OER onderwijs‐ en examenregeling 2014‐2015 Bachelor Autonome Beeldende Kunst 28 augustus 2014 – vastgesteld door de faculteitsdirecteur Leo Swinkels
Ten geleide
De OER bestaat uit drie delen. Deel 1 bevat de regels over onderwijs en tentamens die voor de opleiding gelden. Deel 2 bevat het onderwijs‐en tentamenprogramma. In hoofdstuk 1 van deel 2 wordt per variant en per afstudeerrichting en per blok alle informatie over de inrichting van het onderwijs en de tentamens verstrekt. Daarnaast bevat deel 2 informatie over het jaarrooster en de indeling in blokken. Deel 3 bevat informatie over toelating tot de opleiding.
Hoofdstuk 0: Begrippenlijst In deze regeling wordt verstaan onder: Afstudeerrichting Een door de Faculteitsdirecteur vastgestelde leerroute bestaande uit een samenhangend geheel van postpropedeutische onderwijseenheden. De afstudeerrichting wordt vermeld op het getuigschrift. Assessment
Associate Degree programma
Een beoordelingsinstrument of een set beoordelingsinstrumenten voor de toetsing van competenties c.q. gestandaardiseerde procedures die het mogelijk maken competenties vast te stellen. Een opleiding binnen een bacheloropleiding met een omvang van tenminste 120 EC, als bedoeld in art 7.8a WHW
Bacheloropleiding
Initiële hbo‐opleiding [ARTT. 7.3 en 7.3‐a WHW]. De student die met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd, ontvangt de graad Bachelor. Aan deze graad wordt voor iedere opleiding een toevoeging gehanteerd die door het College van Bestuur is vastgelegd.
Blokperiode
Een blokperiode is één van de vier termijnen die een studiejaar omvat. Deze perioden hebben een vergelijkbare studielast. Voorafgaande aan een studiejaar worden de dagen waarop de onderscheiden blokperioden starten door het College van Bestuur vastgelegd.
CMR College van Beroep voor de Examens College van Bestuur
Competentie
De Centrale Medezeggenschapsraad [ART. 10.17 WHW]. Het College van Beroep voor de Examens (College van Beroep) [ARTT. 7.60‐63 WHW]. Het College van Bestuur [art. 10.2 WHW] van Stichting Zuyd Hogeschool met taken en bevoegdheden als vastgelegd in het laatst vastgestelde Bestuurs‐ en beheersreglement Zuyd Hogeschool. Competentie is het vermogen om de aanwezige kennis, inzicht, vaardigheden en houding te benutten en verder te ontwikkelen om concrete beroepsactiviteiten op adequate wijze te verrichten.
CROHO
Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs waarin alle opleidingen zijn vermeld, die een getuigschrift hbo‐onderwijs plus daarbij behorende graad opleveren, op voorwaarde, dat het afsluitend examen met goed gevolg is afgelegd [ART. 6.13 WHW].
Deelraad
De medezeggenschapsraad van een faculteit [ART. 10.25 WHW].
Deeltentamen
Een tentamen waarvan het cijfer bijdraagt aan het cijfer voor het tentamen waar het onderdeel van uitmaakt. In de OER is vastgelegd wat de wegingsfactor van elk deeltentamen is.
Deeltijdse opleiding
De opleiding die zodanig is ingericht, dat de student naast het verrichten van onderwijsactiviteiten ook andere werkzaamheden kan verrichten. Deze werkzaamheden kunnen in de vorm van vrijstellingen EC’s opleveren, dan wel als onderwijseenheden worden aangemerkt onder door de Examencommissie te stellen eisen.
Diplomasupplement
Een gestandaardiseerde bijlage met relevante gegevens over de studieloopbaan toegevoegd aan het getuigschrift/diploma en gebaseerd op het model dat door de Europese Commissie, de Raad van Europa en CEPES, de onderwijsafdeling van de UNESCO is ontwikkeld.
Duale opleiding
Opleiding die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende één of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De opleiding bestaat dan uit een onderwijs‐ en een werkdeel. Het werkdeel is onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding en kan dus studiepunten opleveren [ART. 7.7 WHW].
EC
European Credit, een eenheid die 28 uren studielast representeert. De EC is gelijk aan een studiepunt [ART 7.4 lid 1 WHW]. Als een tentamen met goed gevolg is afgelegd verkrijgt de student het aantal EC dat volgens deel 2 van deze OER bij het desbetreffende studieonderdeel behoort.
ECTS
European Credit Transfer System maakt grensoverschrijdende mobiliteit van studenten mogelijk door studielast op vergelijkbare wijze (in European Credits) uit te drukken.
Ervaringscertificaat
Het certificaat waarin wordt vermeld welke competenties het individu heeft aangetoond, gemeten aan de hand van een specifieke landelijk erkende standaard, wat het niveau van die competenties is en waarmee die competenties zijn aangetoond.
Examen Examencommissie
Examinator
Het propedeutisch of afsluitend examen van een opleiding [ARTT. 7.8 en 7.10 WHW]. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs‐ en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. [ART. 7.12. WHW] Een door de Examencommissie aangewezen persoon, al dan niet werkzaam bij de hogeschool, die tentamens afneemt en de uitslag daarvan vaststelt [ART. 7.12c WHW].
Externe opdracht
Een verzoek van een andere rechtspersoon dan Zuyd Hogeschool aan een of meer opleidingen van de hogeschool gericht op de uitvoering van een opdracht door een student of groep studenten. De Faculteitsdirecteur beschikt over een bindende aanwijsbevoegdheid voor de uitvoering van deze opdracht, met inachtneming van de bevoegdheden van de Examencommissie.
Extraneus
Degene die als extraneus aan de hogeschool is ingeschreven [art. 7.32 WHW] en op grond daarvan alleen examens aflegt [ART. 7.36 WHW].
Faculteitsdirecteur
Fraude
Geschillenadviescommissie Getuigschrift
De leiding van de faculteit als bedoeld in art. 10.3 b lid 2 WHW . De Faculteitsdirecteur is conform artikel 23 lid 5 van het Bestuursregelement onder andere belast met het opstellen van onderwijsprogramma’s en van het opleidingsspecifiek deel van de OER. Onder fraude wordt verstaan het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten daarvan door een student, gericht op geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken van het vormen van een juist oordeel door de examinator over de verwerving van competenties van hem of een andere student. De commissie die advies uitbrengt inzake betaling collegegeld, inschrijvingen en beëindiging daarvan, het verlenen van graden etc. [art. 7.63‐A WHW] Het door een Examencommissie afgegeven bewijsstuk, dat het propedeutisch examen of het afsluitend examen van een in het CROHO opgenomen opleiding met goed gevolg is afgelegd [art. 7.11 WHW].
Hogeschool Jaar van inschrijving Kernwerkstuk
Keuze‐onderwijs Learning agreement
Leerroute
Leerwerkovereenkomst
Major
Zuyd Hogeschool zoals in stand gehouden door Stichting Zuyd Hogeschool gevestigd te Heerlen Het tijdvak vanaf dag van inschrijving voor een opleiding tot aan het einde van de twaalfmaandse periode waarin de student onafgebroken staat ingeschreven. Een kernwerkstuk is een onderwijseenheid die beoordeeld is door een of meer examinatoren en op grond waarvan de relevante competentieverwerving van een opleiding aangetoond kan worden. Het kan hier om scripties, stageverslagen, kunstwerken, voorstellingen etc. gaan. De verzameling onderwijseenheden van een opleiding, waaronder ook begrepen projecten, die voor de student de mogelijkheden biedt om eigen competentie‐ accenten te kiezen in zijn opleiding. Overeenkomst tussen student en Examencommissie waarin afspraken over diens buitenlandse leeractiviteiten worden vastgelegd door de betrokken onderwijsinstellingen én conform de richtlijnen van het ECTS‐systeem. De onderwijseenheden waarin de student volgtijdelijk of gelijktijdig tentamens wenst af te leggen om de competenties behorend bij een opleiding te verwerven. Als de student een van deze OER afwijkende leerroute wil volgen, is toestemming van de Examencommissie noodzakelijk. Overeenkomst tussen student, Faculteitsdirecteur van de opleiding waarvoor hij staat ingeschreven en de organisatie waar de student zijn praktijkdeel van de opleiding doorloopt. De leerwerkovereenkomst bevat concrete bepalingen over de externe leeractiviteiten binnen de leerroute van de student en heeft een vooraf overeengekomen duur. De kern van onderwijseenheden van een opleiding, waarin alle studenten tentamens moeten afleggen om de competenties te bezitten die nodig zijn voor het behalen van een getuigschrift.
Masteropleiding
Initiële hbo‐opleiding [art. 7.3 WHW], die bij voltooiing de graad Master aan de student verleent.
MBO‐opleiding
Een middenkaderopleiding of van een specialistenopleiding of van een door de minister aangewezen vakopleiding [art. 7.2.2 WEB].
Minor
Keuzeonderdeel van 15 EC. Zie ook Zuyd‐minor.
Nominale studielast
De studielast exclusief het tijdsbeslag dat verbonden is aan hertentamens en de voorbereiding daarop.
Onderwijseenheid
Een samenhangend geheel van te verwerven competenties en uitgedrukt in hele studiepunten.
Onregelmatigheid
Elk handelen of nalaten daarvan door een student, waardoor de goede gang van zaken in de onderwijsverzorging wordt verstoord; c.q. waardoor het vormen van een juist oordeel van de examinator over de verwerving van competenties van een student wordt verhinderd of beperkt.
Opleiding
Een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op verwezenlijking van welomschreven doelstellingen ter zake van kennis, inzicht, vaardigheden en houding, waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken [art. 7.3 WHW]. Opleidingen zijn voltijds, deeltijds of duaal ingericht en leiden op tot Bachelorniveau.
Opleidingscommissie
Plagiaat Postpropedeutische fase Praktische oefening
Profileringsruimte
Propedeutische fase Student Studentendecaan
Studieadvies
De commissie die als taak heeft advies uit te brengen over de onderwijs‐ en examenregeling, het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de onderwijs‐ en examenregeling, en het desgevraagd of uit eigen beweging advies uitbrengen aan de Faculteitsdirecteur over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs in de opleiding. [ART.9.18 WHW] Het overnemen van stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk. De fase van de opleiding die volgt op de propedeutische fase en die wordt afgesloten met een afsluitend examen. Een praktische oefening bestaat uit een of meer samenhangende onderwijseenheden, waarbij de examinator door observatie van de handelende student tot een beoordeling komt. De tot maximaal 120 EC's beperkte ruimte van de leerroute van een student die naar eigen inzicht kan worden ingevuld met een of meer Zuyd‐minoren, een of meer andere minoren of keuze‐onderwijs, waaronder ook projecten, van de eigen opleiding. Een opleiding bestaat uit een major plus profileringsruimte. De fase die wordt afgesloten met het propedeutisch examen [ART. 7.8 WHW]. Degene die als student is ingeschreven aan de hogeschool [ARTT. 7.32 ‐ 7.34 WHW]. De medewerker die aan studenten raad geeft en hen voorlicht in studie‐ en studentaangelegenheden. Ook begeleidt en bemiddelt de studentendecaan bij persoonlijke problemen van materiële en immateriële aard. Het advies over het al dan niet voortzetten van de studie dat in de loop van de propedeutische fase aan de student wordt gegeven. Aan dit advies kan een afwijzing zijn verbonden. [zie: Regeling Studie‐advies Zuyd Hogeschool).
Studiejaar
Het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar [art. 1.1 WHW].
Studielast
Het genormeerde tijdsbeslag van elke opleiding en van elke onderwijseenheid uitgedrukt in hele EC’s [art. 7.4 WHW] en zoals vastgelegd in de OER.
Studieloopbaan‐ begeleider/mentor
De medewerker die de studievoortgang van de student bewaakt en de student hierin ondersteunt en begeleidt.
Studieplan
Een route van onderwijseenheden, die een student overeenkomt met zijn mentor/studieloopbaanbegeleider teneinde het afsluitend examen af te leggen. Deze route kan wat volgorde betreft afwijken van het reguliere programma.
Tentamen
Aan elke onderwijseenheid is een tentamen verbonden en dat omvat een onderzoek naar kennis, inzicht, houding en vaardigheden van de kandidaat, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek.
Versnelde variant
Een traject van 180 EC’s, binnen het bachelorprogramma, gericht op studenten met een VWO diploma [Art. 7.9a WhW].
Voorziening
Maatregel getroffen door een daartoe bevoegde medewerker of bevoegd orgaan van de hogeschool om de student in een dienst/service te voorzien met het doel de studievoortgang te ondersteunen of te begeleiden.
Vrijstelling
Werkdag
WHW WSF 2000 WBP Zuyd Minor
Gehele of gedeeltelijke ontheffing van de plicht tot het afleggen van een tentamen om te voldoen aan inschrijvings‐ of toelatingsvoorwaarden en/of verkrijgen van studiepunten inzake het afleggen van het propedeutisch of afsluitend examen. Een dag, niet zijnde een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag of een door de overheid erkende nationale feestdag en niet vallend binnen de door het College van Bestuur jaarlijks vast te stellen roostervrije perioden. De Wet op het Hoger Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek [Staatsblad 1992 nr. 593], inclusief latere aanvullingen en wijzigingen. De Wet op de studiefinanciering 2000 [STAATSBLAD 2000 nr. 571], inclusief latere aanvullingen en wijzigingen). De Wet Bescherming Persoonsgegevens [STAATSBLAD 2000: 302] inclusief latere aanvullingen en wijzigingen. Minor van 15 EC’s die als zodanig is benoemd en toegankelijk is voor de studenten van minimaal twee opleidingen.
DEEL 1. REGELS OVER ONDERWIJS EN TENTAMENS
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1 Reikwijdte I Lid 1 Deze onderwijs‐ en examenregeling is van toepassing op Autonome Beeldende Kunst met 39110 voor voltijd onderwijs . Deze regeling geldt voor alle aan deze opleiding ingeschreven studenten en extranei , tenzij uit de tekst het tegendeel blijkt. S Lid 2 De student kan geen rechten ontlenen aan Onderwijs‐ en Examenregelingen die golden in voorafgaande studiejaren, tenzij dit expliciet is aangegeven dat deze uitmaken van een overgangsregeling als bedoeld in 11.4. Artikel 1.2 Openbaarheid en publicatie S De Faculteitsdirecteur draagt zorg voor publicatie van de geldende OER, vóór 1 september van het studiejaar waarop deze betrekking heeft, zodat de student zich een goed oordeel kan vormen over inhoud en inrichting van het onderwijs en van de examens.
Hoofdstuk 2 De Examencommissie Artikel 2.1. Examencommissie, taken en bevoegdheden S Lid 1 Elke opleiding heeft zelf een eigen Examencommissie of heeft gezamenlijke met een groep andere opleidingen binnen één faculteit een Examencommissie. S Lid 2 De Examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs‐ en examenregeling stelt ter zake kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. S Lid 3 Het reglement en het huishoudelijk reglement van de Examencommissie zijn vastgelegd in het Handboek voor de Examencommissies. In dit handboek zijn eveneens alle procedures die betrekking hebben op het handelen van de Examencommissie vastgelegd, S Lid 4 Studenten kunnen zich tot de Examencommissie wenden voor : a. een verzoek tot vrijstelling van een of meer tentamens; b. een verzoek tot vrijstelling van de verplichting tot deelname aan praktische oefeningen met het oog op de toelating tot het afleggen van de desbetreffende tentamen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen; c. een verzoek tot ontheffing van de ingangseis voor het afleggen van een tentamen; d. een verzoek tot toelating tot varianten/leerroutes waarvoor toestemming van de Examencommissie nodig is e. een verzoek tot verlenging van de geldigheidsduur van een met goed gevolg afgelegd tentamen of deeltentamen; f. een verzoek tot het volgen van een minor die niet in de lijst van de voor studenten van hun opleiding toegankelijke minoren is opgenomen; g. een verzoek om extra tentamens af te leggen die op het diplomasupplement worden vermeld; h. een verzoek om voorzieningen en aanpassingen vanwege een functiebeperking of chronische ziekte; i. een verzoek om studiefaciliteiten vanwege het beoefenen van topsport ; j. een verzoek om af te wijken van de Onderwijs‐ en Examenregeling indien de toepassing daarvan zou leiden tot onbillijkheid van overwegende aard; k. een bezwaar tegen een beoordeling door een examinator. l. I Lid 5 De Examencommissie is bereikbaar via
[email protected]
Hoofdstuk 3 Toelating tot de opleiding S
Toelating tot de opleiding vindt plaats op grond van de bepalingen in de Regeling Inschrijving en Collegegeld Zuyd Hogeschool en de bepalingen uit deel 3 van deze OER.
Hoofdstuk 4. Inrichting van de opleiding Artikel 4.1. Varianten en afstudeerrichtingen I Lid 1 De opleiding Autonome Beeldende Kunst kent de variant voltijd. I Lid 2 Binnen de opleiding bestaat geen associate degreeprogramma I Lid 3 De opleiding kent de volgende afstudeerrichtingen: Beeldend Kunstenaar
I
Lid 4
De opleiding kent geen versnelde variant van 180 EC voor VWO‐ers en kent geen verkorte varianten.
Artikel 4.2. Start van de opleiding I De opleiding start op 1 september. Daarnaast start de opleiding ook op die momenten ter beoordeling van de Examencommissie, gehoord de toelatingscommissie. Artikel 4.3. Voertaal I Lid 1 De voertaal van de opleiding is Nederlands, vanwege het feit dat wij een Nederlandse HBO‐opleiding zijn (wettelijke verplichting). Daar waar een buitenlandse gastdocent wordt uitgenodigd, wordt zoveel mogelijk de Engelse taal gehanteerd. In het geval van instructies en in het geval van individuele dan wel ateliergesprekken kan op verzoek van de student zowel Nederlands als Engels en Duits worden gesproken. De opleiding kent een Nederlandstalige. S Lid 2 Wanneer een onderwijseenheid wordt aangeboden in een andere taal dan de in lid 1 genoemde voertaal, is dat aangegeven bij de desbetreffende eenheid in hoofdstuk 1 van deel 2.
Artikel 4.4 Opbouw van de opleiding S Lid 1 De opleiding kent een uit onderwijseenheden opgebouwde propedeutische fase en een postpropedeutische fase. Aan de propedeutische fase van elke opleiding is een propedeutisch examen verbonden; aan de opleiding is een afsluitend examen verbonden. S Lid 2 Een onderwijseenheid is een samenhangend geheel van te verwerven competenties. Aan elke onderwijseenheid is een tentamen verbonden.
S
Lid 3
S
Lid 4
S
Lid 5
Elke opleiding omvat een major van ten minste 120 EC. De omvang van de major wordt weergegeven in hoofdstuk 1 van deel 2, zo nodig gespecificeerd naar afstudeerrichting. Elke opleiding heeft een profileringsruimte van ten minste 15 en ten hoogste 120 EC. De omvang van de profileringsruimte wordt weergegeven in hoofdstuk 1 van deel 2, zo nodig gespecificeerd naar afstudeerrichting. De profileringsruimte is ingericht voor het kunnen volgen van minoren en keuze‐onderwijs.
Artikel 4.5. Studielast en verdeling daarvan S Lid 1 De studielast van de opleiding in haar geheel is 240 EC. I Lid 2 Er is geen associate degreeprogramma . S Lid 3 Aan een voor een opleiding ingeschreven student wordt per studiejaar ten minste een nominale studielast van 60 EC’s aangeboden. Dit aanbod is ingepland in ten minste 40 cursusweken. S Lid 4 Elk studiejaar is verdeeld in vier blokperioden. De blokperioden hebben een vergelijkbare studielast. Het College van Bestuur stelt voorafgaand aan het studiejaar de startdag van de blokperioden vast en draagt zorg voor publicatie. De indeling van het studiejaar in blokken en de momenten waarop toetsing plaatsvindt, zijn neergelegd in hoofdstuk 3 van deel 2. S Lid 5 Per blokperiode worden niet meer dan vijf onderwijseenheden en daarmee verbonden tentamens aangeboden; praktische oefeningen maken daarvan deel uit. S Lid 6 De Faculteitsdirecteur draagt zorg voor het aanbod van voldoende ingeroosterde contacturen om binnen het vastgestelde onderwijsconcept goede onderwijskwaliteit te realiseren en aannemelijk te maken dat de student betrokkenheid van de opleiding jegens zijn persoon en studie ervaart. Jaarlijks evalueert de Faculteitsdirecteur met de Opleidingscommissie en de Examencommissie in elk geval het aantal gerealiseerde contacturen. S Lid 7 In de propedeuse zijn tenminste 504 contacturen geprogrammeerd. S Lid 8 Studenten die een opleiding volgen voor een beroep, waaraan eisen in de wet zijn gesteld ten aanzien van verworven competenties voor de beroepsuitoefening, worden in de opleiding in de gelegenheid gesteld om aan die vereisten te voldoen. Artikel 4.6. Praktische oefeningen S Lid 1 De Faculteitsdirecteur kan aan een of meer samenhangende onderwijseenheden de status ‘praktische oefening’ geven. Alle praktische oefeningen worden in deel 2 hoofdstuk 1 als zodanig vermeld. S Lid 2 Bij een praktische oefening komt de examinator door observatie van de handelende student tot een beoordeling. S Lid 3 Als voor deelname aan een praktische oefening de voorwaarde geldt dat een specifiek tentamen met voldoende resultaat moet zijn afgerond, is dat beschreven in deel 2. Als voor deelname aan een tentamen de voorwaarde geldt dat een praktische oefening met voldoende resultaat moet zijn afgerond, is dat ook beschreven in
deel 2. Artikel 4.7. Specifieke bepalingen over de deeltijdvariant I De opleiding kent geen deeltijd variant. Artikel 4.8. Specifieke bepalingen over de duale variant S Lid1 Niet van toepassing, want de opleiding kent geen duale variant. S Lid 2 Niet van toepassing, want de opleiding kent geen duale variant. S Lid 3 Indien de opleiding een duale variant kent, is in de leerwerk‐overeenkomst ten minste geregeld: ‐ ‐ ‐
‐
de duur van de overeenkomst en de tijdsduur van de periode(n) van de beroepsuitoefening; de begeleiding van de student; de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden, die de student tijdens de periode(n) van beroepsuitoefening dient te realiseren en de beoordeling daarvan; de gevallen waarin en wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden.
Artikel 4.9. Inrichting van het programma S Lid 1 De inrichting van de opleiding is neergelegd in deel 2, hoofdstuk 1. Daarin zijn voor alle varianten, inclusief eventueel versnelde trajecten, van de opleiding per onderwijseenheid (waaronder ook de praktische oefeningen) de volgende gegevens per studiejaar vermeld: 1. naam van de onderwijseenheid; 2. de competenties die met de onderwijseenheid worden verworven; 3. de periode(n) waarin de onderwijseenheid wordt aangeboden; 4. waar dit van toepassing is, de toegangseis voor de onderwijseenheid; 5. de werkvorm(en) waarin de onderwijseenheid wordt aangeboden; 6. het aantal EC dat de onderwijseenheid omvat; 7. het aantal contacturen dat bij de onderwijseenheid behoort; 8. het minimale aantal contacturen studieloopbaanbegeleiding waarop elke student recht heeft; 9. of er sprake is van aanwezigheidsplicht van (onderdelen) van onderwijseenheden; 10. de tentamenvorm. In het geval deeltentamens worden afgenomen wordt het aantal, de vorm en de wegingsfactor van de deeltentamens vermeld; 11. de week waarin het tentamen wordt aangeboden; 12. de mogelijkheden voor herkansing van tentamens en –voor zover van toepassing‐ van deeltentamens S Lid 2 Bij praktische oefeningen wordt bovendien in deel 2, hoofdstuk 1 vermeld: ‐ ‐ ‐ ‐
de wijze van verdeling of toewijzing van plaatsen; de wijze van begeleiding; wat van de student ter voorbereiding wordt verwacht; welke beoordelingsnormen van toepassing zijn;
‐ ‐ ‐
S
Lid 3
hoe en wanneer beoordeling geschiedt; de mogelijkheid van hertentaminering, evenals van onderbreking en afbreking; welke eventuele kosten voor rekening van de student zijn.
Voor de duale variant is in bijlage 1 naast de studielast van het onderwijsdeel, tevens de tijdsduur van de periode die in het werkdeel wordt doorgebracht, vastgelegd.
Artikel 4.10. Propedeutische fase S Lid 1 De studielast van de propedeutische fase van een opleiding bedraagt 60 EC's. S Lid 2 Aan de propedeutische fase is een propedeutisch examen verbonden. S Lid 3 De propedeutische fase maakt onderdeel uit van de major van de opleiding. Artikel 4.11 Studieadvies S Lid 1 De propedeutische fase van de opleiding is zo ingericht, dat de student inzicht kan verwerven in de inhoud en doelen van de opleiding. S Lid 2 De verstrekking van het studieadvies in de propedeutische fase is uitputtend geregeld in de Regeling Studieadvies Zuyd Hogeschool en in te zien via Infonet. S/I Lid 3 Voor die studenten die het propedeutisch examen nog niet met goed gevolg hebben afgelegd, geldt op basis van de Regeling Studieadvies dat de Faculteitsdirecteur een bindend afwijzend studieadvies verstrekt indien de studieresultaten met betrekking tot de onderwijseenheden van de propedeutische fase onvoldoende zijn. Als onvoldoende studieresultaat geldt, dat de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving minder dan 56 studiepunten heeft behaald. Het advies wordt niet eerder dan aan het einde van het eerste jaar van inschrijving verstrekt. S/I Lid 3 Onverminderd het tweede lid geldt tevens dat de student aan de volgende eisen moet voldoen: Uiterlijk binnen 2 studiejaren dient de student de voor het Propedeusecertificaat benodigde 60 EC te behalen. Bij in gebreke blijven volgt een bindend afwijzend studieadvies. Studenten die in hun eerste jaar van inschrijving en na de herkansingen minder dan 56 van de 60 EC weten te behalen krijgen het bindend afwijzend studieadvies. Artikel 4.12 Toegangsbeperking afstudeerrichtingen De opleiding kent een gedeeltelijke gezamenlijke propedeuse met de opleidingen Vormgeving. I Lid 1 Als een student niet voldoet aan de volgende voorwaarden met betrekking tot de behaalde tentamenresultaten, besluit de Faculteitsdirecteur dat de student geen toegang heeft tot de afstudeerrichting Beeldend Kunstenaar. Reguliere route propedeuse naar hoofdfase De student moet in blok 3 een verwant programma hebben gevolgd.
Een verwant programma is aan de hoofdfase verwant; dit houdt in dat
de teamleider/directeur van tevoren vastlegt welke programma’s automatisch toelating bieden tot één van de volgende hoofdfases: ‐ Vormgeving met de volgende profielen: Ruimtelijk Vormgeven, Design en Visuele communicatie. ‐ Autonome Beeldende Kunst ‐ Docent Beeldende Kunst en Vormgeving* De student moet het verwant programma van blok 3 met positief resultaat hebben afgerond. De student kan in blok 4 starten in één van de programma’s van de opleidingen waarvan hij een verwant programma heeft gevolgd. Switchen na blok 4 van de propedeuse? Switchen kan alleen als voldaan is aan de volgende voorwaarden: De student heeft in blok 3 een verwant programma gevolgd. Hij heeft met goed gevolg een assessment afgelegd. Naar aanleiding van het assessment kan een eventueel aangepast programma moeten worden uitgevoerd door de student in de zomervakantie. Na de zomervakantie wordt dan opnieuw een assessment afgenomen. Er is goedkeuring van de Examencommissie.
Als de student wilt switchen neemt hij/zij eerst contact op met zijn/haar studieloopbaanbegeleider, zodat hij/zij weet wat het assessment inhoudt en een weloverwogen besluit kan nemen. *Studenten die zich ingeschreven hebben voor de opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving zijn verplicht het DBKV‐programma te volgen.
S
n
In haar beslissing houdt de Faculteitsdirecteur mede rekening met persoonlijke en bijzondere omstandigheden. Voordat de Faculteitsdirecteur een besluit neemt, stelt zij de student in de gelegenheid om te worden gehoord. Tevens vraagt zij advies aan de decaan.
Artikel 4.13 Inrichting postpropedeutische fase: differentiatie en minoren S Lid 1 De postpropedeutische fase bestaat uit een majorgedeelte en een profileringsruimte. In de profileringsruimte kunnen (Zuyd)minoren en keuzemodules worden gevolgd. I Lid 2 Minoren en keuzemodules bestaan uit een studielast van 15 EC’s. Zij worden gepubliceerd in de Profileringsetalage. De profileringsetalage is te vinden op http://infonet.hszuyd.nl
S
Lid 3
S
Lid 4
S
Lid 5
S
Lid 6
S
Lid 7
Per minor en per keuzemodule is in de Profileringsetalage vastgelegd: op welke doelgroep(en) de minor/keuzemodule gericht is; welke instapvoorwaarden gehanteerd worden; wat de te behalen eindtermen zijn; welke onderwijsvormen gehanteerd worden; de wijze van tentaminering en herkansing; het aantal beschikbare plaatsen; de wijze van selectie bij overintekening (selectie op toelatingseisen, loting of samenstelling op doelgroepen met loting per doelgroep) de evaluatiegegevens. Studenten kunnen zonder voorafgaande toestemming Zuyd‐minoren volgen, waarvan in de profileringsetalage is vastgelegd dat zij toegankelijk zijn voor hen. Wanneer een student een minor binnen of buiten de hogeschool wil volgen, waarvoor niet is vastgelegd dat die toegankelijk is voor studenten uit de opleiding waarvoor hij is ingeschreven, dient hij vooraf toestemming te vragen aan de Examencommissie. Via inschrijving in OSIRIS legt een student zijn keuze voor het volgen van een minor of keuzemodule vast. De student krijgt per e‐mail een bevestiging van zijn inschrijving. In geval een student niet geplaatst kan worden in een minor of keuzemodule, omdat het maximaal aantal plaatsen overschreden is, dan wel het minimum aantal plaatsen niet gehaald is, wordt de student in de gelegenheid om zich in te schrijven voor een andere minor of keuze‐onderwijs.
Artikel 4.14 Externe opdracht in de major S Lid 1 De Faculteitsdirecteur kan besluiten één of meer studenten uit te nodigen om een externe opdracht uit te voeren als alternatief voor één of meer onderwijseenheden van de major. S Lid 2 De Examencommissie van de opleiding, waarvoor betrokken studenten staan ingeschreven beslist of de externe opdracht één of meer programma onderdelen kan vervangen. Daarbij betrekt zij in elk geval inhoud, niveau, omvang en de organisatie van de externe opdracht als adequate vervanging van het beoogde programma‐ onderdeel. Artikel 4.15 Studieplan S Lid 1 In overleg met zijn mentor/studieloopbaanbegeleider kan een student een studieplan opstellen voor de profieringsruimte, waarin hij de door hem gemaakte keuzes in zijn leerroute beschrijft. S Lid 2 Met voorafgaande instemming van de Examencommissie kan een student bij een andere onderwijsinstelling tentamen(s) afleggen. In geval het tentamen bij een onderwijsinstelling in het buitenland wordt afgelegd, dient daartoe door de betrokken onderwijsinstellingen een learning agreement te zijn ondertekend.
Hoofdstuk 5 Studieloopbaanbegeleiding en bewaking studievoortgang Artikel 5.1. Studieloopbaanbegeleiding S Lid 1 Een student krijgt door de opleiding een medewerker c.q. een team van medewerkers toegewezen, belast met studieloopbaanbegeleiding of hiertoe behorende activiteiten. I Lid 2 In hoofdstuk 3 van deel 2 is per jaar vermeld hoe de studieloopbaanbegeleiding is ingericht. Artikel 5.2 Bewaking studievoortgang I Lid 1 Een student kan tenminste tweemaal per jaar van inschrijving , gespreid over het jaar, van inschrijving een bewijsstuk van zijn studievoortgang, inclusief een overzicht van de tentamenresultaten, inzien. Studievoortgang is in te zien via Osiris en/of via de ‘overzichten behaalde resultaten’. I Lid 2 De rapportage van de studievoortgang in het eerste en tweede jaar van inschrijving, conform de Regeling Studieadvies Zuyd Hogeschool, is als volgt geregeld. Studievoortgang is in te zien via Osiris en/of via de ‘overzichten behaalde resultaten’. S Lid 3 De Faculteitsdirecteur draagt er zorg voor dat de studierapportage een correcte weergave is van de door de student behaalde resultaten. S Lid 4 Als de student meent dat de studievoortgangsrapportage onjuist of onvolledig is, dient hij binnen 20 werkdagen schriftelijk bezwaar aan te tekenen bij de Examencommissie.
Hoofdstuk 6: Inrichting tentamens en examens
Artikel 6.1. Tentamens en deeltentamens S Lid 1 Elke onderwijseenheid wordt afgesloten met een tentamen. S Lid 2 Een tentamen kan bestaan uit meerdere deeltentamens. In deel 2 hoofdstuk 1 is vermeld hoe de deeltentamens zich verhouden tot het tentamen waarvan zij deel uitmaken. Daarbij wordt in elk geval de wegingsfactor vermeld. S Lid 3 Bij een praktische oefening komt de examinator door observatie van de handelende student tot een beoordeling. De inrichting en organisatie van praktische oefeningen en de beoordeling daarvan geschiedt onder de verantwoordelijkheid van de Examencommissie van een opleiding. S Lid 4 Een tentamen – diverse samenhangende deeltentamens daaronder begrepen ‐ kan een assessment zijn; de voorwaarden gesteld aan het assessment en het afleggen daarvan zijn vermeld in deel 2 hoofdstuk 1.
Artikel 6.2. Herkansingen S Lid 1 Een student krijgt per jaar van inschrijving minimaal één hertentamen per tentamen of deeltentamen aangeboden. S Lid 2 Bij stages en langdurige externe opdrachten kan de Examencommissie een uitzondering op de regel uit lid 1 maken, wanneer het niet mogelijk is om in hetzelfde jaar van inschrijving de stage of opdracht over te doen. I Lid 3 Het afleggen van een hertentamen is slechts mogelijk, indien het tentamen of deeltentamen van de desbetreffende onderwijseenheid niet met goed gevolg is afgelegd. Artikel 6.3 Het afleggen van extra tentamens buiten het reguliere programma S Lid 1 Een student kan met toestemming van de Examencommissie, buiten zijn studieprogramma van 240 EC’s extra tentamens afleggen, en daarvan op zijn resultatenoverzicht en het diplomasupplement aantekening krijgen. Aantekening is alleen mogelijk indien de tentamens zijn afgelegd en beoordeeld voordat het getuigschrift is uitgereikt. S Lid 2 De student dient daartoe een gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie van zijn opleiding. De student vermeldt daarbij de inhoud, omvang en tijdstip van de onderwijseenheid waarin hij tentamen wenst af te leggen en geeft aan welk doel hij met het extra onderwijs en de tentamens nastreeft. S Lid3 De Examencommissie toetst het verzoek aan de volgende criteria: ‐ ‐ ‐
S
Lid 4
de opleiding behoeft geen onredelijke extra inspanningen te leveren om de student te faciliteren; de inhoud van het te volgen onderwijs levert een bijdrage aan de versterking van de beroepsuitoefening; de student kan uitsluitend tentamens afleggen die onder de verantwoordelijkheid van Zuyd Hogeschool worden aangeboden.
De Examencommissie neemt binnen 10 werkdagen dagen na ontvangst van het verzoek een gemotiveerd besluit en deelt dit mee aan de Faculteitsdirecteur en de student.
Artikel 6.4 Aanwezigheidsplicht S Lid 1 Aanwezigheidsplicht bij de onderwijsverzorging wordt in de volgende gevallen geëist, ‐ ‐
S
Lid 2
de examinator kan alleen door observatie van de handelende student tot een beoordeling komen; de student is in zijn handelen afhankelijk van de persoonlijke aanwezigheid van medestudenten en vice versa.
Aanwezigheidsplicht is vastgelegd in bijlage 1. In geval aanwezigheidsplicht van de student bij een praktische oefening deel uitmaakt van de beoordeling van die praktische oefening, dan vindt beoordeling van de aanwezigheidsplicht plaats op het niveau van een deeltentamen.
Artikel 6.5 Examens S Lid 1 Het propedeutische examen is afgelegd, indien alle tentamens van de tot de propedeutische fase behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd. De Examencommissie stelt vast dat dit het geval is en besluit tot dan uitreiking van het getuigschrift. S Lid 2 Het afsluitend examen is afgelegd , indien alle tentamens van de tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd. De Examencommissie stelt vast dat dit het geval is en besluit dan tot uitreiking van het getuigschrift. S Lid 3 In afwijking van lid 1 en lid 2 kan de Examencommissie voordat zij de uitslag van een examen vaststelt, zelf een onderzoek instellen naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, indien de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven. Artikel 6.6 Beoordelingen S Lid 1 Beoordelingen van tentamens worden door de examinatoren uitsluitend verstrekt op basis van de Nederlandse tienpuntsschaal óf op basis van daarmee in relatie staande kwalitatieve beoordelingsschaal. Voor de vergelijking van beoordelingen hanteren examinatoren de onderstaande conversietabel: Dutch Description// ECTS‐ ECTS‐ U.S.‐ OSIRIS‐ grade
beschrijving
grade
10 (>=9,5)
excellent// uitstekend
A+
9 (8,5=<x<9,5) 8 (7,5=<x<8,5)
very good// zeer goed good// goed
A
7 (6,5=<x<7,5) 6 (5,5<x<6,5) 6 (x=5.5)
Satisfactory// ruim voldoende sufficient// voldoende pass// voldoende
C
5 (4,5=<x<5,5) 4 (3,5=<x<4,5) 3 (2,5=<x<3,5)
almost sufficient// bijna voldoende
fail// onvoldoende poor// zeer onvoldoende 2 very poor// (1,5=<x<2,5) slecht 1 very poor// (0,5=<x<1,5) zeer slecht
B
D E
FX
F
definition
excellent ‐ outstanding performance with only minor errors
equivalen t A+
A+ very good ‐ above the average standard but with some errors good ‐ generally sound work with a number of notable errors satisfactory ‐ fair but with significant shortcomings sufficient – performance meets the minimum criteria
A
B C D
fail ‐ some more work required before credit can be awarded
F
fail ‐ considerable further work is required
F
F
F
F
F
F
F
grade
EX (excellent) ZG (zeer goed) GO (goed) RV (ruim voldoende) VO/VLD (voldoende/ voldaan) OV/NVD (onvoldoende/ niet voldaan)
S
Lid 2
S
Lid 3
Een tentamen is met goed gevolg afgelegd, als de beoordeling 5,5 of hoger is; in kwalitatieve begrippen is dit sufficient/pass of voldoende en beter. De kwalificatie voldaan staat voor een voldoende resultaat. Na het afleggen van één of meer hertentamens van een onderwijseenheid stelt de examinator het hoogst behaalde resultaat vast als resultaat voor deze
S
Lid 4
S
Lid 5
S
Lid 6
S
Lid 7
S
Lid 8
onderwijseenheid. De Examencommissie kent onverwijld aan de student behaalde EC’s toe wanneer een tentamen of hertentamen na vaststelling van de beoordeling van de examinator(en) met goed gevolg is afgelegd. Alle tentamens van onderwijseenheden dienen met een voldoende resultaat te worden afgerond. Compensatie op het niveau van tentamens is niet mogelijk; op het niveau van deeltentamens is compensatie wel mogelijk (zie bijlage 1) Iedere student heeft het recht om de beoordeling van zijn tentamens in te zien en kennis te nemen van de wijze waarop de beoordeling tot stand is gekomen. Dit inzagerecht vervalt na 20 werkdagen na publicatie van het behaalde resultaat voor een tentamen. De geldigheid van voor tentamens behaalde resultaten of verleende vrijstellingen is in beginsel onbeperkt op voorwaarde dat de student onafgebroken is ingeschreven voor desbetreffende opleiding. Indien voor één of meer tentamens de geldigheidsduur beperkt is, wordt dat in hoofdstuk 1 van deel 2 bij het desbetreffende tentamen vermeld. Daarbij wordt tevens vermeld wat de geldigheidsduur van het tentamen is. De Examencommissie is gerechtigd de geldigheidsduur van de tentamenresultaten of vrijstellingen te beperken, dan wel te verlengen. Zij kan na herinschrijving een aanvullend of vervangend tentamen opleggen.
Artikel 6.7 Vrijstellingen en bepalingen over EVC’s S Lid 1 De Examencommissie kan vrijstelling verlenen van het afleggen van één of meer tentamens wanneer de student reeds aan de vereisten van desbetreffende tentamen of examen heeft voldaan. S Lid 2 Vrijstelling kan worden verleend op grond van eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of examens, of van elders buiten het hoger onderwijs opgedane competenties. S Lid 3 De Examencommissie betracht terughoudendheid bij het verstrekken van vrijstellingen. Zij hanteert de volgende uitgangspunten: ‐ ‐
‐
S
Lid 4
S
Lid 5
S
Lid 6
bij een besluit worden altijd de oordelen van meerdere inhoudsdeskundige examinatoren betrokken; de verworven competenties zijn ten minste gelijkwaardig aan het niveau en de inhoud van de competenties van de onderwijseenheid waarvan wordt overwogen het tentamen geheel of gedeeltelijk vrij te stellen; het oordeel van examinatoren wordt geveld op basis van geldige documenten waaronder begrepen het ervaringscertificaat. De geldigheid wordt bepaald op basis van de inhoudelijke actualiteit van verworven competenties.
De Examencommissie houdt een verslag bij over de verstrekte vrijstellingen De Examencommissie verstrekt de verzoeker een schriftelijk bewijs van de vrijstelling, dat ten minste de datum verlening, desbetreffende tentamen(s) en de geldigheidsduur vermeldt. De student die in aanmerking wenst te komen voor vrijstelling van één of meer tentamens, dient daarvoor een schriftelijk gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie en overlegt daarbij de bewijsstukken die aantonen dat hij voldoet aan de eisen voor de desbetreffende onderwijseenheid. Vrijstellingen kunnen op basis van een ervaringscertificaat verleend worden
indien: ‐
‐ ‐ ‐
de in het ervaringscertificaat beschreven verworven competenties qua niveau en inhoud ten minste gelijkwaardig zijn aan de competenties van de onderwijseenheden waarvan wordt overwogen het tentamen vrij te stellen; het ervaringscertificaat per competentie het niveau en inhoud bewijst; het ervaringscertificaat afkomstig is van een erkend aanbieder van competentiemetingen; het ervaringscertificaat niet ouder is dan vijf jaar.
Artikel 6.8 Organisatie van tentamens en examens S Lid 1 Examinatoren en andere bij een tentamen betrokkenen bewaren volstrekte geheimhouding ten aanzien van de opgaven en opdrachten van een schriftelijk tentamen, totdat deze zijn uitgereikt aan de studenten. S Lid 2 Een schriftelijk tentamen wordt afgelegd onder toezicht van ten minste één examinator of een daartoe aangestelde surveillant, die namens hem het toezicht uitvoert. Alle overige tentamens worden onder toezicht van ten minste één examinator afgelegd. S Lid 3 Een student moet zich met zijn collegekaart kunnen legitimeren bij het afleggen van een tentamen. Is dit niet mogelijk, dan wordt hij direct uitgesloten van deelname en doet de examinator of surveillant daarvan melding aan de voorzitter van de Examencommissie. S Lid 4 Een student dient bij het afleggen van een tentamen alle aanwijzingen op te volgen van de Examencommissie, de examinator of andere door Examencommissie aangewezen personen. Overtreding daarvan geldt als een onregelmatigheid en op grond daarvan kan hij van (verdere) deelname worden uitgesloten. S Lid 5 In deel 2 hoofdstuk 2 is de tentamenregeling opgenomen die voor de opleiding geldt. Overtreding daarvan geldt als een onregelmatigheid en op grond daarvan kan een student van (verdere) deelname worden uitgesloten. S Lid 6 Een student heeft recht op een tijdige bekendmaking van de vastgestelde beoordelingen van door hem afgelegde tentamens. Onder tijdig wordt hier verstaan: maximaal binnen 15 werkdagen na het afleggen van het tentamen, tenzij er aannemelijke redenen zijn om deze termijn te overschrijden en de student daarvan zo spoedig mogelijk in kennis is gesteld. S Lid 7 Tussen het moment van tentamen én hertentamen van eenzelfde onderwijseenheid ligt ten minste een termijn van 5 werkdagen. Voorafgaand aan het hertentamen moet de student de gelegenheid van inzage zijn geboden van een eerder afgelegd tentamen of hertentamen. Artikel 6.9 Inschrijving voor tentamens S Lid 1 Voor het afleggen van tentamens en hertentamens van de onderwijseenheden van de major schrijft de student zich in conform de door de Examencommissie vastgelegde inschrijvingsprocedure die is opgenomen in bijlage 4.
S
Lid 2
De inschrijving voor een minor of keuzemodule geeft aan de student buiten deelname aan het onderwijsaanbod ook recht op het afleggen van minimaal één hertentamen(s) en het vereiste gebruik van onderwijsvoorzieningen van de hogeschool.
S
Lid 3
De student dient zich in te schrijven voor het afleggen van een hertentamen van de minor en wordt daartoe uitgenodigd door de Examencommissie van de opleiding, die de minor aanbiedt. In geval slechts een beperkt aantal studenten een tentamen kan afleggen, is ten minste bepaald, dat de volgorde van inschrijving geldt voor toewijzing tot het afleggen van het tentamen.
Artikel 6.10 Bewaring tentamen‐ en examenwerkstukken S Lid 1 a. De bewaartermijn van schriftelijk tentamenwerk en/of andere bewijsstukken bedraagt minimaal 60 werkdagen na vaststelling van de beoordeling door de Examencommissie. b. Met het oog op het accreditatieproces worden de kernwerkstukken gedurende een periode van ten minste zeven jaar bewaard. c. De opleiding is verantwoordelijk voor het bewaren van de kernwerkstukken. De bewaarwijze is afhankelijk van de aard van het kernwerkstuk. d. Na afloop van de bewaartermijn wordt het werk vernietigd of op diens verzoek geretourneerd aan de student. Het bewijs dat een tentamen met goed gevolg is afgelegd wordt 10 jaar bewaard. S Lid 2 Bewijsstukken voor het verstrekken van een getuigschrift bewaart de Faculteitsdirecteur gedurende een periode van ten minste 50 jaar en deze omvatten ten minste: ‐ ‐ ‐
Lid 3
de persoonsgegevens van de student; opleiding en datum van het propedeutisch examen dat met goed gevolg is afgelegd; opleiding en datum van het afsluitend examen dat met goed gevolg is afgelegd.
Bewijsstukken voor het verstrekken van een verklaring zoals bedoeld in artikel 7.2. bewaart de Faculteitsdirecteur gedurende een periode van ten minste 10 jaar. Het betreft ‐ ‐ ‐
de persoonsgegevens van de student; de opleiding en periode van inschrijving van de student; een overzicht van de met goed gevolg afgelegde tentamens.
Artikel 6. 11 Eigen bijdragen S Lid 1 De inschrijving als student is niet afhankelijk van een andere geldelijke bijdrage dan het collegegeld. I Lid 2 De aanschaf van bepaalde onderwijsbenodigdheden wordt noodzakelijk geacht voor het studieprogramma. De kosten hiervan bedragen naar verwachting voor Jaar 1 circa € 1835 (gelijk aan collegegeld). Het betreft de volgende leer(hulp)middelen: ‐studieboeken; ‐materialen;
I
Lid 2
S
Lid 3
S
Lid4
S
Lid 5
S
Lid 6
‐aanschaf eigen apparatuur ‐excursies Jaar 2 circa € 1835 (gelijk aan collegegeld). Het betreft de volgende leer(hulp)middelen: ‐studieboeken; ‐materialen; ‐aanschaf eigen apparatuur ‐excursies Jaar 3circa € 1835 (gelijk aan collegegeld) Het betreft de volgende leer(hulp)middelen: ‐studieboeken; ‐materialen; ‐aanschaf eigen apparatuur ‐excursies Jaar 4 circa € 1835 (gelijk aan collegegeld) + € 500 Het betreft de volgende leer(hulp)middelen: ‐studieboeken; ‐materialen; ‐aanschaf eigen apparatuur ‐excursies ‐€ 500: investering in professionalisering van het afstudeerproject (expositie), presentatie, documentatie, publicatie etc.). Aan onderwijsvoorzieningen zoals excursies en werkbezoeken die deel uitmaken van het onderwijsprogramma kunnen kosten verbonden zijn. Een overzicht van deze activiteiten en bijbehorende kosten is te vinden zie lid 1 . Als de student de kosten, bedoeld in lid 2, niet kan of wil maken, wordt de student een gelijkwaardig alternatief aangeboden. Als de student op grond van aantoonbare persoonlijke en bijzondere omstandigheden de kosten van onderwijsbenodigdheden of onderwijsvoorzieningen niet kan dragen, kan hij de Faculteitsdirecteur schriftelijk verzoeken om een financiële voorziening of ontheffing van de betalingsverplichting. Voordat de Faculteitsdirecteur een besluit neemt op een verzoek als bedoeld in lid 4 wint zij advies in bij de studentendecaan. De Faculteitsdirecteur neemt haar besluit binnen 20 werkdagen en deelt dit schriftelijk mee aan de student.
Hoofdstuk 7: getuigschriften en verklaring Artikel 7.1. Getuigschriften S Lid 1 Ten bewijze van dat een tentamen met goed gevolg is afgelegd, reikt de examinator een daarop betrekking hebbend bewijsstuk uit of wordt het resultaat met de bijbehorende beoordeling in OSIRIS opgenomen. S Lid 2 Ten bewijze dat een propedeutisch examen met goed gevolg is afgelegd, verstrekt de Examencommissie een bewijsstuk, waarop in elk geval is vermeld: de naam van de opleiding [zoals vermeld in CROHO], de examenonderdelen en de datum laatste accreditatie of toets nieuwe opleiding. Ondertekening geschiedt ten minste door de Faculteitsdirecteur en de voorzitter van de Examencommissie. S Lid 3 Ten bewijze dat een afsluitend examen met goed gevolg is afgelegd, verstrekt de Examencommissie een getuigschrift, waarop in elk geval is vermeld: de naam van de opleiding [zoals vermeld in CROHO], de examenonderdelen en in voorkomende gevallen welke wettelijke bevoegdheid daaraan is verbonden, de graad en de datum laatste accreditatie of toets nieuwe opleiding. Ondertekening geschiedt ten minste door de Faculteitsdirecteur en de voorzitter van de Examencommissie. S Lid 4 De Faculteitsdirecteur verleent namens het College van Bestuur de graad ‘bachelor’ aan de student, die met goed gevolg het afsluitend examen van een opleiding heeft afgelegd; aan de graad wordt een vermelding toegevoegd van het vakgebied of het beroepenveld, waarop de graad betrekking heeft. S Lid 5 De Examencommissie geeft niet eerder een getuigschrift af, totdat de Faculteitsdirecteur heeft verklaard, dat het getuigschrift kan worden afgegeven. Het getuigschrift wordt gedateerd op de dag, waarop de Examencommissie vaststelt, dat de student met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd. Deze dag geldt als het moment van afstuderen. I Lid 6 Op het getuigschrift wordt de vermelding ‘cum laude’ gebruikt, wanneer aan de voorwaarden is voldaan; zie deel 2, hoofdstuk 2.
S
Lid 7
Het getuigschrift van de opleiding wordt aangevuld met een Diploma Supplement waarvan hieronder een model is opgenomen.
Diploma Supplement Zuyd University of Applied Sciences | Nieuw Eyckholt 300 ‐ 6419 DJ Heerlen – The Netherlands This Diploma Supplement follows the model developed by the European Commission, Council of Europe and UNESCO/CEPES. The purpose of the supplement is to provide sufficient independent data in order to improve the international “transparency” and fair academic and professional recognition of qualifications (diplomas, degrees, certificates etc.) for academic and professional purposes. It is designed to provide a description of the nature, the level, the context, the contents and the status of the studies that were pursued and successfully completed by the individual named on the original qualification to which this supplement is appended. The supplement does not give any value judgement, statement on equivalence or suggestions as to recognition. Information is provided on all of the eight sections. If this should not be the case, the reason for not including the sections concerned will be given.
1
Information identifying the holder of the qualification
1.1
Family name:
1.2
Given birthnames:
1.3
Date of birth:
1.4
Place of birth:
2
Information identifying the qualification
2.1
Name of qualification and title conferred:
2.1
Main field(s) of study for the qualification:
2.3
Name and status of awarding institution:
2.4
Language(s) of instruction/examination:
3
Information on the level of the qualification
3.1
Level of qualification:
3.2
Official length of programme:
3.3
Access requirement(s):
4
Information on the contents and results gained
4.1
Mode of study:
4.2
Programme requirements:
4.3
Programme details:
Subjects Propedeuse (first year) Dutch Credits European Credits
Subjects main phase (second year)Dutch Credits European Credits
Subjects main phase (third year) Dutch Credits European Credits
Subjects main phase (fourth year) Dutch Credits European Credits
4.4
Grading scheme:
4.5
General degree:
4.
Date of latest accreditation or review:
6 5
Information on the function of the qualification
5.1
Access to further study:
5.2
Professional status:
Artikel 7.2 Verklaring S Degene die meer dan één tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift kan worden uitgereikt ontvangt desgevraagd een schriftelijke verklaring, waarin de tentamens zijn vermeld, die met goed gevolg zijn afgelegd en voorzien van de behaalde EC.
Hoofdstuk 8 Onregelmatigheden en fraude Artikel 8.1 Onregelmatigheden S Lid 1 Onder een onregelmatigheid wordt verstaan: het tijdens het examen niet opvolgen van aanwijzingen van de Examencommissie, de examinator of andere door de Examencommissie aangewezen personen (zie art 6.8 lid 4 van deze OER) het overtreden van de regels, vastgelegd in de tentamenregeling (art 6.8 lid 5 van deze OER). S Lid 2 De Examencommissie kan een student van (verdere) deelname van een tentamen uitsluiten, als deze zich schuldig maakt aan een onregelmatigheid. Artikel 8.2 Fraude S Lid 1 Onder fraude wordt verstaan: het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een student – plagiaat daaronder begrepen ‐ waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt gemaakt. S Lid 2 Tevens wordt onder fraude verstaan: het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over de kennis, het inzicht of de vaardigheden van een andere student geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt gemaakt. S Lid 3 In geval fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator dit schriftelijk mee aan de Examencommissie onder overlegging van daartoe strekkende bewijsstukken. De Examencommissie stelt de student in de gelegenheid om te worden gehoord. S Lid 3 Fraude wordt door de Examencommissie in een eerste geval bestraft met het ongeldig verklaren van het tentamen en een berisping, die aangetekend wordt in OSIRIS. In geval van herhaling volgt daarnaast uitsluiting van deelname aan alle tentamens voor een periode van zes maanden plus het advies om de opleiding te verlaten.
Hoofdstuk 9 Beroep en klachtrecht Artikel 9.1. Beroep S Lid 1 Tegen een door de Faculteitsdirecteur of Examencommissie genomen beslissing op grond van deze OER kan een student beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens, conform het Reglement College van Beroep voor de Examens Zuyd Hogeschool. De regeling is in te zien op Infonet. Beroep wordt ingediend bij het loket rechtsbescherming (zie lid 4). S Lid 2 Een student die beroep heeft aangetekend op basis van het Reglement College van Beroep voor de Examens Zuyd Hogeschool behoudt het recht op het afleggen van tentamens, op voorwaarde dat hij staat ingeschreven voor desbetreffende opleiding. S Lid 3 Een student of extraneus – zowel aanstaand of voormalig daaronder begrepen ‐ kan als belanghebbende een bezwaar richten tot de Geschillenadviescommissie inzake betaling collegegeld, inschrijving, beëindiging, graadverlening enz. Beroep wordt ingediend bij het loket rechtsbescherming (zie lid 4) S Lid 4 De student tekent bezwaar of beroep aan via het loket rechtsbescherming, dat bereikbaar is per mail:
[email protected]; enkel bezwaar of beroep via dit loket ingediend, wordt in behandeling genomen. Artikel 9.2 Klachtrecht Lid 1 Een student kan –individueel of deel uitmakend van een groep‐als belanghebbende een klacht indienen bij de Ombudsman over een gedraging van een medewerker of een orgaan van de hogeschool conform het bepaalde in de regeling Ombudsvoorziening Zuyd Hogeschool. De regeling is in te zien op infonet. Lid 3 Een student die een klacht wenst in te dienen en een beroep wenst te doen op de Klachtenregeling Ongewenste Omgangsvormen of de Regeling Ombudsvoorziening doet dit via het klachtenloket
[email protected]. Lid 4 Een student die een klacht of bezwaar indient op grond van dit artikel, behoudt het recht op het afleggen van tentamens, op voorwaarde dat hij staat ingeschreven voor desbetreffende opleiding.
Hoofdstuk 10 Bijzondere voorzieningen en overmacht bij tentamens Artikel 10.1 Bijzondere voorzieningen S Lid 1 Studenten die te maken hebben met persoonlijke en bijzondere omstandigheden kunnen een beroep doen op bijzondere of extra voorzieningen voor het afleggen van tentamens en examens. S Lid 2 Onder persoonlijke en bijzondere omstandigheden wordt verstaan: zwangerschap of (langdurige) ziekte; lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornissen; bijzondere familieomstandigheden te verstaan als: de verzorging van een langdurig zieke bloedverwant of binnen eigen kring; dan wel het bestaan van langdurige psychische en/of sociale problemen al dan niet gepaard gaande met daaruit voortvloeiende financiële problemen in eigen kring; lidmaatschap van CMR, deelraad, studentencommissie of Opleidingscommissie of andere door College van Bestuur te bepalen activiteiten, die de student ontplooit in het kader van organisatie en bestuur van de hogeschool; bestuurslidmaatschap van een stichting gericht op instandhouding van studentenvoorzieningen of een daarmee naar het oordeel van het College van Bestuur gelijk te stellen taak, waarvoor aanvullend als eis geldt bestuurlijke (eind)verantwoordelijkheid plus een betekenisvol tijdsbeslag; bestuurslidmaatschap van een door College van Bestuur of Faculteitsdirecteur erkende studentenorganisatie met direct belang voor hogeschool en organisatie‐eenheden daarbinnen plus de eis van een betekenisvol tijdsbeslag; een onvoldoende studeerbare opleiding; topsport door het beoefenen van een erkend topsportonderdeel of een vergelijkbare activiteit op het (inter‐)nationaal hoogste niveau, zoals opgenomen in Regeling Topsport Zuyd Hogeschool; andere omstandigheden die door het College van Bestuur of Faculteitsdirecteur als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt. S Lid 3 Een student die beroep wenst te doen op persoonlijke en bijzondere omstandigheden, dient daartoe een schriftelijk verzoek in bij de Examencommissie. Het verzoek is met redenen omkleed en zo veel mogelijk voorzien van bewijsstukken en gaat vergezeld van een advies van de studentendecaan. De Examencommissie neemt binnen 15 werkdagen een besluit en deelt dat schriftelijk mede aan de student. S Lid 4 Wanneer sprake is van persoonlijke en bijzondere omstandigheden die permanent of chronisch van karakter zijn, kan de Examencommissie de voorzieningen toekennen voor de gehele inschrijvingsduur van de student voor de desbetreffende opleiding. Artikel 10.2 Overmacht en andere persoonlijke omstandigheden S Lid 1 De student die verhinderd is deel te nemen aan een tentamen ten gevolge van overmacht of andere persoonlijke omstandigheden zoals vermeld in vorig lid, krijgt alsnog ‐ in alle redelijkheid ‐ de gelegenheid dit tentamen af te leggen.
S
Lid 2
Wanneer een student om de in lid 1 genoemde redenen verhinderd was en het tentamen alsnog wenst af te leggen, doet hij hiertoe zo spoedig mogelijk een verzoek aan de Examencommissie, onder opgave van de aard van de overmacht of de bijzondere omstandigheden. De Examencommissie beslist binnen 15 werkdagen op dit verzoek.
Hoofdstuk 11 Slotbepalingen‐vaststelling & wijziging‐evaluatie Artikel 11. 1 Hardheidsclausule S In geval door toepassing van deze OER het belang van een individuele student gedurende diens onafgebroken inschrijving onevenredig wordt geschaad, kan de student een schriftelijk verzoek indienen bij de Examencommissie tegen deze toepassing van de regeling op hem. De Examencommissie neemt binnen 15 werkdagen een besluit en weegt daarin af het individuele belang van de student tegen het belang van de opleiding en stelt de student daarvan schriftelijk in kennis. Artikel 11. 2 Onvoorziene omstandigheden S In gevallen waarin deze regeling niet voorziet en onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, wordt een besluit genomen door het daartoe bevoegde orgaan. Indien het bevoegde orgaan de Examencommissie is, kan het besluit in dit geval door de voorzitter worden genomen. Artikel 11.3 Vaststelling en wijziging S Lid 1 Vaststelling deze OER geschiedt door de Faculteitsdirecteur en behoeft de instemming van de deelraad; de Faculteitsdirecteur stelt de OER vast. Over de OER brengt de Opleidingscommissie advies uit. S Lid 2 Wijziging van deze OER is gedurende de looptijd ervan niet mogelijk. S Lid 3 Deze onderwijs‐ en examenregeling treedt in werking vanaf 1 september 2014 en kan worden aangehaald als: OER|Autonome Beeldende Kunst|2014‐2015. Artikel 11.4 Overgangsmaatregelen I Herkansingen van voorgaande studiejaren kunnen in overleg met de opleiding worden ingepland. Indien door de wijziging van het onderwijsprogramma programma‐ onderdelen niet meer worden aangeboden, wordt een vervangende opdracht aangeboden of een alternatief programma. Het is de verantwoordelijkheid van de student hierover contact op te nemen met de opleiding. De Examencommissie keurt het nieuwe traject goed. Artikel 11.5 Evaluatie S De Faculteitsdirecteur draagt zorg voor regelmatige evaluatie van de OER en weegt in elk geval daarbij ‐ ten behoeve van bewaking en zo nodig bijstelling van de studielast ‐ het tijdsbeslag voor de student, dat daaruit voortvloeit.
DEEL 2 : HET PROGRAMMA EN DE TENTAMINERING
Hoofdstuk 1: Inhoud van programma en tentaminering Doel van de opleiding Primair staat het opleiden van jonge mensen tot zelfstandig beeldend kunstenaar. De student is in staat tot het zelfstandig maken van beeldend werk van voldoende kwaliteit en in staat om hier zelfstandig op te reflecteren op zowel praktisch als theoretisch gebied en hij is in staat om deze praktijk en de reflectie hierop binnen een maatschappelijke context te plaatsen. Dit impliceert dat in de opleiding Autonome Beeldende Kunst het beroep ‘beeldend kunstenaar’ centraal staat en dat aan de kritische, praktische, maatschappelijke en theoretische voorbereiding op het kunstenaarschap veel aandacht wordt besteed. De opleiding richt zich met overtuiging op het praktisch onderzoek. In dit verband worden (theoretisch) onderzoek, de reflectie hier op (zowel praktisch als theoretisch) en de concrete uitvoering van het beeldend product als een onlosmakelijke eenheid gezien. Het ontwikkelen van het beeldend vermogen van de student is essentieel. De student ontwikkelt een eigen visie op het kunstenaarschap en is in staat om zijn positie als kunstenaar kritisch te evalueren. Als afgestudeerde beschikt hij over een brede startbekwaamheid die gebaseerd is op beeldende en reflectieve kwaliteiten. Richtinggevend zijn de ontwikkelingen in de overigens diverse hedendaagse beroepspraktijk van beeldend kunstenaars. In het curriculum wordt rekening gehouden met de veranderingen die gaande zijn op dit vlak, zonder al te zeer ‘trendvolger’ te willen zijn. Zo spelen ondermeer interdisciplinariteit, artistic research en tijdelijke interventies in de openbare ruimte, evenals de toepassing van nieuwe media een steeds belangrijkere rol. De opleiding Autonome Beeldende Kunst en de afdelingen Sieraad en Product/Mode en Textiel vormen samen de Maastricht Academy of Fine Arts and Design. 1.2 Inhoud en studielast majorblokken In de opleiding is sprake van een driedelig curriculum: a) de propedeuse, b) de hoofdfase en c) de afstudeerfase. Elke fase kent ‐ in opbouwende zin ‐ specifieke eindtermen en competenties. Het curriculum AUT wordt aangeboden in projectvorm. Elk collegejaar omvat 4 blokken van 15 EC elk, waarin per studiejaar in totaal 60 EC’s kunnen worden behaald. De totale studielast van de bacheloropleiding bedraagt dus 240 EC’s. Jaar 1 – Het ontwikkelen van affiniteit, sensibiliteit en mentaliteit In het curriculum van het eerste semester van de propedeuse zijn een aantal zgn. autonome vakken ondergebracht die de student inzicht verschaffen in datgene wat er in de hoofdfase autonoom van ze verwacht. Dit gebeurt op het gebied van affiniteit (voor technieken, methodes, theorieën, enz.), sensibiliteit (voor materie, tijd, ruimte, kleur, enz.), mentaliteit (bv handelen, denken, onderzoeken) en attitudes (bv beroepsperspectief en zelfstandigheid). De studenten maken gedurende dit jaar kennis met de keramiekwerkplaats (plastisch) en de hout‐ en metaalwerkplaats (ruimtelijk). In het tweede semester van het propedeusejaar biedt AUT met een aantal andere afdelingen een programma aan waarin ze steeds duidelijker te maken krijgen met ‘authentieke
pagina 30 van 57
taakomgevingen’. Zo hebben ze een eigen werkplek, moeten zelfstandig onderzoek doen, en leren ook dat samenwerking een surplus kan zijn tijdens het studeren. De student werkt aan een eigen project (binnen een bepaalde thematiek) en presenteert dit aan een team dat gedeeltelijk bestaat uit representanten van de hoofdfase AUT. Om toegelaten te kunnen worden tot de hoofdfase AUT moet de student tenminste één programmaonderdeel dat door AUT is (mede)georganiseerd hebben gevolgd en de praktijk tenminste hebben afgesloten met een zeven (7). Jaar 2 – De ontwikkeling van de beeldende praktijk tot een artistieke praktijk Tijdens het 2e jaar (het 1e vakjaar AUT) maakt de student zich verschillende media, technieken en materialen eigen. Doel hierbij is niet alleen het verder aanleren (verdiepen) van een aantal technische vaardigheden (beheersing), het verkrijgen van een zekere vakkundigheid, maar bovenal: het ontwikkelen van een eigen handschrift. Uiteindelijk leert de student dit handschrift te verbinden aan een eigen ideeënwereld en een persoonlijke kijk op de wereld, waardoor maken en denken elkaar voortduren aanvullen en versterken. In dit studiejaar kan een inzicht in een uitgesproken artistiek concept ontstaan. In theoretisch opzicht wordt een begin gemaakt met het verder uitbouwen van het gevoel voor een kunsthistorische context enerzijds, en de sensibilisering voor ‘het actuele’ anderzijds. Aan het einde van het studiejaar volgt een eerste inleiding op de kunstfilosofie. In jaar 2 wordt gewerkt met een vakkenrooster dat verplicht gevolgd moet worden. De uiteindelijke inhoud van deze vakken is gebaseerd op de verschillende werk‐ en denkwijzen zoals die aansluiten bij de veelheid aan verschillende mentaliteiten binnen de hedendaagse kunst. Tijdgebonden media (“tijd en ruimte”) Schilderen (“de imaginaire ruimte”) Fotografie (“de imaginaire ruimte”) Ruimtelijk/plastisch (o.a. beeldende kunst in de openbare ruimte, de “concrete ruimte”) Persoonlijk project artistieke praktijk Kunsttheorie historisch Kunsttheorie actueel Er wordt getoetst in de vorm van individuele werkevaluaties (1:1), teambeoordelingen, mondelinge tentamens en schriftelijke werkstukken (verslagen, essays). Jaar 3 – Het spanningsveld tussen autonomie en context De student ontwikkelt een artistieke persoonlijkheid, leert zijn eigen denken en handelen te begrijpen en de relatie hiertussen (‘de eenheid van denken en doen’) en krijgt inzicht in zijn/haar werkwijze. Aan het begin van het jaar presenteert de student zijn werkplan aan het docententeam (zowel mondeling als schriftelijk). In jaar 3 (het 2e vakjaar AUT) is geen sprake meer van vakken (behalve ‘artistic research’). Er is nu sprake van condities en situaties die de student uitdagen om te reageren en zijn dan aanwezige opvatting over het kunstenaarschap te toetsen aan verschillende (kunst)praktijken, (beroeps)omgevingen en opvattingen over ‘het publieke’. In dit kader werkt de student in zijn werkplek, neemt de student deel aan externe projecten, werkt in de projectruimte, werkt aan presentaties, volgt een traject i.v.m. het cultureel ondernemerschap, doet aan onderzoek (theorie – praktijk, artistic research) en werkt samen (met bv. alumni, deelnemers van de Jan van Eyckacademie en/of studenten van de Universiteit Maastricht). De student is verplicht om volgens een weekrooster met de verschillende docenten werkgesprekken te voeren. Daarnaast geven de docenten in het tweede semester een aantal workshops over specifieke thema’s/vragen zoals deze voorkomen uit hun eigen beroepspraktijk.
pagina 31 van 57
Het theoretisch programma (hier is nog wel sprake van vakken/colleges kunsttheorie ‘historische context’ en ‘actualiteit’) wordt hier aangevuld met gastcolleges over kunst & filosofie. Er wordt getoetst in de vorm van individuele werkevaluaties (1:1), teambeoordelingen (showcases), mondelinge tentamens en schriftelijke werkstukken (verslagen, essays). Jaar 4 – Positionering en professionalisering / Het eindexamen De 4e jaar student onderzoekt zijn/haar kunstenaarschap (gesteld binnen een veelheid aan verschillende mentaliteiten, zoals o.a. tot uiting komt door verschillende workshops van docenten) en verdiept zich in vraagstellingen rond een professionele beroepsuitoefening en de maatschappelijke positionering van dit kunstenaarschap. Aan het begin van het studiejaar presenteert de student een plan van aanpak voor zijn eindexamens, zowel inhoudelijk / thematisch, als organisatorisch (technisch, locatie, haalbaarheid, enz.). In jaar 4 (het 3e vakjaar AUT) is net als in jaar 3 geen sprake van vakken. De student beschikt over een eigen atelier en er is verder sprake van condities, situaties en presentaties die de student uitdagen om te reageren en zijn opvatting over het kunstenaarschap te professionaliseren en te positioneren. In dit kader, werkt de student in zijn atelier, neemt de student deel aan externe projecten, werkt hij in de projectruimte, doet hij aan onderzoek (theorie – praktijk, artistic research) en werkt hij samen (met bv. alumni, deelnemers van de Jan van Eyckacademie en/of studenten van de Universiteit Maastricht). De student is verplicht om volgens een weekrooster met de verschillende docenten ateliergesprekken te voeren. Het theoretisch programma is gericht op de totstandkoming van een publicatie rondom een drietal benadering die allemaal gericht zich op de problematiek rondom de relatie tussen theorie en praktijk. 1. De student plaats het eigen werk in een brede kunsthistorische/‐theoretische context; 2. De student doet onderzoek in het eigen werk naar het eigen werk (artistic research); 3. De student geeft antwoord op de vraag: “Begrijp ik mijn eigen werk” en kan dit antwoord vertalen in een inzicht voor derden (samenwerkingsproject met studenten Universiteit Maastricht). Er wordt getoetst in de vorm van individuele werkevaluaties (1:1), teambeoordelingen (showcases), mondelinge tentamens en schriftelijke werkstukken (verslagen, essays). Aan het begin van het tweede semester is er een go, no go m.b.t. het eindexamen. Tijdens de eindexamenbeoordeling is een rijksgecommitteerde aanwezig.
pagina 32 van 57
1.3 Belangrijke voorzieningen Ateliers In het 2e jaar is sprake van een gezamenlijk atelier (de student is in dat jaar relatief veel in de werkplaatsen). In het 3e jaar is nog wel sprake van een gezamenlijke ruimte, maar is meer gelegenheid om de student een eigen werkplek in te laten richten. In het 4e jaar beschikt de student over een eigen atelier. Werkplaatsen De studenten maken gebruik van alle werkplaatsen op de ABKM. In de propedeusefase krijgen de studenten technische instructie i.v.m. de hout‐ en metaalwerkplaats. De student is verplicht dit practicum bij te wonen. In jaar 2 hebben ze twee introductieweken i.v.m. de grafiekwerkplaats. Projectruimte (extern) De 3e en 4e jaar studenten hebben een keer per jaar de gelegenheid om geheel zelfstandig en op basis van 24/7 een project uit te voeren in een externe projectruimte in de binnenstad en ronden dit af met een presentatie. Buitenruimte (binnenplaats) De binnenplaats geeft ruimte aan ontmoetingen en debat. Netwerk externe instellingen Studenten worden uitgedaagd door condities en situaties die tot stand worden gebracht i.s.m. externe instellingen, zoals HedaH/B32 (Maastricht), Bonnefantenmuseum/ECI (Maastricht/Roermond), Jan van Eyckacademie (Maastricht), Intro | In Situ (Maastricht) en Kunstcentrum Signe (Heerlen). 1.4 Voertaal Buitenlandse studenten dienen de Nederlandse taal voldoende te beheersen om zich verbaal en schriftelijk uit te kunnen drukken (competentiegroep 5, COMMUNICATIEF VERMOGEN: De student kan het eigen werk op professionele wijze documenteren, presenteren en mondeling dan wel schriftelijk toelichten (inhoudelijk, werkwijze, beeldend proces etc.); De student kan met opdrachtgevers en andere belanghebbenden over de beroepsspecifieke onderwerpen inhoudelijke, financiële en overige aspecten van een opdracht communiceren; De student kan contacten leggen die relevant zijn voor de inrichting en uitbouw van een zakelijk netwerk en dit netwerk onderhouden). De student dient de Nederlandse taal binnen één studiejaar ten minste te beheersen op het niveau van NT‐2. De taalvaardigheid zal bij twijfel door een onafhankelijk deskundige worden getoetst. Beschikt de student binnen de gestelde termijn niet over de gewenste taalvaardigheid dan krijgt hij/zij het dwingend studieadvies de studie te staken. 1.5 Competenties en beoordelingscriteria Wij hebben via enkele toevoegingen in rood onder de zeven in 2002 landelijk vastgestelde competenties aangegeven waar wij ons profiel positioneren. 1. Beeldend vermogen De student maakt authentiek beeldend werk dat voortkomt uit het volgen van een eigen artistieke visie en bijdraagt aan de vervulling van een persoonlijke ambitie als kunstenaar 1. Maakt beelden waardoor een persoonlijke visie of thematiek op een voor hem of haar specifieke manier wordt verbeeld en overdrachtelijk gemaakt – hedendaagse autonomie.
pagina 33 van 57
2. Zet zijn of haar artistieke visie met behulp van daartoe geëigende media om in beeldend werk – Hij heeft oog voor en bekendheid met een veelheid aan mentaliteiten, waarbij hij gevoel heeft voor materialiteit. 3. Transformeert onderzoekend, experimenterend en beschouwend kennis, intuïties, indrukken en emoties tot beeldend werk – gaat verbindingen aan met andere kunstpraktijken en/of vormen van expertise en verricht onderzoek naar het artistieke potentieel van deze verbindingen. a. Kan op methodische wijze informatie in woord en beeld verzamelen, analyseren, beoordelen en gebruiken als bron voor het professioneel handelen (verwerken). b. Kent verschillende onderzoeksmethoden en is in staat deze adequaat toe te passen bij het oplossen van onderzoeksproblemen. 4. Demonstreert inzicht in de manier waarop beelden, vormen, materialen, verhoudingen en kleuren ervaringen veroorzaken en betekenissen overdragen‐ vakmanschap in combinatie met gevoeligheid voor het actuele in de beeldende kunst. 5. Hanteert een werkwijze waarin ervaringen met de gekozen materialen of media kunnen worden ingezet om tot een beter kunstwerk te komen. 6. Demonstreert inzicht in de effecten van gehanteerde technieken. 2. Vermogen tot kritische reflectie De student kan het eigen werk en dat van anderen beschouwen, analyseren, duiden en beoordelen ‐ verbindt theorievorming en (artistiek) onderzoek aan de praktijk. 1. Reflecteert op de grenzen en mogelijkheden van het vak en op de eigen visie, positie, specialismen en technische capaciteiten. 2. Selecteert kennis en informatie op relevantie voor zijn of haar artistieke werk. 3. Beoordeelt het eigen werk op artistieke waarde en effectiviteit. 4. Beoordeelt de eigen werkwijze en overziet implicaties van keuzes en beslissingen en kan deze achteraf verantwoorden. 5. Verdiept zich in: a. Kunstgeschiedenis en kunst‐ en kunstenaarstheorieën (in relatie tot de culturele en maatschappelijke context). b. Uiteenlopende visies op en benaderingen van het beeldend kunstenaarschap (kunst‐ en kunstenaarstheorieën), zowel vanuit historisch als contemporain perspectief. c. Filosofische inzichten (met name uit de ethiek en esthetiek) die voor een beeldend kunstenaar van belang kunnen zijn. 3. Vermogen tot groei en vernieuwing De student kan zijn of haar kunstenaarschap steeds verder ontwikkelen en verdiepen 1. Toont ambitie om te excelleren. 2. Toont een kritisch onderzoekende houding en zet bevindingen in ten voordele van de verdere ontwikkeling van een oeuvre en de beroepspositie. 3. Heeft een begin gemaakt met het ontwikkelen van een persoonlijke artistieke visie en toont de wil deze visie verder te ontwikkelen – de betekenis van autonomie in de eigen tijd. 4. Gaat constructief om met kritiek van anderen. 5. Staat open voor nieuwe inzichten en vaardigheden, bijvoorbeeld wat betreft technieken, materialen, publieksbenadering en de beroepsmatige invulling. 4. Organiserend vermogen De student kan een inspirerende en functionele werksituatie voor zichzelf opzetten en in stand houden 1. Overziet de aspecten van het kunstenaarschap die nodig zijn om te komen tot een vruchtbare balans tussen artistieke en voorwaardenscheppende activiteiten.
pagina 34 van 57
2. Heeft een begin gemaakt met het ontwikkelen van een eigen werkproces. 3. Toont zich bewust van de noodzaak zakelijke voorzieningen te treffen om op de lange termijn beroepsmatig als beeldend kunstenaar werkzaam te kunnen zijn – is economisch inventief. 4. Documenteert en archiveert het gemaakte werk. 5. Gaat als cultureel ondernemer flexibel en innovatief om met nieuwe situaties is in staat innovatief te zijn in het bedenken van nieuwe projecten en het zoeken naar nieuwe markten. 6. Kan als cultureel ondernemer bij verandering van omstandigheden werkzaamheden zelfstandig plannen, uitvoeren, evalueren en bijstellen. 5. Communicatief vermogen De student kan zijn of haar artistieke visie presenteren en toelichten. 1. Presenteert het eigen werk op adequate wijze. 2. Toont in staat te zijn te onderhandelen over organisatorische, financiële en inhoudelijke aspecten van zijn of haar beroepspraktijk. 3. Demonstreert de ambitie om bekendheid aan het eigen werk te geven. 4. Zet mondelinge en schriftelijke vaardigheden in om het eigen werk toe te lichten. 5. Gaat contacten aan die relevant zijn voor een netwerk en weet dit netwerk te onderhouden. 6. Omgevingsgerichtheid De student is in staat om verbanden te leggen tussen het eigen werk en dat van anderen en tussen het eigen werk en het publiek. 1. Vergelijkt zijn intenties met de perceptie van het publiek 2. Legt verbanden tussen beeldende kunst en andere kunstdisciplines ‐ Hij gaat verbindingen met andere (kunst)praktijken en/of vormen van expertise (wetenschap). 3. Relateert het eigen werk aan dat van andere kunstenaars (uit heden en verleden)‐ Hij heeft oog voor en bekendheid met een veelheid aan mentaliteiten. 4. Maakt adequaat gebruik van uiteenlopende culturele en maatschappelijke inspiratiebronnen en kan die in het eigen werk aanwijzen en benoemen. 5. Toont een overzicht te hebben van de markt en de publiciteitsmedia – is economisch inventief. a. Houdt als cultureel ondernemer het doel dat hij wil bereiken vast voor ogen kan markten actief benaderen en initiatief nemen om opdrachten te verwerven en een ( betalend) publiek te vinden b. Houdt als cultureel ondernemer het doel dat hij wil bereiken vast voor ogen heeft een ondernemende attitude gekenmerkt door durf, creativiteit, intuïtie, en flexibiliteit c. Houdt als cultureel ondernemer het doel dat hij wil bereiken vast voor ogen gaat bij acquisitie actief en doelmatig te werk 6. Getuigt van opvattingen over de functie en plaats van beeldende kunst in de samenleving. 7. Geeft constructief kritiek. 7. Vermogen tot samenwerken De student is in staat om in voorkomende gevallen een zelfstandige artistieke bijdrage te leveren aan een gezamenlijk product of proces ‐ Hij verhoudt zich tot verschillende contexten van openbaarheid (bv. de openbare ruimte, de tentoonstellingsactiviteit). Hij zoekt interactie met die openbaarheid. 1. Toont dat hij of zij in staat is in afstemming met anderen eigen artistieke doelen te realiseren.
pagina 35 van 57
2. Toont dat hij of zij in staat is de eigen bekwaamheden in een samenwerkingsverband in te zetten, als de gekozen beroepspositie dat vereist. 3. Toont dat hij of zij begrip, respect en waardering op kan brengen voor de verschillende verantwoordelijkheden en belangen van de anderen in een samenwerkingsverband. 1.6 Dublin‐descriptoren, competentie en niveaubeelden 2 3 4 5 6 7 Nummers kerncompetenties 1 Theoretische basis x Toepassen kennis, onderzoeken x x x Oordeelsvermogen, professioneel x x x vakmanschap Communicatievermogen x Leervermogen x x x Ethiek en Maatschappelijke Omgeving x x 1= niveau P1 Enkelvoudige beheersing van de competentie op eenvoudig uitvoerend niveau. Handelt volgens regels, in opdracht van anderen. Krijgt beeldende problemen voorgeschoteld, lost beeldende problemen op volgens opdrachten en leunt sterk op aanwijzingen. Draagt weinig tot geen verantwoordelijkheid voor het eigen beeld. Leert van uitvoering, stelt vragen. Concreet gedrag: kan instructies reproduceren en uitvoeren, kan kennis reproduceren, voert opdrachten en aanwijzingen op eigen wijze uit, luistert. In het beeld komt voorzichtig een artistieke drijfveer tot uitdrukking. Heeft enige smaak, onbeargumenteerde directe voorkeuren, kan deze voorkeuren enigszins binnen een breder spectrum van opvattingen plaatsen, wil de voorkeur imiteren (bewonderde voorbeelden), is zich weinig bewust van eigen beperkingen daarbinnen. 2= Enkelvoudige beheersing van de competentie op complex uitvoerend P2 niveau niveau. Maakt beelden volgens eigen keuze uit verschillende bekende en aangereikte mogelijkheden. Begint op eigen initiatief te handelen. Is zelf de opdrachtgever voor afgeperkte taken aan zichzelf (maakt meerdere beelden n.a.v. een aangereikt beeldend probleem). Leert, voert overleg over te realiseren kennis. Begint, artistiek gezien een eigen originaliteit te laten zien. Concreet gedrag: kan een keuze voor een beeld en aanpak beargumenteren, pakt een beeldend probleem aan zonder gedetailleerde instructie, kan iets met cultureel‐historische kennis (interpreteren). Begint te onderzoeken. Begint zich in het eigen werk te verhouden tot zichtbare voorbeelden. 3= jaar 2 + 3 Meervoudige beheersing van competenties op complex uitvoerend niveau. Stelt zelf voorzichtig een beeldend probleem en een aanpak ervan. Het werk is daar uitdrukking van. Handelt op grond van drijfveren, artistieke visie en begrijpt een beeldend probleem als een ontwikkelingsproces en uitdrukkingsproces. Opereert op eigen initiatief. Kiest eigen methoden van aanpak, past theorie naar eigen inzicht toe. Laat een eigen identiteit zien in het beeldend werk. Concreet gedrag: analyseert, handelt op basis van analyses, kan meerdere aanpakken overwegen, anticipeert, werkt samen. Is zelf de opdrachtgever voor beelden, herformuleert vragen van opdrachtgevers tot vormgevingsvraagstukken.
pagina 36 van 57
4 = jaar 4
Creëert permanent werk a.d.h.v. zelf gedefinieerde (geïnterpreteerde) artistieke vragen en problemen. Verricht zelf onderzoek naar methoden, technieken en materialen t.b.v. adequate uitdrukking, verwerft kennis. Draagt brede verantwoordelijkheid bij de creatie van beelden (coördineert uitvoering, instrueert en begeleidt uitvoerders). Heeft taakvisie. Kan projectleiderschap op zich nemen.
pagina 37 van 57
1. Onderwijs Tabel 1
Jaar: 1
Onderwijseenheid (in postpropedeutische fase hier ook de omvang in profileringsruimte aangeven)
Aantal EC
Blok 1 Realiteit & Interpretatie (i.c.m. blok 2)
3
Ruimte & Tijd (i.c.m. blok 2)
3
Onderzoek (i.c.m. blok 2)
3
Projectweken (i.c.m. blok 2)
3
Meesterstuk
3
Blok 2 Realiteit & Interpretatie
Totaal 15 3
Ruimte & Tijd
3
Onderzoek
3
Projectweken
3
Meesterstuk
3
Blok 3 Multidisciplinair project ‐ Project
Totaal 15 9
Multidisciplinair project ‐ Onderzoek
3
Multidisciplinair project – Theorie
3
Totaal 15
Te verwerven competenties
Werkvorm(en)
Afw. taal?
Toegangseis
Aanw. plicht
Contact‐ uren
Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken
Werkcollege
nee
ja
63
Werkcollege
nee
ja
63
Werkcollege
nee
ja
54
Workshop
nee
ja
20
Werkgesprekken en presentatie Werkcollege
nee
ja
0
nee
ja
63
Werkcollege
nee
ja
63
Werkcollege
nee
ja
54
Workshop
nee
ja
20
Werkgesprekken en presentatie Werkcollege
nee
ja
0
nee
Ja
Werkcollege
Nee
Ja
Theorie(werk)college
nee
Ja
pagina 38 van 57
200
Blok 4 Multidisciplinair project ‐ Project
Multidisciplinair project – Theorie
Studieloopbaanbegeleiding
12
Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken
3
Totaal 15 Totaal/jaar 60
pagina 39 van 57
Werkcollege
nee
Theorie(werk)college
Nee
In blok 3 moet een ja verwant programma zijn gevolgd. In blok 3 moet een Ja verwant programma zijn gevolgd. Totaal contacturen
200
4 804
Jaar: 2
Onderwijseenheid (in postpropedeutische fase hier ook de omvang in profileringsruimte aangeven)
Aantal EC
Blok 1 Praktijk 5
9
Theorie 5
6
Blok 2 Praktijk 6
Totaal 15 9
Theorie 6
Blok 3 Praktijk 7
Totaal 15 9
Theorie 7
Blok 4 Praktijk 8
Totaal 15 9
Theorie 8 Studieloopbaanbegeleiding
Totaal Totaal/jaar
6
6
6 15 60
Te verwerven competenties
Werkvorm(en)
Afw. taal?
Toegangseis
Aanw. plicht
Contact‐ uren
Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / vermogen tot samenwerken Vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en ontwikkeling / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / vermogen tot samenwerken Vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en ontwikkeling / omgevingsgerichtheid / omgevingsgerichthteid / vermogen tot samenwerken Vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en ontwikkeling / omgevingsgerichtheid / omgevingsgerichthteid / vermogen tot samenwerken Vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en ontwikkeling / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en ontwikkeling / omgevingsgerichtheid / omgevingsgerichthteid / vermogen tot samenwerken Vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing
Praktische oefeningen
nee
ja
153
Hoor‐ en werkcollege
nee
ja
36
Praktische oefeningen
nee
ja
153
Hoor‐ en werkcollege
nee
ja
36
Praktische oefeningen
nee
ja
153
Hoor‐ en werkcollege
nee
ja
36
Praktische oefeningen
nee
ja
153
Hoor‐ en werkcollege
nee
ja
36 4 760
pagina 40 van 57
Totaal contacturen
Jaar: 3
Onderwijseenheid (in postpropedeutische fase hier ook de omvang in profileringsruimte aangeven)
Aantal EC
Blok 1 Praktijk 9
9
Theorie 9
3
Onderzoek 9
3
Blok 2 Praktijk 10
Totaal 15 9
Theorie 10
3
Onderzoek 10
3
Blok 3 Praktijk 11
Totaal 15 9
Theorie 11
3
Onderzoek 11
3
Blok 4 Praktijk 12
Totaal 15 9
Theorie 12
3
Onderzoek 12
3
Studieloopbaanbegeleiding
Totaal 15 Totaal/jaar 60
Aanw. plicht
Contact‐ uren
Werkgesprekken en presentaties
nee
ja
126
Hoor‐ en werkcolleges
nee
ja
36
Werkcolleges en presentaties
nee
ja
18
Werkgesprekken en presentaties
nee
ja
126
Hoor‐ en werkcolleges
nee
ja
36
Werkcolleges en presentaties Werkgesprekken en presentaties
nee
ja
18
nee
ja
108
Hoor‐ en werkcolleges
nee
ja
36
Werkcolleges en presentaties Werkgesprekken en presentaties
nee
ja
18
nee
ja
108
Hoor‐ en werkcolleges
nee
ja
36
Werkcolleges en presentaties
nee
ja
18
4 688
Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken
Toegangseis
Werkvorm(en)
Afw. taal?
Te verwerven competenties
pagina 41 van 57
Totaal contacturen
Jaar: 4
Onderwijseenheid (in postpropedeutische fase hier ook de omvang in profileringsruimte aangeven)
Aantal EC
Blok 1 Praktijk 13
9
Theorie 13
3
Onderzoek 13
3
Blok 2 Praktijk 14
Totaal 15 9
Theorie 14
3
Onderzoek 14
3
Blok 3 Praktijk 15
Totaal 15 9
Theorie 15
3
Onderzoek 15
3
Blok 4 Praktijk 16
Totaal 15 9
Theorie 16
3
Onderzoek 16
3
Studieloopbaanbegeleiding
Te verwerven competenties
Werkvorm(en)
Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot samenwerken Vermogen tot kritische reflectie / omgevingsgerichtheid
Atelierbezoeken en presentaties
Hoor‐ en werkcolleges en publicatie Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing Werkcolleges en / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen presentaties tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing Atelierbezoeken en / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen presentaties tot samenwerken Vermogen tot kritische reflectie / omgevingsgerichtheid Hoor‐ en werkcolleges en publicatie Vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing / organiserend Werkcolleges en vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen tot presentaties samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing Atelierbezoeken en / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen presentaties tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing Hoor‐ en werkcolleges en / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen publicatie tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing Werkcolleges en / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen presentaties tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing Atelierbezoeken en / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen presentaties tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing Hoor‐ en werkcolleges en / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen publicatie tot samenwerken Creërend vermogen / vermogen tot kritische reflectie / vermogen tot groei en vernieuwing Werkcolleges en / organiserend vermogen / communicatief vermogen / omgevingsgerichtheid / vermogen presentaties tot samenwerken
Totaal 15 Totaal/jaar 60
pagina 42 van 57
Afw. taal?
Toegangseis
Aanw. plicht
Contact‐ uren
nee
ja
108
nee
ja
36
nee
ja
18
nee
ja
108
nee
ja
36
nee
ja
18
nee
ja
108
ja
36
ja
18
nee
De student moet alle EC hebben behaald van de voorgaande periodes. De student moet alle EC hebben behaald van de voorgaande periodes. De student moet alle EC hebben behaald van de voorgaande periodes.
ja
172
nee
ja
36
nee
ja
18
4 716
nee
nee
Totaal contacturen
Toelichtingen behorend bij tabel 1 Tabel afwijkende taal, behorend bij tabel 1 Onderwijseenheid
Taal
Reden
Allen
Engels of Duits
Daar waar een buitenlandse gastdocent wordt uitgenodigd, wordt zoveel mogelijk de Engelse taal gehanteerd. In het geval van instructies en in het geval van individuele dan wel ateliergesprekken kan op verzoek van de student zowel Nederlands als Engels en Duits worden gesproken.
Tabel aanwezigheidsplicht, behorend bij tabel 1 Onderwijseenheid
Regel voor aanwezigheid
Allen
Aanwezigheidsplicht, conform artikel 6.4 lid 1. Praktijk: De student kan alleen worden beoordeeld doordat de docent (examinator) een volledig beeld heeft van de procesgang van de student. Daarom is het noodzakelijk dat de student voortdurend zijn handelen binnen dat proces koppelt aan zijn aanwezigheid op de academie en aan de aanwezigheid van de docent. Beoordeling wordt beschouwd als een aaneenschakeling van momenten (continuüm) en niet van een geïsoleerd moment aan het einde van een periode. Theorie: In het geval van de theorie is er enerzijds sprake van kennisoverdracht door middel van hoor‐ en werkcolleges. Deze werkvorm wordt weliswaar ondersteund door een lijst van verplichte literatuur, maar de inhoud van de colleges ontstaat grotendeels tijdens het college zelf. Dat maakt de aanwezigheid van de student noodzakelijk. Anderzijds kan er sprake zijn van werkcolleges en presentaties die discussie tussen de verschillende studenten voorop stelt. Wanneer deze discussie niet gevoerd kan worden, wordt er ook niet geleerd en kan er dus geen beoordeling plaatsvinden. Onderzoek: onderzoek vindt plaats in het kader van samenwerking met deelnemers van de Jan van Eyckacademie en de Universiteit Maastricht. Vanwege het interdisciplinaire karakter van het onderzoek is de aanwezigheid van de studenten strikt noodzakelijk.
pagina 43 van 57
2 Tentaminering Tabel 2
Jaar: 1 Onderwijseenheid
Blok 1 Realiteit & Interpretatie (i.c.m. blok 2) Ruimte & Tijd (i.c.m. blok 2) Onderzoek (i.c.m. blok 2) Projectweken (i.c.m. blok 2) Projectweken (i.c.m. blok 2) Meesterstuk Blok 2 Realiteit & Interpretatie Ruimte & Tijd Onderzoek Projectweken Meesterstuk
(indien van toepassing) Deeltentamens met vorm deeltentamen
Wegingsfactor
Week deeltentamens
Herkansing deeltentamens
Tentamenvorm
Geldigheidsduur
Praktijktoets
Projectweek 1 Projectweek 2
5‐2015 5‐2015
Praktijktoets Werkstuk Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets
Projectweek Projectweek
1
Projectweek
16‐2015
1 1
16‐2015 16‐2015
26‐2015 26‐2015
Praktijktoets Praktijktoets Werkstuk Praktijktoets Praktijktoets
Keuze: Fine Arts/Design Keuze: Fine Arts/Architectonische Vormgeving Keuze: Fine Arts/Architectonische Vormgeving
1 1 1
16‐2015 16‐2015 16‐2015
Keuze: Fine Arts/Architectonische Vormgeving
1
1 1
Projectweek 3
Blok 3 Multidisciplinair project ‐ Project Multidsiciplinair project – Onderzoek Mutlidisciplinair project – Theorie Multidisciplinair project – Project Multidisciplinair project – Onderzoek Multidisciplinair project ‐ Theorie
Keuze: Fine Arts/Design Keuze: Fine Arts/Design
Blok 4 Multidisciplinair project – Project Design/Fine Arts Multidisciplinair project – Theorie Design/Fine Arts
1 1
pagina 44 van 57
Week tentamen
Week herkansing
45‐2014
5‐2015
45‐2014 45‐2014 45‐2014
5‐2015 5‐2015 5‐2015
5‐2015 5‐2015 5‐2015 5‐2015
Praktijktoets en werkstuk, presentatie Praktijktoets en werkstuk, presentatie
60 maanden 60 maanden
16‐2015 16‐2015 16‐2015 16‐2015
26‐2015 26‐2015 26‐2015
Praktijktoets en werkstuk, presentatie Praktijktoets en werkstuk, presentatie Praktijktoets en werkstuk, presentatie
16‐2015
26‐2015
26‐2015 26‐2015
35‐2015 35‐2015
60 maanden 60 maanden 60 maanden
Praktijktoets en werkstuk, presentatie
60 maanden
Praktijktoets en werkstuk, presentatie Praktijktoets en werkstuk, presentatie
60 maanden 60 maanden
Jaar: 2 Onderwijseenheid
(indien van toepassing) Deeltentamens met vorm deeltentamen
Wegingsfactor
Week deeltentamens
Herkansing deeltentamens
Tentamenvorm
Geldigheidsduur
Blok 1 Praktijk 5 Praktijk 5 Praktijk 5 Praktijk 5 Praktijk 5 Theorie 5 Theorie 5
Ruimtelijk/plastisch vormgeven Schilderen/grafiek Video Fotografie Project Beeldende Praktijk PBP Kunsttheorie (actualiteit) KuB1 Kunsttheorie (historisch)
1 1 1 1 1 1 1
46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014
6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015
Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets, reflective journal Essay, kennistoets Essay
Blok 2 Praktijk 6 Praktijk 6 Praktijk 6 Praktijk 6 Praktijk 6 Theorie 6 Theorie 6
Ruimtelijk/plastisch vormgeven Schilderen/grafiek Video Fotografie Project Beeldende Praktijk PBP Kunsttheorie (actualiteit) KuB1 Kunsttheorie (historisch)
1 1 1 1 1 1 1
06‐2015 06‐2015 06‐2015 06‐2015 06‐2015 06‐2015 06‐2015
17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015
Blok 3 Praktijk 7 Praktijk 7 Praktijk 7 Praktijk 7 Praktijk 7 Theorie 7 Theorie 7
Ruimtelijk/plastisch vormgeven Schilderen/grafiek Video Fotografie Project Beeldende Praktijk PBP Kunsttheorie (actualiteit) KuB1 Kunsttheorie (historisch)
1 1 1 1 1 1 1
17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015
Blok 4 Praktijk 8 Praktijk 8 Praktijk 8 Praktijk 8 Praktijk 8 Theorie 8 Theorie 8
Ruimtelijk/plastisch vormgeven Schilderen/grafiek Video Fotografie Project Beeldende Praktijk PBP Kunsttheorie (actualiteit) KuB1 Kunsttheorie (historisch)
1 1 1 1 1 1 1
26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015
pagina 45 van 57
Week tentamen
Week herkansing
60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden
Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets, reflective journal Essay, kennistoets Essay
26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015 35‐2015 35‐2015 35‐2015 35‐2015 35‐2015 35‐2015 35‐2015
60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden
Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets, reflective journal Essay, kennistoets Essay
60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden
Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets, reflective journal Essay, kennistoets Essay
60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden
Jaar: 3 Onderwijseenheid
(indien van toepassing) Deeltentamens met vorm deeltentamen
Wegingsfactor
Week deeltentamens
Herkansing deeltentamens
Tentamenvorm
Geldigheidsduur
Blok 1 Praktijk 9 Praktijk 9 Praktijk 9 Praktijk 9 Praktijk 9 Theorie 9 Theorie 9 Onderzoek 9
Werkgesprek 1 Werkgesprek 2 Werkgesprek 3 Werkgesprek 4 Werkgesprek 5 Kunsttheorie (actualiteit) Kunsttheorie (historisch) Artistic Research
1 1 1 1 1 1 1 1
46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014
6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015
Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Essay Essay Essay
Blok 2 Praktijk 10 Praktijk 10 Praktijk 10 Praktijk 10 Praktijk 10 Theorie 10 Theorie 10 Onderzoek 10
Werkgesprek 1 Werkgesprek 2 Werkgesprek 3 Werkgesprek 4 Werkgesprek 5 Kunsttheorie (actualiteit) Kunsttheorie (historisch) Artistic Research
1 1 1 1 1 1 1 1
46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014
6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015
Blok 3 Praktijk 11 Praktijk 11 Praktijk 11 Praktijk 11 Theorie 11 Theorie 11 Onderzoek 11
Werkgesprek 1 Werkgesprek 2 Werkgesprek 3 Werkgesprek 4 Kunsttheorie (actualiteit) Kunsttheorie (historisch) Artistic Research
1 1 1 1 1 1 1
17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015
26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015
Blok 4 Praktijk 12 Praktijk 12 Praktijk 12 Praktijk 12 Theorie 12 Theorie 12 Onderzoek 12
Werkgesprek 1 Werkgesprek 2 Werkgesprek 3 Werkgesprek 4 Kunsttheorie (actualiteit) Kunsttheorie (historisch) Artistic Research
1 1 1 1 1 1 1
26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015
35‐2015 35‐2015 35‐2015 35‐2015 35‐2015 35‐2015
pagina 46 van 57
Week tentamen
Week herkansing
60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden
Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Essay Essay, mondelinge kennistoets Essay, portfolio
46‐2014
6‐2015
60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden
Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Essay Essay, mondelinge kennistoets Essay, portfolio Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Essay, mondelinge kennistoets Essay, mondelinge kennistoets Essay, portfolio
46‐2014
6‐2015
60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden
17‐2015
26‐2015
60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden
26‐2015
35‐2015
Jaar: 4 Onderwijseenheid
(indien van toepassing) Deeltentamens met vorm deeltentamen
Wegingsfactor
Week deeltentamens
Herkansing deeltentamens
Tentamenvorm
Geldigheidsduur
Blok 1 Praktijk 13 Praktijk 13 Praktijk 13 Praktijk 13 Theorie 13 Theorie 13 Onderzoek 13
Atelierbezoek 1 Atelierbezoek 2 Atelierbezoek 3 Atelierbezoek 4 Kunsttheorie (historisch) Kunsttheorie (actualiteit) Artistic research
1 1 1 1 1 1 1
46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014 46‐2014
6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015 6‐2015
Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Essay Essay, mondelinge kennistoets Essay, portfolio
Blok 2 Praktijk 14 Praktijk 14 Praktijk 14 Praktijk 14 Theorie 14 Theorie 14 Onderzoek 14
Atelierbezoek 1 Atelierbezoek 2 Atelierbezoek 3 Atelierbezoek 4 Kunsttheorie (historisch) Kunsttheorie (actualiteit) Artistic research
1 1 1 1 1 1 1
06‐2015 06‐2015 06‐2015 06‐2015 06‐2015 06‐2015
17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015
Blok 3 Praktijk 15 Praktijk 15 Praktijk 15 Praktijk 15 Theorie 15 Onderzoek 15
Atelierbezoek 1 Atelierbezoek 2 Atelierbezoek 3 Atelierbezoek 4 Kunsttheorie (voorbereiding publicatie) Artistic research
1 1 1 1 1 1
17‐2015 17‐2015 17‐2015 17‐2015
26‐2015 26‐2015 26‐2015 26‐2015
Blok 4 Praktijk 16 Praktijk 16 Praktijk 16 Praktijk 16 Praktijk 16 Theorie 16 Onderzoek 16
Atelierbezoek 1 Atelierbezoek 2 Atelierbezoek 3 Atelierbezoek 4 Eindexamenpresentatie Publicatie kunsttheorie Artistic research, afronding
1 1 1 1 1 1 1
27‐2015 27‐2015 27‐2015 27‐2015 27‐2015
35‐2015 35‐2015 35‐2015 35‐2015 35‐2015
pagina 47 van 57
Week tentamen
Week herkansing
60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden
Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Essay, presentatie Essay, presentatie Portfolio, presentatie
46‐2014
6‐2015
60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden
06‐2015
17‐2015
Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Presentatie Presentatie
60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden
17‐2015 17‐2015
26‐2015 26‐2015
Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Praktijktoets Presentatie Presentatie Portfolio, presentatie
60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden 60 maanden
27‐2015 27‐2015
35‐2015 35‐2015
Hoofdstuk 2: De tentamenregeling De regels die gelden met betrekking tot de goede gang van zaken voorafgaand, tijdens en na een tentamen zijn: 1. Je dient je aan de hieronder vermelde regels, aan de aanwijzingen van de surveillant én aan alle op het voorblad van het tentamen vermelde instructies te houden. 2. Wees op tijd en dus minstens vijf minuten vóór aanvang bij het lokaal. Na de aanvangstijd van het tentamen worden geen studenten meer toegelaten. 3. Controleer bij het betreden van het lokaal of jouw naam vermeld staat op de presentielijst. Staat jouw naam niet op de lijst dan is deelname aan het tentamen uitgesloten. 4. Een woordenboek is in de regel voor de buitenlandse studenten toegestaan. 5. Je collegekaart dient bij aanvang van de toets zichtbaar voor de surveillant op je tafel te worden gelegd. 6. De surveillant controleert tijdens de toets de aanwezigheid van de studenten en de collegekaarten. 7. Indien je geen collegekaart kunt overleggen, is legitimeren d.m.v. een paspoort, een ID‐kaart of een rijbewijs mogelijk. 8. Jassen, tassen, helmen e.d. dienen zo veel als mogelijk buiten het bereik van de studenten te worden achtergelaten. Naast schrijfgerei en tentamenbescheiden zoals tentamenoriginelen, tentamenpapier en kladpapier (maximaal 3 vellen) mogen enkel de door de examinator toegestane hulpmiddelen aanwezig zijn. Mobiele telefoons en zakcomputers zijn niet toegestaan. Mobiele telefoons dienen uit te staan. 9. Voor het uitwerken dien je gebruik te maken van tentamenpapier van Hogeschool Zuyd óf van de tentamenoriginelen indien de examinator hierom verzoekt. 10. Het dragen van petjes, evenals drinken, eten, e.d. is in principe verboden. 11. Je mag het lokaal niet eerder dan een half uur na aanvang van het tentamen verlaten. 12. Je mag het lokaal niet tussentijds verlaten. Toiletbezoek mag uitsluitend met toestemming van de surveillant. De surveillant kan om organisatorische redenen weigeren op het (eerste) verzoek in te gaan. 13. De student die het lokaal zonder toestemming verlaat, loopt het risico dat de examencommissie later het tentamen ongeldig verklaart. Zie ook artikel 8.2 m.b.t. fraude.
2.1 Inschrijvingsprocedure Correspondentie met studenten Ingeschreven studenten krijgen alleen een emailaccount ter beschikking van Zuyd Hogeschool. Alle onderdelen van de faculteit corresponderen met de studenten uitsluitend via dit emailaccount. Student is verplicht ervoor zorg te dragen dat het emailaccount bruikbaar blijft. Inschrijving verplicht Inschrijving voor tentamens (schriftelijk en/of opdrachttentamens) is voor alle studenten verplicht. Inschrijven geschiedt als volgt. Studenten van de propedeuse, 2e, 3e en 4e jaar worden in periode 1 (2013‐2014) voor de allereerste reguliere deelname aan cursus en tentamens van de onderwijseenheden van blok 1 van leerjaar 1/2/3 Bureau Onderwijs (BO) automatisch ingeschreven. Vanaf periode 2 dienen de studenten zelf zorg te dragen voor inschrijving voor tentamens en herkansingen, zowel de eerste gelegenheid, als de tweede kans. Het curriculum is bij de balie en bureau Onderwijs verkrijgbaar. De student kan alleen deelnemen aan een (her)tentamen als hij/zij zichzelf hiervoor heeft ingeschreven. BO informeert de studenten tijdig via email over de inschrijvingsperiode voor de herkansingen. Voor herkansingen, d.w.z. voor een 2e mogelijkheid, van een tentamen van een onderwijseenheid uit het vigerende programma aanbod, dient de student zich in te schrijven via Osiris‐Student. De
pagina 48 van 57
inschrijvingstermijn start 3 weken voor de toetsperiode van het blok en eindigt 2 weken van tevoren. BO informeert de studenten tijdig aan deze verplichting via email bij aanvang van het onderwijsblok. De tentamenperiodes van enig studiejaar worden via het jaarrooster gepubliceerd in september bij aanvang van het nieuwe studiejaar. De tentamenstof heeft altijd betrekking op de leerstof zoals die in het lopende studiejaar wordt aangeboden. Voor met name herkansers uit een voorgaand studiejaar kan dit betekenen dat de leerstof van een te herkansen onderwijseenheid gewijzigd kan zijn. De student kan hierover contact opnemen met de docent. Per studiejaar en per onderwijseenheid worden jaarlijks twee e/o vier tentamenmogelijkheden (jaarrooster) aangeboden. Ook voor niet–schriftelijke tentamens (zoals (onderzoek)opdrachten, projecten, prototypes, e.d.) geldt dat deze ‘verplicht’ zijn voor alle deelnemende studenten aan de betreffende onderwijseenheid in de betreffende periode van het onderwijsprogramma. Studenten die zich niet inschrijven of niet op tijd inschrijven, wordt deelname aan (her)tentamens geweigerd. Indien de student niet staat geregistreerd als zijnde ingeschreven voor het tentamen wordt het tentamen niet beoordeeld. Informatie over inschrijfperioden en de verdere organisatie van de (her)tentamenweken wordt tijdig gecommuniceerd per email via BO. De student die zich – om welke reden dan ook – niet heeft ingeschreven voor een ( her)tentamens kan zich enkel na betaling van extra kosten uiterlijk 2 werkdagen voorafgaand aan (her)tentamendatum en tijdstip en tijdens de reguliere openingstijden met een bewijs van betaling bij Financiële Administratie alsnog door Bureau Onderwijs laten inschrijven. De hoogte van deze extra kosten is vastgesteld op € 35, per blok dan wel individueel (her)tentamen, met een maximum van € 35,‐ per blokperiode Inschrijving via deze procedure buiten de openingstijden van Bureau Onderwijs is niet mogelijk. De inschrijving door Bureau Onderwijs vindt slechts plaats tegen het overleggen van een betalingsbewijs ontvangen bij Financiële Administratie Na inschrijving door Bureau Onderwijs ontvangt de student alsnog een bewijs (door middel van een stempel met paraaf Bureau Onderwijs) van inschrijving voor het (her)tentamen. Inschrijvingsperioden voor de tentamens Studenten dienen zichzelf in te schrijven voor reguliere tentamens van instituutsminoren en keuze‐ eenheden. Studenten die een (her‐)tentamen niet hebben behaald, dienen zichzelf in te schrijven de eerste volgende herkansingsgelegenheid. Niet deelnemen aan een herkansing betekent automatisch niet deelgenomen/niet behaald. Buitengewone omstandigheden en bewezen overmacht (e.e.a. ter beoordeling van de Examencommissie) beperken de herkansingsrechten niet. Inschrijving tentamens minors Vanuit de registratie van deelnemende studenten aan minors worden de betreffende studenten in kennis gesteld van de mogelijkheid tot inschrijving voor de tentamens en hertentamen. De inschrijfprocedure is vervolgens in overeenstemming met die voor de onderwijseenheden van de major [zie: art. 7.1.10 van de Opleidingsregeling]. In geval er slechts een beperkt aantal studenten een bepaald tentamen kan afleggen, geldt de volgorde van inschrijving voor toelating tot deelname. Voorwaarde met goed gevolg afgelegd hebben van tentamens voor toelating tot het afleggen van andere tentamens Uitgangspunt voor de Opleiding is het streven naar waar mogelijk onderlinge onafhankelijkheid van onderwijseenheden met als gevolg dat in beginsel géén voorwaarden voor toelating tentamens op grond van andere tentamens. Slechts in geval er sprake is van horizontale afhankelijkheid, kan toelating tot het afleggen van tentamens worden belemmerd ten gevolge van het met onvoldoende resultaat afleggen van andere tentamens. Dat is uitsluitend mogelijk bij Onderwijseenheden die een sterke horizontale afhankelijkheid hebben.
pagina 49 van 57
Procedure verkrijgen toestemming voor afleggen van tentamens in de profileringsruimte Studenten AUT kunnen in periode 11 een blokminor ter grootte van 15 EC elders binnen HS Zuyd volgen. De examencommissie geeft toestemming nadat zij heeft bepaalt of de keuze van de student in lijn is met de gewenste competentieontwikkeling binnen de algemeen geformuleerde opleidingsdoelstellingen. Instapvoorwaarden: Mits er bij de student geen bijzondere studieachterstanden zijn geconstateerd die het volgen van aangeboden onderwijseenheden belemmeren, en de student over voldoende aantoonbaar beeldend talent beschikt en de studiekeuze is geaccordeerd door de examencommissie gelden er geen instapvoorwaarden, nog beperkende maatregelen. In voorkomende uitzonderingsgevallen zal in overleg met de student door de SLB’er en examencommissie naar passende oplossingen worden gezocht. Cursus Community Practice De Maastricht Academy of Media Design and Technology / Maastricht Academy of Architecture / Maastricht Academy of Fine Arts and Design / bestaande uit de opleidingen Communication Multimedia Design, Vormgeving en Autonome Beeldende Kunsten, kennen teams van medewerkers die naast onderwijs voor diverse uitdagingen staan. Zaken als open dagen, ontwikkelen van communicatiemiddelen en –content (bijv. studiegids, eindejaarspublicatie), social media redactie, voorlichting op scholen, internationale netwerken onderhouden, exchange programma's vergelijken, organiseren van evenementen (zoals introductiekamp, diploma uitreikingen, buitenlandreizen, projectweken), ondersteuning lagerejaars (expertstudenten) en kennisbijeenkomsten. Studenten kunnen extra EC’s hiervoor ontvangen, die zichtbaar zijn in Osiris. Dit zijn echter geen EC’s die ter vervanging kunnen dienen voor het reguliere examenprogramma van 180 EC. Studenten krijgen de extra EC’s toegekend na een beoordeling van het afgerond werk en na beoordeling van het reflectierapportje van maximaal 2 A4‐pagina. In dit rapport somt de student in het kort zijn/haar werkzaamheden op die hij in het afgelopen studiejaar heeft gedaan, wat hij/zij daarvan geleerd heeft, hoe het qua zijn/haar attitude en gedrag iets heeft gebracht en wat zijn/haar voornemens zijn als professional. Bij de beoordeling wordt de nadruk gelegd op organisatievermogen, communicatie ontwerpen voor diverse stakeholders, zelfstandig handelen, waarde toevoegen aan je community etc.
2.2 De uitslag/inzien tentamen De uitslag wordt uiterlijk binnen 15 werkdagen na de tentamendatum bekend via Osiris. Bij mogelijke overschrijding van deze termijn als gevolg van bijzondere omstandigheden zal de betreffende examinator de studenten voorafgaand aan het verstrijken van de termijn informeren wanneer de uitslag wel bekend is. Binnen uiterlijk 15 werkdagen na de bekendmaking van de uitslag via Osiris van een schriftelijk tentamen, deeltentamen of hertentamen, doch steeds voorafgaande aan de examenvergadering, krijgt de student –op zijn/haar verzoek‐ inzage in zijn beoordeeld werk, in de opgaven en in de normen die bij de beoordeling gehanteerd zijn. De inzage dient te gebeuren onder toezicht van de examinator(en); in principe zal deze vooraf bekend maken waar en wanneer de inzage plaats vindt. Tijdens de inzage mag niets aan het tentamenwerk gewijzigd worden. Na afloop dient het tentamenwerk aan de examinator te worden teruggegeven. Indien de betrokken student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op het tijdstip van inzage, dan wordt hem een andere mogelijkheid geboden, bij voorkeur binnen de genoemde termijn van 15 dagen.
pagina 50 van 57
2.3 Normering deelname Afstudeertraject/stage (jaar 4) Zie “Afstudeerhandleiding”, deze wordt bij aanvang van het studiejaar aan de student verstrekt of kan ten alle tijden opgevraagd worden bij de coördinator van de opleiding. In afwijkende gevallen wordt door de student een voorstel voor een te volgen realistisch studiepad opgesteld in afstemming met zijn studieloopbaan begeleider en/of na instemming van de examencommissie. Het getuigschrift wordt pas uitgereikt als alle EC’s zijn behaald en er een digitale documentatie van het afstudeerproject is overhandigd.
2.4 Procedure voor het aanvragen en afhandelen van vrijstellingen. Er zijn twee soorten vrijstellingen: generieke en individuele vrijstellingen. Er is sprake van een generieke vrijstelling als aan alle studenten met een bepaalde vooropleiding automatisch bepaalde vrijstellingen worden toegekend. Daartoe wordt door de coördinator of de gemandateerden een algemene notitie opgesteld, vergezeld van documentatie waaruit blijkt op grond waarvan een generieke vrijstelling wordt verleend. Na accorderen door de examencommissie worden de vrijstellingsgegevens doorgestuurd naar Bureau Onderwijs voor verwerking. Een individuele vrijstelling kan door een cursist worden aangevraagd door middel van een daarvoor ontworpen formulier. Bij het verzoek wordt de bijbehorende onderbouwing gevoegd in de vorm van afschriften van betreffende documenten. Op grond van deze onderbouwing geeft de vakdocent een vrijstellingsadvies. Vervolgens ondertekent de examencommissie de aanvrage met als doel om vast te stellen dat de vrijstelling op de juiste gronden is gegeven. Een student(e) die op grond van eerder behaalde competenties voor de toekenning van een vrijstelling voor een bepaald vak in aanmerking denkt te komen, treedt in overleg met de vakdocent(e) van het betreffende vak. Mede op basis van het door de student voorgelegde bewijsmateriaal geeft de vakdocent(e) het advies om wel of geen vrijstelling toe te kennen. Formeel wordt de afhandeling van een vrijstellingsverzoek vastgelegd op een door Bureau Onderwijs aan de student(e) ter beschikking te stellen vrijstellingsformulier. De student(e) beschrijft daarop het verzoek in het bovenste gedeelte van het formulier en na bespreking overhandigt hij/zij dat samen met kopieën van eerder genoemde bewijzen aan de vakdocent(e). Die geeft in het middelste deel van het aanvraagformulier een korte weergave van het beoordelingsproces en het vrijstellingsadvies. Het aanvraagformulier wordt door de docent samen met de bewijsstukken doorgestuurd naar de secretaris van de examencommissie. De secretaris controleert de vrijstellingsaanvrage op juistheid, correctheid en consistentie en vult het onderste gedeelte van het formulier in. De secretaris geeft het volledig ingevuld formulier, samen met de bewijsstukken, af bij Bureau Onderwijs, waar het wordt opgeborgen in het persoonlijke dossier van de student(e). Het origineel van het vrijstellingsverzoek gaat naar Bureau Onderwijs waar de verwerking plaatsvindt. De examencommissie doet geen nadere mededelingen omdat het resultaat snel in Osiris te zien is. Bij een negatief advies, of wanneer de aanvrage niet in behandeling kan worden genomen, bijvoorbeeld omdat die niet compleet is, worden de betrokkenen op de hoogte gebracht.
pagina 51 van 57
2.5 Cum laude regeling Propedeutische fase 1. De student krijgt bij het propedeusegetuigschrift het predicaat "cum laude" wanneer het rekenkundig gemiddelde van alle beoordelingen van de propedeuse minimaal het cijfer 8 of minimaal een ‘goed’ oplevert en de propedeuse binnen één jaar is behaald. De student krijgt bij het propedeusegetuigschrift het predicaat "summa cum laude" wanneer het rekenkundig gemiddelde van alle beoordelingen van de propedeuse minimaal het cijfer 9 of een ‘zeer goed’ oplevert. 2. De beoordelingen gegeven in het kader van de studieloopbaanbegeleiding tellen niet mee voor de vaststelling van de predicaten “cum laude” en “summa cum laude”. 3. Bij voorgaande berekening tellen vrijstellingen niet mee. Postpropedeutische fase 1. De student krijgt bij het getuigschrift het predicaat "cum laude" wanneer het rekenkundig gemiddelde van alle beoordelingen uit het afstudeerjaar minimaal het cijfer 8 of minimaal een ‘goed’ oplevert en de propedeuse en hoofdfase binnen 4 jaar zijn behaald. De student krijgt bij het getuigschrift het predicaat "summa cum laude" wanneer het rekenkundig gemiddelde van alle beoordelingen uit het afstudeerjaar minimaal het cijfer 9 of minimaal ‘zeer goed’ oplevert. 2. De beoordelingen gegeven in het kader van de studieloopbaanbegeleiding tellen niet mee voor de vaststelling van de predicaten “cum laude” en “summa cum laude. 3. Bij voorgaande berekening tellen vrijstelling niet mee. 2.6 Toelatingsonderzoek De ABKM kent een algemene propedeuse voor de CROHO’s Vormgeving en Autonome Kunst. Aspirant‐studenten moeten zich vóór 1 mei aanmelden via www.studielink.nl, waarna zij uitgenodigd worden voor een toelatingsonderzoek. Het toelatingsonderzoek bestaat uit twee rondes. In de eerste ronde wordt de portfolio beoordeeld. Met portfolio wordt hier nadrukkelijk gedoeld op het (beeldend) werk dat aspirant‐studenten in de voorgaande twee jaar hebben gemaakt. Beoordelingscriteria: beeldend vermogen, diversiteit en onderzoekend vermogen. Na positieve beoordeling wordt de student opgeroepen voor een tweede gesprek waarvoor hij een opdracht moet voorbereiden en een schriftelijke motivatie moet schrijven van ca. 300 woorden. Beoordelingscriteria: gemotiveerd, eigenzinnig, oorspronkelijkheid, fascinatie en nieuwsgierigheid. Deze twee rondes worden uitgevoerd door een team van twee docenten, waarvan er tenminste één in de propedeuse les geeft. De beoordelingen worden vastgelegd in een protocol, inclusief en korte toelichting op de beoordeling. Studenten die op motivatie dan wel opdracht met twijfel worden beoordeeld krijgen een tweede kans. De ABKM kent een langdurige samenwerking met regionale kunstencentra die oriëntatiecursussen aanbieden voor jongeren die naar een academie willen. Zij kunnen tijdens de oriëntatiecursus uitvinden of ze ook daadwerkelijk over voldoende beeldend c.q. creërend vermogen beschikken om de opleiding te kunnen doen. De cursisten die de cursus met een positief resultaat afsluiten zijn vrijgesteld van de eerste ronde van het toelatingsonderzoek. Tevens zijn er overeenkomsten met MBO‐scholen, die een speciaal programma hebben voor studenten die naar de academie willen. Indien dit programma met een positief resultaat wordt afgesloten, hebben ook deze studenten vrijstelling voor de eerste ronde van het toelatingsonderzoek. Bij de beoordelingen van deze voortrajecten is ten alle tijden één docent van de ABKM betrokken. Een positief toelatingsonderzoek geeft toegang tot de opleiding voor het studiejaar volgend op het studiejaar waarin het toelatingsonderzoek heeft plaatsgevonden. Indien een student één jaar uitstel wil van start met de opleiding, dient hij hiervoor een beargumenteerd verzoek in te dienen bij de faculteitsdirecteur, die vervolgens hierover een besluit neemt. De opleiding Vormgeving en Autonome Beeldende Kunsten hebben beiden een numerus fixus.
pagina 52 van 57
2.7 Omzwaaien tijdens hoofdfase Iedere student die wenst om te zwaaien tijdens de hoofdfase binnen Beeldende Kunsten – CROHO en/of profielen en/of afstudeerrichtingen ‐ zal een assessment moeten afleggen. Na een positief assessment neemt de Examencommissie een definitief besluit.
Hoofdstuk 3: Studieloopbaanbegeleiding Elke student krijgt vanaf leerjaar 1 een studieloopbaanbegeleider toegewezen. De studieloopbaanbegeleider stelt zich aan het begin van de studie voor aan de hem of haar toegewezen studenten en licht zijn rol toe. In de eerste 2 leerjaren voeren student en SLB‐er studieloopbaan gesprekken (in leerjaar 1 minimaal 2), met als doel de student te ondersteunen bij het ‘regisseren’ van zijn/haar opleiding. Een nieuwe student hoeft nooit ongewild alleen te staan in zijn studie of in zijn klas. Hij kan altijd een beroep doen op de studieloopbaanbegeleider. Vanaf leerjaar 2 wordt meer zelfstandigheid van de student verwacht. De student dient zelf met de studieloopbaan begeleider contact te zoeken, wanneer hij/zij dit nodig vindt. Studieloopbaanbegeleiding blijft gedurende de hele opleiding een punt van aandacht; de intensiteit van begeleiding neemt echter in de loop van de studie af: van sturing naar zelfsturing. In het 3de en 4de studiejaar monitort de studieloopbaanbegeleider zijn studenten; daarnaast blijft het mogelijk op initiatief van de student of van de studieloopbaanbegeleider een studievoortganggesprek te initiëren in het kader van een adequate voortgang van het studieproces. De aandacht van de studieloopbaanbegeleider van de opleiding richt zich in het bijzonder op de studenten met bijzondere persoonlijke omstandigheden en op studenten die problemen (vertraging) met hun studie hebben. De student is het eerste aanspreekpunt, niet de ouders, en heeft recht op privacy van wat hij/zij besproken heeft met de studieloopbaanbegeleider. In sommige gevallen verwijst de studieloopbaanbegeleider naar de studentendecaan. De studieloopbaanbegeleiders geven op verzoek advies over bepaalde studieprogramma's voor studenten die onderwijseenheden volgen uit meerdere cursusjaren (studieplan). Indien de student een studie in het buitenland wenst te volgen, dan stelt hij in overleg met de studieloopbaanbegeleider een ‘learning agreement’ op, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Examencommissie. Dit alles dient voorafgaand aan de buitenlandstudie te zijn geregeld en goedgekeurd. Voor het treffen van een regeling of voorziening m.b.t. studeren met een functiebeperking dient de student zich te wenden tot de studentendecaan van de faculteit. Op Infonet is onder Studentenzaken meer informatie te vinden. De student wendt zich ook naar de SLB’er om hierin begeleiding te krijgen. De SLB’er zal dit traject en gemaakte afspraken documenteren in Osiris.
Hoofdstuk 4: Indeling van het studiejaar Blok 1 2 3 4
Weeknummers 36 t/m 46 47 t/m 6 7 t/m 17 18 t/m 28
Data 1 september t/m 14 november 2014 17 november t/m 6 februari 2015 9 februari t/m 24 april 2015 27 april t/m 10 juli 2015
pagina 53 van 57
DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE Algemene bepaling 0B
De specifieke vooropleidingseisen van elke opleiding zijn vermeld op de website van Zuyd Hogeschool bij de informatie van de desbetreffende opleiding onder het kopje ‘toelatingseisen’. Bij verschillen tussen de informatie op de website en die in deze OER, geldt de OER. artikel 1.1: Vooropleidingseisen S lid 1 Iemand kan slechts als student voor een opleiding worden ingeschreven, indien hij in het bezit is van: 1B
‐ ‐ ‐
S
lid 2
S
lid 3
S
lid 4
S
lid 5
artikel 1.2: Toelating S lid 1
De bezitter van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een hogeschool of universiteit en degene aan wie de graad Bachelor of Master is verleend, is vrijgesteld van de in het eerste lid van dit artikel gestelde vooropleidingseis. [ART. 7.28‐1 WHW] De Faculteitsdirecteur verleent de bezitter van een bij ministeriële regeling aangewezen diploma, dat is aangemerkt als ten minste gelijkwaardig aan een in het eerste lid van dit artikel bedoeld diploma, vrijstelling van de daar gestelde vooropleidingseis. [ART. 7.28‐2 WHW] De Faculteitsdirecteur kan de bezitter van een ander diploma, dan genoemd in het derde lid van dit artikel, dat naar haar oordeel ten minste gelijkwaardig is aan een in het eerste lid van dit artikel bedoeld diploma, vrijstellen van de in het eerste lid van dit artikel gestelde vooropleidingseis. [ART. 7.28‐2 WHW] In geval het in het vierde lid van dit artikel bedoelde diploma een buiten Nederland afgegeven diploma is, kan de Faculteitsdirecteur van desbetreffende opleiding bepalen, dat vrijstelling van de in het eerste lid van dit artikel gestelde vooropleidingseis pas wordt verleend, nadat ten genoege van de Examencommissie het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs. [ART. 7.28‐2 WHW] De Faculteitsdirecteur kan ook bepalen dat de student wel wordt ingeschreven, maar pas dan tentamens mag afleggen, nadat het bedoelde bewijs is geleverd. De Faculteitsdirecteur kan een persoon van eenentwintig jaar of ouder, die niet voldoet aan de hier in artikel 3‐eerste lid gestelde vooropleidingseis, van die eis vrijstellen, indien hij bij onderzoek door de Faculteitsdirecteur daarvoor ingestelde commissie, blijk geeft van: ‐ ‐
I
een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs; of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs; of een op de WEB gebaseerd diploma van een middenkaderopleiding, van een specialistenopleiding, of van een bij ministeriële regeling aangewezen vakopleiding. [ART. 7.24 WHW] EN [ART. 7.2 WEB]
geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs; en van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van dat onderwijs. [ART. 7.29 WHW]
Beschikt de aspirant student niet over één van deze diploma's, haalt
hij/zij ook binnenkort niet één van de voornoemde diploma's maar is de aspirant student 21 jaar of ouder bij aanvang van de studie, dan kan hij/zij deelnemen aan de 21+ toelatingstoets. Tijdens de 21+ toets wordt het vermogen tot Nederlandse tekstverklaring en de intelligentie getoetst. Naar
pagina 54 van 57
S
lid 2
aanleiding van de 21+ toets krijgt de aspirant student van de Toelatingscommissie een bindend advies of hij/zij wel of niet met de opleiding kan starten. De Faculteitsdirecteur kan ten aanzien van een bezitter van een buiten Nederland afgegeven diploma, dat in eigen land toegang geeft tot een opleiding voor hoger onderwijs, afwijken van de in het eerste lid van dit artikel genoemde leeftijd en dat is in bijzondere gevallen ook mogelijk als geen diploma kan worden overgelegd. [ART. 7.29 WHW]
artikel 1.3: Nadere vooropleidingseisen S lid 1 Bij ministeriële regeling zijn het profiel of de profielen aangewezen, waarop het diploma HAVO of VWO betrekking moet hebben, voordat een persoon kan worden ingeschreven voor een opleiding. Bij ministeriële regeling kunnen tevens vakken en andere programmaonderdelen worden aangewezen, die deel moeten hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van het diploma HAVO of VWO genoemd in de eerste volzin. [ART. 7.25 WHW] S lid 2 Bij ministeriële regeling kunnen vakken en andere programmaonderdelen worden aangewezen, die deel moeten hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van het diploma middenkaderopleiding, specialistenopleiding of van een bij ministeriële regeling aangewezen vakopleiding, voordat een persoon kan worden ingeschreven voor een opleiding. S lid 3 De Faculteitsdirecteur kan bepalen, dat een bezitter van een diploma of getuigschrift, zoals hier in lid 1 genoemd, dat niet voldoet aan de hier in lid 1 en 2 genoemde eisen, toch wordt ingeschreven op voorwaarde, dat dan wel is voldaan aan inhoudelijk vergelijkbare eisen, blijkend uit een door of namens de Faculteitsdirecteur te verrichten aanvullend onderzoek. Aan deze vergelijkbare eisen moet de persoon hebben voldaan vóór de aanvang van de opleiding. S lid 4 Het profiel of de profielen genoemd in het eerste lid, de vakken en andere programma‐onderdelen genoemd in het eerste en tweede lid en de aan het aanvullende onderzoek te stellen eisen genoemd in het derde lid zijn: profielen: diploma HAVO, VWO of MBO O|A O|A O|A
vakken/programma‐onderdelen: aanvullend onderzoek:
niveau 4 .
Toelatingsonderzoek moet positief zijn afgesloten. Een positief toelatingsonderzoek geeft toegang tot de opleiding voor het studiejaar volgend op het studiejaar waarin het toelatingsonderzoek heeft plaatsgevonden.
artikel 1.4: Aanvullende eisen S lid 1 Indien de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop een opleiding voorbereidt, dan wel de organisatie en de inrichting van het onderwijs specifieke eisen stelt ten aanzien van: ‐
‐
kennis en vaardigheden die niet of niet in voldoende mate onderdeel zijn van het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs als bedoeld in de WEB, respectievelijk de eigenschappen van de student,
kunnen bij ministeriële regeling eisen zijn gesteld in aanvulling op de in
pagina 55 van 57
hier in artikel 3‐eerste lid genoemde vooropleidingseisen. I S
O|A
lid 2
S
lid 3
S
Lid 4
aanvullende eisen: [beschrijving]
wijze waarop deze worden getoetst: [beschrijving]
In deze OER kunnen ter zake de inschrijving voor deeltijdse opleidingen, eisen worden gesteld aangaande het verrichten van werkzaamheden tijdens het volgen van die opleiding in geval deze werkzaamheden als onderwijs‐ eenheden zijn aangemerkt. [ART. 7.27 WHW] eisen: [beschrijving]
wijze waarop deze worden getoetst: [beschrijving]
Bij toelating tot de opleiding kunnen andere dan de in 1.1. tot en met 1.4 genoemde eisen niet worden gesteld. Met betrekking tot taaleisen is de Gedragscode Internationale Student Hoger Onderwijs [maart 2013] van toepassing. Dat betekent dat voor toelating tot Engelstalig Bachelor Onderwijs minimaal een ‘academic’ IELTS‐test met een ‘overall bandscore’ van 6.0 (zes) noodzakelijk is of een in deze code genoemd gelijkwaardig alternatief. Opleidingen die zijn geregistreerd in het subonderdeel opleidingen op het gebied van de kunst van het onderdeel Taal en Cultuur in het CROHO zijn vrijgesteld van de verplichting een taaltest af te nemen zoals omschreven in de Gedragscode. Het voor deze toelating gewenste taalniveau is te vinden in [deel 2 van deze OER, hoofdstuk 1.
artikel 1.5: Inschrijving postpropedeutische fase – vooruitstuderen S lid 1 Voor de postpropedeutische fase wordt een persoon slechts als student ingeschreven, indien hij in het bezit is van een getuigschrift van het propedeutisch examen van die opleiding. [ART. 7.30 WHW] S lid 2 In geval een student het propedeutisch examen nog niet heeft behaald, dan wel in geval een student is vrijgesteld voor het afleggen van een of meer tentamens van de propedeutische fase, kan de Examencommissie aan een student ‐ op diens verzoek ‐ toestemming verlenen voor het reeds afleggen van één of meer tentamens van de postpropedeutische fase, tenzij dit ‐ en zulks uitsluitend naar het oordeel van de Examencommissie ‐ een goede studievoortgang verhindert. S lid 3 Indien een student op grond van deze OER, vrijstelling heeft gekregen van het afleggen van het propedeutisch examen van die opleiding, wordt het bewijs van die vrijstelling voor de inschrijving voor de postpropedeutische fase van die opleiding gelijkgesteld aan het getuigschrift bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het propedeutisch getuigschrift wordt in dat geval niet verstrekt. artikel 1.6: Ernstige overlast S lid 1 De inschrijving van een student voor een opleiding wordt beëindigd ‐ tijdelijk dan wel permanent ‐ als die student door zijn gedragingen of uitlatingen ernstige overlast veroorzaakt voor medewerkers van de hogeschool, voor studenten ingeschreven voor een opleiding of externen die een functionele relatie met de hogeschool onderhouden. Onder ernstige overlast wordt een bedreiging voor het welzijn van hier genoemde personen eveneens gerekend. S lid 2 Inschrijving voor een opleiding kan door de FaculteitsFaculteitsdirecteur aan de student worden onthouden, indien deze student bij een opleiding van een andere onderwijsinstelling is verwijderd op grond van redenen als hier genoemd in lid 1.
pagina 56 van 57
S
lid 3
S
lid 4
In het geval een medewerker van de hogeschool of de Faculteitsdirecteur van mening is, dat de overlast als hier in lid 1 bedoeld, op een student van toepassing is, stelt deze het College van Bestuur hiervan onverwijld schriftelijk in kennis. Het College van Bestuur neemt vervolgens een besluit inzake de beëindiging van de inschrijving als hier bedoeld in lid 1 doch wint voorafgaand daaraan advies in bij de Faculteitsdirecteur van de Faculteit waarbinnen de opleiding waarvoor de student is ingeschreven, is ondergebracht.
artikel 1.7: Iudicium abeundi S lid 1 De inschrijving van een student voor een opleiding wordt door de Faculteitsdirecteur beëindigd, dan wel geweigerd, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen, waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. Het betreft hier ongeschiktheid voor de beroepsuitoefening van een extreem moreel en fysiek gewicht. [ART. 7.42 WHW] S Lid 2 Alvorens de Faculteitsdirecteur een besluit neemt als bedoeld in lid 1, wint zij advies in van de Examencommissie en, wanneer het een ingeschreven student betreft, de decaan. S Lid 3 Voorafgaand aan een besluit stelt de Faculteitsdirecteur de betrokken student of degene die zich wenst in te schrijven, in de gelegenheid om gehoord te worden. S lid 4 In het geval een medewerker betrokken bij de onderwijsverzorging of een examinator van mening is, dat de ongeschiktheid als hier genoemd in lid 1 op een student van toepassing is, stelt hij onverwijld de Faculteitsdirecteur hiervan schriftelijk in kennis. S Lid 5 Inschrijving voor een opleiding kan door de Faculteitsdirecteur aan de student worden onthouden, indien deze student bij een opleiding van een andere onderwijsinstelling is verwijderd op grond van redenen genoemd hier in lid 1 en hij zich bij Zuyd Hogeschool voor een opleiding wenst in te schrijven die vergelijkbare competenties en gedrag vereist als de opleiding waarvan hij is verwijderd.
pagina 57 van 57