WAARDESCHEPPING
MET
KENNIS
CLUSTERFACTOREN EN VALORISATIE IN LEIDEN Deel I
BETOOG EN BELEID
18 februari 2013
Blaauwberg www.blaauwberg.nl
Inhoudsopgave deel I Vooraf 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Vraagstelling Clustervorming, valorisatie en disseminatie Clusterfactoren en waardeketens De relevante kennisbiotopen Internationale bedrijvigheid en kenniswerkers in Leiden e.o. Conclusies: geen nieuwe lijstjes Generieke aanbevelingen De valorisatie-agenda in de life sciences De disseminatie-agenda in de zorg Space technology: alertheid Slot: internationalisering vergt een ‘welcoming program’ Bijlage 1: schema economische clusterfactoren Kennisstad Leiden 1 Bijlage 2: schema economische clusterfactoren Kennisstad Leiden 2 Bijlage 3: geraadpleegde personen
deel II (separaat) Verkenningen kennisbiotopen
Vooraf Het is bijna een cliché: we leven in een kenniseconomie. Nederland schept z’n welvaart niet meer met grondstoffen en energie en zelfs niet meer met z’n ligging en logistieke positie, maar met kennsintensieve arbeid. Voor een deel is die kenniseconomie een autonoom resultaat geweest van de spectaculaire stijging van het opleidingsniveau van de beroepsbevolking. Voor een ander deel is het ook een kwestie geweest van goede organisatie. Van beleid, kortom. Die beide zaken – het opleidingsniveau en het beleid – zijn geen vanzelfsprekendheden: ze hebben voortdurend nieuwe impulsen nodig. Onderdeel van het beleid zoals dat lokaal gestalte krijgt in Leiden, is een goede samenwerking tussen twee van de drie belangrijke ‘clusterpartijen’: de universiteit en de gemeente (het bedrijfsleven is de derde clusterpartij). In het voor u liggende rapport Waardeschepping met kennis - Clusterfactoren en Valorisatie in Leiden onderzoeken we op welke thema’s die samenwerking zich bij voorkeur concentreert en wat in hoofdlijnen de modaliteit van die samenwerking is. Het eerste deel van het rapport bevat de vraagstelling, een compacte versie van al het voorhanden materiaal uit vijf ‘kennsibiotopen’ en aanbevelingen voor versterking van de samenwerking en is zelfstandig leesbaar. In het tweede deel van dit rapport (separaat) kunt u desgewenst de uitgebreide verantwoording en context van de onderzoeksresultaten terug vinden.
3
1. Vraagstelling In het Programma Leiden Kennisstad – de eerste ronde, heeft de Gemeente Leiden aangegeven te streven naar versterking van de Leidse kenniseconomie, onder andere door in te zetten op: 1. 2. 3. 4.
groei van het aantal kennisinstellingen en –bedrijven groei van een kennisintensieve werkgelegenheid meer kennisvalorisatie meer commerciële en maatschappelijke toepassingen van de Leidse onderzoeksresultaten binnen de Leidse economie 5. het ontwikkelen van een tweede kenniscluster, naast de Life Sciences als nieuwe bron van welvaart. De gemeente wil verder investeren in goede studentenhuisvesting en de opbouw van een sterk internationaal profiel. De status van internationale kennisstad veronderstelt dat je aantrekkelijk bent als woon- en werkplek voor Nederlandse en buitenlandse studenten en kenniswerkers. In deze tweede ronde ligt de vraag voor wat de Gemeente Leiden en de Universiteit Leiden en LUMC samen kunnen doen om de kenniseconomie in de stad Leiden te versterken. Daarnaast speelt de vraag waar kansen liggen om de relatie tussen Leidse kennisinstellingen en de burgers van de stad Leiden te verstevigen. Universiteit en gemeente hebben in onderling overleg besloten om deze vragen in eerste instantie neer te leggen in een vijftal ‘kennisbiotopen’: de Life Sciences, de Zorg, Space, de Creatieve Sector waaronder de Communicatiesector en Kunst & Cultuur. Daarnaast is afgesproken om de reeds bestaande internationale bedrijvigheid meer in beeld te brnegen. Met deze zes groepen van activiteiten is het Leidse ‘body of knowledge’ natuurlijk niet uitputtend beschreven. De selectie van deze zes heeft met de actualiteit te maken: er is discussie over en er is behoefte aan een empirische onderbouwing van mogelijke keuzes. Aan Blaauwberg is gevraagd om een verkenning op te leveren van het verdienvermogen, de valorisatiemogelijkheden en het ontwikkelpotentieel van de zes biotopen. Dit rapport draagt bouwstenen aan voor een beleidsagenda op basis waarvan de Universiteit Leiden, het LUMC en de Gemeente Leiden intensiever kunnen gaan samenwerken, met name in de verdere economische en maatschappelijke valorisatie van wetenschappelijke kennis en onderzoek. Het rapport is dus een deelstudie: valorisatie is onderdeel van het bredere beleidsprogramma voor ‘Leiden Kennisstad’, dat de gemeente ontwikkelt. 4
2.
Clustervorming, valorisatie en disseminatie
Er zijn weinig steden waar kennis zo’n dominante factor is geworden in het beroepsleven als Leiden. Het aandeel van hoogopgeleiden steeg tussen 1960 en 2010 van 4% naar 54% van de beroepsbevolking. Dat is ruimschoots boven het landelijk gemiddelde van 38%. Het aantal laagopgeleiden daalde in diezelfde halve eeuw in Leiden van 81% naar 15% en dat laatste getal is ruimschoots onder het landelijk gemiddelde van 20%1. Kennisintensiteit is dus de ’normale’ stand van zaken geworden in de stad. Voor je het weet, is alles kennis en heeft kennis met alles te maken. Maar wil je specifiek beleid maken, dan is ook een min of meer specifiek begripsgebruik nodig. We ontlenen de sleutelbegrippen in dit rapport aan de concurrentie- en innovatie theorie van Michael Porter. Die theorie is sinds de rijksnota ‘Pieken in de Delta’ (2006) leidend geworden voor het innovatiebeleid in Nederland. Een paar opmerkingen daar over. Clustervorming en valorisatie zijn sleutelbegrippen in dit rapport. Het zijn twee begrippen die in korte tijd een grote rol zijn gaan spelen in het beleidsdiscours, maar gaande de rit is hun empirische betekenis nogal verbreed. Dat kan aanleiding zijn tot verwarring. Het woord ‘cluster’ is op de kaart gekomen naar aanleiding van de vraag hoe economische innovatie eigenlijk verloopt. De oorspronkelijke bevinding van Michael Porter was dat zulks gebeurt in een thematisch samenhangend ‘cluster’ van economische activiteiten, met een dubbele motor: enerzijds een infrastructuur voor onderzoek met een min of meer uniek, hoog-technologisch en gespecialiseerd karakter, anderzijds een veld met bedrijven dat in staat is om op een dynamische manier wetenschappelijke inzichten en onderzoeksresultaten te verbinden met een koopkrachtige vraag van consumenten. Een cluster heeft preconcurrentiële samenwerking op wetenschappelijk onderzoeksgebied nodig. De clustertheorie is sterk casusgebonden: als je iets met wetenschappelijke kennis als motor voor economische innovatie wilt, dan is het zaak te werken aan goede voorwaarden voor en samenhang in een cluster. Er zijn in Nederland ongeveer 25 steden die zichzelf kennisstad noemen waaronder Leiden. In dit rapport hanteren we het begrip ‘kennisstad’ in de lijn van het ‘Position Paper Netwerk Kennissteden Nederland’ (2011). Het ‘Position Paper’ is het manifest van een deel van de kennissteden waarin zij een gezamenlijk belang onderkennen: kennis als concurrentiefactor voor Nederland als land en 1
De betekenis van het begrip ‘hoogopgeleid’ is in de loop der jaren redelijk constant gebleven: een diploma van hbo (of gelijkwaardig) of wo. Het begrip ‘laagopgeleid’ is wel van betekenis veranderd. Tegenwoordig is ‘laagopgeleid’ ten hoogste een diploma op niveau 1 van de kwalificatiestructuur. Omdat niveau 2 alom als startbewijs voor de arbeidsmarkt erkend wordt, is ‘laagopgeleid’ tegenwoordig eigenlijk te laag opgeleid. Die problematische duiding had het begrip in 1960 niet.
5
kennis als aanjager van de regionale basis als het gaat om welvaart en welbevinden. Dit gaat in feite over 2 vormen van valorisatie: -
-
Economische valorisatie heeft als uitgangspunt baanbrekend wetenschappelijk onderzoek, dat op enig moment uitzicht gaat bieden op verhandelbare en commerciële toepassingen via patenten. Het gaat dus over concrete producten waar uiteindelijk een stuksprijs voor betaald kan worden, is technisch-industrieel en speelt zich af in een gesloten tot half-gesloten omgeving en concurrentiegevoelige omgeving. Valorisatie vraagt bovendien om onderhoud van het ‘forum’ (communicatie tussen wetenschap en bedrijven), ‘technology transfer’, begeleiding van ‘start-ups’ en parkmanagement e.d. Maatschappelijke valorisatie gaat over processen, is organisatiekundig en gamma- of geesteswetenschappelijk van aard, speelt zich af in een ‘open source’ omgeving en valt in de praktijk samen met disseminatie: de toepassing en vermaatschappelijking van wetenschappelijke kennis en regionale ontwikkeling. Disseminatie werkt anders en heeft andere rendementen dan economische valorisatie.
De eerste onderzoeksvraag – kijk naar de mogelijkheden voor valorisatie – is in zoverre niet eenduidig te beantwoorden, dat het om zes onvergelijkbare grootheden gaat. Zorg en de Creatieve Sector zijn economische sectoren volgens de ‘standaardbedrijfsindeling’ van het CBS en internationale bedrijvigheid is noch als cluster noch als samenhangende sector gedefinieerd. Life Sciences en Space zijn echte clusters in de betekenis die de concurrentie- en innovatietheorie van Michael Porter er aan geeft. In het geval van een Life Sciences is een heel valorisatietraject te schetsen, van academisch onderzoek naar markt. In het geval van Communicatie zit de waardeschepping niet in het naar de markt brengen van onderzoek (dat gebeurt nauwelijks in Leiden), maar in disseminatie (vermaatschappelijking van wetenschappelijke kennis).
3.
Clusterfactoren en waardeketens
Hoe moet je nu beoordelen of de vijf of zes kennisbiotopen uit de vraagstelling van dit onderzoek goede dragers zijn van samenwerking tussen de Universiteit Leiden/LUMC en de Gemeente Leiden op het punt van economische en maatschappelijke valorisatie? Dit doen we aan de hand van ‘clusterfactoren’ die te maken hebben met lokaal en regionaal beleid. Landelijke zaken als belastingklimaat, fiscale stimuleringsmaatregelen en politieke stabiliteit laten we daarom buiten beschouwing. We ordenen de clusterfactoren vanuit het perspectief van de vier o’s, die steeds weer terugkomen in het beleidsdiscours, om het even of ze nu de ‘diamant van Porter’ of de ‘triple helix’ worden genoemd: de ondernemingen, het onderwijs, het onderzoek en de overheid. 6
Cruciaal in de beoordeling of je echt een cluster in handen hebt, is het begrip ‘waardeketen’. De basisstructuur van een waardeketen ziet er als volgt uit: er is een geografisch geconcentreerd knooppunt van wetenschappelijke en specialistische kennis aanwezig, dat op netwerkbasis met het wetenschappelijk forum in verbinding staat en binnen dat forum als gezaghebbend geldt dat knooppunt staat in nauwe verbinding met een thematisch samenhangend cluster van bedrijvigheid de producten en diensten van dat cluster slaan slechts zeer ten dele in de directe omgeving neer. Het grootste deel gaat naar afnemers elders in de wereld. Het cluster genereert dus een forse koopkracht toevloeiing naar de thuisbasis. Clusterfactoren vanuit het onderzoek
‘Progressiviteit’ van een kennisdomein, kans op diversificatie en innovatie van vraagstellingen (vooruitgang volgens Popper) Uitzicht op cross-overs naar andere kennisdomeinen, multidisciplinaire aanpak Verbinding met het internationale forum, meertaligheid, internationale relevantie Basis in fundamenteel onderzoek Uitzicht op werving onderzoeksfondsen Aantrekkingskracht op toptalent
Clusterfactoren vanuit het onderwijs
Clusterfactoren vanuit de ondernemingen
Verwerven van plaats in interregionale – bij voorkeur internationale – waardeketens (expertise en geld van buiten aantrekken) Stuwend karakter, dat wil zeggen geld verdienen van buiten de productieregio Opbouwen ‘unique selling points’, zoals plaats in waardeketens, patenten of formats Aanwezigheid hoofdkantoren dan wel korte lijn naar besliscentra Mogelijkheid tot interregionale – zo mogelijk internationale – specialisatie Dynamische arbeidsmarkt, toegang tot hooggeschoold personeel Lange termijn committent overheid, bestuurlijke stabiliteit, organiserend vermogen Institutionele transparantie en betrouwbaarheid Bereikbaarheid en connectiviteit Gunstig ondernemingsklimaat, ‘popular support’ Clusterfactoren vanuit de regionale en lokale overheid
Uitzicht op ontwikkelen van infrastructuur tegen overzienbare investeringen Uitzicht op mobiliseren brede basis onder studenten, ook elders in onderwijskolom (mbo/hbo) Duurzaam loopbaanperspectief voor afgestudeerden, geen mode of bevlieging Gelegenheid om samen te werken met bedrijven, uitzicht op contextverrijking Uitzicht op versterking van de concurrentiepositie ten opzichte van andere onderwijsinstellingen door specialisatie
7
Uitzicht op groeiende bijdrage van het kennisdomein aan het regionaal en nationaal inkomen Uitzicht op ‘stuwend’ karakter van kennisdomein (geld verdienen van buiten de directe omgeving) Potentiële bijdrage van het kennisdomein aan duurzame ‘quality of life’ Plausibel en acceptabel beslag op ruimte en infrastructuur Perspectief op spin-off naar woonkwaliteit, leisure en andere voorzieningen
De opsomming van clusterfactoren kan gebruikt worden als een checklist. Zo kunnen wetenschappelijk onderzoekers zich afvragen of de kennisdomeinen Life Sciences/ Zorg/ Space / Creatieve Sector inclusief Communicatie in de Leidse context kunnen leiden tot ‘progressieve’ programma’s, cross-overs mogelijk maken, toptalent kunnen aantrekken; en of - als dat maar in beperkte mate het geval is - er een goed handelingsperspectief is om daar verandering in aan te brengen. Wanneer je als regio met één of meer clusters aan de slag wilt maar je hebt bij een substantieel deel van deze factoren geen verhaal, dan wordt het lastiger. Er is niet een enkele doorslaggevende clusterfactor aan te geven. Wel wordt in het beleidsdiscours onderscheid gemaakt tussen ‘need to have’- en ‘nice to have’-assets voor een stad of regio. Vaak genoemde ‘nice to have’-factoren zijn: een jonge, ‘experimenthappy’ bevolking, die innovaties vroeg adopteert een traditie van ondernemerschap en voor-jezelf-beginnen een rijke culturele en sportieve context, een groene omgeving, city quality een overheid die ‘early demand’ uitoefent: een overheid die zichzelf als klant opstelt en koopkracht uitoefent. ‘Early demand’ is als prikkel in de markt mogelijk effectiever dan subsidieverstrekking. In het voorliggende rapport is gekeken hoe de overheid, de kennisinstellingen zelf, onderwijs en private partijen samenwerken en wat zij voor elkaar betekenen in de bredere Leidse kenniseconomie; is er sprake van nieuwe economische bedrijvigheid en zo ja, is hierbij uitzicht op samenwerking van onderwijs, onderzoek, ondernemingen en overheid volgens de ‘triple helix’ gedachte? Daarnaast is gekeken op welke wijze de betekenis van Leids universitair onderzoek voor de inwoners van de stad toe kan nemen.
4. De relevante kennisbiotopen
De onderzoeksresultaten, zoals in het aparte deel II van dit rapport staan beschreven, vormen de basis van de valorisatieagenda waarin beschreven staat op welke punten de Gemeente Leiden, de Universiteit Leiden/LUMC kunnen gaan samenwerken binnen het Programma Leiden Kennisstad. Op deze plaats beperken we ons tot een korte introductie. De eerste ‘biotoop’ voor valoriserend onderzoek binnen de Universiteit Leiden, LUMC en andere kennisinstellingen (waaronder NCB/Naturalis) is de biotoop Life Sciences. De ‘rode’ Life Sciences met farmaceutisch onderzoek en vermarkting in het Leids BSP zijn het trekpaard. Er zijn meer Life Sciences centra in Nederland,
8
maar Leiden is juist in termen van valorisatie de ‘leading practice’. Nergens zijn zoveel bedrijven verbonden met de kennisinstellingen. De ‘groene’ of biobased Life Sciences (o.a. biodiversiteit, inhoudsstoffen, restmaterialen) en de ‘witte’ biotechnologie (bio fuels en biomaterialen) zijn in opkomst en onderzoeksresultaten hebben grote economische potenties. Binnen de groene Life Sciences vindt langzaam maar zeker consortiumvorming plaats maar het zal naar schatting nog zeker jaren duren voordat toepassingen commercieel gemaakt kunnen worden. Rondom de witte biotechnologie is zeker al enige bedrijvigheid te vinden op het BSP in Leiden maar de kern van de bedrijvigheid in deze activiteiten ligt echter toch meer in Delft. Samenwerking tussen de onderzoeksdisciplines en samenwerking met bedrijven in de regio in o.a. Medical Delta, maken dat nieuwe Life Sciences-ontwikkelingen elkaar onderling sterk beïnvloeden en versterken. Juist de combinatie van (goed samenwerkende) top-kennisinstellingen en het onderling delen van de toponderzoeksinfrastructuur maakt Leiden voor bedrijven aantrekkelijk als vestigingsstad. Het grootste deel van het onderzoek binnen de biotoop Zorg wordt door het LUMC (met topreferente en topklinische zorg) en de Universiteit Leiden/Gedragswetenschappen uitgevoerd. De disciplines psychologie en pedagogiek werken met LUMC/psychiatrie, samen met de GGZ-instellingen en TNO i2n de regio, onder andere binnen de Academische Werkplaats Zuid-Holland Noord (oa. jeugd en publieke gezondheid). Binnen de regio Rotterdam, Delft en Leiden vinden binnen het consortium Medical Delta3 onderzoeksinstellingen, overheid, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen uit de 3 steden elkaar. In de Zorg is valorisatie in de zin van commercieel verhandelbare kennis nauwelijks aan de orde. Zorg wordt in Nederland voor het overgrote deel in een publieke omgeving verleend, daar past valorisatie gericht op het genereren van commerciële omzet minder bij. Maar de Zorg is wel weer uitermate relevant om te spreken over maatschappelijke valorisatie en disseminatie van kennis via de praktische toepassing in bijvoorbeeld behandelingen en therapieën. De rol van private partijen in de Zorg is marginaal. De rol van de overheid is naast faciliterend ook vooral sturend. De zorgsector, inclusief het academisch en toegepast onderzoek en onderwijs aan Universiteit, Hogeschool en ROC, is in Leiden een belangrijke werkgever en in die zin van economisch belang voor de stad. Voorgenomen regeringsplannen met betrekking tot besparingen in de Zorg, vergroten de 2
TNO Leiden is betrokken bij zorgonderzoek vanuit de programma’s Jeugd (Growing up Healthy) en Levenslang gezond en actief (Lifelong Healthy and Active) en het programma Biomedische innovaties. Met betrekking tot het jeugdprogramma werkt TNO bijvoorbeeld samen met het LUMC in het Leiden Center for Child Health and Pediatrics. TNO richt zich binnen het topinstituut Pharma op het Leiden Bio Science Park op medicijnonderzoek, ziektemodellen en bioanalyse. 3 Het consortium Medical Delta richt zich op het stimuleren van economische groei en het voorzien in zorgoplossingen door onderzoek en onderwijs en implementatie van nieuwe kennis in life science en medische technologie. Vanuit Leiden zijn vele wetenschappers van de LU /LUMC en de gemeente, het Leiden Bio Science Park en het Incubator BioPartner Center Leiden betrokken. Focusgebieden Targeted Molecular Technology
en Vitality worden vanuit LUMC getrokken. (zie ook: www.medicaldelta.nl)
9
noodzaak tot innovaties: er zijn veranderingen op komst die flink ingrijpen in de huidige verhouding tussen betrokken partijen in de sector: zorginstellingen, zorgverzekeraars, overheid en patiënten. In de toekomst valt veel ‘winst’ te behalen met meer mogelijkheden om ziektes op te sporen (scannen en vroegsignalering) , effectievere preventie en betere betaalbare en vooral anders georganiseerde Zorg. Net buiten de grenzen van Leiden, in Noordwijk, Bij ESA/Estec is een economische ontwikkeling gaande binnen de biotoop Space. Een groot deel van het wetenschappelijk onderzoek vindt plaats binnen ESA/Estec zelf. ESA/Estec is een actief valorisatiebeleid gaan voeren en is onderzoeksresultaten en -technieken actief beschikbaar gaan stellen. Dat heeft ertoe geleid dat rondom de compound een bedrijvenpark aan het ontstaan is met een incubatorprogramma voor startende bedrijven. Buiten ESA/Estec vindt (technisch) onderzoek plaats vooral binnen de TU-Delft, maar ook binnen de Universiteit Leiden/-Law en Astronomie. De in Leiden gevestigde onderzoeksschool NOVA heeft een goede positie in het space-onderzoek. Kennisvalorisatie vindt plaats, maar verkeert nog in een beginfase en heeft door omvangrijke toepassingsgebieden (in verschillende sectoren, maar ook regionaal) grote economische potenties. Hoe technology gaat uitpakken voor de stad, is natuurlijk niet goed te zeggen. Een smalle interpretatie is dat Leiden de verbindingen tussen technology en Life Science naar zich toetrekt en dat dus een facet wordt van het zich verbredende Life Science cluster. Dit zou kunnen via de : wetenschappelijke instrumentatie (precisiemetingen en optica). Een brede interpretatie is dat de situatie rondom Space in 2013 enigszins lijkt op die van de Life Sciences in 1984, bij de officiële stichting van het Bio Science Park. Er is kennis, er is bedrijvigheid maar wetenschappers zijn primair onderzoekers en ook al zien ze economische kansen, ze hebben er gewoonweg de tijd niet voor deze verder uit te bouwen. Het zoeken is naar meer verbindingen, ondernemerschap en stuwend vermogen. Het laatste scenario wordt in de regio kansrijk geacht. Holland Rijnland is werkzaamheden begonnen omtrent de inrichting van een werkorganisatie, vergelijkbaar met de structuur die rondom de Life Sciences is ontstaan. Het onderzoek aan de Universiteit Leiden/Geesteswetenschappen dat relevant is voor de biotoop creatieve sector (communicatie en cultuur & kunsten) is in omvang bescheiden en leent zich minder voor economische valorisatie. Er is landelijk gezien wel meer dan voorheen belangstelling voor valorisatie van onderzoeksresultaten in de geesteswetenschappen, maar die belangstelling raakt juist minder de in Leiden aanwezige onderdelen van de creatieve sector. De communicatiesector in Leiden is relatief klein en kenmerkt zich door een opbouw met vaak kleine bedrijven (zzp-praktijken). Daar komt bij dat de creatieve industrie weliswaar één van de (negen) topsectoren in het rijksbeleid is, maar de onderdelen uit de sector die geïdentificeerd worden als mogelijk relevant – architectuur, nieuwe media, mode, gaming, design, reclame – zijn bescheiden 10
vertegenwoordigd in Leiden. Door het vrijwel ontbreken van onderzoek en door de beperkte verdienmogelijkheden van de creatieve sector is deze biotoop niet te vergelijken met de onderzoekgedreven biotopen Life Sciences en Space. Daarmee is niet gezegd dat de communicatiesector onbelangrijk is. Communicatie en cultuur dragen bij aan een goed leefklimaat in de stad en verschaffen een laagdrempelige werkgelegenheid voor geindividualiseerd ondernemerschap. Ze passen ten zeerste bij het beroepsbeeld en de ambities van een flink deel van de beroepsbevolking. En ze kunnen het ondernemerschap in andere sectoren verrijken, bijvoorbeeld door de inzet van wetenschapscommunicatie in de Life Sciences. Netwerkvorming en het stimuleren van kennisdeling en specialisatie blijven aan de orde. Maar de hoge verdienverwachting en een daarbij horende benadering volgens de ‘triple helix’ zijn niet aan de orde. 5.
Internationale bedrijvigheid en kenniswerkers in Leiden e.o.
Hoewel internationale bedrijvigheid geen kennisbiotoop is, is in dit onderzoek ook aandacht besteed aan de betekenis en omvang van buitenlandse bedrijven en aanwezigheid van kenniswerkers in Ledien en omgeving. Leiden heeft in totaal 92 bedrijven met meer dan 50% aandelen in handen van een buitenlands moederbedrijf. In het onderstaande overzicht staan internationale bedrijven opgenomen met een werkgelegenheid boven de 100 personen: Internationale bedrijven in Leiden:
Theorema Marine Contractors Jansen Biologics Jacobs B.V. Astellas Pharma Netherlands Crucell Nederland Luba Groep Isoft Nederland Dutch Space Mentor B.V.
Apotex B.V. Avery Dennison B.V. Collis B.V.
Activiteiten/cluster
Moederbedrijf
Verzorgingsgebied
Engineering
Heerema International Group
Wereldwijd
Werkgelegenheid 1308
Life Sciences / Farmacie Engineering/ technisch ontwerp Life Sciences / Farmacie
Johnson & Johnson Jacobs Engineering Group Inc. Astellas Pharma Inc.
Europa Nederland
950 900
Nederland
641
Life Sciences / Farmacie
Johnson & Johnson
Wereldwijd
450
Uitzendbureau Software leverancier zorgsector Space Medische en tandheelkundige instrumenten Life Sciences / Farmacie Stickers e.d. / Composieten Software ontwikkelaar
T-Groep N.V. ISOFT Group Unlimited
Nederland Nederland
275 267
EADS Astrium Mentor Corporation
Nederland Nederland
219 210
Apotex Inc. Avery Dennison Corporation Underwriters
Nederland Europa
180 160
-
120
11
Genencor International B.V.
Life Sciences (Green & White)
Labaratories DuPont
Nederland
110
Bron: Westholland Foreign Investment Agency
In totaal zorgen de geregistreerde internationale ondernemingen voor ± 6000 banen in Leiden, in de gehele Holland Rijnland regio gaat het om ruim 13.000 banen. Het zijn over het algemeen bedrijven in het hooggeschoolde segment. In een terughoudende schatting betekent dit dat elke baan bij een buitenlands bedrijf een tweede baan in de omgeving genereert (multiplier 2). Dat zou betekenen dat alleen al deze grote commerciële bedrijven van buitenlandse komaf uit de stad Leiden tekenen voor 12% van de werkgelegenheid in Holland Rijnland. De meeste arbeidsplaatsen zitten in het life science cluster, ICT en twee grote engineering bedrijven, Heerema en Jacobs. Kleinere bedrijven Prosensa (56 arbeidsplaatsen, life science) en Galapagos (36 arbeidsplaatsen, life science) en Arauco Forest Products , het Europese verloopkantoor van de Chileense bosbouwmaatschappij. Een recente ‘aanwinst’ is het Taiwanese Life Science bedrijf Aeon Astron Europe. Het WFIA signaleert een positief effect van de start van het Business Park op vestiging van internationale (-) bedrijven in Noordwijk. Veel partijen stellen wel vast dat de kennisintensieve internationale bedrijvigheid ruimtelijk tegen grenzen aan gaat lopen. Op basis van een inventarisering in 2009 zijn er in Leiden e.o. naar schatting 3000 internationale kenniswerkers (excl. familieleden), waarvan er op het BSP ongeveer 1300 werken en bij ESTEC/ESA 1800 medewerkers werken. Harde gegevens ontbreken evenals exacte cijfers over woonplaats. Aanwezige kenniswerkers beoordelen de carrièremogelijkheden in Leiden als positief en waarderen het wetenschappelijk onderzoek als ‘goed’ tot ‘zeer goed’. Daarnaast weten de expats het cultuuraanbod en het wonen in Leiden e.o. te waarderen, maar zijn ze wat terughoudender als het gaat om ‘communiteitservices’. De aanwezigheid van Internationale scholen is een belangrijk factor bij de keuze van de woonplek. Uit het onderzoek bleek dat het merendeel van de expats uit Europa afkomstig is en een hoog opleidingsniveau heeft. Landelijk gezien stijgt het aantal kenniswerkers uit Amerika, Japan en India, maar onbekend is of dit ook voor Leiden zo is. Voor behoud en uitbouw van een sterk economisch cluster in Leiden (en de sterke internationale concurrentie om het aantrekken van toptalent) wordt veel onderzoek gedaan naar push- en pullfactoren van kenniswerkers. Het PID Onderwijs en Arbeidsmarkt en Leiden BSP Powerhouse werken hard en met succes aan het behoud van internationale medewerkers op het Science Park.
12
Onbekend is cijfers van aantallen kenniswerkers en bedrijven zich verhouden met andere landen en Nederlandse steden. De indruk bestaat dat zowel Amsterdam als Den Haag verder zijn dan Leiden en omstreken met het ontwikkelen van een account management voor buitenlandse bedrijven. De beide buurregio’s beschikken over goede overzichten van bedrijven en werken aan kenniskringen en netwerkvorming. Leiden heeft de bouwstenen voor het tot articulatie brengen van de buitenlandse bedrijven en het laten ‘landen’ van hun werknemers in huis: het expatcentre, de WFIA, de Bio Science Park Foundation, de kamer van koophandel, de gemeente. Daar kan op worden voortgebouwd. Een meer nadrukkelijke manifestatie van de buitenlandse bedrijven is gewenst. Bemoeienis met hun omgeving zal zorgen voor een opwaartse druk op de voorzieningenniveau en op de kwaliteitsstandaarden (zoals de Engelstaligheid van de omgeving). Bovendien is internationalisering goed voor de concurrentiepositie van de Leidse kennisinstellingen.
6. Conclusies: geen nieuwe lijstjes
We kunnen de conclusies van het onderzoek zo samen vatten: Er gebeurt al heel veel wetenschappelijk onderzoek dat direct of indirect relevant is voor de stad en de inwoners. Je kunt een lange lijst maken en achteraf toch weer op lacunes stuiten. Er is weinig consensus over welk prioriteitenlijstje er nu echt toe doet en gezamenlijk beleid verlangt. Elke actor heeft de neiging zelf weer lijstjes te gaan maken. Dat gebrek aan convergentie heeft zeker te maken met de onderzoekscultuur: gedreven mensen, gecommitteerd aan hun vak en hun onderzoek, beschikkend over zelf verworven netwerken. Ze hebben de opdracht om te excelleren, dan is het moeilijk om je vast te leggen op een algemene noemer. Aan gemeentelijke kant speelt het gebrek aan continuiteit. Eenmaal afgesproken prioriteiten worden steeds opnieuw ter discussie gesteld. De recente Bestuurskrachtmonitor Leiden wijst hier ook op. Het maakt de stad soms wat onberekenbaar voor externe partijen. Het gebrek aan convergentie is niet heel problematisch, het hoort bij een zich ontwikkelende kennisstad. Het zou pas ernstig zijn wanneer er niets gebeurt, wanneer al die lijstjes alleen maar etalagevulling zijn. Maar dat is niet het geval. Je moet als kennisstad kunnen zeggen waarin je je onderscheidt van anderen en dat onderscheid moet door anderen herkend worden. En hoe korter dat lijstje is, hoe beter. Natuurlijk moet dat lijstje kloppen: de een, twee of drie Leidse selling points voor de buitenwacht moeten ook in Leiden zelf gedragen en beleefd worden. Maar ze hoeven niet exclusief te zijn: er kan van alles omheen gebeuren.
13
Als er al een algemene noemer te vinden is, dan is dat het tekort aan overzicht en organiserend vermogen. Talloze actoren – ook sleutelspelers – geven aan gewoon niet te weten wat er in de nabijheid gebeurt, laat staan iets verder weg, in Delft of in Noordwijk. Het lokale wetenschappelijk-economische forum kan beter functioneren. Economisch-wetenschappelijke clusters gedijen onder pre-concurrentiele samenwerking van ondernemingen, overheden, onderzoekers en onderwijsinstellingen. Die samenwerking komt niet vanzelf tot stand, althans niet in de Nederlandse zakencultuur. Er is organiserend vermogen nodig, in de vorm van een ‘linking pin’ of een ‘cluster management’: een personele capaciteit die dienstbaar is aan de ambities van de partijen in het cluster, zorgt voor een goede ontsluiting van het cluster voor nieuwkomers en externe partijen, gemeenschappelijke services ontwikkelt en trends signaleert. De Bio Science Park Foundation voorziet in deze capaciteit als het gaat om de Life Sciences. Als het gaat om het toevoegen van organiserend vermogen aan Zorg en Space, ligt het voor de hand weer naar een dergelijk construct te kijken. Inhoudelijk zou het samenwerkingsdomein in een drieslag kunnen worden samengevat: valorisatie in de Life Sciences, disseminatie in de Zorg en alertheid voor de nieuwkomer S pace technology. De overall-conclusie uit bovenstaande is dat voor versterking van de kennisintensieve economische basis van de stad Leiden niet moet worden ingezet op geheel nieuwe clusters, maar op verbreding en verdieping van het bestaande Life Sciences cluster, inclusief de verbinding met de Zorg en inclusief de verbreding naar de groene en de witte Life Sciences. Voor de marketing van Leiden als kennisstad betekent deze recapitulatie dat Leiden zich voorlopig manifesteert met het koppel Life Sciences en Zorg; dat koppel is in het geheel van de kennissteden onderscheidend. Nogmaals: daarmee is niet gezegd dat de andere biotopen onbelangrijk zijn. Leiden heeft in een reeks ‘humanities’ een overtuigend aanbod. Maar de economische massa van de stad hangt op Life Sciences en Zorg.
7. Generieke aanbevelingen Met deze conclusies komen de drie voornaamste aanbevelingen in beeld: Ten eerste: zoek het in de samenwerking tussen Universiteit en Gemeente niet zozeer in een gezamenlijke inzet op nieuwe activiteiten maar veel meer om extra inzet op bestaande activiteiten.
14
Ten tweede: probeer de bloei en de motorfunctie van de Life Sciences niet te flankeren door over andere ‘clusters’ te beginnen. Dat is finaal in strijd met alles wat we over innovatietheorie en economische structuurversterking weten. De sinds “Pieken in de Delta” (2005) breed geaccepteerde notie is dat je de dynamiek moet volgen en versterken wat al sterk is. Iets geheel nieuws beginnen tegen de stroom in van een cluster dat goed uit de startblokken is gekomen, is overbodige Sisyphus arbeid. Een ‘progressief’ cluster zal vanzelf tot diversificatie en verbreding leiden. Het is zaak juist die verbreding te ondersteunen en niet een kunstmatig contrapunt te scheppen. Bouw dus je sterkte uit, in casu het Life Sciences cluster, en ondersteun de verknoping met de industrie, maar ook met de Zorg, met de Gedragswetenschappen, met de groene biotech, met de witte biotech en met andere terreinen. Daar komen vanzelf nieuwe en niet strikt clustergebonden economische activiteiten uit voort. Nu al bloeit de Leidse hospitality industry op basis van de koopkracht van Life Science cluster en Universiteit. Sport, cultuur, woningmarkt, wetenschapscommunicatie en medische communicatie zijn interessante ‘runners-up’. Ten derde: investeer in het organiserend vermogen. In het algemeen zijn wetenschappelijk onderzoekers geconcentreerd op hun wereldwijde netwerkcontacten. Directe collega-onderzoekers bij de universiteit uit naaste onderzoeksdisciplines, maar ook de thuisstad Leiden, zijn soms juist ‘ver weg’. De verbindingen tussen de stad en het wetenschappelijk onderzoek komen niet vanzelf tot stand. Ze hebben bewerking nodig van mensen met communicatie- en organisatiekracht. Er zit een ‘typisch Nederlandse’ kant aan de noodzaak tot versterking van het organiserend vermogen. Het bedrijven van innovatie en valorisatie vanuit een ecomomisch-technologisch cluster, de ‘triple helix’ gedachte, is nog steeds een import-product. Het komt uit de Amerikaanse campuscultuur. In de Amerikaanse cultuur komen open fora en uitwisselingen tussen onderzoekers, bedrijven en overheid veel meer ‘vanzelf’ tot stand. Nederland inmporteert terecht de ‘triple helix’gedachte. Niet voor niets is Amerika nog steeds wereldleider in innovaties en kennisvalorisatie. Maar de Nederlandse traditie is anders: minder gericht op ondernemerschap, meer op sturing, risicoreductie en verantwoording. Voor een Amerikaan betekent ‘samenwerking’vooral uitwisseling, in de setting van een ideenmarkt. De spelers op die markt bepalen zelf hoever ze daarin gaan. Er worden geen gemeenschappelijke conclusies getrokken: iedereen neemt zijn eigen verantwoordelijkheid. Maar het systeem functioneert toch als broedplaats van innovaties en ‘joint ventures’, omdat die uitwisseling intensief is. Het marktplein is verankerd in de campustraditie, zoals het ‘public speeching’ dat is in de high schools. Voor een Nederander betekent ‘samenwerking’ vooral overleg plegen over een gemeenschappelijke agenda en gemeenschappelijke conclusies. Het is voor een Nederlander minder gebruikelijk om voortdurend ‘exposure’ te zoeken voor je 15
onderzoek en je inzichten. Het marktplein is een nieuwkomer in de Nederlandse campustraditie. Om dat martplein te stimuleren is paradoxaal genoeg enige structuur nodig: verrsterking van het organiserend vermogen, een personele capaciteit die aanjaagt, programmeert, mensen het plein op duwt, innovaties signaleert en innovatiedragers aan het woord laat. We kunnen het verschil tussen de Nederlandse en de Amerikaanse traditie in een reeks dualismen tegenover elkaar zetten.4
Leiderschap
Het ‘poldermodel’
Managen van markt of cluster
Leiderschap is voorzitterschap:
Leiderschap is voorhoedespel:
spreken namens een brede
innovatie en competitie
achterban Debat
Nadruk op eenduidige
Nadruk op concurrerende
meningsvorming, de één
meningen, het forum of marktplein
loketgedachte Rollen
Debat richt zich op overheid, waar
Alle partijen – overheid,
beslissingen en arbitrage van
ondernemers, intermediairen,
verwacht worden
onderwijs – even relevant, overheid laat ruimte voor anderen om rol te nemen
Overheid
Overheid Overheidsgeld
Overheid direct betrokken, stuurt
Overheid schept succesvolle
mee in bedrijfsvoering,
omgeving, maar blijft op afstand van
coproduceert projecten en curricula
rol van anderen
Overheid beschermt
Overheid stimuleert
Overheidsgeld ingezet voor
Overheidsgeld ingezet voor
subsidies: geld naar initiatieven die
‘procurement’: vertrouwen
aan regelgeleid format voldoen
uitspreken in innovatie door ‘early demand’, opstelling als klant
Consensus
Samenhang
Consensus bereiken,
Verschillen van inzicht laten
ongelijksoortige partijen in uniform
voortbestaan, maar wel transparant.
discours krijgen, gezamenlijkheid
Deelafspraken tussen partijen waar
vastleggen in convenanten en
dat commercieel of operationeel
intentieverklaringen
interessant is
Samenwerking
Samenhang en interactie, dat kan evengoed concurrentie als samenwerking zijn.
Tempo
Ruimte voor en tempobepaling door
Ruimte voor ’front runners’
‘langzame’ partijen Draagvlak
4
Voor zover inzet van publieke
Voor zover inzet van publieke
middelen (in bijvoorbeeld
middelen: concurrentie toegestaan,
onderwijs): geen concurrentie, maar
mits transparant
Bron: Strategische Leergang Arbeidsmarkt&Economie’, Blaauwberg, 2010
16
breed draagvlak Allianties
Iedereen betrokken, level playing
Gelegenheidsallianties
field Koers Netwerk
Stabiliteit en risicobeperking
Uitdaging en innovatie
‘Old boys network’, gezagdragers
Openstelling voor outsiders, nieuw talent, ‘start-ups’
Bijeenkomsten
Centrale vergadering met
Forum met marktfunctie
bestuurders
Nogmaals: de introductie van de ‘triple helix’ als kader voor je innovatie- en valorisatie-activiteiten roept in heel Nederland spanningen op. Veel van wat er mis gaat in het innovatiebeleid – van het innovatieplatform van voormalig prenier Balkenende tot een algemeen als zeer bureaucratisch ervaren subsidiesystematiek – blijken bij nadere beschouwing terug te voeren te zijn tot het verschil tussen twee tradities. Nederland zal nog geruime tijd nodig hebben om de bruikbare onderdelen van het ‘clustermanagement’ in de eigen aanpak te integreren. En daar is gerichte aandacht voor nodig: organiserend vermogen.
8. De valorisatie-agenda in de Life Sciences Op basis van de voorliggende verkenning, zitten er in de gezamenlijke agenda voor valorisatie van de kennis in het Life Sciences cluster twee trajecten: de randvoorwaarden en de extra inspanningen. Bij de randvoorwaarden gaat het om continuering en intensivering van bestaand beleid, zoals: ontsluiting van het park ten behoeve van de auto-bereikbaarheid ontsluiting van de regionale arbeidsmarkt door hoogwaardig openbaar vervoer verbinden van de intra-universitaire kenniscentra (faculteiten) door hoogwaardig openbaar vervoer ondersteuning van huisvesting bedrijven (ook tijdelijk bij ruimtetekort) bijdragen aan de campuskwaliteit van het gebied verlening steun aan bedrijven die groeicapaciteit in zich hebben en een nieuwe economische impuls aan de stad kunnen geven met risicokapitaal, fondsen, vestigingspremies e.d. bijdragen aan verankering van het cluster in de stad. Deze agenda maakt gelijk duidelijk hoe belangrijk het cluster is geworden voor de stedelijke economie: de clusteragenda valt samen met een flink deel van de stadsbrede politieke agenda, inclusief de politiek gekleurde dossiers zoals openbaar vervoer. Het zou nog wel veel consequenter kunnen. We merkten al op dat innovatiebeleid de dynamiek moet volgen. Een bekende oproep in dat beleid
17
luidt: ‘put your money where your mouth is’. Ofwel: probeer nu ook je bestaande beleid te concentreren op je hoofddoelstelling. Een voorbeeld. We kwamen in dit rapport het – politiek niet beladen - voorbeeld van de groenstructuur van de stad al tegen. Iedereen is het wel over eens dat Leiden als dichtbevolkte stad meer groene corridors nodig heeft. De gedachte leeft nu om dan met name naar de singelgordel te kijken. Maar het ligt evenzeer voor de hand om aansluiting te zoeken op de gewenste campuskwaliteit van stad en sciencepark. Groene fiets- en wandelroutes zijn bewezen methodes om een technocampus in z’n omgeving te verankeren. In de Leidse situatie zou dat betekenen dat corridors gezocht worden tussen het sciencepark en de binnenstad. Zo wordt de bestaande dynamiek benut om de nu nog als te groot ervaren afstand tussen de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ stad te verkleinen en het sciencepark als ‘pushfactor’ voor de winkels en culturele voorzieningen van de binnenstad in te zetten. Zo zou de ‘reguliere’ politieke agenda doordacht kunnen worden op z’n merites voor de kennisfunctie. Dan de extra inspanningen. Op basis van de empirische bevindingen, concluderen we dat het met name versterking van het organiserend vermogen geboden is. Dan gaat het om zaken als: Verbreding van het woordvoerderschap. Het Life Sciences park heeft – zoals elk cluster - veel woordvoerders nodig: in het onderwijs, in de stad, de regio, Den Haag, andere parken, andere landen. Het is niet een kwestie van een ‘sterke’ man, vrouw of boegbeeld. Dat is een vormfout die in het landelijk ‘topsectorenbeleid’ gemaakt is: aan elke topsector is een naam verbonden van een ‘trekker’. Maar die grote namen horen vaak bij mensen die al een tjokvolle agenda hebben en onmogelijk de breedte en de diepte van een cluster kunnen kennen. Clusters – en zeker het Leidse – zijn gelaagde fenomenen met vele fronten. Ze hebben niet een of twee, maar tientallen woordvoerders en belangenbehartigers nodig, op punten als de wetenschap en het academisch forum, de private investeringen, en de markt, contacten met afnemers en overheden, de arbeidsmarkt, nationale en internationale acquisitie, afstemming met andere scienceparks, enzovoort. die onderling goede netwerkcontacten onderhouden. Op dit moment is die kring van woordvoerders beperkt. Alle vragen komen terecht bij steeds weer dezelfde handvol personen. Dat is wellicht het bijproduct van het succes: alle partijen voelen zich wel bij de huidige rolverdeling. Maar alle hierboven al genoemde ontwikkelingen aan de randen van het cluster maken duidelijk dat wellicht een nieuwe periode van creatieve onrust op handen is. Daar zijn meer en nieuwe actoren bij nodig dan de ‘usual suspects’. Evaluatie van de governance structuur. De governance van het cluster – met de Foundation en de ondernemersvereniging – dateert uit 2004-2005, is sindsdien wel bijgesteld (de Foundation en de vereniging beschikken sinds enkele jaren over 18
een geïntegreerd ‘back office’), maar niet meer geëvalueerd. Een goede ‘update’ met een hernieuwde analyse van stakeholders en hun ambities zou aanleiding kunnen zijn voor een uitbreiding van de Foundation en voor een vernieuwing van de werkagenda. Versterken van LURIS tot internationaal gezaghebbend Technology Transfer Organization voor start-ups vanuit Universiteit Leiden, LUMC en bedrijven. De standaard van de League of European Research Universities (LERU) kan daar behulpzaam bij zijn. LURIS is op dit moment veel tijd kwijt aan het op gang houden van subsidiestromen en zou nog meer kunnen investeren in de makelaarsfunctie en organisatie van forums en interdisciplinaire ontmoetingsplaatsen. Bevorderen van de samenwerking met het incubatorcentrum/TTO bij ESA/Estec. Ook dit is vooral een kwestie van ‘dedicated’ capaciteit: een kundig persoon die verbindingen legt en uitwisseling op gang brengt. Versterkte toeleiding vanuit het voortgezet onderwijs in Leiden en regio naar de laboratoriumopleidingen op mbo- en hbo-niveau. Instrumenten daarvoor zijn het in de curricula van het vmbo en het algemeen vormen onderwijs verankeren van stages, werkbezoek en kennismakingen; gezamenlijke beeldvorming van het life science cluster als een vertrouwenwekkende plek voor een loopbaan door bedrijven, scholen en gemeente. Inrichten van een welcoming programma voor bedrijven, met aandacht voor integratie en participatie van kenniswerkers in de stad. We komen daar zo meteen afzonderlijk op terug. Tenslotte is het zaak, zoals al opgemerkt, om vanuit Leiden actief de ontwikkelingen in de biobased economy en in space te volgen. De stad participeert daar indirect al in, via de bemoeienis van Holland Rijnland. De gemeentegrens aan de A44 is in dit opzicht een toevalligheid. De agenda’s richten zich op versterking van de kenniseconomie in Leiden-regio. De initiatieven sluiten uitstekend aan op de regionale speerpunten en het koopsectorenbeleid van de Nederlandse overheid. Zowel de gemeente als de universiteit zouden zich structureel kunnen laten vertegenwoordigen op het platform in Noordwijk. En een Leids welcoming programma zou zich expliciet ook moeten richten op de werkers en bedrijven in en buiten de stad en samen met bedrijven en overheden in de regio ontwikkeld moeten worden.
9. De disseminatieagenda in de zorg In de biotoop Zorg liggen de grootste kansen om de kennis van de Leidse kennisinstituten dichter bij de Leidse burger te brengen. Leiden is sterk in de combinatie van medisch onderzoek met gedragswetenschappelijk onderzoek (psychiatrie, pedagogiek, klinische psychologie). Onderzoekers aan de Universiteit
19
Leiden/LUMC richten zich (o.a. aangestuurd door voorwaarden voor het verkrijgen van subsidiegelden) steeds meer op maatschappelijke kennisvalorisatie c.q. disseminatie. Met andere woorden: onderzoek vindt steeds meer plaats voor en in directe relatie met de burger. De zorgsector staat voor enorme uitdagingen: aangekondigde bezuinigingen vragen om een cultuuromslag richting zelfregulering en zelfmanagement van burgers en meer samenwerking en afstemming binnen het zorgaanbod. Vanuit het veld van professionele zorginstellingen komt de roep om zorg en welzijn dichtbij de burger en de wijk te brengen en om een zorgaanbod ‘op maat’ (flexibel) en met aandacht voor alle leefgebieden; de vitale stad. Het zorgaanbod en het zorgonderzoek worden meer vraaggestuurde: de zelfsturende, betalende burger/patiënt gaat zelf op zoek naar ’zorgoplossingen’ op een zorgmarktplaats waar publieke, maar ook steeds meer private partijen en onderzoekers samenkomen. De gemeente moet inzetten op het aanjagen en faciliteren van deze ‘marktplaats’ en in de randvoorwaarden voorzien. Door een sterke verwevenheid met de onderzoeks- en economische activiteiten van Life Sciences in Leiden kan de stad een rol als proeftuin in de Zorg spelen en kan zo weer voor vraagarticulatie voor Leidse onderzoekers zorgen. Zo versterken de Zorg- en Life Sciences-onderzoeksdisciplines elkaar en draagt de Zorg indirect bij aan versterking van de kenniseconomie. Inzet van hoogstaande kennisintensieve techniek en medische hulpmiddelen vraagt om ander zorgpersoneel; een vernieuwde zorgsector biedt op den duur kennisintensieve werkgelegenheid. De zorgsector biedt werk aan burgers uit Leiden e.o.; deze werknemers zijn opgeleid aan de Leidse zorgonderwijsinstellingen. De Zorgsector in Leiden is dus bij uitstek een terrein waar de Gemeente en Universiteit Leiden/LUMC samen kunnen werken. Binnen de Universiteit Leiden en het LUMC zou hiertoe een gecoordineerd initiatief genomen moeten worden richting de gemeente. De betekenis van de zorgsector voor de valorisatieagenda is indirect: het gaat om maatschappelijke valorisatie en het terugdringen van zorgkosten, maar ook het betaalbaar maken van de Zorg, die voor een steeds groter deel door de burger zelf bekostigd moeten worden.
Daarnaast zijn extra inspanningen nodig. Het gaat, net als in de Life Sciences, weer om versterking van het organiserend vermogen. In de zorg werken uiterst gemotiveerde onderzoekers. Dat is een geweldig vertrekpunt; maar een nadeel van die gedrevenheid is dat onderzoekers op individiuele basis contact zoeken met de gemeente, los van hun institutionele context. De samenhang en de continuiteit in de relaties tussen het zorgonderzoek en de gemeente ontbreekt. De gemeente wordt letterlijk door individuele onderzoekers benaderd, zonder medeweten van de instituten. Dat betekent kennisverlies: onderzoekers zijn mobiel, vertrekken weer en nemen hun relatienetwerk mee.
20
Universiteit Leiden en LUMC zouden meer overzicht kunnen scheppen in de verschillende onderzoeksagenda’s in de zorg opdat de stad Leiden optimaal kan profiteren van onderzoek aan de Leidse kennisinstellingen. We hebben enige aarzeling over de manier waarop dat moet gebeuren. Het ligt voor de hand om te kijken naar een coördinatiefunctie of een liaison tussen zorgonderzoek en gemeente, maar die oplossing klinkt net iets te ‘bestuurlijk’. Uiteindelijk moet ook het zorgonderzoek het in paragraaf 7 beschreven marktplein op. Een goed begin zou kunnen zijn om voor een korte periode – zeg twee jaar – dat marktplein feitelijk te organiseren en van een programma te voorzien: alle onderzoekers die iets met de stad te maken hebben opsporen en uitnodigen om exposure te zoeken en inzichten te delen. Die programmering kan starten met de thematische aanpak waarvoor nu al interdisciplinaire en multidisciplinaire samenwerking tussen onderzoekers bestaat. Voorbeelden hiervan zijn: het multidisciplinair Brain Centre in Leiden. Dit type samenwerking vergroot de kansen op maatschappelijke valorisatie van sociaalwetenschappelijk zorgonderzoek en ‘voedt’ tegelijkertijd het biomedisch onderzoek. het Leiden Family Lab dat met samenwerking tussen verschillende disciplines de mogelijkheid biedt een brug te slaan tussen de Universiteit Leiden/LUMC en de Leidse bevolking. Voor onderzoekers levert dit type (toegepast) onderzoek nieuwe vragen en nieuw analysemateriaal op. Overzicht en regie op de onderzoeksagenda in de Zorg vraagt om investeringen in de onderzoeksinfrastructuur en stimulering van wetenschappelijke (fysieke) ontmoetingen binnen de Universiteit/LUMC zelf. Daarbij moet opgemerkt worden dat het hierbij, ondanks de samenvoeging, om twee werelden gaat die ieder op zich weer vragen om inzicht in het zorgonderzoek. De Gemeente Leiden zou zelf actief kunnen gaan participeren in de bovengenoemde tweejaars programmering en bijvoorbeeld visies als ‘Leven in Leiden’ aldaar voorleggen. De gemeentelijke rol als opdrachtgever van multidisciplinair zorgonderzoek in de stad moet ook aan die programmering verbonden worden: dat zorgt voor samenhang. De gemeente kan onderzoekers uitdagen zich uit te laten over de maatschappelijke problemen waar de stad voor staat. Hiermee kunnen ambities van onderzoekers en gemeente ten aanzien van bijvoorbeeld een wijkontwikkelingsplan samenkomen. Een eerste inventarisatie door de Gemeente Leiden heeft partijen al bij elkaar gebracht: (wetenschappelijk) onderzoekers met onderzoeksopdrachten op zoek naar maatschappelijke relevante toepassingsgebieden, zorgprofessionals met visie op noodzakelijke vernieuwingen in de zorgaanpak en tenslotte de Leidse gemeenschap op zoek naar adequate en op maat gesneden Zorg. Een aantal initiatieven lijkt al geschikt om relatief eenvoudig met elkaar samen op te werken; andere vragen eerst nog om verdere afstemming en financiering. Bied deze partijen een forum, dan komen 21
de kennisinstituten, waaronder de Universiteit Leiden/LUMC letterlijk dichter bij de Leidse bevolking! Voorbeelden van potentieel5 kansrijke Leidse samenwerkingsprojecten zijn: Leiden Zuidwest als proeftuin voor langdurig academisch onderzoek naar een ‘vitale en green city’. Het onderzoeksprogramma van Vitality Centrum Leiden6 en onderzoek uit het thema Health across the Human Life Cycle7 sluiten hier goed bij aan. De Leidse wijk is exemplarisch voor talloze naoorlogse wijken in Nederland. De vergrijzing is voor een belangrijk deel in deze wijken geconcentreerd. De herstructurering van de wijk zou niet alleen een fysiek resultaat moeten opleveren, maar ook een verbetering van het welzijn en de woonomgeving (‘Green Cities Guidelines’) en een show case voor zelfsturing en preventie in de gezondheidszorg. De structuurvisie Leven in Leiden draagt goede vraagstellingen aan voor eigen Leids onderzoek op punten als preventie en zelfsturing. Dit zijn onderwerpen die terug te vinden zijn in de onderzoeksprogramma’s van de Universiteit Leiden, waar aandacht is voor speciale doelgroepen: zoals jeugd en ouderen. Living Lab voor Zorginnovaties8 kan hierin een rol spelen. De Leidse zorgproeftuin9: een typisch Leids zorgonderzoek zou kunnen gaan over de adoptie van zelfsturing via E-Health, eigen dossiervorming en een efficiënter contact tussen medisch specialist, huisarts en patiënt, en de herinrichting van consulten om zo zelfmanagement en betrokkenheid van de patiënt te stimuleren en alternatieve verdienmodellen in de medische Zorg te onderzoeken. De Leidse proeftuin is een hoogopgeleide en relatief jonge bevolking. Hier kunnen vraagstukken over een efficiëntere en kwalitatief hoge patiëntenzorg samengaan met onderzoek naar noodzakelijke kostenbesparingen en naar mogelijkheden voor de opbouw van onderzoeksgegevens via een Elektronisch Patiënten Dossier of Imaging. Samenwerking met verschillende medische en sociale wetenschappelijke disciplines, o.a. van de vakgroepen medische besliskunde of bestuurskunde van de Universiteit Leiden/LUMC zijn mogelijk. Meer specifiek zou bijvoorbeeld het Hartcentrum van het LUMC in Leidenregio een pilot kunnen starten waarin onderzocht wordt hoe de samenwerking tussen 1e en 2e lijns gezondheidszorg via e-Health efficiënter ingericht kan worden.
5 Het gaat hier nog niet om bestaande samenwerkingsprojecten, gericht op de stad en haar bevolking. Wel zijn er al initiatieven (door de gemeente) genomen om genoemde zorgonderzoekspartijen rondom deze proeftuinen samen te brengen. 6 Het Vitality Centrum in Leiden vervult binnen het regionale samenwerkingsverband Medical Delta een leidende rol in onderzoek naar verouderingsprocessen en beoogt een andere kijk op vergrijzing door te focussen op vitaliteit en technologische innovaties( zie ook: www.medicaldelta.nl/2012/09/07/vitality) 7 Waaronder Leiden Family Lab (onderzoek naar o.a. stress-regulatie, angst, geweld en obesitas) en Leiden Institute for Brain and Cognition (LIBC) (onderzoek naar het menselijk brein) 8 Living Lab voor Zorginnovaties (LLvZ) heeft binnen Medical Delta een rol als begeleider van proeftuinen en innovaties in de thuiszorgmarkt (‘de wereld van zorg, wonen en welzijn’). Doelgroep zijn de ouderen en mensen met beperkingen die o.a. dankzij e-Health en Domotica langer thuis kunnen wonen (zie www.livinglab.nl)
22
10. Space technology: alertheid De geschiedschrijving wil dat het LifeSscience cluster van 1984 dateert: de oprichting van het science park. Dat klopt niet echt: clusters worden niet opgericht, maar ontstaan in een wisselwerking van markt en kennis. Er was ook voor 1984 al van alles gaande, het werd alleen pas in 1984 als een cluster geduid. Er is een gerede kans dat 2012 in de toekomst gezien zal gaan worden als de ‘Sternstunde’ van een space cluster. Het ESA/ESTEC-park bestaat al decennia, maar de regio is het pas nu gaan omarmen en pas nu wordt er een echte valorisatiestrategie gevolgd, compleet met een space business park, een incubator en een platform voor uitwisseling tussen kennis en business.
De rol van Leiden in relatie tot space technology is anders dan de rol ten aanzien van de Life Siences. De kennis- en productiefuncties van het park worden niet lokaal aangestuurd, maar vanuit het consortium van de 20 ESA-lidstaten. In Nederland is de voornaamste academische kennisbasis voor space technology niet Leiden, maar Delft. En natuurlijk ligt het park niet in Leiden, maar een paar kilometer verderop. Maar er zijn evidente Leidse ‘leads’: De woningmarkt en de voorzieningen uit de Leidse agglomeratie maken deel uit van de clusterfactoren van space. De afstanden zijn uiterst betrekkelijk. Vanuit het sciencepark is het spacepark dichter bij en vaak ook beter bereikbaar dan de A4 aan de oostkant van Leiden. Met astronomie, space law en een grote beta-faculteit heeft Leiden weldegelijk relevante kennis in huis. De ‘downstream’ toepassingen van space technology gaan in een brede waaier van kennisdomeinen terecht komen. Stad en regio hebben met agribusiness, gezondheid en life sciences zeer interessante kennisdomeinen in handen. De verwachting bestaat dat er binnenkort op het Leidse park bedrijvigheid tot ontwikkeling gaat komen die zowel space als life science gerelateerd is.
Randvoorwaardelijk is voor Leiden aan de orde: Samen met Noordwijk, de andere gemeenten in de Bollenstreek en Holland Rijnland zorg dragen voor een evenwichtige gebiedsontwikkeling, met een goed functionerende woningmarkt, een goede bereikbaarheid (RijnlandRoute en openbaar vervoer) en transparantie in het aanbod van voorzieningen in de zorg, de cultuur en de sport Een goede gebiedsmarketing, teneinde de regio met een Llife Science cluster en een space cluster op een steenworp afstand van elkaar van een internationaal herkenbaar gezicht te voorzien
23
Een ‘welcoming program’ voor de stroom van expatriates en hun gasten die voor kortere of langere tijd in de streek verblijven Bedrijfsruimte en bedrijvengrond beschikbaar houden voor space gerelateerde bedrijvigheid Gewenste extra inspanningen zijn: Leidse ondersteuning van het kennisplatform rondom de Estec Incubator in Noordwijk. Leiden kan aanhaken bij Holland Rijnland, maar heeft als gastheer voor de grootste kennisbasis in de regio zeker een eigen verantwoordelijkheid Het inrichten van een liaisonfunctie tussen het space cluster en het Leidse academisch onderzoek Periodiek bestuurlijk overleg tussen Noordwijk / Bollenstreek, Leiden en Delft om ontwikkelingen te signaleren en te faciliteren.
11. Slot: internationalisering vergt een ‘welcoming program’
In het voorgaande is het begrip ‘welcoming program’ al gevallen. Doel van zo’n programma is het tot participatie brengen van onze tijdelijke inwoners en collega’s. De grotere spelers in Leiden – faculteiten, grotere bedrijven – verrichten zelf al het nodige werk voor hun gasten en tijdelijke werkers. Maar anders dan Amsterdam en Den Haag, wordt Leiden nauwelijks ‘stadsbreed’ als vestigingsplek voor expatriates ingezet. Er is met het Visitors Centre en Leiden Marketing wel enige stadsbrede infrastructuur beschikbaar, maar die wordt alleen operationeel en niet strategisch ingezet. Mede daardoor blijft veel potentiële ‘bijvangst’ onbenut. Er zijn signalen dat ook het maatschappelijk initiatief (bedrijven, culturele instellingen, internationaal georiënteerde sportclubs) bij een welkomsten participatieprogramma betrokken willen worden. Daarover het volgende. Leiden Kennisstad heeft een regionale, nationale en internationale basis nodig. Regionaal is die basis vooral de breedte van een klassieke universiteit: het overgrote deel van de bachelorstudenten komt uit de regio en wil een keuzemogelijkheid hebben. Het profiel van stad en universiteit moet die breedte onderbouwen. Mogelijk dat het profiel nu te eenzijdig is (rechten) en effectiever wordt met enige verbreding (life science en Zorg). Nationaal en internationaal is het juist weer zaak om je als gespecialiseerd en onderscheidend kenniscentrum neer te zetten. Ook dan komt het begrippenkoppel ‘life science en Zorg’ in beeld.
24
Maar dat is niet genoeg in de snel verder internationaliserende wereld van het academisch onderzoek. De studentenpopulatie wordt steeds meer anderstalig en multicultureel, het forum wordt steeds meer internationaal en onderzoekers en kenniswerkers werken en verhuizen over landsgrenzen heen. Bedrijven in en rondom Leiden zoeken nu hun personeel nu al op ene internationale arbeidsmarkt. Veel bedrijven zijn nu nog betrekkelijk anonieme streekgenoten en buitenstaanders en dat geldt ook voor hun personeel. Het BSP en het WFIA zijn succesvol in het werven van internationale bedrijvigheid, maar de verankering van bedrijven en hun medewerkers in de regio blijkt niet vanzelf te gaan. In de directe omgeving (Amsterdam, Den Haag) zijn voorbeelden te halen van redelijk ontwikkeld account management voor kennismigranten en hun bedrijven. Leiden is te klein om de gehele functionaliteit van Den Haag of Rotterdam over te nemen (bijvoorbeeld de dienstverlening door de IND), maar in termen van zichtbaarheid en ‘totaalpakket’ is zeker iets te leren van de andere steden. De gemeente, het Leidse Expatcentre, het WFIA, de BSP-foundation, Leiden Marketing en de Kamer van Koophandel zouden aan een uitbouw naar een volwaardig accountmanagement kunnen gaan werken. Een vervolgstap op dat account management zou een welcoming program kunnen worden. Bij account management gaat het om snel uit de startblokken helpen en snel wegwijs maken. Bij een welcoming program gaat het om snel tot participatie en integratie brengen. De kenniswerkers zijn tijdelijke inwoners van de stad, maar ze zijn hoogopgeleid en komen vaak met ambities binnen om echt ergens aan te gaan deelnemen: sport, cultuur, media, burgerschap. De stad of campus die in staat is om nieuwkomers snel tot participatie te brengen, heeft in de toekomst een behoorlijk concurrentievoordeel. Dat is maar beperkt een overheidskwestie. De uitnodiging tot participatie moet vooral uit de ‘civil society’ komen. Maar alweer: dat gaat niet vanzelf, er is organiserend vermogen voor nodig. Een eenvoudig voorbeeld uit de sportwereld: Leiden heeft met ZZ Leiden professioneel basketbal in huis. Basketbal is een uiterst internationale sport en een deel van de ZZ-spelers komt inmiddels ook uit het buitenland. Maar universiteit en science park vormen nog een witte vlek in het netwerk van ZZ Leiden. Tegelijkertijd is ZZ Leiden door z’n vertakking naar de wijk en naar het bedrijfsleven (eigen bussinessclub) een mooie ‘portal’ naar de Leidse samenleving. Er blijft een ‘selling point’onbenut. Dragers van een welcoming program zijn sportverenigingen, musea en culturele instellingen, het bedrijfsleven, kennisinstellingen, de humanities. En er is overeenstemming nodig dat de city marketing zich meer gaat richten op de marketing van Leiden als campusstad, als congresstad, als studentenstad en als vestigingsstad voor bedrijven. 25
26
Bijlagen
Bijlage 1: schema economische clusterfactoren Kennisstad Leiden 1 In dit schema zijn de Leidse kennisbiotopen getoetst aan factoren die in belangrijke mate bepalen of de kennisbiotoop voldoende potentie heeft om zich daadwerkelijk tot economisch cluster te ontwikkelen. Gekeken is naar de kracht van de 4 O’s (Onderzoek, Onderwijs, Ondernemingen en Overheid) en zgn. aanvullende noodzakelijke en gewenste factoren (need to have en nice to have).
Bijlage 2: schema economische clusterfactoren Kennisstad Leiden 2 In dit schema staan per Leidse kennisbiotoop de bestaande kennisinstellingen en samenwerkingsverbanden en gegevens over de economische en maatschappelijke waarde gepresenteerd.
Bijlage 3: geraadpleegde personen (voor geraadpleegde bronnen: zie deel II)
27
ECONOMISCHE CLUSTERFACTOREN KENNISSTAD LEIDEN (1) life sciences
zorg
space
communicatie
cultuur/kunst
onderzoek progressiviteit van kennisdomein via diversificatie en innovatie van vraagstellingen uitzicht op cross-overs naar andere kennisdomeinen, multi-disciplinaire aanpak verbinding met het internationale forum, meertaligheid, internationale relvantie basis in fundamenteel onderzoek uitzicht op werving onderzoeksfondsen aantrekkingskracht op toptalent
+++ +++ +++ +++ +++ +++
+++ +++ +++ +++ +++ +++
+++ +++ +++ +++ +++ +++
-
-
onderwijs uitzicht op ontwikkelen van infrastructuur tegen overzienbare investeringen uitzicht op mobiliseren brede basis onder studenten, ook elders in onderwijskolom duurzaam loopbaanperspectief voor afgestudeerden, geen 'bevlieging gelegenheid om samen te werken met bedrijven, uitzicht op contextverrijking uitzicht op versterking van de concurrentiepositie ten opzichte van andere onderwijsinstellingen door specialisatie
++ ++ ++ +++ +++
++ ++ ++ ++ ++
+++ ++ ++ +++ +++
+ ++ + ++ +
-
overheid uitzicht op groeiende bijdrage van het kennisdomein aan het regionaal en nationaal inkomen uitzicht op 'stuwend'karakter van kennisdomein(geld verdienen van buiten de directe omgeving) potientiele bijdrage van het kennisdomein aan duurzame 'quality of life'' plausibel en acceptabel beslag op ruimte en infrastructuur perspectief op spin-off naar woonkwaliteit, leisure en andere voorzieningen
+++ +++ +++ +++ ++
+ + ++ ++ +
++ +++ + +++ +
+ + + + +
+++ + +++
ondernemingen verwerven van plaats in regionale -liefst internationale- waardeketens (expertise en geld van buiten aantrekken) stuwend karakter: geld verdienen van buiten de productieregio opbouwen 'unique selling points' zoals plaats in waardeketens, patenten of formats aanwezigheid tot interregionale -internationale - specialisatie dynamische arbeidsmarkt, toegang tot hooggeschoold personeel lange termijn commitment overheid, bestuurlijke stabiliteit institutionele transparantie en betrouwbaarheid bereikbaarheid en connectivity gunstig ondernemingsklimaat, 'popular support'
+++ +++ +++ +++ ++ ++ ++ + ++
++ + + + +
+++ +++ +++ +++ +++ ++ ++ + ++
++ + + + ++
+ + + + +
algemeen: 'need to have' politieke stabiliteit, betrouwbaarheid overheid op lange termijn een voor research gunstig fiscaal klimaat open concurrentieklimaat voldoende niveau van onderwijsfinanciering ruimtelijke mogelijkheden, bereikbaarheid, een goed functionerende woningmarkt, veiligheid
+++ ++ +++ ++ ++
++ ++ ++ ++ ++
++ ++ ++ ++ ++
+ + + ++ ++
+ + + ++
algemeen: 'nice tot have' voldoende niveau van 'early demand' (thuismarkt voor innovatieve producten) meertaligheid, hospitality, early adopting innovatie, ondernemersschap city quality: rijke culturele en sportieve context, groene omgeving
+++ +++ ++
+++ + +++
++ ++ +++
+ ++ +++
+ + +++
ECONOMISCHE CLUSTERFACTOREN KENNISSTAD LEIDEN (2)
Overzicht Leidse kennisinstellingen en samenwerkingsverbanden en gegevens economische en maatschappelijke waarde Life sciences
Space
Creatieve industrie
- Thema LU: Health across the Human Life Cycle - asaal en topklinisch en topreferent (translationeel ) onderzoek LUMC en LU – 6 profileringsgebieden waaronder profileringsgebied LU: Brain function and disfunction over the life span - LUMC: psychiatrisch onderzoek i.s.m. GGZinstellingen - LUMC: deelname aan Consortium Integrale Aanpak Overgewicht - LU: Fac. der Sociale wetenschappen - focus: ontwikkelingsstadia van kindertijd/jeugd /volwassenheid/ouderdom - obesitas, migraine, angst en depressie - behandeling en preventie - opvoeding - relatief zwakke positie op markt van nationale onderzoeksfondsen, wel internationaal (europees) - nationaal toptalent - internationaal relevant onderzoek - interdisciplinair en multidisciplinari onderzoek (Brains en Living Lab, Vitality, Leiden Fam. Lab)) - aansluiting bij (inter-)nationale onderzoeksprogr. : TNO, LIBC, Ti-Go, Lifespan, NCHA e.d. - Academische werkplaats Zudiholland-Noord (jeugd en ouderen) - Academische Werkplaats Publieke gezondheid
- Toponderzoek binnen Esa/ Estec (Noordwijk), - LU: Sterrenkunde en faculteit Law - Penvoerderschap NOVA (Nederlandse Onderzoeksschool Voor Astronomie) - TU Delft
- indirect onderzoek LU: Fac. der Geesteswetenschappen (taalwetenschappen, kennis o.a.ter beschikking van musea en media-sector)
- Thema LU: Health across the Human Life Cycle
- LU: Sterrenkunde en faculteit Law (uniek in
- geen Universitair bachelor opleiding
Rode Life Sciences (medische biotechologie, farmaceutica) wetenschappelijk onderzoek
-
Groene Life Witte Life Sciences Sciences (biobased (bio fuels en economy) biomaterialen) onderzoeksbudget LUMC en LU: 338 miljoen (2011) relatief goede wervingspositie op markt van (inter-)nationale onderzoeksfondsen Internationaal toptalent Internationaal relevant onderzoek top-onderzoeksfaciliteiten- infrastructuur (o.a. Cell Obeservator, Genome Technology Center, NeCen en 7-Tesla MRI en andere imaging apparatuur)
Zorg
- basaal en topklinisch en topreferent onderzoek (LUMC) en LU: Fac. Wiskunde &- Natuurwetenschappen - profileringsgebied LU: Brain function and disfunction over the life span
academisch onderwijs
- onderzoek LU (fac. Wiskunde- en Natuurwetenschappen, Sciences: Inst. Biology and Inst. Environmental Studies) en NCB/Naturalis, inz. Biodiversiteit en Center of Genomics (UL) en Inst. of Chemistry (LIC) - nabiijheid DSM en BSF in Delft - aansluiting (via subsidie) bij Roadmap Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten en Topsectorenbeleid (goede wervingspositie) - Biobased economy (inhoudsstoffen, biodiversiteit, reststoffen e.d. – inventarisatie gaande door HR)
Thema LU: Health, Life and Biosciences - studie aan Fac. Wiskunde & - Natuurwetenschappen (LU), fac. Sciences: masters
(Inst. Biology, Environmental Studies en Chemistry) - Geneeskunde LUMC (UMC-standaards) en Graduate School - relatief goede mobilisatie studenten - duurzaam loopbaanperspectief voor afgestudeerden
- Profileringsgebied LU: Brain function and disfunction over the life span - studie aan Fac. Sociale Wetenschappen (psychologie en pedagogiek) - LU/LUMC -basisarts/psychiatrie - veel praktijkonderzoek GGZ-instellingen - relatief goede mobilisatie studenten via OOR
Europa) - Leiden/Huygens Fellowships (PhD astronomie, wis- en natuurkunde)
- HBO-opleidingen communicatie - LU: Masters Communicatie - leerstoelen
overheid
-
- vnl. nationaal beleid, financiering, wetgeving en inspectie, via Ministerie VWS, - Wmo uitvoering via Gemeenten - Thuiszorg (Living Lab voor zorginnovaties) - Academische werkplaats Zuidholland-Noord (jeugd en GGZ-instellingen - Academische Werkplaats Publieke gezondheid - Tendens: decentralisatie van de zorg naar Gemeenten
- jaarlijkse rijksbijdrage - internationale samenwerking - participatie lokale overheden in gezamenlijke lobbyactiviteiten
- regelt huisvesting - steunt starters - gemeentesubsidies en bijdragen - rijksbijdragen Rijksmusea - Cultuurfonds - Stichting Leiden Communicatiestad - Stadslab
bedrijvigheid
- LBSP: bedrijvenpark (veel R&D medische technologie, opkomend Biobased = Groene Life Sciences (inhoudsstoffen en reststoofen e.d. en enkele witte Life Scienses bedrijven – onderling grote verwevenheid! - ook bedrijven in de bioinformatica, imaging, medische biologie - faciliteren van starters / incubators - patenten/octrooien (LURIS) - (actief) wervingsbeleid (internat). bedrijven - spin-off naar woonkwaliteit, leisure industry (m.n. musea), quality of live / - trekt geld aan van buiten de regio (via R&D-gelden) - BSP interessant voor topbedrijven door concentratie dienstverlenende bedrijven en wetenschappelijk klimaat/onderzoeksinfrastructuur
- Instellingen, nauwelijks bedrijvigheid
- Space bedrijvenpark in Noordwijk - LBSP: Dutch Space en Cosine
- veel ZZP - kleine gezelschappen - minder dan 10% van de communicatiebedrijven heeft meer dan 10 medewerkers - veel vrijwilligers (bij festivals en Stadslab) - communicatie: mainstream economie, niet groot (relatief krimpend vgl. met Amsterdam/Utrecht)
economische/ maatschappelijke waarde
-
- hoge en goed zichtbare maatschappelijke relevantie - nog relatief weinig aansluiting wetenschappelijk onderzoek bij lokale samenleving; wel kansen bij Medical Delta Living LabStichting Valk ( i.s.m.
- economische multiplier van 5 (White Paper) - jaarlijkse omzet: 144 miljoen euro - Rijksbijdrage jaarlijks: 77 miljoen (korting afgewend)
- hoge en goed zichtbare maatschappelijke relevantie - hoge cultuurindex (waardering) - sluit aan bij traditie in Leiden
randvoorwaarden: stelt ruimte beschikbaar /faciliteert huisvesting/infrastructuur politieke steun stabiel financiële steun o.a. LBSF infrastructuur en bereikbaarheid: matig (nog beperkingen bestemmingsplan) geen welcoming/hospitality program expat-beleid beperkt (IND-ontbreekt) zwakke internationale uitstraling stad wonigmarkt( studenten) niet sterk – expats buiten Leiden tweedeling stad: onder en boven spoor goede culturele omgeving (maar niet meertalig) sportfacileiten zwak sterke relatie met Educatieve Musea: Naturalis/NCB), Boerhave, Hortus-Botanica,
productiebedrijven 4,5 miljard deals productiebedrijven 2 miljard dienstverlenende bedrijven 50 miljoen elke geïnvesteerde euro levert 3,88 euro op
30
KLM)Ambulatorium
arbeidsmarkt/ werkgelegenheid (aantallen)
-
bedrijven Life Sciences: LUMC: opleidingen LU, HLO: indirecte werkgelegenheid :
3.000 7.000 2.000 24.000
onderwijs: HBO en ROC
- Verwacht tekort aan. laboratoriumpersoneel en geschikte VMBOgediplomeerden
Organisatiegraad Triple helix
- Leids Bio Science Park Foundation (personele bezetting krap) - Biobased is upcoming (Holland Rijnland)
regionale positie (geld verwerven en expertise)
-
(inter-)nationale positie (geld verwerven en expertise)
-
-
-
28% van de beroepsbevolking werkt in de zorg in Leiden (in Leidenregio 34%) 16.000 betaalde banen in de hele kolom (incl. LUMC)
goede toegang tot ( hoog)geschoold personeel o.a. via Zorg Academie Leiden
- 2700 (internationale) werknemers bij Estec/Esa - starters: 55 in Noordwijk tussen 2005 - 2012 - industriële werkgelegenheid in ‘dedicated bedrijven: 1000
Leiden Institute for Brain and Cognition Holland Rijnland (biobased economy) Netherlands Consortium for Healthy Ageing (NCHA): een samenwerkingsverband van het LUMC, het Erasmus MC en (vooralsnog) de bedrijven Unilever, Philips Medical Systems en Galápagos.
UMC-status, Topsectoren Life Sciences en TU Deelname nationale onderzoeksgroepen met andere Universiteiten TNO (kwaliteit van leven) Center for Translational Molecular Medicine ( CTMM) Parelsnoer Initiatief ( String of Pearls Initiative)
- BioMedical Materials Program ( BMM) – internationaal leidende van Nederland hoog houden - Het TopInstituut Gezond en Succesvol Ouder Worden (Ti-GO): een publiek-
31
-
veel ZZP-communicatie weinig mws. in dienst 750 in kunst & cultuur ca.4% Leidse bevolking werkzaam in Creatieve Sector (2000-2500 personen)
-
- ROC: laboratoriumtechniek - Hogeschool Leiden: Hoger laboratorium onderwijs
- upcoming (Holland Rijnland) - Incubator centrum
Medical Delta (Rotterdam/Delft/Leiden)
-
- ROC en HBO communcitatieopleiding - LU: Masters Communicatie - geen bachelor communicatie - beroepsopleidingen allen buiten Leiden -
Medical Delta (Rotterdam/Delft/Leiden) Academische Werkplaats GGZ-netwerken
Leiden Institute for Brain and Cognition Family-Lab Leiden Academy on Vitality and Ageing
- UMC-status - deelname aan nationale onderzoeksgroepen met andere Universiteiten (zie ook kolom links) - internationale onderzoeksnetwerken en financiering onderzoek via EU-Horizon 2020
- NOVA (onderzoeksschool: samenwerking UvA, Groningen, Nijmegen, Leiden) - Europese onderzoeksnetwerken
deelname aan onderzoeksscholen in Nederland
-
-
private partnership tussen kennisinstellingen, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Holland PTC (nieuwe kankerbehandelingen) LifeSPan: onderzoek veroudering organismen EuroBoNeT is een K6-network of excellence op het gebied van pathologie, biologie en genetica van bottumoren 10 zgn K6-netwerken o.a. GenoMEL is een -network of excellence (genen) Netherlands Consortium for Healthy Ageing (NCHA): een samenwerkingsverband van het LUMC, het Erasmus MC en (vooralsnog) de bedrijven Unilever, Philips Medical Systems en Galápagos. BBMRI-NL nationaal netwerk van biobanken Life Sciences Health (LSH) Eurolife (samenwerking in onderzoek 7 Eur. Universiteiten Internationale onderzoeksnetwerken met Oxford, Zurich Barcelona en Debrecen LERU (20 hoog kwalitatief onderzoeksuniversiteiten) Europees onderzoeksgeld (EU Horizon 2020 ) multinationals als financiers van startersonderzoek
32
Bijlage 3 – geraadpleegde personen: Life-Sciences: Ruud Santing - Proxy Laboratories Henk Venema – BioPartner Center Leiden Nettie Buitelaar – Bio Science Park Leiden Theo Noordman – Kennisalliantie Paul Hooykaas – Universiteit Leiden/Institute Biology Leiden Eric Smets – Naturalis Biodiversity Centre/Onderzoek Zorg: Pancras Hoogendoorn – LUMC/Fac. Geneeskunde Ruud Kukkenheim – LUMC/ Onderzoek Rein Strijker - Vitalnext Serge Rombouts – Universiteit Leiden / sociale wetenschappen/Leiden Institute for Brain & Cognition (LIBC) Douwe Atsma – LUMC/Moleculaire Cardiologie/Interventiecardiologie - Hartcentrum Leiden Philip Spinhoven – Universiteit Leiden/decaan Sociale wetenschappen Enna Bongers – Gmeente Leiden/Zorg Gert-Jan Cornel – Living Lab voor Zorginnovaties Space: Simon Bremmer – Holland Rijnland/Ruimtelijke Agenda Christiaan de Goeij - Holland Rijnland/Ruimtelijke Agenda Wilfried Boland – Universiteit Leiden/ fac. Sterrenkunde/NOVA Toon Buddingh –ESA/BIC / Technology Transfer Office Cornelis Eldering –ESA/Estec/ Technology Transfer Office Tanja Masson-Zwaan – International Institute of Air and Space Law Humanities: Kunst& Cultuur, Communicatie en Geesteswetenschappen: Kees Kranenburg –ontknoper/ kunstenaar/procesbegeleider/kunstenaarsgebouw Haagweg 4 Jolanda Riel - Universteit Leiden / Fac. der Geesteswetenschappen Peter Duyvestein – Stichting Leiden Communicatiestad Wim van den Doel – Universiteit Leiden/Fac. der Geesteswetenschappen Michael Roumen – Cultuurfonds Leiden Internationale bedrijvigheid: Niels Krol – WestHolland Foreign Investment Agency (WFIA) Peter Scheffers – WestHolland Foreign Investment Agency (WFIA) Ellen Smiths – Bio Science Park Leiden Agta Kockmann –Expat Centre Leiden Kurt-Jan Wiltenburg - Kamer van Koophandel Den Haag Algemeen: Maarten van der Plas – Gemeente Leiden / Programma Leiden Kennissstad Anke Klerkx – Universiteit Leiden / University Research & Innovation Services (LURIS) Renee Merkx –Universiteit Leiden/ Bestuursbureau Strategische Communicatie en Marketing Cees Broeksma -Regionale kennisontwikkeling, KvK den Haag – Univ. Leiden Campus Den Haag
Begeleidingsgroep: Piet van Slooten (UL) - voorzitter John Kroes (UL) Frans Los (LU) Ruud Kukenheim (LUMC) Anke Klerkx (LUMC/Luris) Hans Nijssen (Gemeente Leiden) Jan Nauta (Gemeente Leiden) Blaauwberg: Aart van Bochove Mariet Ewalts Rob Manders
34