e e n u i tg a v e v a n d e v e r e n i g i n g o u d o e g s tg e e s t
over Gratis jubileumnummer Maart 2012
Oegstgeest speciale editie voor alle inwoners
Groeten uit Oegstgeest
‘In het heden lees je het verleden’
V O Vereniging Oud Oegstgeest
25 jaar
GR OET EN UIT
OEGSTGEEST
Co l o f o n Redactie: Anke Casteel
[email protected] Bijdragen: Carla de Glopper-Zuijderland, René de Groot, Freek Lugt, José Niekus, Joke Nieuwenhuis, Gerard Schwencke, Peter Sigmond, Jacques Thorn, Willy Tordoir Vormgeving: Tra[design] Druk: Drukkerij De Bink Oplage: 11.500
Inhoud Felicitaties 왘 3 ‘In het heden lees je het verleden’ 왘 3 Oegstgeest ooit twee keer zo groot 왘 5 Hoe oud is Oegstgeest? 왘 6 Het Oegstgeester gemeentewapen 왘 8 De Oegstgeester dakpan 왘 10 Uit het dagboek van een Oegstgeester kroegganger 왘 14
v e r e n i g i n g o u d o e g s tg e e s t
Oegstgeest onder de grond 왘 17
Bestuur Voorzitter: Harry Vissers Secretaris: Bernadette Fortuyn Penningmeester: Jan Janssen Lid: Marlies Merkestein Lid: Peter Sigmond Lid: Nenke van Wermeskerken
De Kempenaerstraat – toen en nu 왘 20
Secretariaat Willem de Zwijgerlaan 27 2341 EG Oegstgeest Telefoon 071 517 29 09
[email protected] www.oudoegstgeest.nl Lidmaatschap VOO: € 17,50 Bankrekening 56.69.41.538 Ereleden Mr. J.J.L. de Soeten (1994) L. Driessen (1998) Ir. P. Hellinga (2006) M. Lugt-Rethans (2010)
De uitgave van dit jubileumtijdschrift is mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van de Rabobank Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest en van Fonds 1818, waarvoor wij beide organisaties hartelijk danken!
Hoewel aan de samenstelling van deze uitgave de grootst mogelijke zorg is besteed, kunnen de uitgever, (hoofd)redactie en auteurs niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele fouten noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.
Het VOC-schip ‘Oestgeest’ 왘 22 Het jeugdwerk van Jan Wolkers 왘 24 De nieuwe wijken van Oegstgeest 왘 28 Uitgaven van de Vereniging Oud Oegstgeest 왘 30 De vereniging en haar actieve participatie in de woonomgeving 왘 31 Word lid van de Vereniging Oud Oegstgeest 왘 32
Van de redactie Twee prentbriefkaarten van Oegstgeest sieren de voorkant van dit jubileumtijdschrift. Twee prentbriefkaarten die zo verschillend zijn, maar ook weer niet. Beide laten Oegstgeest zien, maar tussen de eerste en de tweede ligt een jarenlange tijd, ligt een geschiedenis. Linksboven de Lange Voort/ Irislaan, in 1955 nog geheel onbebouwd, en het huidige beeld. In de rechter bovenhoek prijkt op beide prentbriefkaarten een afbeelding van het Groene Kerkje; in 1860, en zoals het er nu uitziet. Linksonder het eerste Raadhuis van Oegstgeest aan de Wijttenbachweg, en de derde, huidige, locatie van het Raadhuis, in de voormalige Jelgersmakliniek. En rechtsonder? Het gebouw op de oude prentbriefkaart is Huize Curium, in 1978 afgebroken, zeer tegen de wens van vele Oegstgeestenaren in. En de reden van het ontstaan van de Vereniging Oud Oegstgeest. Op de plek van Huize Curium aan de Rhijngeesterstraatweg staat nu Résidence Alexander. D e V e r e n i g i n g O u d O e g s tg e e s t b e s ta at 2 5 j a a r Ter ere van dit lustrum is voor ieder Oegstgeester huishouden dit jubileumtijdschrift gedrukt, met tal van onderwerpen over Oegstgeest. Over Oegstgeest is niet voor niets de naam van dit tijdschrift, dat al een kwart eeuw, twee keer per jaar, aan de leden wordt toegestuurd. Altijd vol met artikelen over Oegstgeest. Over de verre, maar ook de nabije geschiedenis. Over ons Oegstgeest. Het Oegstgeest waar u als lezer hopelijk met net zoveel plezier woont als de mensen die lid zijn van onze vereniging. Wij hebben in dit tijdschrift gekozen voor een selectie van échte Oegstgeester onderwerpen. Onderwerpen die al eerder verschenen in ons tijdschrift of de Canon van Oegstgeest, of die speciaal voor dit nummer geschreven zijn. Zie het als een kennismaking met de vereniging: met haar doel, haar activiteiten en haar publicaties. En mogelijk is dit jubileumtijdschrift voor u een aansporing om ook lid te worden. Alle informatie over het lidmaatschap vindt u op de achterkant van dit blad. Wij heten u meer dan welkom.
Felicitaties
Beste inwoners van Oegstgeest, Alstublieft! Onverwachte cadeautjes zijn altijd het leukst. Dit is wel een heel bijzondere verrassing. Alle inwoners van Oegstgeest ontvangen deze
week namens de Vereniging Oud Oegstgeest het jubileumgeschenk Over Oegstgeest. Een tijdschrift vol met wetenswaardigheden over ons dorp. U ontvangt dit tijdschrift omdat de Vereniging Oud Oegstgeest 25 jaar bestaat. Een hele mijlpaal. Ik feliciteer de vereniging dan ook van harte met dit 25-jarig jubileum. De VOO is een vereniging waar we als bewoners van dit prachtige dorp trots op kunnen zijn. Het is een boeiende cultuurhistorische vereniging én een eigentijdse belangenvereniging die zich sterk maakt voor de ruimtelijke kwaliteit en monumentale waarden van ons dorp. De vereniging telt inmiddels bijna 750 leden. Leden die geïnteresseerd zijn in het Oegstgeest van toen, van nu, maar ook van de toekomst. In deze jubileumuitgave wordt u meegenomen in de historie van ons dorp maar ook naar het Oegstgeest van nu. Want wat heeft Oegstgeest ons toch
veel te bieden. In dit tijdschrift heeft de VOO een aantal interessante onderwerpen voor ons geselecteerd. Bijvoorbeeld over hoe oud ons ‘oude dorp’ eigenlijk is. Over de verloren gegane cafés, over de Oegstgeester dakpan, over het wapen van de gemeente Oegstgeest. En natuurlijk ontbreekt een artikel over een deel van Jan Wolkers’ werk niet. Deze onderwerpen en nog veel meer interessante thema’s en foto’s komen in dit blad aan bod. Ik heb Over Oegstgeest met veel plezier gelezen en ik stel me voor dat ook u veel genoegen aan deze jubileumuitgave zult beleven. Ik draag de vereniging een warm hart toe en spreek de wens uit dat de VOO ook de komende 25 jaar met veel enthousiasme en energie zich blijft inzetten voor ons mooie Oegstgeest. Veel leesplezier! Met vriendelijke groet, Burgemeester Els Timmers-van Klink
25 jaar Vereniging Oud Oegstgeest. Genoeg aanleiding voor een gesprek met voorzitter Harry Vissers over de drie pijlers van de vereniging, wat er allemaal bereikt is en het behoud én versterken van het erfgoed van Oegstgeest.
‘In het heden lees je het verleden’ José Niekus in gesprek met VOO-voorzitter Harry Vissers ‘Bij de voorbereiding van alle lustrumactiviteiten hebben we ons laten leiden door het thema verbinden. Dat vinden we een mooi uitgangspunt. Verbinden, dat doen we namelijk met de Vereniging Oud Oegstgeest al 25 jaar. We verbinden het heden met het verleden van Oegstgeest. En daardoor verbinden we ook de inwoners van Oegstgeest met elkaar.’ ‘De VOO kent drie pijlers; het kennen en openbaar maken van de geschiedenis, het bewaren en versterken van het karakteristieke erfgoed en de derde is het informeren en beïnvloeden om ingrepen te voorkomen die het karakter van het dorp aantasten.’
Kennis en bevlogenheid Om met de laatste te beginnen; ‘Wij zijn als vereniging erg betrokken bij Oegstgeest als een oase van groen in een sterk verstedelijkt gebied, en dat willen we zo houden. Daarom reageren wij op wat zich voordoet bij de gemeente en houden we de vinger aan de pols. Dat zal zeker de komende tijd nog meer nodig zijn want er komt minder regelgeving en dat betekent werk aan de winkel om de ruimtelijke inrichting van Oegstgeest positief te beïnvloeden. Een goede relatie met de gemeente komt dan van pas, maar er is een maar. Veel ambtenaren wonen
hier niet meer en er zijn veel ambtelijke mutaties. Een kritische opstelling naar de gemeente is nodig, want
3
de Vereniging heeft zijn eigen verantwoordelijkheid als belangenbehartiger van het dorpsschoon en heeft bovendien veel kennis en bevlogenheid in huis. In het algemeen is er sprake van een constructieve samenwerking. Het zou te kort door de bocht zijn om elke verandering alleen maar zonde te vinden, de maatschappij is dynamisch. Je moet open staan voor verandering, maar niet ten koste
oude mensen én het geldt voor heel Oegstgeest; het oude dorp en de nieuwe wijken. Haaswijk kan je al geen nieuwe wijk meer noemen. Gelukkig horen we ook enthousiaste geluiden uit de ‘nieuwe’ wijken.’ Terug naar de concrete invulling. ‘Het verleden komt heel goed aan bod in de mooie publicaties die we in de afgelopen jaren hebben gemaakt,
weerboek. En meer leden willen we ook. Van de huidige 750 naar 1000. Word je dit jaar ook 25, dan kun je een jaar lang gratis lid worden.’ De toekomst: verbreden van het draagvlak Hoe zal de vereniging er over 25 jaar uit zien? ‘Dat is wel erg ver vooruit kijken, maar plannen zijn er. Verbreden van het draagvlak vinden we
Het is te kort door de bocht om elke verandering alleen maar zonde te vinden van alles. Het gaat om het evenwicht tussen nieuw en karakteristiek. Soms is ook niets doen behoud van het karakteristieke.’ Vissers geeft een voorbeeld hoe de gemeente gebruik maakt van de kennis van de VOO. ‘Omdat de brandweer van Oegstgeest opging in het regionale korps, wil de gemeente graag een boek over de geschiedenis en heeft dat neergelegd bij de VOO. Een kleine enthousiaste groep mensen daar nu mee bezig.’ Oud Oegstgeest is geen vereniging die met de armen over elkaar achterover leunt tot de gemeente naar haar toekomt. ‘Wij nemen ook zelf initiatief. Kijk naar de opgravingen in Nieuw-Rhijngeest. Kijk naar onze inzet om de Overveerpolder onaangetast te laten, de historische bruggen aan de Haarlemmertrekvaart te herstellen, en om de tuin van de Beukenhof te behouden.’ Geworteld in de gemeenschap Hoe geeft de VOO invulling aan de andere doelstelling: het kennen en openbaar maken van de geschiedenis van Oegstgeest? ‘Uit die doelstelling is onze verenigingsnaam ontstaan: Vereniging Oud Oegstgeest.’ Soms hoor je wel eens van niet-leden dat zij Oud Oegstgeest associëren met alleen voor oude mensen of met het Wilhelminapark of het Oranjepark. ‘Niets is minder waar! In het heden lees je het verleden. We verbinden het verleden, de grond waarop we wonen, steeds weer met het heden. Dat is niet iets voor
4
zoals de Canon, Het goed van Oestgeest en Een Perzisch kleed voor een kistje aardappels. En natuurlijk in Over Oegstgeest, ons visitekaartje dat twee keer per jaar verschijnt’. Maar er is meer. ‘Daarnaast zijn er ook de lezingen, rondleidingen en excursies. En niet te vergeten het digitaal fotoarchief. Dankzij de VOO is er ook veel meer oog voor het historisch erfgoed. Dat stimuleren we onder andere door de tweejaarlijkse VOO-prijs.’ W at i s h e t b e l a n g r i j k s t e w at er bereikt is? Een resultaat waarover hij bijzonder tevreden is? ‘De opgravingen in Nieuw-Rhijngeest brachten aan het licht dat daar al in de 6e en 7e eeuw een dorp aan het water lag, dat zich ontwikkelde van boerendorp tot handelsplaats met allerlei ambachten. Zonder de enorme inzet van een paar VOO-leden was dat niet gelukt. De verbondenheid en het geworteld zijn in de gemeenschap. We zijn van pressiegroep tegen de sloop van het Curium een vereniging geworden waar niemand meer om heen kan.’ Het jubileumjaar: veel activiteiten ‘Dit jubileumnummer van ons tijdschrift wordt in heel Oegstgeest verspreid, maar ook in de Leidse Vogelwijk en Raadsherenbuurt. Er komt een excursie naar het archeologiehuis in Alphen aan de Rijn, er komt een Oegstgeester geschiedenisquiz, en aan het eind van het jaar het brand-
belangrijk. Met meer actieve leden kunnen we een nieuw straatnamenboek maken, waarin ook de nieuwe wijken zijn opgenomen. We staan ook altijd open voor ideeën en suggesties van inwoners en leden. Zelf denk ik wel eens aan het verzamelen en toegankelijk maken van alle films over Oegstgeest, of misschien ooit een virtueel museum. O e g s tg e e s t e r n a a r i n h a r t e n ziel De betrokkenheid van Vissers bij Oegstgeest stamt uit de tijd dat hij zich inzette voor de heroprichting van de Montessorischool. Van het één kwam het ander. Bij de oprichting van de VOO zat hij bijvoorbeeld in de gemeenteraad. ‘Je hebt een verantwoordelijkheidsgevoel naar de maatschappij om je heen. Vanaf het begin ben ik lid van de VOO en zes jaar geleden werd ik voorzitter. De ruimtelijke kwaliteit heeft me altijd getrokken.’ Hij woont nog steeds met veel plezier in het huis waar hij in 1977 is komen wonen: ‘Na mijn studie in Groningen kreeg ik een baan in Den Haag. We gingen even wonen in de Leidse Boerhaavelaan, maar het volgende huis kwam in Oegstgeest.’ Het voorzitterschap bevalt Vissers prima. ‘Als je niet oppast steek je er gauw te veel tijd in. Gelukkig is er een actief bestuur en daaromheen tientallen actieve leden. Een prachtig aantal, maar toch zou ik er nog meer willen. Aan plannen geen gebrek en met meer vrijwilligers kunnen we die uitvoeren.’
Oegstgeest ooit twee keer zo groot
H
tare) met een bevolkingsdichtheid van 2,5 inwoner per hectare en veel ruimte voor agrarische activiteiten. Goed 70 jaar later, in 1967, was de omvang van Oegstgeest nog maar 775 hectare en was het een typische woongemeente geworden met een bevolkingsdichtheid van ruim 17 inwoners per hectare en nauwelijks nog ruimte voor land- en tuinbouw. De grenswijzigingen die geleid hebben tot de inkrimping van Oegstgeest worden meestal aangeduid als ‘annexaties’. Helemaal juist is die term niet. Het was niet zo dat Leiden en Rijnsburg eenzijdig delen van
et verbaast nog steeds te weten dat de Merenwijk, de Leidse Hout, het Biosciencepark, begraafplaats Rhijnhof en het terrein van de Floraveiling vroeger Oegstgeests grondgebied waren. En dat het treinstation in Oegstgeest lag, met het Terweepark erachter. Nog moeilijker is het te beseffen dat in een verder verleden de westelijke Haarlemmerstraat, De Beestenmarkt en het Galgenwater, waar nu studentenroeivereniging Njord zit, ook in Oegstgeest lagen! In 1895 was Oegstgeest een flinke plattelandsgemeente (ruim 1700 hec-
Oegstgeest in beslag namen. Maar ze vonden wel plaats op hun initiatief en werden door Oegstgeest zeker ervaren als annexaties. Er is dan ook menige actie tegen de grenswijzigingen gevoerd, zoals uit de afgebeelde foto uit 1955 ook valt af te lezen. De moderne annexaties vonden plaats in drie etappes: 1896, 1920 en 1966. In 1994 ging het nog bijna een keer mis toen de provincie al had besloten tot onteigening van het huidige Poelgeest ten behoeve van Leiden. Het uiteindelijke aanbod van Oegstgeest daar dan zelf wel te zullen bouwen, wendde deze dreiging af. In 1996 was de gemeente Warmond zo vriendelijk het noordelijk deel van Poelgeest, waar nu de Martinus Houttuynhof is, aan Oegstgeest af te staan ten behoeve van woningbouw aldaar. Vervolgens zijn in 2005 ter gelegenheid van de vorming van de gemeente Teylingen de kleine Klinkenbergerplas en een paar stukken grond daaromheen aan Oegstgeest toegevoegd, om de gemeentegrens daar naar huidige maatstaven wat logischer te laten verlopen. Een sprekend spandoek, herfst 1955.
15
15 3
7
6
1
5
13
OEGSTGEEST
14 12 11
11
10
9 8
11
4
D e ‘ a n n e x at i e s ’ 1 1183 naar Rijnsburg 2 1355 en 1403 naar Leiden 3 1399 naar Het Zand (wordt zelfstandig) 4 1611 naar Leiden 5 1611 naar Rijnsburg 6 1617 naar Rijnsburg 7 na 1634 naar Rijnsburg 8 1812 naar Leiden 9 1896 naar Leiden 10 1920 naar Leiden 11 1966 naar Leiden 12 1966 naar Leiderdorp 13 1966 naar Rijnsburg 14 1996 van Warmond 15 2005 van Teylingen
2 10
De oudste grenzen zijn soms bij benadering aangegeven.
5
‘Oud Oegstgeest’ lijkt vaak een aanduiding voor de ‘oude’ wijken in het Wilhelminapark, en de Oranjebuurt, maar niets is minder waar! Die wijken zijn namelijk pas rond het begin van de vorige eeuw ontstaan, maar het ‘oude’ Oegstgeest bestond al ruim 400 jaar daarvoor. In dit artikel wordt duidelijk waar ‘Oud Oegstgeest’ eigenlijk ligt.
Hoe oud is Oegstgeest? D o o r J a c q u e s Th o r n
Oegstgeest, Caertboeck van Rynland. Balthasar Floriszoon van Berckenrode, Floris Balthasars, 1615
6
H
et ‘ouwe dorp’ is oud, dat staat vast! Maar hoe oud is het, hoe ver in de geschiedenis kun je daar de sporen van terugvinden? De aanwijzingen die gevonden zijn, staan op de oudste betrouwbare kaart die er van deze streek is. Daarbij ontdek je dan ook direct dat Nederland van oudsher tegen het water vocht, want de oudste streekkaarten blijken te zijn gemaakt door het Hoogheemraadschap Rijnland. De informatie in dit artikel wordt gestaafd op de Rijnlandkaart uit 1615. Bestudering van deze kaart leert iets over de ouderdom van het oude Oegstgeest. Op de kaart staat het Groene Kerkje (links van de naam ‘Oestgheest’) en de plaats is te herkennen aan het kenmerkende bochtje dat de weg moet maken om de zandheuvel heen, waarop de kerk is gebouwd. Er is precies te zien waar de eerste bebouwing was. Co n c e n t r at i e v a n h u i z e n b i j b r u g o v e r d e Vliet Bij het kerkje, maar vooral ten zuiden van de brug is de grootste concentratie huizen van het toenmalige Oegstgeest te vinden. Dit bewijst dat het oude dorp dus in 1615 al bestond. Op de kaart is duidelijk te zien dat de zandstrook waarop de Dorpsstraat ligt toen al een belangrijke noord-zuid route was. De aftakking er vlak onder moet de Wijttenbachweg zijn, en bij verdere bestudering van de kaart zijn vele andere Oegstgeester namen te vinden. De zandstrook begint onderaan de kaart bij de tweede bosrand vanaf de duinen. De weg in deze bosrand heet ‘de Heer Wech’ en bereikt de Rijn bij ‘Schou’. Dit ligt precies op de plaats van de huidige Haagse Schouw. Het laatste stukje voor de Schou heet ‘Doeslaen’. Tussen ‘Reynsburch’ en ‘Leyden’ is geen enkele brug over de Rijn te zien. In dit stuk sluiten slechts in ‘Valckenburch’ en bij ‘de Schou’ de wegen aan weerszijden van de Rijn op elkaar aan. Er zal dus wel een pont zijn geweest, mede gezien de aanwezige bebouwing. Via ‘De Slaech’ kom je bij ‘Endegeest’, vanwaar de hele route langs het Groene Kerkje tot ‘Sassem’ weer ‘Heer Wech’ wordt genoemd. Het feit dat zo veel oude dorpjes precies op de zandstrook liggen is ook een aanwijzing voor het belang van de route. De enige brug die er is, is dus de brug over De Vliet. De Vliet had een afwateringsfunctie, net zoals het Oegstgeester Kanaal, dat nu op die plaats stroomt, ook heeft. Het Oegstgeester Kanaal stamt uit het midden van de vorige eeuw. De Vliet is nu nog wel in Rijnsburg terug te vinden, ook als straatnaam.
O e g s tg e e s t n o g o u d e r ? Op basis van deze kaart is dus met zekerheid vast te stellen dat Oegstgeest in 1615 al bestond. Maar mogelijk is het nog veel ouder, gezien de aanwezigheid van het kerkje. Het kerkje (een houten en later tufstenen voorloper van het Groene Kerkje) wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde uit 1063. Daaruit blijkt dat het ooit door Karel
Martel (rond 740) aan Echternach is geschonken. Die oorsprong is dus zeker. Maar wat stond er voor die tijd op het heuveltje? Het is onvoorstelbaar dat deze aantrekkelijke en veilige verhoging door de bewoners ongebruikt is gelaten. En er waren zeker bewoners, anders liet Willibrord niet op die plaats zo’n belangrijke moederkerk bouwen. Er zullen best wel wat nijvere horigen hebben gewoond, misschien was er wel een pontje en een kroeg. Het is daarom niet onmogelijk dat het ‘ouwe dorp’ reeds hier een oorsprong vindt, besluit de auteur dit artikel in 1989, maar hij laat dat gepaard gaan met de opmerking dat er op deze manier meer gegist wordt dan dat er verantwoord geschiedenis bedreven wordt. 20 jaar nadat Jacques Thorn zijn artikel publiceerde verschijnt het boek Het goed van Oestgeest van Freek Lugt, waarin Thorns ‘gissingen’ historisch gestaafd worden!
Uitbaters café De Roode Leeuw Aan de genoemde belangrijke noord-zuid route die over de brug bij het Groene Kerkje liep lag ook café De Roode Leeuw. De oudste bekende kroegbaas was een zekere Willem Iselstein, die er tot 1677 zat. De lijst van eigenaren/ uitbaters is indrukwekkend lang: Willem Gerritszoon Iselstein Gerrit Willemszoon Iselstein Wouter Convent Pieter van der Meer Alewijn Gerritszoon Vlaanderen Johannes en Cornelis Vermeulen Dirk Slieker Cornelis van Konijnenburg Weduwe Adriana Hoogendoorn Jan Dorrepaal Willem Kniest Elisabeth Maria Kniest Arij van Konijnenburg Leendert de Bruyn Weduwe Maria van Zeggelen Petrus Koot Philippus Verstraten Michiel Bunnik Piet van Leeuwen Erfgenamen van Leeuwen Weduwe Trijntje Dienaar Brouwerij d’Oranjeboom Johannes Theodorus van Rijn
tot juni 1677 tot mei 1694 tot maart 1701 tot oktober 1702 tot november 1704 tot november 1721 tot oktober 1735 tot april 1743 tot oktober 1785 tot april 1807 tot mei 1839 tot mei 1849 tot maart 1853 vanaf november 1853 vanaf juni 1868 vanaf juni 1868 vanaf september 1899 vanaf april 1910 vanaf april 1917 vanaf oktober 1953 vanaf oktober 1963 vanaf oktober 1963 vanaf oktober 1963
In 2006 is het pand door de familie van Rijn verkocht aan een projectontwikkelaar en heeft het café De Roode Leeuw, na ruim 400 jaar plaats gemaakt voor een appartementencomplex.
7
Het Oegstgeester gemeentewapen Door Gerard Swencke
I
n 1814 werd heel Nederland ingedeeld in gemeenten. Veel van deze gemeenten hadden vóór de Franse tijd bestaan als heerlijkheden, zo ook Oegstgeest. De Middeleeuwse heren van Oegstgeest, of soms hun broer of een ander familielid, waren tevens burggraaf van Leiden. Hun familienamen vinden we terug in de straatnamen van de wijk de Grunerie. Hun familiewapens waren, zo lang zij hier regeerden, ook die van de heerlijkheid. In 1615 nam de stad Leiden de heerlijke rechten over van een tak van de familie Van Wassenaar. Sindsdien fungeerden ‘Burgemeesters en Regeerders der Stad Leyden’ als heren van Oegstgeest. Dat verklaart waarom we het Leidse stadswapen, de twee gekruiste sleutels (embleem van Sint Pieter, patroon van de Pieterskerk), aantreffen als windvaan op het torentje van de Groene of Willibrordkerk.
8
tijds bij Soeverein Besluit), op advies van de Hoge Raad van Adel, het adviesorgaan van de regering voor zulke aangelegenheden. Oegstgeest kreeg zijn wapen in 1816, waarbij men heeft teruggegrepen op een van de oudste nog bekende wapens van de heren van Oegstgeest. Het dateert uit minstens 1341 en wordt omschreven als ‘in goud een kruis van keel met slechts aan de uiteinden breed uitloopende armen, het schild gedekt door eene kroon’.
O e g s tg e e s t z e l f s ta n d i g De revolutie aan het eind van de l8e eeuw maakte een eind aan de heerlijke rechten. Ook Oegstgeest kwam als een zelfstandige gemeente op de kaart. En die zelfstandigheid moest zijn uitdrukking vinden in een eigen gemeentewapen. Zo’n wapen wordt vastgesteld bij Koninklijk Besluit (des-
Het diploma met deze omschrijving werd opgehangen in de raadkamer van het gemeentehuis. Dat bleek achteraf niet de veiligste plek voor een dergelijk officieel stuk. In 1903 was de herinnering eraan kennelijk nog wel bewaard, maar het document zelf was zoek. Burgemeester Van Griethuijsen ging er achterheen. Hij wendde zich in juni 1903 tot de Hoge Raad van Adel om te vragen of het klopte dat in 1816 een gemeentewapen van Oegstgeest was vastgesteld. Uit het antwoord, gedateerd 12 augustus 1903, bleek dat er inderdaad in 1816 een wapen van Oegstgeest was ‘bevestigd’. En als het toen uitgereikte diploma zoek was geraakt, kon een kopie worden aangevraagd waar-
A f b . 1 Het wapen van Oegstgeest zoals dat voorkomt in een kopiewapenboek van rond 1500.
A f b . 2 Het oudst bekende wapen van de gemeente Oegstgeest in 1816 ‘bevestigd’ door de Hoge Raad.
van de kosten zouden bedragen ƒ 6,87 en een halve cent. Op 22 augustus werd zo’n kopie besteld. Het gevraagde bedrag werd per postwissel overgemaakt. Weer duurde het even eer er antwoord kwam. Dat kwam van de minister van Justitie, via een schrijven van zijn secretaris-generaal. Deze liet weten dat het in 1816 beschreven wapen met ‘een slechts aan de uiteinden breed uitloopend kruis van keel’ in de heraldiek zo ongewoon is, dat ‘hoogst waarschijnlijk aan eene verbastering moet worden gedacht’. Hij zette er daarom de beschrijving van het familiewapen van Heerman naast, aan wie door de Hoge Raad van de Adel lange tijd het bezit van de heerlijkheid Oegstgeest was toegeschreven. M i s v at t i n g Inmiddels is vast komen te staan dat de Hoge Raad van de Adel onjuist was in deze veronderstelling. Er is nooit een Heerman heer van Oegstgeest geweest. Afbeelding 1 toont het wapen van Oegstgeest zoals dat voorkomt in een kopiewapenboek van rond 1500. In een commentaar op het originele Armorial de Gelre uit ca. 1395 is bij het wapen vermeld: ‘Oegstgeest dit Heerman’. Dat duidt er op dat het
A f b . 3 De ‘verbeterde’ uitvoering van het gemeentewapen uit 1904.
‘Oude Raadhuis’ aan de Wijttenbachweg 27, op die plek terecht in de 19eeeuwse vorm (afb. 2). De ‘verbeterde’ uitvoering van 1904 vinden we onder andere hoog in de gevel van ons huidige gemeentehuis Rhijngeest (afb. 3). Ook voor het nieuwe logo van de gemeente (afb. 5) is weer teruggegrepen naar het officiële, eeuwenoude rode ankerkruis, op een (althans ten dele) gouden schild, waarboven zelfs een zeer gestileerde vijfbladerige kroon. Heel fraai is dit embleem te vinden op het gebouw van Beheer Openbare Ruimte aan de Haarlemmerstraatweg 30: een eigentijdse versie, met een vrijpostige toevoeging van groen, waarmee de ontwerper ongetwijfeld het ‘groene’ karakter van onze gemeente heeft willen accentueren. Al is dat ongetwijfeld heel wat minder groen dan in de tijd van de eerste ‘heren van Oegstgeest’!
A f b . 5 Het huidige logo van de gemeente Oegstgeest.
Dit artikel is een bewerking van een artikel uit 2006 van de hand van Gerard Schwencke, aangevuld met de meest recente informatie over het Oegstgeester wapen zoals te lezen is in Het goed van Oestgeest, 2009, p. 177 en 197 van Freek Lugt.
Oegstgeester Lourdesgrot Van 1931 tot 1966 had Oegstgeest een eigen Lourdesgrot. De schenker ervan was Hein Rubenkamp. Heinricus Wilhelmus Rubenkamp (1863-1937) werd geboren in Oegstgeest als zoon van een smid. Na het overlijden van zijn vader in 1887 zette hij het smidsbedrijf voort. Dit was gevestigd op de hoek van de Geversstraat en de Deutzstraat, waar het uitgroeide tot een rijtuig- en wagenmakerij annex rijtuighandel met (op het hoogtepunt van zjjn bloei) zeventig man personeel. In 1918 werd Rubenkamp lid van het kerkbestuur van de r.-k. parochie van de H. Willibrord. In 1919 werd hij verkozen tot lid van de gemeenteraad voor de Roomschkatholieke Staatspartij. Hij heeft deze functie tot 1937 vervuld. Tegenover de parochie maakte hij zich bovendien verdienstelijk door in 1931 op het kerkplein een natuurgetrouw model van de Lourdesgrot te laten bouwen. Nabootsing van de Lourdesgrot was zeker niet ongebruikelijk in katholiek Nederland rond 1900. De imitatiegrotten werden vaak bedevaartsoorden op zich. De Oegstgeester Lourdesgrot is in 1966 afgebroken. Leidsche Courant 9 september 1931
op dat moment door Heerman werd gebruikt, van wie een voorvader in de familie van Oegstgeest was ingetrouwd, wat ook uit andere gegevens blijkt. Dit was niet bekend bij de Hoge Raad van Adel, die het wapen aan Heerman toeschreef. In de beschrijving van dat wapen heet het: ‘een ankerkruis van keel op een gouden veld’. De minister van Justitie verbond daaraan de conclusie dat mocht worden aangenomen dat het kruis in het gemeentewapen een ankerkruis behoorde te zijn. En hij adviseerde een verzoekschrift op zegel te richten tot Hare Majesteit de Koningin, teneinde verbetering van het in 1816 bevestigde wapen te verkrijgen. De archivaris van de gemeente Leiden, over deze kwestie geraadpleegd, kwam tot hetzelfde advies. Kennelijk is dat opgevolgd. En zo kunnen we in ons gemeentearchief een afschrift aantreffen van een nieuw Koninklijk Besluit, gedateerd 1 maart 1904, dat luidt: “Wij Wilhelmina, bij de gratie Gods Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz, enz, enz. (…) hebben goedgevonden en verstaan de gemeente Oegstgeest, provincie Zuidholland, nader te bevestigen in het bezit van het van ouds door haar gevoerde wapen, zijnde: in goud een ankerkruis van keel, het schild gedekt door eene vijfbladerige kroon (afb. 3). Het oude wapen, van 1816, is nog te zien boven het poortje van het in 1900 door de gemeente verlaten
A f b . 4 De oorspronkelijke en de huidige uitvoering van het officiële gemeentewapen van Oegstgeest: een (anker)kruis van ‘keel’ (= rood) op een ‘gouden’ (= geel) veld.
9
Op Oegstgeester grondgebied hebben twee pannenbakkerijen gestaan: de ‘Josson’ pannenbakkerij De Nijverheid aan de Hoge Morsweg (destijds Oegstgeester grondgebied), nu Amphoraweg Leiden en de Van Sillevoldt pannenbakkerij aan het Valkenburger Veer. In de bakkerijen werden voornamelijk dakpannen gebakken, maar ook tegels en stenen. Verder maakte men er tras: metselspecie. Beide pannenbakkerijen stonden aan de Rijn. Grondstoffen en producten konden daar makkelijk aan- en afgevoerd worden. Van beide pannenbakkerijen is nu geen spoor meer terug te vinden. Het beroemdste product van de Oegstgeester dakpannenindustrie was een dakpan die bekend geworden is onder de naam Oegstgeester dakpan. Volgens een artikel uit 1851 in Het Tijdschrift voor den handwerksman en het fabrijkwezen in Nederland gaat het om een platte dakpan met dubbele boorden die een ‘vreemdsoortig, doch bevallig aanzien’ heeft.
De Oegstgeester dakpan Door Carl a de Glopper-Zuijderl and De Josson pannenbakkerij De Nijverheid e ‘Josson’ pannenbakkerij is vooral bekend van de Oegstgeester dakpan. De fabriek heeft eigenlijk de naam De Nijverheid, maar heet ook wel de ‘Josson’ pannenbakkerij naar de oprichter en ontwerper van de Oegstgeester dakpan. De fabriek wordt in 1852 opgericht aan de Hoge Morsweg. Victor Josson, in 1816 in Antwerpen geboren, blijkt eerst samen met ene De Langle eigenaar van een dakpannenfabriek in Niel in Vlaanderen te zijn geweest. In 1846 starten zij met de productie van platte dakpannen naar een ontwerp van de Engelsman James Reed te Bishops, Oxford. De productie, voor de Engelse markt, vindt plaats met Engelse machines en in overleg met de Architectural Tile Company in Londen. James Reed had
D
zich voor het ontwerp van deze platte schubvormige pan laten inspireren door in Zwitserland, Beieren en Oostenrijk gebruikte pannen. De productie van de platte pannen verloopt echter niet zo voorspoedig als Josson en De Langle hadden gewild. Vooral het breukpercentage ligt te hoog. Vandaar dat zij na herhaalde proefnemingen in 1849 voor een nieuw soort pannen – ‘uiterlijk slechts weinig verschillend van de pannen volgens het systeem van James Reed, maar voorzien van een dubbele rand’ – een nieuwe machine en een nieuw ovensysteem octrooi aanvragen. Koning Leopold van België verleent hen dat voor vijftien jaar op 15 oktober 1849. Nog geen twee jaar later vraagt Victor Josson, ditmaal zonder De Langle, ook in Nederland octrooi aan. Het wordt hem door koning Willem lll ook voor vijftien jaar, gere-
Uit 1872 daterend drukwerk van pannenbakkerij ‘De Nijverheid.’ Hierin is de Oegstgeester dakpan te zien.
10
kend vanaf 15 oktober 1849, op 26 april 1851 toegekend. In de octrooiaanvraag vermeldt Josson dat hij domicilie heeft gekozen bij W. de Leth te ’s-Gravenhage. De Leth was de eigenaar van de dakpannenfabriek Weltevreden te Koudekerk aan den Rijn en de Jossonpannen werden al snel bij Weltevreden gemaakt. Lang heeft Josson niet in Koudekerk gewerkt. Op 3 augustus 1852 nemen burgemeester en wethouders van Oegstgeest kennis van een rekest van Victor Josson, wonende te Antwerpen, gericht aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, waarin hij toestemming vraagt om een fabriek op te richten tot de vervaardiging van dakpannen, tegels en stenen, op de percelen, gelegen aan de Hoge Morschdijk in Oegstgeest. B&W zien geen bezwaar en op 10 augustus 1852 kunnen Gedeputeerde Staten aan Victor Josson, in de hoedanigheid van directeur der Nederlandsche Maatschappij van dakpannen, tegels en stenen, gevestigd te Rotterdam, voor de westelijke hoek van perceel sectie E nr. 597, de gevraagde vergunning verlenen. Het genoemde perceel moet gesitueerd worden op het huidige grondgebied van Leiden, daar waar tot voor kort Wernink’s Beton Maatschappij was gevestigd bij de Amphoraweg aan het einde van de Morsweg. In dit deel van het toenmalige Oegstgeest, waar aanvoer van grondstoffen en afvoer van producten via de Rijn mogelijk was, hadden zich al meer fabrikanten van bouwmaterialen gevestigd. Men vond er onder andere rond 1840 de kalkovens van Carel Blansjaar, gevolgd door de firma de Wed. P.A.W. Wernink en Zonen. Bij deze laatste firma bestelt Victor Josson najaar 1852 een deel van de benodigde materialen voor
zijn fabriek, zoals ‘1050 roode knieboomen, 400 ovenbakken en 500 roode dikke bakken’. Blijkbaar is er een markt voor de nieuwe pannen, want in het gemeenteverslag van 1853 staat dat de fabriek gunstig werkt en dat er vijfentwintig mannen en vijftien jongens werkzaam zijn. Een deel van dit personeel is blijkens het bevolkingsregister woonachtig in de directe omgeving van de fabriek en van Josson. Het betreft werklieden, aangeduid als pannenbakkersknechten, die zich in 1852/1854 te Oegstgeest vestigen en vrijwel allemaal uit Alphen aan den Rhijn afkomstig zijn. Op 27 oktober 1853 vraagt Josson, namens de Naamloze Maatschappij van Dakpannen, Tegels en Steenen, toestemming aan B&W om in het voorjaar een fornuis te mogen bouwen, ‘waarin een ketel zoo groot dat daarin ongeveer drieduizend dakpannen kunnen worden geplaatst om daarna te worden aangevuld met teer, was, olie of andere vetwaren, ten einde te worden gekookt’. De Oegstgeester dakpan werd wijd en zijd toegepast. Men exporteerde zelfs naar Nederlands-Indië! In 1907 is het gedaan met De Nijverheid, de fabriek van Oegstgeester dakpannen. Dit betekende echter niet het einde van de pan zelf. Inmiddels was men ook in andere plaatsen deze fraaie dakpan gaan produceren, zoals in Alphen aan den Rhijn bij Van Oordt, Van Dijk en Oosthoek. Maar ook in Oegstgeest zou de pan nog gefabriceerd zijn en wel in de pannenfabriek van de Gebroeders Van Sillevoldt. Daarom nu de geschiedenis van de andere Oegstgeester pannenbakkerij. D e Va n S i l l e v o l dt p a n n e n b a k k e r i j De pannenbakkerij aan het Valkenburger Veer kent een langer bestaan dan De Nijverheid. Aan het einde van de 17e eeuw wordt de bakkerij al genoemd. Wij volgen de geschiedenis van deze Oegstgeester pannenbakkerij vanaf 1874, wanneer de fabriek in handen komt van de gebroeders Van Sillevoldt. De zaken lijken vanaf dat
11
Voortaan leiden de broers samen het bedrijf. In december 1884 komen er klachten binnen bij de gemeente Oegstgeest: ‘dat het gedeelte van de Valkenburgerweg, loopende vanaf het uitgekleid wordende land van den heer Van Sillevoldt tot het einde bij den Krom, hier en daar als het ware door de kleiwagens van genoemden fabriekant is geploegd’. B&W gelasten de wegwerker van de gemeente direct geklopt puin aan te brengen. Ondanks deze klachten krijgen de gebroeders van Sillevoldt op 30 december 1899 voor zeven jaar vergunning om ook de percelen sectie B nrs. 148 en 149 uit te kleien. In oktober 1896 wordt Hermanus Gerardus van Sillevoldt, nadat hij zijn geloofsbrieven heeft overlegd, toegelaten als gemeenteraadslid van Oegstgeest. Hij blijft deel uitmaken van de gemeenteraad, totdat hij op 29 april 1908 met zijn vrouw en zonen Cornelis Martinus en Hermanus Gerardus jr. naar Valkenburg verhuist. In 1904 vragen de Gebroeders van Sillevoldt toestemming aan B&W van Oegstgeest om, nadat zij een gebouw van steen en hout, gelegen midden tussen de andere gebouwen, ‘bevattende stallen, sorteerloods en magazijn’ wegens bouwvalligheid hebben moeten afbreken, een stenen gebouw op dezelfde plaats te mogen zetten, waarin twee ovens opgericht zullen worden voor het bakken van pannen.
Het Koetshuis van kasteel Oud-Poelgeest is sinds 2002 gedekt met nieuw gebakken Oegstgeester dakpannen.
moment erg goed te gaan. Van gemiddeld tien arbeiders groeit het aantal werknemers tot rond de twintig (waaronder ook kinderen). De pannenbakkerij heeft twee ovens. In het gemeenteverslag over 1874 wordt over de pannenbakkerij slechts vermeld dat de nieuwe eigenaar, Johann Hermanus van Sillevoldt, geboren te Gouda in 1805, de zaak in het laatst van het jaar heeft gekocht en dat hij geen resultaten kan mededelen. Met zijn vrouw Maria Johanna Antonia Beekman, twee dochters en zijn jongste zoon Cornelis Martinus, geboren te ‘s-Gravenhage in 1853, komt hij in april 1874 vanuit ‘s-Gravenhage, waar hij directeur van de hbs was geweest, naar Oegstgeest. Kortstondig woont het gezin Van Sillevoldt op het adres wijk I nr. 83, maar per 1 januari 1875 betrekken ze het huis wijk II nr. 4, de woning bij de pannenbakkerij. De oudste zoon van Johann Hermanus van Sillevoldt, Hermanus Gerardus, geboren te ‘s-Gravenhage in 1842, verblijft vele jaren als ingenieur van de Waterstaat in Indië. Rond 1880 krijgt Cornelis Martinus (1853) de leiding over de pannenbakkerij, die dan al enkele jaren gunstig werkt. Er is in de jaren daarna steeds vaker sprake van de fabriek van de Gebroeders van Sillevoldt. Hermanus Gerardus (1842) vestigt zich namelijk in april 1884 ook te Oegstgeest.
12
Rond 1929 gaat de fabriek door verkoop over aan de N.V. Wernink’s Kalkfabrieken te Leiden. De gebouwen worden in 1943 op last van de Duitsers afgebroken. De twee pannenbakkerijen, die in het verleden in Oegstgeest gevestigd waren, kennen dus een vrijwel identiek einde: beide werden uiteindelijk verkocht aan de firma Wernink en van beide is geen spoor meer terug te vinden. Het enige zichtbare spoor van deze Oegstgeester industrie vormen de pannen, die nog hier en daar het dak van een enkel huis sieren. Meer over dit onderwerp kunt u lezen in het uitgebreide artikel van de hand van Carla de Glopper-Zuijderland, archivaris van de gemeente Oegstgeest: www.bit.ly/yJWw2I.
Wist u dat de Oegstgeester dakpan als koekjes verkrijgbaar zijn bij bakkerij Hugo de Groot op de De Kempenaerstraat?
Tekening behorend bij de octrooi·aanvraag van Josson en De Langle uit 1849.
13
In het Leidsch Dagblad van 16 september 2011 stond een overzicht over het aantal kroegen in Nederland, gerelateerd aan het aantal inwoners. Volgens het Warmondse horeca-adviesbureau Van Spronsen & Partners, die het onderzoek had uitgevoerd, had Oegstgeest in 2010 het minste aantal kroegen van Nederland. Dat was honderd jaar geleden geheel anders. René de Groot ging op verzoek van de Vereniging Oud Oegstgeest op een papieren kroegentocht!
Uit het dagboek van een Oegstgeester kroegganger Door René de Groot
W
e schrijven zaterdag 3 april 1920. De dag dat ik (Huib de Groot, boerenzoon aan de Geversstraat) besloot om samen met een goede vriend van mij Dorus van Beek (kruidenier aan de Deutzstraat) een tocht te maken langs de kroegen van Oegstgeest. We begonnen onze kroegentocht in de Dorpsstraat. Als eindpunt hadden we café Zomerzorg bij het Leidse station uitgezocht. Maar of we het einde zouden halen?
den een half uurtje biljart. Om 17.00 uur stapten we op, en gingen op weg naar het tweede café dat ietsjes verder op lag. Het tweede café: De Roode Leeuw van Pieter van Leeuwen
H e t e e r s t e c a f é : D e V e r w a c h t i n g v a n Th e o Lubbe
Dorus en ik begonnen bij het achterste café aan de Dorpsstraat in café De Verwachting, de naam alleen al sprak ons aan. Immers wat waren onze verwachtingen voor deze zaterdag? Kroegbaas Theo Lubbe voorspelde ons dat als we bij elk café twee pilsjes de man namen, wij de stadsgrens niet zouden halen. We namen ieder twee pilsjes en speel-
14
Na enkele minuten lopen stapten we café De Roode Leeuw binnen, en werden begroet door uitbater Pieter van Leeuwen. We gingen aan de bar zitten en namen een Z.H.B. biertje. Volgens van Leeuwen was het pand één van de oudste panden van Oegstgeest. De Spanjaarden zouden het wel eens gezien kunnen hebben. Het café was sinds april 1917 in het bezit van Van Leeuwen, die plannen had om er een thee- en speeltuin naast te bouwen. Aandachtig luisterden wij naar zijn plannen en besloten tegen 18.00 uur weer verder te gaan. We liepen langs boerderij Wilthoef en de bollenvelden van de Grunerie. Nog geen tulp te zien natuurlijk. Bij de splitsing met de Wijttenbachweg besloten we links af te gaan, de Wijttenbachweg op. We gingen het bruggetje vlak voor Schoutenburg over en liepen enige minuten later het café van Dofferhof binnen.
Het derde café: De Nieuwe Aanleg van A. Dofferhof
Giechelend renden we het café in. Niet omdat het begon te regenen, maar omdat het eerste bier er alweer uit moest. Ik groette uitbater Knijnenburg en rende de wc in. Toen ik klaar was ging ik naast vriend Dorus aan de bar zitten. Café Zomerlust was een klein maar oergezellig café in de Leidsche buurt. Naast het café had Knijnenburg een terras aangelegd. Wellicht had hij het idee overgenomen van de Roode Leeuw. We probeerden het Jan te vragen. Mogelijk spraken we niet duidelijk, wat heel goed mogelijk was, maar wij konden geen antwoord uit Jan krijgen. Na nog twee bier stapten we rond 19.30 uur op. We hadden honger en besloten deze iets verderop te stillen. We passeerden de lunchroom van Daniel Dégorée en keken de in aanbouw zijnde Van Assendelftstraat in. We staken de weg over en liepen richting het Wilhelminapark. H e t v i j f d e c a f é : C a f é - R e s ta u r a n t H e t W i t t e H u i s v a n Va n I n g e n S c h e n a u
Dit café was wat minder bekend. Het is het witte pand op de foto. Vanaf april 1914 was Dofferhof uitbater van deze ‘verlofzaak’ zoals hij het zelf noemde. En daar moest op gedronken worden. Immers elke gelegenheid, hoe ver ook gezocht, grepen wij aan om op te drinken, en liefst op kosten van de zaak. Wat wij toen nog niet konden weten was dat twee jaar na ons bezoek het café gesloopt moest worden in verband met de aanleg van de Duinzichtstraat. Een half uur later, zo rond 18.30 uur, en een tikkie aangeschoten besloten we onze weg te vervolgen. Na het café gingen we rechtsaf het Wijckerslootlaantje in en liepen we langs het gesticht Duinzicht naar de Rhijngeesterstraatweg, alwaar we links afsloegen richting de kerk. Aan de overkant van de weg, ver weg in het weiland lag de boerderij van Heemskerk. Na de kerk gepasseerd te hebben staken we de trambaan van de tram naar Katwijk over en we haasten ons naar onze vierde café waar we om 18.45 uur aankwamen. H e t v i e r d e c a f é : Zo m e r l u s t v a n J a n Knijnenburg
Ofschoon we behoorlijk aangeschoten waren én een beetje druk, besloten we toch om iets te gaan eten in het chique restaurant van Huibert Antonie van Inge Schenau. Eenmaal binnen lieten we de bar voor wat het was en namen plaats aan een tafeltje. We namen allebei een maaltijd bestaande uit sukadelappen met schorseneren en natuurlijk twee bier. Ik moest er eigenlijk niet meer aan denken, maar ja het was nou eenmaal zo afgesproken. Terwijl we zaten te tafelen namen we de successen van Van Inge Schenau even door. Hij kocht in 1869 het eerste zwembad van Oegstgeest aan het Galgewater bij Leiden. In 1901 opende hij hotel Het Witte Huis in het dan net aangelegde Wilhelminapark. Het was inmiddels 21.00 uur geworden en dus tijd voor het volgende café. We liepen terug naar de Rhijngeesterstraatweg richting café Zomerlust, en gingen rechtsaf de Deutzstraat in. Links lag de garage van Hein Rubenkamp en een stukje verderop lag de kruidenierswinkel van de vader van Dorus van Beek. En aan het einde van de straat lag onze volgende bestemming al.
15
H e t z e s d e c a f é : C e n t r a a l v a n H e n r i d e Lo u w
Café Centraal was voor ons een bekend café. We woonden immers om de hoek. Kroegbaas Henri de Louw was bezig de bestellingen voor de volgende week op te stellen. Café Centraal was van oorsprong een oud café dat sinds 1850 gerund werd onder de naam Koffiehuis Weltevreden door kroegbaas vader De Rooy en later zijn zoon. Sinds juni 1917 was Henri de Louw eigenaar. We gingen aan de bar zitten en namen uiteraard weer twee bier. “Kijk”, zei Dorus wijzend op een folder, “er wordt hier binnenkort weer eens vergaderd. Het lijkt wel of het hele dorp hier of vergadert of z’n bollenschuur verkoopt. Waar een café in Oegstgeest maar goed voor is.” Daar kroegbaar Henri het schijnbaar druk had met andere zaken en niet in was voor een praatje met twee half dronken kerels, besloten we na een half uur café Centraal voor gezien te houden. Buiten gekomen liepen we niet rechtsaf, nee we strompelden rechtsaf richting onze volgende kroeg. Omdat ik langs de boerderij van mijn vader kwam, deed ik mijn uiterste best om recht te lopen. Het lukte zowaar, en weldra gingen we met een sierlijke boog het volgende café binnen.
Het was inmiddels 22.00 uur toen we het café van Kortekaas kwamen binnen gestrompeld. Het bier van De Rooy was ons beiden blijkbaar verkeerd gevallen of die man had er iets doorheen gedaan, maar we konden nauwelijks nog op onze benen staan. De immer streng kijkende Kortekaas bekeek ons met gefronst voorhoofd. “Jullie zijn dronken”, riep hij. “Klopt”, zei Dorus. Ontkennen had ook geen enkele zin. “Zijn hier geen vergaderingen?”, vroeg ik aan Kortekaas. “Nee”, zie hij. “Deze week heeft alleen café Centraal veel vergaderingen”. Net zoals café Centraal, was het café van Kortekaas ook zo’n oud café. In 1799 bestond het al, alleen toen heette het Herberg Bourgonje. Kortekaas was net als De Rooy sinds 1881 uitbater van dit café. De klok sloeg elf uur, althans dat denk ik. Ik was te dronken om te tellen. En hoewel we café Sport van F.H. Swaak in de Kempenaerstraat nog op ons lijstje hadden staan, besloot ik om het voor gezien te houden. “Kom Door, we gaan naar huis” zei ik. “Heeft die Theo Lubbe toch gelijk gekregen”, dacht ik. Ik betaalde Kortekaas en Van Beek en we liepen naar buiten en gingen rechtsaf richting huis. Geen van de hier beschreven cafés bestaat nog. Alleen het pand van café De Verwachting is er nog. Het is Dorpsstraat 63. Alle andere panden zijn in de loop de jaren afgebroken. Café Zomerlust werd in 1930 vervangen door een nieuw café dat er, zoals de foto hieronder laat zien, al achter stond en dat nu nog bestaat; café De Gouwe het enige echte café dat Oegstgeest nog rijk is.
H e t z e v e n d e c a f é : H e t W a p e n v a n O e g s tg e e s t v a n A d r i a n u s J a c o b u s Ko r t e k a a s
Café De Gouwe, 1932
16
Er staat veel moois in Oegstgeest. Fraaie architectuur in Nieuw-Rhijngeest bijvoorbeeld, de nieuwbouw bij het Zendingshuis en de prachtige school De Vogels in de wijk Poelgeest. Ook elders is moderne architectuur in het dorp goed vertegenwoordigd. Daarbij is Oegstgeest zo gelukkig ook mooie zaken uit oudere tijden te hebben. Zonder de oude panden in de Dorpsstraat en de 18e-eeuwse Kwaakbrug te willen overslaan, noemen wij kasteel Endegeest, kasteel Oud-Poelgeest en het Groene Kerkje. Hun huidige uiterlijk hebben zij uit de 17e eeuw, maar hun oudste voorgangers kennen wij al uit de 9e eeuw. De kerk is zelfs nog honderd jaar ouder, de eerste voorganger althans: in een 11e-eeuwse oorkonde valt te lezen dat de kerk ooit aan Willibrord is geschonken, die overleed in 739. En er is een Oegstgeest onder de grond. Recente opgravingen leren ons veel van de rijke geschiedenis van Oegstgeest.
Oegstgeest onder de grond D o o r F r e e k L u gt De Oudenhof m te beginnen liggen in de hoek van de Lange Voort en de Irislaan de sporen van het grote Middeleeuwse kasteel de Oudenhof. Het was een burcht in de vorm van een cirkelvormige muur met drie grachten, met een totale diameter van ongeveer 150 meter. Het middengedeelte had een diameter van 40 meter. Daar omheen lagen drie grachten van gemiddeld een meter of 10 breed. De muur was gemaakt van een grote soort baksteen, kloostermoppen genaamd, en voor de hand ligt dat er binnen de muur een weergang was, zoals bij de
O
Burcht in Leiden. Ten zuidwesten van de tweede gracht lag waarschijnlijk de woning van de ambachtsheer van Oegstgeest. Van gebouwen binnen de ringmuur zijn geen sporen gevonden. Rond 1400 is de ringmuur afgebroken. Misschien was die op de slappe veengrond verzakt. Overdorp Het meest spectaculair is echter het Merovingische dorp dat in het zuiden van Nieuw-Rhijngeest is gevonden. Merovingisch wil zeggen: uit de 6e en 7e eeuw, de tijd van de Frankische koning Merovech en diens afstammelingen. Aangenomen kan worden dat
Artist’s impression van de Oudenhof (Melchior van Rijn, 2009).
deze nederzetting Overdorp heeft geheten. De gebouwen stonden langs een Rijngeul die kennelijk gelijktijdig bestond met een grotere hoofdstroom van de Oude Rijn langs Valkenburg. Deze rivier kwam toen nog in zee uit, zodat de getijdenwerking ook landinwaarts merkbaar was. Langs het water stond een beschoeiing van een meter of 300 lang. De woonstalhuizen stonden tamelijk ver daar vandaan, zodat het geen beschoeiing lijkt die moest voorkomen dat de oever in het water verdween, maar een kadewand die het schepen mogelijk moest maken daar aan te leggen. Ook de zware bouw duidt daarop. Er zijn palen aangetroffen, vermoedelijk meerpalen, van een zodanige lengte en dikte dat die alleen maar met behulp van een heistelling de grond in gedreven kunnen zijn. In de kade waren openingen uitgespaard, waarachter zich iets wat eruit zag als een botenhelling bevond. Haaks op de beschoeiing zijn de staanders van (vermoedelijk) een brug gevonden. Een door een 7e-eeuwse rivierhandelaar verloren munt werd in de kadewand teruggevonden. Hergebruikt als putwanden zijn delen van schepen gevonden die zijn geïnterpreteerd als onderdelen van een vijf à zes meter lange boomstamkano. In Overdorp zijn sporen aangetroffen van een tiental boerderijen met een oppervlakte van ongeveer 6 x 20 m, zonder middenstaanders. Flinke
17
gebouwen dus, voor die tijd normaal. De stal was in het gebouw. De woonstalhuizen zijn gebouwd van in de grond gegraven palen met daartussen vlechtwerk, bestreken met leem, en een rieten dak. Op een afstand van 80 centimeter buiten de wanden stonden extra ‘buitenstaanders,’ die hielpen het dak met zijn grote overspanning te dragen.
De naam Overdorp Wie precies wil weten waar de naam Overdorp vandaan komt, kan dit lezen in het artikel dat hierover in het Leids Jaarboekje 2011 verscheen. Heel in het kort komt het op het volgende neer. Er is een lijst van kerkelijke bezittingen in Rijnland in de 9e eeuw. De meeste plaatsnamen die op die lijst staan zijn nog goed herkenbaar, zoals Oegstgeest, Poelgeest, Rijnsburg en Valkenburg. Er staan echter ook namen op van plaatsen die sindsdien verdwenen zijn. Die kunnen zijn verlaten of door duinzand overstoven of in het Haarlemmermeer verdwenen of wat dan ook. Delen van de lijst staan echter in min of meer geografische volgorde, ook het gedeelte bij de genoemde plaatsen. Dus is het denkbaar dat een onbekende plaatsnaam die daar in de buurt staat, de naam van het Merovingische dorp is. Een dergelijk dorp wordt twee keer genoemd, een keer als Houerathorp, vlak na Valkenburg, en een keer als Houarathorpa, vlak voor Rijnsburg. In modern Nederlands is dat Overdorp, waarbij ‘Over’ hetzij stroomopwaarts betekent, hetzij aan de overkant. Dat klopt met zowel Valkenburg als Rijnsburg. Als wij dan nog weten dat door de Oegstgeester prof. D.P. Blok aannemelijk is gemaakt dat de kerkelijke bezittingen in Overdorp en Rijnsburg uit één oorkonde in de lijst zijn opgenomen, is het wel heel aannemelijk dat Overdorp betekent: stroomopwaarts van Rijnsburg. Nog andere, kleinere aanwijzingen bevestigen dat. Praktisch gesproken mag daarom worden aangenomen dat de naam van het dorp Overdorp was. Maar honderd procent zeker is het niet.
18
Naast de woonstalhuizen was een groot aantal bijgebouwen te vinden. Ook zijn er honderden kuilen gevonden, die voor allerlei doeleinden werden gebruikt: waterput, opslag, afval. Van de waterputten waren de wanden gemaakt van wijntonnen of hergebruikte delen van schepen. Waterputten die onbruikbaar werden, veranderden in afvalputten. Daarin is veel huishoudelijk afval gevonden, zoals het onvermijdelijke gebroken aardewerk, voor een klein deel nog handgemaakt in de nederzetting zelf, voor het grootste deel gedraaid. Aangezien noch in Overdorp, noch elders in het westelijk kustgebied ovens of productieafval voor of van gedraaid aardewerk zijn gevonden, moet het draaischijfaardewerk zijn geïmporteerd uit de stroomopwaarts gelegen productiecentra in het Rijnland. De ligging aan de Rijn maakte dit gemakkelijk. Ook is Angelsaksisch aardewerk gevonden. Een houten drinknap is eveneens aangetroffen, evenals een
van handvaten voorziene en fraai bewerkte trog. In de nederzetting moet een barnsteenbewerker hebben gewoond of gewerkt. Er zijn namelijk verschillende barnsteenresten gevonden, zowel afval als halffabricaten. Er zijn geen afgewerkte stukken aangetroffen, de zaken gingen dus goed; het moeten kralen en hangers zijn geweest. Daarnaast zijn er enkele stukjes productieafval van glazen kralen aangetroffen. Het is dus mogelijk dat de reizende kralenmaker van wie in Rijnsburg een oventje is gevonden, ook een tijd in Overdorp domicilie heeft gekozen. Ook zijn er een paar stukjes geblazen glas gevonden van verschillende soorten drinkglazen. Bij de kade is de opmerkelijke vondst gedaan van de oudste schoenleesten van Nederland. Het waren er twee, van esdoornhout, maat 41-42, beide voor een rechter schoen. De leesten, waarop de schoenen binnenstebuiten werden genaaid, werden met leren
Skelet van een ongeveer vijfjarig kind, in 2011 opgegraven in Overdorp.
Gevonden in Overdorp: de oudste schoenleesten van Nederland (M. Hemminga en T. Hamburg, 2006).
Twee fasen van de in Overdorp gevonden kadewand (Archol 2006). Te zien is dat zij van forse boomstammen zijn gemaakt.
passtukken aangepast voor de maat die nodig was, en ook om ze geschikt te maken voor een linker schoen. Aan de landzijde van het dorp is een paardenbegraving aangetroffen en in het midden van het dorp nog een, een heel bijzondere. Hier zijn twee volgetuigde paarden ter aarde besteld. Tevens is het volledig intacte skelet van een ongeveer vijfjarig kind gevonden. Om de een of andere reden is Overdorp tegen het einde van de 7e eeuw verdwenen. Misschien was een verhoogde rivieractiviteit hier debet aan, de waterstand steeg en de grond werd te soppig om te bewerken en op te wonen. Een andere oorzaak kan een reorganisatie van het grondbezit en de daarmee samenhangende ligging van de bebouwing zijn. Ook is het mogelijk dat de handelsactiviteiten die kennelijk in Overdorp en dergelijke nederzettingen plaatsvonden, door de Karolingers werden geconcentreerd in Dorestad, nu Wijk bij Duurstede, waar de Lek zich afsplitst van de Rijn. Het meest waarschijnlijk is echter dat de geul waaraan het rivierdorp lag, steeds verder dichtslibde, zodat verkeer met de omgeving steeds moeilijker werd.
De poorten van de hel Zowel de Oudenhof als het Merovingische dorp zijn door de VOO voor de poorten van de hel weggesleept. De Oudenhof was al in 1940 ontdekt door nota bene een Oegstgeestse archeoloog, dr. W.C. Braat. Vijftig jaar later was de gemeente dat vergeten. Er werd een weg dwars over het terrein gepland, aan archeologisch onderzoek werd niet gedacht. Enige VOO-leden zijn daar toen dwars voor gaan liggen. Uiteindelijk raakte de gemeente overtuigd, er kwamen uitgebreide opgravingen en er werd ter plaatse een fraaie landschappelijke verbeelding van het 13e-eeuwse kasteelterrein aangelegd. In Nieuw-Rhijngeest speelde een dergelijk verhaal. Bij de bouw van de tijdelijke studentenbarakken werd archeologisch onderzoek gedaan waarbij de nodige 6e- en 7e-eeuwse bouwsporen werden gevonden. Dat moest maar genoeg zijn, vond de ontwikkelaar, op wiens aandringen de provincie een verkeerde beslissing nam. Een nieuwe generatie VOO-leden heeft toen, samen met de archeologenvereniging AWN, voor en vooral achter de schermen op de relevante personen en instellingen
druk uitgeoefend en opgevoerd totdat ontwikkelaar en autoriteiten tot betere inzichten kwamen. Iedereen werkt nu van harte mee aan de unieke complete opgraving van Overdorp. Er is een opleidingsproject van gemaakt voor tweedejaars archeologiestudenten van de Universiteit Leiden en de traditie is ontstaan dat leden van de VOO elk jaar een excursie naar het opgravingterrein maken.
Bronnen n
Freek Lugt, Het goed van Oestgeest, tweede druk, Ginkgo, Leiden 2010.
n
Freek Lugt, Overdorp, in Leids Jaarboekje 2011, 19-32.
19
De Kempenaerstraat – toen en nu Kijk en vergelijk. We weten uit gesprekken met onze leden dat het altijd leuk is om ‘toen en nu’ met elkaar te vergelijken. Op de afbeeldingen ziet u de ontwikkeling van De Kempenaerstraat, gezien vanaf de kruising met de Terweeweg in de richting van de Geversstraat. De fotocollecties van de Vereniging Oud Oegstgeest, van fotograaf Loek de Groot en van de gemeente Oegstgeest zijn samengebracht in het fotoarchief van de gemeente. Meer dan de helft van de ruim 9000 foto’s is inmiddels gedigitaliseerd en beschreven. Het oudste fotomateriaal is van rond 1890. De collectie loopt door tot op de dag van vandaag. De database wordt voortdurend ververst en aangevuld. Er zijn voor geïnteresseerden allerlei manieren om het digitaal fotoarchief te ontsluiten: op onderwerp, op straatnaam, op jaartal. Het digitale fotoarchief is te bekijken via de website: www.digitaalfotoarchief.oegstgeest.nl waar u ook leest hoe u oude foto’s kunt bestellen.
Prentbriefkaart, ca. 1922.
Kopie-opname van foto. Er wordt gevlagd vanwege het bevrijdingsfeest, mei 1945.
20
Prentbriefkaart, ca. 1955.
Foto, ca. 1980.
De huidige situatie.
21
Het VOC-schip ‘Oestgeest’ D o o r F r e e k L u gt
A
an het eind van de 17e eeuw werd Oegstgeest nog zonder eerste g gespeld. De ‘Oestgeest’, zo heette dan ook één van de ongeveer 1700 schepen van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) die tussen het begin van de 17e en het eind van de 18e eeuw de zeeën tussen Texel en Batavia bevaren heeft. Die 1700 schepen hebben vele duizenden reizen gemaakt, hoofdzakelijk naar of in Nederlands Oost Indië. Van elke reis hield de schipper een dagregister bij, een soort logboek of journaal. Daarvan zijn er enige tientallen bewaard gebleven, en één ervan is het dagregister van de ‘Oestgeest’ van de eerste helft van de eerste reis naar Batavia. Op de voorkant heeft schipper Jan d’ With in zijn 17eeeuwse schippershand geschreven:
Voorbeeld van een hekboot.
22
Dagh-Register gehouden tot aand’ Cabo d’ goede Hoope op ‘t Fluijt Schip Oestgeest; zeijlende den 8’ October 1699: uit Tecxel nae India. Bij het dagregister zijn nog aanwezig een journaal van ’t Water-werck, een Journaal van alle ziektens en een Notitie van ’t geene geduren’ de Reijs in ‘t bijweesen van den boekhr uijt d’medicament kist is gehaalt, die dezelfde periode van de reis van Texel naar Kaap de Goede Hoop beslaan. De ‘Oestgeest’ was een hekboot. Dat was een doorontwikkeling van het meer bekende fluitschip, zoals een hekboot door tijdgenoten ook nog vaak werd genoemd. Deze ‘hekboot’, ook wel ‘kat zonder oren’ genoemd (een ‘kat’ was ook een scheepstype, wat hier met ‘oren’ wordt bedoeld is onbekend), was een betrekkelijk klein schip met een lengte van 130 voet en een breedte van ruim 33 voet, het laadvermogen bedroeg 576 ton. Met het oog op het laadvermogen was het schip voor en achter breed en had het een platte en hoge achterkant, met daarop een galerij, een overdekte loopruimte rond het achterschip. Het had een grote mast met daarvóór de fokkemast en erachter de bezaansmast. Aan de voorkant had het schip een galjoen, een voor de
boeg uitstekende constructie met roosterdekje die dienst deed als wc. Het schip was in 1699 gebouwd op de werf van Amsterdam en ‘Oestgeest’ gedoopt. Dat het schip ‘Oestgeest’ heette, betekent niet dat Oegstgeest als zodanig er iets mee te maken had. De eigenaar, de Kamer van Amsterdam van de VOC, liet één van de vele VOC-schepen bouwen en gaf het één van de vele mogelijke namen. Zo kregen zusterschepen de namen ‘Katwyk’, ‘Noordwyk’, ‘Leyden’ en ‘Warmond’. De kans dat er Oegstgeestenaren aan boord van de ‘Oestgeest’ waren, is dus zeer gering, maar uitgesloten is het niet. In Oegstgeest hebben altijd zeelieden gewoond. Zo voeren in 1718 David Jansz. op het VOC-schip ‘Zuiderbeek’ en in 1760 Pieter Ockerse op het VOC-schip ‘Gouverneur-Generaal’, werden in de ‘Liste Civique’ van 1811 Jan Warners als scheepstimmerman en Jacobus Rapis als traanstoker (produceert traan uit walvissen) genoemd en kwamen in de Tweede Wereldoorlog Johan Bromelow, Joseph van lterson en Quirinus Kroeze op zee om het leven, om enkele Oegstgeester zeelieden te noemen van wie de namen bekend zijn gebleven. De ‘Oestgeest’ was de laatste hekboot die de VOC in de vaart nam en had een bemanning van rond de honderd man. Uit de bewaard gebleven dagregisters is goed op te maken hoe de reizen verliepen. De eerste pleisterplaats was, zoals op alle reizen naar en van de oost, Kaap de Goede Hoop, waar meestal ongeveer een maand werd verbleven. In het dagregister werd consequent de vaarrichting, de positie en de windrichting genoteerd, alsmede, als daar aanleiding toe was, de gang van zaken aan boord. Over de jongens van Jan d’With komen wij niet veel te weten. Vermeldenswaard is dat op de eerste reis de jongste opvarende, bootsmaat Gerrit Janmaatz., een jochie van negen was toen hij door zijn vader, Janmaat Gerritz., uit Amsterdam gekomen in Texel werd ‘aan boort gebraght’. Informatiever, althans voor medisch-historische deskundigen, is het Journaal van alle ziektens, een relatief lijvig, door opperchirurgijn Pieter Kurstman bijgehouden overzicht van alle ziektegevallen aan boord. In het journaal van het waterwerk werd het dagelijkse verbruik van het uit een Texelse waterpomp gepompte en in eikenhouten tonnen meegenomen zoete water nauwkeurig bijgehouden. In de tropen gebruikte de bemanning ongeveer een kan zoet water per man per dag, dat is in totaal circa 120 liter per dag. Dat werd zo mogelijk niet gebruikt als drinkwater, daarvoor was er ‘scheepsbier’, maar om mee te koken en het aan boord gebrachte vee (varkens, kippen, misschien een geit en soms een koe als er hoog bezoek werd verwacht) en de scheepskat mee te drenken. Pas in het onverhoopte geval dat het scheepsbier op was, werd het nog aanwezige zoete water als drinkwater gebruikt. De mannen hielden daarbij letterlijk de tan-
den op elkaar om te voorkomen dat er beestjes en andere verontreinigingen mee naar binnen gingen. Verontreinigingen waren er aan boord van de ‘Oestgeest’ blijkbaar ook, want er zijn steeds aantekeningen als ‘weer last van de lepelbladen’ in het journaal geplaatst. Kennelijk werden er lepelbladen in het water aangetroffen, dat zijn waterweegbreeachtigen die zich in maandenlang niet ververst drinkwater kunnen ontwikkelen. Op de ‘Oestgeest’ was men er blijkbaar niet van op de hoogte dat ‘lepelblad Salaet’ heel gezond is. De ‘Oestgeest’ is tussen 1699 en 1710 vanuit Nederland vier keer van wal gestoken op weg naar Batavia en is na de vierde reis niet meer in Nederland teruggeweest, maar in de oost blijven varen. Het schip is in 1719 vergaan voor Grissee, bij Soerabaja aan de noord oostkust van Java. De naam Oegstgeest is dus maar 20 jaren op de zeven zeeën te zien geweest. Bronnen n
Pieter van Dam. Beschrijvinge van de Oostindische Compagnie. eerste boek, deel 1, Martinus Nijhoff, ’s-Gravenhage 1927.
n
Dr E. van Eijck-van Heslinga, informatie per e-mail, augustus 2005.
n
H. Haalmeijer en D. Vuik, Fluiten, katten en fregatten: de schepen van de Verenigde Oost-Indisc he Compagnie, 1602-1798, Uitgeverij Hollandia BV, Bloemendaal 2002.
n
Nationaal Archief ’s-Gravenhage, stukken V.O.C. 1602-1811. nr. 5 109.
Uit het archief In het gemeentearchief van Oegstgeest bevinden zich betreffende veel statistische opgaven inzake verschillende onderwerpen, zoals bevolking, bebouwing, nijverheid, volksgezondheid etc. Met de voltooiing van de inventarisatie van het oud- archief in 2011 kan men een goede indruk krijgen van de ontwikkeling van het Oegstgeest van de vorige eeuwen. In 1732 bijvoorbeeld stonden er in Oegstgeest: 194 huizen, 15 blekerijen, 2 steenplaatsen (steenfabrieken), 10 molens, 1943 morgen en 495 roeden land. (Rijnlandse morgen = 8.516 m2 of ongeveer 0,85 ha; roede = 14 m2). Meer koeien dan kinderen In 1827 wordt er nog een ‘statistiek tableau’ van de gemeente Oegstgeest en Poelgeest opgemaakt, waarbij vermoedelijk de Hoge en Lage Morsch (102 huizen) buiten beschouwing werd gelaten: 163 huizen, 260 weerbare mannen, 266 vrouwen, 580 kinderen, 70 paarden, 763 koeien, 403 schapen, 250 varkens, 36 wagens voor 4 paarden, 30 wagens voor 1 paard en 23 karren. De verdeling van het aantal ambachtslieden was: 9 timmerlieden, 7 metselaars, 3 kleermakers, 5 schoenmakers, 4 smeden en 1 loodgieter.
23
Een kunstzinnige blik op Oegstgeest In deze jubileumaflevering besteden wij aandacht aan veruit de beroemdste en meest succesvolle kunstenaar die met Oegstgeest verbonden is: Jan Wolkers (1925-2007). De beeldhouwer, schilder en schrijver is hier geboren en opgegroeid en heeft er zijn allereerste schreden op het kunstenaarspad gezet. Niemand heeft bovendien de naamsbekendheid van ons dorp in Nederland en daarbuiten zo bevorderd als hij met zijn roman Terug naar Oegstgeest (1965). Maar toen was hij al een gevestigd kunstenaar. Om te beginnen willen wij zijn jeugdwerk belichten, die aarzelende start, die voornamelijk in en rondom Oegstgeest heeft plaatsgevonden. In het meinummer van dit tijdschrift zijn we van plan iets van zijn latere werk te laten zien.
Het jeugdwerk van Jan Wolkers D o o r J o k e N i e u w e n h u i s e n W i l ly To r d o i r
K
unstenaar worden is nooit een jongensdroom geweest van Jan Wolkers, om de eenvoudige reden dat hij niet wist wat dat inhield. Het leefde in het geheel niet binnen het streng gereformeerde gezin waarin hij als derde van elf kinderen opgroeide. In dat grote gezin stond de bijbel centraal, waar Wolkers’ vader drie keer per dag na de maaltijd een half uur uit voorlas. Samen met nog een half uur op school was dat maar liefst twee uur per dag en Wolkers heeft wel eens uitgerekend dat het hele boek jaarlijks twee keer moet zijn doorgenomen. Bovendien was er op zondag ook altijd nog de preek, eerst in de Rehobothkapel aan de Willem de Zwijgerlaan en na 1935 in de nieuwgebouwde gereformeerde kerk aan de Mauritslaan. Geen wonder dat zijn bijbelkennis fenomenaal was, zoals later uit zijn literaire werk zou blijken. Nee, bioloog wilde hij worden, naar het voorbeeld van zijn oom, een broer van zijn moeder. De natuur oefende van jongs af aan een onweerstaanbare aantrekkingskracht op hem uit. Alles daarin boeide hem, vooral de insecten, kikkers en hagedissen die hij vond in de achtertuin van het
A f b . 1 Pad langs het Oegstgeester kanaal.
24
ouderlijk huis aan de Deutzstraat (nr. 7). Hij stopte ze in terraria om ze grondig te kunnen bestuderen en hij hield er van ’s morgens vroeg door de velden te zwerven en thuis te komen met armen vol planten voor zijn dieren. Maar na de lagere school moest hij naar de ULO en kon er van een studie biologie dus geen sprake zijn. Uit pure recalcitrantie heeft hij drie jaar lang in de klas geen mond open gedaan waarna hij van school gestuurd werd. Tekenen was al wél vroeg een behoefte voor hem, maar dat viel niet erg op, ook zijn broers en zusters deden het. Vooral op zondag was er niet veel keus, want in een gereformeerd gezin was fietsen en voetballen door God verboden. Wandelen mocht wel en bij mooi weer liepen ze vaak, onder leiding van vader en moeder, achter elkaar over het smalle pad langs het Oegstgeester kanaal heen en terug naar het Katwijkse strand (afb. 1). Oud-Poelgeest Nu liggen biologie en buiten tekenen dicht bij elkaar en dat laatste deed Jan Wolkers veel en graag. Een geliefde plek was het bos rondom Kasteel Oud-Poelgeest, waar zijn vader als kantinebeheerder in 1939 werk had gevonden na de sluiting van de kruidenierswinkel. Hij was daartoe gedwongen door de sterk teruggelopen klandizie als gevolg van de crisisjaren. De jonge Wolkers zwierf er rond met potlood, pen en papier, maar ook met verf en doek. Minutieus getekende planten, maar ook desolate boompartijen (afb. 2) uit de hongerwinter die op een dramatische manier die sombere periode lijken te weerspiegelen. Uit dezelfde tijd is het bruggetje, dat we allemaal herkennen, met daarachter het kasteel, gezien vanaf de ijsbaan aan de Oegstgeesterweg (afb. 3). Deze houtskooltekening van 2 december 1944 staat in schril contrast met de krachtige, kordate lijnvoering waarmee hij de muziektent in ’t Leidse Hout in de zomer een jaar eerder op papier zette (afb. 4). Het stemmingsverschil is opvallend.
A f b . 2 Jan Wolkers, 1944, pen, penseel 24 x 29,5 cm.
A f b . 4 Jan Wolkers, 1943, Muziektent in ’t Leidse Hout, potlood.
A f b . 3 Jan Wolkers, 1944, kasteel Oud-Poelgeest.
Een zekere ondernemersgeest kon hem niet ontzegd worden. In ruil voor eten tekende hij dieren van boeren in de buurt, zoals het trefzekere en met een enkele lijn gedane varken (afb. 5).
Behalve voor zijn tekenwerk fungeerde Oud-Poelgeest waarschijnlijk ook als inspiratiebron voor zijn oefeningen in olieverf. In ieder geval keerde hij steeds weer terug naar de in de achttiende eeuw door Boerhaave geplante tulpenboom (géén magnolia, wel familie), gefascineerd als hij was door het ‘wonderlijk lichtgevend lover in de kleur van gepatineerd brons’. Het is niet zeker, maar wel goed voorstelbaar dat Wolkers getracht heeft die ervaring te vatten in bijvoorbeeld het bosgezicht uit 1943 (afb. 6).
25
A f b . 5 Jan Wolkers, 1944, rood krijt, 19,5 x 25 cm.
A f b . 7 Jan Wolkers, 1944, pen, penseel, 38,5 x 28 cm.
A f b . 6 Jan Wolkers, 1943.
Vo o r tg a n g Overdag werkend en ’s avonds lessen volgend aan de Avondtekenschool in Leiden had hij in 1943 zijn diploma voor plateel-, reclame- en decorschilder gehaald. Vervolgens had hij zich aangemeld bij de Leidse teken- en schildersacademie Ars Aemula Naturae aan de Pieterskerkgracht. Zijn inzet was groot, maar zijn hart lag bij het vrije en meer fantasievolle werk waarin hij kon uitdrukken wat hem bezighield. In die laatste zin springt één tekening eruit en voor het eerst had hij het gevoel iets van betekenis te hebben gemaakt (afb. 7). Met pen en penseel gaf hij uiting aan zijn woede en verdriet om zijn doodzieke broer Gerrit die op dat moment in Leiden in het ziekenhuis lag en vier dagen later zou sterven aan difterie (30-08-1944). Een stralende zon tegenover het donkere, dreigende bos als symbool voor de strijd op leven en dood die zijn broer op dat moment voerde. Het vastleggen van die uitbundige zon zette voor zijn gevoel de tijd stil en stelde daarmee de dood uit. Het is opmerkelijk dat de vormgeving van de zon ons meteen doet denken aan Van Gogh (afb. 8), terwijl Wolkers diens werk in die tijd nog niet kende.
26
Het kunstenaarschap liet hem niet meer los en om zich te ontwikkelen in het portretteren probeerde hij de mensen om zich heen, vooral zijn broers en zusters, te laten poseren. Dat lukte bijna nooit omdat hij veel te fanatiek te werk ging. Uit arren moede ging hij dan maar voor de spiegel zitten en maakte het ene zelfportret na het andere. Dat hij zich in die tijd eenzaam en onbegrepen voelde is er duidelijk aan af te lezen (afb. 9). Op zoek naar voorbeelden en inspiratie liep hij iedere zaterdagmiddag in zijn eentje naar Leiden om de musea te bezoeken, hetgeen op die leeftijd verre van gebruikelijk was. Zijn vrienden kreeg hij niet mee en als hij aan het eind van de middag weer thuis kwam begroette zijn oudste broer hem met: ‘Zo, museumratje ben je daar weer?’. In het Museum van Oudheden, waar hij in de zomer van 1943 vaak tekende, kon hij op een middag de verleiding niet weerstaan een dijbeen en een opperarmbeen van het skelet van de Frankische soldaat, dat daar in een kist lag, onder zijn regenjas mee naar huis te nemen. Hij spijkerde de botten op zijn kamertje in de vorm van een kruis tegen de muur en legde ze voor altijd vast op het door hem in 1945 geschilderde stilleven (afb. 10). Oud-Poelgeest is belangrijk geweest voor Jan Wolkers. Het is nauw verbonden met zijn jeugd en de aanloop naar zijn kunstenaarschap. Later wordt dat in zijn literaire werk nog eens onderstreept en we geven er twee voorbeelden van. Eigenlijk is het zijn eigen leven dat hij – weliswaar in geromantiseerde vorm – in zijn boeken en essays heeft beschre-
A f b . 8 Vincent van Gogh, 1889, Korenveld met zon en wolk, zwartkrijt, rietpen met bruine inkt, gehoogd met wit krijt op Ingres papier.
A f b . 1 0 Jan Wolkers, 1945, olieverf 60 x 80 cm.
A f b . 1 1 Tillenbeest
A f b . 9 Jan Wolkers, 1944, zelfportret.
ven. Soms op een grappige manier, maar vaker voeren angst, schuldgevoel en seksualiteit de boventoon. Zijn eerste publicaties verschenen in 1957 in tijdschriften als Tirade en De Gids, waarna hij in 1961 debuteerde met de verhalenbundel Serpentina’s Petticoat, die een jaar later werd gevolgd door zijn eerste roman Kort Amerikaans. Het is veelzeggend dat Wolkers in dit boek zijn alter ego de achternaam Van Poelgeest heeft gegeven. Je zou er een verband in kunnen lezen tussen de jongen die Wolkers ooit was en de jonge man uit het boek aan het begin van diens carrière.
Een tweede voorbeeld is ‘Het Tillenbeest’, een verhaal uit Serpentina’s Petticoat, waarin Wolkers beschrijft hoe hij in Kasteel Oud-Poelgeest door een kelderraam naar binnen was gekropen, nadat de ingekwartierde Duitsers met achterlating van een onbeschrijfelijke rotzooi aan het eind van de oorlog het kasteel plotseling verlaten hadden. Zijn buit was een bronzen sfinx (afb. 11), die later in het ouderlijk huis in de Deutzstraat lange tijd op de schoorsteenmantel heeft gestaan. Door de pront aanwezige borsten spraken de kinderen Wolkers over ‘Het Tillenbeest’ omdat vader regelmatig aan moeder vroeg, als er weer een hongerige baby schreeuwend in de wieg lag: ‘Moet je hem niet aan de tillen nemen?’ 1 oktober 1948 zou je het begin kunnen noemen van Wolkers’ professionele kunstenaarsloopbaan. Hij gaat dan de dagopleiding volgen aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, financieel mogelijk gemaakt door een broer van zijn moeder, die wel wat in zijn werk zag. Bronnen n
Onno Blom, Marszwart en Titaanwit, Amsterdam 2008.
n
Erna Staal (red), Jan Wolkers, Zwolle 2002.
n
Jan Wolkers, Werkkleding, 1971.
n
Jan Wolkers, Tijd bestaat niet, leven en werk van Jan Wolkers, Schrijversprentenboek, (red. Murk Salverda en Erna Staal), 1996.
n
Jan Wolkers, De schuimspaan van de tijd, Amsterdam 2001.
n
Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) Den Haag.
27
Zoals inmiddels duidelijk mag zijn geworden uit een aantal voorgaande artikelen in dit tijdschrift houdt de VOO zich niet alleen bezig met de geschiedenis van wat in de volksmond heet ‘Oud Oegstgeest’. Integendeel. Dat is ook logisch, want fiets je langs de grenzen van Oegstgeest dan ervaar je dat er relatief meer nieuwbouw is te zien dan oudbouw. Onderstaand artikel gaat specifiek in op de ‘Nieuwe naoorlogse wijken’. En zoals dat gaat met de tijd, ook de ‘nieuwe’ wijken krijgen heel gauw geschiedenis.
De nieuwe wijken van Oegstgeest
D
e Zeeheldenbuurt en de Bloemenbuurt, de Grunerie en de lanen rond de Homeruslaan/Cartesiuslaan. De Schildersbuurt en de bungalowwijk rond de Van Brouchovenlaan, alsook de Voscuyl, Haaswijk en Morsebel werden na de Tweede Wereldoorlog in iets meer dan vijftig jaar gebouwd. Ook kleinere wijken als de Clinkenburgh en de Willemshof, de bebouwing langs de Lange Voort, de wijkjes rond de Dirck van Swietenlaan en de Poelgeesterweg, De Abtspoelweg en de Ver-
zetstrijdersbuurt werden voortvarend aangelegd. Het aantal woningen in Oegstgeest verdubbelde hiermee. De wijk Poelgeest was in 2009 vrijwel gereed en in de wijk Nieuw-Rhijngeest zijn ook de eerste huizen inmiddels bewoond. De Grunerie Aanvankelijk was het doel van al die nieuwbouw leniging van de woningnood en opvang van mensen die terugkeerden uit het voormalige Nederlands-Indië. Met name de
Grunerie is met het oog op dit laatste doel gebouwd. De Grunerie is vernoemd naar een buitenplaats van deze naam, waarvan nog een restant aanwezig is, nu bekend als Huize de Grunerie aan de Van Cuycklaan. De naam is ontleend aan het familiebezit van de eerste eigenaren, de familie Mamuchet, in Henegouwen. Omdat er in de jaren vijftig een grote behoefte aan kleine middenstandswoningen was, bestaat de wijk bijna volledig uit duplexwoningen en eengezinshuizen. D e Vo s c u y l De wijk de Voscuyl is vernoemd naar een 14e-eeuwse boerderij van die naam. Die lag waar nu de pastorie van de r.-k. Willibrordkerk staat, en die op zijn beurt genoemd was naar het gat in de grond waarin vossen werden gevangen voordat ze zich aan het pluimvee konden vergrijpen. Recent zijn er een groot aantal woningen bijgebouwd in de wijk.
De Grunerie.
Haaswijk/De Morsebel.
28
Haaswijk/De Morsebel De start van de bouw van de wijk Haaswijk/De Morsebel heeft lange tijd op zich laten wachten. Dit werd mede veroorzaakt door de wens van het Rijk om meer sociale woningbouw te realiseren dan in de initiële plannen was voorzien. De naam Haaswijk is afgeleid van de buitenplaats Haaswijk uit ongeveer 1650, die al in 1740 weer werd gesloopt. Waar die lag is nu nog te zien aan de gehandhaafde sloten met houtwallen die het buiten omringden. De huidige boerderij Haaswijk is de vervanger van een boerderij die moest wijken voor het Oegstgeester Kanaal. Met de eerste fase, de bouw van Haaswijk werd
Clusiushof kent enkele hogere gebouwen. De naam van de wijk is afgeleid van kasteel Oud-Poelgeest. Nieuw-Rhijngeest Aanvankelijk had dit gebied de naam Rijnfront. De eerste van de circa 1500 geplande woningen zijn inmiddels bewoond. Hoogbouw Echte hoogbouw komt in Oegstgeest niet veel voor. De twaalf verdiepingen hoge torenflat aan de Lijtweg is nog steeds het hoogste gebouw in Oegstgeest. De flat werd in 1968 gebouwd ten behoeve van het toenmalige Academische Ziekenhuis in Leiden. Om aan te sluiten op de torenflat zijn rondom het gerenoveerde winkelcentrum Lange Voort enkele hogere flats verrezen.
Poelgeest.
Bron n
Canon van Oegstgeest, 126-131.
Nieuw-Rhijngeest.
Nieuwe straatnamen verwijzen naar (lokale) historie
Hoogbouw in Oegstgeest.
begonnen rond 1980. Eind jaren ’90 kwam het tweede deel, de Morsebel gereed. De wijk kent voornamelijk laagbouw. Poelgeest Deze wijk is in de ’90-er jaren opgezet met het lenigen van het woningtekort van Leiden als doel. Aanvankelijk wilde Oegstgeest de polders groen houden. Onder druk van de provincie en de gemeente Leiden, waarbij ook annexatie van dit gebied door Leiden
niet werd uitgesloten, nam Oegstgeest de verantwoordelijkheid voor de bouw op zich. Het streven was van deze wijk een duurzame, autoluwe wijk te maken. Zo wordt het hemelwater op een bijzondere manier afgevoerd naar de rietlanden ten noorden van de wijk. Dit deel van de polder is onder water gezet om het zelfreinigend vermogen van oppervlaktewater te kunnen benuttigen. Voor het allergrootste deel bestaat de wijk uit laagbouw. De
In Nieuw-Rhijngeest wordt voor de straatnamen aangesloten bij de historische functie van het gebied. Zo lag tot 1943 de (dak)pannenbakkerij van Van Sillevoldt in het noordelijke deel van de wijk. De toegangsweg van het gebied gaat dan ook de Van Sillevoldtlaan heten (zie artikel op pag. 10). Het middengebied van de wijk Nieuw-Rhijngeest heeft als thema de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Op dit moment wordt het appartementencomplex ‘De Batavia’ gerealiseerd, bestaande uit een aantal gebouwen met namen als ‘Aak’, ‘Botter’, ‘Dogger’ en ‘Fluitschip’. Een leuk detail is dat er ooit een VOC-schip is geweest dat ‘Oestgeest’ heette (zie artikel op pag. 22).
29
Recente VOO-uitgaven over de geschiedenis van Oegstgeest De Vereniging Oud Oegstgeest zet zich onder meer in om belangstellenden bewust te maken van de historie en het dorpsschoon van Oegstgeest. Dat doet zij onder meer door het (mede) uitgeven van boeken. Zo is het straatnamenboek Van Abtspoelhof naar Zoutkeetlaan tot stand gekomen; een boek over 75 jaar Buitenlust en een boek over de geschiedenis van Duinzicht, Van Hemelpoort tot Werkplek genaamd. Al deze boeken vonden een grote aftrek en zijn niet meer voorradig. De hieronder afgebeelde boeken zijn nog wel te koop bij de boekhandel en voor leden, tegen een gereduceerde prijs, bij de vereniging.
Een Perzisch kleed voor een kistje aardappels
30
Het goed van Oestgeest, 2e druk
Nieuw boek Eind 2012 wordt een nieuw boek verwacht; over de geschiedenis van bijna 3 eeuwen Vrijwillige Brandweer in Oegstgeest. Dit boek, dat rond € 20 gaat kosten, is bij voorinschrijving al te bestellen. Een mail naar
[email protected] is voldoende om zeker te zijn van een exemplaar!
Canon van Oegstgeest, 3e druk
Een jonge vrouw nestelt zich in Oegstgeest. De Duitsers zijn binnengevallen en zij besluit een dagboek bij te houden. Ze schrijft krachtige passages, in een fraaie stijl, zonder opsmuk. Over de ontwikkeling van een onschuldige HBS-leerling tot de rijpere moeder van een oorlogskind. Maar ook over de dagelijkse zorg over distributiebonnen, de aardappelen die weer duurder zijn, en de gruwelen van de oorlog. De werkelijkheid van destijds, in een verhaal dat vandaag nog even fris is als toen het werd opgeschreven.
Beschrijving van de Middeleeuwen in het grote Oegstgeest van toen. Van de Merovingers in de 6e eeuw tot de heren van Oegstgeest in de 14e eeuw, die toen tevens burggraaf van Leiden waren. Belangrijke elementen zijn de kerk die vóór 739 door Willibrord werd gesticht en de zeven of acht kastelen die er hebben gestaan. Even belangrijk zijn de mensen, hoe ze er woonden, de grond bewerkten, er oorlog voerden en er de pest kregen. Levend verleden in begrijpelijke taal.
Eeuwen geschiedenis in kort bestek. In twintig hoofdstukken komen wezenlijke delen uit de geschiedenis van Oegstgeest voor het voetlicht. Ze gaan over de 6e-eeuwse bewoners van het dorp in Nieuw-Rhijngeest. Over de 20e-eeuwse forenzen die het beeld van het dorp volstrekt veranderden. Over de Middeleeuwse burcht de Oudenhof. Over de moderne woningbouw in Poelgeest. Over de dorpsgenoten die zijn geëerd met een Nobelprijs en met drie P.C. Hooftprijzen. En over nog veel meer. De complete historie van het dorp in vogelvlucht.
Voor leden van de VOO te koop voor € 10,00 (in de boekhandel € 12,50).
Voor leden van de VOO te koop voor € 25,00 (in de boekhandel € 29,50).
Voor leden van de VOO te koop voor € 10,00 (in de boekhandel € 12,50).
Wat doet de Vereniging Oud Oegstgeest nu precies, is een veelgehoorde vraag. Maar ook krijgt de VOO wel eens een opmerking te horen als ‘die liggen altijd dwars als er ergens een vergunning voor een dakkapel aangevraagd wordt’. Daarom vroeg de redactie aan het bestuur om eens duidelijk op papier te zetten wat er van de Vereniging Oud Oegstgeest verwacht mag worden; waar zet de Vereniging zich met hart en ziel voor in, en waarvoor niet.
De VOO en haar actieve participatie in de woonomgeving Door Peter Sigmond, bestuurslid VOO De VOO staat met name voor het bewust maken van de inwoners van Oegstgeest van de historisch gegroeide omgeving en het behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de historische omgeving waarin zij wonen (art. 3 statuten). De inspanningen die gedaan worden om het dorp leefbaar en groen te houden, passen dan ook in deze doelstelling. Dat doet de VOO door haar boekpublicaties (Canon van Oegstgeest, Het goed van Oestgeest, Een Perzisch kleed voor een kistje aardappels), het tijdschrift Over Oegstgeest, lezingen en activiteiten (o.a. Open Monumentendag) en door het vragen van aandacht in media als de Oegstgeester Courant en het Witte
Weekblad. De VOO gaat ervan uit dat de inwoners in eerste aanleg zelf op hun omgeving letten. Wel kan de VOO burgers de weg wijzen, maar de VOO is niet de monumenten- en groenpolitie. De VOO richt zich ook op de bewustmaking van de politiek en de gemeente en wijst pro-actief op aspecten van behoud (archeologie NieuwRhijngeest). Er wordt meegedacht in oplossingen en de VOO geeft haar mening waar nodig (Van Gerrevinkbrug, behoud Kwaakbrug). Daarbij wordt niet krampachtig vastgehouden aan het verleden maar wordt meegedacht hoe het verleden zinvol ingepast kan worden in het heden.
Ook toetst de VOO (ontwerp-, bestemmings-, en structuur)plannen van de gemeente en wordt er op toegezien dat de bestaande regelgeving nageleefd wordt door de gemeentelijke organisatie, bijvoorbeeld op het terrein van inschakeling van de monumentencommissie in het kader van het Beschermd Dorpsgezicht, of vergunningverstrekking bij gemeentelijke of rijksmonumenten. Als dat niet werkt, laat de VOO in bijzondere gevallen haar stem ook in individuele gevallen horen. Maar bij voorkeur zal dat ‘in koor’ zijn en in het algemeen belang.
✂ Lid worden van de Vereniging Oud Oegstgeest Vul de antwoordkaart op de achterzijde in en stuur deze in een envelop naar: Secretariaat VOO Willem de Zwijgerlaan 27 2341 EG Oegstgeest
Ook kunt u zich opgeven via
[email protected] met vermelding van uw adresgegevens
31
Word ook lid van de Vereniging Oud Oegstgeest Bent u enthousiast geworden over de activiteiten van de Vereniging Oud Oegstgeest? Word dan ook lid. Alle voordelen van het lidmaatschap op een rijtje: n Als lid van de VOO ontvangt u twee keer per jaar gratis het tijdschrift Over Oegstgeest, altijd weer boordevol met artikelen over Oegstgeest.
over Halfjaarlijks tijdschrift 22e jaargang nummer 2 November 2010 Losse nummerprijs: € 4,50
Oegstgeest e e n u i tg a v e v a n d e v e r e n i g i n g o u d o e g s tg e e s t
over Halfjaarlijks tijdschrift 23e jaargang nummer 2 November 2011 Losse nummerprijs: € 4,50
over
Oegstgeest e e n u i tg a v e v a n d e v e r e n i g i n g o u d o e g s tg e e s t
322 (Dutch) Squadron
Kasteel Endegeest in beeld gebracht
De Pastoorswetering
Halfjaarlijks tijdschrift 23e jaargang nummer 1 Mei 2011 Losse nummerprijs: € 4,50
Oegstgeest
Napoleon in Oegstgeest De keizer op tournee door zijn Nederlandse departementen
e e n u i tg a v e v a n d e v e r e n i g i n g o u d o e g s tg e e s t
‘De achtertuin van Oegstgeest’ De bloembollenvelden van Claude Monet De boerderij van Bremmer
n n
U krijgt korting op de uitgaven van de VOO. U kunt, maar alleen als u dat wilt, actief lid zijn door onderzoek te doen, artikelen te schrijven, het beschrijven van oude foto’s, lezingen geven; er is altijd wel iets te doen. Er liggen nog heel wat plannen op stapel die opgepakt kunnen worden. Zo is de vereniging op zoek naar mensen die willen meehelpen met het beschrijven van de geschiedenis van de Oegstgeester Brandweer, of mensen die, in het kader van het project ‘Mondelinge Geschiedschrijving’ interviews willen houden en uitwerken met ras-Oegstgeesternaren. Ook jonge leden zijn welkom. Zij kunnen bijvoorbeeld de geschiedenis van hun woonhuis of straat beschrijven.
En verder... Burgemeester Du Boeuff Kampong Makassar Van Zendingshuis naar Hendrik Kraemerpark
En verder...
Uit de vlikobak: archief Stichting Oud-Poelgeest
De geschiedenis van de Oegstgeester brandweer De gemeenteschool
Land van Bremmer Burgemeester Baumann Bidprentje Oegstgeester pastoor Verhorst Het Pennemakershuisje
De kromme lanen van het Oranjepark Kunstenaar Albert-Jan Cool Doopjurk familie Van Griethuijsen
De rederijkerskamer ‘Oogentroostbloem’ Van Osgeresgest naar Oegstgeest
Het lidmaatschap kost € 17,50 per jaar. En voor de snelle beslissers: onder de nieuwe leden, die vóór 6 mei hebben gereageerd, verloten wij 25 exemplaren van de Canon van Oegstgeest.
Ontwikkeling van het kustlandschap ‘Bol en Duin’ Kerkklok Pauluskerk
n
n
Twee of drie keer per jaar wordt er een lezing georganiseerd, die voor leden gratis bij te wonen is. Minimaal één keer per jaar wordt een excursie georganiseerd. Dit jaar staat een excursie naar het Archeologiehuis in Alphen a/d Rijn op het programma.
M e e r i n f o r m at i e o f d i r e c t l i d w o r d e n ? Kijk op www.oudoegstgeest.nl of neem contact op met het secretariaat van de VOO. Willem de Zwijgerlaan 27, 2341 EG Oegstgeest, 071 517 29 09, e-mail:
[email protected]. Of stuur de antwoordkaart in.
✂ Ja, ik word lid van de Vereniging Oud Oegstgeest Naam: ________________________________________________________________________________________ Straat: ________________________________________________________________________________________ Postcode/plaats: ________________________________________________________________________________________ Telefoon: ________________________________________________________________________________________ E-mail: ________________________________________________________________________________________
Word jij net als de VOO dit jaar ook 25? Stuur dan deze antwoordkaart samen met een kopie van je identiteitsbewijs naar ons toe, dan geven wij jou een gratis lidmaatschap voor een jaar.
32