Fractie D66 Bussum
Mevrouw drs. M.C.G. Munneke Smeets, fractievoorzitter Mevrouw drs. F.M. Clijsen, raadslid De heer drs. K. Kingma, steunfractielid Mevrouw B. van der Ham, fractiemedewerker
Nota van D66: Het recht op openbaarheid en het recht op vrijheid van meningsuiting Beslotenheid en geheimhouding in Bussum Binnen het patroon van het onzorgvuldig omgaan met de wet-‐ en regelgeving door college en coalitie past ook de discussie over beslotenheid en geheimhouding die D66 al twee jaar met de wet in haar hand in het belang van de openbaarheid voert. Deze discussie heeft in 2011 geleid tot aanpassingen van de verordening op de raadscommissies en het reglement van orde. De verordening op de raadscommissies en het reglement van orde zijn nu in overeenstemming met de gemeentewet en het biedt de raadsleden, collegeleden en commissievoorzitters duidelijkheid in het proces dat gevolgd dient te worden bij beslotenheid en geheimhouding. D66 betreurt het dan ook dat zij deze nota heeft moeten schrijven. Op 7 februari jl. wordt door de coalitie opnieuw in een openbare raadsvergadering een onderzoek gevraagd naar het schenden van de geheimhouding door D66. Dit onderzoek leidt tot een memo die op 13 maart 2013 gemaild wordt naar raadsleden, steunfractie-‐ leden, ambtenaren en rekenkamercommissieleden. Als vertrekpunt van het “onderzoek” in de memo wordt genomen: een citaat in het artikel van de Gooi en Eemlander van 31 december 2012. Op 31 december 2012 is er geen artikel verschenen over HCAW in de desbetreffende krant. Opmerkelijk is ook dat D66 niet is gehoord tijdens het “onderzoek”. Desalniettemin willen we toch de moeite nemen om in te gaan op de memo omdat we denken dat een verbeterslag te maken is in de commissie welzijn op het gebied van beslotenheid en geheimhouding. Bij het nagaan van de procedures voor beslotenheid en geheimhouding gevolgd door het college, de commissievoorzitter en de commissie-‐/ raadsleden blijkt dat er geen sprake is van schenden van de geheimhouding door D66, maar echter wel van foutief gebruik van beslotenheid en geheimhouding door college, commissievoorzitter en commissie-‐/ raadsleden: 1. De informatie over HCAW van het college was niet geheim, want dit was niet zichtbaar op de stukken. 2. Er is niet gestemd over de beslotenheid van de vergadering en daarmee is de vergadering niet besloten. 3. De vermeende geheimhouding op de stukken van het college is niet bekrachtigd in de commissie en daarmee is de informatie openbaar.
1
4. De notulen zijn niet als geheim bekrachtigd door de commissie en zijn openbaar. 5. Op de notulen is geen kwalificatie geheim gegeven door de commissievoorzitter/commissiegriffier. In de volgende paragrafen worden deze conclusies kort onderbouwd. In de bijlagen zijn citaten opgenomen uit Het Onderzoek van de Rekenkamer Amsterdam (februari 2012) naar beslotenheid en geheimhouding in Amsterdam en uit De reikwijdte van gemeentelijke geheimhoudingsplichten, 2006 -‐ 7244, 11 De Gemeentestem, mr. S.A.J. Munneke. • Op 22 januari jl. heeft een commissievergadering welzijn plaatsgevonden waarin 2 memo’s m.b.t. HCAW met daarop op één “vertrouwelijk” en op de ander geen kwalificatie, zijn besproken. “Vertrouwelijk” heeft in de Gemeentewet geen status, geadviseerd wordt om “geheim” te gebruiken om de geheime status van het document aan te geven. Er is dus vanaf het begin geen sprake geweest van geheime informatie, slechts van vertrouwelijke informatie betreffende één document. Daarbij is door het college geen belang benoemd ex artikel 10 Wob (Onderzoek Rekenkamer Amsterdam februari 2012 en “De reikwijdte van gemeentelijke geheimhoudingsplichten”, 2006 -‐ 7244, 11 De Gemeentestem, mr. S.A.J. Munneke – zie bijlage I). • Op 22 januari jl. heeft de commissievoorzitter mevrouw Boudewijnse nagelaten de Gemeentewet te volgen als het gaat om beslotenheid. Citaten uit betreffende vergadering:
“Ik heropen de vergadering: het gaat nu over het adviseren vaststellen bouwontwerp bestemmingsplan van de kleedkamers t.b.v. HCAW. In beginsel beginnen wij openbaar maar nogmaals zodra vragen komen over de besloten financiële stukken dan moeten we even pauzeren omdat dan niet iedereen bij die vergadering aanwezig mag zijn. Wie kan ik hierover het woord geven in de eerste termijn…” “Ik heropen de vergadering of ik open het besloten gedeelte van de vergadering en voor alle duidelijkheid ook voor iedereen die aanwezig is: dit is dus het besloten gedeelte en totdat die vertrouwelijkheid wordt opgeheven, worden wij geacht hierover geen mededelingen naar buiten te doen, wie kan ik het woord geven?”
In de notulen staat dit juist weergegeven: Opening: De voorzitter opent de besloten vergadering en herinnert aanwezigen dat zij tot opheffing van de beslotenheid geen mededelingen naar buiten mogen doen.
Voor een raadscommissie is deze procedure geregeld in artikel 86, lid 3 en artikel 23: o o o
Procedure van een besloten vergadering: De deuren worden gesloten indien een vijfde van het aantal raadsleden dat de presentielijst getekend heeft, daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. De aanwezige pers, burgers, wethouders en ambtenaren moeten de raadszaal verlaten. Vervolgens besluit de raad of in beslotenheid wordt vergaderd. Daarover dient dus een expliciete beslissing door de raad te worden genomen.
De voorzitter heeft de leden van de commissie welzijn geen kans gegeven om te stemmen en het is dus onduidelijk of er wel of geen meerderheid was om in beslotenheid te vergaderen.
2
Na de vergadering van 22 januari jl. is door de commissie welzijn de geheimhouding op de stukken, die zoals blijkt uit punt 1 conform de Gemeentewet niet geheim waren, niet bekrachtigd (zie artikel 25 Gemeentewet en Bijlage II). Gebeurt dat niet, dan vervalt de geheimhouding. • Aanvullend hierop is er ook geen geheimhouding afgesproken over de notulen van de vergadering van de commissie welzijn achter gesloten deuren op 22 januari jl. conform artikel 25, lid 1 Gemeentewet: geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. (zie Bijlage III)
•
Op de notulen van de vergadering van 22 januari jl. staat ook niet de kwalificatie “geheim” en dit is in overeenstemming met hetgeen er plaats heeft gevonden in de commissie welzijn. Echter tijdens de commissievergadering op 12 maart jl. is geprobeerd om achteraf alsnog de notulen en informatie als geheim te bekrachtigen. D66 heeft hiertegen geprotesteerd. Samengevat zijn de procedures in de het proces van beslotenheid en geheimhouding m.b.t. HCAW niet gevolgd. D66 heeft in april 2012 in de commissie bestuur al gewaarschuwd met een verklaring waarin is aangegeven dat D66 informatie als openbaar beschouwt als de Gemeentewet m.b.t. beslotenheid en geheimhouding niet wordt gevolgd. Ook na de commissie welzijn van 22 januari jl. heeft D66 de commissievoorzitter gewaarschuwd dat er geen geheimhouding rustte op de besproken informatie. Dan blijft nog de vraag over: heeft de pers de exacte bedragen gepubliceerd, zoals genoemd in de “niet-‐geheime” stukken van de wethouder of is er slechts sprake geweest van schattingen? Het laatste is het geval: de pers heeft geen bedragen maar schattingen gepubliceerd. Deze schattingen zijn niet gebaseerd op de twee opties A en B zoals genoemd in de “niet-‐geheime” stukken, maar zijn op twee andere bronnen gebaseerd. Namelijk informatie van HCAW zelf: bij HCAW wordt uitgegaan van een kostenraming van ongeveer 100.000 euro per kleedkamer in plaats van ramingen van 33.000 – 50.000 euro per kleedkamer zoals bij omliggende gemeentes. Met het aantal te bouwen kleedkamers kom je dan op een schatting van 800.000 tot 1 miljoen euro. De andere informatiebron is de sportnota waarbij uit wordt gegaan van een minimaal bedrag van 755.000 euro exclusief BTW, ook dan kom je op een schatting van 800.000 tot 1 miljoen euro. Bovenstaande is ook aan de burgemeester verteld op vrijdagochtend 8 februari jl. Dit is echter niet meegenomen in de memo. De informatie in de email naar wethouder Boekhoff ziet D66 op basis van bovenstaande feiten als openbaar.
Dan rest de vraag: welk doel heeft het college en de coalitie om zich structureel niet te willen houden aan de Gemeentewet als het gaat om beslotenheid en geheimhouding. Een citaat uit het onderzoek van de rekenkamer in Amsterdam in februari 2012 geeft duidelijkheid: het opleggen van geheimhouding betekent een beperking van de vrijheid van meningsuiting. (zie bijlage IV)
Het niet strikt naleven van de Gemeentewet m.b.t. beslotenheid en geheimhouding ontneemt de inwoners de mogelijkheid het college te controleren en het ontneemt raadsleden de mogelijkheid hun volksvertegenwoordigende en controlerende taak uit te oefenen. Het belang voor het college en de coalitie in Bussum is groot om zoveel mogelijk precaire onderwerpen achter gesloten deuren te laten plaatsvinden en de niet-‐
3
geheime informatie zo lang mogelijk geheim te houden, totdat iedereen is vergeten welke dwalingen hebben plaatsgevonden en de hoofdpersonen van het politieke toneel zijn verdwenen. Tevens zorgt dit er ook voor dat de informatie voor inwoners niet op te vragen is via de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Hiermee wordt hen dus een instrument ontnomen, zie protocol gemeente Bussum: Wanneer de raad niet tot openbaarmaking heeft beslist (of wanneer formeel geheimhouding is opgelegd) zal een verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur dienen te worden afgewezen.
Tevens wordt er met de houding van het college en de coalitie waarbij de betrouwbaarheid van D66 steeds in twijfel wordt getrokken een ander doel bereikt: er vindt geen inhoudelijke discussie plaats. Wethouder Barneveld geeft geen antwoord op vragen in de openbare raadsvergadering van 7 februari jl. De vraag: “Hoeveel wordt er nu geïnvesteerd in HCAW?” beantwoordt hij met: “Geen idee, ik ben geen boekhouder.” De raad -‐met uitzondering van D66-‐ wil niet discussiëren over de hoogte van de investeringen in HCAW en de doelmatigheid en legitimiteit in tijden van grote bezuinigingen. D66 is tweemaal eerder beschuldigd door VVD en PvdA van lekken uit een besloten vergadering. Bij beide keren ging het om informatie die D66 niet had, omdat of de leden van D66 niet uitgenodigd waren bij een vergadering, of niet aanwezig waren, of geen beschikking kregen over het besprokene: geen notulen of geen bandopname. Ondanks deze wetenschap werd D66 zonder enig bewijs toch beschuldigd. Inhoudelijke discussies/ debatten worden hiermee abrupt afgebroken over precaire onderwerpen en dit is niet in het belang van de inwoners van Bussum. Samengevat ziet D66 dat de voorzitter van de commissie welzijn, gesteund door het college en de coalitie, de commissieleden van welzijn ten onrechte verplicht tot geheimhouding. Dit is een inperking van de vrijheid van meningsuiting, een beperking van een grondrecht, een beperking van de volksvertegenwoordigende taak die de raad door ons democratisch systeem is toevertrouwd. In die geest moet men dan ook de uitzonderingen in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur uitleggen (zie Bijlage IV). Het in beslotenheid vergaderen moet tot de uitzondering behoren. Misbruik maken, om politieke redenen, van de geheimhoudingsclausules in de Wob is in strijd met de geest van zowel de Gemeentewet als de Wet openbaarheid van bestuur en riekt naar politieke manipulaties en dat tast de integriteit aan. Wat is er nu nodig om dit op te lossen: een protocol dat stapsgewijs voorschrijft hoe met beslotenheid en geheimhouding wordt omgegaan, scholing door een specialist op het gebied van staats-‐ en bestuursrecht van de commissievoorzitters en de commissieleden, waarbij iedereen zich bewust is van de uitzondering van een besloten vergadering en geheimhouding op informatie. Maar bovenal is respect voor de wet-‐ en regelgeving nodig om zo het belang van inwoners op openbaarheid te waarborgen. Daarnaast is het nodig om de notulen van commissievergaderingen waar geen geheimhouding over is afgesproken openbaar te maken conform de Gemeentewet indien artikel 10 WOB niet opgaat. D66 blijft optimistisch en ziet dat bij de commissie bestuur sinds september 2012 de wetgeving m.b.t. beslotenheid en geheimhouding gevolgd wordt en verwacht dat dit vanaf de raadscyclus van april ook bij de commissie welzijn kan gebeuren.
Bussum, 25 maart 2013
4
Bijlage I. Het verschil tussen ‘vertrouwelijk’ en ‘geheim’ De reikwijdte van gemeentelijke geheimhoudingsplichten, 2006 -‐ 7244, 11 De Gemeentestem, mr. S.A.J. Munneke, universitair docent staats-‐ en bestuursrecht Vrije Universiteit Amsterdam:
Is vertrouwelijk hetzelfde als geheim? Het antwoord mag duidelijk zijn. Naar mijn mening is dat niet het geval. Geheimhouding kent specifieke voorschriften ten aanzien van de te volgen procedure en de in acht te nemen normen, en daar zijn goede redenen voor. Wordt aan die eisen niet voldaan, dan kan best sprake zijn van vertrouwelijkheid, maar is geen sprake van geheimhouding. Van schending van een geheim voortvloeiend uit wettelijk voorschrift is in zulke gevallen dan evenmin sprake.
Geheimhouding kan niet zonder meer worden opgelegd, maar moet zijn genormeerd aan de hand van de weigeringsgronden uit de WOB. Anders dan de beslissing om achter gesloten deuren te vergaderen, is de beslissing om geheimhouding op te leggen aan inhoudelijke normen gebonden. Geheimhouding kan alleen worden opgelegd als zich een belang voordoet dat in art. 10 WOB staat genoemd. Het ligt voor de hand dat het bestuursorgaan het opleggen van de geheimhouding motiveert door aan te geven welk belang uit art. 10 WOB aan de orde is. Bovendien moet het bestuursorgaan van het opleggen van geheimhouding op de stukken melding maken, zo schrijft de Gemeentewet uitdrukkelijk voor.
Bijlage II. De noodzaak van het bekrachtigen door de gemeenteraad van de geheimhouding opgelegd door een ander orgaan De reikwijdte van gemeentelijke geheimhoudingsplichten, 2006 -‐ 7244, 11 De Gemeentestem, mr. S.A.J. Munneke, universitair docent staats-‐ en bestuursrecht Vrije Universiteit Amsterdam:
Wordt door een orgaan als bedoeld in art. 25, lid 2 GemW geheimhouding opgelegd over een stuk dat aan de raad wordt gezonden, dan is de hieruit voortvloeiende geheimhoudingsplicht slechts voorlopig. De geheimhouding duurt niet voort totdat deze weer wordt opgeheven maar moet in de eerstvolgende raadsvergadering waarin het quorum aanwezig is, worden bekrachtigd. Gebeurt dat niet, dan vervalt de geheimhouding. Er wordt daarom in dit geval wel gesproken van voorlopige geheimhouding. Niet het orgaan dat de informatie verstrekt, maar de raad heeft dus het laatste woord over een dergelijke geheimhouding. De raad heeft bovendien ook in andere gevallen de mogelijkheid de geheimhouding op te heffen. Zowel art. 55 lid 2 als art. 86 lid 2 GemW bepalen dat de geheimhouding in acht wordt genomen totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, of de raad deze opheft. Theoretisch is dus denkbaar dat de gemeenteraad de geheimhouding opheft die de burgemeester heeft opgelegd ten aanzien van een stuk dat hij aan het college stuurt. Beide uitzonderingen houden verband met de bijzondere positie van de gemeenteraad in het gemeentelijke bestel, enerzijds als hoofd van de gemeente, anderzijds vanwege de democratische legitimatie van de raad en de daarmee nauw verbonden notie van openbaarheid.
Rapport onderzoek Rekenkamer Amsterdam februari 2012: Wat is het bekrachtigen van geheimhouding? De gemeenteraad moet zelf beslissen of de opgelegde geheimhouding voortduurt. Bekrachtigt de gemeenteraad de door anderen opgelegde geheimhouding op stukken niet in de eerstvolgende vergadering, dan vervalt de opgelegde geheimhouding. Het vervallen van de geheimhouding betekent echter niet dat informatie (direct) openbaar is. Afgewogen moet worden of op grond van de uitzonderingsgronden van de Wob informatie niet verstrekt mag worden.
5
Achtergrond Alleen de gemeenteraad heeft het recht en de plicht om de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen. Bekrachtigt de gemeenteraad de door anderen opgelegde geheimhouding op stukken niet in de eerstvolgende vergadering, dan vervalt de opgelegde geheimhouding. Met andere woorden: de door anderen opgelegde geheimhouding op stukken aan de gemeenteraad heeft een voorlopig karakter. Bekrachtiging kan met een gewone meerderheid, op voorwaarde dat minimaal de helft van het aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is. Het opleggen van geheimhouding met terugwerkende kracht is niet mogelijk. Het vervallen van de geheimhouding betekent echter niet dat informatie openbaar is. Afgewogen moet worden of op grond van de uitzonderingsgronden van de Wob informatie niet verstrekt mag worden. Verwijzing · Artikel 25 derde lid van de Gemeentewet · Rb. ’s-‐Hertogenbosch 28 april 2009, LJN BK2792, r.o. 14 in verband met openbaar maken van stukken waarvan de geheimhouding niet is bekrachtigd.
Bijlage III. De noodzaak van het opleggen van geheimhouding tijdens de besloten vergadering over het behandelde De reikwijdte van gemeentelijke geheimhoudingsplichten, 2006 -‐ 7244, 11 De Gemeentestem, mr. S.A.J. Munneke, universitair docent staats-‐ en bestuursrecht Vrije Universiteit Amsterdam:
Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde moet tijdens die vergadering worden opgelegd. Er kan dus niet achteraf alsnog geheimhouding worden opgelegd. Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Bijlage IV. Het opleggen van geheimhouding betekent een beperking van de vrijheid van meningsuiting Rapport Onderzoek Rekenkamer Amsterdam februari 2012: Het opleggen van geheimhouding betekent een beperking van de vrijheid van meningsuiting. Zolang geheimhouding is opgelegd op stukken of het behandelde tijdens een commissie-‐ of raadsvergadering, is een openbaar politiek debat niet mogelijk over deze informatie. Bovendien kan de geheimhouding van stukken de doelmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur belemmeren. Wanneer geheimhouding is opgelegd, zijn raadsleden immers niet vrij om derden te consulteren, waaronder juridische, financiële en organisatorische experts. Zij worden daardoor beperkt om in hun controlerende taak vast te stellen of het college van B en W wel doelmatig heeft gewerkt. Daarbij komt nog dat het gemeentebestuur gevraagde informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) niet hoeft te verstrekken, zolang deze informatie geheim is. De samenleving heeft daarmee in die gevallen geen middel om het functioneren van het gemeentebestuur te controleren.
Bijlage V. Openbaarheid is een wezenlijk element van de gemeentelijke organisatiestructuur De reikwijdte van gemeentelijke geheimhoudingsplichten, 2006 -‐ 7244, 11 De Gemeentestem, mr. S.A.J. Munneke, universitair docent staats-‐ en bestuursrecht Vrije Universiteit Amsterdam:
6
De werkzaamheden van de gemeenteraad als volksvertegenwoordiging, als hoofd van de gemeente en als controleur van het dagelijks bestuur van de gemeente, zijn nauw met de openbaarheid verweven. De volksvertegenwoordiging vormt de schakel tussen bestuur en burger. De openbaarheid draagt enerzijds bij aan de legitimatie van dat bestuur, anderzijds aan de controle op dat bestuur. Openbaarheid is, met andere woorden, een wezenlijk element van de gemeentelijke organisatiestructuur.
Bijlage VI. Wet Openbaarheid Bestuur Hoofdstuk V. Uitzonderingsgronden en beperkingen Artikel 10, lid 1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit: a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen; b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden; c. bedrijfs-‐ en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld; d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt. Artikel 10, lid 2 Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties; b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen; c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten; d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen; e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie; g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden. Artikel 10, lid 3 Het tweede lid, aanhef en onder e, is niet van toepassing voorzover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking. Artikel 10, lid 4 Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-‐informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-‐informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang. Artikel 10, lid 5 Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieu-‐informatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter. Artikel 10, lid 6 Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-‐ informatie. Artikel 10, lid 7 Het verstrekken van milieu-‐informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
7
a. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft; b. de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage. Artikel 10, lid 8 Voorzover het vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-‐informatie in aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.
Literatuur en jurisprudentie
•
Daalder 2005 E.J. Daalder, Toegang tot overheidsinformatie. Het grensvlak tussen openbaarheid en vertrouwelijkheid (diss. Universiteit Leiden), Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2005.
•
Graat (Gemeentewet), artikel 25 Graat, ‘Commentaar op artikel 25 Gemw’, in: T.D. Cammelbeeck & H.R.B.M. Kummeling, Tekst & Commentaar: Gemeentewet, Provinciewet, Kluwer 2009. Munneke 2006A
•
S.A.J. Munneke, Inlichtingenplichten en verschoningsgronden in het staatsrecht, Groningen: Kluwer 2006
•
Versteden (Gemeentewet), art. 25 C.J.N. Versteden, ‘Artikelsgewijs commentaar art. 25’, in: H.Ph.J.A.M. Hennekens en Versteden (red.), De gemeentewet en haar toepassing, Alpen aan de Rijn: Samson H.D. Tjeenk Willink (losbl.).
•
Versteden (Gemeentewet), Versteden (Gemeentewet), art. 55 C.J.N. Versteden, ‘Artikelsgewijs commentaar art. 55’, in: H.Ph.J.A.M. Hennekens en Versteden (red.), De gemeentewet en haar toepassing, Alpen aan de Rijn: Samson H.D. Tjeenk Willink (losbl.).
•
Versteden (Gemeentewet), art. 86 C.J.N. Versteden, ‘Artikelsgewijs commentaar art. 86’, in: H.Ph.J.A.M. Hennekens en Versteden (red.), De gemeentewet en haar toepassing, Alpen aan de Rijn: Samson H.D.Tjeenk Willink (losbl.).
• • •
Parlementaire geschiedenis Kamerstukken II 1985/86, 19 403, nr. 3. Kamerstukken I 2001/02, 27 751, nr. 10b.
• • • • • • • • •
Jurisprudentielijst ABRvS 4 juni 2008, LJN BD3114. ABRvS 26 oktober 2005, LJN AU5002, Gst. 2006, 14(m.nt Redactie). HR 22 april 2008, Gst 2008, 73 (m.nt. S.A.J. Munneke). Hof Amsterdam 6 augustus 2003, Gst. 2006,12. Rb. Rotterdam 3 september 2008, LJN BF2086. Rb. ’s-Hertogenbosch 28 april 2009, LJN BK2792. Rb. Arnhem 27 december 2007, LJN BC2423. Vzr. Rb. Assen (voorzieningenrechter) 3 april 2003, Gst. 2003, 130 (m.nt. S.A.J.Munneke).
8