de helft van je leven chronisch ziek zijn? Als we steeds langer gaan kwakkelen, kan dat bij een late pensioenleeftijd een probleem worden. En een lang pensioen wordt misschien financieel onhaalbaar. Waar de pensioensector nog steeds uitgaat van de gemiddelden van de grote getallen, kunnen deskundigen op basis van persoonlijke profielen steeds beter inschatten hoe oud je wordt. Door bijvoorbeeld je levensstijl mee te nemen. Aan de hand daarvan kun je een persoonlijke premie vaststellen. Dat zou passen in de trend naar een steeds grotere individualisering van de samenleving.’
zeg tien tot dertig jaar, dan moet je die data relativeren. Je kunt de toekomst niet altijd vervatten in de categorieën die je nu hebt. Bij de Belastingdienst werken econometristen die precies kunnen aangeven wat ik in de zeer nabije toekomst aan belasting ga betalen. Maar als je ze vraagt waaróver ze in de verdere toekomst belasting gaan heffen, hebben ze geen idee. Een blinde vlek, die heel wezenlijk is voor het functio neren op lange termijn.’
60 50 40 30 20 10
De conclusie van Van der Duin is tegelijk een derde tip aan de sector: ‘Volgens mij werken pensioenfondsen en uitvoerders te veel met risico’s en te weinig met onzekerheden. Accepteer dat je niet alles kunt weten. Onzekerheden zijn een uitdaging, geen last!’ | OMNI Q2’15
0
Bevolkingsprognose 2012-2060: langer leven, langer werken Tot 2040 groeit de bevolking naar 17,8 miljoen inwoners, evenveel als volgens de vorige prognose, maar door de recent opgelopen emigratie valt deze groei voor een kleiner deel in de jaren ‘10. Het aandeel 65-plussers loopt op tot een kwart van de bevolking. Volgens de nieuwe prognose zet de stijging van de levensverwach ting op de lange termijn sterker door dan in 2010 werd verondersteld. Tot 2040 groeit de bevolking naar 17,8 miljoen inwoners, evenveel als volgens de De periode-levensverwachting geboorte daardoor vorige prognose, maar door de bij recent opgelopenstijgt emigratie valt dezevoor groei voor de jaren ‘10. Het aandeel 65-plussers loopt op tot een kwart van manneneen vankleiner 79,2deel jaarin in 2011 naar 87,1 jaar in 2060 en bij vrouwen van de bevolking. Volgens de nieuwe prognose zet de stijging van de levensverwachting89,9 op de jaar. lange Daarmee termijn sterker door in 2010 werd verondersteld. 82,9 naar valt dedan levensverwachting voorDemannen periode-levensverwachting bij geboorte stijgt daardoor voor mannen van 79,2 jaar 2,6 jaar in hoger uit 87,1 danjaar volgens prognose van en voor vrouwen 2011 naar in 2060 de en bij vrouwen van 82,92010 naar 89,9 jaar. Daarmee valt levensverwachting voor mannen 2,6 jaar hoger uit dan volgens de prognose 2,5 jaar de hoger. Doordat ouderen na 2040 langer in leven blijven, blijft van 2010 en voor vrouwen 2,5 jaar hoger. Doordat ouderen na 2040 langer in leven blijven,inblijft aandeel involgens de bevolking deprognose nieuwe prognose na 2040 hun aandeel dehun bevolking de volgens nieuwe na 2040 gelijk, terwijl de prognose uit 2010 een kleine daling voorzag. Dit heeft ook gelijk, terwijl devoor prognose uit 2010naeen kleine daling voorzag. Dit gevolgen de bevolkingsgroei 2040. Waar de vorige prognose een korte periode van bevolkingskrimp voorzag, is er volgens de nieuwe prognose na 2040 heeft ook gevolgen voor de bevolkingsgroei na 2040. Waar de vorige nog een geringe verdere groei. Volgens de nieuwe prognose komt de bevolkingsomvang in 2060 van op 17,9 miljoen. Dat is 160 duizend meeris dan prognose een korte periode bevolkingskrimp voorzag, ertwee jaar geleden werd verwacht. De voorgenomen verhoging van de AOW-leeftijd tot 67 volgensjaar de innieuwe na 2040 nog een geringe verdere zal groei. 2021 en prognose de daaropvolgende koppeling aan de levensverwachting ertoe dat de potentiële beroepsbevolking niet krimpt en dat de grijze druk Volgensleiden de nieuwe prognose komt de bevolkingsomvang in 2060 op oploopt tot slechts 0,39 in plaats van 0,51. De AOW-leeftijd zal naar verwachting doorstijgen 71,5 jaar in 2060,meer waarbijdan wel grote in acht 17,9 miljoen. Dat tot is 160 duizend tweeonzekerheidsmarges jaar geleden werd moeten worden genomen. Door de koppeling van de AOW-leeftijd aan de verwacht. De voorgenomen verhoging van AOW-leeftijd tot 67 levensverwachting wordt de prognose van hetde aantal AOW-gerechtigden juist aanmerkelijk minder onzeker. jaar in 2021 en de daaropvolgende koppeling aan de levensverwach ting zal ertoe leiden dat de potentiële beroepsbevolking niet krimpt en dat de grijze druk oploopt tot slechts 0,39 in plaats van 0,51. De AOW-leeftijd zal naar verwachting doorstijgen tot 71,5 jaar in 2060, waarbij wel grote onzekerheidsmarges in acht moeten worden genomen. Door de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensver wachting wordt de prognose van het aantal AOW-gerechtigden juist aanmerkelijk minder onzeker.
Verhalen over de financiële wereld doen het goed op de planken. Zo was Stadsschouwburg Utrecht van 17 juni tot en met 4 juli het decor van DE VERLEIDERS. Centraal staan de drie voorstellingen die DE VERLEIDERS groot hebben gemaakt: De casanova’s van de vastgoedfraude, De val van een super-man en Door de bank genomen. Verleiding en hebzucht voeren de boventoon in de drie voorstellingen.
H
et eerste deel van het drieluik wist Nederland in no time te veroveren. De kaarten waren razendsnel uitverkocht, de recensies lovend en er werden mooie prijzen in de wacht gesleept, zoals de Toneelpublieksprijs en de Louis d’Or voor Pierre Bokma. In De casanova´s van de vastgoedfraude gaat het om de grootste fraudezaak die Nederland ooit gekend heeft. Duivels charmante zakenmannen die dikke deals sluiten, in de boeien worden geslagen, in een hel van rechtbankprocedures terechtkomen en worden veroordeeld. In het vervolg, De val van een super-man, draait het om de financiële
malaise bij het Ahold-concern. De superman uit de titel is CEO Cees van der Hoeven, die het bedrijf in 2003 door fraude in de boeken aan de rand van de afgrond bracht. Net als in het eerste deel van het drieluik stappen de acteurs regelmatig uit hun rol om het stuk en hun eigen spel van commentaar te voorzien. Een stuk over falend leiderschap, falend toezicht en financieel zonnekoninggedrag bij topbestuurders van het Nederlandse bedrijfsleven. Door de bank genomen is opnieuw een subtiele samensmelting van fictie en werkelijkheid. De voorstelling gaat over de wereld van ons geld en het beheer ervan. DSB, ING, ABN AMRO, Rabobank, SNS en andere ‘roversnesten’ wordt het vuur aan de schenen gelegd. Tijdens het festival passeren de verschillende delen de revue. Naast het bekijken van de voorstellingen is er ook ruimte om te netwerken. Winactie Nieuwsgierig geworden? OMNI geeft 2 dvd’s van De casanova’s van de vastgoedfraude weg. Stuur een tweet naar @OMNI-redactie o.v.v #deverleiders en je maakt kans op deze prijs.
(Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Coen van Duin en Lenny Stoeldraijer)
OMNI Q2’15
INT E RV IE W RE N É VAN DE K I E F T
‘GEEF FONDSEN MEER BELEIDSRUIMTE’ ‘Het moet allemaal veel eenvoudiger.’ René van de Kieft, de nieuwe directievoorzitter van MN, houdt van complexiteit. Maar liever niet in het pensioenstelsel. TEKST ANDRÉ DE VOS
30
OMNI Q2’15
B E E L D R O E LO F P OT
ené van de Kieft is niet bang om op te vallen. Met een buitenformaat oranje polshorloge en een vrolijk geruit colbertje. En met opvallende uitspraken. De kersverse directievoorzitter van MN stelde vorig jaar in het Financieele Dagblad dat pensioenbestuurders te weinig verdienen. Een gewaagde stelling in een tijd waarin de woorden ‘bestuurder’ en ‘beloning’ in één zin per definitie riskant zijn. Om er in zijn eerste interview in zijn nieuwe functie (voor PensioenPro) maar gelijk aan toe te voegen dat hij over de bestuurdersbeloning niet van mening is veranderd. Toch wil hij de discussie erover niet opnieuw aanwakkeren. ‘De maatschappelijke barometer leidt af van de essentie van mijn punt: expertise heeft z’n prijs, ook in pensioenfondsbestuur. Maar die moet ook in balans zijn met de vertegenwoordiging van de achterban.’
hij opgezegd. Bij Pensioenfonds PostNL, waar hij bestuursvoorzitter is, blijft hij aan.
Sinds 1 mei is Van de Kieft niet langer pensioenbestuurder, maar de hoogste man bij uitvoerder MN. Zijn bestuursfuncties bij ABP en PGB heeft
‘MN komt voort uit de metaalfondsen. Er is dus een traditionele verbondenheid en in zekere zin ook wederzijdse afhankelijkheid. In dat licht is de
OMNI Q2’15
Met welke opdracht bent u naar MN gekomen? ‘Opdracht, dat klinkt me te ‘managerial’. Ik kom bij MN in een spannende tijd. MN zit zelf midden in een interne veranderingsfase, waarin we meer digitaal gaan doen. Tegelijkertijd vragen onze klanten, de pensioenfondsen, om intensievere aandacht, continue efficiency-verbeteringen en meer pro-activiteit van hun uitvoerder. Voeg daarbij alle aanpassingen in het pensioenstelsel en er ligt voldoende werk. Ik vind het enorm uitdagend om daarmee aan de slag te gaan. Ik zit hier niet primair om MN twee keer zo groot te maken. Groei heeft momenteel niet de prioriteit.’
De klanten van MN zijn tevens aandeelhouder. Een lastige positie?
31
INT E RV IE W RE N É VAN DE K I E F T
verwevenheid zoals die nu bestaat niet vreemd. Het vereist tegelijkertijd een zuivere governance. Een pensioenfonds kan in de verleiding komen om te switchen tussen de rol als opdrachtgever en de rol als aandeelhouder om iets te bereiken. Dat vraagt om glasheldere afspraken tussen opdrachtgever en uitvoerder. In de service level agreement, de uitvoeringsovereenkomst, het contract.’
lijk ook nadelen. Je ziet dat bij grotere pensioenfondsen steeds grote bestuursbureaus ontstaan. Daardoor dreigt het gevaar dat werk dubbelop gebeurt. De toezichthouder kan daar ook een factor in zijn. Als je steeds meer verantwoording laat afleggen over de uitvoering van beheer, moeten er wel mensen zijn die deze vragen kunnen beantwoorden. Dan is dubbel werk onvermijdelijk.’
Dacht u daar net zo over toen u als bestuurder bij PME zat, aan de andere kant van de tafel?
U houdt van complexiteit en van direct communiceren. Met dat eerste lijkt u in de pensioensector meer op uw plaats dan met het tweede. Communicatie was de afgelopen decennia niet bepaald het sterkste punt van de sector.
‘Ook toen vond ik dat duidelijke afspraken de basis zijn van een goede werkrelatie. En dat de extra rol als aandeelhouder bepaalde gevoeligheden met zich meebrengt. Ik denk dat het belangrijkste uiteindelijk is dat er wederzijds vertrouwen is. PME en PMT hebben een moeilijke tijd achter de rug. Forse kortingen op de pensioenrechten waren onontkoombaar. Dan moeten ze erop kunnen vertrouwen dat hun uitvoerder er alles aan doet om het best mogelijke pensioen te verwezenlijken. Een opdrachtgever zal altijd denken: kan het beter of goed koper? Wij als uitvoerder moeten elke euro verantwoorden. Volkomen terecht. Daarnaast is het ook een kwestie van trots. Wij mogen trots zijn op al onze klanten en onze klanten op hun uitvoerder.’
Wat zijn eigenlijk de voordelen van de scheiding tussen pensioenfonds en uit voeringsorganisatie? Toen u bij PPGM in het bestuur zat, zaten die twee nog bij elkaar in een organisatie? ‘PGGM en ABP liepen daarin achter bij MN; daar is die scheiding al 15 jaar geleden ingezet. Ik denk dat die splitsing de pensioensector veel heeft opgeleverd. Een pensioenfonds leiden of een pensioenregeling uitvoeren en vermogen beheren zijn twee verschillende kanten van dezelfde medaille. Simpel gezegd, de ene wereld is het domein van de sociale partners, zij bepalen de regeling. Het bestuur van het pensioenfonds stelt het beleid op en besteedt in veel gevallen uit. Besturen zijn steeds professioneler geworden. De andere wereld is het veld van zakelijke- en financiële dienstverlening, maar dan met een sociaal hart. Door die twee uit elkaar te halen, kun je beter een opdracht formuleren, je volledig focussen op de eigen specifieke verantwoordelijkheden. Als dat allemaal in één organisatie zit, gaan verschillende taken door elkaar lopen. Nu kan een fonds zien hoe zijn uitvoerder presteert ten opzichte van anderen. Dat is winst. Maar er zijn natuur32
‘Ik heb de afgelopen jaren als bestuurder veel bij overleggen met deelnemers gezeten. Daar is me de enorme kloof opgevallen tussen enerzijds deelnemers en anderzijds pensioenfondsen en uitvoerders. De dialoog wordt nu nog vooral bepaald door de inhoud. We proberen alles uit te leggen, gevangen door woorden als dekkingsgraad, rekenrente en solidariteit. Pensioen is al geen aantrekkelijk onderwerp, maar van dat soort termen krijgt de gemiddelde Nederlander pukkeltjes. Letterlijk, zo blijkt uit neurologisch onderzoek. Daar moeten we mee stoppen, want we creëren er alleen meer onzekerheid en wantrouwen mee.’
‘De invoering van het nieuwe FTK is een enorme opgave voor fondsen. Het zorgt ervoor dat pensioenfondsen, zelfs als de rente nog verder daalt, niet direct hoeven korten. Dat is een plus. Tegelijk kunnen we indexatie de komende jaren vergeten. Ik vergelijk de huidige aanpassingen met een grote beurt van een oude auto. We kunnen nog eens 30.000 kilometer door, maar er moet toch echt een nieuwe auto komen.’
C U R R I C U L U M V I TA E René van de Kieft (1963) studeerde bedrijfseconomie in Rotterdam en deed de post- doctorale controllersopleiding aan de Universiteit van A msterdam. Later in zijn carrière volgde hij diverse management- en leiderschapsopleidingen. Hij begon zijn loopbaan in 1988 bij organisatieadviesbureau SDM (nu SBI). Van 1993 tot 1999 werkte hij bij SFB, het latere Cordares. In 1999 ging Van de Kieft aan de slag bij PGGM, waar hij uiteindelijk als CFO in de Raad van Bestuur van de uitvoeringsorganisatie PGGM terechtkwam. Daarna was hij CFO bij Q-Park en interim-CFO bij de Kamer van Koophandel. Van de Kieft was bij veel pensioen fondsen actief als bestuurder of toezichthouder: ABP, PGB, PostNL, Horeca en Catering. Van de Kieft is getrouwd en heeft vier kinderen. Hij houdt van fietsen en skiën en speelt piano.
Moet het stelsel rigoureus op de kop? ‘Het pensioenstelsel is robuust, dat heeft de crisis bewezen. Het pensioenvermogen is sterk toegenomen. Maar de regelgeving is te complex geworden. We krijgen het niet uitgelegd. Hoe vertel je een deelnemer dat je een rendement van meer dan tien procent hebt, maar je niet kunt indexeren, sterker nog, je dekkingsgraad is fors gedaald en je staat er dus niet goed voor volgens de rekenregels.’
U pleit voor minder kaders? ‘Ik pleit voor meer eenvoud. We leggen in de pensioenwereld te veel vast, op alle terreinen. Pensioenfondsen die onder water staan kunnen niet uit veilige staatsobligaties, terwijl we allemaal al weten dat die straks bij een stijgende rente gaan dalen en dus het vermogen fors gaat krimpen. Geef fondsen meer beleidsvrijheid. We hebben de regels veel te complex gemaakt. En dat zegt iemand die van complexiteit houdt…’
Wat moet er dan wel gebeuren? ‘Communicatie is in deze fase misschien wel de belangrijkste taak van de pensioenfondsen. Ik denk dat we moeten overschakelen van communicatie op inhoud naar communicatie in beeld en gevoel. Van uitleg naar beleving, van ergernis naar waardering, van informatie naar communicatie en op maat. En als het kan, met humor. Wat zou het mooi zijn als we een positieve gevoelswaarde rond pensioenen kunnen creëren. Weg van het zware en het negatieve. Ik zie al leuke initiatieven ontstaan, zoals het Pensioencafé van het pensioenfonds Horeca en Catering. Er zijn meer goede voorbeelden. Maar de echte doorbraak in de communicatie is er nog niet. En zonder die verandering, winnen we het vertrouwen van deelnemers niet terug.’
Is de Wet Pensioencommunicatie een goede ontwikkeling? ‘De wet biedt duidelijke kaders, zodat het voor deelnemers makkelijker wordt om pensioen regelingen te vergelijken. Maar zoals gewoonlijk in de pensioensector worden de kaders erg technocratisch ingestoken en zit er weinig ruimte in de regels. Start- en stopbrieven hebben OMNI Q2’15
Hoe zit het met de roep om meer individu aliteit en keuzevrijheid?
Laten we positieve gevoelswaarde rond pensioenen creëren
bijvoorbeeld weinig zin als mensen snel van baan wisselen. Maar ja, de AFM moet er op toezien dat de wet wordt uitgevoerd. Toch moeten we ruimte zoeken voor creatieve ideeën en toepassingen. Ik vind het een uitdaging om daar de gebaande paden te verlaten, en als MN de verdere ont wikkeling van pensioencommunicatie te helpen versnellen.’
Er is de afgelopen tijd veel veranderd in de pensioenwetgeving. Waar staan we nu in het debat? OMNI Q2’15
‘Ik vind de denkrichting van het SER-advies een heel goede. Geef mensen meer inzicht in hun individuele pensioenpot, maar behoudt de voordelen van collectiviteit. Die collectiviteit levert gewoon geld op. Je kunt kritiek hebben op het feit dat pensioenfondsen niet kunnen indexeren en zelfs hebben moeten afstempelen, maar je zal nu maar met een DC-regeling met pensioen moeten... Dan ben je toch echt slechter af.’
U wilt ruimte voor nieuwe initiatieven, pleit voor een frisse blik van buitenaf. Hoe geloofwaardig is dat? U bent zelf allerminst een nieuwkomer in de sector. ‘Een terechte vraag. Ik ben voor openheid en duidelijkheid. Verandering is nodig. Maar inderdaad, ik ben geen buitenstaander, gelukkig niet. Het is een valkuil dat je op gegeven moment denkt dat je het wel weet. Nieuwsgierig blijven, dat is mijn opdracht.’ | 33
A C H T E RG RO ND ME TAAL RE GE L I N G
Reacties op nieuwe regeling PME & PMT:
‘Dit bevordert de mobiliteit’ Sinds januari van dit jaar hebben de pensioenfondsen van de sectoren Metaal & Techniek en Metalektro één pensioenregeling. Na lang praten werden werkgevers en werknemers in groot- en kleinmetaal het met elkaar eens. Hoe kijken de partijen voor wie de regeling is bedoeld er nu tegen aan? Welke voordelen zien werkgevers en deelnemers in de praktijk? TEKST JOSÉ DE VREEDE
B E E L D PAT K
Rob Bernsen Makkelijker om over te stappen zonder waardeoverdracht of pensioenbreuk
34
onderhandelaar namens Uneto-VNI, de brancheorganisatie van installateurs en technische detailhandelbedrijven: ‘Waar we het vooral voor deden, was het faciliteren van de mobiliteit van werk nemers. Daarvan zien we nu de voordelen. Ondernemers in de installatiebranche ervaren een stuk minder administratief ongemak bij het aannemen van mensen uit de grootmetaal. De kosten kunnen daardoor omlaag. Maar het voordeel is er niet alleen voor ons, ook voor werknemers is het makkelijker om over te stappen zonder waarde overdracht of pensioenbreuk. OMNI Q2’15
De scheiding tussen de twee pensioen regelingen in de metaal was ook niet goed uit te leggen. Wanneer een bij ons aangesloten installatiebedrijf een monteur wilde aan nemen die daarvóór onderhoudsmonteur was bij een groot metaalbedrijf, dan betekende dat ook een overstap naar een ander pensioenfonds, met een andere regeling. Terwijl diegene nagenoeg hetzelfde werk bleef doen. Dat is nu gelukkig verleden tijd. We zien dat steeds meer ondernemings pensioenfondsen opgaan in bedrijfstak pensioenfondsen. De wetten en administratieve regels waaraan pensioenfondsen zich moeten houden, worden steeds ingewikkelder en strenger. Na het gaan van één uitvoerder naar één regeling, lijkt samenvoegen van de fondsen op termijn een logische stap. Maar er blijven grote verschillen tussen beide fondsen, dus over samengaan zal ook goed moeten worden gesproken. Duidelijk moet worden welke voordelen consolidatie te bieden heeft. Het gelijktrekken van de regelingen heeft de mobiliteit bevorderd. Het samengaan van de fondsen heeft daar geen enkele invloed op.’
Bij dit soort processen moet je iedereen erbij proberen te houden
Jan Alfons Vaas beleidssecretaris sociale zaken van de Metaalunie, de grootste ondernemersorganisatie voor het mkb in de metaal: ‘Voordeel van de nieuwe pensioenregeling voor werknemers is, dat ze te maken krijgen met nagenoeg dezelfde pensioenregeling als ze van de bedrijfstak Metaal & Techniek overstappen naar een werkgever in de Metalektro of omgekeerd. Dit is zowel voor de werkgevers als de werknemers prettig. Het is een eerste stap. Er moeten nog een paar puntjes op de i gezet worden. Die hobbels nemen we wel. Vervolgens moeten de twee regelingen
geïntegreerd worden tot één regeling, en op termijn misschien wel met één fonds. Dan heb je de barrière tussen de twee bedrijfstakken voor wat het pensioen betreft geslecht. Zover zijn we echter nog niet. Er moeten nog een paar politieke, en vooral emo tionele hobbels worden genomen. Eerst moeten we de feiten maar eens op een rijtje hebben en dan kijken we wel verder. Bij dit soort processen moet je iedereen erbij proberen te houden om ongelukken te voorkomen. Wat betreft verder uitbreiding naar andere OMNI Q2’15
fondsen ben ik sceptisch. We zijn als bedrijfstak Metaal met ruim een half miljoen werknemers al groot genoeg. Voorlopig hebben we onze handen vol om te proberen tot één metaalfonds te komen. Bezorgd ben ik over de houdbaarheid van de regeling. Door de lage rente komt de dekkingsgraad met de huidige spelregels te veel onder druk te staan. Gezien de rendementen van de fondsen zal de discussie moeten zijn: maken we de regeling anders of passen we de spelregels aan. Ik ben er nog niet uit.’ 35
A CHT ERG R O ND ME T A A L R E G EL I N G
The best age to be
Henk van de Graaf ‘Als grootste voordeel van een gezamenlijke regeling zie ik het onnodig worden van waarde overdrachten bij wisseling van dienstverband binnen de in elkaar overlopende bedrijfstakken. Schaalvergroting is echter geen garantie voor kostenreductie. Soms leidt het juist tot dikkere managementlagen en een onpersoonlijker benadering. Kijk maar naar wat er gebeurt in de zorgsector. Het vertrouwen van deelnemers in hun pensioenfonds staat onder druk. In het recente verleden hebben ze al veel ingeleverd als gevolg van gemiste indexatie en kortingen. Zij kijken dan ook met argusogen naar dit soort bewegingen. Er is duidelijk behoefte aan meer herkenbare en aanspreekbare bestuurders, en het is maar de vraag of schaalvergroting daarin gaat helpen. Er zijn nu nog meer dan 400 pensioenfondsen. Consolidatie zal zeker bij kleinere fondsen noodzakelijk zijn, maar of dat ook geldt
voor de grote fondsen als PMT en PME, is nog maar de vraag. De noodzaak moet goed worden onderbouwd en overtuigend worden gecommuniceerd aan de deelnemers. Alleen vertellen dat we met goede dingen bezig zijn en dat wat we doen in hun belang is, is niet voldoende. En dan is er nog het wezenlijke verschil in omvang van de bedrijven binnen beide metaaltakken. Bij PMT is de gemiddelde omvang zo’n 10 personen. Het zijn vaak familiebedrijven waarbij de dga meewerkt naast zijn medewerkers. De cultuur is daardoor wezenlijk anders dan binnen de bij PME aangesloten grote bedrijven. Daar zien we toch vooral een flexibele schil die wordt ingevuld met zzp-ers, waardoor de solidariteit in het stelsel ondermijnd dreigt te worden. Zodra we erin slagen om deze trend te keren, kunnen we weer herstellen en gaan bouwen aan een goed stelsel waarin bepaalde risico’s collectief worden gedeeld en de meerwaarde ervan weer breed wordt gedragen.’
Schaalvergroting is geen garantie voor kostenreductie
Jaap Janissen Problemen bij de overgang van werknemers zijn voorgoed achter de rug
36
voorzitter van het verantwoordingsorgaan van PME: ‘Door één pensioenregeling te realiseren, zijn problemen bij de overgang van werk nemers van het ene naar het andere bedrijf voorgoed achter de rug. De fout om in 1947 twee verschillende pensioenfondsen op te richten, is eindelijk hersteld. Nu de verschillen in de pensioenregelingen, op een paar uitzonderingen na, zijn opgeheven, is de weg vrij om onder één dak te komen. De verschillende werkgeversorganisaties zullen misschien over hun schaduw heen moeten stapOMNI Q2’15
pen, maar de beweging is niet tegen te houden. Ik zie het samengaan van de pen sioenregelingen als voorbereiding op de weg naar één pensioenfonds voor de metaal. Een fusie tussen beide fondsen maakt het metaalfonds tot een grotere speler in pen sioenland. In de politieke arena zijn we dan het derde fonds van Nederland. Een goede reden voor de politici om meer en beter naar ons te luisteren. Ook het pensioenstelsel in Nederland is hard toe aan vernieuwing. De missie zal moeten worden herzien. Streven naar volledige indexatie zal in de nabije toekomst niet altijd haalbaar zijn. Daarbij verwacht ik dat de consolidatietrend zich zal voortzetten. Het is niet denkbeeldig dat er op de lange termijn één pensioenfonds komt voor de maakindustrie.’ |
Ingrid Leene Pensioenconsultant en mediator
‘I
Ik heb volop genoten op mijn 35e, ik heb tal van heerlijke herinneringen waar ik nog vaak samen met mijn man bij wegzwijmel. Mijn studententijd was ook zalig, maar ik sloeg mijn vleugels toch meer uit toen ik halverwege de dertig was. Ik denk dat dit kwam omdat ik toen geen geldzorgen had en geen jong gezin. De combinatie werk en zorg voor mijn ouders valt me best zwaar. Ik denk dat me dat tien jaar geleden makkelijker af was gegaan. De omwenteling in de zorg vind ik ook niet doordacht. Zo hadden ze de budgetten van gemeentes voor huishoudelijke hulp inkomensafhankelijk moeten maken. Dan had je de eerste besparingsactie al gehad. Ik vind het geen probleem om te helpen, maar de aardverschuiving die nu is gecreëerd, had heel anders gemoeten. Ook de huidige pensioenpotten zijn mij te inflexibel. Ik zou hier graag gebruik van maken als ik of iemand in mijn omgeving bijvoorbeeld zorg nodig heeft. Zorg en pensioen zouden meer naar elkaar toe moeten groeien. Nu zijn de geesten daar nog niet rijp voor, maar in de toekomst hoop ik van wel. Ook als je minder wilt gaan werken, zou je wat mij betreft hiervoor een deel van je reeds opgebouwde pensioen moeten kunnen aanboren. Over deze zaken moeten we samen nadenken. Toen we ooit met pensioenen begonnen hadden we een hele brede onderkant (jongeren) en een smalle bovenkant (ouderen). Nu zijn we topzwaar, aangezien over een paar jaar de helft van de ‘Ik zeg mijn mensen vijftig jaar of ouder is. studenten regel Als je tien jaar geleden had gezegd dat we matig: zorg dat twee jaar op rij gekort zouden worden en dat we je de tijd van 13 procent zouden gaan inleveren, was je heel raar je leven hebt’ aangekeken. Maar dit is de realiteit en daar vinden we ook weer een oplossing voor. Denk aan eerder geld opzij zetten, meer zelfredzaam worden. Ik vind dat de huidige pensioenvoorziening niet meer past bij deze tijd. Ik verwacht dat veel mensen in de toekomst niet meer met pensioen zullen gaan, maar blijven participeren in de samenleving. Dit is mentaal gezien ook veel gezonder. Uiteraard blijft er een sociaal vangnet voor de mensen die echt niet meer kunnen. Voor mijzelf geldt in ieder geval dat ik altijd wil blijven meedraaien in het arbeidsproces, maar niet fulltime. Aan de andere kant stel ik zaken die ik echt wil doen niet uit tot ik eind zestig ben. Zo wil ik beslist nog een keer dwars door Amerika reizen.’ Drs. Ingrid Leene-Hoedemaeker MPLA is directeur van Getsmart. Ingrid is bedrijfseconoom, NMI-mediator, ‘Master in Pensions and Life Assurance’ (MPLA) en assessor en trainer Wft-
FOTO: SOPHIE EEKMAN
voorzitter van het verantwoordings orgaan van PMT:
pensioenexamens. Ga voor meer informatie naar www.getsmart.nu
OMNI Q2’15
37
A C H T E RG RO ND CAP I TAL MARK E TS U N I ON
MiFID II MiFID staat voor Markets in Financial Instruments Directive. Deze richtlijn is door de Europese commissie opgesteld en van kracht sinds november 2007. In de afgelopen jaren is de keuzevrijheid voor beleggers wat betreft financiële instrumenten en dienstverleners door de MiFID vergroot. Ook heeft de MiFID gezorgd voor meer concurrentie tussen handelsplatformen. Grote veranderingen in de markt hebben de huidige MiFID richtlijn ingehaald en geleid tot voorstellen voor herziening van de bestaande MiFID en de introductie van een nieuwe verordening: Markets in Financial Instruments Regulation (MiFIR). De herziening van de MiFID en de nieuwe verordening worden samen aangeduid als MiFID II. Eurocommissaris Jonathan Hill tijdens een persconferentie eerder dit jaar in Brussel. Hill heeft in zijn portefeuille Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarkten
De routekaart naar een Europese kapitaalmarktenunie Tijdens een live chat eind april gaf eurocommissaris Jonathan Hill tekst en uitleg over de Capital Markets Union. ‘Onze hoogste prioriteit is het stimuleren van werkgelegenheid en groei.’ TEKST RUBEN LANGENHUIZEN
BEELD HOLLANDSE HOOGTE
et groenboek Capital Markets Union (CMU), waarmee de Europese Commissie de Europese kapitaalmarktenunie verder wil ontwikkelen, is een van de onderdelen van het plan van de voorzitter van de Europese Commissie JeanClaude Juncker om de Europese economische groei en werkgelegenheid te stimuleren. Vanwege de terugtrekkende rol van banken bij de financiering van het bedrijfsleven, wil de commissie via directe financiering met name het mkb ondersteunen. Daarnaast wil zij met het groenboek 38
meer private partijen bereid krijgen om infrastructuurprojecten te financieren.
Ecosysteem Nederlandse pensioenfondsen, PMT en PME in het bijzonder, doen al veel aan stimulering van de Nederlandse en Europese economie via langetermijnbeleggingen. Eurocommissaris Jonathan Hill ziet pensioenfondsen als belangrijke kapitaalbron in de CMU. Maar de Europese Commissie wil met het groenboek Capital Markets Union betere randvoorwaarden creëren zodat het voor méér typen investeerders interessant wordt OMNI Q2’15
om in mkb te investeren, zo legt Hill uit tijdens een live chat op de website van de commissie. ‘Bedrijven in elke lidstaat moeten beter en goedkoper toegang tot de kapitaalmarkten krijgen en kunnen profiteren van een groter aanbod aan financieringsbronnen. We willen met de CMU niet alleen een grotere kapitaalmarkt, maar ook een aantal kleinere ontwikkelen. Een succesvolle CMU zal het ‘ecosysteem’ van lokale financieringsbronnen steunen en sterker maken.’ Onze eigen minister van Financiën zegt hierover: ‘Het vergroten van de mogelijk
heden om financiering aan te trekken zorgt tevens voor verminderde afhankelijkheid van het huidige overwicht van bancaire kredietverlening. Hiermee wordt het financiële systeem stabieler door de verminderde concentratie. Bovendien zorgt het integreren van kapitaalmarkten voor meer grensoverschrijdend aanbod en concurrentie door lagere kosten voor markttoetreding. Een ander voordeel ontstaat wanneer aandelenbezit breder verspreid wordt. Een betere spreiding van aandelen betekent immers dat verliezen over meer beleggers verspreid worden, waardoor individuele beleggers minder geraakt worden. Het integreren van kapitaalmarkten biedt onder andere hierdoor kansen voor het opvangen van asymmetrische economische schokken.’
Bedrijven moeten beter en goedkoper toegang tot de kapitaalmarkten krijgen Harmonisatie Toch zijn er nog enkele forse obstakels die grensoverschrijdende directe financieringen kunnen belemmeren. Zo ontbreekt momenteel een Europese documentatie- en accountingstandaard voor niet-beursgenoteerde ondernemingen. Daarom is beoordeling van bedrijven nu heel lastig. Investeerders moeten per geval bekijken hoe de cijfers precies zijn opgesteld. Daarnaast maken faillissementswetgeving en belastingwetgeving momenteel een aantal landen per definitie oninteressant, ongeacht het risico-/rendementprofiel van de belegging. Op deze fronten zou meer harmonisatie helpen. Hill onderkent dat en ziet het als een prioriteit om wet- en regelgeving te harmoniseren. ‘Maar dat moet proportioneel gebeuren en we moeten daarbij altijd rekening houden met het effect van regels op de markt. We zoeken de juiste balans tussen het beheersen van risico’s en het mogelijk maken van groei.’
Barrières begrijpen Er is dus nog veel onduidelijkheid rondom de CMU. Er volgt dan ook nog een openbare consultatie, waarmee de EC input wil verzamelen. ‘We hebben al veel gedaan om efficiëntere, veerkrachtigere en transparantere
aandelenmarkten in Europa te bevorderen’, vervolgt Hill, ‘bijvoorbeeld door middel van hervormingen, zoals MiFID II (zie kader). Met een openbare consulatie willen we nog beter begrijpen wat de barrières zijn voor de ontwikkeling en integratie van de aandelenmarkten in Europa.’ Een ontwikkeling die Hill daarbij met interesse volgt, is crowdfunding. ‘Op dat gebied zien we veel innovatie. We vragen er in de openbare consultatie ook concreet naar. We zijn benieuwd welke obstakels men ziet in de ontwikkeling van crowdfunding.’
Limiet Hoewel er nog veel beren op de weg naar een kapitaalmarktenunie rond lijken te lopen, zijn de eerste concrete resultaten van de inspanningen van de EC om werkgelegenheid te stimuleren inmiddels een feit. Investeringsprojecten in Kroatië, Italië, Ierland en Spanje werden met behulp van de Europese Investeringsbank (EIB) gefinancierd. En hoewel de president van de EIB toegaf dat die ook zonder het Juncker-plan wel gefinancierd zouden worden, bleek het hefboomeffect waarop was gehoopt te werken: de limiet op de plannen van 4,5 miljard euro ging naar zo’n 15 miljard euro op jaarbasis. |
Gevoelig onderwerp Om dat alles voor elkaar te krijgen, leidt de route naar een Europese kapitaalmarktenunie langs betere informatievoorziening aan potentiële investeerders en meer transparante securitisatie. Dat laatste is een gevoelig onderwerp, beseft ook Hill. ‘Het is niet de bedoeling om terug te keren naar de slechte tijden van grootscheepse securisatie van risicovolle hypotheken. Ons doel is om een raamwerk te ontwikkelen voor simpele, transparante en standaard securisatie. Door de securisatiemarkten nieuw leven in te blazen, zouden banken meer ruimte op de balans krijgen waardoor ze ook weer sneller geld kunnen lenen aan kleine bedrijven. Een ander voordeel van securisatie is dat het investeringsmogelijkheden biedt aan institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen.’
Onze mening over de Capital Markets Union MN heeft in samenspraak met opdrachtgevers een gezamenlijk position paper over de Capital Markets Union opgesteld. Daarnaast hebben wij een belangrijke en positieve bijdrage geleverd aan de reactie van de Pensioenfederatie - de koepelor ganisatie voor Nederlandse pensioenfondsen – die dezelfde strekking heeft. Het idee van verbreding en verdieping van kapitaalmarkten klinkt positief, en kan nieuwe investeringsmoge
OMNI Q2’15
lijkheden bieden voor institutio nele beleggers zoals PMT en PME. Wel is het zo dat deze deels nieuwe investeringen – in bijvoor beeld Europees mkb en Europese infrastructuur – wel een adequate risico-rendementsver houding moeten hebben en kostenefficiënt moeten zijn. Het is immers niet de bedoeling dat deze beleggingen ten koste moeten gaan van het rendement voor de pensioendeelnemers. Ook is het niet de bedoeling dat
er simpelweg leningen van banken overgenomen worden via securitisaties, omdat dat niets verandert aan de huidige structuur van kredietverlening. In plaats daarvan zou kredietverle ning via gespecialiseerde vermogensbeheerders kunnen gaan lopen. Pensioenfondsen leveren dan de gelden aan, die door de vermogensbeheerder aan (mkb)-bedrijven uitgeleend worden.
39
A CHTERG R O N D K E U Z E V R I J H EI D
Keuzevrijheid light Het keurslijf van een standaardpensioen past ons in dit individualistische tijdsgewricht steeds minder. Op allerlei gebieden kunnen we eigen keuzes maken, dus waarom niet in onze pensioenen? Prima, vindt hoogleraar macroeconomie Roel Beetsma. Maar niet op alle fronten en doe het doordacht. De deelnemer moet er niet door in de problemen komen en ons unieke pensioenstelsel mogen we niet in gevaar brengen. TEKST GERHARD SLUITER
BEELD HOLLANDSE HOOGTE
ijkend in de grote glazen bol voorziet Beetsma dat er decentraal meer ruimte komt om pensioencontracten te differentiëren. ‘Politiek en publieke opinie, gevoed door de media, willen daarnaartoe en sommige experts pleiten ervoor. Het is onderdeel van onze meer individualistische tijdgeest.’ Daarbij denkt Beetsma bijvoorbeeld aan verschillen tussen ouderen en jongeren, waarmee het pensioenfonds rekening houdt bij het beleggen: de jongeren iets risicovoller, met kans op meer rendement, dan de ouderen. Als de doorsneesystematiek, waarbij iedereen dezelfde premie inlegt en hetzelfde pensioen opbouwt, op de schop gaat, ontstaan er weer andere mogelijkheden: ‘De premies kunnen verschillen, waarbij de jongeren minder betalen en ouderen meer. Of je kunt jongeren 40
jaarlijks meer laten opbouwen als deel van hun inkomen dan ouderen.’
Maatwerk en keuzevrijheid Meer variatie zal er dus wel komen, maar betekent dat automatisch meer keuzevrijheid? Beetsma wil onderscheid maken tussen maatwerk en keuzevrijheid. ‘Maatwerk is best denkbaar zonder meer keuzevrijheid. Bijvoorbeeld als fondsen een groter deel van het risico van de beleggingsportefeuille toewijzen aan jongeren dan aan ouderen. Ouderen en jongeren hoeven daar niet per se een stem in te hebben.’ Maar ook als het gaat om echte keuzes zoekt Beetsma het in de nuance. De ultieme vrijheid is te kiezen om mee te doen aan een pensioenregeling of niet. En als mensen daartoe verplicht blijven: moeten ze de vrijheid hebben om zelf te bepalen hoeveel ze willen inleggen? Welk risico wilOMNI Q2’15
OMNI Q2’15
41
A CHTERG R O N D K E U Z E V R I J H EI D
AD KOLKMAN nen leven onverwacht toch lang, en wie zorgt dan voor ze? Je zult dus duidelijke begrenzingen moeten hebben van hoog en laag.’
Verantwoorde keuzes
Het is een feit dat mensen eerder kijken naar hun belangen op de korte dan op de lange termijn
len mensen lopen met hun beleggingen? En willen ze met hun geld maatschappelijk verantwoord beleggen? ‘Met beleggingskeuzes heb ik weinig moeite’, aldus Beetsma, om daar meteen aan toe te voegen: ‘Tot op zekere hoogte, want je moet deelnemers soms tegen zichzelf beschermen. Maar een keuze uit verschillende beleggingspakketten zou soelaas kunnen bieden.’ Anders ligt de keuze om mee te doen in het pensioenstelsel of om zelf de inleg te bepalen. ‘Het is een feit dat mensen eerder kijken naar hun belangen op de korte dan op de lange termijn. Door mensen te verplichten mee te doen, bescherm je ze tegen zichzelf.’ Een dergelijke vergaande keuze mogelijkheid stelt bovendien ons pensioensysteem in de waagschaal. De verwachting is dat dan vooral jongeren zouden afhaken, meent Beetsma, ‘maar ons stelsel bestaat juist bij de gratie van een intergenerationeel contract. Werknemers garanderen een goed en veilig pensioen voor gepensioneerden, in de verwachting dat een volgende generatie de zorg voor hún pensioen op zich neemt.’
Hypotheek en zorg Het opnemen van een deel van het door de deelnemer opgebouwde kapitaal om daarmee bijvoorbeeld een deel van de hypotheek af te lossen of om zorg in te kopen, is ook een mogelijkheid. Zou moeten kunnen, denkt 42
Beetsma. Maar ook hier weer: met mate. ‘Ongewenst is dat mensen die met pensioen gaan, massaal geld gaan opnemen. Daardoor zouden pensioenfondsen in liquiditeits problemen kunnen komen. En dat stukje zelfbescherming voor mensen, dat ze niet hun belangen voor de langere termijn veronachtzamen, geldt ook hier.’
Hoog-laagconstructie Pensioenfondsen kennen nu al steeds meer keuzevrijheid. Bijvoorbeeld in de keuze om zelf te bepalen wanneer je met pensioen gaat. Is dat relatief snel, dan zal het pen sioen lager uitvallen dan wanneer je lang doorwerkt. Soms is ook een deeltijdpen sioen mogelijk. In hoog-laagconstructies kennen sommige pensioenfondsen eveneens keuzevrijheid. De deelnemer kan in de beginperiode een relatief hoge uitkering krijgen, ten koste van de hoogte van de uitkering in een later stadium. Dat komt inderdaad tegemoet aan de wens van de deel nemer, meent Beetsma. ‘Probleem is dat je te maken kunt krijgen met zogenoemde ‘adverse selectie’: mensen die een lage levensverwachting hebben, of zich niet gezond voelen, zullen eerder gebruik willen maken van zo’n hoog-laagconstructie. Als die deelnemers inderdaad kort leven plukken ze de vruchten van de hoge uitkering en vermijden ze de lage. Dat gaat ten koste gaat van de andere deelnemers. Of de betrokkeOMNI Q2’15
Ondanks zijn reserves is Beetsma wel degelijk voorstander van meer keuzevrijheid. ‘Vanuit de individuele deelnemer is keuzevrijheid goed, mits die in staat is om verantwoord keuzes te maken. Voor mensen die zich niet kunnen of willen verdiepen in hun pensioen, is het heel belangrijk om goede defaults te ontwikkelen. Als mensen geen keuzes maken, komen ze in de default, zeg maar het standaardpakket van het pen sioenfonds. In bijvoorbeeld het Chileense systeem kunnen deelnemers kiezen uit verschillende pakketten. De Chileense overheid schrijft periodiek een tender uit bij partijen om de default te mogen leveren.’ Een tweede praktisch punt dat om een oplossing vraagt: als je keuzevrijheid geeft, wil je mensen niet aan hun lot overlaten. Dus moet je advies geven. ‘De vraag is wie die rol van adviseur op zich zal nemen. Daar zitten juridische risico’s aan. Stel dat de betreffende instantie heeft geadviseerd in aandelen te beleggen en vervolgens crasht de aandelenmarkt. Wie is verantwoordelijk als het advies verkeerd uitvalt? Dan zal worden gekeken of de adviseur zijn zorgplicht wel is nagekomen. In elk geval moet de adviserende partij een marktpartij zijn, die onafhankelijk is van het pensioenfonds.’
Investeren in elkaar Ten slotte wenst Beetsma de discussie over keuzemogelijkheden breder te trekken. ‘Mensen moeten de vrijheid hebben om langer door te werken. Gezien de vergrijzingsgolf willen we dat ook graag, maar het moet ook mogelijk zijn. Deelnemers hebben de plicht ervoor te zorgen dat zij up to date blijven in hun kennis en vaardigheden. Werknemers en werkgevers moeten gestimuleerd worden langer in elkaar te investeren. En we moeten proberen meer flexibiliteit op de werkvloer in te bouwen, zodat mensen, al dan niet in deeltijd, met functie-aanpassingen langer kunnen doorwerken.’ | Roel Beetsma is hoogleraar macro-economie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij bekleedt daarnaast de leerstoel ‘Pension Economics’, die door MN wordt gesponsord.
COLOFON Nummer 2 | Juni 2015 OMNI is het relatiemagazine van MN dat vier keer per jaar verschijnt. Uitgever MN, Prinses Beatrixlaan 15, 2595 AK Den Haag, Postbus 30025, 2500 GA Den Haag, tel. +31(0)70 316 01 60 Hoofdredactie: Hester IJgosse Eindredactie Djoeke Barkey, Ruben Langenhuizen
Redactie Michiel Cleij, Hans-Maarten Dagelet, Sander van Ginkel, Tom Gordijn, Wilma van Hoeflaken, Jacques van der Horst, Henk Jacobs, Patrick Janssen, Ruud Slierings, Gerhard Sluiter, André de Vos, José de Vreede Concept & realisatie: Scripta Communicatie Art directior Patk/Patrick Keeler
OMNI Q2’15
Beeld ANP Photo, Linelle Deunk (cover), Sophie Eekman, Aad Goudappel, Hollandse Hoogte, Getty Images, Istock, Patrick Keeler, Roelof Pot Cartoon Ad Kolkman Traffic Herjan Schutte Lithografie Grafimedia Amsterdam Drukwerk Zalsman, Zwolle
43
‘HET ZIJN MAATPAKKEN DIE NIET PASSEN’ Steven Schuit, hoogleraar Nyenrode Universiteit Pagina 8