NVAO Jaarverslag 2006
NVAO Jaarverslag 2006
juni 2007
2
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
Voorwoord Na het jaar 2005, waarin de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) volledig kon gaan functioneren, kan 2006 getypeerd worden als het jaar waarin de aandacht vrijwel volledig kon en moest worden gericht op de primaire taak van de NVAO, het behandelen van aanvragen voor accreditatie en de toets nieuwe opleiding. In totaal heeft de NVAO in het verslagjaar 503 Nederlandse en Vlaamse aanvragen afgehandeld (2005: 461). In Nederland is de omvang van accreditatieaanvragen uit de hogescholen in een stabiele situatie gekomen, maar moet het overgrote deel van de universitaire aanvragen nog binnenkomen. De universiteiten slaagden er nauwelijks in de wettelijke termijnen voor het inleveren van de beoordelingsrapporten te realiseren, waardoor in de jaren 2007 t/m 2009 een enorm aantal universitaire aanvragen moet worden behandeld. Bij de toetsingsaanvragen voor nieuwe Nederlandse opleidingen lijkt zich een trend af te tekenen: het aantal aanvragen blijft stijgen – van 59 in 2005 naar 91 in 2006 –, waarbij de verdeling over de sectoren universiteiten, bekostigde hogescholen en het aangewezen onderwijs gelijk blijft. In Vlaanderen is het accreditatiestelsel in 2005 echt van start gegaan, zodat de NVAO in 2006 de eerste Vlaamse accreditatieaanvragen kon afhandelen. In totaal heeft de NVAO in het verslagjaar 42 universitaire accreditatieaanvragen ontvangen en deze uiteindelijk allemaal positief beoordeeld. Dat ging niet vanzelf: in een aantal gevallen waren schriftelijke en mondelinge hoorzittingen nodig. De mogelijkheden en de toereikendheid van het beschikbare decretale instrumentarium konden aldus worden beproefd en dit instrumentarium bleek goed te werken. Daarnaast zijn voor Vlaanderen 13 aanvragen voor een toets nieuwe opleiding behandeld. Bijna de helft hiervan heeft tot een positief besluit geleid. In 2006 heeft de NVAO in Nederland veel aandacht besteed aan het beoordelen van de zogenaamde Associate-degreeprogramma’s. In de tweede helft van 2006 werd de omvangrijke tweede ronde beoordeeld. De pilot is inmiddels afgerond en zal in 2007 tot een evaluatieve publicatie leiden. In 2006 is tevens veel aandacht gegeven aan een door de Nederlandse staatssecretaris Rutte geïnitieerd project om de accreditatielast te verminderen. Dat heeft geleid tot veelvuldig overleg met de VBI’s om te komen tot afspraken die zowel voor de opleidingen als de VBI’s tot een beperking van de accreditatielast zouden kunnen leiden. Vooral in de relatie tussen NVAO en VBI’s zijn verbeteringen aangebracht, die de behandeling van aanvragen transparanter maakten en dus uiteindelijk tot minder “ruis” tussen opleidingen, VBI’s en NVAO hebben geleid. Ook in relatie met de Vlaamse evaluatieorganen VLIR en VLHORA werd blijvend geïnvesteerd. Dat leidde tot een aantal operationele afspraken die tot praktische versimpelingen in het accreditatieprotocol hebben bijgedragen. Uiteraard vergden de internationale ontwikkelingen de nodige aandacht. Zowel in ENQA- als in ECAverband speelde de NVAO een actieve rol, niet in het minst vanwege de organisatie van de algemene vergadering van ENQA in Brussel, de halfjaarlijkse workshop van ECA in Brugge en een workshop van de internationale kwaliteitszorgorganisatie INQAAHE in Den Haag. Bovendien bleek de NVAO veel internationale aandacht te trekken: ongeveer tien delegaties uit het (verre) buitenland bezochten de NVAO om informatie in te winnen over het accreditatiestelsel en de Vlaams Nederlandse samenwerking. Het accreditatiestelsel kan slechts goed functioneren als alle partijen daar belang in stellen en hun rol op een goede manier vervullen. In 2006 was dat zeker het geval. De NVAO wenst dan ook de instellingen, opleidingen, koepels van instellingen en studenten, VBI’s en evaluatieorganen, en zeker ook de panels, te danken voor de wijze waarop zij – met (de medewerkers van) de NVAO samen – het accreditatiestelsel tot verdere ontwikkeling hebben laten komen. Wij hopen van harte dat de kwaliteit van het hoger onderwijs en de internationale zichtbaarheid van de Vlaamse en Nederlandse hogeronderwijsinstellingen daarvan zal profiteren.
Karl Dittrich, voorzitter
Jaarverslag 2006
3
Inhoud 1
ACCREDITATIEONTWIKKELINGEN IN NEDERLAND EN VLAANDEREN 1.1 Terugblik 2006 1.2 Verwachtingen voor 2007
2
RESULTATEN 2.1 Accreditatie en Toets nieuwe opleiding (Nederland en Vlaanderen) 2.1.1 Algemeen 2.1.2 Accreditatie 2.1.3 Toets nieuwe opleiding 2.1.4 Bevindingen over de kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs 2.2 Onderzoeksmasters en verlengde masters (Nederland) 2.2.1 Onderzoeksmasters 2.2.2 Verlengde masters 2.3 Associate-degreeprogramma’s (Nederland) 2.4 Aanwijzingsprocedure (Nederland) 2.5 Hogeronderwijsregister (Vlaanderen) 2.6 Inspectietaken (Nederland) 2.7 Evaluatieorganen (Vlaanderen) 2.8 Visiterende en Beoordelende Instanties (VBI’s) (Nederland) 2.8.1 Beoordeling VBI’s 2.8.2 VBI-lijst 2.9 Vermindering accreditatielast (Nederland)
8 8 8 9 10 12 13 13 14 14 16 16 17 18 18 19 19 19
3
TABELLEN 3.1 Nederland 3.2 Vlaanderen
21 21 23
4
INTERNATIONALE ACTIVITEITEN NVAO 4.1 Algemeen 4.2 Internationale activiteiten 2006 4.3 Internationale bezoeken 2006 4.4 De betekenis van de internationale activiteiten
25 25 25 27 28
5
ORGANISATIE EN COMMUNICATIE 5.1 Organisatie 5.2 Communicatie
29 29 30
6
JAARREKENING 6.1 Balans en staat van baten en lasten 6.1.1 Balans per 31 december 2006 6.1.2 Staat van baten en lasten over 2006 6.2 Grondslagen van waardering en resultaatbepaling 6.3 Grondslagen voor de waardering van activa en passiva 6.3.1 Algemeen 6.3.2 Immateriële vaste activa 6.3.3 Materiële vaste activa 6.3.4 Vorderingen 6.3.5 Egalisatiereserve 6.3.6 Voorzieningen
31 31 31 32 32 33 33 33 33 33 33 33
4
6 6 7
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
6.4 Grondslagen voor het bepalen van het resultaat 6.4.1 Specifieke waarderingsgrondslagen voor de bepaling van het resultaat 6.5 Toelichting op de balans en de staat van baten en lasten 6.5.1 Immateriële vaste activa 6.5.2 Materiële vaste activa 6.5.3 Vlottende activa 6.5.4 Egalisatiereserve 6.5.5 Voorzieningen 6.5.7 Kortlopende schulden 6.6 Niet uit de balans blijkende verplichtingen 6.6.1 Financiële verplichtingen 6.6.2 Subsidies 6.7 Inkomsten uit toetsing en accreditatie 6.8 Overige opbrengsten 6.9 Bestuurskosten 6.10 Lonen en salarissen 6.10.1 Sociale lasten 6.11 Algemene werkingskosten 6.11.1 Huisvesting 6.11.2 Personele exploitatiekosten 6.11.3 Kosten communicatie 6.11.4 Inhuur beoordelaars 6.11.5 Inhuur externen 6.11.6 Overige kosten 6.11.6 Overige gegevens Accountantverklaring Bijlage bij jaarrekening 7
BIJLAGEN 7.1 Algemeen bestuur, dagelijks bestuur en adviesraad NVAO 7.1.1 Samenstelling algemeen bestuur NVAO (alfabetisch, per 31 december 2006) 7.1.2 Samenstelling dagelijks bestuur NVAO (alfabetisch, per 31 december 2006) 7.1.3 Samenstelling adviesraad NVAO (alfabetisch, per 31 december 2006) 7.2 Lijst van begrippen en afkortingen
Jaarverslag 2006
33 33 34 34 34 35 35 36 37 38 38 38 38 39 39 40 41 42 42 42 42 42 43 43 43 44 45 46 46 46 46 47 47
5
1
ACCREDITATIEONTWIKKELINGEN IN NEDERLAND EN VLAANDEREN
1.1
Terugblik 2006 In Nederland is het accreditatiestelsel in 2006 volop in werking gekomen. Zowel vanuit hogescholen als vanuit universiteiten werden veel accreditatieaanvragen gedaan en bovendien nam het aantal aanvragen voor de toets nieuwe opleiding toe. Slechts het aantal aanvragen voor de beoordeling van onderzoeksmasters nam sterk af. Klaarblijkelijk waren in vrijwel alle alfa- en gamma-disciplines inmiddels een dekkend aantal onderzoeksmasters goedgekeurd. Tegelijkertijd met de hausse aan aanvragen voor accreditaties nam ook de kritiek op de administratieve en financiële last ervan toe. Staatssecretaris Rutte stond daarop in een conferentie met alle stakeholders stil bij de (mogelijke) ongewilde neveneffecten van het accreditatiestelsel. In de conferentie bleek een brede steun te bestaan voor een initiatief van de NVAO om de accreditatielast te beperken. Deze aanpak behelsde onder andere een aantal pilots met beoordelingen van clusters van opleidingen, waarvoor de VBI’s voorstellen ontwikkelden. In 2007 zal van deze experimenten, waar de NVAO nauw bij betrokken is, verslag worden gedaan. Wat Vlaanderen betreft konden het afgelopen jaar eerste accreditatieaanvragen van Vlaamse universitaire opleidingen worden afgehandeld (zie paragraaf 3.2). Ook werden aanvragen voor nieuwe opleidingen van zowel hogescholen als universiteiten behandeld. Zowel de NVAO als de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) en de instellingen doen nu ervaringen op met het accreditatiekader, de VLIR- en VLHORA-protocollen en de rapportering. De eerste ervaringen waren aanleiding tot overleg tussen de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs, VLIR, VLHORA en NVAO om een aantal knelpunten aan te pakken, zoals de verschillende data van de start van de academiejaren, de lange doorlooptijd van visitaties bij opleidingen die door veel hogescholen worden aangeboden en de openbare publicatie van de rapporten door VLIR en VLHORA voordat de accreditatieprocedure wordt doorlopen. Naar verwachting zijn voor deze knelpunten praktische oplossingen te vinden die zoveel mogelijk binnen de eigen mogelijkheden van NVAO, VLIR en VLHORA kunnen worden afgewikkeld en hooguit tot beperkte decreetwijzigingen zouden moeten leiden. Ook werden praktische afspraken gemaakt met VLIR, VLHORA en de instellingen over de opmaak van aanvraagdossiers, waardoor de administratieve lasten bij accreditatieaanvragen werden verminderd. Het Vlaamse Structuurdecreet werd in 2006 via het Minidecreet aangepast aan een aantal eerste bevindingen betreffende accreditatie: - de kwaliteitsbeoordeling in het geval van opleidingen die gezamenlijk met buitenlandse instellingen worden aangeboden (joint degrees) (artikel 25); - de accreditatie van (bachelor)opleidingen in het volwassenenonderwijs en de regelingen voor overdracht van deze opleidingen naar een hogeschool (artikel 26); - de verlenging van de beoordelingstermijn voor accreditatieaanvragen tot zes maanden wanneer bezwaar wordt aangetekend tegen een voorgenomen besluit van de NVAO (artikel 31); - de verlenging van de beoordelingstermijn voor een toets nieuwe opleiding tot zes maanden wanneer een instelling beslist een aanvraag tijdelijk in te trekken om een verbeterde aanvraag uit te werken (artikel 31). Het reglement betreffende de vormvereisten voor aanvragen tot uitvoering van de accreditatie of de toets nieuwe opleiding ten aanzien van hogeronderwijsopleidingen in de
6
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
Vlaamse Gemeenschap, werd aangepast als gevolg van de toenemende internationalisering van hoger onderwijs, zoals de joint degrees.
1.2
Verwachtingen voor 2007 Voor Nederland wordt volgend jaar een piekjaar verwacht. In de eerste helft van 2007 zullen ongeveer vijfhonderd aanvragen van universiteiten binnenkomen, terwijl het aantal aanvragen uit het hbo naar verwachting constant blijft. Verder worden volgend jaar voor Nederland de tijdelijke projecten voor het beoordelen van de Associate-degreeprogramma’s, "Ruim baan voor talent" en de overgenomen inspectietaken afgerond. Het aantal aanvragen voor nieuwe opleidingen zal mede door het experiment “open bestel” en de uitwerking van de gedragscode voor buitenlandse studenten hoog blijven en wellicht nog toenemen. Voor Vlaanderen verwacht de NVAO volgend jaar een eerste golf accreditatieaanvragen van de Vlaamse hogescholen te kunnen behandelen. Ook de accreditatieaanvragen van de universiteiten zal op kruissnelheid komen nu de VLIR diverse visitaties heeft afgerond. In overeenstemming met de prognoses zal het aantal Vlaamse aanvragen volgend jaar zodoende flink toenemen. De NVAO heeft besloten om de Vlaamse Regelgeving betreffende accreditatie en toets nieuwe opleiding op systematische en overzichtelijke wijze te verzamelen in een codex. Dit project wordt afgerond in de zomer van 2007. De regelgeving is nu verspreid over diverse documenten, van het Verdrag tot decreten, besluiten, reglementen en handleidingen. Straks is voor de dagelijkse gebruiker het geheel van de regelgeving op transparante wijze verzameld en worden de verbanden tussen de verschillende aspecten verduidelijkt. Een algemeen belangrijk aandachtspunt vormt de externe evaluatie van de NVAO in juni 2007 die wordt opgezet om te voldoen aan de eisen van het Europees Consortium van Accreditatieorganisaties (ECA) en van het European Network of Quality Agencies (ENQA), waarbij ook het Comité van ministers is betrokken. In de eerste maanden van 2007 stelt de NVAO hiertoe een zelfevaluatierapport op. Op internationaal niveau zal de NVAO volgend jaar haar actieve rol in de verschillende internationale samenwerkingsverbanden continueren. Eind 2007 wordt door de deelnemende partners besloten of het European Consortium for Accreditation in higher education (ECA) blijft bestaan. Het Consortium is in 2003 opgericht om te komen tot wederzijdse erkenning van accreditatiebesluiten. Eind 2007 zal een evaluatie van het ECA-verband moeten uitwijzen op welke wijze verder zal gewerkt worden. Samen met een aantal partners binnen ECA voert NVAO momenteel het TEAM-project uit (Transparant European Accreditation decisions and Mutual recognition agreements) (zie ook paragraaf 4.2). Doel is te komen tot een informatie instrument over geaccrediteerde opleidingen en instellingen, vier publicaties en een eindejaarsconferentie over de resultaten en mogelijke uitbreiding van wederzijdse erkenning van accreditatiebesluiten. Dit TEAM-project wordt gefinancierd uit het SOCRATES-programma en duurt tot april 2008. Komend jaar wordt ook de Engelstalige website van de NVAO geactualiseerd om tegemoet te komen aan de toenemende internationale stroom van informatievragers.
Jaarverslag 2006
7
2
RESULTATEN
2.1
Accreditatie en Toets nieuwe opleiding (Nederland en Vlaanderen)
2.1.1
Algemeen Het totale aantal positieve accreditatiebesluiten is in 2006 ongeveer gelijk gebleven aan dat in 2005. In het verslagjaar heeft de NVAO 378 accreditatieaanvragen afgehandeld (336 Nederlandse en 42 Vlaamse aanvragen) tegen 371 aanvragen in 2005 en 232 in 2004 (zie ook hoofdstuk 3). In juli 2006 heeft de NVAO voor Nederland nieuwe beleidslijnen vastgesteld voor het bepalen van bijzondere kwaliteitskenmerken, mede in vervolg op een discussiebijeenkomst in november 2005 met vertegenwoordigers van Nederlandse hogeronderwijsinstellingen, VBI's en brancheorganisaties. De meerderheid van de aanwezigen op deze bijeenkomst sprak zich toen uit voor het splitsen van bijzondere kwaliteitskenmerken. Voortaan wordt het beoordelen van bijzondere kwaliteitskenmerken gescheiden in het toetsen van "bijzondere kenmerken" en het toetsen van "bijzondere kwaliteit". Bij het beoordelen van een "bijzonder kenmerk" wordt uitgegaan van "concretisering" en "onderscheidend karakter". Opleidingen en VBI’s kunnen vooraf afspraken maken over de essentie waarop dit wordt aangetoond en getoetst. De NVAO valideert de systematiek en methodiek van de VBI-beoordeling. Het kwaliteitscriterium “bijzondere kwaliteit” heeft te maken met de excellentie van een bepaald facet. De NVAO zal bijzondere kwaliteit toekennen aan een facet wanneer dit overtuigend excellent scoort. Het hoofdstuk over bijzondere kwaliteitskenmerken in het accreditatiekader voor bestaande hogeronderwijsopleidingen is hierop aangevuld. In januari 2007 heeft de NVAO voor het eerst bij vier opleidingen bijzondere kenmerken kunnen valideren. In Vlaanderen is er geen behoefte om de criteria voor bijzondere kwaliteitskenmerken aan te passen: daar blijft het kader ongewijzigd. De animo voor het starten van nieuwe opleidingen was in het verslagjaar bij hogescholen en universiteiten nog steeds groot. In 2006 hebben de Nederlandse instellingen 91 toetsingsaanvragen voor nieuwe opleidingen ingediend (2005: 59) en de Vlaamse instellingen 13 (2005: 3)(zie ook hoofdstuk 3). De opmars lijkt niet te stoppen: het eerste kwartaal van 2007 laat opnieuw een stijgende lijn zien met ruim negentig toetsingsaanvragen, daarmee is in april reeds het aantal voor geheel 2006 bereikt. De opleidingen met in de naamgeving “internationaal”, “management” en “business” in wisselende combinaties staan bovenaan met stip en vertegenwoordigen dertig procent van het totale aantal aanvragen toets nieuwe opleiding. Een derde van de Nederlandse aanvragen is negatief beoordeeld. Deze negatieve adviezen hadden overigens alle betrekking op professionele bacheloropleidingen en masteropleidingen. Inmiddels heeft de NVAO vier jaar ervaring opgedaan met het toetsen van nieuwe Nederlandse opleidingen. Voor Vlaanderen zijn de eerste toetsingsaanvragen in 2005 in behandeling genomen. Ongeveer de helft van de aanvragen heeft tot een positief advies geleid en tot erkenning als nieuwe opleiding door de Vlaamse regering. In het afgelopen jaar is een aantal activiteiten ontplooid ter verbetering van de kwaliteit van het toetsingsproces. Voorbeelden daarvan zijn een rondetafelgesprek met ervaren panelleden en -voorzitters in juni 2006 en een enquête onder panelleden in september 2006.
8
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
2.1.2
Accreditatie Nederland De NVAO heeft vorig jaar 320 (2005: 371; 2004: 232) positieve accreditatiebesluiten genomen voor Nederlandse opleidingen (zie ook hoofdstuk 3). De meeste besluiten hadden betrekking op wo-opleidingen (60 procent, 191 aanvragen). Dit is een behoorlijke verschuiving ten opzichte van de jaren daarvoor, toen de NVAO voor het overgrote deel hbo-opleidingen heeft geaccrediteerd. De sector Rechtsgeleerdheid was in het verslagjaar het best vertegenwoordigd (24 procent, 77 aanvragen), gevolgd door de sector Taal en cultuur (20 procent, 64 aanvragen, waarvan 6 hbo-masteropleidingen). De sectoren Economie, Gezondheidszorg, Techniek en Onderwijs en lerarenopleidingen namen alle ongeveer tien procent van het totaalaantal positieve besluiten voor hun rekening. De overige sectoren vijf procent of minder. De minder positief verlopen besluitvorming van Nederlandse aanvragen betrof hoofdzakelijk hbo-bacheloropleidingen en dan vooral in de sectoren Economie en Gedrag en Maatschappij. In deze sectoren leverde een vijfde of meer van het totaal aantal aanvragen problemen op. Zo zijn in 2006 drie negatieve accreditatiebeslissingen genomen, twee in de sector Gedrag en Maatschappij en één in de sector Economie. Daarnaast zijn vijf VBI-rapporten afgekeurd, drie in de sector Economie en twee in de sector Gedrag en maatschappij. Tot slot zijn acht rapporten teruggetrokken, zes in de sector Economie, één in de sector Gedrag en Maatschappij en één in de sector Techniek. De universiteiten hebben in 2006 de meeste aanvragen ingediend (190 aanvragen), gevolgd door de hogescholen (113 aanvragen). Voor de universiteiten en de hogescholen geldt dat respectievelijk 99 en 95 procent van de aanvragen positief zijn beoordeeld. De nietbekostigde instellingen hebben 33 aanvragen ingediend, hiervan heeft 70 procent een positieve beoordeling gekregen (zie ook hoofdstuk 3). Op 18 december 2006 vond de duizendste beoordeling plaats door de NVAO en is de opleiding International Business and Management Studies van de Hanzehogeschool Groningen geaccrediteerd. De betrokken VBI was de Netherlands Quality Agency (NQA). De NVAO heeft voor deze bijzondere accreditatie in januari 2007 een bijeenkomst georganiseerd voor de instelling en VBI en vertegenwoordigers van de Nederlandse en Vlaamse overheid, onderwijskoepels, VBI's/evaluatieorganen en studentenorganisaties in het Nederlandse en Vlaamse hogeronderwijsveld.
Vlaanderen In 2006 kon de NVAO ook voor Vlaanderen accreditatiebesluiten afronden. De eerste Vlaamse opleidingen die zijn geaccrediteerd, betroffen de bachelor- en masteropleidingen diergeneeskunde van de Universiteit Gent. Hier was meteen sprake van een accreditatie met een internationale dimensie, omdat deze opleidingen al in 2005 waren geaccrediteerd door de European Association of Establishments for Veterinary Education (EAEVE). De NVAO oordeelde dat de accreditatie door de EAEVE voldeed aan de in het Vlaamse structuurdecreet gestelde voorwaarden en heeft de internationale accreditatie equivalent verklaard. De NVAO heeft de mogelijkheid tot het erkennen van de equivalentie van accreditaties verleend door andere (buitenlandse) accreditatieorganen, decretaal vastgelegd. In juni 2006 heeft de NVAO de buitenlandse accreditatie van 28 opleidingen van de Universiteit Antwerpen equivalent verklaard en de opleidingen geaccrediteerd. Deze opleidingen hebben in april 2005 een positief accreditatiebesluit gekregen van de Association to Advance Collegiate Schools of Business (AACSB). Na grondig onderzoek bleek het AACSB-besluit te voldoen aan de door de NVAO gehanteerde equivalentiecriteria.
Jaarverslag 2006
9
In totaal heeft de NVAO in 2006 voor Vlaanderen 42 accreditatieaanvragen afgehandeld met een positieve beoordeling (zie ook hoofdstuk 3). Het betreft allen accreditatieaanvragen van universiteiten. Hiervan had een kwart (26 procent, 11 aanvragen) betrekking op bacheloropleidingen en driekwart (74 procent, 31 aanvragen) op masteropleidingen. Het grootste deel (67 procent, 28 aanvragen) viel in het studiegebied Economische Wetenschappen. Het ging hier in alle gevallen om de bovengenoemde equivalentieverklaringen van accreditaties verleend door andere accreditatieorganen. In het verslagjaar zijn vier Vlaamse dossiers in behandeling genomen waarbij de NVAO op basis van het visitatierapport niet onmiddellijk tot besluitvorming kon komen. Daarom is een mondelinge hoorzitting georganiseerd, waarop de visitatiecommissie, de VLIR en de instelling zijn uitgenodigd om nadere toelichting te verschaffen over de uitkomsten van de visitatie. Bij drie dossiers heeft dit in 2007 geleid tot positief besluit en bij één dossier heeft NVAO een aanvullende beoordeling van de opleiding gevraagd die in 2007 wordt uitgevoerd. Met de VLIR en de VLHORA heeft de NVAO in een vroeg stadium overleg gevoerd over de Vlaamse visitatierapporten en aanvraagprocedures. Afspraken zijn gemaakt over de motiveringen en afwegingen in de rapporten en over de administratieve aspecten. Deze laatste afspraken verminderen in aanzienlijke mate de administratieve last voor de aanvragende instellingen. Er wordt verder gestreefd naar zo veel mogelijke digitale communicatie, waarbij maximaal gebruik gemaakt wordt van de al in het Hogeronderwijsregister aanwezige gegevens over opleidingen.
2.1.3
Toets nieuwe opleiding Nederland Bij de toetsingsaanvragen voor nieuwe opleidingen tekent zich op jaarbasis een zekere trend af: het aantal aanvragen blijft stijgen en de verdeling over de sectoren blijft constant. Het aantal is zelfs spectaculair gestegen van 59 in 2005 naar 91 in 2006 (zie ook hoofdstuk 3). Zoals eerder opgemerkt, is deze explosieve groei vooral toe te schrijven aan aanvragen in de sector economie. De hbo-sector vertegenwoordigt nog steeds tweede derde van de aanvragen. Binnen de sectoren zijn wel verschuivingen opgetreden. Procentueel is het aantal aanvragen voor nieuwe hbo-masters teruggelopen van 45 procent in 2005 naar 33 procent in 2006. Het aandeel van de hbo-bachelor is echter bijna verdubbeld. Dat neemt niet weg dat het totale aantal aanvragen voor nieuwe masters (67 procent) aanzienlijk blijft. Opvallend is dat afgelopen jaar nagenoeg evenveel aanvragen voor masters zijn ingediend in de wo- als in de hbo-sector, respectievelijk 30 en 31. Het aantal aanvragen voor het toetsen van nieuwe wo-bacheloropleidingen is teruggelopen tot twee. Van het totaal aantal aanvragen (91) heeft 70 procent geleid tot een positief besluit (2005: 75 procent; 2004: 50 procent) en zijn 64 opleidingen goedgekeurd. In het verslagjaar zijn geen negatieve besluiten genomen. Immers, alle afgewezen aanvragen zijn door de betrokken instelling ook teruggetrokken. Ruim de helft van deze ingetrokken aanvragen wordt later opnieuw – en sterk verbeterd – ingediend, meestal uitmondend in een positieve toetsing. Het leereffect van het eerdere paneladvies is daarbij groot en verklaart grotendeels de positieve uitkomst van de meeste opnieuw ingediende aanvragen. Het aantal toetsingsaanvragen voor nieuwe opleidingen afkomstig van niet-bekostigde instellingen is ten opzichte van voorgaande jaren flink gestegen: van 6 aanvragen in 2005 naar 24 in 2006. Zowel in het hbo als in het wo worden vooral de masteropleidingen negatief beoordeeld. Dat is ook niet verwonderlijk gezien het grote aantal van dit type opleidingen. Precies 30 procent van de toetsingsaanvragen voor masters wordt afgekeurd met een duidelijk beter resul-
10
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
taat in de wo-sector, waarin slechts 20 procent wordt afgekeurd tegenover nagenoeg 40 procent in de hbo-sector. Voor de afgekeurde opleidingen geldt dat er te veel twijfels bestaan over het beoogde eindniveau. Dat uit zich onder meer in te vage doelstellingen die onvoldoende zijn afgestemd met het beroepenveld, een te brede instroom waarbij de vraag rijst of de eindkwalificaties dan wel haalbaar zijn en een te weinig coherent programma dat vooral bestaat uit onsamenhangende modules. De hbo-master kent op dit ogenblik twee bijkomende knelpunten: de studielast en de kwaliteit van het personeel. Van studenten wordt een serieuze studie-inspanning verwacht met voldoende contact tussen docenten en studenten en tussen studenten onderling. In een aantal aanvragen is de beoogde tijdbesteding van de studenten onvoldoende. Wat de inzet van personeel betreft, is de verbinding van de docenten met de praktijk essentieel, maar dan wel in een gecompliceerde beroepspraktijk. Vaak ontbreekt het ook in hbo-masteropleidingen aan voldoende academisch geschoold personeel, dat ervaring heeft met opleidingen op masterniveau. De verdere ontwikkeling van kenniskringen en lectoraten, en de intensievere samenwerking met universiteiten en hogescholen, ook internationaal, dragen overigens zichtbaar bij aan de verdere professionalisering van de hbo-masteropleidingen. Na een positieve toetsing door de NVAO volgt de macrodoelmatigheidstoets door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Uiteindelijk kan ruim de helft van het totaal aantal nieuwe opleidingen daadwerkelijk starten. Een kwart haalt de kwaliteitstoets niet en nog eens een kwart voldoet niet aan de doelmatigheidstoets. Juist omdat een aanzienlijk aantal opleidingen deze laatste horde niet kan nemen, wil Nederland de volgorde wijzigen en de kwaliteitstoets na de doelmatigheidstoets laten plaatsvinden. Hiermee sluit het toetsingsproces in Nederland nauwer aan bij de werkwijze in Vlaanderen waar deze volgorde al wordt toegepast. Het toetsen van nieuwe opleidingen gebeurt door panels van onafhankelijke deskundigen die zijn samengesteld door de NVAO. Instellingen kunnen ook aanvragen indienen vergezeld van een VBI-rapport. Alleen hogescholen (met 17 aanvragen) hebben tot dusver gebruik gemaakt van deze mogelijkheid en dan vooral de niet-bekostigde instellingen (met 11 aanvragen). De toetsing door VBI’s wil de NVAO niet aanmoedigen: de NVAO streeft een maximale gelijkschakeling na van de toetsingssystemen in Nederland en Vlaanderen (cf. macrodoelmatigheidstoets). Vlaamse aanvragen voor toetsing kunnen uitsluitend door NVAO-panels worden beoordeeld en dus niet door de evaluatieorganen Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) of Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA). Mede tegen deze achtergrond wordt in de komende periode bekeken of in Nederland dezelfde werkwijze moet worden gevolgd. In juni 2006 is een rondetafelgesprek georganiseerd met diverse ervaren panelvoorzitters en -leden om de kwaliteit van het proces rond de toets nieuwe opleidingen te bespreken en zo nodig verder te verbeteren. De uitkomsten van deze gedachtewisseling hebben enerzijds geleid tot onmiddellijke aanpassingen en anderzijds tot verdere discussie en reflectie. Voorbeelden van wijzigingen zijn de nagestreefde behandeltermijn (zes maanden vanaf ontvangst aanvraag in plaats van drie maanden vanaf betaling), de positie van de externe secretaris (niet langer lid van het panel) en de beschikbaarheid van panelleden op korte termijn om de behandeltermijn zo kort mogelijk te houden (als toegevoegd criterium). Actiepunten die worden uitgewerkt, zijn onder meer de evaluatie van het toetsingsproces door panelleden, een werkconferentie rond de hbo-master, de evaluatie van aanvragen met VBI-rapport en het samenstellen van een handleiding voor panelleden. Bevraging van panelleden naar aanleiding van iedere individuele aanvraag is minder noodzakelijk gebleken. Dit laatste punt is bevestigd door de evaluatie onder panelleden die in september 2006 is afgerond. Het toetsingsproces is in deze enquête opvallend goed beoordeeld (3.5 op een schaal van 4). Wel achten de respondenten het zinvol om jaarlijks een algemene raadpleging
Jaarverslag 2006
11
te houden en met enige regelmaat een vervolggesprek te organiseren. Uit de enquête kwam de volgende top 3 van knelpunten naar voren: (1) hanteerbaarheid van het toetsingskader voor beoordeling TNO-aanvraag; (2) kwaliteit van het aanvraagdossier van de instelling; (3) kwaliteit van de inbreng van de vertegenwoordigers van beroepenveld, studenten, alumni et cetera tijdens het locatiebezoek. De werkconferentie rond de hbo-master wordt in juni 2007 georganiseerd. Hierin zal worden gesproken over de kenmerken van een goede professional master om mogelijk tot een scherpere omschrijving van dit opleidingstype te komen. Een bijzonder aandachtspunt vormt de behandeltermijn van de toetsing. Uit het rondetafelgesprek in juni 2006 kwam al naar voren dat een lange duur van het proces tot irritatie leidt, zowel bij de instellingen als bij de panelleden. Niet alle aanvragen worden afgehandeld binnen de intussen aangepaste termijn van zes maanden. De redenen zijn uiteenlopend: onvolledig aanvraagdossier, vertraging van de procesgang bij NVAO tijdens piekperiodes, niet onmiddellijke beschikbaarheid van panelleden (buitenlands verblijf, vakantie, ziekte, etc.), vakantieperiode instelling, aanvullende vragen van het panel, aanhouden besluitvorming door NVAO (wanneer instellingen niet direct of niet meer reageren naar aanleiding van een negatief advies en het dossier stil valt) of aanhouden besluitvorming door instelling. In de komende periode wordt bekeken op welke wijze dit punt kan worden verbeterd.
Vlaanderen In 2006 heeft de NVAO 13 Vlaamse aanvragen behandeld voor een toets nieuwe opleiding. De aanvragen waren afkomstig van zowel universiteiten, hogescholen als geregistreerde instellingen. Drie aanvragen waren niet ontvankelijk. Het betrof aanvragen van instellingen die eerst door de Vlaamse regering dienen te worden geregistreerd. Ruim de helft van de ontvankelijke aanvragen (6) heeft geleid tot een positief besluit (zie ook hoofdstuk 3). Vier aanvragen zijn ingetrokken nadat uit het paneladvies bleek dat niet alle onderwerpen positief konden worden beoordeeld. De grootste knelpunten daarbij zijn gelijklopend met die in de Nederlandse dossiers; zoals de doelstellingen, de relatie tussen doelstellingen en programma en de kwaliteit van het personeel. Twee aanvragen betroffen heringediende aanvragen, die daarna positief zijn beoordeeld.
2.1.4
Bevindingen over de kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs De NVAO heeft per 31 december 2006 ongeveer 1000 aanvragen om accreditatie of de toets nieuwe opleidingen beoordeeld. Uiteraard krijgt de NVAO daarmee een beeld van de kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs. Dit beeld moet echter met de nodige voorzichtigheid worden neergezet, omdat vergelijkende analyses in een stelsel dat is gebaseerd op individuele beoordelingen van opleidingen nu eenmaal niet gemakkelijk tot disciplinaire of stelseloordelen kan leiden. De NVAO spreekt dus over haar bevindingen, die pas na een grondige analyse als oordelen kunnen worden beschouwd. Dat stadium is nu nog niet bereikt. Vooralsnog zijn de meest opvallende bevindingen de volgende: - het overgrote deel van de opleidingen van de bekostigde instellingen haalt de drempel van de basiskwaliteit, terwijl een deel van het aangewezen onderwijs daar (nog) moeite mee heeft; - de aandacht voor het functioneren van stelsels van kwaliteitszorg neemt toe: hogescholen zijn hier verder mee dan universiteiten; - universiteiten hebben (nog) moeite met het bepalen van het uitstroomniveau van de bachelor, hetgeen blijkt uit de regelmatige kritische opmerkingen van panels over het niveau van de bachelorthesis; - panels plaatsen kanttekeningen bij het behalen van het wo-masterniveau door instromende hbo-bachelors;
12
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
- de staf/studentenratio binnen universiteiten is bij een aantal disciplines in met name de humaniora en gamma-opleidingen mogelijk bedreigend voor de kwaliteit van de opleidingen; - binnen hogescholen wordt gewezen op een gebrek aan diepgang en theoretische kennis: dit blijkt onder andere uit de beoordeling van de facetten “gerealiseerd niveau” en “beoordeling en toetsing”; - de hogescholen hebben relatief weinig aandacht voor internationalisering: dat blijkt uit de domeinspecifieke kaders, de inhoud van het programma, de studenteninstroom en de gebruikte literatuur; - de arbeidsmarkt blijkt op opleidingsniveau (te?) tevreden over de afgestudeerden. Dit lijkt in een aantal gevallen echter eerder te wijten aan een gebrek aan kennis over het (internationaal aanvaardbare) niveau van met name de bachelor dan aan het behalen van het juiste niveau; - in het hbo wordt op zeer veel verschillende manieren omgegaan met de term “onderzoek”. Het gaat veel meer om “methodisch en evidence based” werken dan om het zelf kunnen verrichten van fundamenteel of toegepast onderzoek; - het hbo heeft een bijzonder laag percentage docenten dat enige ervaring heeft in het doen van onderzoek; - panels die oordelen geven over wo-opleidingen zijn kritisch over het aantal door studenten aan de studie gespendeerde uren. Dit geldt ook voor het hbo, waarin bovendien kritiek wordt gehoord op het aantal door de opleiding aangeboden contacturen; - rendementen zijn laag en voor zover zij overeenstemmen met streefcijfers, zijn deze laatste niet hoog. Ondanks deze punten van aandacht is de NVAO niet somber over de kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs. Weliswaar is op goede gronden kritiek mogelijk en worden deze punten ook in de VBI-rapporten teruggevonden, over het algemeen zijn de panels er van overtuigd dat de basiskwaliteit van opleidingen niet in het geding is. De NVAO merkt trouwens dat instellingen en opleidingen zich de kritiek ook aantrekken en dat met name de aandacht voor de benodigde contacturen en de kwaliteit van toetsing en beoordeling is toegenomen. Waar de balans in het (competentiegericht) onderwijs bijvoorbeeld mogelijk te ver is doorgeslagen naar de zelfstandigheid van de student, komt de aandacht voor de begeleiding en kennisoverdracht door de docent weer sterk terug. Ook binnen het onderwijs lijkt daarmee een stelsel van checks and balances aanwezig om de vraag van studenten en het aanbod vanuit de instellingen en opleidingen kwalitatief met elkaar in evenwicht te brengen. Een laatste bevinding betreft de toenemende aandacht voor diversiteit, zowel tussen opleidingen als tussen studenten. Steeds meer instellingen hebben oog voor het verschil in talenten van studenten en zijn bereid daar in het onderwijs rekening mee te houden, zoals blijkt uit het vormgeven van Colleges, masterclasses en honourstrajecten. De NVAO beschouwt deze ontwikkelingen als een juiste reactie op de diversiteit binnen de studentenpopulatie.
2.2
Onderzoeksmasters en verlengde masters (Nederland)
2.2.1
Onderzoeksmasters Sinds april 2003 beoordeelt de NVAO tweejarige onderzoeksmasters. Deze masters leiden talentvolle studenten op voor een hoogwaardige onderzoekscarrière, zowel binnen de universiteit als in de private en publieke onderzoekssector. De opleiding wordt gegeven door en onder verantwoordelijkheid van gekwalificeerde onderzoekers die beschikken over uitmuntende onderzoeksomgevingen. De NVAO wordt geadviseerd door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) die op alle wetenschapsgebieden internationale commissies met gezaghebbende wetenschappers heeft benoemd. Sinds de zomer van
Jaarverslag 2006
13
2003 zijn in totaal 150 onderzoeksmasters beoordeeld waarvan 114 een positief besluit en advies hebben gekregen (van drie aanvragen wordt het besluit in 2007 verwacht). In 2006 zijn tien aanvragen (2005: 27) beoordeeld waarvan zeven aanvragen (2005: 17) een positief besluit en advies hebben gekregen (zie ook hoofdstuk 3). In het verslagjaar heeft de NVAO een enquête gehouden onder de instellingen die een onderzoeksmaster hebben ingediend. De enquête maakt deel uit van een groter onderzoek om de verschillende ervaringen en reflecties drie jaar na de invoering van dit nieuwe type masteropleiding in kaart te brengen. De resultaten van de enquête worden, samen met de resultaten van een in 2007 te organiseren conferentie over onderzoeksmasters, volgend jaar gebundeld in een publicatie.
2.2.2
Verlengde masters In 2006 zijn 11 aanvragen (2005: 1) binnengekomen voor het beoordelen van een verlengde master. Hiervan zijn vier aanvragen (2005: 1) positief beoordeeld (zie ook hoofdstuk 3). Universiteiten kunnen sinds 2003 voor een bepaalde master in het wetenschappelijk onderwijs aanvragen indienen voor tweejarige programma’s, met bijbehorende studiefinancieringrechten voor studenten. De NVAO heeft hiervoor op verzoek van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap twee protocollen opgesteld. Een protocol voor specifieke opleidingen op het gebied van de internationale rechtsvergelijking en de opleidingen taal en cultuur met een bijzonder moeilijk schrift. Het tweede protocol geldt voor de overige wetenschappelijke masteropleidingen die hun bestaande opleiding willen verlengen van één naar twee jaar. Sinds enkele jaren moeten alfa-, gamma-, bèta-, technische en landbouwkundige opleidingen aantonen dat tweejarige curricula noodzakelijk zijn, als gevolg van een wijziging in de Wet op het hoger onderwijs en onderzoek (WHW) die aan deze opleidingen geen speciale rechten meer toekent.
2.3
Associate-degreeprogramma’s (Nederland) In augustus 2005 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de NVAO gevraagd om de kwaliteit te beoordelen van de aanvragen in het kader van de pilots met Associate-degreeprogramma's (Ad-programma’s: korte programma's in de hbo-bachelor) met ingang van het studiejaar 2006-2007. De NVAO heeft 77 aanvragen beoordeeld en de bevindingen daarover in januari 2006 aan de staatssecretaris gerapporteerd. Die besliste daarop dat 11 hogescholen in september 2006 konden starten met een tweejarig Ad-programma. Op 1 juni 2006 deelde de staatssecretaris de hogescholen mee dat de tweede ronde pilots werd opgesplitst in twee deelrondes: deelronde 2A (uiterste datum van indiening aanvragen 30 juni 2006) en deelronde 2B (uiterste datum van indiening 2 oktober 2006). Voor het inhoudelijk beoordelen van de aanvragen heeft de NVAO voor beide deelrondes een panel van deskundigen samengesteld met enerzijds deskundigen op het gebied van bestuur en onderwijs in hogescholen en anderzijds domeindeskundigen vanuit verschillende sectoren. In deelronde 2A beoordeelde de NVAO 19 aanvragen (waarvan één niet ontvankelijk) en kwam tot 13 positieve adviezen. In deelronde 2B waren er 65 aanvragen (waarvan vier niet ontvankelijk) en formuleerde de NVAO 35 positieve adviezen. In januari 2007 heeft de staatssecretaris aangegeven dat hiervan 33 Ad-pilots kunnen starten. Het totaal aantal pilots voor tweejarige Ad-programma’s bedraagt nu 57. De aanvragen in de tweede ronde bleken van betere kwaliteit dan die in de eerste ronde. In de aanvragen die een negatief advies hebben gekregen, blijft het overleg met het werkveld de zwakste plek. Vooral de eis dat op aantoonbare wijze inzicht moet worden gegeven van het gevoerde overleg en van de wijze waarop de resultaten daarvan bij de samenstelling van het programma worden betrokken, blijkt voor veel hogescholen een moeilijke opgave.
14
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
Lijst instellingen met goedgekeurd Ad-programma Instelling
Ad-programma
ArtEZ Avans Hogeschool Avans Hogeschool Avans Hogeschool Avans Hogeschool Avans Hogeschool Avans Hogeschool Avans Hogeschool Chr. Agrarische Hogeschool Dronten Chr. Agrarische Hogeschool Dronten Chr. Agrarische Hogeschool Dronten Christelijke Hogeschool Nederland Christelijke Hogeschool Nederland Christelijke Hogeschool Nederland Fontys Hogescholen Fontys Hogescholen Haagse Hogeschool Haagse Hogeschool Hanzehogeschool Groningen Hanzehogeschool Groningen Hanzehogeschool Groningen Hanzehogeschool Groningen HMDI
Interieurvormgever Accountancy Bouwtechnische Bedrijfskunde Chemische Technologie Financiële Dienstverlening Management in de Zorg Marketing Management Small Business and Retail Management Dier- en veehouderij Management en Beleid Buitenruimte Tuin- en Akkerbouw International Hospitality Management Small Business and Retail management Vrijetijdsmanagement Accountancy Technische Bedrijfskunde Facility Management Installatietechniek Muziek Opleiding tot verpleegkundige Personeel en Arbeid Sport, gezondheid en management Opleiding senior-medewerker documentaire informatievoorziening Accountancy Assistent fiscalist Civiele Techniek DCP Civiele Techniek WCUI Management in de Zorg Bouwkunde Crossmediale Communicatie Klinische Chemie Management in de Zorg Management in de Zorg Officemanagement Assistent Marketeer Business Administration Intercedent Chemische Technologie Communicatie(Event)management Schrijftolk Elektrotechniek Industrieel Product Ontwerpen Technische Bedrijfskunde Werktuigbouwkunde Functiegerichte bachelor in toerisme en recreatie Bedrijfskundige Informatica Personeel en Arbeid Bedrijfskundige Informatica Informatie dienstverlening en management Integrale handhaving omgevingsrecht
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool INHOLLAND Hogeschool INHOLLAND Hogeschool INHOLLAND Hogeschool Leiden Hogeschool Rotterdam Hogeschool Schoevers Hogeschool Utrecht Hogeschool Utrecht Hogeschool Utrecht Hogeschool Utrecht Hogeschool Utrecht Hogeschool Windesheim Hogeschool Windesheim Hogeschool Windesheim Hogeschool Windesheim NHTV Breda Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Saxion Hogescholen Saxion Hogescholen Saxion Hogescholen
Jaarverslag 2006
15
Saxion Saxion Saxion Saxion Stoas
Hogescholen Hogescholen Hogescholen Hogescholen
Van Hall Instituut/Larenstein Van Hall Instituut/Larenstein Van Hall Instituut/Larenstein
2.4
Management in de Zorg Small Business and Retail management Technische Informatica Werktuigbouwkunde Educatie en kennismanagement, groene sector bloemsierkunst Agrarisch Ondernemerschap Dier- en Veehouderij Milieukunde, integrale handhaving omgevingsrecht
Aanwijzingsprocedure (Nederland) Een nieuwe instelling kan in Nederland initiële bachelor- of masteropleidingen aanbieden, mits ze wordt aangewezen door de minister. Aanwijzing betekent dat een instelling, met uitzondering van het recht op bekostiging, dezelfde rechten krijgt als een bekostigde instelling. In de Beleidsregel aanwijzing instellingen voor hoger onderwijs van 8 juli 2004 (gepubliceerd in het Gele katern nr. 13 van 28 juli 2004) heeft de staatssecretaris de procedure als bedoeld in artikel 6.9 van de WHW nader uitgewerkt. De NVAO heeft een rol gekregen in de aanwijzingsprocedure voor hoger onderwijs, namelijk het beoordelen van de kwaliteit van het onderwijs in de betrokken instelling. Daarnaast vraagt de staatssecretaris de Inspectie van het Onderwijs om een advies over de vraag of de instelling voldoet aan de voorschriften die als gevolg van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) van toepassing zijn op aangewezen instellingen. Na deze adviezen neemt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een besluit op het verzoek van een instelling om aanwijzing. De NVAO heeft haar werkwijze in het kader van de aanwijzingsprocedure toegelicht in het “Protocol aanwijzingsprocedure” van 13 september 2004 en gepubliceerd op haar website. In 2006 heeft de NVAO positief geadviseerd met betrekking tot de aanwijzing van de Politieacademie te Apeldoorn. Vier andere in 2006 ontvangen aanvragen op het gebied van aanwijzing zijn nog in behandeling. Deze zullen naar verwachting in 2007 worden afgerond.
2.5
Hogeronderwijsregister (Vlaanderen) De Vlaamse regering heeft op 11 juni 2004 besloten de NVAO te belasten met het ontwikkelen en actualiseren van het Hogeronderwijsregister. Dit register bevat informatie over alle instellingen in het Vlaams hoger onderwijs en alle bachelor- en masteropleidingen die in Vlaanderen worden aangeboden. De eerste versie van het register ging in 2004 online. Het jaar daarop heeft de NVAO het Hogeronderwijsregister een grondige opknapbeurt gegeven. In de zomer van 2006 is een uitgebreide vragenronde georganiseerd over de deelname aan en het gebruik van het Hogeronderwijsregister. De deelnemers aan deze bevraging waren vertegenwoordigers van verschillende hogeronderwijsinstellingen, de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA), de Dienst Communicatie van het Departement Onderwijs, de Administratie Hoger Onderwijs, Centra voor Leerlingenbegeleiding, de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) en de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK). Doel was om in september 2006 een nieuw programma van eisen op te stellen met betrekking tot het Hogeronderwijsregister. Omdat ook een Europese databank wordt ontwikkeld op het niveau van het European Consortium for Accreditation in higher education (ECA) is er voor gekozen om het Hogeronderwijsregister hiermee te laten overeenstemmen.
16
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
Hierdoor wordt bespaard op de kosten en vindt een gelijklopende ontwikkeling plaats van de onderliggende databanken. In de herfst van 2006 is echter duidelijk geworden dat de synergie met een te ontwikkelen Vlaamse “Leerrechten- c.q. Financieringsdatabank” een aandachtspunt vormt bij de verdere ontwikkeling van het Hogeronderwijsregister. De NVAO heeft daarom besloten te wachten met de verdere ontwikkeling van de databank van het Hogeronderwijsregister tot hierover meer duidelijkheid bestaat. De volgende doelstellingen en aanpassingen worden in 2007 nagestreefd: - verhoging van gebruiksgemak door: - een verbeterde structuur, - meer uitgebreide informatie, - een nieuwe frisse layout; - uitgebreide zoekfuncties met meer mogelijkheden en geografische optie; - doelgericht content management met verspreide gedelegeerde administratie (NVAO, instellingen, overheid, NARIC, VLIR en VLHORA); - database gestuurde website, gekoppeld aan centrale database; - integratie van een nieuwssysteem; - integratie van een mailingsysteem; - de mogelijkheid voorzien om elektronisch accreditatieaanvragen in te dienen vanuit het Hogeronderwijsregister; - het verzamelen van marketing intelligences zoals gebruikte trefwoorden via zoekopdrachten en bezoekersstatistieken; - integratie van de Nederlands- en Engelstalige websites van de NVAO.
2.6
Inspectietaken (Nederland) Zoals in voorgaande jaarverslagen is vermeld, heeft de NVAO begin 2003 in de overgangssituatie van het visitatie- naar het accreditatiesysteem twee taken overgenomen van de Inspectie van het Onderwijs: a) evaluatie bestuurlijke hantering: de follow-up van visitaties die eerder door de Inspectie waren goedgekeurd en b) meta-evaluatie: de beoordeling van visitaties vanaf 2003. In 2005 heeft de NVAO de visitaties bedoeld onder b) beoordeeld en deze goedgekeurd. Sindsdien is met betrekking tot de “inspectietaken” louter sprake van de follow-up, de evaluatie bestuurlijke hantering. Daarmee is in 2006 goede voortgang geboekt. In de loop van 2007 zullen de werkzaamheden in dit dossier kunnen worden afgerond. Bij de evaluatie bestuurlijke hantering van visitaties die door de Inspectie zijn goedgekeurd, gaat het om opleidingen waarbij de Inspectie destijds zogeheten “ernstige tekortkomingen” had vastgesteld. Bij de evaluatie bestuurlijke hantering van visitaties die door de NVAO zijn goedgekeurd, gaat het om opleidingen waarbij de NVAO in de jaren 2003-2005 zogeheten “substantiële verbeterpunten” heeft benoemd. De NVAO heeft alle opleidingen met tekortkomingen of verbeterpunten om een stand van zaken-notitie gevraagd. Op grond van deze notitie en eventueel een gesprek beoordeelt de NVAO of de instelling bestuurlijk adequaat – dat wil zeggen tijdig, terzake en toereikend – heeft gehandeld naar aanleiding van de kritiek van de visitatiecommissie. In 2006 zijn de stand van zaken-notities van een kleine zestig opleidingen behandeld. In circa drie op de vijf gevallen kon de NVAO op basis van de notitie, dat wil zeggen zonder gesprek, vaststellen dat de instelling bestuurlijk adequaat had gereageerd, al waren er in de meeste gevallen nog wel één of meer verbeterpunten; deze heeft de NVAO in brieven onder de aandacht gebracht. Bij circa twee op de vijf opleidingen was een gesprek noodzakelijk. Dit heeft bij drie opleidingen tot een voortzetting geleid van de procedure evaluatie bestuurlijke hantering. De kwalificatie “langdurig ernstige tekortkoming” kon in 2006 voor een opleiding worden opgeheven, na analyse van de stand van zaken-notitie en een gesprek met vertegenwoordigers van instelling en opleiding.
Jaarverslag 2006
17
In het jaarverslag over 2005 is al melding gemaakt van berichten in de Nederlandse media over de kwaliteit van de opleidingen tot leraar basisonderwijs aan de pabo’s naar aanleiding van de meta-evaluatie door de NVAO van een visitatierapport van de Inspectie uit 2003. De NVAO stelde op grond van dat visitatierapport vast dat bepaalde opleidingen op onderdelen verbeteringen dienden aan te brengen en berichtte de desbetreffende instellingen hierover. Vijftien pabo’s moesten de NVAO uiterlijk 1 januari 2006 een stand van zaken-notitie toesturen. In het voorjaar van 2006 zijn deze pabo’s door de NVAO bezocht. In juni 2006 heeft de NVAO een rapport uitgebracht aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), waarin de NVAO oordeelt dat bij dertien van de vijftien pabo’s het bestuurlijk handelen adequaat is geweest en in twee gevallen nog niet. De twee instellingen in kwestie hebben de opdracht gekregen vóór september 2006 een operationeel plan van aanpak bij de NVAO in te dienen. Op basis van deze documenten en een bezoek heeft de NVAO geconcludeerd dat de instellingen inmiddels bestuurlijk adequaat hebben gehandeld. Minister Van der Hoeven van OCW heeft begin oktober 2006 de Tweede Kamer laten weten dat alle pabo’s nu van rechtswege zijn geaccrediteerd en uiterlijk 31 december 2009 de eerstvolgende accreditatie moeten hebben afgerond.
2.7
Evaluatieorganen (Vlaanderen) In Vlaanderen heeft de decreetgever de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) een belangrijke rol gegeven in de beoordeling van de kwaliteit van de opleidingen van ambtshalve geregistreerde hogeronderwijsinstellingen (de klassieke hogescholen en universiteiten). Deze koepelorganisaties zijn decretaal aangeduid als evaluatieorganen en coördineren de visitaties bij alle ambtshalve geregistreerde instellingen. Beide organisaties vervullen in Vlaanderen eenzelfde opdracht als de Nederlandse VBI’s, maar hoeven hiervoor niet erkend te worden door de NVAO. Om de noodzakelijke objectiviteit van het visitatieproces te verzekeren, heeft de decreetgever bepaald dat de zogenaamde Erkenningscommissie – en niet de koepelorganisatie – de onafhankelijkheid van de leden van de visitatiepanels beoordeelt en dat de visitatiecommissies de visitatierapporten vaststellen. Na de start van het accreditatieproces in Vlaanderen in 2005 heeft de NVAO ook in het verslagjaar regelmatig overleg gevoerd met de VLIR en de VLHORA over de voortgang van de verschillende procedures. Er is daarbij afgesproken dat VLIR en VLHORA na publicatie een aantal visitatierapporten en de onafhankelijkheidsverklaringen aan de NVAO bezorgen, waardoor instellingen geen bijkomende kopieën meer hoeven aan te leveren bij hun accreditatieaanvraag en op termijn de aanvraag volledig elektronisch kan gebeuren op basis van de gegevens in het Hogeronderwijsregister. In periodieke nieuwsbrieven wordt ook regelmatig toelichting gegeven over de aanvraagprocedures.
2.8
Visiterende en Beoordelende Instanties (VBI’s) (Nederland) In Nederland heeft de wetgever gekozen voor een vrije markt van Visiterende en Beoordelende Instanties (VBI’s). De NVAO publiceert jaarlijks een lijst van organisaties die visitatierapporten kunnen opstellen conform de eisen van de NVAO (zie ook paragraaf 2.8.2). Met deze VBI-lijst onderstreept de NVAO dat de desbetreffende organisaties de inhoudelijke en procedurele randvoorwaarden goed kunnen invullen. Wanneer een instelling wil samenwerken met een andere organisatie toetst de NVAO achteraf of de totstandkoming en de kwaliteit van het visitatierapport voldoende zijn gegarandeerd. Dat een VBI op de lijst staat, is geen garantie dat een door dat VBI opgesteld rapport voldoende basis biedt voor accreditatie. Het leidt wel eens tot onbegrip wanneer de NVAO vragen en opmerkingen maakt bij
18
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
rapporten die zijn opgesteld door VBI’s. De NVAO gaat echter na of het rapport beantwoordt aan de gestelde eisen en valideert het oordeel van de VBI. Daarom legt de NVAO veel nadruk op het feit dat zij op grond van het VBI-rapport een eigen afweging moet kunnen maken en aanvullende informatie in kan winnen. Het is van belang dat instellingen zelf kritisch blijven kijken naar de onderbouwing in het rapport voordat het bij de NVAO wordt ingediend.
2.8.1
Beoordeling VBI’s Het in augustus 2005 vastgestelde “Protocol VBI’s” met criteria op basis waarvan de NVAO de werkwijze van de VBI’s beoordeelt, is in 2006 ongewijzigd gebleven. Wat dat betreft zijn er voor de VBI’s in het verslagjaar geen veranderingen doorgevoerd. In aanvulling op deze algemene beoordeling voert de NVAO audits uit bij VBI’s waarvan al meer rapporten zijn beoordeeld. Hierbij bekijkt de NVAO of de informatie in het informatiedossier correct is en of deze overeenkomt met de administratieve processen van de desbetreffende VBI in de praktijk. De audit uit eind 2005 was mede reden om Certiked in 2006 voorwaardelijk op de lijst te plaatsen. Tijdens de vervolgaudit in juni 2006 bleek dat Certiked de zogenoemde non-compliance-punten uit de eerdere audit op een goede manier had opgepakt en kon de voorwaardelijke plaatsing worden opgeheven.
2.8.2
VBI-lijst De Stichting Bekoo heeft zich eind 2005 als VBI teruggetrokken. ASIIN en FIBAA voldoen als eerste twee buitenlandse organisaties aan het “Protocol VBI’s” en zijn per 1 januari 2006 in de VBI-lijst opgenomen. De NVAO heeft in een panel van onafhankelijke deskundigen deelgenomen aan de beoordeling van FIBAA door de Akkreditierungsrat in Duitsland en heeft de uiteindelijk positieve beoordeling laten meewegen in haar definitieve besluit over FIBAA. De voorlopige plaatsing op de lijst van Certiked is in juni 2006 opgeheven. VBI-lijst (alfabetisch, per 1 januari 2007) • ASIIN: Akkreditierungsagentur für Studiengänge der Ingenieurwissenschaften, der Informatik, der Naturwissenshaften und der Mathematik e.V. (sinds 1 januari 2006) VBI bv: Certificatie Kennisintensieve Dienstverlening (sinds 1 januari 2004) Certiked • • DNV: Det Norske Veritas bv (sinds 1 januari 2005) • FIBAA: Internationale Stiftung für Qualität bei Bachelor en Masterstudiengängen; Foundation for International Business Administration Accreditation (sinds 1 januari 2006) • Hobéon: Hobéon Certificering bv (sinds 1 januari 2004) • NQA: Netherlands Quality Agency (sinds 1 januari 2004) • QANU: Quality Assurance Netherlands Universities (sinds 1 januari 2004)
2.9
Vermindering accreditatielast (Nederland) In 2006 heeft de NVAO in Nederland verschillende gesprekken met VBI’s georganiseerd. Naast diverse individuele gesprekken onder andere over de plaatsing op de lijst van 2007 heeft de NVAO het afgelopen jaar samen met VBI’s en instellingen gezocht naar mogelijkheden om de accreditatielast te verminderen (“ontbureaucratisering”). In april 2006 heeft de NVAO tijdens aparte bijeenkomsten gesproken met verschillende vertegenwoordigers van onderwijsinstellingen en VBI’s. De gesprekken resulteerden in een concreet plan van aanpak met daarin verschillende voorstellen om de accreditatielast te verminderen. Het betrof hier onder meer maatregelen als het experimenteren met verschillende vormen van geclusterde beoordelingen, een kritische beschouwing van de operationaliseringen van VBI’s door een werkgroep van de NVAO (hetgeen resulteerde in bijgestelde ope-
Jaarverslag 2006
19
rationaliseringen) en gesprekken tussen de VBI-secretarissen en de beleidsmedewerkers van de NVAO. Daarnaast heeft de NVAO in het verslagjaar haar interne procedures onder de loep genomen en geëvalueerd. Deze procedures worden in 2007 door een onafhankelijk internationaal panel van deskundigen beoordeeld. Bepaalde zaken in het plan van aanplak, zoals het omdraaien van de volgorde van de kwaliteitstoets door de NVAO en de macrodoelmatigheidstoets door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het invoeren van een wettelijk gekaderd hersteltermijn dienen door wetgeving te worden geëffectueerd. De totstandkoming van deze wetgeving is, mede door de val van het kabinet Balkenende III en de formatieperiode vertraagd. De NVAO heeft in 2006 betrokkenen en geïnteresseerden onder andere via haar nieuwsbrief regelmatig geïnformeerd over de ondernomen activiteiten. In mei 2006 heeft de NVAO samen met de VBI’s een gezamenlijke nieuwsbrief uitgebracht die geheel was gewijd aan de activiteiten op het gebied van de vermindering van de accreditatielast. Voor het begeleiden van het totale proces heeft de NVAO een klankbordgroep ingesteld met vertegenwoordigers van onder andere het ministerie van OCW, de koepelorganisaties en de studentenorganisaties. Hoewel het door de doorlooptijd van het accreditatieproces op dit moment nog te vroeg is om concreet aan te geven in hoeverre activiteiten, zoals de verschillende vormen van geclusterde beoordelingen van opleidingen, daadwerkelijk hebben bijdragen aan het verminderen van de accreditatielast is al wel duidelijk dat deze in ieder geval hebben geleid tot het verminderen van de “ruis” tussen de NVAO, de VBI’s en de onderwijsinstellingen. De NVAO zal de activiteiten op dit terrein in 2007 onder meer via de klankbordgroep blijven monitoren.
20
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
3
TABELLEN
3.1
Nederland Afgehandelde accreditatieaanvragen in 2006
Economie Gedrag en Maatschappij Gezondheidszorg Kunsten Landbouw (en natuurlijke omgeving) Natuurwetenschappen Onderwijs en lerarenopleiding Rechtsgeleerdheid Taal en cultuur Techniek TOTAAL
Afgehandeld per 31 december 2006 Positief TerugNegatief Totaal getrokken 49 39 6 1 22 17 1 2 36 36 4 4 -
Rapport afgekeurd 3 2 -
9 6
9 6
-
-
-
33 77 64 36 336
33 77 64 35 320
1 8
3
5
Universiteiten Hogescholen Niet-bekostigde instellingen TOTAAL
190 113 33 336
189 108 23 320
1 1 6 8
1 2 3
3 2 5
Bachelor hbo Master hbo Bachelor wo Master wo TOTAAL
121 23 71 121 336
106 23 71 120 320
7 1 8
3 3
5 5
Jaarverslag 2006
21
Afgehandelde aanvragen toets nieuwe opleiding in 2006 Afgehandeld per 31 december 2006 Totaal Positief Teruggetrokken
Negatief (met bezwaar)
Economie Gedrag en Maatschappij Gezondheidszorg Kunsten Landbouw en natuurlijke omgeving Onderwijs en lerarenopleiding Rechten Taal en cultuur Techniek Natuurwetenschappen TOTAAL
30 16 8 5
19 10 7 2
11 6 1 3
0 0 0 0
3
3
0
0
3 7 7 9 3 91
3 7 3 8 2 64
0 0 4 1 1 27
0 0 0 0 0 0
Universiteiten Hogescholen Niet-bekostigde instellingen TOTAAL
28 35 28 91
20 25 19 64
8 10 9 27
0
Bachelor hbo Master hbo Bachelor wo Master wo TOTAAL
28 30 2 31 91
20 19 1 24 64
8 11 1 7 27
0 0 0 0 0
Afgehandelde aanvragen onderzoeksmasters in 2006
Gedrag en Maatschappij Gezondheidszorg Economie Natuurwetenschappen TOTAAL Universiteiten TOTAAL
22
Afgehandeld per 31 december 2006 Totaal Positief 4 2 3 2 2 2 1 1 10 7 10 10
7 7
Teruggetrokken 2 1 0 0 3 3 3
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
Afgehandelde aanvragen verlengde masters in 2006
Natuurwetenschappen Taal en cultuur Gedrag en maatschappij Gezondheidszorg TOTAAL
Afgehandeld per 31 december 2006 Totaal Positief Negatief 5 1 0 1 0 0 4 2 1 1 1 0 11 4 1
Universiteiten TOTAAL
3.2
11 11
4 4
Teruggetr. 4 1 1 0 6
1 1
6 6
Vlaanderen Afgehandelde accreditatieaanvragen in 2006 Afgehandeld per 31 december 2006 Totaal Positief TerugNegatief getrokken (met bezwaar) 2 2 0 0
Diergeneeskunde Wijsbegeerte en moraalwetenschappen Economische en toegepaste economische wetenschappen Wetenschappen TOTAAL
Rapport afgekeurd 0
5
5
0
0
0
28 7 42
28 7 42
0 0 0
0 0 0
0 0 0
42 Universiteiten Hogescholen 0 Geregistreerde instellingen 0 Niet geregistreerde instellingen 0 TOTAAL 42
42 0 0 0 42
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
Prof. gerichte bachelor Acad. gerichte bachelor Master Master na Master TOTAAL
0 11 12 19 42
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
Jaarverslag 2006
0 11 12 19 42
23
Aanvragen toets nieuwe opleiding per 31 december 2006 Afgehandeld per 31 december 2006 Totaal Positief Teruggetrokken Handelswetenschappen en bedrijfskunde Politieke en sociale wetenschappen Muziek en podiumkunsten Geneeskunde Oude testament, Nieuwe testament, Geschiedenis van het Christendom, Systematische theologie, praktische theologie en godsdienstige studies Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen Industriële wetenschappen en technologie en nautische wetenschappen TOTAAL
2
1
0
1
1 2 2
1 1 0
0 1 0
0 0 2
2
0
2
0
2
1
1
0
2 13
2 6
0 4
0 3
Universiteiten 3 Hogescholen 5 Geregistreerde instellingen 2 Niet geregistreerde instellingen 3 TOTAAL 13
2 4 0 0 6
1 1 2 0 4
0 0 0 3 3
6 2 2 3 13
4 0 0 2 6
1 1 1 1 4
1 1 1 0 3
Profesioneel gerichte bachelor Academisch gerichte bachelor Master Master na Master TOTAAL
24
Onontvankelijk
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
4
Internationale activiteiten NVAO
4.1
Algemeen Nederland en Vlaanderen voeren een actief internationaliseringbeleid op het gebied van hoger onderwijs. Daarbij gaat het om de inhoud van het onderwijs, het aantrekken van buitenlandse docenten en studenten, maar ook om de eigen studenten ervaring op te laten doen in het buitenland. De afspraken die in 1999 in Bologna zijn gemaakt door intussen meer dan 45 Europese landen om tegen 2010 een Europese hogeronderwijsruimte te creëren, zijn altijd krachtig ondersteund door de Vlaamse en Nederlandse overheden. Nederland en Vlaanderen komen om de twee jaar met de andere betrokken landen bijeen om de stand van zaken en de programma's voor de komende jaren te bespreken: in 2001 in Praag, in 2003 in Berlijn, in 2005 in het Noorse Bergen en in mei 2007 in Londen. In 2009 wordt de Europese conferentie Bologna + 10 op uitnodiging van de Beneluxlanden georganiseerd in Leuven/Louvain-la-Neuve. In dat jaar is de Bolognaverklaring precies tien jaar oud.
4.2
Internationale activiteiten 2006 Van 17 tot 19 mei 2006 heeft de NVAO de tweejaarlijkse INQAAHE Workshop georganiseerd in Den Haag. Het International Network for Quality Assurance Agencies in Higher Education (INQAAHE) is het wereldwijde netwerk van accreditatie- en kwaliteitszorgorganisaties in het hoger onderwijs. Er waren bijna honderd deelnemers afkomstig uit meer dan 40 landen. Op 17 mei stonden de standaarden en richtlijnen centraal die door respectievelijk INQAAHE, de European Association for Quality Assurance in higher education (ENQA) en de European Consortium for Accreditation in higher education (ECA) zijn vastgesteld om het functioneren van accreditatie- en kwaliteitszorgorganisaties te evalueren. De verschillende standaarden werden vergeleken, alsmede de positieve ervaringen hiermee in Duitsland en Chili. Op 18 mei kwam de wederzijdse erkenning van accreditatiebesluiten aan de orde. Daarbij werd ingegaan op de weg die ECA daartoe aflegt, waarvoor veel belangstelling bestond. Ook de internationale samenwerking van accreditatieorganisaties op het gebied van de architectuur werd gepresenteerd. Tot slot van deze dag werd de kwaliteitszorg van transnationaal onderwijs behandeld, zowel vanuit het gezichtspunt van een land dat veel hoger onderwijs exporteert (Australië) als van een importerend land (Hong Kong/China). De door UNESCO en OECD opgestelde Guidelines for Quality Provision in Cross-Border Education geven een belangrijk houvast aan accreditatie- en kwaliteitszorgorganisaties, instellingen en andere betrokkenen voor het inrichten van de kwaliteitszorg van dergelijk grensoverschrijdend hoger onderwijs. Een ander belangrijk onderwerp betrof de impact van accreditatie en kwaliteitszorg. Deze impact is zeker aanwezig, meestal positief, maar niet gemakkelijk te meten. In termen van kosten en baten werd geconcludeerd dat accreditatie en externe kwaliteitszorg een behoorlijke impact opleveren in ruil voor een klein gedeelte van het onderwijsbudget. Van 31 mei t/m 2 juni 2006 organiseerde de NVAO de halfjaarlijkse ECA Workshop in Brugge. Lid van het European Consortium for Accreditation in higher education (ECA) zijn vijftien accreditatieorganisaties uit tien Europese landen. Doel van ECA is de wederzijdse erkenning van accreditatiebesluiten. In Brugge waren ruim vijftig vertegenwoordigers van ECAleden aanwezig, plus enige waarnemers vanuit instellingen en studentenorganisaties. De presentaties en discussies betreffende het werk van de vier werkgroepen van ECA leverden onder meer de volgende resultaten op: - een eerste bespreking van een conceptverklaring die tot wederzijdse erkenning van accreditatiebesluiten moet leiden;
Jaarverslag 2006
25
- een toenemend aantal samenwerkingsprojecten tussen ECA-partners met vergelijkingen van standaarden en waarnemingen van elkaars procedures; - de eerste ervaringen met externe evaluaties van ECA-leden; - gedachtevorming rond de accreditatie van joint degrees; - een voorstel voor het opzetten van een Engelstalige website waarmee naar accreditatiebesluiten van alle ECA-partners kan worden gezocht; - inventarisatie van het gebruik van labels en learning outcomes in accreditatieprocedures. De NVAO verzorgde het secretariaat van ECA en participeerde actief in de vier ECA-werkgroepen (bij twee als voorzitter) en bij de achtste halfjaarlijkse ECA-vergadering in december in Parijs. Specifieke ECA-samenwerkingsprojecten waren er met accreditatieorganisaties uit Duitsland, Frankrijk, Ierland, Noorwegen, Oostenrijk en Zwitserland. Een medewerkster van het Zwitserse Organ für Akkreditierung und Qualitätssicherung der Schweizerischen Hochschulen (OAQ) werkte in 2006 voor de NVAO. De voorzitter van de NVAO nam deel aan de externe evaluatie van de OAQ. Op 21 en 22 september 2006 heeft de NVAO de jaarlijkse Algemene Vergadering georganiseerd van de European Association for Quality Assurance in Higher Education (ENQA) in Brussel. De NVAO deed dit in samenwerking met andere lidorganisaties van ENQA: de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA), l'Agence pour l'Evaluation de la Qualité de l'Enseignement Supérieur (AEQES), de European University Association (EUA) en de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR). Lid van ENQA zijn 42 kwaliteitszorgorganisaties uit de Europese Hogeronderwijsruimte, de landen die deel uitmaken van het Bolognaproces. Doel van ENQA is het bevorderen van de Europese samenwerking op het gebied van kwaliteitszorg. In Brussel waren honderd vertegenwoordigers van kwaliteitszorgorganisaties aanwezig, plus waarnemers vanuit de European Association of Institutions in Higher Education (EURASHE), de National Unions of Students in Europe (ESIB) en de Europese Commissie. De NVAO was vertegenwoordigd in de ENQA Board, nam deel aan de ENQA Workshops en was betrokken bij één van de zes ENQA TEEP II projecten, waarbij een methodologie is ontwikkeld voor het beoordelen van joint masters programma’s (Erasmus Mundus opleidingen). Op 23 en 24 oktober 2006 is het project Transparent European Accreditation decisions and Mutual recognition agreements (TEAM) officieel gestart. TEAM is een project van de 15 accreditatieorganisaties in tien Europese landen die deelnemen aan het European Consortium for Accreditation in higher education (ECA) en wordt gecoördineerd door de NVAO. De Europese Commissie stelt financiële middelen ter beschikking. TEAM loopt tot april 2008 en bevat naast vier publicaties tevens een congres in december 2007 om de wederzijdse erkenning van accreditatiebesluiten verder onder de aandacht te brengen van de Europese belanghebbenden. De belangrijkste doelstelling van TEAM is om begin 2008 een information tool te ontwikkelen waarmee studenten, erkenningsautoriteiten, instellingen en werkgevers via een Engelstalige website kunnen zoeken naar geaccrediteerde instellingen en opleidingen in Europa. De NVAO heeft voor Vlaamse hogeronderwijsopleidingen de bevoegdheid om internationale accreditaties als equivalent te erkennen op basis van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen (zie ook paragraaf 2.1.2, Vlaanderen). De NVAO heeft haar voorwaarden voor het erkennen van de equivalentie van internationale accreditaties vastgelegd als onderdeel van het Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen. In januari 2006 werden de accreditaties van de bachelor- en masteropleidingen diergeneeskunde van de Universiteit Gent equivalent verklaard. Deze opleidingen waren in 2005 geaccrediteerd door de European Association of Establishments for Veterinary Education (EAEVE). Op 20 juni 2006 heeft de NVAO de buitenlandse accreditatie van 28 opleidingen van de Universiteit Antwerpen equivalent verklaard en de desbetreffende opleidingen geaccrediteerd.
26
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
Op 1 november 2006 heeft de NVAO de kwaliteit van de Postgraduate Controllersopleiding van de Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA) op Curaçao positief beoordeeld. Dit is de eerste opleiding van de UNA die de NVAO heeft beoordeeld. De Nederlandse minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft, na overleg met de Vlaamse minister, de NVAO gevraagd een oordeel te geven over de kwaliteit van de opleidingen die hogeronderwijsinstellingen op de Nederlandse Antillen of Aruba aan de NVAO voorleggen. Het referentiekader voor deze opleidingen vormen het accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs en het toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs, zoals die door de NVAO zijn vastgesteld. Het gaat hierbij echter niet om een accreditatie of toets nieuwe opleiding conform de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW): het toepassingsbereik van de WHW beperkt zich tot het Koninkrijk der Nederlanden in Europa. De NVAO heeft samen met enkele deskundigen en vertegenwoordigers van VBI’s in januari 2006 een bezoek gebracht aan de UNA, ter gelegenheid van de conferentie Kijk op kwaliteit in het Hoger Onderwijs. De conferentie werd bezocht door 140 deelnemers uit Aruba, Bonaire, Curaçao en Sint-Maarten. De NVAO verzorgde lezingen over bepaalde facetten van het accreditatiestelsel en -proces. De leden van de delegatie hebben faciliteiten bezichtigd en gesprekken gevoerd met de rector, decanen, het kwaliteitsteam van de UNA en vertegenwoordigers van het ministerie van Onderwijs, de Inspectie en het bedrijfsleven. Op 29 november 2006 heeft de NVAO de European Master in Human Rights and Democratisation van de European Inter-University Centre for Human Rights and Democratisation (EIUC) geaccrediteerd. Dit Engelstalige masterprogramma wordt aangeboden door 39 universiteiten uit 24 landen. Zes van deze instellingen bieden momenteel samen één diploma aan, de zogenoemde joint degree. Zowel de Universiteit Maastricht als de Katholieke Universiteit Leuven willen in de toekomst dit diploma aanbieden. De aanvragen toets nieuwe opleiding van beide instellingen zijn door de NVAO samengevoegd en de gehele opleiding is door één internationaal panel beoordeeld. Voor het voltijdse programma komen studenten met een masterdiploma in aanmerking. Tot de doelgroep behoren onder meer juristen, politicologen en filosofen. Het onderwijsprogramma wordt gesplitst in twee delen: tijdens het eerste semester studeren de studenten in Venetië, terwijl zij tijdens het tweede semester bij een van de deelnemende universiteiten hun masterthesis schrijven. Jaarlijks kunnen negentig studenten starten waaronder drie tot vijf studenten vanuit Maastricht of Leuven. De NVAO nam in 2006 deel aan verschillende bijeenkomsten over de Europese en nationale kwalificatieraamwerken voor het hoger onderwijs en ging in op verzoeken tot consultatie van de Europese Commissie en nationale overheden. Informatie aan instellingen en belanghebbenden werd verstrekt over onder andere de relatie tussen accreditatie en Erasmus Mundus, joint programmes en de Nederlandse gedragscode voor instellingen met internationale studenten.
4.3
Internationale bezoeken 2006 De NVAO ontvangt in Den Haag regelmatig vertegenwoordigers van buitenlandse overheden en accreditatieorganisaties. In 2006 zijn presentaties gehouden voor delegaties uit onder andere Australië, China, Ghana, Japan, Rusland en Tanzania. Daarnaast vonden bezoeken plaats van De Deense evaluatieorganisatie EVA op 1 november 2006, de Montenegrijnse staatssecretaris voor hoger onderwijs en vertegenwoordigers van het Indonesische ministerie van Onderwijs. Bij internationale bijeenkomsten op het gebied van accreditatie, kwaliteitszorg en hoger onderwijs vertegenwoordigen bestuursleden en medewerkers de NVAO en verzorgen zij presentaties. NVAO-delegaties bezochten in 2006 accreditatie- en kwaliteitszorgorganisaties
Jaarverslag 2006
27
en vertegenwoordigers van instellingen en ministeries in Engeland, Hongarije en Noorwegen om uitvoeriger kennis te nemen van hun ervaringen met de stelsels.
4.4
De betekenis van de internationale activiteiten De grote activiteit van de NVAO in internationale contacten heeft uiteraard de bedoeling om het Nederlandse en Vlaamse hoger onderwijs te faciliteren. De bekendheid met de wijze waarop in Vlaanderen en Nederland de kwaliteit van het hoger onderwijs wordt beoordeeld en geborgd, sterkt het vertrouwen bij buitenlandse partners en studenten. Daarnaast leidt een erkenning van de kwaliteit van Nederlandse en Vlaamse universiteiten en hogescholen tot een goede entree voor studenten die naar het buitenland willen gaan en voor instellingen die buitenlandse partners zoeken. Samenwerking met en kennis van buitenlandse externe kwaliteitszorgorganisaties en -stelsels biedt bovendien mogelijkheden om te komen tot effectieve en efficiënte wijzen van beoordeling van allerlei vormen van internationale samenwerking, of het nou gaat om bidiplomering, joint degrees of multinationale grote Europese projecten. De NVAO realiseert zich dat internationale, gelijkwaardige erkenning van opleidingen, graden, studiepunten en diploma’s een langdurig en ingewikkeld proces is, maar beschouwt elke stap in die richting als een stap voorwaarts.
28
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
5
ORGANISATIE EN COMMUNICATIE
5.1
Organisatie De NVAO bevordert in haar werkzaamheden de Nederlands-Vlaamse samenwerking. Zowel in het bestuur als door medewerkers wordt samengewerkt in Nederlands-Vlaamse teams, waarna het bestuur als één geheel de beslissingen neemt over alle aanvragen. In 2006 hebben de teams verder gewerkt aan het behandelen van de stroom Nederlandse aanvragen en de eerste reeks Vlaamse aanvragen. Bij de aanvragen wordt de grootst mogelijke zorgvuldigheid en consistentie betracht, zonder onnodige bureaucratie te veroorzaken. Waar nodig worden de interne werkwijze en de informatievoorziening richting aanvragers verbeterd. De interne toetsingen helpen de NVAO om haar interne kwaliteitssysteem verder te ontwikkelen. In 2007 ondergaat de NVAO een externe toets om te voldoen aan de criteria uitgezet door het Europees Consortium van Accreditatieorganisaties (ECA) en het European Network for Accreditation Agencies (ENQA). De externe review wordt uitgevoerd onder coördinatie van het Comité van ministers door een internationaal samengesteld panel van deskundigen op het vlak van kwaliteitszorg. Zowel in Vlaanderen als in Nederland heeft de NVAO een aantal extra taken opgedragen gekregen. In Vlaanderen gaat het om het bijhouden van het Vlaamse Hogeronderwijsregister (HOR), terwijl in Nederland extra vragen op het terrein van kwaliteitsbeoordeling aan de NVAO zijn verricht. In Nederland is in 2006 veel aandacht uitgegaan naar het beoordelen van de Associate-degreeprogramma’s (korte programma’s in het hbo). Daarnaast heeft de NVAO bijdragen geleverd aan een tussentijdse review van programma’s in het kader van “Ruim baan voor talent”. In de samenstelling van het personeelsbestand van de NVAO hebben het afgelopen jaar verschillende wisselingen plaatsgevonden. Gedurende een aantal maanden zijn er uitzendkrachten voor diverse ondersteunende werkzaamheden ingezet. Op 31 december 2006 waren 38 personen (34,35 fte) voor de NVAO werkzaam, tegen 40 (36,4 fte) in het jaar daarvoor (zie “Tabel NVAO functies - fte”). De (dienst)betrekking met de NVAO is op verschillende manieren vormgegeven. Driekwart van de medewerkers was in 2006 bij de NVAO in dienst. Bijna een kwart van de personeelsleden was in het verslagjaar gedetacheerd vanuit Nederlandse en Vlaamse instellingen en de Inspectie van het Onderwijs. Met een enkele medewerker zijn afzonderlijke opdrachtafspraken gemaakt. Op het personeel in dienst van de NVAO zijn de rechtspositieregels die gelden voor de ambtenaren van Nederlandse departementen van overeenkomstige toepassing, conform de beheersregeling namens de NVAO en het Comité van Ministers. De NVAO heeft op basis hiervan een personeelsreglement voor alle medewerkers ontwikkeld.
Tabel NVAO aantal functies – fte (per 31 december, exclusief bestuur) Functie Directie Controller Jurist (Internationale) beleidsmedewerkers Communicatie Ondersteuning en archief Catering en logistiek
Jaarverslag 2006
2006 1 0,8 1,6 15,6 2 7 2
2005 2 0,8 1,6 15,4 2,5 7,1 2
29
5.2
Communicatie De NVAO streeft naar partnerschap met hogeronderwijsinstellingen, VBI’s, evaluatieorganen, studentenorganisaties en (koepel)organisaties in het Nederlandse en Vlaamse hoger onderwijs. Hiervoor is een goede communicatie over het accreditatiestelsel en over haar eigen werkwijze onontbeerlijk. Daarnaast neemt de NVAO graag kennis van de ontwikkelingen binnen de instellingen en opleidingen zelf. Zij organiseert regelmatig bijeenkomsten en werkbezoeken om de deelnemers te informeren over haar ervaringen, voorstellen en uitgangspunten. Aan de andere kant wordt de NVAO geïnformeerd over de vragen waarmee de deelnemers worden geconfronteerd tijdens hun voorbereidingen voor accreditatie en de toets nieuwe opleiding. De NVAO verstrekt informatie via nieuwsberichten, de website www.nvao.net en een elektronische nieuwsbrief. In 2006 hebben bestuursleden en beleidsmedewerkers van de NVAO werkbezoeken gebracht aan onder meer de Hogeschool Zeeland, de Roosevelt Academy, NHTVInternationale Hogeschool Breda en de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht. In maart en juli 2006 vonden gesprekken plaats met vertegenwoordigers van respectievelijk de Associatie KULeuven en de Associatie Universiteit Gent. Het bestuur van de NVAO heeft tijdens een bijeenkomst met de regeringscommissarissen bij de Vlaamse hogescholen en universiteiten de doelstelling van de organisatie en werkwijze van de verschillende procedures nader toegelicht. De NVAO publiceert op haar website de door haar beoordeelde accreditatieaanvragen en aanvragen toets nieuwe opleidingen, evenals het besluit zelf, het VBI-rapport (bij een beoordeelde bestaande Nederlandse opleiding) en het paneladvies (bij een beoordeelde nieuwe opleiding). De rapporten en adviezen zijn openbaar op het moment dat een besluit is gevallen (WHW 1.18, eerste en derde lid). Vanaf januari 2006 publiceert de NVAO op haar website tevens haar negatieve besluiten, ook als er bezwaar of beroep wordt aangetekend. De website van de NVAO is tussen september (start notatie) en december 2006 bezocht door 29.091 unieke bezoekers. Het afgelopen jaar heeft de NVAO via haar algemene e-mailadres 864 vragen beantwoord. Het “publiek” beschouwt de NVAO in toenemende mate als een belangrijke informatiebron. Vooral studenten en hun ouders zijn op zoek naar informatie over een – al dan niet verleende of toekomstige – accreditatie en willen regelmatig klachten kwijt. Klachtenbehandeling behoort echter niet tot de wettelijke taken van de NVAO. De NVAO verwijst naar andere relevante organisaties in het hogeronderwijsveld. Bij vragen op het gebied van (internationale) diploma’s en graden wordt zo nodig verwezen naar de IBgroep, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs (Nuffic) en NARIC - Vlaanderen. Het (gratis) beeldmerk "geaccrediteerde opleiding" van de NVAO is intussen verstuurd naar 106 vertegenwoordigers van Nederlandse en Vlaamse hogeronderwijsinstellingen. Instellingen kunnen dit beeldmerk aanvragen om in hun communicatie zichtbaar te maken welke opleidingen door de NVAO zijn geaccrediteerd. De NVAO heeft in het verslagjaar 33 nieuwsberichten gepubliceerd en in zeven Nieuwsbrieven naar ruim duizend personen in Nederland en Vlaanderen verslag gedaan van nieuwsfeiten, ervaringen en kleine veranderingen in procedures en reglementen. Op 23 mei 2006 heeft de NVAO met de VBI’s Hobéon Groep (Hobéon), Netherlands Quality Agency (NQA), Quality Assurance Netherlands Universities (QANU), Certificatie Kennisintensieve Dienstverlening (Certiked) en Det Norske Veritas (DNV) een gezamenlijke nieuwsbrief uitgedaan over de mogelijkheden om de accreditatielast binnen het bestaande accreditatiekader te verminderen.
30
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
6
JAARREKENING
6.1
Balans en staat van baten en lasten
6.1.1
Balans per 31 december 2006 (na voorgestelde resultaatverwerking) 31 december 2006 *€ 1.000 *€ 1.000 Immateriele vaste activa Zelf ontwikkelde software
32
31 december 2005 *€ 1.000 *€ 1.000
0 32
Materiele vaste activa Hard- en software Overige vaste activa
193 283
0 351 338
476 Vlottende activa Kortlopende vorderingen Liquide middelen
315 3.250
Totaal activa
Egalisatiereserve Wettelijke reserve Bestemde reserve Onbestemde reserve
Kortlopende schulden Crediteuren Vooruitontvangen bijdragen instellingen Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige kortlopende schulden
Totaal passiva
Jaarverslag 2006
337 2.424 3.565
2.761
4.073
3.450
32 1.731 287
Voorzieningen
689
0 1.630 -5 2.050
1.625
8
-
555 235
360 357
2 1.223
83 1.025 2.015
1.825
4.073
3.450
31
6.1.2
Staat van baten en lasten over 2006
realisatie 2006
begroting 2006
*€ 1.000 *€ 1.000 Bedrijfsopbrengsten Subsidies Inkomsten uit toetsing en accreditatie Overige opbrengsten Som bedrijfsopbrengsten
Bedrijfslasten Bestuurskosten Lonen en salarissen Sociale lasten en pensioen Afschrijvingskosten Algemene werkingskosten Extra Taken Onvoorzien 3% Som der bedrijfslasten Bedrijfsresultaat Rentebaten en -lasten Resultaat
6.2
*€ 1.000
*€ 1.000
realisatie februari t/m december 2005 *€ 1.000 *€ 1.000
4.833
5.305
4.432
1.114 149
600 125
730 198
6.096
613 1.502 301 325 2.980 0 0
6.030
680 1.881 0 421 2.491 180 150
5.360
586 1.352 295 263 2.593 0 0
5.721
5.803
5.089
375
227
271
50
35
33
425
262
304
Grondslagen van waardering en resultaatbepaling Algemeen Per 1 augustus 2002 is de wet Invoering van accreditatie in het hoger onderwijs in werking getreden. Vanaf die datum bestaat de Nederlandse Accreditatie Organisatie (NAO) als zelfstandig bestuursorgaan op grond van hoofdstuk 5a van de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Op 7 april 2003 hebben de Nederlandse en de Vlaamse ministers van Onderwijs afspraken gemaakt over de voorbereiding van een verdrag tussen Nederland en Vlaanderen over de instelling van een gemeenschappelijke accreditatieorganisatie (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie, NVAO). Het verdrag is op 3 september 2003 door ministers ondertekend. Vanaf die datum wordt de naam NVAO i.o. gebruikt. In 2004 is het verdrag geratificeerd door het Vlaamse en Nederlandse parlement en per 1 februari 2005 is de NVAO een internationaal verdragsrechtelijke instantie met rechtspersoonlijkheid naar publiek Nederlands recht, gevestigd te Den Haag. Alle activiteiten van de NVAO i.o. zijn per 1 februari 2005 door de NVAO voortgezet.
32
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
6.3
Grondslagen voor de waardering van activa en passiva Bij het opstellen van de jaarrekening zijn de volgende waarderingsgrondslagen gehanteerd.
6.3.1
Algemeen De activa en passiva zijn, tenzij anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde.
6.3.2
Immateriële vaste activa De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de historische verkrijgingprijs onder aftrek van ontvangen investeringsbijdragen en afschrijvingen. Afschrijvingen vinden lineair plaats op basis van de geschatte economische levensduur. Afschrijvingstermijn: 3 jaar
6.3.3
Materiële vaste activa De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de historische verkrijgingprijs onder aftrek van ontvangen investeringsbijdragen en afschrijvingen. Afschrijvingen vinden lineair plaats op basis van de geschatte economische levensduur. Afschrijvingstermijn: 3 – 5 jaar
6.3.4
Vorderingen Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid. De inschatting van dit risico wordt per vordering afzonderlijk beoordeeld.
6.3.5
Egalisatiereserve Door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Vlaams Parlement toegekende middelen die (nog) niet besteed zijn worden als egalisatiereserve op de balans opgenomen. De egalisatiereserve omvat bestemde en onbestemde middelen.
6.3.6
Voorzieningen De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de verwachte nominale waarde van de voorzienbare verplichting.
6.4
Grondslagen voor het bepalen van het resultaat In de staat van baten en lasten worden opbrengsten en kosten verantwoord die betrekking hebben op de bedrijfsactiviteiten die tijdens het boekjaar zijn verricht. Winsten worden verantwoord in het jaar waarin zij zijn gerealiseerd; verliezen reeds zodra zij voorzienbaar zijn. De verantwoording van opbrengsten geschiedt naar rato van de geleverde prestaties.
6.4.1
Specifieke waarderingsgrondslagen voor de bepaling van het resultaat Pensioenen en andere langetermijn-personeelsbeloningen Ten behoeve van het personeel is een pensioenregeling getroffen. Hoewel inhoudelijk sprake is van een toegezegde-pensioenregeling, vindt verwerking in de jaarrekening plaats als toegezegde-bijdrageregeling. Een en ander is in overeenstemming met de door de Raad voor de Jaarverslaggeving geboden vrijstelling voor kleine rechtspersonen. Als gevolg van de verwerking als toegezegde-bijdrageregeling komen niet alle risico’s verbonden aan de pensioenregeling tot uitdrukking in de in de balans opgenomen pensioenverplichting.
Jaarverslag 2006
33
6.5 6.5.1
Toelichting op de balans en de staat van baten en lasten Immateriële vaste activa Het verloop van de immateriële vaste activa staat hieronder weergegeven: Zelf ontwikkelde software *€ 1.000 Aanschafwaarde Af: Cumulatieve afschrijvingen
0 0
Boekwaarde per 1 januari 2006
0
Investeringen Af: afschrijvingen
42 10
Som der mutaties
32
Boekwaarde per 31 december 2006
32
Aanschafwaarde Af: Cumulatieve afschrijvingen
42 10
Boekwaarde per 31 december 2006
32
Voor de geactiveerde immateriële vaste activa is ter waarde van de boekwaarde een wettelijke reserve opgenomen.
6.5.2
Materiële vaste activa Het verloop van de materiële vaste activa was als volgt: Hard- & Software *€ 1.000
34
Overige materiele vaste activa *€ 1.000
Totaal *€ 1.000
Aanschafwaarde Af: Cumulatieve afschrijvingen
720 369
414 76
1.134 445
Boekwaarde per 1 januari 2006
351
338
689
Investeringen Af: afschrijvingen
69 227
32 87
101 314
Som der mutaties
-158
-55
-213
Boekwaarde per 31 december 2006
193
283
476
Aanschafwaarde Af: Cumulatieve afschrijvingen
789 596
446 163
1.235 759
Boekwaarde per 31 december 2006
193
283
476
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
6.5.3
Vlottende activa Vorderingen De kortlopende vorderingen worden hieronder nader gespecificeerd: 31 december 2006 *€ 1.000
31 december 2005 *€ 1.000
Debiteuren Waarborgsommen Vooruitbetaalde bedragen Te ontvangen bijdrage OCW Te ontvangen rente Rekening-courant ECA Overige vorderingen
98 11 132 0 49 10 15
75 64 8 66 37 22 65
Totaal
315
337
Alle vorderingen hebben een looptijd korter dan één jaar. Liquide middelen Onder de liquide middelen is een bedrag van € 74.000 niet ter vrije beschikking.
6.5.4
Egalisatiereserve De egalisatiereserve is als volgt opgebouwd: 31 december 2006 *€ 1.000 *€ 1.000
Wettelijke reserve Bestemde reserve Onbestemde reserve
32 1.731 287
31 december 2005 *€ 1.000 *€ 1.000
0 1.630 -5 2.050
1.625
De verschillende posten van de egalisatiereserve worden hieronder nader toegelicht. Wettelijke reserve De wettelijke reserve verloopt als volgt: Wettelijke reserve
2006 *€ 1.000
2005 *€ 1.000
0
0
toevoeging uit hoofde van mutatie immateriële vaste activa
32
0
Stand per 31 december 2006
32
0
Stand per 1 januari 2006
De wettelijke reserve is gevormd vanwege het activeren van zelf ontwikkelde software onder de immateriële vaste activa.
Jaarverslag 2006
35
Bestemde reserve De bestemde reserve verloopt als volgt: Bestemde reserve
Stand per 1 januari 2006 toevoeging uit hoofde van investeringen materiële vaste activa Stand per 31 december 2006
2006 *€ 1.000
2005 *€ 1.000
1.630
1.409
101
221
1.731
1.630
Het bestemde deel wordt gevormd als reservering voor toekomstige vervangingsinvesteringen. In de bestemmingsreserve is begrepen een reservering voor de ontwikkeling van nieuwe toetsingskaders voor een bedrag van € 496.000.
Onbestemde reserve Het onbestemde deel van de reserve verloopt als volgt: Onbestemde reserve
2006 *€ 1.000
2005 *€ 1.000
-5
-88
resultaat over verslagperiode mutatie wettelijke reserve mutatie bestemde reserve
425 -32 -101
304 0 -221
Stand per 31 december 2006
287
-5
Stand per 1 januari 2006
De door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en het Vlaams parlement aan NVAO toegekende middelen, welke (nog) niet zijn aangewend dan wel bestemd, worden aan de onbestemde reserve toegevoegd.
6.5.5
Voorzieningen De post “voorzieningen“ is als volgt opgebouwd: 31 december 2006 *€ 1.000 *€ 1.000
Voorziening WW
8
8
36
31 december 2005 *€ 1.000 *€ 1.000
-
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
Voorziening WW De voorziening WW verloopt als: Voorziening WW
2006 *€ 1.000
Stand per 1 januari 2006
-
dotatie vanwege mogelijke aanspraken
8
Stand per 31 december 2006
8
De voorziening WW wordt gevormd ter dekking van toekomstige kosten voor aanspraken van ex-werknemers op een WW-uitkering. De NVAO is als werkgever in de sector Overheid & Onderwijs een zogenaamd eigenrisicodrager voor de door de Uitvoeringsinstelling Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) krachtens de Werkloosheidswet uitgekeerde bedragen. Op grond van deze wet en het daarop berustende Besluit Verhaal Overheidswerkgever, moet de NVAO de door het UWV betaalde uitkeringslasten aan het Uitvoeringsfonds voor de Overheid betalen.
6.5.6
Kortlopende schulden De vooruitontvangen bijdragen instellingen betreft dat deel van de aan instellingen in rekening gebrachte tarieven voor accreditaties, aanvragen verlengde masters en aanvragen nieuwe opleiding waar nog geen prestatie tegenover stond. De overige schulden hebben hoofdzakelijk betrekking op nog te verreken bijdrage van het ministerie van OCW. Een specificatie van de balanspost is hieronder weergegeven: 31 december 2006 *€ 1.000 Te verrekenen bijdrage OCW Vooruitontvangen bijdrage TEAM Te ontvangen facturen beoordelaars Overige te ontvangen facturen Reserveringen personeel (vakantiegeld/dagen) Overige schulden Totaal
31 december 2005 *€ 1.000
504 146 96 77
0 0 191 460
116 284
74 300
1.223
1.025
Alle kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan 1 jaar.
Jaarverslag 2006
37
6.6 6.6.1
Niet uit de balans blijkende verplichtingen Financiële verplichtingen
De NVAO is huurverplichtingen aangegaan voor een bedrag van in totaal € 285.000 per jaar. Het betreft de huur voor het pand aan de Parkstraat en diverse woningen voor medewerkers. De huurverplichting van het kantoorpand heeft een looptijd tot december 2014. Ten behoeve van de verhuurder is een bankgarantie afgegeven van € 73.137. Voor de huur van de woningen is bij derden een waarborgsom gestort voor een bedrag van € 8.018. De NVAO is een leaseovereenkomst aangegaan met betrekking tot vervoermiddelen. De totale verplichting die met deze overeenkomst samenhangt bedraagt € 18.500 op jaarbasis.
6.6.2
Subsidies De specificatie van deze post is als volgt: realisatie 2006
begroting 2006
*€ 1.000
*€ 1.000
realisatie februari december 2005 *€ 1.000
Nederland Vlaanderen
2.610 2.223
3.085 2.220
2.498 1.934
Totaal
4.833
5.305
4.432
De subsidies hebben betrekking op door de Vlaamse en Nederlandse overheid toegewezen wettelijke taken en kennen een structureel karakter. De subsidie langs Nederlandse zijde valt € 475.000 lager uit dan begroot. Dit wordt voor een belangrijk deel verklaard doordat de hoogte van de subsidie afhankelijk is van de hoogte van de inkomsten uit de wettelijke taken van de NVAO.
6.7
Inkomsten uit toetsing en accreditatie De specificatie van deze post is als volgt: realisatie 2006
begroting 2006
*€ 1.000
*€ 1.000
realisatie februari december 2005 *€ 1.000
Nederland Vlaanderen
1.040 74
470 130
709 21
Totaal
1.114
600
730
De opbrengsten met betrekking tot de dossiers die op balansdatum nog onderhanden waren, zijn verantwoord in dat jaar voor zover daar geleverde prestaties tegenover stonden.
38
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
Voor zover dat niet het geval was zijn de vooruitontvangen bedragen gepresenteerd onder de kortlopende schulden als vooruitontvangen bijdragen instellingen.
6.8
Overige opbrengsten De overige opbrengsten zijn als volgt opgebouwd:
Congressen Extra taken: Associate degrees Extra taken: Ruim Baan voor Talent Extra taak: TEAM Doorbelaste kosten Totaal
realisatie 2006
begroting 2006
*€ 1.000
*€ 1.000
realisatie februari december 2005 *€ 1.000
38 48 17 1 45
80 0 25 0 20
100 37 38 0 23
149
125
198
De overige opbrengsten betreffen opbrengsten die samenhangen met toegangsgelden voor georganiseerde congressen en de ontvangen bijdragen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor extra taken. Dit betreffen de taken “Ruim baan voor talent” en “Associate degrees”. Voor een toelichting op de bijdrage voor de extra taak “Ruim Baan voor Talent” wordt verwezen naar bijlage 1 van dit rapport.
6.9
Bestuurskosten De bestuurkosten zoals opgenomen in de jaarrekening 2006 betreft de totale bruto loonkosten van de Nederlandse en Vlaamse bestuurders. Onder de loonkosten worden begrepen de bruto beloning alsmede de kosten voor pensioenvoorzieningen. De beide Vlaamse voltijdse bestuurders zijn werkzaam bij de NVAO op detacheringsbasis. Overeenkomstig het ministerieel besluit d.d. 5 mei 2004 wordt hen de wedde van gewoon hoogleraar toegekend. Voor de vice-voorzitter M. Luwel wordt dit mede gerealiseerd via een weddesupplement door de NVAO, volgens het Nederlandse belasting- en sociale stelsel. De lasten in het Nederlandse stelsel voor dit weddesupplement zijn lager dan in een vergelijkbare Vlaamse situatie. Dit verklaart het verschil in kosten voor de Vlaamse voltijdse bestuurders in 2006. De Nederlandse bestuurders K.L.L.M. Dittrich en L.J. Klaassen worden rechtstreeks door de NVAO bezoldigd. De Vlaamse niet voltijdse leden van het Algemeen bestuur ontvangen geen bezoldiging voor hun bestuursactiviteiten, enkel een onkostenvergoeding voor reis- en verblijfskosten, conform het ministerieel besluit d.d. 5 mei 2004.
Jaarverslag 2006
39
De kosten voor de verschillende bestuursleden zijn als volgt opgebouwd:
Functienaam K.L.L.M. Dittrich M. Luwel G. Aelterman L.J. Klaassen Diversen
Datum in dienst
Datum uren Belastbaar Pensioenuit dienst per week jaarloon bijdrage WG 2006 01-02-2006 40 145 22 detachering 40 99 1
Totale Beloning 2006 167 100
Totale Beloning 2005 165 111
40
102
-
102
99
40
107
17
124
10
58
-
58
53
voorzitter vicevoorzitter lid dagelijks detachering bestuur lid dagelijks 01-12-2005 bestuur AB-leden NL variabel
De heer Dittrich was tot zijn indiensttreding per 1 februari 2006 middels een detacheringsovereenkomst werkzaam bij de NVAO. De beloning van de heer Luwel over het jaar 2005 is inclusief een correctie van ¤ 13.000 over het jaar 2004.
6.10
Lonen en salarissen Per 1 februari 2005 zijn alle personeelsleden die via het CAOP werden ingehuurd in dienst getreden bij de NVAO. In het verslagjaar waren gemiddeld 32 mensen in dienst van de NVAO (2005: 22). In de begroting is geen onderscheid gemaakt tussen lonen en salarissen enerzijds en sociale lasten anderzijds. Om die reden wijken de gerealiseerde bedragen in belangrijke mate af van de begroting. Per saldo vallen de gerealiseerde cijfers € 78.000 lager uit dan de begrote cijfers. De specificatie van de lonen en salarissen is volgt: realisatie 2006
begroting 2006
*€ 1.000
*€ 1.000
realisatie februari december 2005 *€ 1.000
Brutolonen Af: Doorbelaste loonkosten Overige personeelkosten
1.074 -160 588
1.881 0 0
1.133 -150 369
Totaal
1.502
1.881
1.352
Onder de overige personeelskosten bij de lonen en salarissen is begrepen de kosten voor detachering van Vlaamse medewerkers.
40
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
6.10.1 Sociale lasten De specificatie van de sociale lasten is als volgt: realisatie 2006 *€ 1.000
begroting 2006
realisatie februari december 2005 *€ 1.000 *€ 1.000
Uitvoeringsinstelling Pensioenpremies Overige sociale lasten
35 201 65
0 0 0
42 205 48
Totaal
301
0
295
Ten behoeve van het personeel is een pensioenregeling getroffen. Hoewel inhoudelijk sprake is van een toegezegd-pensioenregeling, vindt verwerking in de jaarrekening plaats als toegezegde-bijdrageregeling. Een en ander is in overeenstemming met de door de Raad voor de Jaarverslaggeving aangeboden vrijstelling voor kleine rechtspersonen. Als gevolg van de verwerking als toegezegde-bijdrageregeling komen niet alle risico’s verbonden aan de pensioenregeling tot uitdrukking in de in de balans opgenomen pensioenverplichting. De NVAO is aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds ABP. Het ABP heeft met ingang van 2006 de pensioenregeling op onderdelen gewijzigd; zo zijn de VUT- en pre-pensioenregelingen komen te vervallen, afgezien van overgangsregelingen voor een beperkte leeftijdscategorie. Daarnaast is per 1 januari 2006 het ABP overgegaan van een eindloon- naar een middelloonstelsel. De dekkingsgraad en grondslag van het ABP zijn vermeld in onderstaand schema:
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds
Dekkingsgraad
Grondslag
133,0% marktrente
Actuele
Laatst bekende cijfers Ultimo 2006
De NVAO verwacht niet dat bovenstaande dekkingsgraad op korte termijn implicaties zal hebben voor de pensioenafdracht.
Jaarverslag 2006
41
6.11
Algemene werkingskosten De specificatie hiervan is als volgt:
Huisvestingskosten Personele exploitatiekosten Kosten communicatie Inhuur beoordelaars Inhuur externen Overige kosten Totaal
realisatie 2006
begroting 2006
*€ 1.000
*€ 1.000
realisatie februari december 2005 *€ 1.000
428 799 113 880 408 352
437 558 240 505 421 330
384 649 136 696 354 374
2.980
2.491
2.593
6.11.1 Huisvesting Dit betreft de kosten verbonden aan het gebruik van het pand Parkstraat.
6.11.2 Personele exploitatiekosten De overige personele exploitatiekosten worden hieronder nader gespecificeerd: realisatie 2006
begroting 2006
*€ 1.000
*€ 1.000
realisatie februari december 2005 *€ 1.000
Reis- en verblijfkosten dienstreizen Huisvestingskosten medewerkers Onkostenvergoedingen medewerkers Representatiekosten Werving en selectie Opleidingen en cursussen Uitzendkrachten Overige personele exploitatiekosten Vervoerskosten
101 157 225 29 20 25 72 101 69
70 138 193 16 5 56 0 40 40
64 120 203 20 10 23 109 47 53
Totaal
799
558
649
6.11.3 Kosten communicatie Dit betreft de kosten van het ontwikkelen van een nieuwe huisstijl, conferenties, website en drukwerk. De kosten voor communicatie vallen lager uit doordat de organisatie van nationale congressen geen doorgang heeft gevonden.
6.11.4 Inhuur beoordelaars Ten behoeve van de toets verlengde masters en toets nieuwe opleidingen zijn door de NVAO beoordelaars ingeschakeld. De kosten hiervan zijn onder deze post gerangschikt.
42
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
6.11.5 Inhuur externen Dit betreft de kosten van de inhuur van externen, zoals bijvoorbeeld voor juridische adviseurs, administratieve dienstverlening, e.d.
6.11.6 Overige kosten Dit betreft de kosten van automatisering, notaris, accountant, verzekeringen, infotheek, porti, kantoorkosten, lidmaatschappen, contributies en de bezwarencommissie. Vooral door hogere kosten van de bezwarencommissie vallen de overige kosten hoger uit dan begroot.
6.11.6 Overige gegevens Winstbestemming Artikel 9 van het beheersreglement van de NVAO luidt: 1. De NVAO vormt een egalisatiereserve 2. Het verschil tussen de gerealiseerde exploitatieresultaten inclusief rente van de NVAO en de gerealiseerde kosten van de activiteiten komt ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve.” Voorgesteld wordt het resultaat over het boekjaar 2006 toe te voegen aan de onbestemde reserve van de egalisatiereserve in overeenstemming met artikel van 9 lid 2 van het beheersreglement.
Jaarverslag 2006
43
Accountantsverklaring Aan het Bestuur van NVAO: Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2006 van Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie te Den Haag bestaande uit de balans per 31 december 2006 en de staat van baten en lasten over 2006 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het Bestuur Het Bestuur van NVAO is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 voor organisaties zonder winststreven. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het Bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Nederlands- Vlaamse Accreditatie Organisatie per 31 december 2006 en van het resultaat over 2006 in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 voor organisaties zonder winststreven.
Den Haag, 11 juni 2007 KPMG ACCOUNTANTS N.V.
R.R.J. Smeets RA
44
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
Bijlage bij jaarrekenig
Geoormerkte subsidies Verplichtingnr 705A0-1610
Naam Subsidiebedrag Besteed in 2006 Ruim Baan voor Talent € 108.239,00 € 16.836,00
Besteed t/m 2006 Resteert € 52.885,00
€ 55.354,00
Toelichting op bestede gelden 705A0-1610 Ruim Baan voor Talent Begrotingspost: Personeelskosten voorbereiding
€ 16.836,00
Toelichting bij geoormerkte subsidies NVAO wordt intensief betrokken bij de evaluatie van het experiment Ruim baan voor talent. In 2005 heeft dit geresulteerd in verkennende gesprekken met al de betrokken instellingen en opleidingen. In 2006 werden de protocollen voor evaluatie van de experimenten in nauw overleg met OCW en de Commissie Ruim baan voor talent ontwikkeld en vastgesteld. In 2007 zal NVAO de evaluatie van de experimenten (laten) uitvoeren door deskundigen op basis van de ontwikkelde protocollen. Tijdsbesteding 1. Ontwikkeling concepten van protocollen. Het betreft volgende protocollen: - protocol selectie aan de poort - protocol collegegeldverhoging - protocol honours programma’s Deze ontwikkeling heeft plaatsgegrepen in de periode januari – juni 2006. Bij de ontwikkeling waren twee medewerkers (schaal 12, trede 10) betrokken. De ontwikkeling heeft ruim 8 mandagen in beslag genomen. Bespreking vond plaats op het congres honoursprogramma’s (mei 2006); in overleg met de commissie Ruim baan voor talent (juni 2006), congres selectie (oktober 2006), en 3 overleggen met OCW. Deze besprekingen namen 8 mandagen in beslag. Op basis van de besprekingen werden de concepten verder verfijnd in de loop van de maanden september – november 2006, en hebben geleid tot vaststelling op de bestuursvergadering van 12 december. De verdere ontwikkeling heeft 10 mandagen in beslag genomen. Overige werkzaamheden: - reactie NVAO op rapportage OCW januari 2006: 1,5 mandagen - opmaak concept tijdpad experimenten (2 februari 2006) : 2 mandagen - voorbereiding en bespreking in bureauoverleg 22 februari 2006: 2 mandagen - voorbereiding en bespreking voortgang NVAO werkzaamheden in Algemeen bestuur van 13 maart 2006: 2 mandagen - opmaak van de begroting en vaststelling (11 april 2006): 2 mandagen - opmaak brieven ten behoeve van commissie (mei 2006): 1 mandag - verzenden protocols en overige administratieve werkzaamheden: 3 mandagen Totaal aantal mandagen: - beleidsmedewerkers: 36,6 mandagen (a rato van € 443 per mandag) - secretariaatsmedewerkers: 3 mandagen (a rato van € 200 per mandag)
Jaarverslag 2006
45
7
BIJLAGEN
7.1
Algemeen bestuur, dagelijks bestuur en adviesraad NVAO Het algemeen bestuur van de NVAO bestaat uit maximaal 15 leden. De voorzitter en maximaal vier andere leden van het algemeen bestuur vormen het dagelijks bestuur. De bestuursleden worden voor een periode van vier jaar benoemd door het Comité van Ministers (de Nederlandse minister bevoegd voor hoger onderwijs en de Vlaamse minister bevoegd voor hoger onderwijs). Zij zijn deskundig op het gebied van het hoger onderwijs, de beroepspraktijk van het hoger onderwijs, het wetenschappelijk onderzoek of op het gebied van de kwaliteitszorg. Het bestuur stelt het beleid vast, het bestuursreglement, de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening en de voor beroep vatbare beslissingen. Daarnaast geeft het bestuur richtlijnen voor het inrichten van de organisatie, de informatievoorziening en de financieel-economische bedrijfsvoering. Het dagelijks bestuur heeft de dagelijkse leiding van de organisatie en legt hierover verantwoording af aan het algemeen bestuur. In 2006 bestond het dagelijks bestuur van de NVAO uit dr. K.L.L.M. Dittrich (voorzitter), dr. M. Luwel (vicevoorzitter), dr.ir. G.M.A. Aelterman en mr. L.J. Klaassen. Het algemeen bestuur benoemt een adviesraad die gevraagd of ongevraagd advies uitbrengt over het algemeen beleid. De leden van de adviesraad worden benoemd voor maximaal drie jaar en komen uit de kring van de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU), de Vereniging van Hogescholen (HBO-raad), het Platform van Aangewezen/Erkende Particuliere Onderwijsinstellingen in Nederland (Paepon), de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA), het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO), de Landelijke Studentenvakbond (LSVb), de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV).
7.1.1
Samenstelling algemeen bestuur NVAO (alfabetisch, per 31 december 2006) G.M.A. Aelterman (lid dagelijks bestuur) J. Cools E. Derycke K.L.L.M. Dittrich (voorzitter) L.M.L.H.A. Hermans L.J. Klaassen (lid dagelijks bestuur) M. Luwel (vice-voorzitter) B. van Nederveen mw. I. van Riet G.E.D. Vanleenhove mw. C.P. Vogelaar J. Weitenberg
7.1.2
Samenstelling dagelijks bestuur NVAO (alfabetisch, per 31 december 2006) G.M.A. Aelterman K.L.L.M. Dittrich (voorzitter) L.J. Klaassen M. Luwel (vice-voorzitter)
46
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
7.1.3
Samenstelling adviesraad NVAO (alfabetisch, per 31 december 2006) G. Aelterman (lid dagelijks bestuur) A. Besselink M. Bramer mw. A. Cobbaert K.L.L.M Dittrich (voorzitter) H.A.P. de Greef L.J. Klaassen (lid dagelijks bestuur) R.B.H. Kolkman J. Mijs M. Luwel (vicevoorzitter) H. Martens T. Martens S. van der Meer G.W. Noomen H. Pijpelink R. Van Renterghem P. Verboven Plaatsvervangers: H. Deckers P. Geerlings B. Hoogewijs mw. D. Masschelein J. Van Doren
7.2
Lijst van begrippen en afkortingen CAOP CROHO EBH ECA ECTS ENQA ENIC ET EUA Evaluatieorgaan EVC’s HBO-raad HOR IB-Groep Inspectie INQAAHE ISO KNAW LET LSVb NARIC
Jaarverslag 2006
Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs Evaluatie Bestuurlijke Hantering European Consortium for Accreditation in higher education European Creditpoint Transfer System European Association for Quality Assurance in Higher Education European National Information Centre Ernstige Tekortkoming European University Association VLIR/VLHORA (Vlaamse visiterende en beoordelende instanties) Elders verworven competenties Vereniging van Hogescholen Hogeronderwijsregister Informatie Beheer Groep Inspectie van het Onderwijs International Network for Quality Assurance Agencies in Higher Education Interstedelijk Studenten Overleg Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Langdurig Ernstige Tekortkoming Landelijke Studentenvakbond National Academic Recognition Information Centre
47
Nuffic NVAO NVAO i.o. Paepon SERV TEEP VBI VLHORA VLIR VSK VSNU VVS WHOO WHW
48
Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie in oprichting (opgegaan in NVAO) Platform van Aangewezen/Erkende Particuliere Onderwijsinstellingen in Nederland Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Transnational European Evaluation Project Visiterende en Beoordelende Instantie Vlaamse Hogescholenraad Vlaamse Interuniversitaire Raad Vlaamse Scholierenkoepel Vereniging van Universiteiten Vlaamse Vereniging van Studenten Wet op het hoger onderwijs en onderzoek Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28, 2514 JK Den Haag P.O. Box 85498, 2508 CD The Hague T +31 70 312 23 00 F +31 70 312 23 01
[email protected] / www.nvao.net