OER Onderwijs- en Examenregeling Cohort 2011-2012 ICT-beheerder niveau 4 Crebonummer 95321 BOL
OPLEIDINGSGIDS COMPETENTIEONTWIKKELEND LEREN EN BEOORDELEN
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 1
Onderwijs- en examenregeling (OER) OPLEIDINGSGIDS Zadkine, Rotterdam Brinnummer: Vastgesteld:
ICT beheer Cohort:
2011-2012
Crebocode: Soort opleiding: Niveau: Leerweg:
95321 ICT Beheerder 4 Bol
Studiebelastingsuren (SBU‟s): Toepassing Wet Studiefinanciering/WTS: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven: Cohort: Looptijd: Bekendgemaakt: Ingangsdatum: Vervaldatum: Versiebeheerder OER Opleidingsdirecteur
1600 per jaar Ja ECABO 2011 01-07-2011 - 31-07-2016 01-04-2011 01-07-2011 31-07-2016 1 Mevr. Marloes de Vries
Uitvoeringslocaties Locatie LOC Zuid LOC ZHE
Posthumalaan 120 Sportlaan 15
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 2
Leerweg BOL BBL X X
Rotterdam, 1 april 2011
M. de Vries, directeur LOC Zuid.
Deze onderwijs- en examenregeling is vastgesteld namens het bevoegd gezag, door het College van Bestuur. Handtekening:
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 3
Inhoud ICT beheer ............................................................................................................................................... 2 INLEIDING ............................................................................................................................................... 5 DEEL 1: DE ONDERWIJSREGELING .............................................................................................. 6 Hoofdstuk 1. VISIE OP LEREN EN OPLEIDEN ............................................................................. 6 Hoofdstuk 2 . INFORMATIE OVER DE OPLEIDING .............................................................................. 7 2.1 De beroepscontext: omschrijving van het beroep ...................................................................... 7 2.2 Toelatingseisen en doorstroommogelijkheden .......................................................................... 9 2.3 De beroepspraktijk staat centraal bij het ontwikkelen van competenties .................................. 9 2.4 Begeleiding............................................................................................................................... 11 2.5 Vormgeving van het onderwijs ................................................................................................. 11 2.6 Toetsing in de opleiding ........................................................................................................... 12 2.7 Leerdoelen ............................................................................................................................... 15 2.8 Wet Studiefinanciering (WSF) .................................................................................................. 15 2.9 Transparante Onderwijsprogrammering .................................................................................. 15 Hoofdstuk 3. INHOUD EN PLANNING VAN DE OPLEIDING ICT-beheerder .................................... 16 3.1 Kerntaken van de ICT beheerder ............................................................................................. 16 3.2 Kwalificatieprofiel van de uitstroom .......................................................................................... 16 3.3 Programmering onderwijs ........................................................................................................ 16 3.4 De inrichting van de beroepspraktijkvorming ........................................................................... 17 DEEL 2: DE EXAMENREGELING ................................................................................................... 18 Hoofdstuk 1. Visie op het beoordelen en de wijze van beoordelen ............................................... 18 1.1 Beoordelen om te leren ............................................................................................................ 18 1.2 Beoordelen om te beslissen ..................................................................................................... 18 Hoofdstuk 2. Handboek Examinering en Examenreglement ......................................................... 19 Hoofdstuk 3. Voorwaarden voor deelname aan het examen ......................................................... 19 Hoofdstuk 4. Examenprogramma .................................................................................................. 20 Hoofdstuk 5 DIPLOMERING EN EVALUATIE ............................................................................... 23 5.1 Diplomering .............................................................................................................................. 23 5.2 Evaluatie ................................................................................................................................... 23 Bijlage A – OPLEIDINGSPLAN ICT-BEHEER-CREBO 95321 ............................................................. 24 Bijlage B – KD-Competentiematrix ........................................................................................................ 25 Bijlage C - Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap ....................................................................... 28 Bijlage D - TOPMODEL .................................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 4
INLEIDING De Onderwijs- en Examenregeling (afgekort: OER) voor beroepsopleidingen is een wettelijk document dat vóór 1 mei voorafgaand aan een studiejaar door het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling moet worden vastgesteld. In artikel 7.4.8. van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (afgekort: WEB) is aangegeven wat een OER in elk geval moet omvatten. Zadkine moet ervoor zorgen dat op tijd bekend is hoe het opleidingsprogramma in elkaar steekt en op welke momenten en op welke wijze er geëxamineerd wordt. Iedere belangstellende deelnemer kan zich op die manier een goed beeld daarvan vormen. Deel 1 gaat over leren (de Onderwijsregeling) Deel 2 gaat over beoordelen (de Examenregeling) In deze OER staat hoe de opleiding eruit ziet en hoe de deelnemer wordt beoordeeld. Daarom is deze OER de opleidingsgids van de opleiding die de deelnemer heeft gekozen. De eisen waaraan de opleiding moet voldoen zijn landelijk door de minister van OC&W vastgesteld. Het diploma wordt daardoor landelijk vergelijkbaar.
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 5
DEEL 1:
DE ONDERWIJSREGELING
Hoofdstuk 1. VISIE OP LEREN EN OPLEIDEN LOC Zuid van ROC Zadkine kiest voor een visie die gebaseerd is op het bieden van een optimale kans van de deelnemer op de arbeidsmarkt. De deelnemer staat hierbij centraal. Het oplossen van praktijksituaties vormt de kern van het beroepsonderwijs en de theorie is hieraan ondersteunend. Het begrip “krachtige leeromgevingen” neemt een centrale plaats is. Twee elementen hiervan zijn “contextrijk leren” en “toenemende zelfsturing”.
Contextrijk leren. Het competentiegerichte beroepsonderwijs hecht belang aan leren in zo realistisch mogelijke situaties die direct een beroep doen op specifieke combinaties van kennis, vaardigheden en houdingen. In feite hebben deelnemers in hun werk altijd te maken met werkprocessen die een beroep doen op deze specifieke combinaties. De veronderstelling is dat toepassingsgericht en contextrijk leren het leren meer betekenisvol maakt en stimuleert om te blijven leren, meer dan het leren van theoretische en abstracte kennis en vaardigheden. Toenemende zelfsturing. Competentiegericht beroepsonderwijs gaat uit van een actieve en zelfsturende rol van de lerende. Basisgedachte daarbij is dat kennis en vaardigheden niet goed overdraagbaar zijn door een onderwijzende zonder een lerende die zich actief die kennis en vaardigheden eigen maakt, bij voorkeur aan de hand van door de lerende zelf geformuleerde leervragen. Deelnemers zijn niet automatisch in staat om op een doelmatige manier sturing te geven aan hun eigen leerproces. Ze moeten dat vermogen ontwikkelen, in een begeleid proces van meer docentgestuurd leren naar meer zelfgestuurd leren. Een goed ontwikkeld zelfsturend vermogen wordt van groot belang geacht om te kunnen functioneren in een dynamische maatschappij waarin een leven lang leren steeds belangrijker wordt.
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 6
Hoofdstuk 2 . INFORMATIE OVER DE OPLEIDING In dit hoofdstuk komen onderwerpen aan bod die met het beroep en de opleiding tot ICT-Beheerder te maken hebben. In volgorde: beroepscontext; toelatingseisen en doorstroommogelijkheden; ontwikkelen van competenties; begeleiding; vormgeving van het onderwijs en toetsing in de opleiding leerdoelen; Wet Studiefinanciering; transparante onderwijsprogrammering ( TOPmodel).
2.1 De beroepscontext: omschrijving van het beroep Een deelnemer die begint aan de opleiding ICT beheer kan op verschillende manieren zijn diploma behalen: o als ICT-beheerder; Deze OER beschrijft de opleiding ICT beheerder, uitstroomrichting van ICT Beheer. Het werk binnen ICT-beheer bestaat uit vier kerntaken: 1. De functionaris inventariseert de informatiebehoefte binnen een afdeling of organisatie en stelt deze vast. De functionaris dient daarvoor te overleggen met de opdrachtgever over de uit te voeren werkzaamheden, de eisen en wensen te inventariseren en te bepalen wat de mogelijkheden zijn. Ook onderzoekt hij hoe met behulp van ICT in de vastgestelde informatiebehoefte kan worden voorzien. Daartoe levert hij zowel een functioneel als technisch ontwerp op. Ook stelt hij globale planningen en kostenoverzichten op. Zonodig past hij het ontwerp of de planning aan. De functionaris overziet de consequenties van verandertrajecten voor de gebruikers van het informatiesysteem en schat ook de gevolgen van innovaties voor het beheer van het informatiesysteem goed in. De beheerder bespreekt dit alles met de opdrachtgever/ leidinggevende. Hij stelt een plan van aanpak op waarin de planning en het kostenoverzicht met betrekking tot de ontwikkeling van het informatiesysteem wordt omschreven. Het plan van aanpak vormt de basis voor het ontwerp van het informatiesysteem of servicedesk. Op basis van het functioneel en technisch ontwerp realiseert de functionaris een testomgeving. Hij voert tests uit en bewaakt de voortgang van de testfase. Hij bewaakt het globale overzicht en delegeert, waar nodig, werkzaamheden aan collega's. De functionaris kan deze werkzaamheden zelfstandig doen als het gaat om de wat kleinere informatiesystemen, maar hij zal niet verantwoordelijk zijn voor het zelfstandig vaststellen van de informatiebehoefte als het gaat om grote bedrijven met grote afdelingen van honderden werkplekken. Wel kan hij ook daar ondersteuning bieden en voor onderdelen de eindverantwoordelijkheid op zich nemen. 2. Hij inventariseert de consequenties van de implementatie van (onderdelen van) een informatiesysteem binnen een organisatie. Deze bespreekt hij met de betrokkenen, waarna hij het implementatieplan opstelt. In dit plan wordt de technische en organisatorische implementatie beschreven. Onderdelen van het informatiesysteem worden volgens het eerder opgestelde implementatieplan door hem geïmplementeerd. Ook voert hij de geplande installatie- en configuratiewerkzaamheden uit. ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 7
Tijdens, maar ook vooral na, de installatiewerkzaamheden test hij de werking van (onderdelen van) het informatiesysteem grondig. Resultaten rapporteert hij aan de leidinggevende en de projectleider. Tenslotte zorgt hij ervoor dat alles wordt gedocumenteerd. De functionaris biedt tevens ondersteuning bij de uitvoering van acceptatietests. Hij bestudeert het testplan en voert dit samen met het projectteam uit. Tijdens het testen noteert en interpreteert hij de bevindingen en onderneemt acties. Ook draagt hij bij aan het opstellen van trainingstrajecten die afgestemd zijn op de doelgroep, uiteraard in overleg met zijn opdrachtgever en/of leidinggevende. Hij interpreteert de resultaten van de implementatie en de uitgevoerde tests en bespreekt deze met de betrokkenen. Tevens zorgt hij ervoor dat het gehele implementatietraject met de betrokken partijen geëvalueerd wordt. De functionaris legt de uitkomsten van de evaluatie schriftelijk vast. De functionaris kan deze werkzaamheden zelfstandig doen binnen de wat kleinere bedrijven. Als het gaat om grootschalige implementatietrajecten binnen de grotere bedrijven, dan zal de functionaris vaak niet eindverantwoordelijk zijn. Wel zal hij uiteraard een actieve rol bij de ondersteuning van de implementatie hebben. 3. Hij voorkomt (ver)storingen door het informatiesysteem te beheren, te beveiligen en te testen. Hij voert ter voorkoming van (ver)storingen regelmatig test- en serviceactiviteiten uit en toetst of het systeem voldoet aan de gestelde eisen en benodigde performance. Indien nodig doet de ICTbeheerder verbetervoorstellen om (ver)storingen in de toekomst nog beter te voorkomen. Ook lokaliseert hij geconstateerde storingen, achterhaalt de oorzaak en verhelpt storingen. Hiertoe maakt hij gebruik van diverse oplossingsmethoden, hulpmiddelen en informatie uit gedocumenteerde storingsoplossingen. Hij documenteert de storingen en de gevonden oplossingen, zodat er een bruikbaar naslagwerk ontstaat. De functionaris neemt uiteraard ook tweedelijns incidentmeldingen in behandeling. Hij interpreteert en analyseert de meldingen, prioriteert ze en handelt de meldingen af. Hij controleert of de gebruiker tevreden is met de incidentafhandeling en documenteert en registreert alle meldingen en bijbehorende oplossingen. Hij stelt beheer- en gebruiksprocedures op, zoals beveiligings-, onderhouds- en back-up procedures. Hij bewaakt de actualiteit en formuleert zo nodig verbetervoorstellen. Wanneer hij wijzigingen doorvoert, informeert hij de collega's en gebruikers hier tijdig over. Hij zorgt er eveneens voor dat de verschillende soorten documentatie (systeemdocumentatie, licenties etc.) goed gearchiveerd worden. Ook ziet hij toe op naleving van de procedures door anderen. Zo nodig onderneemt hij actie. 4. In tegenstelling tot de netwerkbeheerder verzamelt en analyseert de ICT-beheerder gegevens (procedures, informatiesystemen, SLA gegevens) die in een (bestaande of op te zetten) servicedesk ingevoerd worden op het moment dat er een nieuw informatiesysteem in beheer wordt genomen. Hij heeft bij het invoeren van de gegevens in de servicedesk en bij het controleren van de service level agreements en procedures oog voor de organisatiestructuur en -cultuur en de te hanteren regels. De ICT-beheerder voert de dagelijkse werkzaamheden m.b.t. de servicedesk uit. Hij zorgt voor een correcte uitvoering van de werkzaamheden. Ook draagt hij de verantwoordelijkheid voor de afhandeling en interpretatie van de bij de servicedesk binnenkomende informatieverzoeken en hulpvragen. De ICT-beheerder stelt (gebruikers)instructies op en houdt deze up-to-date. Hij licht de werking van het systeem helder en beknopt toe, afgestemd op de gebruiker. Waar werkt een functionaris die zich bezighoudt met ICT-beheer? In vrijwel alle organisaties speelt ICT-beheer een grote rol. Een functionaris kan dan ook vrijwel overal terecht komen. Zo is hij werkzaam bij ICT-dienstverlenende (faciliterende) organisaties, maar ook binnen ICT-afdelingen van commerciële bedrijven en (non-)profit organisaties, beide in zowel het midden- en klein bedrijf (MKB) als in het grootbedrijf. Studenten die de opleiding ICT-beheer gaan volgen, hebben de keus af te studeren als ICT-beheerder of als netwerkbeheerder. Een ICT-beheerder zal meer een coördinerende rol krijgen op het gebied van ICT-beheer en heeft een brede kijk op het vakgebied van ICT. De netwerkbeheerder is verantwoordelijk voor de technische inrichting van een netwerk en kan daardoor ook werkzaam zijn bij bedrijven die zich gespecialiseerd hebben in datatransmissie- en telecommunicatiesystemen. ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 8
Hetzelfde geldt uiteraard ook voor de ICT-beheerder, maar dan veel meer vanuit zijn expertise om op het gebied van ICT het globale overzicht te houden over de te ontwikkelen, te implementeren en te onderhouden onderdelen van een informatiesysteem. Wat moet een ICT-beheerder kunnen? De ICT-beheerder is een ICT-generalist die fungeert als spil binnen de afdeling ICT. Hij houdt zich hier primair bezig met het beheer, de beveiliging en het onderhoud van het informatiesysteem. Van netwerken, computers en printers tot faxen en telefoons: hij zorgt ervoor dat deze werken. De ICT-beheerder houdt steeds goed bij welke nieuwe producten op de markt komen, om ervoor te zorgen dat het informatiesysteem binnen het bedrijf up-to-date blijft. De ICT-beheerder moet goed weten wat hij doet, berekeningen maken en vooruitkijken. Soms lijken nieuwe spullen beter, maar brengen ze ook nieuwe problemen met zich mee. Een ICT-beheerder werkt niet alleen en geeft vaak leiding aan een team van ICT-medewerkers. Vaak moet hij van alles tegelijk doen. Wat kost een nieuwe techniek? Is het nodig dat een nieuw product wordt gekocht? Is er niet ergens een goedkopere oplossing te vinden? Zulke vragen kan een ICT-beheerder alleen beantwoorden als hij veel van ICT weet. De ICT-beheerder werkt de hele dag samen met andere mensen. Soms weten ze veel van ICT, maar het kan ook best zijn dat ze er helemaal niets vanaf weten. Dan moet de ICT-beheerder ze rustig uit kunnen leggen wat er aan de hand is en wat er moet gebeuren.
2.2 Toelatingseisen en doorstroommogelijkheden In deze paragraaf is kort beschreven wat de deelnemer nodig heeft om toegelaten te worden voor de opleiding ICT-beheer en hoe hij/zij verder kan als het diploma is behaald. Daarnaast bestaat nog de mogelijkheid om over te stappen. Instroomeisen Een deelnemer kan tot de opleiding ICT beheerder worden toegelaten, indien hij/zij een kwalificerend diploma heeft. Daarnaast moet hij/zij voldoen aan het door Zadkine ICT opgestelde profiel. Overstapmogelijkheden Binnen Zadkine zijn er mogelijkheden voor interne overstap naar andere opleidingen. De opleiding ICT-beheer geeft binnen Zadkine de volgende overstapmogelijkheden: Elke niveau 1,2,3 en 4 opleiding.
2.3 De beroepspraktijk staat centraal bij het ontwikkelen van competenties Zadkine wil de deelnemer die competenties laten ontwikkelen waarmee hij/zij in staat is om als beginnend beroepsbeoefenaar een goede start op de arbeidsmarkt te kunnen maken. We denken dat dit het beste lukt als de deelnemer zoveel mogelijk in een situatie wordt geplaatst die een grote mate van overeenkomst heeft met de werksituatie. In de BeroepsPraktijkVorming (stage) lukt dat het beste, vandaar dat de deelnemer best veel van de opleidingstijd doorbrengt in de BPV-plaats (stageplaats). Bij het opdoen van werkervaring gaat de deelnemer zichzelf vragen stellen als: „‟Wat wil ik doen? Waar wil ik goed/beter in worden?‟‟ Hij/zij leert zelfstandig te functioneren binnen een sociale omgeving en leert dat hij/zij zelf verantwoordelijk is voor zijn/haar eigen doen en laten. Hij/zij leert de sterke en zwakke kanten van zichzelf kennen en (ver)bindingen aan te gaan: met zichzelf, met de taken die hij/zij uitvoert, met problemen waar hij/zij mee te maken krijgt, met mensen in zijn/haar directe omgeving en in de samenleving. De deelnemer heeft zelf invloed op het leerproces
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 9
In ons onderwijs willen we nadrukkelijk rekening houden met de persoonlijke (beroeps)ontwikkeling en de leervragen van de deelnemer zelf. Wat wil hij/zij en hoe kan de opleiding die hij/zij volgt daarbij ondersteunen? Zo vormen de gekozen beroepsopleiding én de leervragen die de deelnemer zichzelf stelt het spoorboekje van de opleiding. Bij het ontwikkelen van competenties wordt rekening gehouden met de keuzes en interesses en met de persoonlijke kwaliteiten van de deelnemer. De opdrachten die hij/zij krijgt, hebben zoveel mogelijk te maken met het toekomstige beroep. De deelnemer leert taken uitvoeren die hij/zij als beroepsbeoefenaar in het echt moet uitvoeren. Hij/zij leert problemen oplossen waar een beroepsbeoefenaar in het echt ook mee te maken krijgt. Hij/zij werkt vaker in kleinere groepen aan opdrachten of problemen. Soms krijgt hij/zij ook nog een klassikale instructie of worden je vaardigheden aangeleerd door een medewerker in groepsverband of klasverband aangeleerd. Door sturing te geven aan het eigen leerproces, leert de deelnemer om zelf zin te geven aan het eigen werk en toekomstige loopbaan en beroep. Het gaat daarbij niet alleen om leeractiviteiten, maar vooral ook om de leerontwikkeling en de voortgang van de deelnemer. Competentie-ontwikkelend leren kunnen we daarom organiseren vanuit de volgende drie pijlers: Het begeleiden bij leeractiviteiten: door docenten, trainers, instructeurs en praktijkbegeleiders Het begeleiden bij leerontwikkeling: door de StudieLoopbaanBegeleider Het beoordelen van leerprestaties: beoordelen om te leren: door docenten en praktijkbegeleiders; beoordelen om te beslissen door assessoren ( examinering). In deze OER zullen deze drie pijlers verderop worden uitgewerkt. Bij competentieontwikkelend leren kijkt de deelnemer heel goed naar zijn/haar eigen gedrag, en hoe dat gedrag zijn/haar werk beïnvloedt. De deelnemer leert nadenken over de eigen ervaringen en die ervaringen te interpreteren, met als doel: het eigen handelen beter te (leren) doorgronden. Zo weet de deelnemer wanneer en hoe hij/zij leert. De deelnemer verdiept de eigen ervaringen en inzichten en bekijkt wat hij/zij daarmee bij een volgende stap kan doen. Dat noemen we reflecteren. Reflectie is de motor voor ieder leerproces.
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 10
2.4 Begeleiding De begeleiding is erop gericht om de deelnemer succesvol het door hem/haar gekozen leertraject te laten doorlopen Natuurlijk wordt de deelnemer in zijn/haar leerproces ondersteund en begeleid. Zadkine zorgt ervoor dat er kwalitatief goede medewerkers aanwezig zijn, zodat hij/zij het gekozen leertraject succesvol kan doorlopen. Hoe meer de deelnemer zich zelf ontwikkelt, hoe meer hij/zij zelf gaat aangeven welke vorm van begeleiding en ondersteuning nodig is. Vanuit Zadkine zijn er verschillende medewerkers die de deelnemer begeleiden. Het volgende onderscheid in werkzaamheden wordt gemaakt: o begeleiding bij leeractiviteiten; o begeleiding bij leerontwikkeling; o beoordeling van de leerprestaties. Begeleiding bij leeractiviteiten Degenen die de deelnemer begeleiden bij leeractiviteiten zijn (vak)docenten, trainers en instructeurs. Zij leren gericht te vragen naar relevante (vak)kennis en (ambachtelijke) vaardigheden. Daarmee helpen zij bij de ontwikkeling van kennis en vaardigheden. Zij verzorgen onderricht of geven aanwijzingen in workshops, projecten, trainingen. Zij instrueren de deelnemer in de werkplaats of tijdens de beroepspraktijkvorming bij het uitvoeren van beroepsopdrachten. Zij geven feedback op de leerprestaties en bepalen of deze voldoende of nog niet voldoende zijn. De stage is ook een leeractiviteit. Werkzaamheden die de deelnemer in de praktijk van het beroep in een bedrijf of instelling uitvoert (de zogenaamde beroepspraktijkvorming, zie verderop), worden op die werkplek begeleid door Praktijkbegeleiders; deskundigen van het bedrijf of de instelling die helpen om er te werken en te leren. Daarnaast komt de BPV-begeleider (stagebegeleider) de deelnemer vanuit de school op de stage bezoeken. Begeleiding bij leerontwikkeling Degene die de deelnemer begeleidt bij zijn/haar leerontwikkeling, de StudieLoopbaanBegeleider, voert met hem/haar leergesprekken over zijn/haar leerontwikkeling. Hij ondersteunt bij het zoeken naar een efficiënte en effectieve manier van leren, gericht op het behalen van het diploma. Hij zal de deelnemer helpen om steeds opnieuw te reflecteren zodat de deelnemer zijn/haar vaardigheden en inzichten verdiept en hij/zij de persoonlijke kwaliteiten verder ontwikkelt. De StudieLoopbaanBegeleider heeft de taak om de deelnemer uitdaging en veiligheid te bieden. Hij is betrokken, kan afstand nemen, heeft zicht op de praktijk van het beroep en kan hem/haar de juiste vragen (leren) stellen. Ook is hij, op momenten dat de deelnemer erom vraagt, een „‟wegwijzer‟‟ bij het bepalen van zijn/haar individuele leertraject. Beoordelen van de leerprestaties Zie deel 2 : Visie op beoordelen. Op blz. 33 staat wat de visie van Zadkine is op beoordelen.
2.5 Vormgeving van het onderwijs De didactiek van de opleiding is gebaseerd op leren door te doen. Dat betekent dat de docenten erop uit zijn om de deelnemers te activeren, de deelnemer wordt in feite aangesproken om zijn/haar persoonlijke competenties te ontwikkelen. Steeds minder is het leren tijdens de opleiding gescheiden van het werken op een bedrijf. Ook tijdens de opleiding zal de deelnemer ervaren dat hij/zij moet ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 11
samenwerken om tot een resultaat te komen. Daarnaast moet hij/zij reflecteren op zijn/haar eigen beroepshouding om zo in de gaten te houden hoe hij/zij zich ontwikkelt tot beroepsbeoefenaar. Omdat de deelnemer zich vooraf al bewust moet zijn van wat werken in de ICT werkelijk betekent, is er een drieweekse introductieperiode, waarin duidelijk wordt dat het in de opleiding om het samengaan van beroepsbeeld, opleidingsbeeld en zelfbeeld gaat. Duur en invulling van de opleiding Het onderwijsprogramma duurt in principe 4 jaar, maar kan indien wenselijk of noodzakelijk naar boven of beneden bijgesteld worden. Er wordt competentiegericht onderwijs gegeven; de deelnemers doen kennis op en brengen deze direct in de praktijk, zodat zij zich de in de beroepspraktijk benodigde vaardigheden al vroeg eigen kunnen maken. Dit gebeurt door het uitvoeren van projecten die toegesneden zijn op hun toekomstige functie in het bedrijfsleven. Verantwoordelijkheid nemen en samenwerken zijn hierbij de sleutelwoorden. Modules, die bestaan uit projecten, theoretische en praktische lessen, worden meermalen per jaar aangeboden. Dit betekent dat instroming in de opleiding op meer momenten in het jaar kan plaatsvinden. Het biedt de deelnemers tevens gelegenheid om een gemiste module in een latere periode (nogmaals) te volgen of om in de vrije ruimte voor een extra module te kiezen. Tijdens de opleiding wordt er naast de technische vakken ruim aandacht besteed aan de Nederlandse en Engelse taal, cultuur en Loopbaan en Burgerschap, zodat de deelnemer na het afronden van de opleiding niet alleen een vakman, maar ook sociaal vaardig is en kennis heeft van procedures en regelgeving. Daarbij komt nog dat de deelnemer tijdens de opleiding ook sportactiviteiten aangeboden krijgt. Voor de onderdelen van LB zie bijlage C
Stages of beroepspraktijkvorming Na het eerste jaar of zoveel eerder of later, afhankelijk van het studietempo, volgt een stageperiode van een half jaar; deze stages zijn een onderdeel van het examen. Stage volgt de deelnemer buiten de opleiding bij een geaccrediteerd bedrijf. Hij/zij kan hier in de praktijk met de opleiding aan de slag.Tijdens de opleiding wordt het programma zoveel mogelijk afgestemd op de gewenste functie/werkplek tijdens de stage. In overleg met de opleiding wordt de stageplaats afgesproken. De deelnemer wordt verder geïnformeerd over de BPV door zijn/haar StudieLoopbaanBegeleider op school. Een deelnemer kan alleen maar in aanmerking komen voor diplomering, als buiten de Examenmix om, ook de BPV in zijn geheel wordt goedgekeurd.
Lesdagen De deelnemers zijn +/-36 uur per week op school, verdeeld over vier dagen; de vijfde dag is roostervrij, wat wil zeggen dat deze dag naar eigen inzicht besteed kan worden aan studie, werk, voorbereidende stage of andere bezigheden.
2.6 Toetsing in de opleiding In de kwalificatiedossiers zijn de kerntaken en werkprocessen die de ICT-beheerder moet uitvoerenbeschreven, evenals de competenties die de beginnend beroepsbeoefenaar daarvoor nodig heeft.
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 12
Het gaat om de volgende kerntaken en werkprocessen: KT1. Ontwikkelen van (onderdelen) van informatiesystemen. Hierin wordt de uitvoering beoordeeld van de werkprocessen: - Stelt de vraag en/of informatiebehoefte van de opdrachtgever vast - Maakt een functioneel ontwerp - Maakt een technisch ontwerp - Maakt een plan van aanpak. - Realiseert een testomgeving KT2. Implementeren van (onderdelen van) informatiesystemen Hierin wordt de uitvoering beoordeeld van de werkprocessen: - Levert een bijdrage aan het implementatieplan - Implementeert het informatiesysteem - Biedt ondersteuning bij de acceptatietest. - Evalueert de implementatie. KT3. Beheren van (onderdelen van) informatiesystemen Hierin wordt beoordeeld de uitvoering van het werkproces: - Voorkomt (ver)storingen. - Lokaliseert en verhelpt (ver)storingen. - Behandelt en handelt incidentmeldingen af. - Stelt procedures op en bewaakt deze - Beveiligt het informatiesysteem. KT4. Organiseren van een (bestaande) servicedesk - Onderhoudt een servicedesk - Beheert een servicedesk - Stelt gebruikersinstructies op. In Bijlage B staat per kerntaak in de zgn. Werkproces- Competentiematrix aangegeven welke competenties nodig zijn voor een adequate uitvoering van de verschillende werkprocessen. De beoordeling van deze werkprocessen vindt plaats bij de beoordeling van projecten. Daarnaast vinden beoordelingen plaats van de doorlopende leerlijnen voor Nederlands, Engels, Rekenen, Loopbaan & Burgerschap (LB) en moeten externe certificeringstrajecten gevolgd worden. Hieronder wordt beschreven op welke wijzen toetsing en registratie van de resultaten plaatsvindt. Studievoortgang: In N@tschool wordt de studievoortgang van elke deelnemer vastgelegd. Het document “Rapportage Competenties en Studievoortgang” is hiervoor de basis. Dit overzicht kan gezien worden als een verzamelstaat van de volgende, onderliggende, documenten en gegevens: POP Beoordelingsmonitoren projecten Bewijsmaterialen voor LB-portfolio Behaalde niveaus talen Behaalde niveaus rekenen BPV Certificeringen In deze Rapportage Competenties en Studievoortgang wordt daarmee tevens vastgelegd of een deelnemer een project of ander onderdeel met voldoende resultaat heeft afgerond. De deelnemer is zelf verantwoordelijk voor het aanleveren van bewijsmaterialen over de voortgang van projecten en LB-onderdelen. Dit betreft o.a. input voor de beoordelingsmonitoren van deze beroepstaken en projecten. Daarnaast vult de deelnemer zijn portfolio betreffende de LB onderdelen.
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 13
De studieloopbaanbegeleider (SLB‟er) is verantwoordelijk voor de definitieve registratie van de eindresultaten. Input wordt mede geleverd door de begeleiders van de beroepstaken en de projecten, maar ook door de vakdocenten. Invullen van resultaten. Zodra een deelnemer een onderdeel met voldoende resultaat heeft afgerond kan dit resultaat in de studievoortgang (digitaal) geregistreerd worden. Projecten: Bij de registratie van projecten en behaalde certificeringen worden de van toepassing zijnde competenties geregistreerd in het voortgangsregistratie systeem binnen Natschool. Talen en Rekenen: Bij registratie van de Talen en Rekenen, wordt in de Rapportage Competenties en Studievoortgang aangegeven welke niveaus de deelnemer behaald heeft. Uitgangspunt is dat op basis van de eerste toetsen (tijdens de introductieperiode) het startniveau vastgelegd wordt. De deelnemer zal vervolgens gedurende zijn studie zich verder ontwikkelen en werken aan het behalen van minimaal het vereiste niveau (zie Examenprogramma). Deelnemers hebben echter ook de mogelijkheid hogere niveaus voor de diverse onderdelen te bereiken. Loopbaan en Burgerschap: Bij de registratie van de LB-onderdelen wordt aangegeven of de deelnemer voldoende ontwikkeling voor de betreffende onderdeel aan kan tonen op basis van zijn LB-portfolio. Certificeringen: Met het oog op de mogelijkheden die deelnemers in het bedrijfsleven tegenkomen, kunnen zij tijdens de opleiding extra certificaten behalen, de zogenaamde vendor certificeringen.
Rapportage en studieloopbaanbegeleiding en beoordeling De Rapportage Competenties en Studievoortgang is, uiteraard, een van de basiselementen voor het voeren van SLB-gesprekken. Deelnemers bepalen in overleg met hun StudieLoopbaanBegeleider welke competenties nog (extra) “ontwikkeld” dienen te worden. Registratie (algemeen): Zadkine ICT College streeft ernaar dat deelnemers de mogelijkheid hebben alle documenten m.b.t. de ontwikkeling, voortgang, enzovoort vast te leggen in de ELO (N@tschool). Beroepspraktijkvorming (BPV) Leren in echte praktijksituaties doet de deelnemer tijdens de zogenaamde beroepspraktijkvorming, de stage. Beroepspraktijkvorming is een verplicht onderdeel van de opleiding. Tijdens de periode(s) van beroepspraktijkvorming gaat het er om dat de deelnemer competenties ontwikkelt waarmee hij/zij allerlei beroepproblemen goed kan oplossen. Die competenties ontwikkelt hij/zij door ze te oefenen in verschillende praktijksituaties. Daarnaast wordt hij/zij formatief beoordeeld (beoordelen om te leren) door zijn/haar praktijkbegeleider. BPV moet voldoende zijn voor diplomering. Hier duidelijk melden op basis waarop.
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 14
2.7 Leerdoelen In de opleiding wordt gewerkt met leerdoelen. Leerdoelen geven concreet aan wat er van de deelnemer verlangd wordt tijdens de opleiding, op school maar ook in de beroepspraktijk. Deze leerdoelen spelen dan ook een belangrijke rol bij de begeleiding maar ook bij de beoordeling. In alle opdrachten die de deelnemer gaat doen is aangegeven aan welke eisen de leerdoelen moet voldoen. Deze leerdoelen zijn verzameld in overzichten per kerntaak en per werkproces. .
2.8 Wet Studiefinanciering (WSF) Om in aanmerking te komen voor studiefinanciering is Zadkine verplicht om minstens 850 klokuren per jaar ‘’onderwijs’’ aan te bieden. Zadkine staat er voor garant dat de gekozen opleiding, zoals beschreven in deze OER, tenminste 850 contact(klok)uren omvat. Daarmee is de opleiding in overeenstemming met artikel 9, lid 1 a, van de WSF en met de hoofdstukken 3 en 4 van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten. Op jaarbasis telt een opleiding een studielast van 1600 klokuren. Daarbij wordt uitgegaan van 40 studieweken per jaar van elk 40 StudieBelastingsUren per week, dat is dus: 40 x 40 = 1600 StudieBelastingsUren (afgekort: SBU’s) op jaarbasis. De opleiding waarop déze Onderwijs- en Examenregeling betrekking heeft, wordt aangeboden met een studielast van tenminste 1600 SBU‟s per jaar.
2.9 Transparante Onderwijsprogrammering Naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoet de programmering van de opleiding die in deze OER wordt beschreven aan het Convenant op het gebied van onderwijsprogrammering in het middelbaar beroepsonderwijs d.d. 4 / 9 juli 2001 en de brief van het Ministerie OC&W BVE/B/2002/731. De programmering van de onderwijstijd gebeurt binnen Zadkine met behulp van het zogenaamde TOP-model, dat landelijk in het mbo hiervoor is ontwikkeld. (TOP staat voor: Transparante OnderwijsProgrammering). Een globaal schema van deze programmering staat beschreven in een apart document geleverd per locatie. .
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 15
Hoofdstuk 3. INHOUD EN PLANNING VAN DE OPLEIDING ICTbeheerder In dit hoofdstuk wordt een uitgebreider beeld geschetst van het beroep waarvoor de deelnemer wordt opgeleid. Ook de manier van werken wordt beschreven. Zie hiervoor ook de beschrijving van het opleidingsplan. Bij elk beroep behoren werkzaamheden die door een belangrijk deel van de beroepsbeoefenaars worden uitgevoerd. De werkzaamheden die onderling samenhangen noemen we kerntaken.
3.1 Kerntaken van de ICT beheerder Voor ICT-beheer gaat het om de volgende kerntaken: De kerntaken worden opgevat als onderwijseenheden in de zin van de wet. Ontwikkelen van (onderdelen) van informatiesystemen. Implementeren van (onderdelen) van informatiesystemen. Beheren van (onderdelen) van informatiesystemen. Opzetten en inrichten van een servicedesk.
3.2 Kwalificatieprofiel van de uitstroom De minister stelt van elke opleiding het kwalificatieprofiel vast. De inhoud van het kwalificatieprofiel omvat tevens de inhoud van het examenprogramma. Een kwalificatieprofiel kan bestaan uit: Een kerndeel Uitstromen Vrije ruimte Het kwalificatieprofiel voor ICT-beheer (zie bijlage B) De eisen waaraan resultaat van de werkprocessen moet voldoen, en de prestatie-indicatoren voor inzet van de benodigde competenties, staan nader gespecificeerd in het kwalificatiedossier. Deze vormen de exameneisen voor de opleiding. (Zie voor meer informatie www.ecabo.nl, onder Kwalificatiestructuur.)
3.3 Programmering onderwijs Van begin tot eind van de opleiding wordt aan alle kerntaken gewerkt, zowel in een praktische setting (projecten en BPV) als door het geven van instructie en theorielessen. Daarnaast wordt op school steeds gewerkt aan de leerlijnen voor de talen, rekenen/wiskunde en LB, terwijl de begeleiding door de SLB‟er ook alle jaren doorgaat. Zie voor de globale inrichting van de opleiding het Opleidingsplan Bijlage A
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 16
3.4 De inrichting van de beroepspraktijkvorming De opleiding ICT beheerder wordt vormgegeven in de beroepsopleidende leerweg (afgekort: BOL) In deze leerweg krijgt het praktijkdeel vorm in de zogenaamde beroepspraktijkvorming (afgekort: BPV).
Een beroepsopleidende leerweg omvat een praktijkdeel van tenminste 20% en minder dan 60% van de totale studieduur. Meestal wordt de deelnemer zelf betrokken bij het bepalen van de praktijkplaats. Wanneer hij/zij een praktijkplaats heeft, dan worden er nadere afspraken gemaakt met het bedrijf/instelling en met degene die de deelnemer vanuit het bedrijf gaat begeleiden: de praktijkbegeleider.
Alle afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst, een zogenaamde BPV-overeenkomst. Een dergelijke overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van alle betrokken partijen: het bedrijf, de school en de deelnemer zelf Om een diploma te behalen moet de beroepspraktijkvorming met een voldoende worden afgesloten.
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 17
DEEL 2:
DE EXAMENREGELING
Hoofdstuk 1. Visie op het beoordelen en de wijze van beoordelen In het opleidingstraject wordt de deelnemer regelmatig beoordeeld. Soms wordt dat gedaan om te kijken in hoeverre hij/zij vordert in zijn/haar leerproces (beoordelen om te leren) en soms om te kijken in hoeverre hij/zij beroepsbekwaam is (beoordelen om te beslissen). Bij beoordelen gaat het om het uitspreken van een beoordeling: de deelnemer doet het goed, maar het kan wellicht nog beter. Talenten en kwaliteiten van de deelnemer worden in zo‟n beoordeling als het ware zichtbaar gemaakt. Bij het beoordelen van de leeractiviteiten wordt uitgegaan van de volgende stelregels: De deelnemer is actief betrokken bij de beoordeling. Hij/zij is verantwoordelijk voor het aandragen van „‟bewijslast”, hij/zij laat zien „‟dat hij/zij het kan en dat hij/zij weet waarom‟‟. Ook de (beroeps)praktijk is actief betrokken bij het beoordelen. De deelnemer wordt door meerdere mensen vanuit verschillende invalshoeken beoordeeld: een beoordeling is nooit afhankelijk van één beoordelaar/examinator. Zadkine maakt een onderscheid tussen beoordelen om te leren en beoordelen om te beslissen.
1.1 Beoordelen om te leren Bij beoordelen om te leren gaat het over alle activiteiten die de deelnemer informatie geven over het eigen leerproces. Beoordelen om te leren is ontwikkelingsgericht. Hoe ver de deelnemer gevorderd is in zijn/haar leerproces is de centrale vraag. Met de StudieLoopbaanBegeleider (SLB-er) bespreekt de deelnemer regelmatig waar hij/zij staat in het leerproces en welke stappen hij/zij daarin wil gaan zetten.
1.2 Beoordelen om te beslissen Bij het beoordelen om te beslissen gaat het om het beoordelen van de vraag of de deelnemer beroepsbekwaam (=competent) is. Beoordeeld wordt of hij/zij voldoet aan de diploma-eisen. Het beoordelen om te beslissen is hetzelfde als het beoordelen of de deelnemer geslaagd is. Zadkine kent daarvoor een mix van de volgende examenvormen: De Proeve van Bekwaamheid Assessment center Project De BeroepsPraktijkVorming (of stage). Certificeringen Portfolio Examens voor Nederlands, Engels en Rekenen. De Proeve van Bekwaamheid is een beroepsopdracht waarbij beoordeeld wordt of de deelnemer in voldoende mate de competenties beheerst die van belang zijn om een kerntaak in het beroep adequaat uit te kunnen voeren. De opdracht wordt uitgevoerd in de beroepspraktijk (BPV-plaats) en beoordeeld door een assessor van het stagebedrijf en een assessor van Zadkine. De deelnemer is voor de Proeve van Bekwaamheid geslaagd als hij aan de vooraf vastgelegde beheersingscriteria weet te voldoen.
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 18
Het Assessment center is een manier om kerntaken te toetsen. De deelnemer moet binnen een vast omschreven tijdsperiode een aantal beroepsrelevante opdrachten uitvoeren in een gesimuleerde beroepscontext. Hij wordt daarbij geobserveerd door assessoren aan de hand van gestandaardiseerde en controleerbare criteria, en de resultaten worden beoordeeld. Tijdens een examen- of PvB-project voert de deelnemer individueel en/of in groep een beroepsrelevante opdracht uit in een realistische context. De gevolgde werkwijze tijdens de uitvoering (waar mogelijk) en het/de opgeleverde product(en) worden beoordeeld aan de hand van gestandaardiseerde en controleerbare criteria. Meestal is er een vast omschreven tijdsperiode om de opdracht af te werken. Per kerntaak wordt bepaald of de examinering hiervan in de stage, het assessment center of via een examenproject plaatsvindt. Zie hiervoor het examenprogramma. Voor het beroep van ICT-beheerder is verder van groot belang dat de deelnemer heeft bewezen bepaalde vakkennis te bezitten. Deze vakkennis kan in de setting van één of enkele examenopdrachten nooit in zijn geheel worden getoetst. Daarom hoort bij het beoordelen om te beslissen ook een beoordeling van de vakkennis van de deelnemer. Het betreft de certificeringen. Het slagen voor de betreffende examenonderdelen levert de deelnemer dan ook een certificaat op dat in het bedrijfsleven internationaal erkend wordt. In het examenprogramma worden de vereiste certificeringen aangegeven.
Hoofdstuk 2. Handboek Examinering en Examenreglement Veel zaken die met waarderen te maken hebben, heeft Zadkine vastgelegd in een Handboek, namelijk in het Handboek Examinering. Het Handboek Examinering kan worden beschouwd als onderdeel van deze OER. Verder geldt voor alle examens van Zadkine het Zadkine Examenreglement. Een deelnemer kan op elk gewenst moment het Handboek Examinering en het Examenreglement inzien. Hij of zij vraagt ernaar bij zijn/haar StudieLoopbaanBegeleider. In het Examenreglement zijn in elk geval de volgende wettelijke zaken opgenomen: De wijze waarop gehandicapte deelnemers in voorkomende gevallen in de gelegenheid worden gesteld het examen (onderdelen daarvan) af te leggen. De wijze waarop en de termijn waarbinnen de deelnemer inzage krijgt in zijn beoordeling. De termijn waarbinnen de uitslag van een examen(onderdeel) bekend wordt gemaakt Regels met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens het afnemen van de examens. De werkwijze van de Commissie van Beroep.
Hoofdstuk 3. Voorwaarden voor deelname aan het examen In overleg tussen de deelnemer en zijn Studieloopbaanbegeleider (SLB-er) wordt vastgesteld op welk moment de deelnemer “klaar” is voor deelname aan de afronding van zijn opleiding: - BPV-periode - Examinering Voordat aan de examinering wordt begonnen, dient het portfoliogesprek LB plaats te vinden en hierbij het onderdeel loopbaan – burgerschap met een voldoende te zijn afgesloten. Uitgangspunt is dat vóór er begonnen wordt aan de examens, alle verplichte onderdelen van het opleidingsprogramma met een positief resultaat (lees: voldoende) afgesloten zijn. Heeft een kandidaat
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 19
niet voor alle onderdelen een positief resultaat, dan volgt een verlenging van zijn opleidingstraject. De maximale duur van de opleiding is 5 jaar. Portfoliogesprek LB De deelnemers verzamelen gedurende hun opleiding (bewijs)materiaal m.b.t. de onderdelen van LB in hun LB-portfolio. Deze materialen bestaan onder meer uit: Beoordelingsmonitoren van de projecten Verslaglegging en overige producten van de cultuurweken Beoordeling van de BPV Beoordeling van de certificeringen Beoordeling onderdelen sport. Een selectie hieruit dient te worden bewaard in het examenportfolio LB. In het portfoliogesprek wordt ingegaan op de inhoud van dit examenportfolio. Hierbij dient de deelnemer aan te tonen dat hij voldoende ontwikkeling heeft doorgemaakt in alle onderdelen van LB. Zie bijlage C De deelnemer “vult” het examenportfolio met advies van zijn StudieLoopbaanBegeleider Het portfoliogesprek wordt gehouden door een assessor. Deze assessor is niet de StudieLoopbaanBegeleider.
Hoofdstuk 4. Examenprogramma Het hieronder geschetste examenprogramma voor ICT beheerder geeft weer uit welke onderdelen dit examen bestaat. Ook wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe de programmering er uitziet. Gelet op de gewenste flexibiliteit kan soms van de aangegeven planning in de tijd worden afgeweken . 4.1 Beroepsgerichte examens Er worden vier proeven van bekwaamheid worden afgenomen, overeenkomend met de kerntaken en onderliggende werkprocessen zoals eerder in deze OER aangegeven. Kerntaak 1: Ontwikkelen van (onderdelen) van informatiesystemen. Kerntaak 2: Implementeren van (onderdelen) van informatiesystemen. Kerntaak 3: Beheren van (onderdelen) van informatiesystemen. Kerntaak 4: Organiseren van een (bestaande) service desk De kandidaat mag, indien dat mogelijk is, alle vier de proeven van bekwaamheid afleggen tijdens de BPV (stage). Tenminste één kerntaak moet in het stagebedrijf geëxamineerd worden. De proeven die niet in het stagebedrijf kunnen worden afgelegd, worden in het Regionaal Praktijkexamencentrum (RPC) van Zadkine afgenomen (methode: assessment center). Diploma-eis: Elke proeve van bekwaamheid is als voldoende beoordeeld en de BPV moet met een voldoende worden afgerond.
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 20
4.2 Examinering van Talen en Rekenen Nederlands Examenonderdelen Luisteren
Niveau 3F
Lezen
3F
Gesprekken voeren
1
2
C/I C
Examenvorm Digitaal examen
Periode Laatste leerjaar
3F
I
Mondeling
Laatste leerjaar
Spreken
3F
I
Mondeling
Laatste leerjaar
Schrijven
3F
I
Schriftelijk
Laatste leerjaar
Bijzonderheden Het centraal landelijk examen wordt drie keer per schooljaar aangeboden; een kandidaat kan 1 keer herkansen
Bepaling van het eindresultaat van Nederlands: Examenonderdelen
Score
Resultaat
Eindcijfer Nederlands
Luisteren Lezen
Cijfer CE
Gemiddelde van cijfer CE en cijfer SE, afgerond op heel getal
Gesprekken voeren Spreken Schrijven
Cijfer Gesprekken * Cijfer Spreken * Cijfer Schrijven **
Cijfer CE (centraal examen): getal van 1,0 t/m 10,0 Cijfer SE: Gemiddelde van de cijfer voor de examens Gesprekken, Spreken en Schrijven: getal van 1,0 t/m 10,0
* Het resultaat van het examen wordt uitgedrukt in een cijfer, een geheel getal tussen 1 en 10 ** Het resultaat van het examen wordt uitgedrukt in een cijfer tussen 1 en 10 Rekenen Examenonderdeel Getallen Verhoudingen Meten / meetkunde Verbanden
Niveau
C/I
Plaats
Periode
Bijzonderheden
3F 3F 3F
C
RPC
Laatste leerjaar
Het centraal landelijk examen wordt drie keer per schooljaar aangeboden; een kandidaat kan 1 keer herkansen
3F
Bepaling van het eindresultaat van Rekenen/wiskunde: Het eindresultaat is het resultaat van het centrale landelijke (pilot) examen, dat weergegeven wordt met een cijfer tussen 1,0 en 10,0, afgerond op een heel getal.
1
De vereiste niveaus voor Nederlands en rekenen/wiskunde betreffen de zgn. referentieniveaus van de Commissie Meijerink. 2 C = centraal landelijk examen; I = instituutsexamen ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 21
Engels VaardigheidsGebied Luisteren
CEF-niveau
Examenvorm
B1
Digitaal
Lezen
B1
Digitaal
Gesprekken voeren
B1
Mondeling
Spreken
B1
Mondeling
Schrijven
B1
Mondeling
3
Periode
Het eindresultaat van Engels wordt met een voldoende beoordeeld, indien op minstens 3 van de 5 vaardigheidsgebieden het vereiste niveau is behaald. Het behaalde niveau in elk van de geëxamineerde vaardigheidsgebieden wordt vermeld in de bijlage van het diploma (dit geldt zowel als het niveau hoger is als wanneer het niveau lager is dan de eis).
3
De vereiste niveaus voor de vreemde talen betreffen de niveaus volgens het Common European Framework ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 22
Hoofdstuk 5 DIPLOMERING EN EVALUATIE 5.1 Diplomering Op basis van de beoordeling van de Proeven van Bekwaamheid stelt de examencommissie per kerntaak de einduitslag vast: De deelnemer is geslaagd en krijgt een diploma als: de Examenprojecten in het Assessmentcenter voldoende zijn de Proeve(n) van Bekwaamheid binnen projecten en / of BPV voldoende zijn de resultaten van gevolgde Externe certificatieprojecten voldoen aan de schoolnormen hij voldoet aan de LB, taal- en rekeneisen hij de BPV met een voldoende heeft afgesloten.
5.2 Evaluatie Zadkine hecht veel waarde aan de mening van de deelnemers over de gang van zaken tijdens en rondom de examinering. Daarom wordt elke kandidaat bevraagd over zijn of haar bevindingen. De resultaten hiervan worden gebruikt om, indien daartoe aanleiding is, verbeteringen aan te brengen. Ook de tevredenheid van betrokkenen uit het bedrijfsleven over de beoordeling en examinering van Zadkine deelnemers in de opleiding worden daarbij meegenomen.
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 23
Bijlage A – OPLEIDINGSPLAN ICT-BEHEER-CREBO 95321
Dimester 1
Dimester 2
Dimester 3
Studieblok 1 / 2 / 3 Doorlopende leerlijnen4 de
Sport (behalve 3 jaar) Engels Nederlands Wiskunde LB – SLB
Vakgerichte(applicatie) onderwijseenheden5 Projecten Theorieondersteuning e-learning tbv certificering
Studieblok 4 BPV – Periode Met daarin: ste de PvB Ontwikkelen: 1 keuze) BPV 2 keuze) RPC ste de PvB Implementeren: 1 keuze) BPV 2 keuze) RPC
4 5
Advies 12 lesuren Advise 24 lesuren ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 24
Dimester 4
Bijlage B – KD-Competentiematrix Competenties Kerntaak 1 Ontwerpen van applicaties
Ondernemend en commercieel handelen
Bedrijfsmatig handelen
Materialen en middelen inzetten
Gedrevenheid en ambitie tonen
Vakdeskundigheid toepassen
Met druk en tegenslag omgaan
Formuleren en rapporteren
Omgaan met verandering en aanpassen
Presenteren
Instructies en procedures opvolgen
Overtuigen en beïnvloeden
Kwaliteit leveren
Relaties bouwen en netwerken
Op de behoeften en verwachtingen van de „klant‟ richten
Ethisch en integer handelen
Plannen en organiseren
Samenwerken en overleggen
Leren
Aandacht en begrip tonen
Creëren en innoveren
Begeleiden
Onderzoeken
Aansturen
Analyseren
Beslissen en activiteiten initiëren
Werkprocessen
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 25
X X X Maakt een functioneel ontwerp
X
1.3
Maakt een technisch ontwerp
X
1.4
Maakt een plan van aanpak
X
1.5
Realiseert een testomgeving
X
1.2
X
X X
X X
X
X
X
X Stelt de vraag en/of informatiebehoef te van de opdrachtgever vast
X
X
X X
X X X
Y
1.1
X
X L
W K
V J
U I
T H
S G
R F
Q E
P D
O C
N B
M A
Competenties Kerntaak 2 Implementeren van (onderdelen van) informatie- of mediasysteme
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y Beslissen en activiteiten initiëren
Aansturen
Begeleiden
Aandacht en begrip tonen
Samenwerken en overleggen
Ethisch en integer handelen
Relaties bouwen en netwerken
Overtuigen en beïnvloeden
Presenteren
Formuleren en rapporteren
Vakdeskundigheid toepassen
Materialen en middelen inzetten
Analyseren
Onderzoeken
Creëren en innoveren
Leren
Plannen en organiseren
Op de behoeften en verwachtingen van de „klant‟ richten
Kwaliteit leveren
Instructies en procedures opvolgen
Omgaan met verandering en aanpassen
Met druk en tegenslag omgaan
Gedrevenheid en ambitie tonen
Ondernemend en commercieel handelen
Bedrijfsmatig handelen
X
X
X
X Werkprocessen
X X
X 2.4
Evalueert de implementatie
X X
X Biedt ondersteuning bij de acceptatietest
X
X 2.3
X X
X Implementeert het informatie- of mediasysteem
X
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 26
X X X X X 2.2
X
X Levert een bijdrage aan het Implementatieplan
X 2.1
V
W
X Leren
Plannen en organiseren
Op de behoeften en verwachtingen van de „klant‟ richten
Omgaan met verandering en aanpassen
Met druk en tegenslag omgaan
Werkprocessen
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 27
X
X
X
X
X
X Lokaliseert en verhelpt (ver)storingen
X
X
X
X
3.3
Behandelt en handelt incidentmeldinge n af
X
X
X
X
X
3.4
Stelt procedures op en bewaakt deze
3.5
Beveiligt het informatie- of mediasysteem
X
X
X
X
X 3.2
Bedrijfsmatig handelen
Bedrijfsmatig handelen
U Creëren en innoveren
Ondernemend en commercieel handelen
T Onderzoeken
Materialen en middelen inzetten
Ondernemend en commercieel handelen
S Analyseren
Vakdeskundigheid toepassen
Gedrevenheid en ambitie tonen
R Materialen en middelen inzetten
Formuleren en rapporteren
Gedrevenheid en ambitie tonen
Q Vakdeskundigheid toepassen
Presenteren
Met druk en tegenslag omgaan
P Formuleren en rapporteren
Overtuigen en beïnvloeden
Omgaan met verandering en aanpassen
O Presenteren
Relaties bouwen en netwerken
Instructies en procedures opvolgen
N
Instructies en procedures opvolgen
M Overtuigen en beïnvloeden
Ethisch en integer handelen
Kwaliteit leveren
L
Kwaliteit leveren
K Relaties bouwen en netwerken
Samenwerken en overleggen
Op de behoeften en verwachtingen van de „klant‟ richten
J Ethisch en integer handelen
Aandacht en begrip tonen
Plannen en organiseren
I
Samenwerken en overleggen
Begeleiden
Leren
H
Aandacht en begrip tonen
Aansturen
Creëren en innoveren
G
Begeleiden
Beslissen en activiteiten initiëren
Onderzoeken
F
Aansturen
Analyseren
E
Werkprocessen
X
X
Stelt gebruikersinstructies op
D
X Voorkomt (ver)storingen
X
X
4.3
C
X X 3.1
X
X
Beheert een servicedesk
B
Y A
Beslissen en activiteiten initiëren
X
4.2
X
X
X
Onderhoudt een servicedes
X
Y L
X K
W J
V I
U H
T G
S F
R E
Q D
P C
O B
N A
M
4.1
Competenties Kerntaak 4 Organiseren van een (bestaande) servicedesk
Competenties Kerntaak 3 Beheren van (onderdelen van) informatie- of mediasystemen
Bijlage C - Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap 1 Burgerschap 1.1 De politiek-juridische dimensie De politiek-juridische dimensie betreft de bereidheid en het vermogen om deel te nemen aan politieke besluitvorming. Hierbij gaat het om de participatie in formele zin (stemmen bij officiële verkiezingen) en meer (inter)actieve vormen van betrokkenheid bij besluitvorming op verschillende politieke niveaus (Europees, landelijk, regionaal, gemeentelijk, buurt). Maar ook om actuele, meer op issues gerichte vormen van politieke participatie, zoals duurzaamheid, veiligheid, internationalisering, ondernemerschap, interculturaliteit en levensbeschouwing. Hiervoor is nodig dat een student inzicht heeft in de onderwerpen die voor hem van belang zijn en waarover politieke besluiten worden genomen, in de verschillende meningen en opvattingen die erover bestaan en in de verschillende belangen die daarbij een rol spelen. De student (h)erkent de basiswaarden van onze samenleving, leert omgaan met waardendilemma‟s en hanteert de basiswaarden als richtlijn en uitgangspunt in zijn meningsvorming en bij zijn handelen. De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de politiek-juridische dimensie aan bod komen: de kenmerken en het functioneren van een parlementaire democratie, de rechtsstaat en het rechtssysteem, de rol van de overheid, de belangrijkste politieke stromingen en hun maatschappelijke agenda‟s, de rol en de invloed op de politieke besluitvorming van belangengroeperingen en maatschappelijke organisaties, de invloed van de Europese Unie op het Nederlandse overheidsbeleid en daarmee op de Nederlandse samenleving, en de rol en de invloed van de (massa)media. 1.2 De economische dimensie De economische dimensie is in twee deelgebieden uitgesplitst en heeft betrekking op - de bereidheid en het vermogen om een bijdrage te leveren aan het arbeidsproces en aan de arbeidsgemeenschap waar men deel van uitmaakt; - de bereidheid en het vermogen om op adequate en verantwoorde wijze als consument deel te nemen aan de maatschappij. Hierbij gaat het om het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt en binnen een bedrijf en om het verantwoord handelen op de consumptiemarkt. Voor het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt en binnen een bedrijf is nodig dat een student zich algemeen aanvaarde regels en standaard (bedrijfs)procedures eigen maakt en zich daaraan houdt. De student kent de rechten en plichten van de beroepsbeoefenaar en stelt zich collegiaal op. Voor het functioneren als kritisch consument is nodig dat een student weet hoe hij informatie over producten en diensten kan verzamelen om een weloverwogen keuze te kunnen maken. Hij heeft inzicht in zijn eigen wensen in relatie met zijn financiële speelruimte. En het is nodig dat hij bij de aanschaf van producten en diensten afwegingen kan maken met betrekking tot maatschappelijke belangen zoals duurzaamheid en gezondheidsaspecten. De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de economische dimensie aan bod komen: de maatschappelijke functies en waardering van arbeid, de factoren die van invloed zijn op de bedrijfscultuur, de arbeidsverhoudingen in Nederland, de rol en de invloed van branche- of vakorganisaties, de rol van de overheid op het gebied van arbeid, de verzorgingsstaat en de consumentenmarkt, de belangrijkste principes van budgettering, kenmerken van duurzame consumptie en productie, de rol en de invloed van consumentenorganisaties, de invloed van de media op het bestedingspatroon van consumenten. 1.3 De sociaal-maatschappelijke dimensie De sociaal-maatschappelijke dimensie heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren.
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 28
Het gaat hier om het adequaat functioneren in de eigen woon- en leefomgeving, in zorgsituaties en in de school; om de acceptatie van verschillen en culturele verscheidenheid. Om adequaat te kunnen functioneren in de sociale omgeving is het nodig dat de student de aspecten van breed geaccepteerde sociale omgangsvormen kent en deze kan toepassen in verschillende situaties. De student heeft inzicht in de kenmerken van verschillende culturen. In zijn opvattingen en gedrag toont hij respect voor culturele verscheidenheid. De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de sociaalmaatschappelijke dimensie aan bod komen: de grondrechten en plichten in Nederland, kenmerken van de verschillende (sub)culturen in Nederland, kenmerken van – en oorzaken van spanningen tussen – verschillende (sub)culturen en bevolkingsgroepen in Nederland, kenmerken van ethisch en integer handelen, en het doel en de invloed van sociale en professionele netwerken. 1.4 De dimensie vitaal burgerschap De dimensie vitaal burgerschap heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om te reflecteren op de eigen leefstijl en zorg te dragen voor de eigen vitaliteit als burger en werknemer. Hierbij gaat het om de zorg voor de eigen vitaliteit en fitheid. Daarbij is een belangrijke taak om de juiste afstemming te vinden tussen werken, zorgen (voor jezelf en voor anderen), leren en ontspannen. De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de dimensie vitaal burgerschap aan bod komen: de kenmerken van een gezonde leefwijze waaronder de nationale norm gezond bewegen en de aard, plaats en organisatie van gezondheidsbevorderende activiteiten in de samenleving en het arbeidsproces. Om zorg te kunnen dragen voor de eigen gezondheid is het nodig dat de student zich bewust is van zijn eigen leefstijl, gezondheidsrisico‟s van leefstijl en werk in kan schatten, op basis daarvan verantwoorde keuzes kan maken en activiteiten onderneemt die bijdragen aan een gezonde leefstijl. Het gaat naast bewegen en sport ook om aspecten als voeding, roken, alcohol, drugs en seksualiteit.
2 Loopbaan Loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling draagt maatschappelijk gezien bij aan employability en ondernemerschap. Daarnaast draagt de loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling bij aan de persoonlijke ontplooiing. Het gaat hierbij om het sturing geven aan het vinden van betekenisvol werk of vervolgonderwijs dat aansluit op de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven. Daarvoor is nodig dat een student inzicht heeft in de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven. Maar het vereist ook oriëntatie op en inzicht in de mogelijkheden die de arbeidsmarkt biedt. De student is in staat de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven te vergelijken met gevraagde waarden en kwaliteiten van verschillende soorten werk. Ook oriëntatie op mogelijke doorstroomtrajecten in het vervolgonderwijs (hbo, een volgend niveau in het mbo of andere scholingsmogelijkheden) en op ondersteuningsmogelijkheden ten behoeve van de loopbaanontwikkeling zijn hierbij van belang. Op basis van de vergelijking komt de student tot weloverwogen keuzes en vervolgstappen om gemaakte keuzes te realiseren. De elementen die bij loopbaanoriëntatie en -begeleiding aan bod komen zijn capaciteitenreflectie: beschouwing van de capaciteiten die van belang zijn voor de loopbaan, motievenreflectie: beschouwing van de wensen en waarden van belang voor de loopbaan, werkexploratie: onderzoek naar werk en mobiliteit in de loopbaan, loopbaansturing: loopbaangerichte planning en beïnvloeding van het leer- en werkproces, netwerken: contacten opbouwen en onderhouden op de arbeidsmarkt, gericht op loopbaanontwikkeling.
ZADKINE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING CREBO 95321 ICT-BEHEERDER COHORT 2011, pagina 29