le v
4
>
een uitgave van het Centre for Society and Genomics
www.society-genomics.nl
november 2010 jaargang 2 nummer 4
Lucien Hanssen over burgerparticipatie
Je DNA voor een prikje
Wageningers over plantengenen, voeding en armoede
Fotografie voorpagina
Thomas Fasting
2 • LEV 4 • november 2010
12
14
08 08
Bewustwording in de virtuele keuken Verslag van de Stakeholderbijeenkomst van het CSG op 12 oktober.
12
Koppeling bedrijven aan universiteiten? NGI-directeur Colja Laane geeft zijn visie op public-private partnerships.
18 14
30
18
34
Je DNA voor een prikje Het bepalen van onze DNA-volgorde wordt steeds betaalbaarder. Met welke gevolgen?
Op zoek naar nieuwe grenzen Beeldverslag van de internationale CSG-conferentie in het KIT/ Tropenmuseum.
inhoud
24
De rituele debatten voorbij CSG-onderzoeker Lucien Hanssen pleit voor burgerparticipatie.
Prangende wereldproblemen Blogs van filosoof Cor van der Weele over het gebrek aan R&D gericht op ontwikkelingslanden.
Het DNA van piepers en tomaten Tien vragen aan Robert Hall.
november 2010 • LEV 4 •
34
Waartoe? Waar doen we het voor? Kort samengevat is dat de grote vraag in dit LEV-nummer. Hij wordt onder andere gesteld door een aantal Wageningse onderzoekers. Filosofen Cor van der Weele en Michiel Korthals plaatsen kanttekeningen bij de wijze waarop genomics-onderzoek wordt geprogrammeerd. Plantenonderzoeker Robert Hall vertelt hoe zijn Centre for BioSystems Genomics opereert. In de maatschappelijke omgeving van datzelfde centrum is CSG-onderzoeker Lucien Hanssen geïnteresseerd. Collega Pieter Lemmens pleit voor het invoeren van een open sourcesysteem als innovatiealternatief voor octrooien op genetisch materiaal van planten.
24 ... en verder 4 Nieuws & Pe rs onal i a 6 de fot o
28
PI- profie l Michiel Korthals over de toekomst van nutrigenomics.
Als maatschappelijk onderzoek geregeld de waartoe-vraag stelt aan de life sciences, kan zij natuurlijk zelf niet achterblijven. Daarom vroegen we deelnemers aan het laatste CSG-congres en aan een onlangs georganiseerde Stakeholderdialoog wat maatschappelijk onderzoek betekent, oplevert en aan verwachtingen wekt. Net als de andere artikelen in deze LEV dragen hun antwoorden hopelijk bij aan de zin van het leven en het onderzoeken daarvan. Frans van Dam, hoofdredacteur
[email protected]
37
Het nieuwe Science Centre Delft.
30
Ook de aankondiging dat het ‘1000-dollargenoom’ aanstaande is – bij mensen en andere organismen – roept vragen op over nut en betekenis. Straks kun je misschien voor een prikje je complete genoom laten sequensen, maar wat moeten we daar vervolgens mee?
ingez on de n bri e f Open source als alternatief.
39
Agenda & Col of on
Het Centre for Society and Genomics (CSG) analyseert, beoordeelt en verbetert de relatie tussen de samenleving en genomics-onderzoek. Daarmee draagt het CSG bij aan de aansluiting van genomics-onderzoek op de verwachtingen en vragen van de samenleving. Het CSG, opgericht in 2004, is een nationaal centrum, gevestigd aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Het CSG is één van de 16 genomics centres van het Netherlands Genomics Initiative (NGI).
3
Op 26 mei 2010 stonden Gert-Jan van Ommen (hoogleraar Humane genetica, LUMC) en Hub Zwart (hoogleraar Wetenschapsfilosofie, RU Nijmegen) samen met een nieuwsgierige geneticus, een patiënte met de ziekte van Pompe, een moeder van een zoon met spierziekte Duchenne en een vrouw met het gen voor erfelijke borstkanker (BRCA) stil bij de ontrafeling van de DNA-volgorde van de mens (2000) in het Rode Hoed Wetenschapscafé Extra ‘Lang leve DNA’. Met hun persoonlijke verhalen lieten de gasten zien wat DNA-onderzoek voor hen betekent. De belangrijkste conclusie van de afgelopen tien jaar? Dat alles veel complexer is dan we aanvankelijk dachten. En dat er eerder vragen bijkomen dan antwoorden. Simon Rozendaal (moderator van die avond) zag geen probleem: “Dat is veel leuker voor de wetenschap.” Het was kortom een inspirerende avond over tien jaar humaan genoom. Een uitgebreider verslag is te vinden op www.society-genomics.nl
Prijswinnaars Toine Pieters (l) en Stephen Snelders
Verslavend goed Op 28 mei 2010 werd in Artis de eerste CSG-prijs uitgereikt voor de beste populairwetenschappelijke publicatie gebaseerd op maatschappelijk genomics-onderzoek. De prijs – een kunstwerk en een bedrag van 2500 euro – ging naar Anja Krabben, Toine Pieters en Stephen Snelders voor hun boek Chemie van verslaving – Over genen, hersenstofjes en sociale zwakte. De jury – bestaande uit Wilma van Donselaar van NGI, Ingrid Geesink van het Rathenau Instituut en wetenschapsjournalist Niki Korteweg – verkoos hun boek uit twintig inzendingen. De jury: “Al bij het zien van de voorkant heb je zin om het boek te lezen. Het is helder geschreven en geeft met de verhalen van experts en verslaafden, relevante links en prachtige afbeeldingen een veelzijdig beeld. Het laat zien dat samenwerking met een journalist haar vruchten afwerpt. Het boek heeft dan ook verdiend de aandacht getrokken van de media. En het is natuurlijk helemaal mooi dat het wordt gebruikt in onderwijs aan studenten en professionals.”
foto herman van heusden
samenstelling
Kristy van Lammeren
foto herman van heusden
Lang leve DNA!?!
nieuws
Imagine… Stichting Imagine Life Sciences organiseert ieder jaar de Imagine-scholierenwedstrijd, waarbij wetenschappers en scholieren worden uitgedaagd ‘verschil te maken in een ontwikkelingsland’. Scholieren doen mee in het kader van hun profielwerkstuk en maken een plan voor de uitvoering van een life sciences-project in een ontwikkelingsland. Op 5 oktober is de wedstrijd voor dit schooljaar van start gegaan. In de komende periode gaan de scholieren op stap met een wetenschapper van hun keuze en krijgen ze een cursus duurzaam ondernemen. 25 januari 2011 leveren ze hun verslag in. Alles over deze wedstrijd is te lezen op de gloednieuwe Imagine-website: www.foundation-imagine.org
november 2010 • LEV 4 •
personalia
Wat kunnen kunst en design betekenen voor de wetenschap en andersom? Daar draait het om bij de Designers & Artists 4 Genomics Award: een prijsvraag waarbij jonge ontwerpers en kunstenaars de kans krijgen samen te werken met genomics centres van het Netherlands Genomics Initiative. Ze werken aan een concreet projectvoorstel waarin genomics en design samenkomen. Een jury onder leiding van Robbert Dijkgraaf kiest op basis van deze voorstellen drie winnaars, die hun projecten mogen realiseren. Hun werk zal volgend jaar in Naturalis te bewonderen zijn. De competitie is te volgen via facebook: www.facebook.com/#!/DA4GA
foto alexander vinogradov
Daan Schuurbiers is op 15 november gepromoveerd op Social Responsibility in Research Practice - Engaging applied scientists with the socioethical context of their work. Hij gaat zijn onderzoek vertalen naar een bedrijfsmatige aanpak.
Kunstige genomics
“Volledige genomen van een waaier aan gewassen vallen als rijpe appels uit de boom. We hebben er nu zo’n twintig, waaronder die van belangrijke voedingsgewassen als rijst, maïs en de aardappel. De komende jaren verwacht ik dat er tientallen bij komen.” Roeland van Ham, bio-informaticus bij Plant Research International (PRI) in Wageningen, pagina 16
“Elke nieuwe technologie heeft te kampen met een generatieprobleem. Iedereen onder de dertig heeft weinig problemen met biotechnologie, zo wijzen de Eurobarometers uit.” CSG-onderzoeker Lucien Hanssen, pagina 27
Puzzelen met pieken In het Reizend DNA-lab Forensisch DNA-onderzoek: Puzzelen met pieken gaan leerlingen zelf aan de slag als forensisch DNA-onderzoeker. Dit nieuwe zesde lab is dit schooljaar officieel van start gegaan. Het practicum reist twee dagen per week door Nederland en wordt verder op locatie in Amsterdam gegeven. Daarnaast wordt het lab ingezet voor de nascholing van technisch rechercheurs. Vanaf eind november wordt een inspirerend filmpje over de Reizende DNA-labs getoond op www.dnalabs.nl
Nieuwe jaarlijkse prijs De hoogleraren Guillen Fernandez, Mikhail Katsnelson en Ellen van Wolde zijn de winnaars van de Radboud Science Award. Dat is een nieuwe, jaarlijkse prijs voor het beste onderzoek van de Radboud Universiteit. Per winnaar wordt 10.000 euro beschikbaar gesteld om het betreffende onderzoek nog dit schooljaar te vertalen naar het basisonderwijs, zodat basisscholieren ook op onderzoek uit kunnen gaan. De award is een initiatief van het Wetenschapsknooppunt van de Radboud Universiteit en wordt door het CSG financieel ondersteund. www.wkru.nl
“Voor grote groepen in de samenleving is ziektepreventie helemaal geen issue; veel mensen vinden het juist wel gezellig om naar de dokter te gaan.” Michiel Korthals, hoogleraar Toegepaste Filosofie, Wageningen Universiteit, pagina 28
“Er is een enorme kloof tussen het frontonderzoek dat verschijnt in de wetenschappelijke bladen en de praktijk in ontwikkelingslanden.” Cor van der Weele, bioloog en filosoof, pagina 36
“Als na 2012 de NGIsubsidie wegvalt en er geen substantiële subsidie voor in de plaats komt, zal ons onderzoek in delen uiteenvallen. We kunnen dan niet meer één gewas op veel manieren tegelijkertijd onderzoeken.” Robert Hall, managing director CBSG, pagina 34
5
de foto tekst
Kristy van Lammeren Science Centre Delft
fotografie
6 • LEV 4 • november 2010
november 2010 • LEV 4 •
Spannend en nog niet af, net als wetenschap Inspiratie, creativiteit, actualiteit en échte interactie. Dat zijn de uitgangspunten van Science Centre Delft, dat sinds 1 september is geopend. Het museum is een ontmoetingsplaats en podium voor studenten, wetenschappers en bezoekers. Science Centre Delft is een zoektocht, spannend en nog niet af, net zoals wetenschap. Het Centre heeft ook een educatieve zaal over biotechnologie, waar scholieren aan een Reizend DNA-lab kunnen deelnemen. Kom vooral eens kijken! themakingof.weblog.tudelft.nl, sciencecentre.tudelft.nl
7
tekst
stakeholders aan het woord
Fotografie
Marianne Heselmans Sascha Schalkwijk
8 • LEV 4 • november 2010
Stakeholderbijeenkomst CSG: van trends naar urgente onderzoeksvragen
Bewustwording in de virtuele keuken Burgers via een computerspel leren hoe hun keuzes in het huishouden het smelten van ijskappen beïnvloeden. Dat was een van de ideeën die stakeholders op 12 oktober aandroegen voor het CSG-programma van de komende jaren.
november 2010 • LEV 4 •
Met 45 experts relevante onderzoeksvragen vaststellen Waarom zo’n Stakeholderdialoog? Het CSG vindt het belangrijk dat zijn programma’s breed worden gedragen. Een brede discussie vergroot de kans op maatschappelijk urgente voorstellen.
Wie waren er? Bèta’s, alfa’s en gamma’s van universiteiten, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheidsorganisaties.
Wat werd vastgesteld? Belangrijke trends in de genomics, uitgesplitst naar drie sectoren: gezondheidszorg, landbouw & voeding, en industriële biotechnologie.
Hoe was de dag voorbereid? Herman van Wechem presenteert het (winnende) voorstel
Het CSG, ondersteund door bureau Schuttelaar
voor een computerspel over biobased-economy.
& Partners, had na een serie voorinterviews en kleinere bijeenkomsten, al een paar trends en
W
ie wordt nu echt enthousiast van broodzakjes van bio-plastic? Of van enzymen waarmee je al bij dertig graden je was schoon krijgt? Het is moeilijk burgers te interesseren voor biobased economy, zo werd geconstateerd tijdens de Stakeholderdialoog die het CSG 12 oktober organiseerde in het Spaansche Hof in Den Haag. Terwijl, aldus de communis opinio, draagvlak onder burgers wel belangrijk is. Er gaan miljoenen euro’s belastinggeld naar industriële biotechnologie gericht op een duurzamer economie. Anno 2010 is deze ‘witte’ biotechnologie niet omstreden, maar straks misschien wel, bijvoorbeeld wanneer al het DNA in de industriële bacteriën en gisten uit de DNA-synthesemachine gaat komen. De geringe betrokkenheid van burgers bij de industriële biotechnologie bleek een van de meest uitgesproken problemen tijdens de Stakeholderdialoog op 12 oktober. Aanwezig waren 45 experts (alfa’s, bèta’s en gamma’s) van bedrijven, maatschap-
discussielijnen in die drie sectoren op papier gezet.
pelijke organisaties, universiteiten en overheidsorganisaties. De bijdragen die ze gedurende deze dag leverden, gaan een belangrijke rol spelen in de toekomstvisie van het CSG. Op 1 januari 2014 zal financier Netherlands Genomics Initiative (NGI) in zijn huidige vorm op houden te bestaan (zie verhaal pag. 12). Ook het CSG moet dan op een andere manier verder gaan.
Hoe kom je met 45 experts van trends naar concrete projectvoorstellen? Drie werkgroepen – Gezond, Voeding en Industrie – kozen op basis van de trends die ze constateerden, een aantal prangende maatschappelijke kwesties. Daaruit selecteerden ze er per werkgroep één waarvoor ze dan een projectvoorstel formuleerden.
Wat gaat het CSG met de verslagen van de
Trends in genomics Om zicht te krijgen op de vraag welk type onderzoeksprogramma’s tegen die tijd breed gewenst zijn, bogen de 45 stakeholders zich in de ochtend over een aantal trends in genomics, uitgesplitst naar drie sectoren: de gezondheidszorg, de landbouw en voeding, en de industriële biotechnologie. Vervolgens bepaalden de drie werkgroepen – Voedsel, Gezond en Industrie – welke problemen prangend konden gaan worden. ’s Middags werden drie onderzoeksvoorstellen gepitcht. De eerste prijs (een bos bloemen en de eer) ging naar Herman
discussies doen? In januari zal het een document publiceren met daarin de belangrijkste resultaten van de discussies. Die publicatie wordt gebruikt voor de toekomstvisie van het CSG. Maar het centrum gaat een aantal inzichten ook nu al toepassen in zijn onderzoek en communicatie.
>
9
10 • LEV 4 • november 2010
>
Omgaan met onzekerheden Een typische trend in de landbouw- en voedingssector, zo constateerde de werkgroep Voeding tijdens de Stakeholderdialoog, is de onzekerheid in het risico- en gezondheidsonderzoek. Verhóógt koffie nu de kans op hart- en vaatziekten, of verlaagt hij deze juist? Is genetisch gemodificeerde soja nu wel of niet beter voor het milieu? De ene hoogleraar komt met een onderzoek dat aantoont van wel, de ander met eentje dat aantoont van niet. En dan zijn er ook nog allerlei andere partijen die uitspraken doen, bijvoorbeeld over de gezondheid van voeding: dieetgoeroes, mediakoks, overheidsinstanties, patiëntenverenigingen, voedingsbedrijven, landbouworganisaties, journalisten enzovoort. Wat moeten we nu geloven, wat niet? “Met nieuwe media als Twitter en Facebook worden de onzekerheden alleen maar erger,” schetste CSG-filosoof Bart Penders, die het onderzoeksvoorstel verdedigde. “Want daarbij weet de burger ook niet meer wie of wat er achter de uitspraken zit.” Deze werkgroep stelde dan ook voor dat het CSG gaat kijken hoe geloofwaardigheid totstandkomt. Wat kunnen partijen doen om te zorgen dat
stakeholders aan het woord
ze geloofwaardig zijn? Ingrediënten die een uitspraak geloofwaardig maken, zijn bijvoorbeeld het medium (Twitter, NOS journaal of Telegraaf), het verhaal eromheen, de manier waarop het verhaal verteld wordt en wie het vertelt. Penders: “Met inzicht in hoe geloofwaardigheid totstandkomt, krijg je ook inzicht in hoe gezondheidsclaims op voedingsmiddelen totstandkomen. De consument kan ze dan beter met elkaar vergelijken. Onenigheden tussen onderzoekers zullen er altijd blijven, maar hoe kunnen betrokken partijen daar constructiever of eerlijker mee omgaan?” Herman van Bekkem, campagneleider Duurzame landbouw bij Greenpeace, gaf aan dat er – met het oog op geloofwaardigheid – nog wel wat te verbeteren valt aan de boodschappen rond de risico’s van bijvoorbeeld genetisch gemodificeerde gewassen. “Aan de onderzoeken waarop het beleid wordt gebaseerd kleven veel onzekerheden. De overheid moet die veel meer laten zien.”
van Wechem van de Regie Groep Chemie. Namens de werkgroep Industrie verdedigde hij het voorstel om een computerspel te laten maken voor jongeren rond keuzes die ze in het huishouden maken. Zo’n spel zou burgers meer bij de biobased economy en daarmee ook bij de industriële biotechnologie kunnen betrekken. Van Wechem: “Als de speler bijvoorbeeld beslist om de komende veertig jaar te kiezen voor de duurdere bio-plastic zakjes en bakjes, hoeveel zou dat schelen in de opwarming van de aarde? En wat als hij de verwarming elke dag op achttien in plaats van op twintig graden zet? Of kiest voor zonne- of bio-energie? En wat zijn de milieuconsequenties als je klassiek verkregen industriële bacteriën prefereert boven genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s)?” Het spel zou ook inzichtelijk moeten maken wat bepaalde keuzes mensen opleveren voor hun eigen portemonnee en tot hoeveel feel good-gevoelens die zullen leiden.
Keukenspel Het Sim-achtige keukenspel – categorie ‘serious gaming’ – bleek een voorstel voor een uitvoerend communicatieproject zoals ook het scholierenproject van Stichting Imagine dat is. In plaats van na vier jaar bureauonderzoek een rapport te verspreiden, zetten de sociaal wetenschappers al snel concrete acties in gang. Het programma rond dit spel zou door meerdere partijen, waaronder bedrijven, gefinancierd moeten worden. Patricia Osseweijer, hoogleraar Wetenschapscommunicatie aan de TU Delft ziet allerlei mogelijkheden om al lerend het spel uit te breiden: “Je kunt er essaywedstrijden aan verbinden, of keuzemogelijkheden aan toevoegen voor verschillende doelgroepen.” Het onderzoek zou zich kunnen richten op de effectiviteit van zo’n spel en op wat burgers motiveert bij het maken van keuzes. Ook zou het zich bijvoorbeeld kunnen richten op de vraag hoe zo’n programma bedrijven, NGO’s en overheidsinstanties bij elkaar kan brengen: ze
november 2010 • LEV 4 •
Rechtvaardige verdeling van dure behandelingen Eén trend zal zich onherroepelijk doorzetten, constateerde de werkgroep Gezond: de kosten van de gezondheidszorg zullen stijgen, en dat gaat leiden tot steeds lastiger ethische vragen. Bijvoorbeeld: een nieuwe, geavanceerde screeningstechniek voor darmkanker vergroot de kans op twee jaar langer leven met 80 procent; een andere, eenvoudiger screeningstechniek met maar 40 procent. Maar die eerste is wel vijf keer zo duur. Voor wie moet deze dan worden vergoed en voor wie niet? Standaard voor de meest kansrijke methode kiezen, zoals vaak wel werd gedaan, gaat te duur worden. “Juist ook door genomics wordt de gezondheidszorg steeds duurder,” schetste Dirk Stemerding van het Rathenau Instituut, die het onderzoeksvoorstel Gezond verdedigde. Aan de hand van een paar praktijkvoorbeelden zou zijn werkgroep graag onderzoeken welke keuzes zich dan voordoen tijdens het ontwikkelen van nieuwe screenings- en behandelingsmethoden of protocollen. Wat kost het een en ander? Wie beslissen allemaal in zo’n traject? En welke criteria
‘Belangrijk is de bewustwording dat keuzes in het huishouden invloed hebben op het smelten van ijskappen’
hanteren medische bedrijven, overheidsinstanties, patiëntenorganisaties, artsen of zorgverzekeraars? Op welke punten moet collectief worden besloten en met wie? De geavanceerde behandelmethoden zijn behalve duur, ook lang niet altijd effectief. Dat lijkt nu het geval bij de zogeheten karyotypering (het bekijken
moeten immers gezamenlijk de informatie leveren die in de software wordt gestopt. Gert-Jan van Ommen, hoofd van de afdeling Humane genetica van het Leids Universitair Medisch Centrum zag in het inbouwen van onderliggende scenario’s nog wel een probleem: “Neem de milieuconsequenties van ggo’s, daar is veel onenigheid over.” Maar volgens Van Wechem zou zo’n spel niet te veel nadruk moeten leggen op de precieze getalsmatige uitkomsten. “Belangrijker is de bewustwording dát keuzes in het huishouden invloed hebben op het smelten van ijskappen, al moet er natuurlijk wel een relatie zijn tussen de virtuele en de echte werkelijkheid.” Projectvoorstellen Het winnende projectvoorstel richt zich niet alleen op biotechnologie, maar ook op zonne-energie en wellicht ook op
nieuwe voedingsmiddelen, wasmiddelen en energiearmere maar duurdere koelkasten. “Je kunt de werkelijkheid niet splitsen,” verdedigde Herman van Wechem de brede insteek. “Al die aspecten hangen met elkaar samen als het gaat om biobased economy en duurzaamheid.” Het CSG hoopt dat een wat verder uitgewerkt voorstel nog in 2011 van start kan gaan. De jury, bestaande uit principal investigators van het CSG, zei overigens de projectvoorstellen van de werkgroepen Voeding en Gezond ook dermate interessant te vinden dat ze een vervolg krijgen (zie kaders). En volgens CSG-projectleider Frans van Dam gaat er meer met deze Stakeholderdialoog gebeuren: ook de besproken trends en verwachte problemen die niet in een projectvoorstel zijn verwoord, dienen volgens hem als inspiratie voor de activiteiten van het CSG.
chromosoompatronen) van foetussen om de kans op bepaalde ziektes in te schatten. In een enkel geval leidt die duurdere techniek wel tot een betere beslissing, maar de klinisch genetici krijgen ook een heleboel ‘ruis’ – informatie die zij, en soms de ouders, wel moeten verwerken, maar waar ze niks mee kunnen. Wie beslist dan om toch maar de goedkopere screeningsmethode te blijven gebruiken? “De schaarse middelen in de gezondheidszorg moeten rechtvaardig worden verdeeld,” geeft Stemerding aan. “Onderzoek op dit terrein kan die verdeling transparanter maken.”
<
11
tekst
Marianne Heselmans Fotografie Ivar Pel
12 • LEV 4 • november 2010
NGI-directeur Colja Laane over publiek/privaat
Koppeling bedrijvenuniversiteiten blijft Netherlands Genomics Initiative – ook financier van het CSG – bestaat na 2013 niet meer. Maar als het aan directeur Colja Laane ligt, blijft de overheid bedrijven en andere maatschappelijke
stakeholders aan het woord
partners koppelen aan universiteiten.
B
iochemicus Colja Laane, directeur van het Netherlands Genomics Initiative (NGI), is tevreden over wat zijn organisatie afgelopen acht jaar heeft bereikt. Gedecideerd laat hij met cijfers en tabellen zien dat de zestien genomics-centra van NGI per gefinancierde euro meer wetenschappelijke artikelen publiceren dan gemiddeld. En ook met de zogeheten valorisatie van die onderzoeksresultaten – een doel vanaf de start van NGI – zitten de meeste centra op schema. Dat wil zeggen: ze halen voldoende patenten en licenties binnen en er is veel belangstelling voor spin-offs. Voor NGI zelf, valt op 31 december 2013 het doek. “Niet erg,” vindt Laane. “Genomics is nu zo gemeengoed geworden dat je daar geen apart initiatief meer voor nodig hebt.” NGI ondersteunt met ruim 50 miljoen euro per jaar Publiek-Private Partnerschappen, ofwel PPP’s – virtuele genomicscentra die voor de helft door NGI en voor de andere helft (dus nog eens 50 miljoen) door universiteiten en bedrijven worden betaald. Als het aan Colja Laane ligt, gaat
de overheid door met PPP’s. Laane: “We pleiten voor twee typen PPP’s voor alle wetenschappen, die de overheid steeds voor twee keer vier tot vijf jaar financiert. Het eerste type zit nog dicht tegen het fundamenteel onderzoek aan; bij het tweede type gaat het meer om toegepast onderzoek: de bedrijven betalen dan tenminste 25 procent. De Topinstituten Pharma en Groene Genetica zijn daar voorbeelden van.” De nieuwe publiek-private centra zouden meer gebruik moeten maken van gemeenschappelijke diensten zoals het opstellen van contracten, het stimuleren van het maatschappelijk debat, en diensten en investeringsfondsen voor spin-offs. En ze zouden – gezamenlijk – meer moeten doen aan PR en communicatie. Bijvoorbeeld gezamenlijk specials laten maken over life sciences, zoals het NGI afgelopen jaar met andere partijen uit de life sciences al heeft laten doen door de Metro en de Telegraaf. Blijft er na 2013 nog genoeg vrij en ongebonden onderzoek over? “Momenteel gaat in Nederland 10 miljard naar onderzoek – 1,6 tot 1,7 procent van het BNP, 400 miljoen daarvan zit in de publiek private samenwerking op het gebied van de life sciences. Wij stellen voor dat Nederland het hele onderzoeksbudget geleidelijk verhoogt naar de Europese norm van 3 procent van het BNP, maar we bepleiten geen andere verhouding tussen fundamenteel en publiek-privaat. In onze visie blijft nog steeds drie keer zoveel overheidsgeld naar fundamenteel onderzoek gaan als naar PPP’s.”
november 2010 • LEV 4 •
Hoe wordt na 2013 gegarandeerd dat de PPP’s met maatschappelijk wenselijke producten komen? “Maatschappelijke doelen als gezond ouder worden, duurzamere energievoorziening en betere kwaliteit gewassen moeten leidend zijn voor de PPP’s, want ze worden grotendeels betaald met publiek geld. Dus daarop worden de voorstellen ook beoordeeld. Daarbij vind ik dat al tijdens de selectie van die voorstellen de belangrijke stakeholders een stem moeten hebben. En dat moeten ook anderen zijn dan bètawetenschappers en mensen uit het bedrijfsleven.” Hoe blijven maatschappelijke groepen verder betrokken? “De PPP’s worden ook na 2013 weer afgerekend op het aangaan van het debat over hun nieuwe technologie met belanghebbenden als burgers, bedrijven, patiëntenverenigingen, NGO’s en beleidsmakers. Daartoe kunnen ze dan gebruikmaken van het type theorievorming en sociaalwetenschappelijk onderzoek dat nu onder andere het CSG doet. We bedoelen met valorisatie ook zeker niet alleen economische valorisatie. Het product kan ook een beleidsadvies zijn of een bijdrage aan een debat.” PPP’s worden afgerekend op patenten, maar waarom eigenlijk? Universiteiten verdienen er niks mee... “Ze hoeven niet aan patenten te verdienen, het is genoeg als ze uit de kosten komen. We stimuleren patentaanvragen omdat bedrijven eerder bereid zijn te investeren in een gepatenteerde dan in een niet-gepatenteerde technologie. En ervoor zorgen dat bedrijven de kennis kunnen op-
‘Bedrijven zijn eerder bereid te investeren in een gepatenteerde dan een niet-gepatenteerde technologie’ pakken die met publiek geld is ontwikkeld, is ook een maatschappelijke taak van de universiteiten.” Om bovenstaande ideeën te verankeren, is het boek Partners in the polder geschreven (zie www.lifesciences2020.nl), een samenwerkingsverband van inmiddels 27 organisaties actief in de life sciences.
13
1000-dollargenoom illustratie
tekst Hidde Boersma Rhonald Blommestijn
14 • LEV 4 • november 2010
november 2010 • LEV 4 •
Je DNA
voor een prikje Nog een paar jaar en dan zal het bepalen van iemands DNA-volgorde niet meer dan 1000 dollar kosten. De geneeskunde en gezondheidszorg zullen daarvan profiteren, maar de effecten moeten niet worden overdreven. “Als de dokter je DNA-analyse doorneemt, zal hij nog steeds zeggen: gezond eten, minder drinken en meer bewegen.”
I
n 2003 liet het Human Genome Project een persbericht uitgaan dat de sequentie van het eerste menselijke genoom eindelijk voltooid was. Het hele project had zo’n vijftien jaar geduurd en kostte ruim 3 miljard euro. Nu, nog maar zeven jaar later, is de verwachting dat het bepalen van een volledige DNA-sequentie van een mens in 20112012 onder de 1000 dollar duikt. Komt daarmee personalized genomics dichtbij en gaat iedereen zijn eigen genoomsequentie bepalen om te kijken welke gezondheidsrisico’s hij of zij loopt? Genetische sluier Edwin Cuppen, hoogleraar humane genetica aan het Hubrecht instituut en UMC Utrecht denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen. “Het is mooi dat het sequensen steeds goedkoper wordt, maar aan een kale volgorde heb je nog bar weinig,” zegt hij. “De bioinformatische analyses die volgen en die de geheimen van het genoom echt prijsgeven, zijn helaas nog steeds tijdrovend, moeilijk en duur. Dat betekent dat het nog lang niet betaalbaar is om maar
lukraak het genoom van iedereen vast te stellen, te analyseren en te interpreteren.” “Daar komt bij,” zegt Hub Zwart, directeur CSG en hoogleraar wetenschapsfilosofie aan de Nijmeegse Radboud Universiteit, “dat het DNA veel minder de blauwdruk van je leven is, dan men vroeger had gedacht en gehoopt.” Toen wetenschappers een kleine tien jaar geleden het menselijk genoom ophelderden, werden daar allerlei beloftes en verwachtingen over bijvoorbeeld het overwinnen van ziektes aan gekoppeld. “Die kwamen helaas zelden uit en er werd gezegd: dat komt wel bij het persoonlijke genoom, dan merkt de burger er echt wat van. Maar hoe meer we onderzochten, hoe ingewikkelder de genetica bleek te zijn. Er moet nog jaren onderzoek worden gedaan voordat we op basis van een genoom echt iets zinnigs kunnen zeggen over de kans op complexe aandoeningen als diabetes of hart- en vaatziekten waar tientallen genen bij betrokken zijn, laat staan over iets nog veel ingewikkelders als iemands persoonlijkheid, waarvan nog nauwelijks het begin van de genetische
sluier is opgelicht. Nu al wordt daarom de verwachting geuit dat de grootste maatschappelijke effecten van het 1000-dollargenoom pas over tien jaar echt zichtbaar worden buiten het laboratorium.” Klinische relevantie Het goedkoper worden van het sequensen brengt al wel grote vooruitgang in de kliniek met zich mee, bijvoorbeeld op het gebied van kankergenetica. “Zo kunnen we nu goedkoop het gemankeerde genoom van een tumorcel vergelijken met dat van een gezonde cel,” zegt Cuppen. “Als we weten welke veranderingen een patiënt in zijn tumorcellen heeft, kunnen we daar de medicatie op aanpassen. Momenteel worden behandelingen doorgaans afgestemd op het type tumor, zoals borstkanker en longkanker. Met de huidige DNA-sequencing-technologieën kunnen we, op basis van moleculaire metingen en mechanistische inzichten, de juiste behandeling kiezen. Deze benadering maakt het mogelijk om op basis van het genoom van bijvoorbeeld een darmtumor, de patiënt medicatie voor te schrijven die doorgaans voor tradi-
>
15
16 • LEV 4 • november 2010
>
tionele longkanker wordt ingezet.” Bovendien wordt het nu langzamerhand mogelijk om duizenden genomen van mensen naast elkaar te leggen en te vergelijken, de zogenaamde Genome-Wide Association studies (GWAS). “Op die manier kun je de natuurlijk variatie vastleggen binnen het menselijke genoom,” stelt Gert-Jan van Ommen, hoogleraar humane genetica op het LUMC. “Het verschil in DNA-sequentie tussen twee perfect gezonde mensen is zo’n 0,15 procent. Dat lijkt misschien niet veel maar dat zijn zo 3-4 miljoen variaties die alleen maar subtiel invloed hebben op hoe iemand functioneert. Bovendien – zo weten we nu uit het vergelijken van de hele DNA volgorde, zoals in het 1000 Genomes project – blijken per persoon ook nog eens tientallen genen verdwenen of defect geraakt zonder echt merkbare veranderingen. We zijn toch robuuster dan we dachten.” Dat betekent dat als je wilt weten welke genetische factoren betrokken zijn bij bijvoorbeeld een verhoogde kans op harten vaatziekten, je die nooit zult vinden door zomaar enkele genomen naast elkaar te leggen. Want welk verschil is nu de daadwerkelijke boosdoener? “Door van alle etniciteiten duizend genomen te sequensen kun je binnen zo’n groep de natuurlijke
‘Er zijn al mutaties geïdentificeerd die een verhoogde kans op borstkanker geven’
variatie vastleggen. Zo zorg je dat je de ruis weghaalt, zodat je echt op zoek kunt gaan naar genen met klinische relevantie.” Psychologische impact “De vraag vervolgens is natuurlijk wat mensen met de gegevens gaan doen die uit al die genetische analyses komen,” zegt Van Ommen. “Natuurlijk kan uit een volledige genoomanalyse blijken of iemand mutaties heeft in het Presenilin1- of sod1gen, waardoor er een grote kans is dat de ziekte van Alzheimer en de zenuwziekte ALS zich zullen manifesteren. Dat zal een behoorlijke psychologische impact hebben, maar zulke risicoprofielen zijn niet nieuw. Die zijn al tijden te destilleren uit de familiegeschiedenis. En we kunnen vooraf goed afspreken dat we echte hoogrisicogegevens afschermen, niet doorgeven, of juist wel.” Wat nieuw zal zijn, is informatie over risicofactoren voor complexe ziektes. Het
interpreteren daarvan is echter lastig. “Stel dat ik een mutatie blijk te hebben waardoor ik 80 procent meer kans heb op een hartaanval,” zegt Cuppen. “Dat betekent een stijging van 1 naar 1,8 procent om er in mijn leven door getroffen te worden. Dat zegt zo weinig dat ik denk dat niet veel mensen daar hun leven op aan gaan passen, als dat al mogelijk is. Het advies van de dokter om het te voorkomen zal namelijk toch zijn: ‘Met mate alcohol drinken, niet roken, gezond eten en voldoende bewegen.’ Maar dat wisten we zonder genoomanalyse ook al en kijk eens hoe moeilijk dat is voor veel mensen, alle kennis over de schadelijkheid ten spijt.” Zwart denkt daar iets anders over. “Mensen zijn behoorlijk goed in self-management,” stelt hij. “Dit is weer een set extra gegevens, waar mensen verschillend mee om zullen gaan. De een zal zich aan zijn of haar genetische profiel aanpassen, terwijl een ander dat niet doet, net zoals sommige mensen nu
1000-dollargenoom
1000-dollarplantengenoom Het 1000-dollargenoom heeft niet alleen zijn impact
voedingsgewassen als rijst, maïs en de aardappel. De
op humane genetica, ook binnen andere vakgebieden
komende jaren verwacht ik dat er tientallen bij komen.”
brengt het revoluties met zich mee. De grootte van een bacteriegenoom bijvoorbeeld is maar een fractie
Met al die sequenties kan veredelen steeds gerichter.
van dat van de mens en het sequensen daarvan kan
“Het klassieke verdelen gaat nog steeds met markers,
binnen een aantal jaren voor een paar tientjes. Op
stukken DNA op basis waarvan we ongeveer weten
die manier kan binnen no-time gekeken worden of
waar een eigenschap is gesitueerd op het genoom en
ze voor ons interessante stoffen produceren, zoals
of het na het kruisen mee is gekomen. Als je goedkoop
antikankermedicijnen of antibiotica. Het DNA van
het hele genoom kunt sequensen, dan heb je je
ziekteverwekkers kan bovendien inzicht geven in hoe ze
ultieme marker: die ene nucleotideverandering die de
te bestrijden.
eigenschap overdraagt, is dan gemakkelijk te volgen na het kruisen,” legt Van Ham uit. “Bovendien kun je in
Ook in plantenbiotechnologie dringt het goedkoper
één oogopslag zien of er onbedoeld wat in de rest van
sequensen door. “Volledige genomen van een waaier
het genoom is veranderd.”
aan gewassen vallen als rijpe appels uit de boom,” zegt Roeland van Ham, bio-informaticus bij Plant Research
Dat laatste kan ook weer beweging geven in het
International (PRI) in Wageningen. “We hebben
stilstaande gentech-debat. “Het argument dat je bij
er nu zo’n twintig, waaronder die van belangrijke
genetische modificatie niet weet wat er in de rest van
november 2010 • LEV 4 •
erg op gezond eten letten, terwijl anderen dagelijks naar de snackbar gaan.” Waar de drie hoogleraren het over eens zijn, is dat op korte termijn vooral in de preventieve gezondheidszorg veel valt te winnen met de door GWAS gevonden risicofactoren. “Er is bijvoorbeeld al een aantal mutaties geïdentificeerd die een aanzienlijk verhoogde kans op borstkanker geven,” meldt Van Ommen. “Vrouwen met zo’n genetisch profiel zouden al vanaf hun 30e jaar halfjaarlijks getest moeten worden, in plaats vanaf hun 50e, zoals het nu is. Hetzelfde geldt voor dikkedarmkanker, waar mutaties zijn gevonden die de kans op de aandoening vervijfvoudigen. Getroffen mensen moeten eerder gescreend worden. Als je het goed aanpakt, maken zulke veranderingen de gezondheidszorg zowel beter betaalbaar als meer preventief.” Doemscenario’s Het gevaar van goedkoop sequensen is uiteraard dat genetische informatie in verkeerde handen valt, bijvoorbeeld
terechtkomt bij verzekeraars, die vervolgens iemands premie aanpassen of mensen met een hoog genetisch risicoprofiel zelfs uitsluiten. De drie hoogleraren zijn niet zo angstig voor dit soort doemscenario’s. “Zelfs al omzeilen verzekeraars alle privacywetten, dan zullen ze nog weinig met de gegevens kunnen,” denkt Van Ommen. “Ons systeem is gebaseerd op solidariteit. Ook nu betalen rokers en dikke mensen niet meer voor hun premie, terwijl hun risico’s op allerlei aandoeningen een stuk hoger liggen dan het bij je dragen van een gemiddelde mutatie. Bovendien zijn ook bloedsuikerspiegel, bloeddruk en cholesterolgehalte – parameters die al lang gemeten worden – genetische tests en betere gezondheidsindicatoren dan wat nu uit een DNA-profiel valt te destilleren.” En werkgevers dan? Zwart denkt dat daar op den duur genetische analyse wel een rol gaat spelen. “We verschuiven van de eeuw van de psychologie naar die van de genetica,” zegt hij. “Nu bevatten sol-
‘We verschuiven van de eeuw van de psychologie naar die van de genetica’
licitatieprocedures en assessments een trits aan psychologische testen. Ik denk dat daar in de toekomst genetische aan toegevoegd worden, waarmee kandidaten worden ingedeeld in genetische profielen. Dat lijkt eng, maar een genetisch profiel is net zo min zwart-wit als een psychologische typering. En dat laatste is inmiddels redelijk ingeburgerd. Sollicitanten worden nu geconfronteerd met een psychologisch assessment waaruit blijkt dat ze niet stressbestendig zijn. Waarom zouden ze een dergelijke boodschap in het geval van een genetische test onaanvaardbaar vinden?” stelt Zwart. “Mijn idee is dat genetische profilering mensen juist gaat helpen bij beroepskeuze en loopbaanplanning. Natuurlijk zullen er de komende jaren ethische debatten moeten worden gevoerd over wat wel en niet mag wat betreft deze testen. Het geldt voor privacyissues en wie welke data mag inkijken. Daaruit zullen wetten en regels volgen waar we mee kunnen leven, net zoals dat is gebeurd in de psychologie.” “Uiteindelijk zal het genetische tijdperk ervoor zorgen dat je je genoom laat meewegen in hoe je eet, werkt en leeft,” denkt Zwart. “Maar voor het zover is, moet er nog wel een stuk meer gebeuren dan het 1000-dollargenoom alleen.”
het genoom gebeurt, kan van tafel,” stelt Van Ham.
originele plant, die we graag terug willen hebben
“Je kunt nu immers goedkoop de hele DNA-volgorde
in onze doorgekruiste monocultuurvariant’ kunnen
bepalen en aantonen dat er in de rest van het genoom
dan veel sneller worden beantwoord. “We gaan naar
niks is veranderd.”
een situatie waarin we lijnen veel sneller kunnen ontwikkelen voor specifieke gebieden, bijvoorbeeld
Ook Genome-Wide Association Studies van allerlei
om meer oogstzekerheid te geven aan boeren in
varianten horen binnenkort tot de mogelijkheden. “Je
minder ontwikkelde landen, door rijstvarianten te
ziet dat plantenbiologie vaak iets achterloopt op de
ontwikkelen die langer onder water kunnen staan in het
humane tegenhanger, simpelweg omdat er minder
overstrominggevoelige Bangladesh.”
mensen aan werken,” stelt Robert Hall, directeur Centre for BioSystems Genomics en groepsleider bij
Het 1000-dollarplantengenoom biedt ons dus talloze
PRI. “Waar GWA-studies al gemeengoed zijn in de
mogelijkheden en we kunnen enorme stappen
humane genetica, zullen ze de komende vijf jaar in de
vooruitzetten in de traditionele verdeling,” stelt Hall.
plantenbiotechnologie hun effect hebben.” Vragen
“De effecten van de efficiënte veredeling van gewassen,
als ‘welke genen zijn verantwoordelijk voor juist die
maar ook die van het optimaliseren van algen voor
typische nuttige eigenschappen van variëteiten in
biobrandstofproductie zullen zich de komende vijf tot
verschillende werelddelen’, of ‘welke genen coderen
tien jaar dan ook openbaren.”
voor de gunstige resistentie-eigenschappen van de
<
17
fotografie
tekst Esther Thole Herman van Heusden
18 • LEV 4 • november 2010
Synthetische biologie, het 1000-dollargenoom of een verschuiving naar ‘groene’ onderwerpen? De CSG-conferentie werpt nieuw licht op de toekomstige uitdagingen voor maatschappelijke genomics.
congres
De laatste CSG-conferentie wierp een interessant en gemêleerd gezelschap van 150 sociale wetenschappers, ethici, filosofen en genomicsonderzoekers bijeen in het KIT/Tropenmuseum in Amsterdam om te bespreken waar we staan op het gebied van maatschappelijk genomics-onderzoek. Op de 2-jaarlijkse CSG-conferentie getiteld Tien jaar later: het in kaart brengen van het maatschappelijke genomics landschap stonden de ontwikkelingen op het gebied van maatschappelijke genomics sinds de sequentie van het menselijk genoom in 2000 werd ontrafeld centraal. Maar de discussie beperkte zich niet tot deze onderwerpen. We vroegen de deelnemers en sprekers wat zij denken dat er op de agenda van maatschappelijk onderzoek over genomics (ELSA-onderzoek) zou moeten worden gezet in de komende jaren.
november 2010 • LEV 4 •
Beeldverslag van de CSG-conferentie in het KIT/Tropenmuseum
Op zoek naar
nieuwe grenzen
19
20 • LEV 4 • november 2010
>
“Toen we ongeveer vijftien jaar geleden met dit onderzoeksgebied begonnen, hadden we geen idee van identiteit. Maar nu is er echt een gevoel dat we een gemeenschap vormen en is het tijd om het heft in eigen handen te nemen. Tot nu toe heeft ELSA-onderzoek grotendeels de wetenschap gevolgd. We moeten de focus verschuiven naar energie, landbouw en het milieu. De toekomst van het ELSAonderzoek ligt niet voornamelijk op het gebied van de menselijke gezondheid.” David Castle University of Ottawa (Canada)
>
congres
“De microbiële wereld is grotendeels genegeerd door de genomics-gemeenschap, maar de combinatie van klimaatverandering en voedselzekerheid zullen microben op de voorgrond plaatsen als onderwerp voor wetenschappelijk en sociaal onderzoek.” Ann Bruce ESRC Innogen Centrum, University of Edinburgh (UK)
>
november 2010 • LEV 4 •
“Twee kwesties zullen in de komende jaren naar voren komen. De eerste kwestie is de komst van het 1000-dollargenoom. Een belangrijke vraag hierbij is wat er moet worden gedaan met informatie die niet het antwoord levert op de oorspronkelijke onderzoeksvraag, maar die toch medisch relevant is. De tweede kwestie betreft translationeel onderzoek. Er is nog een grote kloof tussen de mogelijkheden van genomics en het gebruik ervan in de dagelijkse zorgpraktijk. We moeten investeren in dit soort onderzoek om de resultaten van genomics echt te kunnen toepassen.” Martina Cornel VU medisch centrum
“Hoe kunnen we de kloof overbruggen tussen de nog enigszins deterministische perceptie van leerlingen in het voortgezet onderwijs op genen en genomen en de nieuwste inzichten uit de wetenschap, waaruit blijkt dat het veel ingewikkelder is?”
Marc van Mil Cancer Genomics Centre / Universiteit Utrecht
Huib de Vriend LIS Consult
>
>
“Het ELSA genomics-onderzoek moet de thema’s oppakken die door maatschappelijke organisaties naar voren worden gebracht. De agenda van deze organisaties is een bruikbare representatie van wat er gaande is in de samenleving.”
21
22 • LEV 4 • november 2010
“We moeten verbindingen tussen wetenschappers en burgers creëren om de burgers op de hoogte te houden van de wetenschappelijke vooruitgang. Nu ik mij teruggetrokken heb uit dit veld, ervaar ik zelf hoe moeilijk het is om burgers geïnformeerd te houden over wetenschap als je afhankelijk bent van algemene media. Daarom moeten we blijven investeren in deze verbindingen.”
Fons Werrij Raad van Advies CSG
>
“Mijn grootste zorg is de financiering van dit type onderzoek voor de volgende generatie wetenschappers. Zullen zij dezelfde kansen krijgen als wij hebben gehad?”
congres
Bartha Maria Knoppers McGill University (Canada)
“Als antropoloog wil ik heel graag weten waar we nieuwe grenzen zullen trekken. Genomics wekt de indruk dat we de dingen kunnen veranderen voorbij grenzen die we altijd als grenzen zagen die we nooit zouden kunnen oversteken. Maar nu dit niet langer het geval is, moeten we nieuwe grenzen afbakenen.” Paul van Haperen Wageningen University & Research centre
>
november 2010 • LEV 4 •
“Ik zie drie onderwerpen naar voren komen. De eerste is de ontwikkeling van het 1000-dollargenoom. Wat zijn de gevolgen voor de regelgeving, hoe kunnen we de resultaten uitleggen aan patiënten en wat zal het gevolg zijn voor de gezondheidszorg in het algemeen? De tweede is de synthetische biologie. Wat zijn de mogelijke gevolgen van het organisme dat we creëren? En het derde onderwerp houdt hiermee verband: de microbiële wereld. Als we weten dat er nog zo veel is om ontdekt te worden op dat gebied, is het dan wel de moeite waard om te proberen zelf nieuwe organismen te creëren?” Wilma van Donselaar Netherlands Genomics Initiative
<
“De rol van ELSA-onderzoek is niet om genomics of enig ander vakgebied te dienen. Bij Elsa zou excellent onderzoek zelf centraal moeten staan. Interactie met de life sciences is belangrijk, maar we moeten ervoor oppassen dat we niet ‘ingeperkt’ worden. Het is noodzakelijk om afstand te houden en feedback te krijgen van de klassieke vakgebieden in de sociale wetenschappen en geesteswetenschappen.” Herbert Gottweis Universität Wien (Oostenrijk)
<
23
publieksparticipatie
tekst
Over burgerparticipatie en taal
fotografie
Frans van Dam Thomas Fasting
24 • LEV 4 • november 2010
CSG-onderzoeker Lucien Hanssen pleit voor het betrekken van burgers en maatschappelijke partijen bij de ontwikkeling van nieuwe technologie. In 2009 promoveerde Hanssen op dit thema met zijn proefschrift Van transmissie naar transactie.
november 2010 • LEV 4 •
E
ind jaren tachtig – de biotechnologie was sterk in opkomst – werd Lucien Hanssen geraakt door de ideeën van Rabobank-president Herman Wijffels en prins Claus. Die hadden bedacht dat het Nederlandse volk meer over biotechnologie moest weten. Het leidde in 1990 tot zijn aanstelling bij de Stichting Publieksvoorlichting over Wetenschap en Techniek (PWT), het latere WeTeN. Daar coördineerde Hanssen acht jaar lang de voorlichtingscampagne over biotechnologie. De taak van Hanssen was om ‘het volk’ uit te leggen wat biotechnologie was. “Voorlichten heette dat toen nog ouderwets. Vanuit het oogpunt van effectiviteit van voorlichting was het een heel mooie campagne. We hadden een groot bereik en we konden laten zien dat onze voorlichting tot een attitudeverandering heeft geleid.” De voorlichtingsboekjes werden in een oplage van een half miljoen elk verspreid en tv-programma’s als de RVU-serie Een Rondje DNA (1994) werden door bijna een miljoen mensen bekeken. Effect van de campagnes Het effect van de campagnes was dat mensen beter geïnformeerd waren en meer gingen nadenken. Je zag bij de biotechnologie, net als bij nanotechnologie nu, drie typen publieksgroepen ontstaan. “20 procent was tegenstander van biotechnologie, 20 procent was voorstander, en je hebt 60 procent die het eigenlijk niet weet of die het niet zoveel uitmaakt. Die 20/20, daar kun je niet veel meer aan doen, maar bij die 60 procent hangt de waardering van de technologie sterk af van de manier waarop die wordt ingebed. We kwamen erachter dat we de voorlichting meer moeten verbinden met de risico’s van de technologie en maatschappelijke discussiepunten: ethische en sociaal-economische kwesties en culturele veranderingen. Zo verbind je het verhaal over de technologie met de leefwereld van mensen.” Omslag in het denken In 1998 verliet Lucien Hanssen PWT om voor zichzelf te beginnen. “Ik vond dat de nieuwe manier om tegen voorlichting aan te kijken onvoldoende binnen WeTeN werd opgepakt. Men had toen nog vooral het idee, dat ik ‘transmissiedenken’ noem: het uitventen van de zegeningen van wetenschap en techniek. Dat moet ook gebeuren, maar wil je serieuze betrokkenheid van het publiek, dan moet je het anders doen.” De omslag in het denken van Hanssen hing sterk samen met de debatten die PWT en het Rathenau Instituut in de jaren negentig organiseerden. De gewoonte was om een burgerpanel samen te stellen met daarin een dwarsdoorsnede van de samenleving. “Dat waren prachtige dagen, er werd mooi gediscussieerd. Maar ik merkte dat de panelleden na afloop teleurgesteld waren. Deze burgers mochten intensief meepraten, maar uiteindelijk werd er niets met hun inbreng gedaan in beleid en de politiek was er immuun voor. Dat zette me aan het denken: die stem van het publiek, daar moeten we iets mee.” spelregelConflict Het publieke debat Eten & Genen van 2001 voedde Hanssens teleurstelling verder. Eten & Genen was een nationaal debat over
>
25
26 • LEV 4 • november 2010
publieksparticipatie
>
genetisch gemodificeerde voeding, geïnitieerd door de Tweede Kamer en geleid door een commissie onder aanvoering van Jan Terlouw. Aan Lucien Hanssen de taak om het debat, samen met de Universiteit Twente, te evalueren. “Als we kijken naar de vraag of Eten & Genen de publieke stem daadwerkelijk een plek in het institutionele beleid heeft gegeven, dan is de conclusie dat het debat is mislukt. Waarom? Omdat de commissie Terlouw zelf de spelregels en de agenda van het debat bepaalde, niet de maatschappij. Dat was ook de reden dat veertien maatschappelijke organisaties uit het debat zijn gestapt. Er ontstond frictie omdat zij niet mochten meebeslissen over de vraag waar het debat over moest gaan en wie daarover mocht meepraten. Door het conflict over de spelregels ging het debat uiteindelijk te weinig over de inhoud.” De lessen van Eten & Genen worden nu toegepast in het lopende debat over nanotechnologie (zie kader).
probleem is dat hun standpunten al vastliggen. Dat moet ook wel, omdat ze dat issue nodig hebben om hun achterban te mobiliseren. Zij zijn erbij gebaat om de kwestie volgens hun ‘waarheid’ weer te geven en vaak winnen ze daar ook de strijd mee. Voor goede deliberaties moet je bereid zijn om je standpunten los te laten. Veel maatschappelijke clubs, maar ook bedrijven willen dat niet.”
Gemeenschappelijke taal Succesvolle participatie moet aan een aantal voorwaarden voldoen en daar heeft Hanssen zijn proefschrift aan gewijd. Die ontwerpvoorwaarden kan hij nu in praktijk brengen. Dat doet hij onder andere in de societal interface group van het Centre for BioSystems Genomics (CBSG), een genomics-centrum dat zich bezighoudt met de veredeling van aardappel en tomaat met behulp van genomics. Hanssen is mede-initiator, organisator en tevens technisch voorzitter van deze adviesgroep. De groep is geen Vlaams Parlement publiekspanel maar bestaat uit professionals van kaliber, mensen “Inmiddels was ik al van het transmissiedenken overgestapt naar die met gezag kunnen spreken over zaken als voedsel, consuhet transactiedenken. De gang van zaken rond Eten & Genen mentengedrag en landbouw, zonder dat zij direct een organisatie maakte duidelijk dat publieksparticipatie niet alleen draait om vertegenwoordigen. Tot de groep communicatie, het gaat ook over ‘goverbehoren onder meer een chef-kok, nance’: wie stuurt de samenleving aan en een economisch journalist en een hoe gebeurt dat?” Niet alleen in Nederland, ‘Wil je serieuze betrokkenheid trendwatcher. De societal interface maar ook in andere landen kwam men tot group is drie jaar lang de sparringpartde conclusie dat er weinig gedaan werd van het publiek, dan moet de ner van de CBSG-directie geweest met de goede ideeën van burgers, ook niet voor de maatschappelijke issues als systematisch naar hun mening was gevoorlichting anders’ waarvoor het CBSG zich geplaatst vraagd tijdens, wat Hanssen noemt, ‘rituele ziet. “Binnen die groep is in de loop debatten’. Maar hoe moet het dan wel? der jaren een gemeenschappelijke taal ontstaan, niet de taal van Hanssen noemt de burgerconventies die in het Vlaams Parlement de trendwatcher of de kok en ook niet de taal van de wetenschapworden georganiseerd als voorbeeld. Zo hebben burgers in 2008 pers, maar een universele taal waarmee we allemaal iets kunnen. een dag lang gesproken over het thema auto en gezondheid. Deze Die gemeenschappelijke taal had tot gevolg dat het beeld dat de burgerconventie maakte deel uit van een lang, goed voorbereid directie had van de maatschappelijke omgeving is bijgesteld.” traject, waarbij ook belangenbehartigers betrokken werden. “Er kwamen goede aanbevelingen uit. Als er dan parlementariërs Door een andere bril bijgehaald worden, zie je dat een aantal leden openstaat voor de Het CBSG had aanvankelijk zijn eigen beeld van veredeling, resultaten en daar politieke consequenties aan wil verbinden. Dit landbouw en voedsel. “Vanuit de samenleving komen nu ook is een instrument met de potentie om burgers te betrekken bij het ideeën over zaken als smaak, natuurlijkheid en duurzaamheid.” De parlementaire werk.” vraag is wat dat betekent voor het onderzoeksprogramma van het CBSG. “Een thema was bijvoorbeeld of je genomics mag gebruiOudere mannen ken voor veredeling van de biologische landbouw. Onderzoekers Het betrekken van individuele burgers is lastig. “Wie gaat er nog reageren dan vaak met de stelling dat biologische producten niet naar science-cafés? Vooral hogeropgeleide, oudere mannen. Zij gezonder zijn dan gangbare producten. De leden van de societal hebben de tijd en zijn geïnteresseerd in de vaak niet al te makinterface group maakten duidelijk dat consumenten van biologikelijke onderwerpen. Dat zie je in elk land. Wanneer de overheid sche producten een afwijkend beeld hebben. Het gaat hen meer het publiek wil laten participeren, dan kan niet iedereen betrokom de mogelijkheid om controle te houden op de herkomst van ken zijn. Het punt is dat participatie veel tijd, geld en inspanning hun eten.” Andere issues voor het CBSG zijn onder meer de kost. De meeste burgers willen dat niet en die vallen af. Als je dominante rol die het grootwinkelbedrijf heeft rond het imago eenmaal mensen hebt die jouw traject in willen gaan, dan moet dat consumenten hebben van voeding en de verwachte komst van je daar zuinig mee omgaan. Diegenen die dat wel willen moet je metropolitane landbouw, landbouw dicht bij steden.” koesteren en belonen met verantwoordelijkheid en probleemeigenaarschap. Om die burger op het niveau te krijgen van de ingeStokpaardjes wijde, de expert of de beleidsmaker, dat heeft even tijd nodig.” De societal interface group is een CSG-project en daarmee ook Belangenbehartigers betrekken bij bijeenkomsten die expliciet onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. “In de eerste drie rond één issue zijn georganiseerd is ook lastig. Hanssen: “Weljaar hebben we veel geëxperimenteerd met de procesmatige kant iswaar zijn het mensen die over het issue nadenken, maar het
november 2010 • LEV 4 •
voor hun omgeving, zeker na de maatschapvan de group. Onze conclusie pelijke weerstand tegen biotechnologie in de was dat we de stokpaardjes ‘We moeten ruimte maken voor plantenwereld. Dat zie je op andere terreinen eruit moesten halen en vooral ruimte moeten maken voor het het onverwachte en het originele’ veel minder.” onverwachte en het originele. Generatiekloof De vraag of we met professionals “Elke nieuwe technologie heeft te kampen moeten werken, konden we met een generatieprobleem,” besluit Hanssen. “Iedereen onder de met ‘ja’ beantwoorden. Deze mensen zijn gelijkwaardig aan het dertig heeft weinig problemen met biotechnologie, zo wijzen de CBSG-management. We konden alleen onvoldoende vaststellen Eurobarometers uit. Over twintig jaar is het geen groot maathoe de deliberaties hebben geleid tot veranderd onderzoeksbeleid.” In de opvolger ervan, de societal interface group-II, zal worden schappelijk issue meer. Dat is ook logisch, want biotechnologie staat inmiddels in de schoolboeken, producten liggen in de winkel getracht om de resultaten nadrukkelijker terug te koppelen naar en er zijn nog geen echt grote incidenten gebeurd. Jongeren hebde onderzoeksagenda en het beleid van het CBSG. “Of dat gaat ben de competenties om zelf biotechnologie te beoordelen en zijn lukken, is lastig te beoordelen, want de resultaten hiervan worden niet meer afhankelijk van emoties van belangenbehartigers en pas na vele jaren zichtbaar.” Hanssen maakt een compliment aan opiniemakers.” het CBSG: “Ik ken weinig clubs die zich zo open hebben gesteld
Nanodebatten De lessen van de jaren negentig en het
meest haalbare bij dit soort debatten. Met
genvoedseldebat worden nu toegepast door
nanotech maken we nu een grote inhaalslag.
de Commissie Maatschappelijke Dialoog
60 procent van de mensen heeft er nog nooit
Nanotechnologie. Deze commissie is begin
van gehoord, de technologie wordt nog niet
2009 door de overheid ingesteld om de
als problematisch ervaren. Bij publieksavonden
maatschappelijke meningsvorming over
zie je dat vooral geïnteresseerden komen opdraven.” Het enige wat Hanssen tegenvalt,
nanotechnologie te stimuleren. Hanssen CALL FOR PRODUCTS
is vol lof over de commissie: “Het was ze
■ Augmented Reality Contact Lenses ■ Self-Healing Anti-Scratch Surfaces ■ Smart Medicine ■ Nano Politics ■ Implantable Micro Processors ■ Intelligent Sex Toys ■ Printed Lab Meat ■ Organic Bio Jewelry ■ Non-lethal Weapons ■ 0% Fat Hamburgers ■ Self-Sustaining Nano Buildings ■ Spider Tissue ■ Viral Nano Marketing Strategies
vanaf het begin duidelijk dat ze niet zelf de thema’s moeten bedenken maar dat ze dat
Food Printer
aan het veld moeten overlaten. De commissie doet dit door organisaties die iets te zeggen hebben over nanotechnologie te faciliteren.” Ook maatschappelijke organisaties doen
stond in 2001 voortdurend in de krant, want er was een conflict rond Eten & Genen. Over de commissie nanotechnologie lees je amper, maar die heeft dan ook geen conflict met het maatschappelijk middenveld.”
WWW.NEXTNATURE.NET/NANO-SUPERMARKET
hieraan mee, onder meer de Stichting Natuur & Milieu, Stichting voor Christelijke Filosofie,
is het gebrek aan persaandacht. “Terlouw
BloodBots
Mood Responsive Make-up
Blik van de kunstenaar Hanssen voert zelf een van de nanoprojecten
Proefdiervrij en de Consumentenbond. In
uit. Voor zijn project De Kunst van
totaal werden zeventig projecten gefinancierd,
nanotechnologie zijn drie kunstenaars op
variërend van tv-programma’s, publicaties
echt nano-issue. Bij biotechnologie stapte
bezoek geweest in nanolaboratoria en zij
en onderwijsprojecten tot online discussies,
Greenpeace ook pas laat in, toen ze beelden
hebben zich laten inspireren tot het maken
debatten en kunstprojecten.
kon laten zien met Amerikaanse vrachtschepen
van een kunstwerk. “Als je wilt onderzoeken
vol genetisch gemanipuleerde soja in de
welke fundamentele zaken op een termijn van
Rotterdamse haven. Die organisatie heeft
tien tot vijftien jaar gaan veranderen als gevolg
Hanssen vat de werkwijze van de commissie
een feilloos gevoel voor het bespelen van de
van nanotechnologie, heb je mensen nodig
als volgt samen: “Leg de initiatieven in het
publieke opinie en oordeelt blijkbaar dat ze
die ‘buiten de lijntjes’ kunnen denken. Je moet
land, kijk maar wat er komt en zorg dat ze
nano nog te weinig op de agenda kan krijgen.”
dan een nieuwe taal ontwikkelen waarmee de
Greenpeace als voorbeeld
goed terugrapporteren. Uiteindelijk komen
nanowetenschapper en de kunstenaar elkaar
de resultaten zo bij de overheid en de Kamer.
Gebrek aan persaandacht
kunnen begrijpen. Dan bedoel ik begrip over
Vanuit het oogpunt van publieke opinie kun je
Begin 2011 zal de commissie terugrapporteren.
wat die nanowereld is, wat je ermee kunt en
de nanotechnologie van nu vergelijken met de
De conclusies zullen vrij voorspelbaar
waar deze naartoe gaat. Met hun artistieke
biotechnologie van rond 1990.”
zijn: “Er zal om meer risico-onderzoek
onderzoek laten de kunstenaars een wereld
Greenpeace is voor Hanssen een
worden gevraagd en om etikettering van
zien die we voorheen niet kenden of niet eens
graadmeter. “Ik noem dat soort organisaties
nanotech-producten. Weliswaar zijn dat geen
konden maken.”
‘opiniemultinationals’. Zolang Greenpeace
verrassende resultaten, maar na deze dialoog
zich nog niet heeft laten zien, is er nog geen
kunnen we ze onderbouwen en dat is het
www.nanopodium.nl
<
27
In deze rubriek wordt steeds een van de zes Principal Investigators (PI) van het CSG uitgelicht. In dit nummer een interview met Michiel Korthals.
fotografie
tekst
Marianne Heselmans Maartje Geels
28 • LEV 4 • november 2010
Jacqueline Broerse
Martina Cornel
Arend Jan Waarlo
Guido de Wert
Patricia Osseweijer
VU Amsterdam
VU medisch centrum
Universiteit Utrecht
Universiteit Maastricht
TU Delft
‘Scripts beter op samenleving afstemmen’ Michiel Korthals is inmiddels zeventien jaar hoogleraar Toegepaste Filosofie aan de Wageningen Universiteit. Hij zou de optimistische toekomstbeelden van de nutrigenomicsonderzoekers graag eens kritischer onderzocht willen zien.
PI-profiel
M
ichiel Korthals twijfelt even of hij met zo’n harde stellingname moet komen, maar doet dit dan toch. De nutrigenomics-programma’s blijken nog te veel toys for boys te zijn, zo zegt de hoogleraar Toegepaste Filosofie op zijn kamer in Wageningen. “Met de programma’s zouden ziektes worden uitgesteld, of honger en ondervoeding worden bestreden, maar van de bijbehorende maatschappelijke agenda’s – ik noem ze de sociale scripts van de genomics-onderzoekers – is nog weinig gerealiseerd.” De hoogleraar merkte dit onder andere in het in 2005 gestarte CSG-project ‘Ethiek van nutrigenomics’. Filosofen onderzochten hierin de aannames van de nutrigenomics-onderzoekers die zich richtten op personalized nutrition. Zo’n vijftien jaar geleden kregen allerlei laboratoria publiek geld met als doel een bedrijfstak op te richten voor persoonlijke voedingsadviezen op basis van DNA-testen. In Wageningen heette dit programma MyFood. De ambitie was dat consumenten door op hun eigen genen gebaseerde voedingsadviezen, gezonder zouden gaan leven.
Honderden genen Allereerst bleek de relatie tussen de genen en de aanleg voor hart- en vaatziekten, obesitas of kanker veel ingewikkelder dan werd gedacht. Dachten de nutrigenomicsonderzoekers rond 2000 nog dat bijvoorbeeld bij obesitas zo’n vijf belangrijke genen waren betrokken, inmiddels is aangetoond dat honderden genen een rol spelen, niet alleen ‘eigen’ genen, maar ook genen van darmbacteriën en zelfs virussen. De eerste bedrijfjes die DNA-testen verkochten met ‘bijbehorend’ voedingsadvies kregen zoveel kritiek wegens hun onbetrouwbaarheid, dat de meeste alweer op de fles zijn. Ook de maatschappelijke aannames bleken niet overeen te stemmen met de werkelijkheid. Korthals woonde de eerste vergaderingen van het Wageningse programma MyFood bij – bijeenkomsten, zo merkte hij, van ‘voornamelijk gezonde veertigers met een hekel aan dokters’. “Er werd niet gekeken of het maatschappelijke script dat zij voorstonden wel overeenkwam met het script van andere groepen in de samenle-
ving. De onderzoekers namen bijvoorbeeld impliciet aan dat voeding een instrument is om ziektes te voorkomen. Maar voor de meeste mensen heeft eten vooral een sociale betekenis: je eet met vrienden en familie om je sociale relaties te regelen. Ieder een eigen dieet aan tafel zou dit proces juist erg verstoren. Daarbij is voor grote groepen in de samenleving ziektepreventie helemaal geen issue; veel mensen vinden het juist wel gezellig om naar de dokter te gaan.” En zo bleek het script ook geen rekening te houden met het feit dat grote voedingsbedrijven weinig belang hebben bij voedingsadviezen op maat. Noch werd rekening gehouden met het feit dat consumenten, als ze dan zo’n dieetadvies op maat zouden volgen, steeds met dure testen het effect zouden moeten laten controleren. Bovendien hadden de onderzoekers niet verdisconteerd dat een grote groep consumenten geen boodschap heeft aan gezondheidsadviezen, ook als het nog zo duidelijk is dat ze, bijvoorbeeld vanwege hun gewicht, hun leefstijl moeten veranderen. Korthals: “Het maatschappelijke script was zo beperkt, dat het tot mislukken was gedoemd.” Gouden rijst Dezelfde simpele scripts ziet de Wageningse filosoof in sommige plantenveredelings-
november 2010 • LEV 4 •
van het Zuiden, zoals tropische plagen en onkruid, en de steeds extremer wordende weersomstandigheden. Meer dan 90 procent gaat naar veredelingsprogramma’s gericht op de problemen van het Westen.
“Inmiddels is aangetoond dat ondervoede mensen geen baat hebben bij extra toediening van één vitamine of mineraal waar ze tekort aan hebben.” Michiel Korthals, Wageningen UR
projecten, bijvoorbeeld in programma’s als HarvestPlus, gericht op gewassen met extra veel van een bepaald nutriënt, zoals ijzer of een vitamine. Dergelijke nutrigenomicsprogramma’s beloven met hun verrijkte gewassen een bijdrage te leveren aan de strijd tegen ondervoeding. Tot verontwaardiging van de betrokken biotechnologen wordt de vijftien jaar geleden gemaakte Gouden Rijst met bacteriegenen voor provitamine A nog steeds niet verbouwd. Maar ook hier zijn weer vele aannames die destijds niet kritisch zijn getoetst, stelt Korthals. Zo is inmiddels aangetoond dat ondervoede mensen geen baat hebben bij extra toediening van één vitamine of mineraal waar ze tekort aan hebben. De organen werken bij ondervoede mensen namelijk dermate slecht dat een geïsoleerde essentiële stof niet wordt opgenomen. En hoe moeten die geavanceerde rijstzaden bij de doelgroep
komen? In de meeste arme gebieden komen nooit medewerkers van zaadbedrijven of landbouwkundige instituten. Korthals: “Het zou dus goed zijn als de vaak onuitgesproken aannames eerst worden onderzocht door wetenschappers van andere disciplines, voordat er naar hun programma’s zoveel publiek geld gaat. De vraag is: zijn de genomics-technieken wel de meest efficiënte om maatschappelijke problemen zoals dreigende honger op te lossen? Wellicht is het gemakkelijker de grote oogstverliezen tijdens opslag en vervoer terug te brengen. Hier wordt nauwelijks onderzoek naar gedaan.” En wordt met deze technieken ook bijgedragen aan de meest prangende maatschappelijke problemen op wereldschaal? Korthals haalt Amerikaans onderzoek aan dat aantoont dat maar 6 tot 7 procent van het plantonderzoek echt gericht is op de problemen
Tien/negentig-kloof Eenzelfde scheve verdeling constateert Korthals in het voedingsonderzoek. “Preventie van hart- en vaatziekten en kanker, waar nu zoveel voedingsonderzoek op is gericht, is het probleem van een kleine groep in de wereld.” Het CSG-project Tien/negentig-kloof* onderzoekt nu hoe die verdeling democratischer kan worden. Kritisch onderzoek van het sociale script vóór er publiek geld naar een technisch programma gaat, is complex, geeft Korthals toe. In feite vraagt het een heel ander onderzoeksbeleid. En voor nutrigenomics is dit zelfs nóg complexer dan voor bijvoorbeeld vervoer of ICT, omdat juist voeding sterk samenhangt met onze identiteit. We kiezen bijvoorbeeld voor biologisch, omdat milieu ons aan het hart gaat. Juist omdat voeding zo’n lastig terrein is, stelt de hoogleraar, moeten nutrigenomics-onderzoekers hun script voortdurend blijven toetsen aan dat van andere groepen in de samenleving dan die waartoe ze zelf behoren (hoog opgeleid, rijk en gezond). De technologen moeten zelf met consumenten, boeren, bedrijven en andere groepen om de tafel gaan zitten en dit niet overlaten aan de communicatiedeskundigen. In verschillende CSG-projecten proberen de filosofen dit nu tot stand te brengen. Zo beoogt het project Goed voedsel ontwerpen het script van de voedingsindustrie gelijke tred te laten houden met publieke ontwikkelingen. En in het project Ethiek van nutrigenomics hebben de filosofen nutrigenomics-onderzoekers, voedingsdeskundigen en obese mensen met elkaar in contact gebracht. Niet dat de Korthals nu vindt dat de genomics-onderzoekers hun script moeten laten bepálen door actiegroepen, conservatieve boeren of halsstarrig ongezond levende consumenten: “Technologen moeten ook in debat blijven om de aannames van andere groepen in beweging te brengen en scripts op elkaar af te stemmen.” *meer over de tien/negentig kloof op pagina 30-33
<
29
blogger tekst
Marianne Heselmans Tammo Schuringa
illustratie
30 • LEV 4 • november 2010
november 2010 • LEV 4 •
Filosoof Cor van der Weele vroeg zich al bloggend af waarom maar een paar procent van alle Research & Development is gericht op het armste deel van de wereldbevolking. “De focus op genomics is een obstakel.”
Werken aan de meest prangende wereldproblemen Blog 4, 11 juni 2009 (…) A different role for scientists comes to mind: to turn to global urgencies. Academic institutions seem to be the places par excellence to tackle global issues.
Die hoopvolle ontwikkelingen, ofwel goede voorbeelden, blijken dan uiteenlopende virtuele en niet virtuele initiatieven te zijn, zoals het inmiddels afgeronde Ghanian-Dutch Collaboration for Health Research and Development: een interdisciplinair programma van universiteiten, overheden en NGO’s om verbeteringen in de Ghanese gezondheidszorg tot stand te brengen. De onderzoeksvoorstellen werden beoordeeld door een commissie in Ghana, en de onderzoeksleider was een Ghanees. Een ander voorbeeld is Drought tolerant maize for Africa (DTMA). In dit virtuele centrum werken in en buiten Afrika tientallen onderzoeksinstellingen, zaadbedrijven, overheidsinstellingen, NGO’s en financiers samen om de droge gebieden in Afrika te voorzien van betere maïs (voorlopig nog zonder genetische manipulatie). Maar ook het net opgerichte interdisciplinaire Centrum voor Duurzame Ontwikkeling en Voedselzekerheid van Wageningen UR valt onder de goede voorbeelden, evenals het Australische instituut Cambia, dat genetische modificatietechnieken ontwerpt die ontwikkelingslanden vrij mogen gebruiken.
foto Bruno van der Pol
Vitaminerijk veevoer voor de koeien in Vietnam, bioafval-vergisters voor boerengezinnen in Guatemala of het winnen van bloem uit cassave in Malawi. Het programma Imagine... dat is gelieerd aan de TU Delft stimuleert scholieren een bedrijfsplan uit te werken voor dergelijke innovaties. De voorstellen komen van bedrijven en universiteiten. De scholieren moeten zowel een technische als een sociaal-economische haalbaarheidsstudie doen. Het beste team mag op reis. Filosoof Cor van der Weele noemt Imagine een mooi voorbeeld van een publiek-privaat initiatief, gericht op dat deel van de wereldbevolking dat momenteel het meest dringend innovatieve oplossingen nodig heeft. Van der Weele heeft afgelopen twee jaar meer van deze voorbeelden verzameld. Ze deed dit voor het CSG-project Tien/negentig-kloof. Ruwweg 90 procent van de onderzoeksmiddelen wordt besteed in het belang van 10 procent van de wereldbevolking. Hoe kun je hier verandering in brengen? In haar blogs – elke maand een paar – geeft ze in vlot geschreven, goed onderbouwde columns haar mening over innovatie in ontwikkelingslanden, over de haken en ogen aan genomics, over de drijfveren van onderzoekers en over ‘hoopvolle ontwikkelingen’.
Cor van der Weele, filosoof bij Wageningen UR
>
31
32 • LEV 4 • november 2010
>
Blog 30, 25 juni 2010 (…) the old idea that innovation is the outcome of new technology is losing its dominance. Innovation increasingly needs to be seen as the ability to re-use and recombine existing pieces of knowledge. Dergelijke programma’s werken niet allemaal even goed. “Wat je hierbij ziet,” zegt Van der Weele op haar kamer bij de leerstoelgroep Filosofie van Wageningen UR, “is een enorme kloof tussen het frontonderzoek dat verschijnt in de wetenschappelijke bladen en de praktijk in ontwikkelingslanden. In arme landen blijken vooral sociale innovaties nodig, en het inventief combineren en aanpassen van low-tech-oplossingen, terwijl westerse onderzoekers aan dat frontonderzoek willen werken. Dat geeft spanningen. In de Ghanian-Dutch Collaboration bijvoorbeeld zijn de Nederlandse onderzoekers afgehaakt omdat ze het werk niet konden combineren met hun eigen onderzoekswerk in Nederland. Ze bleken ook niet opgeleid voor dit interdisciplinaire en vraaggestuurde onderzoek. En het probleem ligt daarnaast vaak bij de financiers. Veel van hen gaan er nog steeds impliciet van uit dat innovatie wordt gestuurd door het frontonderzoek en de nieuwe technologie.”
‘Je moet zoeken naar win-winsituaties; ga
Cor van der Weele (56) is afgestudeerd bioloog en filosoof. Vanaf haar afstuderen verdiept ze zich al in morele kwesties rond onderzoek en onderzoeksbeleid. Ze promoveerde op de wetenschapsfilosofische vragen die de ontwikkelingsbiologie oproept en verdiepte zich aan de Universiteiten van Utrecht en Wageningen en op het Landbouw Economisch Instituut (LEI) in innovatie en in beelden rond genomics. Nu ontwikkelt ze (nog niet bloggend) onder andere een filosofische visie op kweekvlees. Een van haar conclusies is dat de mechanismen moeten worden weggenomen waardóór onderzoekers zich voornamelijk richten op het rijkste deel van de wereldbevolking. Waar rekenen universiteiten en financiers hun onderzoekers op af? Van der Weele: “De status van onderzoekers wordt nu voornamelijk afgemeten aan de tijdschriften waarin ze publiceren. Dat geeft die enorme drive naar frontonderzoek met de meest geavanceerde technologie. En het leidt af van het interdisciplinaire, vraaggestuurde onderzoek. Inderdaad, hierover wordt al dertig jaar geklaagd. Toch is dit afrekenmechanisme alleen maar sterker geworden.” Cor van der Weele bepleit dus dat onderzoekers ook worden beoordeeld op de maatschappelijke relevantie van hun werk, met concrete doelstellingen. Daarnaast zouden er meer bladen en interactieve sites moeten komen voor interdisciplinair en vraaggericht onderzoek.
bijvoorbeeld Bangladesh helpen met het
blogger
watermanagement’
Blog 22, 15 april 2010 Gaëtan Vanloqueren and Philippe Baret have made a comparison (…). The journals in which agro-ecological research is published do not score higher than 4.5, while genetic engineering is in journals with impact factors as high as 29.3”. Een mooi voorbeeld van ‘diepgaande innovatie’ in de rijstteelt vindt de Wageningse filosoof het zogeheten System of Rice Intensification. In 1983 zette de innovatieve Franse Jezuïet Henri de Laulanie in Madagaskar de boeren ertoe aan de rijstzaden eerder, namelijk al binnen vijftien dagen, heel voorzichtig te planten. Ze moesten ze planten in brede rijen zodat er plaats was voor de plantjes om uit te groeien. Ook moesten ze de rijst niet nat maar vochtig houden. Deze succesvolle strategie werd in 1990 opgemerkt door landbouwkundige Norman Uphoff van de Cornell University in Ithaca, New York. Na drie jaar onderzoek in Madagaskar bevestigde zijn groep de hogere opbrengst en de besparing op zaad en irrigatie. Samen met NGO’s zette Uphoff zich vervolgens in voor verspreiding. Inmiddels promoten verschillende Aziatische overheden waaronder China en India, deze nieuwe manier van zaaien en vochtig houden, niet alleen voor rijst maar ook voor suikerbiet en tarwe. Geavanceerde technologie kwam er niet bij kijken, wel veel agro-ecologische kennis(overdracht). Cor van der Weele constateert dat helaas de agro-ecologie weinig status heeft in de landbouwwetenschappen, in tegenstelling tot de life sciences en in het bijzonder genomics. Het verschijnsel dat bepaalde onderzoeksvragen in een bepaalde periode heel populair zijn – ook wel getypeerd als het aantrekkende effect van de ‘bandwagon’ (wagen met de muziekband erop) – ziet ze ook in de deeldisciplines van de landbouwwetenschappen. Zoals in de op landbouw en voeding
november 2010 • LEV 4 •
toegepaste filosofie. In 2001 telde ze met een collega de thema’s van de voordrachten op drie achtereenvolgende congressen van de European Society for Agricultural and Food Ethics (Eursafe). Meer dan honderd voordrachten gingen over maatschappelijke implicaties van genomics en biotechnologie (64) en dierenwelzijn (38). Slechts drie gingen er over honger en eerlijke verdeling van aandacht in het onderzoek. Inmiddels werken daar overigens meer filosofen aan.
Blog 28, 31 mei 2010 (…) The emphasis of the Global Genomics Initiative on genomics as crucial to the future of health care is open to the criticism that there are more immediate, poverty-related remedies: clean water, adequate nutrition, sanitation. (...) This in turn implies that an independent genomics initiative is not a good idea. “Een focus op genomics is problematisch”, stelt Cor van der Weele voorzichtig vast. “Men begint met de technologie en zoekt daar dan een toepassing bij. Dat is de omgekeerde wereld. Publiek-private partnerschappen zou je moeten oprichten rond een praktisch probleem.” Bovendien, stelt ze, leidt zo’n focus tot maatschappelijke kritiek en onvruchtbare debatten. De voorstanders van de nieuwe technologie gaan namelijk in reactie op de kritiek wetenschap en innovatie gemakkelijk gelijkstellen aan die nieuwe technologie. Bijvoorbeeld: in het vorig jaar verschenen boek Starved for Science betoogt de Amerikaanse politicoloog Robert Paarlberg dat Afrika enorme behoefte heeft aan genetische modificatie. Vervolgens verwijt Paarlberg de critici van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) dat ze Afrika de moderne wetenschap willen onthouden. Van der Weele: “Impliciet stelt hij daarmee ggo’s gelijk aan moderne wetenschap; de agro-ecologie en sociale innovaties schaart hij daar dan dus kennelijk niet onder, wat het verzet van de tegenstanders van ggo’s weer verder verhardt, waardoor het pragmatisch inzetten van ggo’s wordt bemoeilijkt.” Bij het Netherlands Genomics Initiative (NGI) plaatst Cor van der Weele nog wat meer kanttekeningen dan alleen zijn focus op genomics. Ze vindt ook de invulling van het begrip valorisatie te eenzijdig gericht op Nederland en economische valorisatie. “In het businessplan 2008-2012 zijn mondiale onderwerpen als ondervoeding en tropische ziektes vrijwel afwezig,” licht ze toe. “En onder het kopje ‘belang voor de kenniseconomie’ richt de toelichting zich nadrukkelijk op het belang voor de Nederlandse economie. Dat blijkt ook uit de doelstellingen rond aantallen patenten en spin-offs. Er zijn geen concrete doelstellingen geformuleerd rond producten of kennisoverdracht naar de gebieden in de wereld waar de problemen het meest urgent zijn.”
Blog 27, 21 mei 2010 (…) Esteem and reputation are basic human needs. Er zijn denkers die mensen nogal zwart-wit beoordelen, zegt Van der Weele. Altruïstische mensen zouden zich puur inzetten voor de echte problemen in de wereld. Egoïstische mensen zouden zich alleen laten leiden door eigenbelang. Maar Cor van der Weele vindt het realistischer om mensen gemengde motieven toe te kennen. Ze vindt het heel begrijpelijk dat onderzoekers status en zekerheid belangrijk vinden en tegelijkertijd graag werken aan de meest urgente problemen in de wereld. “Je moet dus zoeken naar win-win-situaties”, concludeert ze. “De Adviesraad voor het Wetenschapsen Technologiebeleid adviseert in haar rapport Kennis zonder grenzen, waar ik heel enthousiast over ben: kies binnen de global urgencies die gebieden waar Nederland sterk in is. Ga bijvoorbeeld Bangladesh helpen met het watermanagement. Daarmee vergroot je zowel de kennis in Nederland als de positie van het Nederlandse bedrijfsleven waarvoor Bangladesh een interessante markt kan zijn. Het Amsterdam initiative for malnutrition is een goed voorbeeld. Hierin ontwikkelt DSM met universiteiten NutriRice – een verrijkte rijst van goedkope, gebroken rijst – vanuit het idee dat een paar miljard armen een enorme potentiële markt vertegenwoordigen.” Ook voor deze oplossing is geen genomics nodig. zie ook tenninetygap.wordpress.com
<
33
10 2
Fotografie
tekst
Frans van Dam Ivar Pel
34 • LEV 4 • november 2010
over
vragen gewassen
Het Centre for BioSystems Genomics (CBSG) is al acht jaar in de weer met de genomen van aardappelen en tomaten. Die genomen zijn inmiddels bekend maar toepassingen zijn nog ver weg. Hoe gaat die innovatie in zijn werk? Tien vragen aan managing director
gewasinnovatie
Robert Hall.
1
Waar staat het CBSG voor? “Het Centre for BioSystems Genomics is in hart en nieren een publiek-private samenwerking. Zo hebben niet wíj de keuze voor aardappel en tomaat gemaakt. Dat is de keuze geweest van de bedrijven waarmee we voor de oprichting van het CBSG gesproken hebben. Nederland was toen al leidend op het terrein van aardappel en tomaat, in wetenschappelijke opzicht en met het oog op de commerciële veredeling. Bovendien zijn de gewassen elkaars naaste verwanten. Als je iets in het ene gewas ontdekt, kan dat relevant zijn voor het andere, ook al consumeer je bij tomaten de vrucht en bij aardappelen de knol. Denk aan eigenschappen als groeisnelheid, stressbestendigheid en plaagresistentie. Het CBSG doet toegepast onderzoek; we leveren basiskennis, genetisch materiaal, planten, software en technieken, waarmee bedrijven geholpen zijn.”
2
Is er ook nog ruimte voor de nieuwsgierige onderzoeker? “Jazeker, je zou bijna kunnen zeggen dat het hele onderzoeksprogramma door nieuwsgierigheid gedreven wordt. Veel resultaten hebben een basaal karakter en kunnen vaak naar andere gewassen dan aardappel en tomaat worden vertaald. Wij investeren ook veel in het genereren van technologische kennis en onze nieuwe protocollen voor de analyse van gewassen zijn volledig gewasoverstijgend. Dat basisonderzoek geeft dus onze academische partners de ruimte om ook andere projecten binnen te halen.”
3
Waarom focussen op genomics? “Genomics is relatief nieuw en biedt talloze, nog slecht benutte mogelijkheden voor het verbeteren en versnellen van traditionele veredelingsmethoden. Via genomics kunnen
november 2010 • LEV 4 •
we nieuwe kennis over de wisselwerking tussen planten en plaagorganismen genereren, kennis die goed gebruikt kan worden door veredelaars. De meerwaarde van het CBSG is dat we één set materiaal en één onderzoeksvraag geïntegreerd kunnen aanpakken, op het niveau van DNA, eiwitten en metabolieten.”
4
Waarom geen genetische modificatie? “De mogelijkheden die genomics-benaderingen ons bieden voor traditionele veredelingsmethoden brengen met zich mee dat we genetische modificatie (GM) niet eens in beschouwing hoeven te nemen. Er is ook te weinig maatschappelijk draagvlak voor GM en daarnaast zijn de deelnemende bedrijven niet geïnteresseerd. De kosten die zijn gemoeid met alleen al de registratie van elk genetisch gemodificeerd ras bedragen circa 500.000. euro Er zijn weinig bedrijven die dat willen of kunnen betalen.”
5
Wanneer komen de veredelaars in beeld? “Vanaf het allereerste moment. De partnerbedrijven krijgen al onze resultaten, DNA-sequenties, DNA-merkers, protocollen en plantenlijnen met voorrang zodra die binnen zijn via onze zeer uitgebreide intranetsite. Ook als wij aardappelplanten hebben met verhoogde weerstand tegen de aardappelziekte, dan mogen de bedrijven ze verder testen en doorveredelen. In sommige gevallen worden de resultaten pas na een halfjaar wereldkundig gemaakt en kunnen ook anderen ze gebruiken. Met behulp van deze kennis en technieken kunnen veredelaars veel sneller dan voorheen een nieuw ras ontwikkelen. Er bestaan al een
tijdje enkele aardappelrassen die resistent zijn tegen de aardappelziekte, maar die veredeling duurde twintig jaar en het plaagorganisme zou mogelijk de resistentie doorbreken. Met marker-assisted breeding, een genomics-techniek, en de beschikbaarheid van meerdere resistenties via de resultaten van CBSG, kunnen onze bedrijven resistenties sneller en op een duurzamere manier in alle nieuwe rassen inkruisen.”
6
Hoe ziet het ‘verdienmodel’ van het CBSG eruit? “Economische meerwaarde is uiteraard van belang. Het CBSG heeft weliswaar een aantal patenten op genen, maar daarin is de veredelingssector, die werkt op basis van kwekersrechten op plantenrassen, weinig geïnteresseerd. Bovendien is dat type genen vaak alleen door middel van genetische modificatie te exploiteren en dat is niet ons doel. Het gaat ons uiteindelijk om een toename in het marktaandeel van de deelnemende bedrijven. Hoeveel dat zal zijn, weten we echter niet. Om redenen van concurrentie vertellen bedrijven ons en elkaar niet wat ze met de geleverde kennis doen. Bovendien duurt een veredelingsproces al gauw acht tot tien jaar, zelfs met genomics. We merken wel dat aangesloten bedrijven eigen laboratoria zijn gaan inrichten en extra onderzoekers hebben aangenomen. Binnen de wetenschap zelf hebben wij onze meerwaarde al bewezen. Voor elke euro subsidie die aan het CBSG wordt uitgegeven (in totaal 50 miljoen euro) hebben onze academische partners meer dan drie euro aan extra financiering binnen kunnen halen (160 miljoen euro). Ook voor de academische partners is economische valorisatie van wezenlijk belang.”
>
35
36 • LEV 4 • november 2010
> ‘Over vijf jaar hebben we een resistente aardappel’
7
Wat is jullie maatschappelijke meerwaarde? “De opbrengsten voor de consument. Bij tomaat willen we de kwaliteit van het product verbeteren. Bij de aardappel draait het om milieukwaliteit. Boeren moeten nog steeds veel tegen de aardappelziekte spuiten. Door aardappelrassen te maken die een duurzame resistentie hebben tegen aardappelziekte, kan de hoeveelheid pesticiden omlaag worden gebracht. De verwachting is dat we over vijf jaar nieuwe rassen hebben die duurzaam resistent zijn. Die moeten daarna nog wel drie jaar vermeerderd worden om voldoende pootgoed te hebben voor commercieel aanbod. In het tomatenonderzoek staat smaak centraal. Niemand weet nog waardoor de smaaksensatie wordt bepaald. Tomatenveredelaars hebben al beter smakende varianten op de markt gebracht, zoals de Tasty Tom, maar ze willen nu ook de ‘grote’ rassen op smaak brengen. Vooralsnog kunnen we al wel selecteren op de afwezigheid van genen, zogenaamde ‘off-flavors’, genen die bijdragen aan een slechte smaak. Het is de bedoeling dat veredelaars over een paar jaar zaailingen ook op goede smaakeigenschappen kunnen selecteren. Ze hoeven dan maar een deel van de plantjes verder te laten groeien en kunnen bovendien fors besparen op de kostbare consumentenpanels. Ook werken we aan een procedure met een apparaat dat die panels voor een deel kan vervangen. Zo’n apparaat test onder meer op zuurgraad, suikergehalte en mondgevoel.”
business consultant, brengt ons in contact met verschillende delen van de maatschappij. Die experts vertellen ons hoe zij, vanuit hun alledaagse leven, over ons onderzoek denken en wat hun achterliggende denkprocessen zijn. De eerste serie gesprekken in de societal interface group vormde de aanleiding om met het Centre for Society and Genomics gezamenlijk onderzoeksprojecten te ontwikkelen, onder meer over consumentenpreferenties, open source als innovatiealternatief voor patenten en de publiekscommunicatie van CBSG-onderzoekers over hun werk aan de aardappelziekte.”
10
gewasinnovatie
8
W at levert het op voor ontwikkelingslanden? “In de toekomst willen we onze kennis breder inzetten dan alleen voor aardappel en tomaat voor de westerse markt. Dat kan door ons ook te richten op abiotische stress, stress door factoren als droogte, kou, overstroming, zout. Abiotische stress is een mondiaal probleem dat gewasopbrengst enorm beïnvloedt; een ontdekking die waardevol is voor de aardappel kan tegelijkertijd waardevol zijn voor gewassen in ontwikkelingslanden. Ook de aardappelziekte (Phytophthora) is een mondiale ziekte. Als wij die kunnen aanpakken heeft dat wereldwijd effect.”
9
H oe zet het CBSG zijn societal interface group in? “Die societal interface group is een interessante en waardevolle exercitie. De groep, die bestaat uit maatschappelijke experts als een gastronoom, een publieksvoorlichter en een
H oe ziet de toekomst ‘na NGI’ er uit? “Wij zijn volop bezig om te zorgen dat ons werk door kan gaan na de huidige subsidieronde die tot en met 2012 loopt. De meerwaarde van CBSG is duidelijk: het creëren van voldoende kritische massa om multidisciplinair te werken aan één geïntegreerd onderzoeksprogramma voor zowel industrie als maatschappij. Iedereen is het erover eens dat zo’n programma gehandhaafd moet worden. Maar alles hangt natuurlijk af van de mogelijke financieringsbronnen. Bedrijven hebben grote behoefte aan breed inzetbare fundamentele kennis en hoogopgeleide mensen met de juiste achtergrond om binnen het bedrijfsleven te kunnen gaan werken. Wij zijn hierover vaak in gesprek met onder meer vertegenwoordigers van bedrijfsleven en rijksoverheid. Als na 2012 de NGI-subsidie wegvalt en er geen substantiële subsidie voor in de plaats komt, zal ons onderzoek in delen uiteenvallen. We kunnen dan niet meer één gewas op veel manieren tegelijkertijd onderzoeken. Bovendien dreigt dan ook het academisch onderzoek te verdwijnen dat onze kennis als basis gebruikt.”
Centre for BioSystems Genomics Een van NGI’s* genomics centres van het eerste uur is het
Centre for BioSystems Genomics (CBSG). Het centrum gebruikt genomics voor de ontwikkeling van plaagresistentie bij aardappel en beter smakende tomaten. Bij de ontwikkeling van nieuwe rassen wordt nadrukkelijk geen genetische modificatie ingezet. Het CBSG is een samenwerkingsverband tussen 5 academische partners, vooral bij Wageningen-UR, en 15 veredelingsbedrijven, zoals Agrico en Syngenta. Het CBSG ging in 2002 van start met een budget van 53 miljoen euro, en kreeg in 2008 nog eens 50 miljoen euro voor de periode tot en met 2012. Het centrum heeft samen met het CSG een programma voor maatschappelijk onderzoek. Het Reizend DNA-lab ‘Pre-
nataal’ onderzoek bij planten is een initiatief van het CBSG en Wageningen-UR. www.cbsg.nl. * NGI: Netherlands Genomics Initiative
<
november 2010 • LEV 4 •
37
Open source als mogelijk alternatief voor een eroderend kwekersrecht
Pieter Lemmens Bart Gremmen Wageningen-UR, CSG
E
Kern van de discussie op het moment betreft de impact van kwekersrecht versus octrooirecht op innovatie. Voorstanders van het octrooirecht, vooral grote agrochemische multinationals, beweren dat octrooien onontbeerlijk zijn om toekomstige innovatie te garanderen. Hun belangrijkste argument is dat innovatie om grote investeringen vraagt en dat alleen de kans op een goede return on investment hiervoor voldoende stimulans biedt. Voorstanders van behoud van het kwekersrecht, vooral kleinere veredelingsbedrijven, stellen dat octrooien de innovatie juist belemmeren doordat deze het bestaande ‘open innovatie’-model aantasten. Door de afwezigheid van een kwekersvrijstelling wordt de freedom to operate van kwekers immers sterk ingeperkt, vooral gezien de hoge kosten van
door de uitkomst van de strijd tussen het kwekersrecht en het octrooirecht en het lot van de kleinere kwekers – en dus van een meer pluriforme innovatie cultuur – lijkt af te hangen van de mate waarin het kwekersrecht gehandhaafd zal kunnen blijven. Er bestaat echter een alternatief: open source. Dit komt oorspronkelijk uit de software-sector maar enkele vindingrijke biologen hebben zich hierdoor recentelijk laten inspireren en een open source-model ontwikkeld dat is toegesneden op de biotechnologie. Het bekendste initiatief tot nu toe is het BiOS-project van het in Australië gevestigde onderzoeksinstituut CAMBIA, het geesteskind van de Amerikaanse bioloog Richard Jefferson, die heel nadrukkelijk wijst op het wezenlijk sociale karakter van innovatieprocessen en stelt dat dit door de excessieve octrooiering van de tools van die innovatie structureel wordt miskend. Bovendien staat de private controle over die tools de democratische sturing van innovatieprocessen in de weg.
ind vorig jaar verscheen het in opdracht van het Ministerie van LNV geschreven rapport Veredelde zaken, waarin verslag werd gedaan van een onderzoek naar de toekomst van de Nederlandse plantenveredeling. Voornaamste doel was na te gaan wat de sociaal-economische consequenties zouden kunnen zijn van invoering van het octrooirecht ter vervanging van het bestaande kwekersrecht. In een vorig numHet belangrijkste principe van open mer van LEV (03-2010) is hier reeds source is de openheid en vrije beschikuitvoerig aandacht aan besteed. De focus van dit rapport beperkte zich baarheid van de zogeheten broncode. tot kwekersrecht versus octrooiOp geen enkele manier wordt gerept In de biotechnologie gaat het dan in recht. Sinds enige tijd echter heeft eerste instantie om genetische codes zich in de plantenveredeling nog over de inbreng van ‘de consument’ of maar ook de tools van de innovatie een ander systeem van eigenbehoren daartoe. Waar het octrooidomsbescherming aangediend: meer algemeen ‘de samenleving’ recht de innovatie wil stimuleren door open source. Hiervan wordt in het privatisering van informatie en techrapport weliswaar een enkele keer nologieën, en dus door het opleggen melding gemaakt maar er wordt van restricties aan de vrije uitwisseling verder niet op ingegaan. In deze bijdrage licenties. Octrooien zijn bovendien vele ervan, daar tracht het open source-model de willen wij juist aandacht vragen voor dit malen complexer en duurder dan kweinnovatie juist te bevorderen door privatiseonderbelichte alternatief. kersrechten, wat de macht van de multiring ervan onmogelijk te maken en juist vrije nationals, die toch al erg groot is, verder uitwisseling zeker te stellen. Het octrooirecht Juridische bescherming van intellectueel zal versterken. Tegenstanders wijzen er is gebaseerd op uitsluiting, stelt de belangen eigendom wordt tegenwoordig in brede bovendien op dat er in de afgelopen eeuw van de eigenaar voorop en is voornamelijk kringen beschouwd als een belangrijke, zo met groot succes is geïnnoveerd in afwegeoriënteerd op financieel gewin. Open niet essentiële, voorwaarde voor succeszigheid van het octrooirecht. source daarentegen huldigt het principe volle innovatie. Intellectuele eigendomsvan gemeenschappelijkheid: innovatie is rechten worden gezien als een beloning Software-sector het meest efficiënt en bovendien het meest voor ‘creatieve prestaties’ en geven de Het toekomstige innovatieklimaat in de democratisch wanneer de tools van die inuitvinder/eigenaar de mogelijkheid om plantenveredeling lijkt te worden bepaald novatie gedeeld worden door een zo breed
ingezonden brief
de vaak aanzienlijke investeringen die nodig zijn om tot zijn innovatie te komen terug te verdienen. Ze fungeren als zodanig dus als een stimulans voor innovatie.
>
38 • LEV 4 • november 2010
>
mogelijke gemeenschap. Door het instellen van zo’n ‘protected commons’ stelt open source de belangen van gebruikers boven die van eigenaars. Ook is de primaire oriëntatie niet het maken van winst maar het creëren en permanent uitbreiden van een gedeelde toolkit.
ingezonden brief
In een toekomst die, zoals na 30 juni alleszins waarschijnlijk, gekenmerkt zal worden door een grotere dominantie van het octrooisysteem en bijgevolg door een toenemende controle van de multinationals over de richting van de innovatie, zou het open source-alternatief weleens aantrekkelijker kunnen worden voor kwekers en evenzeer voor plantenbiotechnologen. Er is echter een aantal redenen waarom dit alternatief in de plantenveredeling moeilijker van de grond komt dan in de software-sector.
kunnen veranderen. De wellicht meest cruciale vraag voor open source tot slot is hoe het gefinancierd kan worden en of er voldoende stimulansen zijn voor investeerders. octrooisysteem Als we kijken naar de normatieve uitgangspunten van de auteurs van het rapport dan zien we dat innovatie en innovatiekracht van het allergrootste belang worden geacht en dat de toegang tot genetische variatie hiervoor essentieel is. Belangrijkste doel van de plantenveredeling is bij te dragen aan duurzame landbouw en voedselvoorziening. Tevens is het van belang dat deze sector concurrerend blijft en economisch interessant genoeg, ook voor de kleinere kwekers. Wat opvalt, is dat er op geen enkele manier wordt gerept over de inbreng van ongetwijfeld toch de belangrijkste raison d’être van het hele gebeuren: ‘de consument’ of meer algemeen ‘de samenleving’. De consument heeft tot op heden nauwelijks invloed op de richting van de innovatie terwijl hij als belastingbetaler
Het zijn in de huidige hightech plantenveredeling niet alleen kwekers maar vooral ook onderzoekers die door de nieuwe octrooiwetgeving het gevaar lopen in hun freedom to operate te worden gehinderd. Ook zij zouden zich derhalve actief in het debat moeten mengen. Privatisering van informatie is bovendien in strijd met het traditionele ethos van de wetenschap. Wetenschap gedijt slechts wanneer resultaten en methoden gedeeld worden door de scientific community als geheel, zoals wetenschapssocioloog Robert K. Merton langgeleden al heeft laten zien. Open source strookt hier veel meer mee dan het octrooisysteem, dat daar juist dwars tegen ingaat. Het is daarom wellicht ook aan wetenschappers om zich uitdrukkelijker dan tot nu toe te bezinnen op de gevolgen van het octrooisysteem, dat ertoe zal leiden dat het onderzoek steeds meer bepaald zal worden door de grote bedrijven (wat, nogmaals, problematisch is tegenover de publieke missie van universiteiten).
Ten eerste zijn de tools in de software-sector veel eenvoudiger en toegankelijker en bovendien alomtegenwoordig. Ten tweede gaat het bij software uitsluitend om Er wordt vaak gezegd dat open sourimmateriële codes. In de plance in de plantenveredeling niet kan tenveredeling echter speelt nog werken aangezien het daarbij om Innovatie is het meest efficiënt en bovendien veel complexere technologieën gaat een groot aantal andere (lees: materiële) methoden en techdan in de software en dat bovendien het meest democratisch wanneer de tools van de kosten van innovatietrajecten veel nieken een rol. Deze zijn bovendien vele malen complexer hoger zijn. Voor publiekelijk gefidie innovatie gedeeld worden door een zo en kostbaarder en ook zeker nancierde innovatie hoeft dit echter niet voor iedereen toegankelijk geen al te groot probleem te zijn, breed mogelijke gemeenschap (tot op heden althans; dit zou gezien de enorme investeringen die in de toekomst echter kunnen de overheid doet in plantkundig bioveranderen). De source code in technologisch onderzoek. Er is in bede plantenveredeling is uiteinginsel dan ook voldoende capaciteit delijk het DNA en dat is niet zozeer software toch de belangrijkste financier is. aanwezig in publieke onderzoeksinstellingen. maar ‘wetware’ en als zodanig moeilijker te Indien het octrooisysteem op grote schaal Het probleem is veeleer politiek van aard: hoe reproduceren (dit geldt uiteraard niet voor de wordt ingevoerd, wordt het overgrote deel willen we de plantenveredeling organiseren? bioinformatica, waar open source dan ook van die innovatie nog altijd bekostigd uit Het is duidelijk dat het NGI op het moment gemakkelijk ingang zal kunnen vinden, wat publieke middelen. De toekomstige public/ vooral inzet op octrooien en dus op een ook reeds gebeurt). private samenwerking tussen bedrijven en steeds meer privaat gecontroleerde innovatie. kennisinstellingen zal er dan de facto op neerZowel kwekers als wetenschappers (en tevens Planten veredelen is uiteindelijk iets heel komen dat uitvindingen die gedaan worden consumenten) zouden in de toekomst echter anders en iets veel omvattenders dan louter door publiek gefinancierde onderzoekers via weleens meer gebaat kunnen zijn bij het open programmeren. Het is veel duurder om overname van octrooien in handen van de source-alternatief, als ze tenminste greep wilnieuwe producten te ontwikkelen en ook het grote bedrijven komen. Het zullen vrijwel len houden op de wijze waarop de plantentesten ervan kost veel meer tijd en vergt veel nooit de bedrijven zelf zijn die de ‘creatieve veredeling zich in de toekomst ontwikkelt en meer expertise en middelen. En hoewel open prestaties’ leveren waar het octrooirecht een dit niet volledig in handen willen geven van source in de software breekt met de oppositie beloning voor heet te zijn maar publieke de multinationals. Maar zolang wetenschaptussen gebruikers en ontwerpers is voorlopig onderzoekers. Het gaat bij de zogenaamde pers zich er niet mee engageren zal open althans nog niet inzichtelijk hoe een verge‘valorisatie’ feitelijk om private toe-eigening source nooit een kans krijgen. Of het kan lijkbaar systeem de kloof tussen producenten van gemeenschappelijk geproduceerde ‘werken’ of niet zal grotendeels afhankelijk en consumenten in de voedingssector kan waarde en consumenten zullen hierdoor dubzijn van het initiatief en het verantwoordelijkverkleinen. Maar ook dat zou in de toekomst bel gaan betalen. heidsgevoel van wetenschappers.
<
november 2010 • LEV 4 •
39
Life Sciences Momentum datum
23 november 2010
locatie Media
Plaza, Utrecht
www.momentum2010.nl
ESRC Genomics Network 4th International Conference datum
2QWGHNGHQLHXZHZHUHOGYDQJHQRPLFV
6 – 7 december 2010
locatie OECD
Conference Centre, Parijs
www.genomicsnetwork.ac.uk/forum/conference2010
Join the club Sinds kort bestaat de LinkedIn-groep Life Sciences & Society, een groep voor iedereen die werkt op het snijvlak van life sciences en de maatschappij. Het is een professioneel netwerk waarin ideeën, vragen, publicaties en andere Interesse? Zorg voor een LinkedIn-profiel (als u dat nog niet heeft) en meld u aan! www.linkedin.com
Bezoek uit het buitenland
/DQGHOLMNH'1$ODEGDJ QDVFKROLQJVGDJYRRUGRFHQWHQHQWRD¶V YULMGDJPDDUWLQ8WUHFKW
*HQRPLFVSUDFWLFDELMXRSVFKRRO OHHUOLQJHQJDDQ]HOIDDQGHVODJPHW GHQLHXZVWH'1$WHFKQLHNHQ NHX]HXLW]HVYHUVFKLOOHQGHSUDFWLFD
Het CSG biedt de mogelijkheid aan onderzoekers buiten Nederland, die maatschappelijke vraagstukken rondom life sciences bestuderen, twee tot drie maanden bij het Centre for Society and Genomics hun onderzoek te komen uitvoeren in het CSG visiting scholarship programme. Wellicht is dit interessant voor uw buitenlandse netwerk. www.society-genomics.nl
0HHULQIRUPDWLHHQLQVFKULMYLQJ
ZZZGQDODEVQO 'H5HL]HQGH'1$ODEV]LMQHHQJH]DPHQOLMNLQLWLDWLHIYDQ1HGHUODQGVHXQLYHUVLWHLWHQHQ80&¶V HQJHQRPLFVFHQWUDYDQKHW1HWKHUODQGV*HQRPLFV,QLWLDWLYH
agenda
materialen met elkaar gedeeld kunnen worden.
L e v is een uitgave van het Centre for Society and Genomics Hoofdredactie Frans van Dam
© 2010, Centre for Society and Genomics, Nijmegen
Eindredactie Harmke Kraak Teksten Hidde Boersma, Frans van Dam, Marianne Heselmans,
De teksten in deze uitgave mogen door derden voor niet-commerciële
Kristy van Lammeren en Esther Thole
doelen worden gebruikt, mits de redactie van LEV daartoe vooraf,
Beeld Rhonald Blommestijn, Thomas Fasting, Maartje Geels,
schriftelijk van op de hoogte is gesteld.
Herman van Heusden, Ivar Pel, Sascha Schalkwijk en Tammo Schuringa Druk Leen Offset ISSN 1877-9387 Centre for Society and Genomics Postbus 9010 6500GL Nijmegen www.society-genomics.nl
colofon
Vormgeving Hannie van den Bergh, Studio HB
Om gek van te worden…
Het complexe verband tussen psyche en genen
Ingrid Baart Veronique Huijbregts
Wat betekent genenonderzoek voor de omgang met psychiatrische stoornissen en hoe beïnvloedt het de beeldvorming over deze ziekten? Deze vragen staan centraal in het boek Om gek van te worden… Het complexe verband tussen psyche en genen. Dit boek is een uitgave van het Centre for Society and Genomics en zal begin december worden uitgebracht. Lees het boek online op www.psyche-genen.nl of bestel via deze website een exemplaar.