Omgaan met RISICO'S in Thuisbegeleiding Bijzondere Jeugdbijstand Werken met risico's in gezinssituaties en omgaan met risico's bij ambulante hulp aan huis is een veel voorkomend gegeven in een thuisbegeleidingsdienst binnen de Bijzondere Jeugdbijstand. Dit is eigen aan de realiteit van onze werkcontext. Behalve rond opvoeding ondervindt een gezin in thuisbegeleiding gewoonlijk ook vele andere, complexe en uiteenlopende problemen. Over vele jaren en vaak meerdere generaties heen, is er in deze gezinnen heel wat scheef gegroeid. Hun manieren van zijn en van leven, hun samenstellingen en hun geschiedenissen creëren verhalen waarin gevaar, risico en verontrustende situaties met regelmaat voorkomen. Een thuisbegeleider gaat in én met dit thuismilieu aan de slag om aan die problematische opvoedingssituatie te verhelpen. De thuissituatie van onze gezinnen is tegelijk schoot van en instrument om aan de problematische situatie te werken. Thuisbegeleiding gebeurt dus niet binnen een schoolse of experimentele omgeving, waarbij men bepaalde schadelijke factoren eventueel zou kunnen elimineren. Het speelt zich af in de dagelijkse realiteit, waar de aanwezigheid van risico's onvermijdelijk is. Met opvoeding als uitgangspunt werken we niet op neutraal terrein. Elke opvoeding impliceert keuzes die ernstige consequenties kunnen inhouden.Voor ouderschap worden echter geen psychologische of pedagogische kwalificaties vereist, terwijl er bij de doelgroep van thuisbegeleiding zowel op vlak van hechting als structuur vaak zware tekorten waarneembaar zijn. Zorgen voor het welzijn van alle gezinsleden is onze basisopdracht. Maar het welzijn van verschillende gezinsleden loopt niet steeds in dezelfde richting. Meer nog: het welzijn van het ene lid van het gezin kan tegenover dat van een ander lid staan. Niet-gelijklopende belangen en belangenconflicten kunnen aanleiding geven tot risicosituaties. Ons uitgangspunt om vooral te werken vanuit de krachten en competenties van het gezin zal allicht garant staan om een aantal risico's op indirecte wijze in te dijken, maar maakt tegelijk het begrip risico moeilijk inpasbaar. Het is niet eenvoudig voor de begeleider om onbevangen, los van beoordeling, bij gezinnen aan te kloppen waar risico's aan de orde zijn. De begeleidingsrelatie (het belangrijkste werkinstrument van de begeleider) komt zwaar onder druk te staan door de anticipatie, het waarnemen en vooral het benoemen van verontrustende situaties. Een plaats (kunnen) geven aan werken met risico's is voor thuisbegeleiding een moeilijke en belangrijke opdracht.
RISICO: EEN NOODZAKELIJK KWAAD EN EEN NOODZAKELIJK GOED Als we over risico's spreken hebben we al vlug de neiging om erg op onze hoede te zijn. Risico roept in de eerste plaats gevaar, mogelijke pijn of schade op en dat willen we het liefst vermijden. Voor onszelf, maar ook voor anderen. En toch lijken we bereid om in ons leven heel wat risico's te accepteren. Processen van opgroeien, ontwikkeling worden gekenmerkt door tal van noodzakelijke risico's. We doen ervaringen op, we leren uit wat fout gaat en van wat goed gaat. Overdracht helpt ons een heel eind op weg maar proberen is onontbeerlijk. Wie stapt, kan vallen. Wie fietst, komt in het verkeer terecht. Wie zakgeld krijgt, kan verspillen, ... Bij elke stap horen risico's en risico's horen bij het leven. Wie bezorgd is, zal neigen het gevaar te zien. Wie iets verlangt, zal eerder de groeikansen zien. Risico houdt deze twee componenten tegelijk in zich. Risico betekent dat potentiële schade zich aandient, maar tegelijk is er nog de ruimte om die te vermijden of voorkomen. In die zin is het begrip risico een moeilijk maar ook interessant gegeven: vermijden van schade is een belangrijk streefdoel; vermijden van het risico op schade is niet persé de goede weg. Wanneer dit gebeurt ontnemen we immers kansen op verandering, kansen om doorheen het risico een misschien pijnlijke maar leerrijke weg op te gaan. Omgaan met risico's zal er op gericht zijn pijn te vermijden maar ook op het voluit benutten van de mogelijkheid om een stap in de richting van groei en ontwikkeling te zetten. Werken met risico's is evenwel niet onbegrensd; risico houdt gevaar in. Mishandeling, misbruik, verwaarlozing kunnen zware trauma's veroorzaken.
Binnen dit spanningsveld van enerzijds gebruik maken van kansen om te ontwikkelen en anderzijds een juiste inschatting maken van gevaren voor blijvende schade, beweegt de thuisbegeleider zich continu.
WELKE RISICO'S KOMEN WE TEGEN? Om met risico's om te gaan moeten we ze kunnen benoemen, ze een plaats geven in het gezin en in het geheel van de hulpverlening of opdracht. Een eerste onderscheid op basis van het acute karakter en de sluimerende aanwezigheid. Een acuut risico is een risico dat zich onmiddellijk aandient en op korte tijd een gevaar inhoudt, bijvoorbeeld: een dreiging tot mishandeling, een kans op pijn of ongeval, een gevecht in huis, de vaststelling van geweld dat niet ophoudt, gevaarlijke voorwerpen in de buurt van jonge kinderen, een baby die alleen op de luiermat wordt achtergelaten, een peuter alleen thuis,... Onder sluimerende risico's verstaan we risico's die geen onmiddellijk gevaar opleveren maar gaandeweg een problematische ontwikkeling veroorzaken of op lange termijn schade (zullen) toebrengen. Een terechtwijzing van een kind veroorzaakt geen trauma; een dagelijkse portie afwijzing verhoogt wel de kans op een beschadigde identiteit, op een problematisch zelfbeeld. Binnen thuisbegeleiding zien we hechtingsproblemen, langdurige verwaarlozing, langdurige pesterijen of voortdurende krenking, gezinnen met een groot tekort aan structuur, een gebrekkige perspectiefneming bij de ouders. Een sluimerend risico is minder definieerbaar, minder zichtbaar en is, mede daardoor, heel gevaarlijk. Een tweede relevante indeling, is een ordening van risico's of risicodragende kenmerken, volgens de vijf te onderscheiden werkdomeinen van thuisbegeleiding: 1.
2. 3. 4.
5.
Op het domein van communicatie en relatie zien we vooral de effecten van risicofactoren van een ernstig verstoorde relatie tussen ouder en kind, zoals een te beladen band of te weinig binding, bijvoorbeeld: emotionele of fysische verwaarlozing/mishandeling en seksueel misbruik. Ook breuken in het gezin en verlies van kinderen en ouders (conflicten, scheiding, plaatsing, overlijden en zelfmoord) krijgen hier een plaats. Als kenmerken van risico's op materieel en fysisch vlak zijn er vooral het ontbreken van basale verzorging (voeding, hygiëne, gezondheid) en het ontbreken van continuïteit, structuur en kwaliteit van de dagelijkse zorgen. Op vlak van individuele ontwikkeling van het kind kunnen risico's leiden tot een achterstand of een gestoorde ontwikkeling op vlak van gedrag, motoriek, taal, schoolse ontwikkeling, sociale en emotionele ontwikkeling. Bij de ouders is er vaak een beperkte draagkracht door een mentale beperking, persoonlijke en/of psychiatrische problemen, een zwakke gezondheid, weinig verankering in de maatschappelijke omgeving. Bijna altijd is er een combinatie van meerdere van deze factoren. In interactie met de omgeving ontstaat een spanningsveld tussen beperkte mogelijkheden vanuit de gezinnen en de steeds hogere normen vanuit de maatschappij. Dit leidt tot verdere uitsluiting en achterstelling. Ook de inbreng van hulpverlening is niet zonder risico: het inschakelen van bijvoorbeeld thuisbegeleiding leidt bij de ouders tot een zelfbeeld van het niet zelf kunnen. De ouders worden geconfronteerd met hun falen, met andere verwachtingen. Intimiteit en gezinsgeheimen worden ontbloot; de inmenging kan zelfs tot uithuisplaatsing leiden.
Een derde benadering is de risico's voor de thuisbegeleiders. Werken in een thuiscontext met moeilijke leefomstandigheden, werken in gezinsculturen waarmee weinig affiniteit bestaat, werken met beperkte mogelijkheden van een gezin, werken met hoge verwachtingen vanwege de omgeving of de maatschappij, werken aan hardnekkige problemen; het maakt dat een begeleider zich bij zijn cliënten niet zo gauw goed en veilig voelt. Intimidatie, agressie, ondermaatse woonomstandigheden en hygiëne; ze leiden tot een gevoel van falen , machteloosheid, vervlakking, burn-out, verlies van eigen kracht en van geloof. Ook hiermee moet
een begeleider, die in grote mate individueel in het gezin werkt, weten om te gaan. Risico's kunnen op heel dwingende wijze het eigen kunnen en de eigen verantwoordelijkheid op de proef stellen. De voorziening heeft hierin een belangrijke ondersteunende opdracht. En ook de begeleider moet op zoek naar manieren om met die risico's om te gaan en om ze in de gezinnen aan te kaarten.
RISICO'S: WAT DOEN WE ERMEE? Voor elke thuisbegeleiding bekijken we vanaf het handelingsplan systematisch welke risico- en protectiefactoren in het gezin aanwezig zijn. Van bij de aanvang van de begeleiding wordt sterk gesteund op methodieken om tegemoetkomend te werken, waarmee vooral de beschermende factoren worden opgezocht, uitvergroot en versterkt. In een notendop komt dit hierop neer. We nemen onze tijd om een werkrelatie op te bouwen (gemiddeld zes maanden) en hebben oog voor de vele dimensies van last en spanning die het samenleven in een gezin teweegbrengen, evenals voor de factoren die druk van buitenaf binnenbrengen. We gaan aan huis, stellen ons afwachtend en bevragend op. We confronteren weinig, werken vooral erkennend, vertrekkend van de krachten van het gezin. Een betere communicatie in het gezin en met de buitenwereld, een sterkere positionering van de gezinsleden, vaardiger ouders, weerbare kinderen en verzorgde materiële leefomstandigheden; ze kunnen er voor zorgen dat risico's afnemen of verdwijnen. Thuisbegeleiding probeert om het gezin te activeren, we onderzoeken wie waar kan compenseren als bepaalde gezinstaken voor ouders en/of kinderen te zwaar wegen. We werken vooral onrechtstreeks; directe interventies zijn bijna nooit mogelijk: veranderingen moeten van de mensen zelf komen. De thuisbegeleider kan materiaal aanreiken maar het is aan de gezinsleden om hun visie en gedrag te wijzigen. We helpen om zelf keuzes te maken maar reiken geen pasklare oplossingen aan. We bekijken met hen verschillende levensterreinen, steeds vertrekkend vanuit de opvoedingssituatie.Thuisbegeleiding helpt het gezin om hierover te overleggen en om samen te werken, ook met de buitenwereld en met andere diensten. Voor een aantal risico's zal deze manier van werken volstaan om het gevaar in te perken. In sommige gevallen duidt de verwijzer (consulent van Comitee Bijzondere jeugdzorg of Jeugdrechtbank) de risico's in zijn hulpverleningsprogramma, met de expliciete vraag om eraan te werken. Naast deze benadering via positieve ondersteuning, zullen bepaalde verontrustende situaties een explicietere aanpak vragen. Deze situaties zijn niet altijd duidelijk van bij de start van de thuisbegeleiding en zullen zich in de loop van de begeleiding aandienen.
HET RISICO BENOEMEN, AANBRENGEN Omdat een oordeel over een risico sterk afhankelijk is van de (waardegebonden) kijk op opvoeding en nogal kan verschillen van persoon tot persoon, gaan we mogelijke discussies over al-dan- nietriskant-zijn uit de weg. Wij starten met onze risico-werking vanaf één, bij de thuisbegeleiding betrokken, persoon een bepaalde situatie als risicovol benoemd. In die zin kan het aanwezige of vermoede risico ingebracht worden door alle leden van het gezin, door de omgeving, door andere hulpverleners, door de thuisbegeleider (of diens collega's). We opteren voor een ruime kijk op en invulling van het begrip risico. Vanaf de eerste risicobenoeming moet de thuisbegeleider zien om te gaan met risico's. Risico's worden als dusdanig benoemd en in overleg gebracht. Dit kan, vaak zelfs, resulteren in handelingen binnen een begeleiding die in contradictie lijken te zijn: enerzijds met de opdracht om gezinsleden te ondersteunen en met het uitgangspunt om vanuit de mogelijkheden van mensen te werken. Anderzijds appelleren ze aan beperkingen en kunnen ze het verder bestaan van het gezin in gevaar brengen. De begeleider gaat op zoek naar een moeilijk evenwicht tussen het inbrengen van risicovermoedens of signalen en tegelijkertijd het voldoende zorgend en ondersteunend zijn naar het gezin (en alle gezinsleden). Niet de beschuldiging maar de nood aan verandering en de zorg voor een kind dat in ontwikkeling is en ouders die hiervoor verantwoordelijkheid dragen zijn
steunpunten om dit evenwicht te bereiken. Twee vragen dienen zich aan :
• •
Kan de hulp worden verder gezet ondanks het aanwezige risico? Hoe een plaats geven aan het bestaande of vermoede risico binnen de hulpverlening?
GRENZEN AANGEVEN, AFWEGINGEN MAKEN Net zoals het bestaan of vermoeden van een risico door elke betrokkene en zijn omgeving kan ingebracht worden, kan ook het eindpunt in het omgaan met risico's binnen thuisbegeleiding door elke betrokkene gesuggereerd worden. Elke betrokkene kan aangeven dat hij er uit wil stappen, dat hij de gegeven situatie onhoudbaar vindt, of vragen de hulpverlening te beëindigen teneinde gevaar te vermijden.Vanaf dat moment is de vraag naar begrenzing aan de orde en kan een stopzetting van de begeleiding overwogen worden door gezin, thuisbegeleider en de verwijzer. We mogen er echter niet van uit gaan dat elke deelnemer dit zal aangeven. Een te grote afhankelijkheid in een relatie en te beperkte communicatiemogelijkheden (kleine kinderen) kunnen hiervoor in de weg staan. Het vergt op zijn minst een grote waakzaamheid van de begeleider. De stap van risico naar ondraaglijk risico is een stap die binnen elke begeleiding op verschillende wijze kan gezet worden, afhankelijk van: draagkracht, normen, verwachtingen, visies van elk van de bij het hulpverleningsproces betrokkenen. Ook de thuisbegeleider is één van deze betrokkenen: onze eigen bezorgdheid is een belangrijke parameter voor het vaststellen van een risico of het aanvoelen van een grens. De gemoedsrust van de thuisbegeleider mag echter niet de enige parameter zijn voor de oplossing die aangeboden zal worden. Eens de vraag naar begrenzing gesteld, moet thuisbegeleiding zich over meerdere vragen bezinnen:
o o o o o
Is er kans dat uit het verder dragen van het risico een meer verantwoord handelen kan volgen ? En is het aangewezen dat kinderen en ouders hiervoor samen blijven wonen ? Is de begeleidingsrelatie van die aard, dat er een constructieve invloed is op het gezin (en op het risico?) Is de individuele begeleider voldoende gewapend (kennis, kunde, ervaring) om met het risico om te gaan ? Welke mogelijkheden voor (externe) ondersteuning zijn er? Kunnen ze de schade vermijden? En welke risico's brengen zij met zich mee ? Als we willen verder werken: hoe lang wil thuisbegeleiding de actuele hulpverlening uitproberen?
De vraagstelling leidt niet tot een duidelijk ( ja/nee) antwoord; ze moet leiden tot een inschatting van :
o o o o o
de veranderingsbereidheid en -mogelijkheden van het gezin en van de omringende personen, het evenwicht tussen de risicovolle- en beschermende factoren in het gezin, de expertise van de begeleider en de ruimte die die expertise toebedeeld krijgt in het gezin, mogelijke ondersteunende of compenserende hulp ter aanvulling van thuisbegeleiding of alternatieven ter vervanging van de begeleiding, het engagement van gezin en andere betrokkenen om een bepaalde periode een bepaalde werkwijze uit te proberen.
Aan de hand daarvan kan een afweging worden gemaakt of een grens is bereikt of verderzetting van thuisbegeleiding zinvol is. Het gaat niet om een eenmalige inschatting, maar om een voortdurende aftasting van de risico's, de bereidheid en de mogelijkheden van een gezin, waarbij een risico kan evolueren van risico met kansen naar een ondraaglijk risico en weer terug. Het is een voortdurende zoektocht naar manieren om hulpverlening en het betrokken gezin in verdere evolutie te krijgen. Deze werkwijze appelleert, ook in heel bedreigende situaties, volop naar verantwoordelijkheid van ouders en mogelijk ook van de jongere, ten aanzien van de problemen of risico's die zich stellen. Thuisbegeleiding hanteert bijgevolg geen lijst van problemen en risico's die a priori worden uitgesloten, noch een vaste grens voor stopzetting. Levensbedreigende omstandigheden echter, waarbij medewerking en veranderingskansen minimaal worden ingeschat, zullen steeds aanleiding geven tot een teruggave van de
begeleidingsopdracht aan de verwijzer. Maar ook in dergelijke situaties proberen we om deze weg samen met het gezin door te maken. Risico, grens en hulpverlening maken deel uit van overleg en onderhandeling waarbij gezin en verwijzer tot een besluit komen. De verantwoordelijkheid ligt volop bij de opvoeders/ouders en bij de verwijzer die de thuisbegeleiding aanbiedt. Het is de verantwoordelijkheid van de thuisbegeleider om te zorgen voor gesprek over risico's en grenzen, te adviseren en te argumenteren naar gezin en verwijzer toe. Volgende drie aspecten zullen dus in essentie bepalen hoever gegaan wordt in het dragen van een welbepaald risico in een welbepaald gezin:
de mate van bereidheid en mogelijkheden van gezin en omgeving, de mate waarin de begeleider zich bekwaamt in het kunnen plaatsen en doorwerken van specifieke problemen binnen het gezin (expertise van de hulpverlener), de mogelijkheden tot bijkomende ondersteuning.
AANDACHTSPUNTEN VOOR DE BEGELEIDER BIJ HET BESPREEKBAAR EN WERKBAAR MAKEN VAN RISICO'S 1.
De begeleider moet omgaan met druk: druk op het gezin, druk op de begeleiding. Kans op schade zet mensen in gelijk welke positie onder druk. Het appelleert aan dringende verandering; het roept een gevoel van onvrijheid op. Een problematiserende aanpak roept makkelijk tegenstelling, verschil en wantrouwen op.De buitenwereld gaat van dichter toekijken op het gezin. Het gezin komt onder druk en kan hierdoor krachtdadiger aan de slag gaan, maar evenzeer, sterker in het verweer gaan. De begeleider komt onder druk omdat de nood aan verandering dringender wordt en de werkmarge kleiner. Het bespreekbaar stellen van de druk in het gezin en in de eigen professionele omgeving kan constructief zijn en een ruimer kader bieden waarbinnen het risico beter hanteerbaar wordt.
2.
De begeleider gaat op zoek naar steun: steun in de (h)erkenning van het risico, steun rond mogelijke hulp hiervoor. Het gezin zelf is de eerste en belangrijkste partner. Steun vanuit het gezin en van belangrijke derden (de omgeving van het gezin) omtrent het bestaan en het bewerken van een risico, maakt een enorm verschil. Het eigen team,de verwijzer en omringende hulpverleners nemen eveneens een belangrijke plaats, zeker als het probleem in het gezin niet gedeeld wordt. De keuze van thuisbegeleiding om in elk gezin met een vaste individuele begeleider te werken maakt dat we in een begeleiding, ook in die met een hoog risicogehalte, vanuit een vertrouwensband aan de slag kunnen. Het stelt ons ongetwijfeld in staat risico's beter en genuanceerder te detecteren en op zoek te gaan naar oplossingsmogelijkheden die erg nauw kunnen aansluiten bij het gezin. Het geeft als groot nadeel dat de zwaarte van mogelijke risico's, de aanwezige druk en de verantwoordelijkheid heel zwaar op de schouders van deze individuele begeleider kunnen terechtkomen. De begeleider, ingebed in het gezinssysteem, moet beschikken over een omgeving die kritisch meekijkt en dient zich blijvend open te stellen voor risicosignalen die van buitenaf aangegeven worden. Onze begeleiders ervaren het als ondersteunend om te overleggen en zich te laten bevragen in teamverband over de eigen opstelling in een risicovolle situatie. Op deze manier wordt ervaring opgebouwd en gedeeld. Ook een goede samenwerking met andere betrokken hulpverleners neemt gewicht van de schouders van de individuele begeleider: het zorgt voor feedback op de eigen manier van werken en voor de toetsing van de eigen visie. De verwijzer neemt hier, gezien onze opdracht en zijn mandaat, een bijzondere plaats in. Begeleiders vinden het belangrijk zich goed te kunnen positioneren binnen het geheel van
hulpverlening en jeugdzorg. De structuur van de eigen organisatie en van de Bijzondere Jeugdbijstand maakt dat de verantwoordelijkheid niet alleen moet gedragen worden. Ervaringsuitbreiding, opleiding, vorming en supervisie kunnen een wezenlijk verschil maken in het doorwerken van zwaar belastende situaties. Het stelt de begeleider in staat de grenzen van het haalbare te verleggen zodat het meer en meer zin heeft om in risicosituaties voor ambulante hulpverlening te kiezen. Mogelijkheden tot extra-hulp zoals mantelzorg, gezinshulp, kinderopvang, een zorgende onderwijsomgeving, gespecialiseerde hulp voor individuele gezinsleden kunnen doorwegen in het doorwerken van risico's. Die mogelijkheden zijn echter moeilijker beschikbaar of toegankelijk voor gezinnen die zich laten kenmerken door kansarmoede, gedragsmoeilijkheden en een minder aangepaste of minder planmatige levenswijze.
3.
De
begeleider
legt
verantwoording
af.
Niet alleen het risico en het gezin zijn onderwerp van bespreking, ook de begeleiding en de eigen opstelling zijn sterk onderwerp van bespreking. De begeleider verduidelijkt zich tegenover de gezinsleden, tegenover collega's, tegenover de verwijzer en tegenover andere betrokken hulpverleners. Daarnaast beschikt de begeleider over een gestructureerde verslaggeving (toegankelijk voor de betrokkenen), een halfjaarlijkse teambespreking en een gezinsdossier om mensen uit de eigen organisatie te laten meekijken naar zijn werk.
4.
De
begeleider
gaat
in
overleg.
Gevaar, afwegingen, grenzen en mogelijkheden worden besproken om het risico duidelijker in kaart te brengen, om medewerking af te tasten, om meer invloed te zoeken. De afweging of thuisbegeleiding een passend antwoord kan bieden is voortdurend aan de orde. De begeleider zoekt naar de meest gepaste setting (op welke plaats, met wie, op welk moment) voor een constructief gesprek. Aandachtspunten bij het overleg met de gezinsleden : We blijven onze basismethodiek (positief en ondersteunend werken) aanhouden en focussen niet alleen op het risico. Ouders worden aangesproken als mensen die het beste willen voor hun kinderen en verantwoordelijkheid willen dragen. Signalen worden concreet en duidelijk benoemd vanuit zorg voor ouders en kinderen, maar we gaan vaak een lange weg met de ouders om de problemen echt werkbaar te krijgen. Begeleiders vinden het minimaal nodig dat klachten op tafel mogen komen, dat ouders ze kunnen horen. Dit wijst op een bereidheid om te kijken naar de noden van de kinderen. Thuisbegeleiding onderzoekt de betekenissen voor de verschillende gezinsleden, voor hun omgeving en de begeleider. Mogelijkheden worden voorgesteld en afgewogen. We verduidelijken, meermaals onze eigen positie en opstelling ten overstaan van het gezin en naar andere betrokkenen.We onderhandelen breder dan met het gezin alleen, om op die manier te komen tot een gedeeld probleem met de betrokken omgeving. Niet enkel het gezin moet voor de oplossing instaan. Bijkomende ondersteuning kan het behoud van het gezin bewerkstelligen (draaglast van ouder verminderen, extra ondersteuning voor het kind). Als onderhandeling en dialoog niet lukken, komt er meer gewicht bij de verwijzer te liggen om beveiliging te realiseren. Aandachtspunten
in
het
overleg
met
andere
betrokken
hulpverleners
:
Thuisbegeleiding zorgt er voor dat het gezin een plaats krijgt in het nodige overleg en dat zowel risico's als mogelijkheden worden besproken. Omdat op overlegvergaderingen hulpverleners vanuit zeer diverse contexten en betrokkenheid uitgenodigd worden, vinden we het belangrijk dat deze vergaderingen goed geleid worden. Dit is de enige manier om ieders visie op en ieders verantwoordelijkheid
voor de hulpverlening duidelijk naar voor te krijgen. Van daaruit kan gewerkt worden naar een meer gedeelde kijk op de gezinsproblematiek en mogelijke oplossingen. Dit kan verhinderen dat de communicatie met het gezin nodeloos complex en verwarrend wordt. Alle betrokkenen moeten weten, wie, na overleg met hulpverleners en gezin, eventuele knopen doorhakt ten aanzien van een verontrustende situatie. In een thuisbegeleiding heeft de verwijzer hierin een belangrijke plaats. Het voortdurende zoeken, benoemen, inschatten, overleg kan leiden tot gewijzigde doelstellingen voor het betrokken gezin zodat het risico mee beheerd wordt binnen de begeleidingsopdracht die we krijgen van de verwijzer. Verandering kan verder nagestreefd worden via ondersteuning van het thuisfront. Maar wat als het overleg moeizaam verloopt, niet mogelijk lijkt, de medewerking beperkt is, er binnen het gezin een verdeelde houding, mening of verschillende medewerking is ? Dan worden grenzen aangegeven en maakt de thuisbegeleider, aan de hand van de vijf vragen (zie hoger), samen met de betrokkenen, een inschatting van de mogelijke grens voor het samen blijven wonen van de gezinsleden of een grens voor de begeleiding. Als men besluit de thuisbegeleiding te stoppen omdat er te weinig veiligheidsgaranties zijn, kan de afronding van onze begeleiding niet altijd in de meest wenselijke omstandigheden gebeuren. Gezinnen laten ons niet meer toe (vb. na een uithuisplaatsing) en ervaren ons niet meer als medestanders. In deze omstandigheden wordt vaak niet ingegaan op het voorstel voor een laatste gesprek (afronding en feedback). In een aantal situaties, waar mensen wel aanvoelen dat er een nood is die ze thuis niet kunnen opvangen, is verdere begeleiding en nazorg net wel mogelijk en zelfs van cruciaal belang. Hier kan thuisbegeleiding met de ouders verder werken rond hun ouderschap dat een andere invulling krijgt. Jammer genoeg betekent een andere maatregel voor een kind vaak stopzetting van thuisbegeleiding en kan er enkel via nazorg enige opvang geboden worden.
TOT SLOT De intensieve werkvorm en lage case-load van thuisbegeleiding maken het mogelijk om heel genuanceerd en gedifferentieerd naar risico's in een gezin met een Problematische Opvoeding Situatie te kijken. De draagkracht van elk gezinslid, van elke begeleider en van de omringende hulpverlening, de mogelijkheden en de verantwoordelijkheid die een welbepaald gezin aankan en de expertise van de individuele begeleider; alles kan afgewogen worden tegenover welbepaalde risico's. Deze afweging moet ons in staat stellen een genuanceerd beeld te geven van de mogelijkheden tot verandering via thuisbegeleiding in risicovolle situaties. We spreken van risicozorg op maat. Binnen dat concept kiezen we ervoor om niet a priori al of niet welomschreven risico's uit te sluiten van thuisbegeleiding. We voegen de gestelde, vermoede of aanwezige risico's toe aan het kader van onze hulpverlening. Er wordt een appel gedaan op de deskundigheid van de thuisbegeleider, op de bereidheid en de verantwoordelijkheid van de cliënten en op de oordeelkundigheid van de verwijzer om een antwoord te krijgen op de vraag of we met het risico in dit gezin en met deze thuisbegeleider (verder) aan de slag kunnen en de kans krijgen om binnen het gezin de opvoedingsverantwoordelijkheid en -vaardigheid te verruimen. Deze tekst is geen afgerond geheel. We komen tot een aantal waardevolle elementen om in rekening te brengen als de begrippen risico en grenzen aan risico opduiken in een begeleiding. Maar de nood dient zich aan om fijnmaziger te gaan kijken. Hoe kunnen we het overleg in en rond het gezin preciezer omschrijven en waarmaken. Kunnen we, naargelang het soort risico, differentiëren in wat ons te doen staat. Kunnen de verschillende posities die een begeleider kan innemen worden onderscheiden : de begeleider als melder, als hulpverlener, als beoordelaar van het risico en van de mogelijke grenzen,...en wat als deze posities samen vallen in die ene persoon? Bovendien hebben we vooral weergegeven hoe wij als begeleiders het begrip risico in ons werk tegenkomen, hoe wij er naar kijken en hoe wij het hanteren. Aanvullend hierop zou het goed zijn om ouders en kinderen te laten spreken: wat ervaren zij als risico en als grens, hoe kijken zij er naar en hoe gaan zij om met de aanwezigheid van risico? Het zou ons als hulpverlener kunnen leren om ook op dit terrein vanuit de kracht en de sterktes van het gezin te werken.
Team Thuisbegeleiding CAB Gent Tom Veys Hilde Celis dec. 2005