ISHW
Nota Reserves en voorzieningen
ISHW, vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur d.d. 13-1-14.
Januari 2014
2
Voorwoord Ten behoeve van de oprichting van het samenwerkingsverband in de Hoeksche Waard voor uitvoering van de ICT-taken (ISHW), zijn in het Plan van Aanpak een aantal actiepunten benoemd. Als onderdeel van de benodigde administratieve organisatie worden de in de Gemeentewet genoemde financiële verordeningen samengesteld. In artikel tien van de Financiële verordening ( 212 GW) is gesteld, dat het dagelijks bestuur het algemeen bestuur een nota reserves en voorzieningen aanbied. Ingevolge deze verplichting bieden we in deze nota beleidsregels over: a. de vorming en besteding van reserves; b. de vorming en besteding van voorzieningen; c. de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen, in relatie tot het weerstandsvermogen.
Januari 2014
3
Inhoudsopgave Samenvatting beleidsbepalingen en voorstellen ...................................................... 5 1. Inleiding ..................................................................................................... 7 2. Algemene uitgangspunten............................................................................. 8 3. Begripsomschrijving ..................................................................................... 8 4. Vorming van nieuwe reserves en voorzieningen ............................................... 9 5. Saldi van reserves en voorzieningen .............................................................. 9 6. Storting en onttrekkingen vanuit reserves en voorzieningen ............................ 10 7 Rentebeleid ............................................................................................... 11 8. Weerstandsvermogen ................................................................................. 12 Bijlage 1: Wettelijk kader inzake reservering ....................................................... 15
Januari 2014
4
Samenvatting beleidsbepalingen en voorstellen Voor de volledigheid worden de opgenomen beleidsbepalingen opgesomd. Ho. 4 1. 2.
Ho. 5 3.
4. Ho. 6 5. 6. 7. 8. 9.
Ho. 8 10.
Ho. 9 11. 12.
13.
Vorming van nieuwe reserves en voorzieningen In hoofdstuk 4 zijn opgenomen de in het algemeen geldende principes. Om reden dat het instellen van een voorziening voortvloeit uit de in artikel 44 van de BBV bedoelde situaties en het algemeen bestuur zodoende weinig keuzes biedt in het alloceren van middelen, de bevoegdheid tot in te stellen van voorzieningen te delegeren aan het dagelijks bestuur onder de voorwaarde dat een en ander past binnen de door het algemeen bestuur gestelde beleidsmatige en financiële kaders. Saldi van reserves en voorzieningen Er wordt gestreefd naar een adequate hoogte van de reserves en gerelateerd is aan de specifieke doelstelling en/of weerstandsvermogen, met inachtneming van het voorzichtigheidsprincipe. Reserves en voorzieningen mogen overeenkomstig de begrotingsvoorschriften geen negatief saldo hebben. Toevoegingen en onttrekkingen vanuit reserves en voorzieningen Bij storting aan reserves wordt de storting toegewezen aan het programma, waaruit het geld beschikbaar komt. Bij onttrekking vanuit de reserves, wordt de onttrekking toegewezen aan het programma, waarvoor het geld ter beschikking wordt gesteld. Indien onttrekkingen gebruikt worden als algemeen dekkingsmiddel, wordt de onttrekking toegewezen aan het programma Bedrijfsvoering. Storting van renten aan reserves zijn algemeen van aard en worden zodoende toegewezen aan het programma bedrijfsvoering. Bij bestemmingsreserves die gevormd zijn vanuit de egalisatiefunctie of de wettelijke verplichting om zowel de baten als de lasten in de begroting op te nemen ( de zgn. technische reserves), kunnen de onttrekkingen vanuit of toevoegingen aan de betreffende reserve op grond van hun doel worden gedaan. Afwijkingen ten opzichte van de vastgestelde toevoegingen c.q onttrekkingen worden achteraf door het algemeen bestuur bekrachtigd. Rentebeleid Om in principe: - een rente van 3% toe te rekenen aan de vrij besteedbare reserves. - in principe een rente van 2 % toe te rekenen aan bestemmingsreserves, uitgezonderd ‘technische’ reserves waarbij de boeking om administratieve redenen achterwege kan blijven en dit geen financieel effect heeft in de begroting. Weerstandsvermogen De saldi van het vrije deel van de algemene reserve, reserves zonder vastgesteld bestedingsdoel en de rekening voor onvoorzien tot de weerstandscapaciteit te rekenen. De hoogte van het weerstandsvermogen te bepalen: - op basis van het risicoprofiel en de inschatting van de kans dat het risico zich voordoet, de zogenaamde risicowaarde; - met een maximum van 5% van de begrotingsomzet en daarboven terug te laten vloeien naar de deelnemende gemeenten. Bij het bepalen van de risicowaarden met een financieel effect wordt voorgesteld: - voor het risicoprofiel een rekenpercentage te hanteren van: laag = 25% gemiddeld = 50% hoog = 75%; - voor de inschatting van het financieel effect een rekenbedrag te hanteren
Januari 2014
5
van: Gering = € 25.000 Beduidend = € 75.000 Kritiek = € 125.000
Januari 2014
6
1.
Inleiding In het kader van het opzetten van de administratieve organisatie voor het samenwerkingsverband Hoeksche van de ICT-taken (ISHW), zijn de beleidsbepalingen met betrekking tot de reserves en voorzieningen benoemd. In deze nota wordt naast het juridisch kader, en overeenkomstig artikel 212 van de Gemeentewet en artikel 10 van de financiële verordening, de vorming en besteding van de reserves en voorzieningen behandeld. In dit onderdeel: 2 worden de algemene uitgangspunten benoemd. 3 wordt het onderscheid tussen een reserve en een voorziening verduidelijkt. 4 worden de principes benoemd, die gelden als er een nieuwe reserve of voorziening wordt gevormd. 5 wordt ingegaan op het saldi van reserves en voorzieningen. 6 worden de uitgangspunten benoemd ten aanzien van onttrekkingen en toevoegingen. 7 wordt ingegaan op het rentebeleid. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende vormen van reserves. 8 treft u het beleid aan voor het weerstandsvermogen, dat als weerstandscapaciteit geldt voor de in de begroting opgenomen risico’s. In bijlage 1 vindt u een opgave van de in begroting 2013 opgenomen reserves en voorzieningen met de daarbij geldende rentetarieven. In bijlage 2 zijn de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen opgenomen. In bijlage 3 wordt in het kort de berekening van de risicowaarde getoond.
Januari 2014
7
2.
Algemene uitgangspunten In de nota wordt ingegaan op de wettelijke kaders op het gebied van de vermogensvorming en de onttrekkingen daaruit. Bij de begroting stelt het algemeen bestuur de kaders vast voor zowel het beleid als de financiën. Een goed inzicht in de financiële positie is gelet op de continuïteit van de gemeenschappelijke regeling, essentieel. Uitgangspunt bij het formuleren van beleidsdoelstellingen voor vermogensmutaties bij reserves en voorzieningen is dat voorzien in: - duidelijke en consistente regelgeving voor de beleidsvorming; - het verkrijgen van inzicht in de allocatie van het eigen vermogen en de voorzieningen; - het bevorderen van het inzicht in de vermogenspositie van de gemeente; - het beperken van continuïteitsrisico’s van het voorzieningenniveau van de gemeenschappelijke regeling;
3.
Begripsomschrijving Om de nota leesbaar te maken is gekozen om voor een korte en praktische uitleg. Het eigen vermogen van een GR bestaat uit de reserves en het resultaat na bestemming. De reserves zijn te onderscheiden in de algemene reserve en de bestemmingsreserves. Reserve Een reserve is een vrij te bestemmen deel van het eigen vermogen. Kenmerkend voor reserves is dat ze: - Worden gevormd door bestemming van het resultaat; - Vrij besteedbaar zijn; - Tot het eigen vermogen behoren. Een reserve is een deel van het eigen vermogen waar het algemeen bestuur een bestemming aan heeft gegeven of waarvan het algemeen bestuur de bestemming kan wijzigen. De besteding van de benoemde gelden ligt niet vast, maar kan door het algemeen bestuur ‘naar believen’ voor andere doelen worden bestemd. Reserves worden gevormd of benut zonder dat het invloed heeft op het exploitatieresultaat. Een voorziening Een voorziening is een deel van het vreemde vermogen, welke gereserveerd is voor toekomstige lasten, tekorten, risico’s of verplichtingen die voortvloeien uit de voorbije periode. Kenmerkend voor voorzieningen is dat ze: - Verplicht gevormd is door het nemen van een last ( zal ipv. kan bepaling) - Een verplichte bestedingsrichting heeft - Tot het vreemde vermogen behoort Een voorziening wordt als het ware gezien als een saldo van toekomstige lasten ( een schuld) en is daarom een onderdeel van het vreemd vermogen. De besteding van de hier benoemde gelden ligt min of meer vast ( toekomstige lasten, tekorten, verplichtingen), omdat de toekomstige lasten onvermijdelijk zijn en de risico’s reëel
Januari 2014
8
zijn ingeschat. Een wijziging van een dotatie of onttrekking in de voorziening leidt tot een aanpassing van de kosten en daarmee het exploitatieresultaat. 4.
Vorming van nieuwe reserves en voorzieningen In aanvulling op hetgeen reeds als wettelijke verplichting geldt, wordt als eigen beleid het onderstaande uitgewerkt. Hierbij gelden in het algemeen de volgende principes: Het instellen van nieuwe reserves zullen altijd ter besluitvorming aan het algemeen bestuur worden voorgelegd. Het algemeen bestuur neemt pas na een advies van de auditcommissie ISHW een besluit over de vorming van een nieuwe reserve. Reservevorming is geen doel op zich, doch dient een specifieke doelstelling waarvoor de middelen zijn gereserveerd. De doelstelling moet helder geformuleerd zijn. Nieuwe reserves worden gecreëerd als: - besteding van middelen een doorlooptijd van meerdere jaren heeft; - een bepaald doel of activiteit door enkele jaren te reserveren kan worden gerealiseerd; - een bepaald doel of activiteit moet worden gerealiseerd, waarvan de uitvoering zich over meerdere jaren uitstrekt, hierbij kan gedacht worden aan een nieuw beleidsplan; - opvangen van fluctuaties in de exploitatie, omdat de uitgaven een niet evenredig verloop hebben.
1. Voorgesteld wordt: Akkoord te gaan met de hier bovenstaande in het algemeen geldende principes Het vormen van voorzieningen is verplicht voorgeschreven. Het algemeen bestuur heeft door het verplichtende karakter, in de praktijk weinig ruimte om keuzes te maken bij de allocatie van middelen. In overweging nemende dat het algemeen bestuur een de kaderstellende rol heeft en het dagelijks bestuur een uitvoerende, ligt het meer voor de hand dat deze bevoegdheid bij het dagelijks bestuur is gepositioneerd. Om de kaderstellende rol van het algemeen bestuur in acht te nemen, dient het instellen van een voorziening te passen binnen de door het algemeen bestuur gestelde beleidsmatige en financiële kaders.
2. Voorgesteld wordt: Om reden dat het instellen van een voorziening voortvloeit uit de in artikel 44 van de BBV bedoelde situaties en het algemeen bestuur zodoende weinig keuzes biedt in het alloceren van middelen, de bevoegdheid tot in te stellen van voorzieningen te delegeren aan het dagelijks bestuur onder de voorwaarde dat een en ander past binnen de door het algemeen bestuur gestelde beleidsmatige en financiële kaders.
5.
Saldi van reserves en voorzieningen Van een overheidslichaam wordt verwacht dat zij prudent haar publieke taak uitvoert. Het vormen van reserves en voorzieningen legt beslag op de bestedingsruimte. Aan het hebben en aantrekken van financiële middelen zijn kosten en risico’s verbonden. Het is zodoende belangrijk dat de reserve op grond van een specifieke doelstelling wordt gevormd en niet onnodig hoog is.
Januari 2014
9
3. Voorgesteld wordt: Er wordt gestreefd naar een adequate hoogte van de reserves en gerelateerd is aan de specifieke doelstelling en/of weerstandsvermogen, met inachtneming van het voorzichtigheidsprincipe.
Het is wettelijk niet toegestaan dat enige reserve of voorziening een negatief saldo heeft. 4. Voorgesteld wordt: Reserves en voorzieningen mogen overeenkomstig de begrotingsvoorschriften geen negatief saldo hebben.
6.
Storting en onttrekkingen vanuit reserves en voorzieningen 6.1 Reserves Een toevoeging aan een reserve geschiedt altijd in het kader van resultaatbestemming en worden altijd via het programma verantwoord. Het rechtstreeks boeken van bestedingen ten laste van reserves is niet toegestaan. In de hoofdlijnennotitie resultaatbestemmen 2007 van de Commissie BBV is bepaald, dat toevoegingen en onttrekkingen aan elk van de bestemmingsreserves tot maximaal het bedrag dat via de begroting ( wijziging) door de raad ( lees Algemeen Bestuur) is goedgekeurd. Verder kunnen er besluiten van het algemeen bestuur zijn die inhoudelijk dat specifiek benoemde saldi, nog in het lopende begrotingsjaar ten gunste of ten laste van een specifieke bestemmingsreserve mogen worden gebracht. Om een juist inzicht te krijgen in de baten en lasten van een door het algemeen bestuur benoemde programma worden hieronder de volgende uitgangspunten benoemd: Voorgesteld wordt 5. Bij storting aan reserves wordt de storting toegewezen aan het programma, waaruit het geld beschikbaar komt. 6. Bij onttrekking vanuit de reserves, wordt de onttrekking toegewezen aan het programma, waarvoor het geld ter beschikking wordt gesteld. 7. Indien onttrekkingen gebruikt worden als algemeen dekkingsmiddel, wordt de onttrekking toegewezen aan het programma Bedrijfsvoering. 8. Storting van renten aan reserves zijn algemeen van aard en worden zodoende toegewezen aan het programma bedrijfsvoering. 9. Bij bestemmingsreserves die gevormd zijn vanuit de egalisatiefunctie of de wettelijke verplichting om zowel de baten als de lasten in de begroting op te nemen ( de zgn. technische reserves), kunnen de onttrekkingen vanuit of toevoegingen aan de betreffende reserve op grond van hun doel worden gedaan. Afwijkingen ten opzichte van de vastgestelde toevoegingen c.q onttrekkingen worden achteraf door het algemeen bestuur bekrachtigd.
6.2 Voorzieningen Ten aanzien van voorzieningen wijkt het beleid niet af van de wettelijke bepalingen zoals opgenomen in het Besluit Begroten en Verantwoorden 2004 ( zie bijlage 2). Door de commissie BBV heeft daarnaast een aantal stellige uitspraken gedaan over de toepassing van het BBV. Relevant voor deze notitie is dat bepaald is, dat
Januari 2014
10
voorzieningen die gevormd zijn om de onderhoudslasten van een kapitaalgoed te egaliseren, alleen ingesteld en gevoed kunnen worden op basis van een periodiek geactualiseerd beheerplan. 7
Rentebeleid 7.1 Rentetoerekening De aan reserves toegerekende rente maakt deel uit van het totaal van de rentekosten. De totale rentekosten van de gemeenschappelijke regeling bestaan uit: - (bespaarde) rente reserves ( eigen vermogen); - rente langlopende geldleningen; - rente kortlopende financieringsmiddelen. De reserves en voorzieningen worden gebruikt als intern financieringsmiddel. De rentetoerekening aan de reserves moet worden gezien als een vergoeding voor de rente, die ook zou worden ontvangen als het geld extern zou worden belegd. Het nadeel hierbij is dat het aanhouden van een riante reservepositie leidt tot hoge rentelasten in de begroting. Bij vrij besteedbare reserves is het redelijk, dat er een vergoeding op het aangehouden eigen vermogen wordt verkregen, zonder dat dit nu tot hoge rentelasten leidt. Op basis van deze uitgangspunten wordt een vergoeding van 3% rente redelijk geacht. Voor bestemmingsreserves heeft het algemeen bestuur de besteding min of meer bepaald. Rentebijschrijving heeft dan slechts tot doel, dat de reserve ook na inflatie toereikend is om de bestemde kosten te dekken. Gezien het meerjarig verloop van de inflatie kan in principe volstaan worden met een rentetoerekening over de reserves van 2%. Er bestaat de wettelijke verplichting om in de begroting zowel de lasten als de daarvoor bestemde baten te laten zien ( de zogenaamde bruto methode). Om deze reden zijn er een aantal technische reserves gevormd, waarbij de reservevorming rechtstreeks gerelateerd is aan een bepaalde investering. Als de rentevergoeding niet hoger zou zijn dan de inflatie, ontstaat er een nadeel in de begroting omdat de rentelast gebaseerd is op de historische investering. Zodoende wordt er primair voorgesteld de rente bij technische reserves te baseren op de historische rentelasten. Besloten is om geen kapitaalslasten toe te rekenen aan de producten en de werkelijke rentelasten te baseren op de liquiditeitenplanning. Het boeken van rentelasten bij technische reserves is, op deze manier tot een administratieve handeling verworden, dat geen financieel effect heeft. Vandaar dat voor technische reserves, waarbij het achterwege blijven van een rentebijschrijving geen financieel effect heeft, wordt voorgesteld om het bijschrijven van rente achterwege te laten. 10. Voorgesteld wordt om in principe - een rente van 3% toe te rekenen aan de vrij besteedbare reserves. - in principe een rente van 2 % toe te rekenen aan bestemmingsreserves, uitgezonderd: ◦ ‘technische’ reserves waarbij de boeking om administratieve redenen achterwege kan blijven en dit geen financieel effect heeft in de begroting. ◦ voor ‘technische’ reserves waarbij er wel een financieel effect optreedt wordt voorgesteld om de rentebijschrijving te baseren op de historische rentelasten zoals die golden bij het aangaan van de verplichting. Op grond van het BBV is directe rentebijschrijving aan voorzieningen niet toegestaan.
Januari 2014
11
Het BBV classificeert de middelen van derden waarvan de bestemming is gebonden onder een voorziening. Soms verplicht het Rijk voor deze groep tot een toevoeging welke gelijk is aan de rentevoet. Een dergelijke rentetoevoeging wordt niet gezien als rentetoevoeging, maar als een toevoeging om de voorziening op de juiste hoogte te houden. 8.
Weerstandsvermogen 8.1 Inleiding Een gemeenschappelijk regeling loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Voor een deel van deze risico’s kan een GR zich verzekeren, kunnen voorzieningen worden gevormd, of kunnen ze op een andere wijze worden opgevangen. Een deel van de reserves wordt gebruikt als weerstandscapaciteit voor het opvangen van niet verzekerde of afgedekte risico’s. Als informatiebron met betrekking tot verwachte dan wel gelopen risico’s, is in de begroting en de jaarrekening een paragraaf weerstandsvermogen opgenomen, die hier uitgebreid op in gaat. Op grond van de BBV 2004 zijn de onderstaande onderwerpen in deze paragraaf verplicht: a. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit; b. een inventarisatie van de risico’s; c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s; 8.2 De weerstandscapaciteit De weerstandscapaciteit bestaat uit middelen en mogelijkheden waarover de gemeenschappelijke regeling beschikt om onverwachte en substantieel niet-begrote kosten te dekken. In relatie tot bovenstaand doel van het weerstandsvermogen, worden de saldi van het vrije deel van de algemene reserve, de stille reserves en de rekening voor onvoorzien tot de weerstandscapaciteit gerekend.
11. Voorgesteld wordt De saldi van het vrije deel van de algemene reserve, reserves zonder vastgesteld bestedingsdoel en de rekening voor onvoorzien tot de weerstandscapaciteit te rekenen.
8.3 Hoogte weerstandsvermogen Een eenduidige manier om de benodigde weerstandscapaciteit te berekenen is door middel van de risicowaarde. Hierbij wordt gekeken naar de kans dat het risico zich voordoet en het mogelijke schadebedrag ( zie bijlage 3). De som van alle individuele risicowaarden, bepaalt zodoende de noodzakelijke hoogte van het weerstandsvermogen. Binnen de markt is het de gewoonte om 10% van de begroting te reserveren voor onvoorziene uitgaven. Nu is de HR een uitvoeringsorganisatie waarbij de risico, zich voornamelijk zullen voordoen op de bedrijfsvoering. Een vermogensbeslag voor zelfs boven de 5% is dan ook niet nodig. Rekening houdend met zowel de berekende risicowaarde wordt voorgesteld een reservering van maximaal 5 procent van de omzet aan te houden en daarboven terug te laten vloeien naar de deelnemende gemeenten.
Januari 2014
12
12. Voorgesteld wordt De hoogte van het weerstandsvermogen te bepalen: - op basis van het risicoprofiel en de inschatting van de kans dat het risico zich voordoet, de zogenaamde risicowaarde; - met een maximum van 5 % van de begrotingsomzet en daarboven terug te laten vloeien naar de deelnemende gemeenten.
8.4 berekening risicowaarde De hoogte van de benodigde weerstandscapaciteit wordt met name bepaald wordt door: - het feit dat het risico niet is afgedekt via een voorziening of een afgesloten verzekering; - de kans dat de tegenvaller of meevaller daadwerkelijk zal optreden; - de waarde van de verwachte tegenvaller. De kans dat alle risico’s zich tegelijkertijd zullen voordoen is nihil. Een weerstandscapaciteit die alle risico’s kan opvangen als die zich allen tegelijkertijd voordoen, is dan ook te ruim. De risicowaarde kan een eenduidige manier zijn om de relevantie van het risico en de hoogte van de benodigde weerstandscapaciteit te bepalen. Hierbij wordt gekeken naar de kans dat de tegenvaller of meevaller daadwerkelijk zal optreden en de waarde van de verwachte tegen- of meevaller, oftewel: kans x waarde = risicowaarde. Classificaties Om de risicowaaarde te bepalen worden allereerst de risico’s op basis van de volgende inschatting geïnventariseerd en geclassificeerd. Waarschijnlijkheid ( rekenpercentage)
Laag
Wel vermoeden, maar geen aantoonbare incidenten; Zeer weinig geregistreerde incidenten; Kans 0% - 25%
25%
Gemiddeld
Sterke aanwijzing uit meerdere bronnen; Regelmatig geregistreerde incidenten of zichtbare trend; Kans 26% - 75%
50%
Hoog
Grote waarschijnlijkheid van toekomstige incidenten; Aantal incidenten wijst op kritieke situatie; Kans 75% - 100%
75%
Januari 2014
13
Effect Gering
Er zijn aantoonbare kosten op lokaal niveau; Implicatie voor imago bij het publiek op lokaal niveau ( enkele personen);
Beduidend Kan een merkbaar gevolg hebben op de bedrijfsvoering; Serieuze schade aan het imago bij het publiek met aanmerkelijke kosten voor herstel ( lokaal/regionale pers) Kritiek
Ernstige ontwrichting van de bedrijfsvoering; Bedrijfsvoering op lange termijn wordt aangetast; Ernstige aantastting van het imago van de GR bij het publiek met hoge kosten en grote inspanning voor herstel ( landelijke pers)
Als het effect al is te classificeren, is het vaak ook nog eens lastig om een inschatting te maken van de financiële consequenties. Voor zover als mogelijk wordt het financieel effect zo realistisch als mogelijk ingeschat. Als dit echter niet mogelijk is wordt voorgesteld om onderstaande financiële classificaties aan te houden. Indien financieel consequenties; ( rekenbedrag)
Gering < € 50.000 Beduidend > € 50.000 < 100.000 Kritiek > € 100.000
€ € €
25.000 75.000 125.000
De risicowaarde wordt vervolgens bepaald door “waarschijnlijkheid” te vermenigvuldigen met het “effect” ( rekenbedrag). Voorbeeld Een gering risico met een lage waarschijnlijkheid heeft een risicowaarde van: € 25.000 x 25% = € 12.500
13. Voorgesteld wordt Bij het bepalen van de risicowaarden met een financieel effect : - voor het risicoprofiel een rekenpercentage te hanteren van: laag = 25% gemiddeld = 50% hoog = 75%; - voor de inschatting van het financieel effect een rekenbedrag te hanteren van: Gering = € 25.000 Beduidend = € 75.000 Kritiek = € 125.000
Januari 2014
14
Bijlage 1: Wettelijk kader inzake reservering Relevante wetteksten uit het Besluit begroten en verantwoorden 2004 (BBV’04) Titel 2.3 De paragrafen Artikel 11 1. Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen: a. de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de provincie onderscheidenlijk gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken; b. alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie. 2. De paragraaf betreffende de weerstandsvermogen en risicobeheersing bevat ten minste: a. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit; b. een inventarisatie van de risico’s c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s. Titel 2.4 Het overzicht van baten en lasten en de toelichting Artikel 17 Het overzicht van baten en lasten bevat: d. de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma: Titel 2.5 De uiteenzetting van de financiële positie en de toelichting Artikel 20 2. Afzonderlijke aandacht wordt besteedt aan: d. de stand en het verloop van de reserves Artikel 27 1. de programmarekening bevat: d. de werkelijke toevoegingen en onttrekkingen aan reserves. Titel 4.5 De balans en de toelichting Paragraaf vaste passiva Artikel 41 Onder de vaste passiva worden afzonderlijk opgenomen het eigen vermogen, de voorzieningen en de vaste schulden, met een rentetypische looptijd van één jaar of langer. Artikel 42 1. Het eigen vermogen bestaat uit de reserves en het resultaat na bestemming uit de programmarekening. 2. Het in het eerste lid bedoelde resultaat wordt afzonderlijk opgenomen als onderdeel van het eigen vermogen. Artikel 43 1. In de balans worden de reserves onderscheiden naar: a. de algemene reserve; b. de bestemmingsreserves; 2. Een bestemmingsreserve is een reserve waaraan provinciale staten respectievelijk de raad een bepaalde bestemming heeft gegeven. Artikel 44 1. Voorzieningen worden gevormd wegens: a. verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;
b. op de balansdatum bestaande risico’s te zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten; c. kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren. 2. Tot die voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49, onderdeel b. 3. Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume. Artikel 45 Rentetoevoegingen aan voorzieningen zijn niet toegestaan. Artikel 49 In de balans worden onder de overlopende passiva opgenomen: b. de van de Europese en Nederlandse overheidslichamen ontvangen voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren; Paragraaf 4.5.7 Toelichting op de balans Artikel 54 1. In de toelichting op de balans worden de aard en de reden van elke reserve en de toevoegingen en onttrekkingen daaraan toegelicht. 2. Per reserve wordt het verloop gedurende het jaar in een overzicht weergegeven. Daaruit blijken: a. het saldo aan het begin van het begrotingsjaar; b. de toevoegingen of onttrekkingen via de resultaatsbestemming bij de programmarekening; c. de toevoegingen of onttrekkingen uit hoofde van de bestemming van het resultaat van het voorgaande boekjaar; d. de verminderingen in verband met de afschrijvingen op activa waarvoor een specifieke bestemmingsreserve is gevormd; e. het saldo aan het einde van het begrotingsjaar. Artikel 55 1. In de toelichting op de balans worden de aard en de reden van elke voorziening en de wijzigingen daaraan toegelicht. 2. Per voorziening wordt het verloop gedurende het jaar in een overzicht weergegeven. Daaruit blijken: a. het saldo aan het begin van het begrotingsjaar; b. de toevoegingen; c. ten gunste van de rekening van baten en lasten vrijgevallen bedragen; d. de aanwendingen; e. het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.
Januari 2014
16