Noor III, hoe stond de Gemiva-SVG Groep er in 2013 voor? Een update op onze jaarlijkse zelfbeoordeling 1. Het Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg Sinds enkele jaren zijn er landelijke afspraken over het meten en verbeteren van de kwaliteit van de gehandicaptenzorg. Die hebben er toe geleid dat de Gemiva-SVG Groep vanaf 2011deelneemt aan metingen in het kader van het Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg (KKGz). Over de uitkomsten rapporteren we jaarlijks in een notitie met de titel “Noor, hoe stond de Gemiva-SVG Groep er voor?” De notities Noor I en Noor II zijn met onze Groeps Cliënten/vertegenwoordigers Raad (GCVR) besproken. Met de GCVR spraken we in het najaar van 2012 naar aanleiding van de resultaten van het meetjaar 2011 vijf verbeteracties geformuleerd. In 2013 is met de GCVR op grond van de resultaten over het jaar 2012 besloten geen nieuwe verbeterpunten te formuleren. Het doorlopen van de verbetercyclus, als we dat zorgvuldig willen doen, vergt immers een langere periode dan een jaar. Het betreft de volgende aandachtspunten voor verbetering: • Het gehele proces van voorschrijven, uitzetten en toedienen van medicatie. • Het niet aantoonbaar systematisch bespreken van alternatieven als er een BOPZ-maatregel wordt toegepast. • Het in een aantal gevallen blijkbaar niet melden van agressie-incidenten in ons meldingensysteem. • Onduidelijkheid over de verhouding tussen ‘melden in het meldingensysteem’ en ‘melden aan het CMM’. • Ontbrekende en/of niet vastgelegde afwegingen rondom deelname van vrouwelijke cliënten van 50 jaar en ouder aan bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Dit laatste punt is ondervangen door in de vernieuwde vragenlijstmodule voor het ondersteuningsplan het onderwerp bevolkingsonderzoeken op te nemen. De keuzes die wat dat betreft gemaakt worden, leggen we vast in het ondersteuningsplan van de cliënten waarvoor dergelijke onderzoeken relevant zijn. Bij de navolgende analyse van de gegevens per kwaliteitsdimensie over het meetjaar 2013 gaan we nader in op het effect van overige getroffen verbetermaatregelen. De uitkomsten van de meting 2013 zijn in mei 2014 gepubliceerd door het bureau dat voor de verwerking van de aangeleverde gegevens zorg draagt. Die publicatie biedt de mogelijkheid tot vergelijking met enerzijds onze eigen resultaten uit de meting 2012 en anderzijds de scores van andere aanbieders. Daartoe dient deze ‘update’ van de eerdere notitie ‘Noor II’. Die noemen we Noor III. 2. Kwaliteitsmeting 2013 In deze notitie presenteren we achtereenvolgens de meetresultaten 2013 op organisatieniveau (de zogenaamde pijler 1) en de resultaten van de zorginhoudelijke kwaliteitscriteria op cliëntniveau (de zogenaamde pijler 2A). We beschrijven hoe we de scores interpreteren en welke acties we eventueel in gang zetten. Pijler 1 en Pijler 2A De meting in het bestek van het KKGz valt in twee delen uiteen, pijlers genaamd. In pijler 1 gaat het om ‘voorzieningen’ die op organisatieniveau zijn getroffen en die verondersteld worden iets te betekenen voor ‘kwaliteit’. Bij pijler 2A is gemeten op het niveau van de zorgverlening aan individuele cliënten, in dit geval cliënten met een indicatie voor een zorgzwaartepakket (ZZP) of voor de functie ‘behandeling groep’. Let wel: de indicatie is bepalend voor het ‘meedoen’ in de uitvraag op basis van pijler 2A, niet de feitelijk ontvangen zorg. Dat betekent bijvoorbeeld dat een
1
cliënt die op basis van een ZZP bij een andere zorgaanbieder woont, maar zijn recht op dagbesteding verzilvert in één van onze activiteitencentra wél is meegenomen, maar zijn buurman die van het AC gebruik maakt op grond van een extramurale indicatie ‘begeleiding groep’ niet! Bij de interpretatie van de uitkomsten kan dit een betekenisvol gegeven zijn. De Gemiva-SVG Groep biedt ondersteuning aan ongeveer 4500 cliënten. Voor 2050 van hen hebben we ten behoeve van de meting op pijler 2A over 2013 gegevens verzameld. Persoonlijk begeleiders hebben daartoe per cliënt een uitvoerige vragenlijst ingevuld die digitaal is doorgeleverd naar het bureau Mediquest. Dat bureau heeft namens de landelijke Stuurgroep KKGz de informatie verwerkt en aangeleverd aan het Zorginstituut Nederland. Hier kan men kennis nemen van de openbare databestanden. Deze informatie is in onze optiek voor een leek lastig te begrijpen. Hier signaleren wij een verbeteringsmogelijkheid voor het Zorginstituut Nederland. Wij publiceren om die reden de resultaten van de kwaliteitsmeting 2013, onze bevindingen en verbeterplannen in het document metingen pijler 1 en pijler 2A KKGZ 2013 op onze website www.gemiva-svg.nl . Meting 2012 In de meting over 2012 waren 2034 cliënten betrokken. De meting 2013 heeft betrekking op 2050 cliënten. Het betreft uiteraard deels dezelfde personen. Er is echter ook sprake van instroom door plaatsing en uitstroom door bijvoorbeeld verhuizing of overlijden. Learning lessons We hebben de resultaten van de meetrondes 2011 en 2012 steeds in het daaropvolgende najaar per locatie teruggekoppeld, zodat leidinggevenden en medewerkers de voor hun cliënten toepasselijke verbeteracties konden formuleren. Tevens zijn de bevindingen met betrekking tot de Wet BOPZ (toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen) steeds besproken met de verantwoordelijk functionarissen van onze Dienst Behandeling, Begeleiding en Onderzoek. De scores op basis van de meting 2013 bespreken we in het najaar van 2014 met onze Groeps Cliënten/VertegenwoordigersRaad (GCVR) en met onze Ondernemingsraad. Met deze medezeggenschapsorganen gaan we wederom na waar verbeteringen mogelijk zijn en welke prioriteiten we dan moeten stellen. Waar de uitkomsten van de derde meting KKGz ondubbelzinnig op (meer) verbetermogelijkheden wijzen, zijn we van harte bereid daar aan te trekken. Nog meer meten is nog meer weten Naast deze metingen op de pijlers 1 en 2A voorziet het KKGz nog in metingen op de pijlers 2B (cliënttevredenheid) en 3 (kwaliteit van bestaan). De instrumenten voor pijler 2B zijn beschikbaar in een waaier van tien instrumenten. Najaar 2013 is, in overleg met de GCVR, een keuze gemaakt voor het cliëntervaringsinstrument Dit vind ik ervan!, ontwikkeld door collegazorgaanbieder Siza Zorggroep. Dit instrument leent zich voor meten en verbeteren zo dicht mogelijk bij de bron en vervult een functie in het periodieke gesprek met de cliënt over zijn ondersteuningsplan. In 2014 wordt voor elke cliënt die bij ons woont naar zijn of haar ervaringen gevraagd worden. Ook cliënten die gebruik maken van een kinderdagcentrum of hun vertegenwoordiger worden Overigens heeft de Gemiva-SVG Groep in 2011 uitvoerig onderzoek door externe bureaus naar cliënttevredenheid laten uitvoeren (zie www.gemiva-svg.nl/informatie voor cliënten en vertegenwoordigers/prestaties en tevredenheid). Kanttekeningen Voor we ingaan op onze scores op de pijlers 1 en 2A passen een paar kritische kanttekeningen, in het volle besef dat zulks uitgelegd kan worden als ‘straat schoonvegen’. De meetronde 2011 bleek- in tegenstelling tot de landelijke afspraken met o.a. Zorgverzekeraars Nederland- gebruikt te worden in het kader van de contractering. Eén meting is in onze optiek echter geen meting, Het is dan wrang als je al na één meting "gestraft" wordt met een korting op je tarief. Dat doet geen recht aan de verbeterdoelstelling van het KKGz. Landelijk hebben partijen immers afgesproken het Kwaliteitskader als een ontwikkeltraject te benaderen.
2
Onze brancheorganisatie VGN heeft in 2012 en 2013 een forse inspanning gepleegd om uniformiteit in de benutting van de scores in de contracteringsprocessen van de zorgkantoren te bewerkstelligen. Dat is gelukt. De scores zoals deze in het openbare databestand verwerkt zijn, zijn door de zorgkantoren bij de contractering 2014 op (betrekkelijk) uniforme wijze gebruikt. Daarmee krijgen de scores een genuanceerder en realistischer plaats in het jaarlijkse traject van ‘straffen en belonen’. Het doel van het KKGz is primair verbeteren, dus moet je bereid zijn om de hele cyclus te doorlopen. Die begint met een keertje meten, brengt vervolgens de interne en externe dialoog over de uitkomsten (‘wat betekent dit nu eigenlijk?’) met zich mee, het formuleren en uitvoeren van verbeteracties en ten slotte het verrichten van een herhalingsmeting. Dan is de kwalitatieve cirkel (voor de fijnproevers: Deming) rond. Jaarlijks meten brengt met zich mee dat er een korte tijd beschikbaar is om de hele cirkel te doorlopen en daadwerkelijk verbeteracties door te voeren. Wij kiezen voor de kwalitatieve cirkel en dus voor zorgvuldigheid boven snelheid. Bij de vorm waarin het onderzoek (de pijlers 1 en 2A) is gegoten, past nog een kanttekening. Er is gekozen voor een rapportage in termen van ‘constructen’, zoals medezeggenschap, risicoinventarisatie en medicatieveiligheid. De scores op deze vrij abstracte dimensies van kwaliteit worden bepaald door de wijze waarop de antwoorden op onderliggende vragen zijn ‘vertaald’ in een overkoepelende uitkomst. Wil je zien wat er onder zo’n score ligt, dan moet je terug naar het vraagniveau. Daar vind je de eventuele aanknopingspunten voor een verbeteractie. Een uitkomst op de ‘kwaliteitsdimensie’ zorg- en ondersteuningsplan van 80% groen en 20% oranje kun je alleen goed duiden als je naar de scores op de onderliggende vragen kijkt. Met die vragen, ten slotte, is er nog een probleem. De persoonlijk begeleider die de vragenlijst voor pijler 2A op cliëntniveau invult, moet zich steeds voorstellen wat een specifieke vraag in de context van een specifieke cliënt betekent. Dat brengt interpretatieverschillen met zich mee die het duiden van de uitkomsten kunnen compliceren. Met andere woorden: is er nu een probleem, of eigenlijk toch niet? Een concreet voorbeeld: in de vragenlijst pijler 2A (2013) is een vraag met betrekking tot de risicoanalyse op het gebied van seksueel misbruik op individueel cliëntniveau verwerkt. Het begrip risicoanalyse kennen onze persoonlijk begeleiders als zodanig niet; wij spreken van een veiligheidskaart. Er is met andere woorden binnen de Gemiva-SVG Groep wel degelijk oog voor dit soort risico’s, maar bij letterlijke beantwoording van de vraag door een medewerker die de relatie tussen een inventarisatie van risico’s en onze veiligheidskaart niet legt, vult een onjuiste score in. Dit is gecorrigeerd door alle vragenlijsten die foutief ingevuld waren opnieuw in te vullen. Hier past nog een kanttekening; de oorspronkelijke deadline voor het invullen van de vragenlijsten pijler 2A was 31-12-2013. Deze termijn is met een maand verlengd tot 31 januari 2014. In deze periode hebben wij vragenlijsten gecorrigeerd door de geaccordeerde vragenlijst te verwijderen uit de database en een nieuwe vragenlijst in te vullen voor dezelfde cliënt. Een aantal van deze correcties is niet verwerkt door Mediquest omdat zij alle ingevoerde vragenlijsten 31 december 2013 “bevroren” hadden. Op ons verzoek is dit ongedaan gemaakt, maar vanaf 15 januari zijn correcties niet doorgevoerd. Concreet betekent dit dat er 42 vragenlijsten niet gecorrigeerd zijn als het gaat om de in bovenstaande alinea omschreven risicoanalyse op het gebied van seksueel misbruik. Mogelijk kan het KKGz hier in logistiek opzicht zichzelf nog verbeteren.
3
3. Pijler 1: kwaliteit op organisatieniveau Binnen pijler 1 wordt onderscheid gemaakt tussen 14 kwaliteitsdimensies. De onderstaande tabel geeft onze scores weer per 24 februari 2014, de uiterste datum voor het aanleveren van de betreffende gegevens aan het verwerkende bureau Mediquest.
Analyse Uit deze tabel blijkt dat we op alle 14 dimensies groen scoren, op een deel grijze score bij de vraag vertrouwensregeling/vertrouwenspersoon voor cliënten na. Dat wil niet zeggen dat er op deze gebieden niets te verbeteren valt, maar ons ‘papierwerk’ is hier op orde. De deels grijze score bij de vertrouwensregeling heeft te maken met de onderliggende vraag 'zijn er door de vertrouwenspersoon in 2013 aanbevelingen gedaan'. De vertrouwenspersonen voor cliënten hebben in hun jaarverslaglegging 2013 (in de vorm van een gesprek met leden van de Raad van Bestuur) het signaal afgegeven hun rol als vertrouwenspersoon onvoldoende te kunnen waarmaken. Dit gesprek vond plaats na de datum van aanleveren van bovenstaande gegevens. Zij hebben de Raad van Bestuur het advies gegeven na te denken over een professionaliseringsslag voor deze functie. Verbeterpunt De Raad van Bestuur heeft dit advies ter harte genomen en stelt de Groeps ClientenVertegenwoordigers Raad( GCVR) voor om in het kader van de professionalisering de twee functionarissen die de medezeggenschapsraden ondersteunen de rol van vertrouwenspersoon cliënten te geven. Cliënten hebben dan de keuze of voor een ouder die als vertrouwenspersoon actief is of een van de twee functionarissen werkzaam voor de GemivaSVG Groep te raadplegen. Trend 3 jaar meten Gemiva-SVG Groep Uit de onderstaande data blijkt dat we lering trokken uit de drie metingen. In 2011 scoorden we op drie dimensies gedeeltelijk rood en oranje. Dit betrof het binnen zes weken voor 95 % van de cliënten vaststellen van een ondersteuningsplan, het volgens een eenduidige en gestructureerde wijze informeren van alle interne en externe partijen over medicatiewijzigingen, de prevalentie van incidenten en het hanteren van een methodiek als Prisma of Bowtie voor de analyse van incidenten. In onderstaande tabel ziet u de resultaten van de drie metingen en welke trend zichtbaar is. De resultaten van de meting 2012 en 2013 zijn gelijk aan elkaar.
4
5
Spiegelinformatie per kwaliteitsdimensie In 2013 is een openbaar databestand over de meting van 2012 beschikbaar gesteld, dat het mogelijk maakte om per kwaliteitsdimensie de scores met één van de deelnemende zorgaanbieders te vergelijken. Dit is in 2014 ook voor de meting 2013 gebeurd. De resultaten van deze metingen zijn, zoals zichtbaar in onderstaande tabel, zo verwerkt dat inzichtelijk is hoe de eigen organisatie ten opzichte van de andere deelnemende organisaties scoort. Op elke kwaliteitsdimensie – met uitzondering van de eerder toegelichte score op de ‘adviezen’ van de vertrouwenspersonen - scoort de Gemiva-SVG Groep de hoogst bereikbare waarde en behoort dus tot ‘de besten’. Dat wil zeggen dat we op papier onze zaken op orde hebben; dat laat onverlet dat we alert moeten blijven op het naleven van deze papieren werkelijkheid in de complexe dagelijkse zorgpraktijk. Het symbool geeft aan dat onze score in 2013 gelijk is aan de score in 2012.
6
7
8
4 Pijler 2A: kwaliteit en veiligheid op cliëntniveau De onderstaande tabel schetst op basis van een uitvraag onder 2050 van onze cliënten met een indicatie voor een ZZP of de indicatie ‘behandeling groep’ een beeld van kwaliteit en veiligheid op cliëntniveau. Over 11 kwaliteitsdimensies zijn gegevens verzameld.
Elke kwaliteitsdimensie is weergegeven in de vorm van een balk met groene, oranje en rode gedeeltes. We lichten graag de scores op de 11 dimensies en de daaraan ten grondslag liggende vragen van pijler 2A toe. Daar waar er sprake is van een verbeterplan geven we ook de resultaten van de meting 2012 kort weer. Daarnaast geven we de spiegelinformatie weer, waarin zichtbaar wordt hoe de Gemiva-SVG Groep gescoord heeft ten aanzien van de andere zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg. In totaal gaat het om 87.676 cliënten waarvoor een vragenlijst is ingevuld door 202 zorgaanbieders.
9
Zorgafspraken en ondersteuningsplan
Het oranje in onze score berust op twee oorzaken. Met zeven van de 2050 cliënten (0,3%) die in de uitvraag betrokken waren, is er geen formele overeenstemming over het OP. In de vragenlijst 2013 was het mogelijk om één van de drie onderstaande redenen aan te klikken • De cliënt(-vertegenwoordiger) verleent geen medewerking • Andere redenen, zoals vermeld in het ondersteuningsplan • Om andere redenen, niet vermeld in het ondersteuningsplan. Twee cliënten weigerden zonder opgave van reden om te tekenen. Bij twee andere cliënten zijn de redenen om niet te ondertekenen vermeldt in het ondersteuningsplan. Voor drie cliënten golden volgens de invuller ‘andere redenen’, maar die zijn niet vastgelegd in het ondersteuningsplan. Bij 1,4% (28) van de 2050 cliënten is het OP niet in de achterliggende 12 maanden aantoonbaar geëvalueerd. Ook bij deze vraag bestond de mogelijkheid aan te geven wat de reden daarvoor was. Bij 24 van deze 28 cliënten is geen reden vermeld in het OP. In het algemeen is er sprake van een niet onredelijke verklaarbaarheid op individueel cliëntniveau. We zien geen aanleiding om op dit gebied een structurele verbetermaatregel te nemen. We monitoren op de actualiteit van de ondersteuningsplannen. Spiegelinformatie Gemiva-SVG groep scoort voor deze dimensie tussen het gemiddelde en de beste score. Voor twee onderliggende vragen van deze dimensie is spiegelinformatie beschikbaar. Ook hieruit kan men opmaken dat de Gemiva-SVG Groep tussen het gemiddelde en de beste scoort.
10
De Gemiva-SVG Groep is verantwoordelijk voor de medicatie van 1139 cliënten. Onze deels oranje, deels rode score op deze dimensie voert terug op de antwoorden op drie vragen. Uit het
11
‘plaatje’ blijkt dat in een incidenteel geval (10 van de 1139 cliënten) er niet aantoonbaar afspraken zijn vastgelegd over het medicatiegebruik. Daarnaast is bij 27 van de 1139 cliënten niet in het OP vastgelegd wat de verantwoordelijkheid van de organisatie en wat de verantwoordelijkheid van de betrokken cliënt is ten aanzien van de medicatie. Bij 144 van de 1139 cliënten deden zich in het afgelopen jaar medicatie-incidenten voor. Het kan dan gaan om medicatie die later dan het voorgeschreven tijdstip is gegeven, of die incidenteel is vergeten. Uit de gegevens is niet op te maken welke soort medicatie het betreft en wat de eventuele gevolgen van het incident voor de betrokken cliënt zijn. Om daadwerkelijk zicht te krijgen op de risico's is het van belang op individueel cliëntniveau in te zoomen en bij de ‘inhoud’ van de medicatie stil te staan. De meting over het jaar 2012 laat zien dat er bij 13,6 % van de cliënten sprake was van medicatiefouten. In 2013 gaat het om 12,6 %. Een kleine verbetering. Uiteraard blijven we kritisch op het voeren van een zorgvuldige ‘medicatiepraktijk’ en op het voorkómen van incidenten. In het najaar van 2013 heeft een vijfdejaars farmaciestudent een onderzoek uitgevoerd naar voorschrijffouten, afleverfouten en toedieningfouten in vier woonlocaties voor cliënten met een verstandelijke beperking. Op basis van de aanbevelingen is in overleg met de commissie voorbehouden en risicovolle handelingen en de verantwoordelijk manager Kennis & Leren een plan van aanpak opgesteld. Dit gaat om de volgende verbeteringen: • jaarlijkse themabespreking op locatie over het waarom van de medicatie en het hoe toe te dienen • werken met een actueel( conform landelijke standaard) medicatieoverzicht • controleren van medicatie bij toedienen en direct daarop volgend aftekenen • indien de cliënt geheel of gedeeltelijk verantwoordelijk is voor zijn/haar medicatie dit bij de evaluatie van het Ondersteuningsplan bespreken • fouten melden via fobo-meldingsysteem en indien nodig ook aan de apotheek • 2 à 3 keer per jaar controleren ( indien aan de orde) van de vervaldata van medicatie.
In samenspraak met de GCVR is op basis van de metingen 2011 en 2012 besloten de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van alle bij het medicatieproces betrokken actoren nog eens helder te formuleren. Om beleidsinformatie zo concreet en gebruikersvriendelijk mogelijk aan de (persoonlijk) begeleiders aan te reiken, werken we inmiddels met "themapagina's" op ons intranet. Daarop is het proces van medicatie toegelicht en vastgelegd. Daarnaast is de informatie in het centrale kwaliteitshandboek grondig herzien. We werken vanaf 2014 via ons Leerportaal “Leerlink” met e-learningmodules zodat (persoonlijk) begeleiders snel en effectief hun kennis kunnen vergroten. We overwegen verder om gebruik te maken van de protocollen en richtlijnen van Vilans op het gebied van voorbehouden en risicovolle handelingen. Spiegelinformatie Bij deze dimensie scoort Gemiva-SVG groep iets boven het gemiddelde. Dat geldt ook voor de onderliggende vraag met betrekking tot het vastleggen van de afspraken en de verantwoordelijkheden. Een aandachtspunt is het melden van medicatiefouten in ons fobomeldingsysteem, daar scoren we ten opzichte van collega-zorgaanbieders slechter dan het gemiddelde. Persoonlijk begeleiders vullen de vragenlijsten in en zullen nogmaals de toelichting ontvangen dat wij van een FOBO-systeem spreken en niet incidentenmeldingsysteem.
12
BOPZ, toegepaste vrijheidsbeperkende maatregelen Algemene analyse kwaliteitsdimensies BOPZ Uit de registratie van toegepaste Middelen en Maatregelen (M&M) binnen de Gemiva-SVG Groep komt naar voren dat medewerkers in de zorgpraktijk van twee typen maatregelen gebruik maken: afzondering bij een M&M nood en fixatie. In de webportal van Mediquest – de organisatie die alle data heeft verwerkt en weer toegankelijk gemaakt – kunnen we tot op locatieniveau de scores op de kwaliteitsdimensies nazoeken. Een nadere analyse maakt zichtbaar dat er 6 locaties zijn waar sprake is van afzonderen. Op één locatie is sprake van gedwongen medicatie. Voor 95 cliënten wordt de maatregel fixatie toegepast. De leidinggevenden en behandelverantwoordelijken zijn in 2012 geïnformeerd over deze scores en hebben het verzoek gekregen de toepassing van M&M in de locaties te checken. Jaarlijks wordt in de locaties waar sprake is van toepassing van M&M scholing aangeboden over de wet BOPZ met het doel de kennis rondom toepassen van M&M actueel te houden. Het project “Maatregelen op maat” dat sinds 2010 in de hele organisatie uitgevoerd wordt draagt aantoonbaar bij aan het terugdringen van maatregelen. Vrijheidsbeperkende maatregelen – afzondering
13
Uit de meting over het jaar 2012 kwam naar voren dat van de 21 cliënten bij wie afzondering als maatregel in het OP is beschreven, een reflectie op alternatieve benaderingen bij 14 van hen niet plaatsgevonden. In percentage uitgedrukt 61,9 %. De resultaten van meetjaar 2013 laten bij 6 locaties zien dat er sprake is van afzondering voor totaal 9 cliënten. Een forse afnamen van het aantal cliënten waar sprake is van afzondering. Uit de weergave van onze scores op de onderliggende drie vragen blijkt glashelder dat het ontbreekt aan een discussie met de cliënt en/of zijn vertegenwoordigers over alternatieven voor afzondering. Van de 9 cliënten bij wie afzondering als maatregel in het OP is beschreven, heeft een dergelijke reflectie op alternatieve benaderingen bij 6 van hen niet plaatsgevonden. In samenspraak met de behandelverantwoordelijke artsen is besloten dat de alternatieven die overwogen zijn vastgelegd moet worden in het Ondersteuningsplan van de betrokken cliënt. Per kwartaal stellen we een overzicht van alle toegepaste middelen en maatregelen op waarin ook vastgelegd wordt welke alternatieven overwogen zijn. De stand van zaken per 30 april 2014 met betrekking tot afzondering is dat voor twee cliënten de maatregel afzonderen nog toegepast wordt. Dit is dus een afnamen van 7 cliënten ten opzichte van de verzamelde gegevens over 2013. Spiegelinformatie afzondering In onderstaande tabel komt naar voren dat Gemiva-SVG groep ten aanzien van afzondering relatief ondergemiddeld scoort. De gemiddelde score is 3,64 en Gemiva-SVG groep scoort 3,00. Deze score wordt veroorzaakt door de score op de onderliggende vraag; het bespreken van alternatieven. Hier scoort Gemiva-SVG groep 2,0 ten opzichte van het gemiddelde van 3,49. Bij de overige vragen scoort Gemiva-SVG groep gelijk aan de beste.
14
Vrijheidsbeperkende maatregelen - separatie Binnen de Gemiva-SVG Groep zijn geen separeerruimtes aanwezig in de zin van de wet BOPZ. Er is dus ook geen score op deze dimensie, in tegenstelling tot 2011 en 2012. De terugkoppeling naar de betrokken verantwoordelijk leidinggevenden heeft geresulteerd in correct invullen van de vragenlijsten met betrekking tot dit onderwerp in 2013.
15
Vrijheidsbeperkende maatregelen – fixatie
Bij 95 cliënten is fixatie als maatregel in het OP beschreven. Bij 5 cliënten van 4 woonlocaties is dat niet het geval, hoewel deze maatregel wèl wordt toegepast. Daarnaast is de maatregel bij 1 cliënt niet geëvalueerd. Ook hier constateren we dat met 33 van de 95 cliënten niet gesproken is over alternatieven. Deze uitkomst is teruggekoppeld aan de betrokken locaties en de verantwoordelijke behandelaars is verzocht een verbeterslag te maken. Die houdt in dat we de mogelijke alternatieven die zijn overwogen vastleggen in het ondersteuningsplan van de betrokken cliënt en daarbij nadrukkelijk vermelden waarom deze alternatieven geen optie zijn. Bij 94 cliënten is de fixatie zelf wèl geëvalueerd. De actuele stand per 30 april 2014 met betrekking tot fixatie laat zien dat dit middel nog toegepast wordt bij 72 cliënten. Hieruit blijkt dat de acties die in gang gezet zijn binnen de organisatie om vrijheidsbeperkende maatregelen terug te dringen, onder andere met behulp van het project “Maatregelen op Maat “ vruchten afwerpen. Blijvende en bewuste aandacht is echter geboden. Spiegelinformatie Ook hier scoort de Gemiva-SVG Groep beneden het gemiddelde van de branche met als belangrijke oorzaak de score op het bespreken van alternatieven. Deze is 2,69 ten opzichte van het gemiddelde van 3,39. Voor fixatie geldt daarnaast dat bij 5 cliënten de maatregel niet beschreven is in het OP.
16
Vrijheidsbeperkende maatregelen – gedwongen medicatie
Bij 1 cliënt is er volgens deze gegevens sprake van gedwongen medicatie. Deze maatregel wordt volgens de medewerker die de betreffende vraag heeft beantwoord correct uitgevoerd. Uit het actuele overzicht d.d. 30 april 2014 blijkt dat deze maatregel niet meer toegepast wordt. Vrijheidsbeperkende maatregelen – gedwongen voeding Deze maatregel wordt binnen de Gemiva-SVG Groep niet toegepast.
17
Veiligheid – vallen
Ook hier signaleren we een kleine verbetering. In het meetjaar 2012 komt naar voren dat er bij 14,6 % cliënten sprake is van incidenten op het gebied van vallen. Uit bovenstaand overzicht blijkt dat bij 251 (12,2 %) van de in het onderzoek betrokken cliënten sprake is van incidenten op het gebied van vallen. Bij 27 van hen zijn deze incidenten niet gemeld in het meldingensysteem. Het gaat dan in het algemeen om cliënten met wie is doorgesproken dat zij op dit gebied risico’s lopen. De cliënt heeft dan uitdrukkelijk aangegeven dat hij zich op het gebied van zijn mobiliteit niet (verder) wil laten beperken en het risico accepteert. Dat leggen we dan vast in het OP, maar we melden incidenten niet. Uiteraard assisteren we de cliënt wèl in het geval van ongemakken en ongelukken. In maart 2014 hebben 15 fysio- en ergotherapeuten een driedaagse cursus gevolgd om medewerkers van locaties zo gericht mogelijk te kunnen adviseren ten aanzien van valrisico’s en preventie. Eén onderdeel van deze cursus was een valpreventie training voor cliënten. Eén van de fysiotherapeuten heeft een practice-based valrisico-inventarisatielijst ontwikkeld. Deze lijst, die door de persoonlijk begeleider eventueel samen met een cliënt ingevuld wordt, maakt snel en eenvoudig inzichtelijk wat het valrisico is voor een cliënt. Deze valrisicoinventarisatielijst is geïntegreerd in het digitale ondersteuningsplan. Zodra een risico in de veiligheidskaart, dat wil zeggen de prospectieve risicoanalyse op individueel cliëntniveau, gesignaleerd wordt vult men de lijst in. Spiegelinformatie Het percentage cliënten waar sprake is van vallen ligt 0,3 % lager dan het gemiddelde. De score op deze kwaliteitsdimensie is ondergemiddeld als gevolg van het niet melden in ons FOBOmeldsysteem.
Veiligheid – agressie
18
In het meetjaar 2012 kwam naar voren dat 20,2 % van de cliënten die deelnamen aan het onderzoek zich (soms) agressief gedroegen. Dit is 60 maal niet gemeld in het incidentmeldingensyteem. De meting 2013 maakt zichtbaar dat 450 van de 2050 (22 %) in het onderzoek betrokken cliënten zich agressief gedroegen. Incidenten zijn voor 41 van hen niet in het meldingensysteem gemeld. Dit maakt zichtbaar dat het aantal meldingen verhoogd is. Uit nadere analyse van de cijfers blijkt dat 20 woonlocaties totaal 34 maal niet gemeld hebben, dat er sprake was van agressie. Dat geldt ook voor 6 dagbestedinglocaties waar totaal 7 maal niet gemeld is. Voor 14 locaties is geconstateerd dat er eenmaal niet gemeld is. In totaal 9 locaties hebben tweemaal niet gemeld. Bij 3 locaties gaat het om 3 maal niet melden. De leidinggevenden van de betrokken locaties ontvangen hier bericht over. Om het melden van vaker voorkomende agressie in ons digitale cliëntendossier te vergemakkelijken is een aanpassing doorgevoerd. Spiegelinformatie De Gemiva-SVG Groep scoort hier ondergemiddeld, namelijk 3,73 ten opzichte van 3,83. Deze score wordt veroorzaakt door het niet melden van agressie-incidenten; gemiddeld wordt er door de deelnemende organisaties 5,6 % van de incidenten niet gemeld, De medewerkers van de Gemiva-SVG Groep meldden volgens hun eigen opgave over 2013 9,1 % van deze incidenten niet.
Veiligheid – verslaving
Van de 2050 in de uitvraag betrokken cliënten zijn er 29 bekend met verslavingsproblematiek die blijkbaar ook tot incidenten leidt. De vraag of het incident ‘verslaving’ gemeld wordt in het
19
meldingensysteem is voor 17 van hen negatief beantwoord. In 2012 was er voor 28 van de 47 cliënten geen melding gedaan. We zien hier een lichte verbetering. Een mogelijk verklaring kan voortkomen uit de omstandigheid dat de verslaving op zichzelf niet als een ‘incident’ wordt gezien – maar niet helemaal onlogisch – als een structurele eigenschap van de persoon. We zouden nader onderzoek moeten doen om daar meer over te weten. Daarbij nemen we zonder meer aan dat zorgvragen en problemen die samenhangen met of voortvloeien uit de (klaarblijkelijke) verslaving de onverdeelde aandacht van de medewerkers in de locaties hebben. In de digitale vragenlijst 2013 is een toelichting opgenomen om het begrip "incidenten naar aanleiding van verslaving" nader te duiden. Landelijk is na een evaluatie van de eerste meting gebleken dat deze vraagstelling niet helder was. Spiegelinformatie Ook hier scoren we ondergemiddeld als gevolg van het niet melden. Er is wel een verbetering in de trend ten opzichte van de meting 2012 waarneembaar. In de terugkoppeling naar de verantwoordelijk leidinggevenden wordt aandacht gevraagd voor de definitie en het melden.
Veiligheid – slachtoffer seksueel geweld
20
Blijkens dit overzicht merken hun pb’ers 19 cliënten aan als slachtoffer van seksueel geweld. Voor 2 van hen geldt dat er ter zake geen incidenten zijn gemeld in het meldingensysteem. Dat zou kunnen voortkomen uit onze interne procedure die voorschrijft dat bij signalen van seksueel misbruik een melding wordt gedaan aan het interne Consultatieteam Misbruik en Mishandeling (CMM). Voor 3 cliënten geven pb-ers aan dat er niet gehandeld is conform het beleid van de organisatie met betrekking tot melden aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Het beleid van de organisatie is dat na melding bij het consultatieteam Misbruik en Mishandeling wordt onderzocht of het vermoeden redelijkerwijs bevestigd wordt. Pas dan vindt er door de Raad van Bestuur een melding plaats van het misbruik. De pb-er is daar niet bij betrokken. Overigens rapporteren wij in onze jaarlijkse openbare verslaglegging niet alleen over de incidentmeldingen via ons ‘fobo-systeem’, maar ook over de aantallen cases die aan ons CMM zijn voorgelegd. We zien vooralsnog geen reden tot een verbetermaatregel. Spiegelinformatie De ondergemiddelde score in deze spiegelinformatie is verklaarbaar op grond van de bovenstaande toelichting.
21
Veiligheid – dader seksueel geweld
Onder onze cliënten tellen we volgens opgave van hun pb’ers 9 daders. Dat zij over de schreef gingen is in 8 situaties gemeld via de fobo-registratie. Een verklaring voor de ene niet-melding ligt mogelijk eveneens in de voorschriften rondom inschakeling van ons interne CMM. Spiegelinformatie
22
De ondergemiddelde score van 0,03 % wordt in deze vergelijking veroorzaakt door de ene melding die niet gedaan is. Veiligheid - Vermoeden seksueel misbruik risico
De eerste vraag van deze kwaliteitsdimensie heeft betrekking op de prospectieve risicoanalyse op individueel cliëntniveau. Deze risicoanalyse is bij onze pb-ers bekend als de veiligheidskaart. De vraag naar het risico op seksueel misbruik is in deze veiligheidskaart verwerkt. Helaas herkenden de pb-ers deze vraag niet als zodanig. Dit heeft ertoe geleid dat ruim 550 vragenlijsten gecorrigeerd zijn in de webportal van Mediquest, de organisatie die de gegevens van de landelijke kwaliteitsmeting verwerkt. Een flinke klus. Helaas is de laatste correctie van 42 vragenlijsten door het “bevriezen“ van de gegevens per 15 januari 2014 in deze webportal niet meer verwerkt. Pb-ers geven aan dat voor 150 cliënten het risico actueel is; voor 36 cliënten zijn geen afspraken verwerkt in het OP om dit risico te beheersen. We onderzoeken bij welke locaties dit aan de orde is en vragen betrokken pb-ers en gedragsdeskundigen om in het ondersteuningsplan te vermelden welke maatregelen getroffen zijn om het risico te beheersen. Voor de overige 114 cliënten is dat al wel het geval. In onze ogen is preventie van seksueel misbruik belangrijk. Hier besteden we onder andere aandacht aan door themabijeenkomsten voor persoonlijk begeleiders op locaties te organiseren “praten over seks”. Dit met het doel persoonlijk begeleiders te ondersteunen het onderwerp bespreekbaar te maken met cliënten en deze bewuster te maken van hun seksualiteit. Spiegelinformatie
23
Zoals al vermeld zou in deze spiegelinformatie de eerste vraag een volledig groene balk moeten zijn. We staan nadrukkelijk stil bij de risico’s op seksueel misbruik in het kader van onze OP cyclus. De ondergemiddelde score met betrekking tot de vraag “is er een begeleidingsplan opgesteld als het risico actueel is”, is in het voorafgaande al aan de orde geweest. 5 Slotbeschouwing Ook na deze derde meting is de cirkel nog lang niet rond. Wat betreft pijler 1, de organisatorische randvoorwaarden, zijn we ‘op papier’ in staat gebleken doeltreffende verbetermaatregelen te nemen. De dagelijkse uitvoering op de locaties blijft echter een punt van aandacht. Dat geldt zoals uit het aangestipte onderzoek van de farmaciestudent gebleken is, zeker voor de complexe materie van medicatie vooral het uitzetten en toedienen. Uiteraard willen we op de andere gebieden – ook door van de ervaringen en praktijken van andere aanbieders te leren – ‘systeemverbeteringen’ doorvoeren. Het allerbelangrijkste blijft in onze optiek echter het betrekken van individuele scores bij de periodieke herziening van het OP en het evaluatieve gesprek daarover met de cliënt, met zijn persoonlijk netwerk en met collega’s. Hebben we alles wat voor deze cliënt relevant is wel voldoende in beeld? Zijn we niet iets wat voor hem belangrijk is vergeten? Welke betekenis hechten we aan de antwoorden op de vragen, juist in de specifieke context van de ondersteuning van dit individu? Slagen we erin die insteek te combineren met de dialoog over de ervaring dat de cliënt (of zijn vertegenwoordigers) in termen van cliëntervaring over ons delen, dan halen we de beheersingsdenkers links in. En dat is waar we met het oog op ‘kwalitatief goede en verantwoorde zorg’ naar streven …. Waar het gaat om pijler 2A hebben we, in overleg met de GCVR, in 2012 verbetermaatregelen getroffen. In deze notitie, naar aanleiding van de resultaten van de meting 2013, is kort beschreven per kwaliteitsdimensie òf en hoe de verbetermaatregelen effectief zijn. Het gaat om de volgende gebreken: • Het gehele proces van voorschrijven, uitzetten en toedienen van medicatie. Voortgang verbetermaatregelen;
24
In de maand juni 2014 gaan we aan het deelproces uitzetten en toedienen excipliet aandacht besteden. Daarnaast wordt de medicatie cursus verplicht gesteld voor alle medewerkers om langs die weg ons ervan te verzekeren dat men goed geïnstrueerd is. • Het niet aantoonbaar systematisch bespreken van alternatieven als er een BOPZ-maatregel wordt toegepast. Voortgang verbetermaatregelen; Met de verantwoordelijk behandelaars is afgesproken dat zij per kwartaal de behandelplannen evalueren en dat vastleggen in het ondersteuningsplan. Als eens per kwartaal niet hanteerbaar is kan ook een andere frequentie gehanteerd worden mist, dat vastgelegd wordt in het ondersteuningsplan. De behandelaar legt ook aantoonbaar vast in het behandelplan welke alternatieven er overwogen zijn en of de vrijheidsbeperking nog nodig. • Het in een aantal gevallen blijkbaar niet melden van agressie-incidenten in ons meldingensysteem. Voortgang verbetermaatregelen Het digitaal melden is vereenvoudigd. Het nut van melden is expliciet aan de orde geweest voor alle verantwoordelijke actoren is helder dat zij actie ondernemen naar aanleiding van een melding. • Onduidelijkheid over de verhouding tussen ‘melden in het meldingensysteem’ en ‘melden aan het CMM’. Voortgang verbetermaatregelen We hebben de heldere afspraak dat alle signalen rondom misbruik en mishandeling bij de Commissie Misbruik & Mishandeling gemeld wordt. Dit besluit is genomen op advies van Fobo–Commissie. • Ontbrekende en/of niet vastgelegde afwegingen rondom deelname van vrouwelijke cliënten van 50 jaar en ouder aan bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Voortgang verbetermaatregelen: Dit is ondervangen door in de vernieuwde vragenlijstmodule voor het ondersteuningsplan het onderwerp bevolkingsonderzoeken op te nemen. De keuzes die wat dat betreft gemaakt worden, leggen we vast in het ondersteuningsplan van de cliënten waarvoor dergelijke onderzoeken relevant zijn. Daarnaast is er een themapagina gemaakt waarin duidelijk vastgelegd is welke verantwoordelijkheid wij hebben ten aanzien van het ondersteunen van cliënten in het kader van bevolkingsonderzoeken. We zullen deze notitie in september 2014 met onze centrale medezeggenschapsorganen bespreken en plaatsen dan een ‘update’ op deze website.
Gouda, 17 juli 2014
25