. '"t. Instituut
geschiedenis No. 557
1 Juni 1939
Adres voor Redactie: Flatgebouw Westzeedijk 128b Rotterdam
(Telefoon 50538)
Redacteur:
Adres voor Administratie:
H. DEKKING.
Vaillantlaan 523
I N H O U D : Uitstapje. — Officiëele berichten. — Journalistenkring en Persbreidel. — Ned. R.K. Journ. Vereen, en Persvrijheid. — W a t leert ons de ledenlijst? — Algemeene belangen. — Het instituut. — Personalia. — Uit de plaatselijke vereenigingen. — Binnenland. — Uit den ledenkring. — Buitenland.
O p 17^en 18 Juni naar Den Haag. PROGRAMMA V A N H E T KRINGUITSTAPJE. Geeft U op vóór 8 Juni a.s.! Het Kringuitstapje naar Den Haag en omstreken gaat door! Uit de Haagsche Journalisten-Vereeniging is een commissie van voorbereiding en ontvangst gevormd en deze heeft in de afgeloopen weken de voorloopige plannen, welke in het vorig nummer van De Journalist zijn vermeld, nader uitgewerkt. Het programma is in kannen en kruiken. Blijkbaar waren de voorloopige plannen al zoo attractief, dat eenige tientallen leden zich met of zonder dames bij onze secretaresse voor de excursie op 17 en 18 Juni a.s. hebben aangemeld. De Haagsche collega's verheugen zich daarover in hooge mate en zij zijn overtuigd, dat, na lezing van het volledige programma, talrijke Kringleden dit goede voorbeeld zullen volgen. De commissie heeft getracht een zoo gevarieerd mogelijk programma samen te stellen en zij meent daarin, dank zij de medewerking van onderscheidene instanties ten volle te zijn geslaagd. Talrijke autoriteiten in de residentie bleken onmiddellijk bijzonder ingenomen met het plan om de Nederlandsche journalisten eens hier te mogen begroeten en hun de schoonheden van de stad en haar omstreken te mogen laten zien. De commissie is er zich volkomen van bewust, dat het programma weinig ruimte laat, d.w.z., dat de Haagsche collega's beide dagen volkomen op de Kringleden beslag leggen, wat hun tijd betreft. De plannen waren aanvankelijk zóó talrijk, dat er tijdnood optrad, zoodat men zich eenige beperking heeft moeten opleggen. Het programma ziet er dan als volgt uit: Zaterdag 17 Juni: 16.30 uur: Ontvangst door den Voorzitter van den Raad van Ministers, Minister van Staat, dr. H. Colijn, in de Ridderzaal, waar ververschingen worden aangeboden. Na afloop gelegenheid, onder deskundige voorlichting, de gebouwen der Eerste en Tweede Kamer te bezichtigen. 18.15 uur: Vertrek van het Binnenhof met autobussen
Den Haag
van de N.V. Gemengd Bedrijf „Haagsche Tramweg Maatschappij", welwillend aangeboden door de Directie. 18.45 uur: Zweedsch buffet (koud en warm) in de nieuwe salons van Hotel de „Wittebrug", aangeboden door de Haagsche Journalisten-Vereeniging. Bij fraai weer zullen ook de terrassen, welke uitzicht geven op de prachtige Nieuwe Parklaan en op de Scheveningsche Boschjes, in gebruik zijn. 20.45 uur: Vertrek van Hotel de „Wittebrug" met autobussen van de H.T.M, naar het nieuwe Gemeentemuseum (laatste schepping van dr. Berlage). 21.00 uur: Ontvangst door het gemeentebestuur van s-Gravenhage. Begroeting door burgemeester mr. S. T. R de Monchy. In groepen zullen de verschillende afdeelingen van het museum kunnen worden bezocht, zulks onder deskundige voorlichting. Ook de zalen van de Heemkunde-tentoonstelling „ W a a r wonen wij?" zullen geopend zijn. In de groote gehoorzaal van het museum zal een kort programma van oude muziek worden uitgevoerd, op instrumenten uit het muziekhistorische museum-Scheurleer, onder-afdeeling van het Gemeentemuseum. Bij mooi weer buffetten in de prachtige tuinen. 23-15
" " r : Vertrek van het Gemeentemuseum H.T.M.-autobussen naar Scheveningen!
met
23.30 uur: Gezellig samenzijn in den foyer van het Kurhaus. Attracties, aangeboden door de Directie van de Exploitatie Maatschappij Scheveningen; o.a. zal de bekende band van Eddy Meenk deze samenkomst opluisteren. De A . N . W . B . biedt hier onzen leden ververschingen aan. Gelegenheid tot dansen tot, laten we zeggen, half drie 's nachts. Bij mooi weer staat ook het groote Kurhausterras met uitzicht op zee en op het drukke gewoel op den boulevard, voor onze gasten open. Zondag 18 Juni: 9.45 uur: Verzamelen voor een grooten rondrit door Den Haag en omstreken. Autocars, welwillend aangeboden door de Directie van de Pullman-Express dochteronderneming van de N . V . Westlandsche Stoomtramweg Maatschappij te Loosduinen.
230
DE
J O U R N A L I S T
Plm. 11.30 uur: Bezoek aan het sportpark van de Koninklijke Petroleum Maatschappij „Te W e r v e " onder Rijswijk. De chef van den persdienst van de Koninklijke, collega H. Kroon, biedt hier onzen leden een kopje koffie aan. 12.00 uur: Naar het Westland, een van Neerland's beroemdste tuinbouw- en bloemencultuurcentra. Bezoek aan een druiven- en anjerkweekerij te W e s terlee. Ontvangst door het bestuur van den Bond W e s t land, welke dit jaar zijn gouden jubileum viert. Het bestuur van den jubileerenden Bond biedt ons een koelen ochtenddrank aan. 13.00 uur: De rondrit met de Pullman-autocars wordt voortgezet via Loosduinen en door Westelijk 's-Gravenhage naar Scheveningen. Langs de beide visschershavens en over den boulevard naar het restaurant Paviljoen „Seinpost". 14.00 uur: Lunch aangeboden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor 's-Gravenhage en omstreken, in „Seinpost". 16.00 uur: Thé in het Palace Hotel (bij mooi weer in het Solarium), aangeboden door den chef van den persdienst van de Koninklijke, collega H. Kroon. En deze thé wordt dan tevens het slot van het jaarlijksche Kring-uitstapje, al zal „naplakken" zeer worden gewaardeerd. Het bovenstaande programma behoeft overigens nog eenige aanvulling. In de eerste plaats zij er nadrukkelijk de aandacht op gevestigd, dat aanmelding slechts kan geschieden tot 8 Juni a.s. bij de secretaresse van de H.J.V.: mej. Emmy J. Belinfante, 2e Schuytstraat 172, Den Haag. 2e. Voor elk lid, buiten Den Haag woonachtig, is een inschrijvingsgeld verschuldigd van ƒ 1.—• Brengt een lid zijn echtgenoote mee (we hopen, dat zeer velen dit zullen doen), dan is voor hen samen een bedrag van ƒ 1.50 verschuldigd. Voor de Haagsche leden bedraagt het inschrijvingsgeld ƒ 1.25 en voor twee personen tezamen ƒ 2 . — Gelijktijdig met de aanmelding dient het inschrijvingsbedrag gestort te worden op de postgirorekening van den penningmeester van de Haagsche Journalisten-Vereeniging no. 94963. Leden, die zich reeds hebben aangemeld, wordt verzocht, het inschrijvingsgeld alsnog te gireeren. Inschrijvingen worden slechts geaccepteerd, indien de bijdrage, welke uitsluitend gebruikt wordt voor dekking van administratie-kosten e.d., vóór of op 7 Juni a.s. zijn ontvangen. Na dien datum is deelneming aan het Kringuitstapje onmogelijk, omdat de verschillende ontvangende instanties een opgave moeten hebben van het aantal excursisten. In de derde plaats wordt meegedeeld, dat de A . N . W . B . het buitengewoon aardige denkbeeld heeft gehad, aan alle deelnemers, de dames incluis, een programma-boekje uit te reiken. Dit deelnemersboekje met allerlei aanwijzingen, onontbeerlijk om het uitstapje goed te doen verloopen, wordt den deelnemers per post toegezonden! In de vierde plaats: de deelnemers behoeven zich geen zorgen te maken voor hun bagage. Bij hun aankomst aan een der beide stations, hetzij H.S.M.-station (richting Amsterdam-Rotterdam) of S.S.-station (richting Utrecht) vinden zij, van 15 tot 17 uur, aan de uitgangen personeel van den A.N.W.B., dat de bagage van de excursisten naar de hotels zal brengen. 5. Onderstaande hotels hebben zich bereid verklaard den deelnemers aan het uitstapje een reductie op den
logies-prijs toe te staan van 50 pet. Deze belangrijke tegemoetkoming hebben we te danken aan de prettige medewerking van de Haagsche afdeeling van Horecaf. Den Haag: Hotel des Indes; Gr. Hotel Central; Hotel Du Vieux Doelen; Hotel Terminus; Hotel Wittebrug; Hotel de Hertenkamp; Hotel Duinoord, Sweelinckplein; Hotel du Passage (korting 2 5 % ) . Scheveningen: Ritz Hotel, Badhuisweg 1; De hotels der Exploitatie Mij. Scheveningen, waarbij de prijzen worden opgegeven. Savoy Oranje Grand Kurhaus Palace
2.75 2.75 3.— 3.— 3.50 4.—
en en en en en en
ƒ 3.25 „3.25 „ 3.50 „4.— „4.— „4.50
ƒ 0.75 ,0.75 , 1— , 1.— , 1.— , 1.—
Op den kamerprijs wordt 5 0 % korting verleend. Het nettobedrag te verhoogen met 1 0 % bediening en 3 % omzetbelasting. Hotel Zeerust. Hotel des Galeries (/ 1.50 p . p . logies met ontbijt). De deelnemers dienen zelf hun kamers te bespreken. 6e. De directie van de Ned. Spoorwegen heeft ook ditmaal niet willen achterblijven met een tegemoetkoming aan de leden van den N.J.K. en stond een belangrijke reductie op de reisbiljetten toe. Men kan tegen een reductie van gemiddeld 35 procent tweede of derde klas reizen, hetzij Zaterdag heen en terug, hetzij Zondag, hetzij Maandag terug. Een of twee retourkaarten kunnen tegen inwisseling van den achter in dit nummer opgenomen bon tot den gereduceerden prijs worden gekocht aan ieder station der N.S., waar men de reis naar den Haag wenscht aan te vangen en te eindigen. Deelnemers aan het Kringuitstapje, die des Zondagsochtends hun godsdienstplichten wenschen waar te nemen, gelieven daarvan tegelijk mededeeling te doen bij hun aangifte. Indien voldoende deelneming bestaat, zal dan des ochtends omstreeks twaalf uur een speciale autobus die leden afhalen en naar het Westland brengen. Het bestuur van de H.J.V. en de commissie van ontvangst en voorbereiding hopen, dat het hier vermelde programma voldoende aantrekkingskracht zal bezitten om de leden van den Kring in grooten getale naar Den Haag te doen komen. Zij kunnen bij voorbaat van een hartelijk onthaal verzekerd zijn. Ten overvloede zij er ten slotte op gewezen, dat officiëele kleedij niet alleen geen voorschrift is voor de ontvangsten van de Regeering en van het Gemeentebestuur, maar zelfs niet gewenscht. Wandeltoilet zij het parool! Anders gaat het ongedwongen karakter van de excursie verloren. Kringleden, 17 en 18 Juni a.s. naar Den Haag en omstreken!
Officiëele berichten. LEDENLIJST. Aangenomen als gewoon lid: H. B. Fortuin, De Groene, Leidschegracht 115, Amsterdam. Dr. N . A. C. Slotemaker de Bruine, Anera, Klein Hoefijzerlaan 1, Wassenaar; na Juli p.a. Aneta, Batavia O A. Ekker, Alg. Hbld., Quinten Massysstraat 201, Amsterdam Z .
DE
J O U R N A L I S T
J. P. Romijn, Utv. Nbld., B. F. Suermanstraat 11 bis, Utrecht. Voorgedragen als gewoon lid: J. C. Francken, De Rotterd., Boreelstr. 3a, Rotterdam. A. C. van Kampen, Heldersche Ct., Parallelweg 38, den Helder. Drs. G. de Bruyn, N. Rott. Ct., Schietbaanlaan 66a, Rotterdam (thans buitengewoon lid). Bedankt als gewoon lid: G. H. J. Vinken te Lutterade-Geleen (wegens uittreding uit het vak). Overleden: G. J. H. van de Vijver, den Haag. Adresverandering: J. Schraver tot 15 Augustus Boschlaan 2, Blaricum. Mej. M. Pos naar Zeekant 40, Scheveningen. D. Schiferli naar Haydnlaan 54, Bilthoven. Mevr. R. Roos naar Keizersgracht 524, Amsterdam C. C. Craamer naar Jurriaan Kokstr. 216, Scheveningen. Mr. H. Scholte naar Heerengracht 391, Amsterdam C. A. Pleysier naar Hermelijnlaan 1, Hilversum. C. J. Wisse naar Deurloostraat 68 II, Amsterdam Z . J. Pieters naar Stuyvesantstraat 333, den Haag. Dr. N. J. D. Versluys naar Emmaweg 35, Zandvoort. B. L. de Jong naar Achlumerstr. 12, Leeuwarden. Drs. J. Breedvelt naar Nic. Ruyschstr. 16, Rotterdam. W A A R S C H U W I N G CONTRIBUTIEACHTERSTAND. Overeenkomstig art. 21 van het Huishoudelijk Reglement deelt het Bestuur mede, dat het zich verplicht ziet de namen der volgende leden, die ondanks herhaalde waarschuwing, hun contributie-achterstand niet regelden, in het orgaan op te nemen: G. Ballintijn, Enschede. Mej. T. Eygenkuysen, Amsterdam. O H. Geudeker, Amsterdam. W^. Hielkema, Leeuwarden. J. Koning, Voorburg. J. W . L. Lamers, Amsterdam. J. P. A. de Monyé, Utrecht. M. Pont van Valckenborg, den Haag. H. W . J. Schaap, Hilversum. Mr. H. Scholte, Amsterdam. G. Sillevis, Haarlem. A. W . T, Schoevers, den Haag. B. Sluimers, Bandoeng. H. Veersema, Medan. J. G. A, van Zijst, Vence (Alp. M a r . ) . J. Polak, Bussum. Zij kunnen zich vóór 15 Juni a.s. met den Penningmeester verstaan over de aanzuivering hunner schuld. Is dit niet geschied, dan zullen zij worden GEROYEERD. Het adres van den Penningmeester, collega J. Schraver, is Boschlaan 2, Blaricum. HENRI DEKKING. Over onzen Voorzitter kunnen wij tot onze blijdschap goede berichten brengen. De operatie is volledig geslaagd en de toestand is gunstig. Op 26 Mei heeft de Belgische consul in het Diaconessenhuis te Rotterdam met een aardige toespraak aan collega Dekking het commandeurskruis van de Orde van Leopold II overhandigd.
231
JOURNALISTENKRING E N PERSBREIDELING Het Kringbestuur maakt bezwaar tegen een der beide wetsontwerpen-Goseling. — Verschijningsverbod afgewezen. — Landverraadwetje aanvaard. Het Bestuur van den Nederlandschen Journalistenkring heeft in zijn jongste vergadering zijn houding vastgesteld tegenover de onlangs bij de Tweede Kamer ingediende wetsontwerpen betreffende misdrijven tegen de veiligheid van den Staat en nadere voorzieningen ter bescherming van de openbare orde. Met algemeene stemmen is het Kringbestuur tot de volgende conclusies gekomen: 1. Het verdient waardeering, dat de Regeering streeft naar krachtiger bestrijding van de wijze, waarop sommige periodieken de persvrijheid misbruiken. 2. Het Bestuur van den N.J.K. betreurt, dat de bedoeling van den wetgever van 1934, die f o r m e e l e beleediging van het openbaar gezag, openbare lichamen en instellingen, benevens groepen van de bevolking of ten deele tot de bevolking behoorende groepen van personen, strafbaar stelde, onvoldoende is verwezenlijkt, zoowel doordat vele excessieve uitingen niet vervolgd werden, als doordat over 't algemeen te lichte straffen werden geëischt en uitgesproken. Door onvoldoende repressie is de verwachte preventie niet bereikt. 3. Het Bestuur erkent intusschen, dat ook bij strengere toepassing der bestaande bepalingen niet alle euvelen kunnen worden bedwongen. 4. De ingediende wetsontwerpen aan deze overwegingen toetsende en zich stellende op het grondwettelijke standpunt der persvrijheid, is het Kringbestuur van meening, dat de voorgestelde bepalingen inzake landverraderlijke actie aannemelijk zijn. 5. W a t het andere wetsontwerp betreft, met waardeering van de goede bedoelingen der Regeering, moet tegen de wijze, waarop deze bedoelingen in wetsartikelen zijn uitgewerkt, bezwaar worden gemaakt. Keurt het Kringbestuur met den Minister van Justitie ten scherpste af, dat met onoirbare middelen critiek wordt uitgeoefend, waarbij kwade trouw in het spel is, het betwijfelt of de motiveering van den Minister wel gedekt wordt door de formuleering, dat strafbaar wordt degene, die „beschuldigingen van feitelijken aard" uit, terwijl hij „weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de beschuldigingen onwaar zijn". Het lijkt allerminst uitgesloten, dat critiek, te g o e d e r trouw geuit, een beschuldiging bevattende, welke niet gefundeerd blijkt, tot strafvervolging zal leiden. Bovendien zal een journalist vaak alleen kunnen aannemelijk maken, dat zulk een beschuldiging te goeder trouw was, door zijn zegsman te noemen, hetgeen zijn beroepseer hem verbiedt. Ten slotte zal een schrijver, spreker of teekenaar buiten schot blijven, indien hij zich van feitelijke beschuldigingen onthoudt, ook al ging hij zich te buiten aan de ergerlijkste uitingen. 6. Zeer ernstig bezwaar moet het Bestuur van den N.J.K. maken tegen het voorgestelde rechterlijk v e r s c h i j n i n g s v e r b o d voor dagbladen en andere periodieken. Tegenover de argumentatie van den Minister, dat zulk een verbod niet ongrondwettig zou zijn, valt het niet moeilijk te betoogen, dat de voorgestelde regeling, zooal niet in strijd met de 1 e 11 e r, zeker met den g e e s t van de Grondwet in strijd is. Voor dit standpunt ver-
232
DE
J O U R N A L I S T
wijzende naar uiteenzettingen van gezaghebbende zijde bij de voorbereiding van de jongste herziening der Grondwet, meent het Kringbestuur zich tot de volgende bezwaren te kunnen bepalen. Een verschijningsverbod, op grond van zeer uiteenloopende vergrijpen tegen een blad uit te vaardigen, is een in vele gevallen doodelijk wapen, een ultimum remedium, dat slechts in overweging mag komen als a l l e andere middelen uitgeput zijn. Dit is thans zeker nog n i e t het geval. Bij de voorgestelde regeling is er geen waarborg, dat niet ook dagbladen en andere periodieken, aan welke de Minister bij de indiening van dit wetsontwerp vermoedelijk niet heeft gedacht, het slachtoffer van deze bepaling zullen worden. Voorts moet ernstig betwijfeld worden, of het voorgestelde verschijningsverbod in het bestaande recht past. De Minister plaatst het bij de recidive-bepalingen. Hier kan de veroordeelde schrijver echter telkens een a n d e r zijn. Dikwijls zal er dan ook geen recidivist zijn. In den regel zal de uitgever of drukker op grond van het Wetboek van Strafrecht (artt. 53 en 54) vrij uitgaan en de auteur vervolgd worden. Bij drukpersdelicten wordt of de auteur, of de uitgever (drukker) getroffen. Met het verschijningsverbod wil de Minister èn den auteur, èn den uitgever en diens blad treffen. Ten slotte is het Bestuur van den N.J.K. van meening, dat het verschijningsverbod in ons Wetboek van Strafrecht niet thuis behoort, wijl het een b ij k o m e nd e straf is, welke niet den dader treft, doch tal van menschen (journalisten, administratief personeel, zetters, drukkers en loopers), die volkomen onschuldig zijn aan het gepleegde strafbare feit. Het Bestuur spreekt het vertrouwen uit, dat de Minister van Justitie het voorgestelde verschijningsverbod zal willen t e r u g n e m e n en dat de Tweede Kamer in het tegenovergestelde geval daaraan haar goedkeuring n i e t zal geven. * * * Deze uitspraak van het Kringbestuur is ter kennis gebracht van de leden van de Tweede Kamer der StatenGeneraal. D E N.D.P. VRAAGT UITSTEL Het bestuur der vereeniging van uitgevers van dagbladen De Nederlandsche Dagbladpers, heeft tot den Minister van Justitie het verzoek gericht, de verdere behandeling van het wetsontwerp betreffende nadere voorzieningen ter bescherming van de openbare orde, uit te stellen tot na het zomerreces, opdat het onderzoek, dat thans door de vereeniging met betrekking tot dit voor de dagbladpers zoo uitermate belangrijke ontwerp wordt ingesteld, niet overhaast behoeft te geschieden en waar noodig en wenschelijk, ook nog overleg zal kunnen plaats hébben. Het bestuur der Ned. Dagbladpers, dat, evenals de Minister, de persexcessen, waarbij te kwader trouw misbruik gemaakt wordt van de vrijheid van openbare meeningsuiting,* scherp afkeurt, acht een grondig onderzoek niettemin noodig, omdat het in het voorgestelde wetsontwerp gevaren ziet voor de persvrijheid in het algemeen, afgezien nog van de vele andere bezwaren, welke aan het ontwerp kleven.
D E N E D . R.-KATH. JOURNALISTENVEREENIGING E N D E PERSVRIJHEID. De Ned. R. K. Journalisten-vereeniging heeft op 13 Mei jl. te Utrecht haar jaarvergadering gehouden. In het communiqué, dat de pers van deze vergadering ontving, werd op de volgende wijze mededeeling gedaan van wat de Voorzitter, mr. H. F. A. Geise, over de wetsontwerpen-Goseling heeft gezegd: „In verband met de maatregelen van den minister van justitie ten opzichte van de pers en publiciteit gaf spreker een nadere uiteenzetting van zijn standpunt. Mr. Geise waarschuwde tegen het streven van enkelen om het begrip „persvrijheid" als een heilig huisje te beschouwen, waaraan niet geraakt mag worden." Meer niet. Natuurlijk zal mr. Geise wel iets meer over deze „maatregelen" — lees: wetsontwerpen — gezegd hebben. Voor het publiek werden de twee geciteerde zinnen voldoende geacht. Onze vriendschappelijke verhouding tot de Ned. R.K. J.V. mag niet weerhouden (Amicus Plato, sed magis arnica Veritas) onze teleurstelling uit te spreken over deze, door haar eenzijdigheid treffende, publicatie. Wanneer een vereeniging van journalisten over deze ingrijpende wetsontwerpen niets anders te zeggen heeft dan dat de persvrijheid geen heilig huisje is, waaraan niet geraakt mag worden, zal bij velen de gedachte rijzen, of de bevriende Minister, die met deze wetsontwerpen kwam, voor die vereeniging misschien een dergelijk heilig huisje is! BESTUURSVERGADERING. Het Bestuur kwam op 20 Mei in vergadering bijeen. Afwezig met kennisgeving het bestuurslid v. Overbeek en gedelegeerde Witsen Elias. De voorzitter heet het nieuwe bestuurslid, coll. Berding, hartelijk welkom. Deze dankt voor de vriendelijke begroeting. D e voorzitter. — De wnd. voorzitter deelt mede bericht te hebben ontvangen, dat de operatie van den voorzitter volledig geslaagd mag worden geacht. Met blijdschap wordt deze tijding vernomen en de hoop voor een verder voorspoedig herstel uitgesproken. Notulen. — De notulen van de twee voorgaande vergaderingen worden gelezen en goedgekeurd. Candidaten. — Enkele aspirant-leden worden tot het Kringlidmaatschap toegelaten. (Zie elders in dit nummer). Eereraad. — De schrijver van een brochure vraagt, n.a.1. van een z.i. onbehoorlijke recensie, medewerking aan de vorming van een eereraad. Het Kringbestuur ziet geen aanleiding om aan dit verzoek te voldoen. Contributie. — Besloten wordt een aantal leden met langdurigen contributie-achterstand bij wijze van waarschuwing in Orgaan te vermelden. Salarispeil. — T e dezer zake zijn verschillende mededeelingen ingekomen. Nog enkele inlichtingen zullen worden gevraagd. Verschooningsrecht. — Besprekingen worden gehouden over de verdere behandeling van het rapport-Verschooningsrecht op een e.v. Algemeene Vergadering. In de volgende bestuursvergadering zal te dezer zake een beslissing worden genomen. Persuitnoodigingen. — Verschillende gevallen worden besproken met hetgeen daarmee samenhangt en schadelijk wordt geacht voor bestaande journalistieke relaties. Ter plaatse, waar zulks behoort, zal dit punt aan de orde worden gesteld. De Persontwerpen. — In den breede wordt gesproken over de onlangs bij de Tweede Kamer ingediende w.o. betreffende misdrijven tegen de veiligheid van den Staat en nadere voorzieningen ter bescherming van de openbare orde. Ten slotte wordt te dezer zake overeenstemming bereikt over een door den voorzitter voorgestelde uitspraak. Met algemeene stemmen wordt deze aanvaard: het verschijningsverbod wordt afgewezen. Volgende bestuursvergadering. — Deze wordt bepaald op Zaterdagmiddag 1 Juli.
DE
J O U R N A L I S T
E E N TELEGRAM A A N D E BELGISCHE COLLEGA'S Het bestuur van den Nederlandschen Journalistenkring heeft het volgende telegram aan den Algemeenen Belgischen Persbond te Brussel gezonden: „Ter gelegenheid van het bezoek, door onze Koningin aan uwen Koning te brengen, stelt de N.J.K., indachtig aan de hooggestemde boodschap, welke u bij het bezoek van Koning Leopold aan Koningin Wilhelmina tot den Kring hebt willen richten, prijs op een collegialen groet aan de Belgische journalisten. De pers in onze landen wordt gelijkelijk geleid door liefde voor vrijheid en verdraagzaamheid. Zij is de vrijheid van drukpers waardig. De beide landen, zich verheugend in een traditie van zelfbestuur, zijn elkaar allengs beter gaan begrijpen, mede dank zij de voorlichting der pers. Zoo zijn gemeenschappelijke gevoelens en wederzijdsche vriendschap ontstaan. Door oplossing van het Rijnvaartprobleem zijn moeilijkheden uit den weg geruimd, waardoor opnieuw mogelijkheden geschapen zijn om nader tot elkaar te komen. De pers in België en Nederland moge het hare blijven doen in het belang van de vriendschap tusschen de beide buurlanden en van de samenwerking der volken in het algemeen. Polak Daniels, Waarnemend Voorzitter."
233 D E F.I.J.
De Federation internationale des Journalistes (F.I.J.), welker Congres in Marokko om begrijpelijke redenen niet kon doorgaan, wil dit nu, te beginnen Vrijdag 23 Juni, te Bordeaux houden. Het ligt in de bedoeling, er eenige uitstapjes door het Z . W . van Frankrijk aan te verbinden, zoodat er een veertien dagen mee gemoeid zullen zijn. W i e animo en tijd heeft om een en ander mee te maken, wende zich tot den secretaris van de internationale commissie, collega F. Th. Holsboer, Noordersingel 92, Leeuwarden. Aan de orde komt o.m. wijziging der Statuten. E E N PERSATTACHÉ A A N DE ENGELSCHE LEGATIE. Engeland, dat tot dusver slechts een persattaché had aan een paar legaties in de belangrijkste hoofdsteden, heeft thans ook aan de legatie in den Haag (Westeinde 12), een pers-attaché verbonden. De nieuwe attaché, Lord Chichester, heeft zijn taak aanvaard en zal gaarne Nederlandsche bladen, of redacteuren van Nederlandsche bladen, die in de uitoefening van hun beroep een bezoek aan Engeland brengen, van voorlichting dienen. W i e onzer informaties over Engeland wil hebben, kan bij den nieuwen pers-attaché op alle medewerking rekenen.
Antwoord van den Algemeenen Belgischen Persbond.
W A T LEERT O N S D E LEDENLIJST?
In antwoord op dit telegram kwam de volgende brief bij den wrnd. Voorzitter in: „Monsieur et cher Confrère, L'Association générale de la Presse beige a été particulièrement sensible a 1'adresse que vous avez bien voulu lui faire parvenir au nom des envoyés spéciaux de la Presse néerlandaise venus en Belgique avec Sa Majesté la Reine des Pays-Bas. Nous nous réjouissons de ce que nos confrères hollandais aient pu, a cette occasion se rendre compte par eux-mêmes de la vive sympathie qui anime la population beige a 1'égard de la nation voisine et amie, juste réplique a 1'accueil chaleureux que Sa Majesté Ie Roi des Belges a recu récemment chez vous. Si la presse des deux pays a eu sa part dans Ie développement de ces heureux sentiments, comme dans Ie reglement amiable de questions pendantes entre les deux pays, ce doit être pour nous une raison de plus de resserrer, par dessus la frontière, nos bonnes relations confraternelles. En vous remerciant de votre démarche, nous formons Ie voeu que ces relations se maintiennent et se renforcent dans une atmosphere de cordialité pour Ie bonheur de la Hollande et de la Belgique et pour Ie bien general. Veuillez agréer, Monsieur et cher Confrère, 1'expression de nos sentiments les meilleurs. Le Président,
De logarithmentafel werd ons destijds door onzen wiskundeleeraar als een uitermate geschikt object aanbevolen voor het doorbrengen van een regenachtigen Zondagmiddag. Eenigszins in navolging van die aanmoediging heb ik op een weinig naar buiten lokkenden middag van een onzer jongste rustdagen in de nieuwe ledenlijst gebladerd, welke de secretaris van den Kring in het begin van dit jaar heeft samengesteld. Met een potlood in de hand en een blocnote voor mij heb ik enkele tellingen verricht, die wel tot merkwaardige conclusies hebben geleid. Daarvan wil ik hier gaarne iets vertellen. Anders dan misschien velen onzer zouden verwacht hebben, bleek de Arbeiderspers met haar verschillende districtsbladen het grootste aantal leden bij één dagbladonderneming aan den Kring geleverd te hebben, nl. 71. Wanneer men percentsgewijs zou nagaan hoevelen van het totale aantal journalisten bij een blad zich bij den N.J.K. hebben aangesloten, zou naar mijn meening ook blijken, dat de redacteuren van Het Volk het sterkste het nut der organisatie voelen. Niet veel bij Het Volk ten achter blijft evenwel het Handelsblad met 64 Kringleden. Dat daar op de Amsterdamsche Pijpenmarkt een Kringburcht staat, was wel bekend. Maar de N.R.C., levert zij geen zestigtal leden aan den Kring? zal men wellicht vragen. Neen, het Rotterdamsche orgaan haalt niet heelemaal de vijftig, het zijn er 49. Als merkwaardigheid wil ik hierbij nog aanteekenen, dat de N.R.C, veertien juristen onder zijn redactieleden telt, tegen het Handelsblad zeven, dus precies de helft. Wanneer wij nu de 53 leden, die „verschillende bladen" als werkkring opgeven, buiten beschouwing laten, volgt er numeriek gesproken een heelen tijd niets. En de volgende, die wij op ons lijstje vinden, is niet eens een ander groot dagblad met een welvoorzienen redactiestaf, maar ons A.N.P., dat 25 leden bijdraagt. Dan komt eerst D e Telegraaf met 18 leden. Het percentage lijkt mij niet overweldigend en ik geloof dan ook dat er daar met ledenwerving nog wel het een en ander te bereiken zou zijn. Gaan wij intusschen verder, dan ontmoeten wij drie bladen, die ons veertien leden aanbrachten, t.w. Het Vaderland, de Haagsche Crt. en het Rott. Nieuwsblad. De Standaard is de eenige van tien leden en daarmede zijn wij van de dubbele cijfers af. Vier groote provinciale
JOSEPH DEMARTEAU." Nadat deze brief ter zetterij was doorgegeven, werd hij ons nog eens, in het Nederlandsch, door den President van den A.B.P. toegezonden. KONINKLIJKE ONDERSCHEIDINGEN. Bij gelegenheid van het bezoek van de Koningin aan den Koning van België is de heer Raoul Tack, president van de Brusselsche Pers, benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Tot officier in deze orde zijn bevorderd de heeren Theo Bogaerts, president van de Buitenlandsche Pers, correspondent van de Maasbode, en Maurits Liesenborghs, correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. De heer Maurice Roelants, Brusselsch correspondent van De Telegraaf is benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau.
234
DE
J O U R N A L I S T
bladen komen dan met ieder negen leden: U. D., U. N., Opr. Hrl. Crt en N. v. h. Noorden. Alleen het Dagblad van Rotterdam paraisseert met acht leden. De Leeuw. Crt en het Hrl Dagbl. ieder met zeven. Met vijf en zes leden vinden wij vijf provinciale en één algemeen dagblad: Gron. Dgbl., N. v. Friesl. en Zwolsche Crt, elk met vijf; (hierbij valt op te merken, dat het N. v. Fr. niet eens eiken dag verschijnt); Dev. Dgbl., Midd. Crt en Nieuwsbron met ieder zes. Met vier leden telden wij negen bladen, met drie maar zes. Voor de redacties, die één of twee leden aanbrachten, komen weer dubbele cijfers voor den dag. Negentien kranten zijn er met twee leden van den Kring en 91 met één. Onder het doorbladeren der ledenlijst was het mij al opgevallen, dat zoovele bladen slechts éénmaal genoemd werden. De telling bracht toch nog een verrassing: circa 12% der Kringleden vertegenwoordigt maar één blad of persbureau bij ons. Uiteraard zijn uit deze cijfers maar tot op zekere hoogte conclusies te trekken, want alles geldt alleen voor wat Kringleden aangaat. Zoo zijn er locale bladen, waarvan vrijwel de heele redactie Kringlid is; andere waar slechts een klein percentage der redactieleden bij ons is aangesloten. Ook moet in aanmerking genomen worden, dat verschillende leden, die wel aan een bepaald blad verbonden zijn, daarvan in onze ledenlijst niet hebben doen blijken. Voor een algeheel overzicht omtrent de Nederlandsche pers, hebben wij aan deze getallen heel weinig, daar de Katholieke pers hierin praktisch geheel ontbreekt. Toch vond ik nog een vijftal Katholieke bladen, ieder met slechts één lid, in onze lijst vermeld. Een armzalig restje van wat eens geweest was. Maar daarbij leggen wij ons immers reeds verscheidene jaren blijmoedig neer en verheugen ons er over, dat wij met de Kath. Journ. Ver. zulke prettige relaties kunnen onderhouden. V A N BOETZELAER.
Algemeene belangen. H E T „INSTITUUT". W a t wil een Nederlandsch instituut voor de studie van het dagbladwezen? Hieromtrent bleek in de jaarvergadering van den Kring eenig misverstand. In de gelegenheid dit op te helderen, wil ik niet nalaten daartoe een poging te doen. Een instituut voor de studie van het dagbladwezen beoogt te zijn het wetenschappelijk sluitstuk op heel het complex van journalistieke ondernemingen en organisaties die tezamen vormen: de nationale pers. Al wie tot die pers behoort, heeft behoefte aan betrouwbare, objectieve, zoo mogelijk parate in- en voorlichting ten aanzien van het dagbladwezen zélf — de geestelijke, oeconomische en technische factoren waaruit het is opgebouwd, de krachten die er in werken, de wetmatigheden die het beheerschen, de problemen die er zich in ontwikkelen parallel met de problemen der maatschappij waaruit en waarvoor het dagbladwezen leeft. Het is de taak van het instituut voor dit alles de grondstoffen te verzamelen en te verwerken, zóó, dat ze direct of indirect ten goede komen aan de nationale pers en aan hen die haar op welke plaats ook dienen. Men kan het instituut karakteriseeren als een proefstation, een laboratorium, een studiecentrale, een research-bureau — al naar men het accent wil leggen. Het instituut dient een bibliotheek op te bouwen, waarin het meest gezaghebbende is te vinden, dat op geestelijk, oeconomisch en technisch gebied, nu en in het verleden, over het dagbladwezen wordt en werd gezegd. Men moet er uit kunnen leeren hoe de journalistiek zich door de tijden ontwikkeld heeft, omdat dit groeiproces richtingen wijst voor de toekomst. Denken wij b.v. aan de achtereenvolgende technische vormen waarvan de in- en voorlichtingsfunctie der journalistiek
zich heeft bediend; aan de stage worsteling der pers om haar vrijheid en om haar erkenning; aan haar noodwendige metamorfosen, waardoor zij in een staag veranderende wereld haar voortbestaan heeft te verzekeren. Het instituut heeft behoefte aan archieven, waarin daden en bedrijven der pers van verleden en heden worden vastgelegd. Slaagt het plan, om het Nederlandsch Pers Museum in een of anderen vorm aan het Instituut te verbinden (het van die zijde getoonde begrip voor de beteekenis hiervan wettigt te dien aanzien goede verwachting), dan zal het instituut ook al aanstonds historische fundeering verwerven en de eerbiedwaardige verzameling van het museum zal in een werkinstituut kunnen gaan leven. Kaartregisters moeten alle documentatie overzichtelijk en snel toegankelijk maken. Dit wat het bijeen te brengen materiaal betreft. Levend zal het gemaakt moeten worden door wat er mee gebeurt. Het materiaal zal kunnen dienen als stof voor nuttige publicaties in periodieke mededeelingen van het instituut. Het materiaal zal tot practisch gerief zijn van de dagbladbedrijven in al hun geledingen. Het materiaal zal ten dienste staan van de wetenschappelijke medewerkers van het instituut om aan studieopdrachten te voldoen, b.v. ter verkrijging van vergelijkende internationale gegevens voor de behandeling van nationale persproblemen. H e t materiaal zal ook aan vorschers buiten den kring der journalistiek ten goede kunnen komen, b.v. aan studenten in de geschiedenis, in de rechten, in de letteren, in de sociologie, in de economie, in de technische wetenschappen en natuurlijk aan studenten in de wetenschap der journalistiek. Het materiaal zal óók basis kunnen vormen voor cursussen, lezingen en voordrachten, in het instituut te houden dóór en vóór de werkers van de pers, maar ook door alle anderen die met gezag over problemen der journalistiek kunnen spreken, dan wel journalistieke problemen van terzijde vermogen te belichten door behandeling van vraagstukken op verwant levensterrein. Het materiaal zal, gerangschikt naar leidende gedachten, overtuigend tentoonstellingsmateriaal kunnen worden, waardoor zelfs oude historie tot frissche actualiteit wordt gewekt. Hiermee is natuurlijk nog maar een vluchtig schema gegeven van hetgeen het instituut beoogt. Nog dit. In het instituut zal zich steeds hebben uit te drukken dat het dagbladwezen door drieëerlei krachtbron gevoed wordt, een geestelijke, een oeconomische en een technische, waartusschen een onafwijsbare interdependentie bestaat en zonder welker bewuste harmoniseering geen goede journalistiek denkbaar is. Beter kennis omtrent elkanders taak bij allen die op een dezer terreinen samenwerken in het dagbladwezen, zal aan het product dier samenwerking, de krant, ten goede komen en elks inzicht in vak en bedrijf verbreeden. Dat zulks door de initiatiefnemers erkend wordt, staat, naar ik weet, vast. Tot het bovenstaande meen ik mij te moeten bepalen. Het Kringbestuur zal zeker niet nalaten t.z.t. nadere mededeelingen te doen over de ontwikkeling en verwezenlijking van de plannen. 2 Mei 1939. LIEVEGOED. BEDENKELIJK VERSCHIJNSEL Hollandsch
Weekblad
schrijft:
„Een bekend Haagsch Persbureau distribueert sedert jaren haar redactioneele artikelen over allerlei actueele onderwerpen onder een aantal meest kleinere provinciale dagbladen, die tegen periodieke betaling van een vast abonnementsbedrag van deze kopy gebruik maken. Ook de dagbladen en vooral de kleinere met een
DE
J O U R N A L I S T
beperkten lezerskring ondervinden de moeilijkheden van dezen tijd en zij worden, o.m. door de steeds stijgende papierprijzen, tot dikwijls zeer ingrijpende bezuinigingsmaatregelen genoopt. Dat de „kleine provinciale pers" dus veelvuldig gebruik maakt van de doorgaans zeer goedkoope aanbiedingen, ook van dit persbureau, ligt voor de hand. Intusschen geviel het dezer dagen — kort voor den 50en verjaardag van den Duitschen rijkskanselier — dat bedoeld persbureau zijn abonné's een geïllustreerd artikel aan dit feit gewijd deed toekomen en ditmaal was het honorarium van dit extra artikel al bijzonder laag gesteld: het stuk met de daarbij behoorende illustraties kon namelijk gratis worden geplaatst. Noch voor de kopy noch voor de illustraties behoefde iets te worden betaald. En hierbij zijn we een bedenkelijk verschijnsel genaderd: de levering van een redactioneel artikel maakt nu plaats voor verkapte propaganda. De bedoeling is duidelijk: het bewuste artikel is een advertentie, gekleed in een smaakvol journalistiek jasje en wel een advertentie zooals het Duitsche propagandaministerie er vele vervaardigt. Dat enkele Nederlandsche bladen van de gelegenheid om gratis een goed geïllustreerde pagina af te drukken, terstond gebruik maken, moge eenige kortzichtigheid aantoonen, het is ten deele te begrijpen. Maar dat een Nederlandsch persbureau zich voor deze hand- en spandiensten leent mag hoogst bedenkelijk heeten. Vooral wanneer zulk een persbureau haar neutraliteit en objectiviteit bij voortduring als wapen in den concurrentiestrijd hanteert. Aan openlijke of bedekte propaganda voor extremistische opvattingen buiten de grenzen, hebben w i j j n Nederland allerminst behoefte, aan „persbureaux", die dergelijke „interessante kopy" mildelijk rondstrooien, nog minder."
Tot zoover Hollandsch Weekblad, dat een goed werk doet door op dit verschijnsel de aandacht te vestigen. Wij spreken het vertrouwen uit, dat Hoofdredacteuren en Redacteuren waar noodig zich met kracht zullen verzetten tegen plaatsing van dergelijke buitenlandsohe propaganda-artikelen. Wij hopen, dat het bij het hier gesignaleerde geval zal blijven. Mocht zich echter een herhaling voordoen, dan houden wij ons voor een mededeeling aanbevolen. Het Bestuur kan dan overwegen wat gedaan dient te worden tegen deze bedreiging van „gezonde toestanden en goede verhoudingen in de Nederlandsche Pers", waarover onze Kring blijkens haar statuten heeft te waken.
PERSONALIA. BELGISCHE ONDERSCHEIDING. Collega A. }. Lievegoed, chef van den Regeeringspersdienst, is door den Koning der Belgen benoemd tot groot-officier der Orde van Leopold II.
235
bestond en het nieuws grootendeels moest komen van de correspondenten in de verschillende steden en dorpen in ons land. V a n de Vijver mopperde dan wel eens op de erge taalfouten en het slechte schrift van de correspondenten. Ook de redacteuren moesten het ontgelden als zij op de redactiekamer te veel leven maakte. V. d. V . zeide dan: opgerukt, want er moet hier gewerkt worden en de zetterij vraagt om copy. V d. V was altijd behulpzaam om de redacteuren met een en ander te helpen; zijn geheugen was zeer sterk. Als men hem vroeg of wij een of ander bericht al gehad hadden, dan kreeg men ten antwoord: die en die dag, tweede pagina, derde kolom, onderaan. En steeds kwam dat uit. N a de samensmelting van D e Nieuwe Courant met Het Vaderland, heeft V . d. V . nog een twaalftal jaren als chef van de dagredactie van Het Vaderland gearbeid. Bij zijn afscheid, toen hij bijna 75 jaar was, werd hem nog een lange rustperiode toegewenscht. Helaas, het heeft niet zoo mogen zijn; slechts een kleine drie jaren heeft hij daarvan mogen genieten, waarvan de laatste maanden gekweld werden door een schrikkelijke ziekte, waardoor het leven gesloopt werd. In V a n de Vijver hebben wij een accuraat en noest werker verloren, die ons vak steeds hoog heeft gehouden. T H . L. HARLAAR. HERBERT ANTCLIFFE ONDERSCHEIDEN. De voorzitter van de Buitenlandsche Persvereeniging de heer Herbert Antcliffe, als correspondent van verschillende Engelsche bladen sinds vele jaren in den Haag werkzaam, is als erkenning van zijn verdiensten voor de Engelsche muziek door de Engelsche regeering onderscheiden met een jaarlij ksche toelage. De heer Antcliffe heeft o.a. bij de geboorte van prinses Beatrix een lied gecomponeerd, dat hij aan Prinses Juliana en Prins Bernhard heeft opgedragen. F . J. V A N PAASSCHEN f In den ouderdom van 73 jaar is te Ermelo na een korte ongesteldheid overleden de heer F. J. van Paasschen, oud-directeur van ,,De Avondpost". Ernst Groenevelt noemt den overledene in een „In memoriam" een man, die met al zijn merkwaardigheden den jongeren tot voorbeeld en den ouderen tot steun was. „In dagen van groote moeilijkheden, innerlijken kommer en bewogen leed heeft hij ons naar de toppen van een nieuwe toekomst gevoerd en nieuwe perspectieven geopend. „Vele van onze getrouwe abonné's zullen zich „den ouden heer Van Paasschen" nog herinneren. Zij, en wij, die rond-om hem stonden, danken er in stilte voor, hem op onzen levensweg te hebben ontmoet."
Uit de plaatselijke vereenigingen. R.J.V.
G. J. H. V A N D E VIJVER f. Herinnering aan een noesten werker. Dinsdag 16 dezer hebben wij G. J. H. van de Vijver, een serieus en noest werker, oud-redacteur van De Nieuwe Courant en Het Vaderland, op Oud- Eik en Duinen aan den schoot der aarde toevertrouwd. Ik zie V . d. V. nog komen aan De Nieuwe Courant nu 38 jaar geleden;; hij was toen aangesteld, enkele maanden na de oprichting van dit blad, tot nacht-redacteur. Ondergeteekende heeft hem al die jaren in zijn nachtarbeid en daarna als chef van de dagredactie medegemaakt. De nachtarbeid was in de eerste jaren van het bestaan van het blad zwaar, aangezien er maar één correspondentie-bureau, dat van Belinfante en Vas Dias,
De Rotterdamsche Journalistenvereeniging heeft Z a terdag 13 Mei in Tivoli haar jaarvergadering gehouden. Het beleid van het bestuur en de verschillende jaarverslagen werden goedgekeurd. Den penningmeester, den heer Zuurbier, werd onder dankbetuiging, hem niet alleen gebracht door den voorzitter Mr. Swart doch ook door den penningmeester van den Kring, den heer Schraver, in diens kwaliteit als lid van de commissie voor het nazien der rekeningen, décharge verleend van zijn beheer over het afgeloopen jaar. Een onzer afgevaardigden naar de vergadering van den Kring te Utrecht Mr. Rooy heeft eenige mededeelingen gedaan over het verloop dier vergadering, met name met betrekking tot de door Rotterdam ingediende amendementen.
236
DE
J O U R N A L I S T
Bij de verkiezing van bestuursleden werden de aftredende leden de heeren v. Vooren en Bos herkozen en gekozen de heer Y. G. Kuyper (vacature Hoek), allen bij acclamatie. Besproken werd o.a. de mogelijkheid om de jaarlijksche vergaderingen in het vervolg op een anderen dag en een ander uur te houden. Uit des penningmeesters mededeelingen bleek, dat het een illusie was dat de R.J.V. zich, evenals de Kring, zou kunnen veroorloven den jaarlijkschen gezamenlijken maaltijd uit de kas te bekostigen. Het saldo dat de R.J.V. heeft, moet zij bewaren voor het Kringuitstapje van 1941, dat, naar verwacht mag worden, Rotterdam als reisdoel zal kiezen. Zeer geanimeerde besprekingen werden gehouden over plannen om bijeenkomsten te beleggen, waar door een op een bepaald gebied vooraanstaand persoon voorlichting wordt gegeven over een belangrijk object of onderwerp, zoo mogelijk te verbinden met een excursie. Hoewel de mededeelingen, die de Voorzitter en eenige leden deden, die ervarimg op dit gebied hebben in andere organisaties, niet zeer hoopgevend waren, heeft het bestuur toch in overweging genomen in het aanstaande seizoen hieraan aandacht te schenken.
Voor het lidmaatschap hebben zich aangemeld de heeren Amberg (buitenlandsche bladen), Francken, Rotterdammer) en v. d. Linde, Telegraaf. Eventueele bezwaren kunnen worden ingebracht bij den secretaris. H. BOS, Middenhoefstraat 19. D E UTRECHTSCHE PERS. De Utrechtsche Pers hield op Zaterdag 20 Mei des middags drie uur een vergadering in hotel W e b e r . De Voorzitter, coll. T . Dokter, sprak een woord van welkom, inzonderheid tot den spreker, den heer S. A. Reitsma, hoofdredacteur van het tijdschrift Spooren Tramwegen. Hij deelde mee, dat de secretaris, collega Schilp, verhinderd was wegens bijwoning van de bestuursvergadering van den Kring. Ingekomen was een schrijven van de afdeeling Publiciteit der Ned. Spoorwegen, waarin werd meegedeeld, dat de Directie de klacht, welke het bestuur had geuit over het feit, dat er een blad geweest was, dat mededeelingen omtrent de buitenlandsche dienstregeling gepubliceerd had, zonder op de persconferentie vertegenwoordigd te zijn geweest, waardoor de afspraak om op één dag te publiceeren, te niet gedaan was, in ontvangst genomen had en maatregelen zou treffen, dat dit in den vervolge niet meer zou kunnen voorkomen. Besproken werd het houden van excursies en van lezingen. Naar aanleiding daarvan kwam de wensch op uit de vergadering, dat leden der Utrechtsche Pers zooveel mogelijk aan het Kringuitstapje zullen deelnemen. Met waardeering werd kennis genomen van den brief van het Kringbestuur inzake de persvrijheid en het verschijningsverbod, dat eventueel zou kunnen worden opgelegd, wanneer het betrekkelijke wetsontwerp tot wet verheven zou worden. Hierna hield de heer S. A. Reitsma zijn lezing over den Balkan in het brandpunt der belangstelling. Op boeiende wijze schetste deze spreker, die vele malen den Balkan bereisd heeft en van de geschiedenis van dit merkwaardige gebied een diepgaande studie gemaakt heeft, de rol, welke de Balkan in den loop der eeuwen in de geschiedenis van Europa gespeeld heeft, den belangenstrijd, welke zich steeds heeft afgespeeld tusschen de Balkanvolkeren, om daarna bij lantaarnplaatjes zijn gehoor iets te laten zien van de wondere schoonheid en het karakteristieke van dit deel van Europa. Een hartelijk applaus was de dank der vergadering, welken de Voorzitter daarna nog in woorden bracht, toen hij ons buitengewoon lid voor zijn belangelooze medewerking woorden van waardeering toevoegde.
D E „A. P." UIT V A R E N . Der traditie getrouw zijn de leden der vereeniging „De Amsterdamsche Pers" op Hemelvaartsdag weer gezamenlijk uit varen geweest. Het weer was goed en de dames waren mee aan boord, zoodat het geen vijf minuten duurde of de stemming was er in. Ook nu had het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart weer het instructievaartuig „Prins Hendrik" ter beschikking gesteld.
Collega G. P. J. VAN OVERBEEK, gezagvoerder van „De Amsterdamsche Pers", naast den roerganger van de „Prins Hendrik".
Slechts twee ingeschrevenen bleken zich te hebben verslapen toen om half elf de trossen werden losgegooid en ons jacht — want zoo mogen wij dit fraaie witte schip wel noemen — koers zette naar de Oranjesluizen. De nieuwe Voorzitter der A.P., collega G. P. J. van Overbeek, was natuurlijk aan boord. Zijn voorganger, eerevoorzitter D. Kouwenaar, ontbrak evenmin. Dan waren er bijna alle overige bestuurderen en talrijke leden; in totaal een gezelschap van een veertig personen. De directeur van het Onderwijsfonds, de heer G. de Jong, maakte den tocht mee. hij was, gelijk wij dat niet anders van hem gewend zijn, een beminnelijk gastheer. Buiten het vuurtoreneiland van Zunderdorp wentelde de roerganger het stuurrad een flink stuk naar bakboord, met het gevolg, dat een uur later prompt het eiland Marken aan den horizont opdoemde. Maar toen de uitkijk in het kraaiennest het blijde „land in zicht!" rapporteerde zat het meerendeel van het gezelschap zich te goed te doen aan de voortbrengselen van de weivoorziene kombuis. Zoo werd de tintelende vreugde van het schoonste oogenblik versmaad. Het ware zeemansbloed schijnt niet meer door de aderen van het meerendeel van ons nobele volk te stroomen, tenzij wij moeten aannemen dat de „A.P." daar niet de juiste afspiegeling van is. Slechts vier dapperen stonden aan dek in den stroomenden regen — de eenige bui van den dag overigens —; zij smaakten de ware vreugde van het zeemanschap, zij zagen het lang verbeide land voor den steven opdoemen! Onder hen toonde zich mevrouw Ro van Oven „op de voorplecht nommer één." In een gunstig gelegen baai aan de Zuidwestzijde van het eiland werd het anker uitgegooid en een expeditie werd aan land gezet. In een uur tijds was de gansche oppervlakte geëxploreerd. De bevolking bleek van gemoedelijken aard te zijn; zij bedreef den ruilhandel. Een aantal inheemsche sieraden werden tegen zilverstukken afgestaan. Nadat in het scheepsjournaal een beschijving van het eiland was opgeteekend, werd West-Zuidwest-tenWesten gestuurd met het gevolg, dat het schip na verloop van tijd op de reede van het dorp Volendam aankwam. Hier werden de opvarenden uitgenoodigd tot
DE
J O U R N A L I S T
een bezoek aan verscheidene gebouwen, van welk aanbod slechts een bescheiden gebruik werd gemaakt. Een versterkte vesting aan den zeekant werd betreden, nadat de schildwacht op het hooren van het wachtwoord „hassebassie" zijn bezwaar had opgeheven. In het inwendige bestond gelegenheid tot versterking van den inwendige. Koers zettend naar het Zuiden verscheen het schip in den laten namiddag voor Pampus. De scheepskameelen brachten het over de ondiepten en zoo kon de fraaie koopstad Amsterdam bezeild worden. De ontscheping geschiedde vlot. Er waren juist twee glazen geslagen in de wacht, waarin de ure van het avondmaal moest vallen GERHARD WERKMAN. Voor het lidmaatschap van onze vereeniging heeft zich aangemeld collega J. Jessurun, correspondent van buitenlandsche bladen. Eventueele bezwaren kunnen binnen veertien dagen worden ingediend bij den secretaris. 5. de Vries. H . J. V . Als buitengewoon lid van de Haagsche JournalistenVereeniging heeft zich aangemeld de heer P. Korthuys, van Zuylen van Nijeveltstraat 94, Wassenaar. Bezwaren kunnen binnen 8 dagen worden ingediend bij de Secretaresse, 2e Schuytstraat 172, den Haag.
BINNENLAND. V a n de courant naar het burgemeestersambt. Tot burgemeester van Wildervank is benoemd de heer H. de Wit, rayon-directeur van het Volksblad voor Groningen en Drente, een van de bladen der N . V . Arbeiderspers. JOURNALISTIEK HUWELIJK. Wederom is in de hoofdstad een journalistenhuwelijk voltrokken: Johan Winkler, algemeen redactie-chef van Het Volk, is in het huwelijk getreden met mej. Annie Vonk, verzorgster van onze vrouwen- en kinderpagina's. Nadat wethouder drs. E. Boekman het huwelijk ten stadhuize had voltrokken, heeft dr. W . Banning (die niet alleen predikant is, maar ook journalist: redacteur van Tijd en Taakl) het in de Remonstrantsche Kerk kerkelijk ingezegend. (Arbeiderspers). T W E E KWARTJES V O O R BELEEDIGING. Dinsdag 2 Mei heeft voor de meervoudige strafkamer der Utrechtsche Rechtbank terecht gestaan Mr. Dr. G. J. van Heuven Goedhart, hoofdredacteur van het U. N. terzake beleediging. Het betrof hier de aanklacht van „Dr." Herman Ernst Ridder v. Rappard, welke gebaseerd was op het doen opnemen van een gedichtje in het U. N., in welk versje volgens den heer v. Rappard beleedigende zinnen voorkwamen. Tegen de uitdrukking „een drieste dwaas, die eigenlijk in een dwangbuis achter dikke tralies van een cel thuishoort" kwam de leider der N.S.N.A.P. wel het meest in verzet. Dat deze doctor in tal van hoofdartikelen, welke geschreven waren naar aanleiding van het staatsgevaarlijk streven (zooals bekend, het pleiten om ons land bij Duitschland in te lijven, op grond van rasen bodemtheorieën) als een landverrader in optima forma was geteekend, was blijkbaar aan hem voorbij gegaan. Althans, daarover is bij den officier van justitie nimmer een klacht ingekomen. Op een vraag van den president, wat de doctor eigenlijk beoogde met bij de Nederlanders te propageeren, dat zij bij Duitschland behoorden, omdat zij van Duitschen bloede zijn, antwoordde de als getuige gehoorde leider der N.S.N.A.P., dat het Nederlandsche publiek
237
zich bewust moest worden tot het Duitsche ,,volksdom" te behooren. Mr. Twiss Quarles v. Ufford zeide in zijn requisitoir o.m., dat het hem speet een veroordeeling te moeten vragen. Het is, aldus spr., best mogelijk dat deze man gek is, maar men mag dit nu eenmaal niet in het openbaar verwijten. De verdachte is echter — begrijpelijkerwijs —- in toorn ontstoken over het liederlijk geschrijf van den heer v. Rappard en dat kan ik mij best begrijpen. Daarom heb ik de eer de laagste boete te eischen die de wet kent en wel vijftig cents, bij niet-betaling te vervangen door een dag hechtenis. Het vonnis stemde geheel overeen met den eisch en het is voor de lezers van De Journalist wellicht interessant te vernemen hoe de motiveering luidde. Welnu, de rechtbank verwierp het beroep op de artikelen 41 en 42. W . v. St., overwegende, dat, al moge verdachte (de hoofdredacteur) gehouden zijn tijdig en voldoende kennis te geven van een voornemen van een ander (v. Rappard) tot het plegen van een der in de artt. 92— 110 genoemde misdrijven (landverraad enz.) hij niet gerechtigd is dit in een voor v. Rappard beleedigenden vorm te doen geschieden. Intusschen verklaarde de rechtbank, dat zij in aanmerking wenschte te nemen, dat verdachte's handeling een, hoewel strafbaar, niettemin niet onverklaarbare reactie oplevert op v. Rappard's gedrag op politiek gebied, weshalve zij de strafmaat op twee kwartjes vaststelde. De verdediger van den hoofdredacteur was Mr. B, R. Wesseling uit Utrecht, die in een voortreffelijk pleidooi en met een dik dossier materiaal afdoende heeft kunnen aantoonen, welk een gevaarlijk man deze heer v. Rappard is. Natuurlijk, de officier van justitie heeft zijn plicht gedaan, toen de leider zich bij hem kwam beklagen; er was inderdaad „beleedigd". Doch ware het niet verstandiger geweest, om wat eerder met de thans ingediende wet tot het strafbaar stellen van een aanloop tot landverraad voor den dag te komen? T e lang heeft de Regeering met het begrip landverraad laten sollen en het is jammer, dat bovenstaande procedure nog gevoerd moest worden. Al heeft zij zeker haar nut gehad. B. H A N S E N .
UIT DEN LEDENKRING. D E N K N I V E A U GEVRAAGD! Mr. W . Klaassen te Utrecht heeft het verband tusschen pers en misdaad geanalyseerd en hierbij is gebleken, dat vele rechters grieven hadden en de krant min of meer als hun zorgenkindje beschouwden. Is het niet zonderling, dat dit een soort ontdekking vormt, dat de menschen der redacties dit tot nog toe nooit vermoed of geweten hebben? Maar zoo is het op tal van gebieden: men zwijgt op head-lines en foto's, op veronderstellingen en kolommen drukletters. Af en toe verdwaalt er eens een enkel briefje op een redactie soms een dankbetuiging; soms een kort, krachtig verzoek om rectificatie. Maar voor de rest: stilte. Maar dit is slechts schijn — achter dezen wand van zwijgen staren verbaasde oogen op een bericht, trommelen vuisten een woedenden roffel en glimlacht men ook — tevreden. Men kijkt bewonderend en minachtend, is teleurgesteld of geïnteresseerd. Er brokkelt een stukje van het vertrouwen af, dat een abonné in een bepaald blad had, of er komt een stukje bij. Maar men reageert en de krant realiseert het zich nog nauwelijks, dat ieder zinnetje, ieder lettertje iederen avond weer de dragers zijn van bepaalde krachten. Zij vormen een massa-voedsel, waarop ontelbaren reageeren, ieder individu verschillend, doch dikwijls groote groepen gelijk. Vertrouwen. Iederen dag bespeelt de journalist deze waarde, die tevens een der belangrijkste levensvoorwaarden vormt voor krant en journalistiek. W a n t ken-
238
DE
JOURNALIST
tert het vertrouwen, dan verdwijnen de abonné's. En hiermede verdwijnen de oplaag, de advertenties, de krant. Nu kiezen wij het uiterste geval: in de praktijk verdwijnen er geen kranten. Maar sommige bladen blijven klein .andere worden klein, weer andere zouden grooter kunnen zijn. Maar wat belangrijker is: met een geknakt vertrouwen kan de journalistiek niet goed adem halen. W a n t dan verdwijnt het respect, dan verdwijnen er mogelijkheden: het komt voor, dat er interviews geweigerd worden, omdat men vreest, straks in de krant te zeggen, wat men niet gezegd h e e f t . . . . dat reportages ongeschreven moeten blijven en de krant met verschillende voorwendsels weggestuurd wordt. Het respect. Er zijn menschen, die voor een verslaggever buigen als een knipmes, omdat zij in hem de mogelijkheid zien om duizendvoudig hun naam gedrukt te krijgen — maar er zijn ook personen, die een wat minachtende houding aannemen. Mr. Klaassen heeft dat ook geconstateerd en hij schrijft dat op rekening van het verschil in opleiding tusschen de rechters en de jour' nalisten. Indien hij gezegd had: een verondersteld verschil in denkkracht, zou ons dit sympathieker geweest zijn. Want een goed journalist is dikwijls een sterk subjectief denker, die veelvuldig op mislukkingen in zijn studie kan wijzen en toch een autodidactische kennis aan een scherpte van geest weet te paren, waarvoor geen enkele rechter minachting kan hebben — er zijn voorbeelden genoeg. Maar de gedemonstreerde minachting is het direct gevolg van de conclusies, die men aan de hand van vorm, inhoud en stilistische kwaliteiten dadelijk kan trekken ten aanzien van het denkniveau van den verslaggever. Men hoeft daarvoor heelemaal geen psychologische intuïtie te hebben — dat kunnen ook nog andere menschen zien, dan rechters alleen. Het is ontstellend, ja verbijsterend, met welk een wantrouwen en angst menige journalist dagelijks bejegend wordt, hoezeer de formule ,,de krant maakt er maar wat van" op veler lippen bestorven ligt. Laten wij toch goed beseffen, dat het duiveltje van den ondergang in ons vak is geslopen, dat het ook hier eisch is, niet alleen met verbaasde oogen naar de symptomen van verval te kijken en er over te praten — maar te doen. Er zijn in den laatsten tijd veel stemmen opgegaan voor selectie in de journalistiek — voor ordening om een befaamden term te gebruiken. Hetgeen dan neerkomt op het uitbranden van ondermijnende invloeden, op het zonder pardon uitstooten van „geestelijk misdeelden".... te meer, daar dit ook de zoo noodzakelijke arbeidsverruiming zal beteekenen voor bevoegde krachten. Maar men late zich bij deze ordening niet misleiden om zuiver met sociale maatstaven een uitzonderlijk beroep te meten, dat aan de eene zijde een bohemien-kant bezit. Men zou treurig bedrogen uitkomen, indien men slechts ging selecteeren naar ,,opleiding". W a n t er is nog steeds dat mysterieuze element in ons vak, dat te vergelijken is met de geboren oerkracht, die in den kunstenaar leeft. Gelukkig is dit er nog in: anders ware de journalistiek een bureaucratisch, afstervend stelsel, doodgebloed bij telexgehamer en andere akeligheden. Ook vervalle men niet in de fout, die het onderwijs op veel terreinen kreupel heeft gemaakt: het zich blind staren op het middel met het vergeten van het doel. Men meet geen oerkracht met 25 druppels parate kennis en men meet stellig niet het formaat van een journalist met een intelligentie-test of een psycho-analytisch experi. ment. Maar wat wij noodig hebben, is een examen. Een unicum-examen: het moet namelijk uitsluitend gericht zijn op de praktijk. En de eischen moeten zoo hoog liggen, dat men er respect voor kan hebben. Neen — het examen moet (wij gaan weer een stap verder) bij slagen recht geven op een wettelijk beschermden journalisten-titel. Men kan zich dit praktijk-examen op velerlei manieren denken. Natuurlijk moeten er vrijstellingen worden verleend voor hen, die reeds lang hun sporen verdiend hebben — men zij echter terwille van de billijkheid zeer karig met deze dispensaties. Dus de overheid moet in deze kwestie geïnteresseerd
worden de eischen van het examen en hiermede het respect voor de journalistiek moeten officieel gefundeerd worden. Tot slot wil ik een schematisch beeld geven van het examen: Voor een zaal met 30 journalisten houdt iemand een wetenschappelijke voordracht, die natuurlijk niet zoo georiënteerd moet zijn, dat zij eischen stelt aan een specifieke kennis, doch in eerste instantie aan denkkracht en in de tweede plaats aan algemeene ontwikkeling. Misschien zijn er, die deze volgorde precies andersom zouden wenschen. Maar zij vergeten, dat algemeene ontwikkeling welhaast altijd een automatisch gevolg vormt van denkkracht, terwijl het vertrouwen, dat denkkracht gekweekt wordt door een algemeene ontwikkeling, nog wel eens geschokt wordt. Overigens is het wezen der journalistiek aldus, dat het vermogen om te denken primair moet zijn. De betrokken dertig journalisten maken hiervan een helder, persklaar verslag en krijgen 20 minuten tijd om te corrigeeren. Vervolgens wordt een bepaalde tijd beschikbaar gesteld voor het geven van een eigen beschouwing over deze rede. Op den tweeden dag van het examen leveren de journalisten een klein „proefschrift", waarin zij naar keuze mogen brengen: een politieke, een filosofische of litteraire beschouwing. Hierna wordt een filmpje vertoond, dat speciaal voor dit doel vervaardigd is: het geeft de steunpunten voor een moeilijke reportage. Dan worden er nog speciale stijl- en taalkundige opgaven gegeven, terwijl er ook materiaal aan de aanwezigen wordt gepresenteerd, waarin „mogelijkheden" schuilen, die zij er zelf uit moeten peuteren. En zoo langs dezen weg voortgaande, moet men den journalist over houden, die geheel en al voor zijn taak berekend is. Zoo voorkomt men, dat Jan en alleman zichzelf tot journalist proclameert — en zoo maakt men het de overheid ook gemakkelijk om aan den wensch van een wettelijk-beschermden titel tegemoet te komen. Men wake er echter voor, dit examen tot een soort formaliteit te maken — het moet streng zijn. De journalistiek heeft gapende wonden: zachte heelmeesters zijn dan alleen maar gevaarlijk. Amersfoort, April.
J. S T I G T E R .
BUITENLAND. „ZEITUNGSWISSENSCHAFT" T E BERLIJN. III. Hoe men langs den universitairen weg tot de journalistiek kan komen, zal het hoofdthema van dit derde en laatste artikel zijn. Of men dan meteen in een journalistiek Luilekkerland komt en of er vele enthousiaste wandelaars op dien weg zijn te vinden, deze vragen kunnen daarbij in het kort worden besproken. Ondanks het feit, dat het voor ongeveer een derde dames zijn, welke te Berlijn Zeitungswissenschaft studeeren, zal ik op voorbeeld van de brochure „ W i e studiere ich Zeitungswissenschaft?" (Essener Verlangsanstalt-1938) de loopbaan van een fictieven model-jongeman volgen. Zijn vader, c.q. zijn onderwijzers van de volkssohool, achten hem voor hooger onderwijs geschikt en geleidelijk krijgt hij lust in de journalistiek. Ongeveer 20 jaar oud verlaat hij dan het Realgymnasium met het diploma op zak. Tijdens het middelbaar onderwijs is hij lid van de Hitlerjugend geweest en op zijn 18de jaar lid van de N.S.D.A.P. geworden. O p den gymnasiumtijd volgt nu eerst een half jaar arbeidsdienst en dan anderhalf jaar militaire dienst, zoodat hij op ongeveer 22-jarigen leeftijd aan de studie kan beginnen. De model-student begint zijn hoogeschool-carrière met zich aan te melden bij het Gaupresseamt van de N.S.D.A.P. De jongeman wordt dan lid van den N . S . Studentenbond en tevens van de Zeitungswissenschaftliche Vereinigung, die men overal vindt waar de dagbladwetenschap wordt gedoceerd. E r wordt voor gezorgd, dat hij kan medewerken aan vanwege de universiteit of studentenorganisaties uitgegeven courantjes en dat hij de cursussen bijwoont, die journalisten voor de leden van deze vereeniging geven. Hij maakt excursies naar dagbladen mede, komt in nauw contact met practici uit het dagbladbedrijf, kortom de opzet van de studie ziet er degelijk uit. Intusschen volgt de fictieve model-jongeman gedurende korten tijd (bijv. een maand) het onderwijs aan een N . S . sportschool en hij werkt ook enkele maanden als gast op de redactie van een klein dagblad. Verder moet hij den tijd vinden voor een stenographie-cursus en voor enkele artikelen in kleine dagbladen en tijdschriften. Doordat de opleiding aan de Duitsche universiteiten, althans wat de Zeitungswissenschaft betreft, in beginsel door het leerplan zoo geuniformiseerd is, kan 'hij zonder bezwaar nogal eens van universiteit wisselen, hetgeen de jongeman, gelijk de stu-
DE
J O U R N A L I S T
denten in andere faculteiten, enkele malen doet. De voordeden van zoo'n verandering van sfeer — doch niet van klimaat —, welke het naar de meening van wetenschappelijke instanties van de nadeelen winnen, moge ik hier onbesproken laten. In de „Arbeitsgemeinschaft für Zeitungswissenschaft" van de studentenorganisaties aan een bepaalde universiteit houdt de jongeman dan een of tweemaal per jaar een referaat; deze referaten behandelen vooral het onderwerp nationaal-socialisme en pers, bv. de organisatie van de gouwpers, de nat.-soc. wereldbeschouwing in „stadsnieuws" e.d., zoodat ze voor den referent een leerzame detailstudie en voor de toehoorders opvoeding in zekere sfeer be teekenen. W a t betreft het deelnemen aan de oefeningen en seminaria in de instituten voor dagbladwetenschap — welke men vrijwel naast eiken universitairen leerstoel aantreft — en de daar gehouden referaten, hiervoor kan ik naar mijn vorig artikel verwijzen. W e l moet ik nu nog iets mededeelen over de colleges in de universiteit zelve, om deze schets van de studie van het vak Zeitungswissenschaft te completeeren. V a n den beginne af moet de student de colleges volgen, waar hij ook een handleiding voor de literatuurstudie krijgt, om dan geleidelijk aan de oefeningen en seminarie te gaan deelnemen. Een voor het geheele land geldende regeling omvat alle colleges in Duitschland op het gebied van Zeitungswissenschaft. T o t 1933 hadden de verschillende professoren en instituten zonder veel innerlijken samenhang gewerkt. O p 22 Juni 1933 stichtten de leiders van de Zeitungswissenschaftliche Vereinigungen te Berlijn, Leipzig en München het Deutsche Zeitungswissenschaftliche Verband, waarvan prof. dr. W . Heide voorzitter werd. Thans is hij tevens lid van de Prasidialrat van de Reichspressekammer (waarin andere met de pers verband houdende organisaties, zooals Verleger enz. zijn vertegenwoordigd). Het doel was de geheele Zeitungswissenschaft op nationaal-socialistischen leest te schoeien. In korten tijd hadden alle universiteiten, waar Zeitungswissenschaft wordt gedoceerd, hun Vereinigung op dit gebied, d.w.z. buiten de drie genoemde steden ook Freiburg, Hamburg, Heidelberg, Keulen, Königsbergen, Marburg en Munster. In 1934 kwamen de instituutsleiders d'Ester (München), Dovifat (Berlijn), Munster (Leipzig) en Schwaebe (Keulen) bijeen met de Reichsfachabteilung Zeitungswissenschaft van de Duitsche studentenorganisatie, waar gezamenlijk een leerplan werd vastgesteld, dat 6 semesters omvat. De studenten moeten de colleges van dit leerplan volgen en zij moeten tevens gedurende ten minste 4 semesters de oefeningen in de instituten bijwonen. Het lijkt mij het beste het leerplan in den origineelen tekst te laten volgen: Eerste semester: Die publizistischen Führungsmittel. Psychologie und Technik der publ. Führung. Behandlung samtlicher Führungsmittel (Zeitung, Zeitschrift, Rundfunk, Film, Plakat, Rede, Theater u.s.w.) und ihrer Wesensmerkmale, Abgrenzung der einzelnen Führungsmittel untereinander. Tweede semester: Die Geschichte des Zeitungswesens. Vorgeschichte der Zeitung. Die frühesten Zeitungen. Entwicklungslinien der modernen Presse mit Einschuss der vom Ausland, von der Zeitschrift und anderen publizistischen Führungsmitteln kommenden Antriebe. Geschichte der modernen deutschen Zeitung. Derde semester: Zeitungslehre I (Theoretischer Aufbau und praktische Arbeit). Die Einheit des Zeitungsunternehmens, seine
239
geistigen, wirtschaftlichen und technischen Krafte. Der Schriftleiter. Der Verleger. Die Sohriftleitung und ihre Mitarbeiter. Die Stoffbeschaffung (Eigenarbeit, Korrespondenz- und Nachrichtenbüros). Die Stoffbearbeitung (Sparten, stilistische Form, graphische Form). Die wirtschaftliche Grundlage der Zeitung (wirtschaftlicher Aufbau, Betriebslehre, Anzeigenwesen), Die technische Herstellung der Zeitung). Vierde semester: Zeitungslehre II (Politischer Einsatz und öffentliche W i r k u n g ) . Staat und Presse. Zeitung und Umwelt, d.h. ihre Beziehungen zu alten Lebensgebieten. Der Leser. Der standische Aufbau des Zeitungswesens (Reichspressekammer, Presseverbande u.s.w.). Zeitungsstatistik. Vijfde semester: Das Zeitungswesen im Ausland. Geschichte und gegenwartige Struktur der Presse in den wichtigsten Zeitungslandern der W e l t mit besonderer Berücksichtigung ihrer wirtschaftlichen und politischen Abhangigkeiten, unter Darstellung ihrer aktuellen Haltung zu Deutschland. Die deutschsprachigen Zeitungen des Auslandes. Zesde semester: A. Zeitschriftenwesen. Geschichte und gegenwartige Struktur des deutschen Zeitschriftenwesens. Das auslandische Zeitschriftenwesen mit besonderer Berücksichtigung politischer und wirtschaftlicher Abhangigkeiten. B. Das neue Presserecht. Geschichtliche Entwicklung und heutiger Stand des deutschen Presserechts in Bezug auf das Zeitungs- und Zeitschriftenwesen. Vergleiche mit dem Ausland. Dat is dus de leerstof, die de fictieve model-student in den loop van 6 halve jaren zich heeft eigen te maken. In dien tijd is hij enkele malen van universiteit veranderd — dat behoort ook bij de model-opleiding —, doch hij kan zich na deze studie niet zonder meer aan een proefschrift op het gebied van de Zeitungswissenschaft zetten. Een titel „doctor in de Zeitungswissenschaft" bestaat (nog) niet. Hij kan te Berlijn wel promoveeren tot „doctor phil. ' in de philosopische faculteit, mits hij naast de Zeitungswissenschaft nog een philosophisch, historisch of philologisch vak heeft bestudeerd, daarin het vereischte aantal colleges en oefeningen heeft gevolgd en de noodige referaten heeft gehouden en dan bij het z.g. doctorexamen, hetwelk men moet afleggen naast het schrijven van een dissertatie, bewijzen van voldoende kennis geeft. Bovendien moet de jongeman binnen de genoemde faculteit nog een bijvak in zijn studieprogramma hebben opgenomen. Indien naast de Zeitungswissenschaftliche studie nog met goed gevolg het z.g. Staatswissenschaftliche Diplom-Examen wordt afgelegd, kan de student tot dr. rer. pol. promoveeren op een Zeitungsw. onderwerp. Door de keuze van de vakken naast de Zeitungsw. is het dus mogelijk zich eenigermate op het werk aan een bepaalde rubriek, bijv. kunst, voor te bereiden, indien de student reeds vroeg een voorliefde voor een bepaalde rubriek gevoelt. Het zou mij te ver voeren de promotieregelingen van andere universiteiten uiteen te zetten. T e Heidelberg, Leipzig en München komen zij grootendeels met die te Berlijn overeen. N u zal men vragen: hoe is het mogelijk zoo'n studie in goed 3 jaren met een promotie te bekronen? Inderdaad is het mogelijk, maar het komt zelden voor; niet ten onrechte heb ik steeds van een fictieven model-student geschreven.
DE
240
J O U R N A L I S T
Thans nog iets over de kwantiteit en de kwaliteit van de discipelen der Zeitungsw. te Berlijn. Zooals gezegd, meestal wonen ca. 100 studenten de colleges hij, doch de oefeningen en seminaria tellen ca. 20 deelnemers. Dit laatste getal geeft beter weer hoevelen promotieplannen hebben. Daaronder zijn er dan nog enkelen, die Zeitungswissenschaft „faute de mieux" gingen studeeren. Ik sprak bijv. een student in de philosophie, die als tweede hoofdvak eigenlijk sociologie te Berlijn had willen studeeren. Dat ging niet en toen had hij Zeitungswissenschaft er maar bij genomen. Z o o zijn er meer, die men zeker nooit als journalist zal ontmoeten. Jammer genoeg kon ik geen cijfers krijgen over de uiteindelijke beroepskeuze van vroegere studenten. Ik kreeg wel den indruk, dat het hiermede ongeveer is gesteld als aan een Amerikaansche; universiteit, waaromtrent prof. Mc. Kenzie eenige cijfers heeft gepubliceerd, welke ik uit het Maart-nummer van het tijdschrift Zeitungwissenschaft overneem. Gedurende 10 jaren verlieten 213 studenten gegradueerd de betreffende Amerikaansche universiteit. Aan dagbladen werden verbonden 15,5 pet., aan weekbladen 11 pet., aan persorganisaties 2J/2 pet., terwijl het advertentiewezen 1034 pet. tot zich trok, z.g. „oplaagafdeelingen" 1 pet., de radio 5 pet., het reclamebedrijf 11 pet., het leeraarsambt 2J/2 pet., het vrije medewerkerschap 5 pet. en 6 pet. werd als pseudo-journalist gekarakteriseerd; tenslotte bleek 10 pet. buiten de pers werkzaam te zijn. Omtrent den levensloop van 20 pet. is blijkbaar niets naders bekend geworden. Doch ik keer terug naar Duitschland. W a t doet nu de fictieve model-student na zijn promotie, of beter nog, reeds gedurende het eindstadium van zijn studie? Hij legt al zijn academische papieren, getuigschriften omtrent activiteit in de Zeitungsw. Vereinigungen of Zeitungsw. afdeeling van studentenorganisaties, omtrent zijn medewerking aan couranten, omtrent gehouden referaten, bezoek aan de sportschool enz. over aan het Deutsche Zeitungswissenschaftliche Verband, hetwelk op grond daarvan een samenvattend overzicht van zijn levensloop, theoretische en practische opleiding op daarvoor bestemde formulieren geeft. Met deze Bescheinigung kan de jongeman na zijn promotie gaan solliciteeren. De onmiddellijke waarde van zoo'n Bescheinigung is niet zoo groot, zooals een vergelijking tusschen den universitairen en niet-universitairen weg naar de pers leert. Men behoort in het algemeen te beginnen met bij het Reichsverband der deutschen Presse opneming in de Berufsliste als volontair te vragen. N a een jaar volontariaat heeft men voor deze instantie een examen af te leggen en bij slagen 3 maanden de Reichspresseschule te bezoeken, waarna men weder op practische kennis en vooral politieke beginselen wordt getoetst om dan als journalist in de Berufsliste te worden ingeschreven. Zonder deze inschrijving mag men volgens het Schriftleitergesetz het beroep van journalist niet uitoefenen. Terloops: de pers van de N.S.D.A.P. eischt voor aankomende journalisten ten minste middelbaar onderwijs. De bezitter van de Bescheinigung van het D.Z.V., die den universitairen weg heeft gevolgd, behoeft nu slechts }/i jaar als volontair te werken in plaats van 1 jaar en hij is vrijgesteld van het toelatingsexamen tot de Reichspresseschule. Men moet de voordeelen van de universitaire opleiding dus later op den levensweg zoeken.
Bijna elke wetenschap heeft drie aspecten: 1. het systematisch onderzoek en de formuleering en toetsing van de resultaten; -2; het onderwijs en 3. de toepassing in de practijk. In het eerste artikel over de dagbladwetenschap in het bijzonder te Berlijn, heb ik den uiterlijken vorm van het apparaat, dat in dit geval onderzoek en onderwijs combineert, beschreven; in het tweede artikel volgde een proefje van de onderwijsstof en hierboven heb ik getracht een ideale universitaire loopbaan te schetsen. W a t nu de practijk van de publicistische Führung betreft, welke de Zeitungswissenschaft thans heeft te bestudeeren .en te onderwijzen, het is nuttig nog eens de aandacht te vestigen op het feit, dat men in Duitschland herhaaldelijk herinnert aan de resultaten, welke de geallieerden in den oorlog 1914—'18 op het gebied van meeningsvorming wisten te bereiken. Dat men dit in de eerste plaats in Engeland heeft gezien, bewijst de toekenning van het lordschap aan twee Engelsche courantenmagnaten als belooning voor de bewezen nationale diensten. De Duitsche practijk op het gebied van de Meinungsführung i s . daar te lande thans veel krachtiger ontwikkeld, waarvan naar het uiterlijke het bestaan van een propaganda-ministerie getuigt. Of er verschil bestaat tusschen de resultaten binnen en buiten Duitschland en zoo ja, hoe veel, kan hier onbesproken blijven. Men meene echter niet, dat Engeland op het stuk van propaganda, maar dan in anderen en meestal meer gevoileerden vorm, op zijn retour is. Men herinnere zich slechts het befaamde artikel van de Times over de oplossing, v a n de Sudeten-kwestie, toen het er om ging de publieke opinie op een voor haar schokkend feit voor te bereiden. In de tweede helft van Maart is in Nederland de film Dawnpatrol geïntroduceerd, een episode uit den wereldoorlog, toen Engeland jonge en onervaren vliegers de lucht in moest sturen. De geroutineerde Duitsche aviateurs hadden in hen een weerlooze prooi, maar de oudere en meer bevlogen Engelsche aviateurs konden belangrijke heldenfeiten volbrengen. Als men bedenkt hoe tot voor kort juist het Engelsche luchtwapen bij het Duitsche ten achter stond en hoe men in Engeland de recruteering van vliegers bevordert, dan is er toch wel een sterk verband tusschen deze situatie en een film met het motto: oefen onze vliegers, dan kunnen zij grootsche dingen doen! Ik heb verschillende recensies van deze film er op nagekeken, doch nergens werd op deze coïncidentie gewezen. Men had ook eens de film omtrent het leven van Emile Zola en „Lloyds of London" (Nelson) tegen den achtergrond van de internationale situatie moeten bekijken. Dit zijn dingen, die den journalisten, waar ter wereld ook, niet mogen ontgaan en die de Zeitungswissenschaft — ruim opgevat — tot voorwerp van onderzoek heeft te maken. Zij is overigens niet onmisbaar, zooals de practijk in Engeland in den wereldoorlog en in deze dagen bewijst, maar dat deze tak van wetenschap nut heeft en o.a. ook grooteren kringen een ruimere visie op belangwekkende verschijnselen in ons maatschappelijk leven kan geven, — in deze overtuiging heeft een korte nadere studie ter plaatse van de Zeitungswissenschaft te Berlijn mij ten zeerste gesterkt. G. D E B R U Y N .
BON. Nederlandsen e Journalisten-Kring. Bijeenkomst op 17 en 18 Juni 1939. 's-GRAVENHAGE. Tegen inwisseling van deze bon kan (kunnen) aan het station van vertrek worden gekocht een of twee speciale RETOURkaart(en) tweede of derde klasse naar 's-Gravenhage ; geldig één tot drie dagen. (Heenreis en terugreis op 17/6, of heenreis op 17/6 en terug op 18 of 19 Juni 1939). AANTAL PERSONEN:
No. KI. en prijs v/d afgegeven plaat-skaart(en).
StationsDatumstempel
No
Prijs.