Over het boek Een kindertijd in het Irak van de jaren vijftig die lijkt op een oosters sprookje: Pius groeit beschermd en avontuurlijk op tegelijk met elf broers en zussen in een familie die tot de oud ste christelijke gemeenschappen behoort en haar eigen tradi ties hoog houdt; zijn moedertaal is het Bijbelse Aramees. In de grote familieclan worden de wetten van gastvrijheid en res pect nageleefd en het vredige bestaan naast Arabieren, Koer den, Armeniërs en Turkmenen is van beslissende invloed op hem. Het zijn echter de jaren dat Saddam Hoesseins Ba’athpartij aan de macht komt en de familie vlucht naar het zuiden, als ban nelingen in eigen land. Het brengt Pius op het priestersemi narie, maar de situatie op het jezuïetencollege en zijn teleur stelling over de theologische bekrompenheid betekenen een vroegtijdig afscheid. Hij benut de mogelijkheid om Engelse let terkunde in Bagdad te gaan studeren. Tijdens een studiereis in Londen wordt hij verliefd op een Catalaans meisje en dat leidt tot een ware explosie van zinnelijkheid na het dorre semina riebestaan. Maar het zijn de wonderen en de verschrikkingen van de woestijn die hij tijdens zijn militaire diensttijd leert kennen, die hem werkelijk maken tot de man die hij is. Een verrassend succes in Catalonië, waar Op drift wekenlang op nummer 1 van de bestsellerlijsten stond. Op drift is een onwaarschijnlijk, maar waargebeurd verhaal waar de vitaliteit en levenslust van afspatten. De pers over de auteur/het boek ‘Simpelweg prachtig. Een literaire belofte.’ – La Vanguardia ‘Een ontroerende, zeer menselijke getuigenis van het leven.’ – Qué Leer
‘Alibek voert ons op bijna romaneske wijze binnen in een leef wereld, die verschilt van de vele die we al uit andere boeken kennen.’ – Klappe auf ‘Pure vertelkracht.’ – Jaume Cabré ‘Pius Alibek biedt ons het portret aan van een wereld die niet langer bestaat: het Irak voorafgaand aan de oorlog tegen Iran dat daarna door Saddam werd overheerst.’ – La Razón ‘Een indrukwekkende autobiografie.’ – Elle ‘Een fascinerend relaas, verteld door een absoluut mee slepende stem.’ – Diario del Altoaragón ‘Hij beschrijft een magische wereld die daarna is vernietigd door Saddam Hoessein.’ – Las Provincias Over de auteur Pius Alibek, in 1955 geboren in Ankawa in het Koerdische Irak, is van Assyrisch-Chaldeeuwse afkomst, een christelijke min derheid waarvan de taal het Aramees is. Hij studeerde Engelse letterkunde op een priesterseminarie in Bagdad. Na zijn mili taire dienst in de woestijn, een beslissende periode in zijn leven, besluit hij het land te verlaten, dat lijdt onder de dic tatuur van Saddam Hoessein. Hij komt in Barcelona terecht, waar hij een restaurant runt. In 2004 ontving hij de eremedaille van de ‘Ciudad Condal’ (Barcelona) voor zijn niet-aflatende inzet voor de vrede.
Wilt u op de hoogte worden gehouden van de romans en literaire thrillers van uitgeverij Signatuur? Meldt u zich dan aan voor de literaire nieuwsbrief via onze website www. uitgeverijsignatuur.nl
Colofon © Pius Alibek, Edicions La Campana, 2010 Oorspronkelijke titel: Arrels Nòmades Vertaald uit het Catalaans door: Pieter Lamberts en Joan Garrit © 2012 Uitgeverij Signatuur, Utrecht en Pieter Lamberts Alle rechten voorbehouden. Omslagontwerp: Wil Immink Design Omslagbeeld: Nik Wheeler/ Hillcreek Typografie: Pre Press Media Groep, Zeist isbn gebonden boek 978 90 5672 381 1 isbn e-book 978 90 449 6109 6 nur 302
Pius Alibek
Op drift Vertaald door Pieter Lamberts en Joan Garrit
2012
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 3
15-11-11 12:18
Je geboortegrond, die je tere wortels heeft omvat, ze met zijn wezen heeft doordrenkt en die in je bloed zit – je zult er altijd van houden. Je moeder, die je onder haar hart heeft gedragen, je in zoete duisternis heeft behoed en je zelfs tegen het licht heeft beschermd – je zult altijd van haar houden. Trek je wortels uit. Bewaar ze in je hart. Laad ze op je rug, zoals de nomadenmoeder haar oogappel draagt. Alleen dan zal de hele wereld je thuis zijn. Verlaat de schoot, open je ogen en aanschouw je moeder. Alleen dan zul je haar ten volle kennen. Kijk niet alleen naar buiten, maar open de deur, ruk je wortels uit en vlieg weg. Alleen dan zul je de vrijheid kennen om alle landen en alle mensen te beminnen.
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 5
15-11-11 12:18
1 Ankawa, waar ik in december 1955 ben geboren, is een van de vele dorpen van de Assyrisch-Chaldeeuwse minderheid die door het hele noorden van Irak tussen merendeels Koerdische dorpen verspreid liggen. We stammen af van de vroegste bewoners van Mesopotamië. Sinds het laatste Babylonische rijk in 539 voor Christus in handen van Cyrus de Grote viel, zijn we altijd door andere volken overheerst, met wie we ons land door de eeuwen heen hebben gedeeld. Zodra het christendom op het toneel verscheen, werden we christen en vormden we één grote oosterse Kerk. Uiteraard hebben we altijd blootgestaan aan religieuze vervolging van de kant van onze veroveraars. Afhankelijk van het fanatisme van de vreemde overheersing was de vervolging meer of minder fel. We worden tot op heden vervolgd. Zoals bij de meeste volken zonder eigen staat het geval is, werd ons lot door het eigenbelang en de grillen van onze veroveraars bepaald: Perzen, Byzantijnen, islamitische Arabieren, grootmogols, Turken, Britten en de Nieuwe Wereldorde. In de nadagen van de heerschappij van de groot- mogols en van de Turken zijn we om religieuze redenen genadeloos vervolgd. Tijdens de slachtpartij die bekendstaat als de Armeense genocide werden ook veel van onze dorpen met de grond gelijkgemaakt en platgebrand, en zijn hun inwoners vermoord. Bij die vervolgingen traden sommige Koerdische stammen op als handlangers van de grootmogols en de Turken. Ze gebruikten religieus fanatisme als excuus om andermans eigendommen te naasten, of ze verwachtten ten onrechte veel van een bondgenootschap met 7
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 7
15-11-11 12:18
de sterkste – uiteindelijk verslindt hij je toch altijd. Rome stond volslagen onverschillig tegenover de smeekbeden om hulp van de christenen in het Oosten; voor hen ging het om hulpkreten van ketters. Voor de verschillende kerkgenootschappen telt niet Christus’ boodschap, maar die van het eigen collectief. Christus zou nooit iemand afwijzen. Hij werd alleen maar woest op handelaars die Gods huis bezoedelden en op egoïstische rijken. De eerste groep gaf hij er met de zweep van langs, de tweede moest kamelen laten voorgaan. Het is verbijsterend om te zien hoe mensen de absurde overtuiging zijn toegedaan dat hún geloof beter is dan dat van een ander, en dat dan zelfs vernietiging gerechtvaardigd is. Hoe nietig moet iemand zich voelen die onderlinge verschillen of simpelweg het bestaan van de ander bedreigend vindt. Vanaf de jaren vijftig kon je spreken van een min of meer vreedzaam, vriendelijk samenleven van de bevolkingsgroepen in de regio, hoewel de wrok uit het verleden nooit helemaal is verdwenen. De mensen in Ankawa zijn altijd harde werkers geweest, en ze waren op veel terreinen heel ambi tieus. Politieke belangstelling kwam in alle sectoren van de maatschappij voor en de weegschaal sloeg duidelijk naar links door. Al in de jaren zestig brachten jonge vrijwilligers op de fiets het officiële orgaan van de Iraakse Communistische Partij huis aan huis in het dorp rond. De Rode Revolutie bleef prominent aanwezig in het politieke denken in Ankawa, Irak en het hele Midden-Oosten. Onderdrukking en onrecht zijn als zon en regen voor het zaad van de revolutie; welvaart is de schaduw die het verstikt. Als het al ontkiemt, dan wordt het een kamerplantje, afgescheiden van de onzelfzuchtige, ontembare natuur; een kalmeringsmiddel voor het slechte geweten van het individu. Ankawa’s rode karakter maakte het tot doelwit van een doorlopende repressie door de regeringen-van-een-dag in Bagdad. Dit ging gepaard met massale arrestaties, cel en 8
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 8
15-11-11 12:18
marteling, tot Saddam, in navolging van wat in andere landen gebeurde, het Nationale Front bedacht. Op het eerste gezicht – en voor wie het zo wilde zien – leek dit een front van verzoening en samenwerking tussen Ba’ath, de partij die na twee bloedige pogingen de macht had gegrepen, en de Iraakse Communistische Partij, die de sympathie van het volk en het grootste ledental had. Uit angst of eigenbelang gingen veel kopstukken van de communistische partij in op Saddams uitnodiging het Nationale Front te versterken en ledenlijsten openbaar te maken. Maar al snel liet Saddam zijn ware gezicht zien: in het hele land begon hij een nietsontziende klopjacht op communisten. Ankawa werd opnieuw belegerd. Met lijsten in de hand kamden leger en veiligheidsdiensten het dorp huis voor huis uit; aanhangers van de communistische partij werden naar detentiecentra in Arbil overgebracht. Ze konden kiezen tussen uittreding en daarna toetreding tot Ba’ath of marteling en dood. Sommigen verkozen de dood. Academische en intellectuele vorming was voor de jongeren in Ankawa onontbeerlijk. Een boek kreeg niet de kans om op een plank te verstoffen. Het ging van hand tot hand en maakte deel uit van lange, gezellige bijeenkomsten, die in de namiddag begonnen, met een glas arak, droge anijsbrandewijn, en vaak tot in de vroege uurtjes duurden. Nasser Yoesoef, tante Victoria’s echtgenoot, had van de bovenverdieping van zijn huis een semiopenbare bibliotheek gemaakt. De muren van een grote kamer waren van onder tot boven met boekenplanken bedekt. Hij leende dorpsjongeren een boek uit op voorwaarde dat ze het binnen hooguit één week zouden lezen. Als ze het teruggaven, ondervroeg hij hen over de inhoud. Kwam hij erachter dat iemand het niet grondig had gelezen, dan leende hij die persoon nooit meer een boek. ’s Winters waren er bijna geen jonge mensen in Ankawa. 9
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 9
15-11-11 12:18
Iedereen, jongens en meisjes, ging aan een of andere universiteit in Bagdad of Al-Mawsil studeren. In de zomer kwamen de huizen en straten van Ankawa weer tot leven. Dan keerden de studenten en de meeste gezinnen die om welke reden dan ook naar elders waren vertrokken terug. Het dorp werd weer uitbundig en levendig: etentjes ’s middags en ’s avonds, feestjes en alsmaar door bruiloften. Ze werden vooral ’s zomers gevierd. Zelfs degenen die niet in het dorp woonden en ergens anders waren getrouwd, vierden hun bruiloft opnieuw om de feestvreugde met familie te delen. De feestelijkheden konden wel een week duren. Het bruidspaar kwam omstuwd door vrienden en familie de kerk uit. Muzikanten voerden de stoet aan naar een van de twee dorpspleinen: dat in Darga, het hoogst gelegen dorpsdeel, of het plein voor de school. Daar kwamen de mensen samen om de khigga te dansen, de traditionele reidans, waaraan iedereen kon meedoen. Met trommels en doedelzakken gaven de muzikanten het ritme aan, en de rij dansers – ze hielden elkaar bij de hand, waarbij mannen en vrouwen elkaar gewoonlijk afwisselden – groeide snel. Op willekeurig welk punt kwamen er meer dansers bij en de rij werd een open kring. Als de nieuwe dansers niet meer in de eerste kring pasten, vormden ze eromheen een nieuwe en zo maar door tot het grote plein vol stond. Ze schoven van links naar rechts, en de hemel verduisterde door het stof dat opdwarrelde naarmate er uitbundiger werd gedanst. Gelach, vreugdekreten en hoerageroep stegen op, scheurden de stofwolk uiteen en weerklonken in de vrolijke hemel boven Ankawa. De dans had iets sensueels, net als het hele feest trouwens. Meisjes en jongens zochten elkaars gezelschap op. Het was een uitgelezen kans voor toespelingen en blijken van genegenheid. Ze verbraken de kring om naast degene van hun gading te gaan staan, zijn of haar hand vast te pakken en op het ritme van de muziek met de hand langs zijn of haar 10
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 10
15-11-11 12:18
lichaam te strijken. Zelfs getrouwde stellen zochten oude geliefden op om door lichamelijk contact tijdens het dansen het verleden op te roepen, ook al was het maar voor even. Samen dansen was een van de weinige mogelijkheden om zonder enig risico oude liefdesavonturen op te biechten. Taboes sneuvelden in de collectieve vreugde. ’s Avonds laat verplaatste het feest zich naar de huizen van de gastheren, en werd het tot in de vroege ochtend in de tuin of op het dakterras of op beide plekken voortgezet met muziek, dans, overvloedig eten en drinken, en de alom bekende en gewaardeerde arak van Ankawa, gestookt van gedroogde druiven of dadels. Elk huis stookte zijn eigen arak en er bestonden geheime recepten in overvloed, elk met een persoonlijke noot. Grootvader Elias deed er tijdens het gistingsproces stukken kipfilet bij. Op de dag van de distillatie zette hij ’s morgens vroeg op de binnenplaats een enorme koperen distilleerketel neer, en het straaltje waardevol vocht bleef tot laat in de avond lopen. Hij vertelde me dat hij jaren geleden, toen hij dagloners had om het land te bewerken en de dieren te verzorgen, ’s winters een groot vat arak met een grote lepel aan de rand bij de voordeur zette. Bij dageraad, na het ontbijt, namen de mannen een flinke slok voor ze aan een bikkelharde winterse werkdag in het open veld begonnen. De allerbelangrijkste zomerse gebeurtenis was de pantoffelparade in de late namiddag. Iedereen, van welke leeftijd ook, liep de hoofdstraat op en af. Je wandelde langzaam en bedaard en bleef om de haverklap staan om iemand te begroeten en bij te kletsen. Het was een plek om elkaar te ontmoeten en de laatste nieuwtjes uit te wisselen, en voor jongeren om te flirten, nieuwe vriendschappen te sluiten en relaties aan te gaan. De meisjes droegen hun beste kleren en gingen altijd volgens de laatste mode gekleed. Je zag er modellen die in de voornaamste steden van Irak nog niet te 11
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 11
15-11-11 12:18
zien waren. Zo kwam Ankawa aan zijn bijnaam: Klein Parijs. Jonge Koerden uit Arbil en dorpen in de omgeving kwamen met hun auto’s en parkeerden ze in een zijstraat. Ze durfden ze niet onbeheerd achter te laten – ze bleven erin zitten of gingen erbij staan – en gaven zich onder de kritische blik van de jongemannen in Ankawa over aan het bekijken van die optocht van vrouwelijk schoon. Dat werd in hun gemeenschap gewoonlijk verstopt. Op het ogenblik heerst er dankzij de akkoorden tussen de grote rovers en jakhalzen, die hún deel van de prooi bewaken, in Iraaks Koerdistan een relatieve, broze, voorlopige rust. De goede opleiding en het open karakter van de inwoners van Ankawa én het militaire vliegveld vlakbij – in Saddams tijd aangelegd op land dat is afgenomen van boeren in het dorp, onder wie mijn grootvader – hebben Ankawa veranderd in het hol van allerlei wilde roofdieren, die de Nieuwe Wereldorde ‘multinationals’ noemt. Ze hebben zich er met vlijmscherpe tanden en kwijlende kaken gevestigd, klaar om een flink stuk te scheuren uit het kadaver dat Irak heet. Het zijn nakomelingen van Adam die niet doden om te eten, maar die hun zwaargewonde, zieltogende medemens verslinden in naam van handel, investering en wederopbouw.
12
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 12
15-11-11 12:18
2 Van de zes zonen en zes dochters die Maria Gorguis, huisvrouw, en Hermez Alibek, topograaf en ambtenaar bij het Directoraat voor de Landbouwhervorming, tijdens hun katholieke huwelijk kregen, ben ik het vijfde kind. Ons huis stond in het centrum van Ankawa, in de hoofdstraat, die van noord naar zuid door het dorp liep. Mijn grootouders van vaderskant woonden slechts vijftig meter van ons vandaan. Onze woning telde één verdieping en was niet echt groot. Maar de totale oppervlakte – inclusief de tuin en de enorme binnenplaats met zijn vierkante, aardekleurige gebakken plavuizen, die het huis scheidde van een klein lemen bouwsel, waarin de broodoven stond en dat als berghok dienstdeed – bedroeg meer dan zeshonderd vierkante meter. Een ongeveer twee meter hoge muur van in de zon gedroogde steen van leem en stro omgaf het huis, dat uit hetzelfde materiaal was opgetrokken. De tuindeur en de balkons van het dakterras waren van smeedijzer, met resten van de oorspronkelijke, zilverkleurige verf, die in de loop van de tijd was afgebladderd. In de kleine voortuin stonden reusachtige bomen, waarvan ik me de immense eucalyptus goed herinner, links als je het huis binnenging. In die boom verstopte ik me altijd als ik kattenkwaad had uitgehaald. Mijn eerste herinnering is een vaag, roodkleurig droombeeld van kinderen op een tapijt rondom een petroleum kachel. Vader had ieder van ons wat muntstukken gegeven – mogelijk een kerstcadeau. Bij wijze van spel verhitten we de munten op de kachel, gooiden ze dan op het tapijt en raakten ze aan. Steeds als we snel onze handen terugtrokken 13
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 13
15-11-11 12:18
en meteen onze vingertoppen in de mond stopten, schaterden we het uit van het lachen. Mijn zus Suha, die twee was, zat naast me, maar deed niet mee. Ze hield haar munt in haar knuistje en begon steeds te gillen als ik hem probeerde af te pakken om op de kachel te leggen. Uiteindelijk kon ik haar overhalen me de munt te geven. Ik verhitte hem. Met mijn pyjamamouw gooide ik hem op het vloerkleed en ik zei haar hem met haar vingertjes aan te raken. Toen ze weigerde, pakte ik haar handje en drukte haar handpalm erop. Ze gilde van de pijn en begon te huilen. Het beeld wordt grijs en donker. Ik weet niet meer of vader me sloeg, maar voor straf moest ik in mijn eentje in de kamer ernaast gaan zitten, ver van het zusje dat thuis mijn plaats als benjamin had ingenomen. Ik was net vier jaar toen een vriend van mijn vader, een Koerd uit Arbil, ons kwam bezoeken. Hij parkeerde zijn lichte Volkswagen Kever voor het huis van mijn grootouders. Dat stuk straat helde af naar een greppel: het laagste deel van het dorp en zijn zuidelijke begrenzing. Hij zag me op straat spelen en vroeg me op zijn auto te passen. Hij zette hem op de handrem, maar sloot hem niet af. Vader en zijn vriend gingen ons huis binnen. Ik liep om de auto heen om hem te beschermen tegen de nieuwsgierigheid van een paar kinderen die, zoals normaal is in dorpen waar het leven voortkabbelt, wilden zien wie er was gekomen. Ik kon de verleiding niet weerstaan om in te stappen en die kinderen mijn bevoorrechte positie onder de neus te wrijven. Ik opende het portier, ging achter het stuur zitten en begon het heen en weer te draaien. Maar die demonstratie om de andere kinderen te imponeren was voor mij niet genoeg. Ik moest nog iets doen. Ik durfde niet te toeteren, want ik was bang dat ze het binnen konden horen, en ik wilde de auto maar wat graag zien rijden. Na een paar gespannen, besluiteloze ogenblikken haalde ik de auto van de 14
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 14
15-11-11 12:18
handrem, onwetend van wat er kon gebeuren – en hij begon de straat af te rijden. Ik schrok me rot en wilde hem koste wat kost tegenhouden. Ik opende het portier, sprong uit de auto, rende er als een wildeman langs, ging ervoor staan en probeerde hem met mijn handen tegen te houden – natuurlijk moest ik een stap opzij doen. De auto reed met open portier door tot het laagste punt van de straat, waar hij tot staan kwam. Ik was verlamd van schrik en uit het lood geslagen. Door het gegil van de kinderen – er waren er heel wat bij gekomen – ontwaakte ik uit mijn shocktoestand. Toen ik weer bij bezinning kwam, zag ik behalve de kinderen een menigte mannen en vrouwen om de auto heen staan. Ze schreeuwden, mopperden, keken en wezen naar me. Ik schrok me lam en het enige wat ik kon verzinnen was me verstoppen. In een flits rende ik naar onze voortuin en klom in de reusachtige eucalyptus. Dat alles moet zich rond twaalf uur hebben afgespeeld. De vriend, mijn vader en de rest van het gezin kwamen naar buiten, net als iedereen. Er was niets ergs gebeurd, maar zo voelde het voor mij wel. Zoals een geschrokken vogel in zijn nest bekeek ik vanuit de hoogte wat er zich allemaal afspeelde. De vriend reed met de auto weg alsof er niets aan de hand was. De meeste mensen verspreidden zich, maar een enkeling probeerde mijn ouders te helpen uit te vissen waar hun ondeugende zoon zich had verstopt. De tijd verstreek en mijn ouders werden steeds ongeruster. Iedereen zocht overal naar me, maar omdat ik bang was voor straf, was ik niet van plan uit mijn schuilplaats te komen. Als een fanatieke toeschouwer volgde ik alle drukte, en ik hoorde bijna alles wat er werd gezegd. Uiteindelijk concludeerden ze dat ik niet ver weg kon zijn en dat ik van de honger wel weer gauw zou thuiskomen. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was, gingen ze naar binnen voor het middageten. Uren verstreken voor er weer iets van beweging te zien was: 15
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 15
15-11-11 12:18
mijn ouders kuierden naar het tuinpoortje, alsof ze me verwachtten. Moeder zei: ‘Hij is vast en zeker bang dat je hem zult straffen. Het is al laat en ik maak me zorgen.’ ‘Hij moet doodsbang zijn,’ zei vader. ‘Ik zal hem niets doen. Ik hoop alleen maar dat hij voor het donker opduikt. Anders ga ik me pas echt zorgen maken.’ Ik begon honger te krijgen, en vliegensvlug kwam ik de boom uit en ging voor hem staan. Hij had beloofd me te vergeven en ik wilde niet het risico lopen dat hij van mening zou veranderen. Ik kreeg alleen maar een standje, en iets te eten. Een paar maanden later verhuisden we naar het nieuwe huis dat vader net in Jamiia had gebouwd, het nieuwe deel van het dorp, in de richting van Arbil, tegenover het waterreservoir. Het was vrij groot, ongeveer tweehonderd vierkante meter, en had een tuin van meer dan vierhonderd vierkante meter, onderverdeeld in vier vierkante percelen, die door smalle paden van in cement gevatte, gebakken plavuizen van elkaar waren gescheiden. Midden in de tuin, daar waar de percelen samenkwamen, bevond zich een kleine achthoekige vijver met een fontein in het midden. De twee percelen die aan huis grensden bestonden uit gras en waren bedoeld voor gezinsactiviteiten in de buitenlucht. In de lente- en zomermaanden haalde moeder laat in de middag dunne matrassen tevoorschijn, die van kledingresten waren gemaakt. We hielpen haar dan ze op het gras in de vorm van een rechthoek uit te spreiden. In het midden legde ze een tafelkleed neer en in de hoek waar zij zat plaatste ze een koperen dienblad met een samowar en theekopjes. Ze zette borden met witte kaas neer, die keihard was, maar weer zo zacht werd als verse kaas als je hem eventjes in lauw water doopte, of soms zelfs in de thee. Daarna droeg ze op een groot pitrieten bord raqqa aan: flinterdun rond brood met een doorsnee van ongeveer vijftig centimeter. In ronde bak16
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 16
15-11-11 12:18
ken van in de zon gedroogde stenen van leem en stro kon je het weken- en zelfs maandenlang droog bewaren. Daarin werd het opgestapeld zoals het was, of opgevouwen tot een driehoek. Als je het wilde eten, dan werd het eerst een paar minuten met een vochtige doek bedekt, of met water besprenkeld, en zo werd het weer zacht, alsof het versgebakken was. Zo begon het vijfuurtje met buren, vrienden en familie. Kwamen er mannen langs of niet alledaags bezoek, dan werden de aluminium stoelen met doek van groen en blauw nylon tevoorschijn gehaald. Liep het vijfuurtje uit, dan werd het met nog wat gerechten erbij avondeten. De andere twee percelen waren voor privégebruik. Het linker was van vader. Hij kweekte er bloemen, vooral rozen. Merkwaardig genoeg hadden een paar mannen uit de buurt zich op het kweken van rozen toegelegd. Ze kruisten bloemen, met verrassend resultaat, bijvoorbeeld rozen met aan weerskanten van het bloemblad een andere kleur. Elke middag wandelden ze door hun tuinen en lieten elkaar de wonderen zien die ze hadden gekweekt en bespraken nieuwtjes. Het perceel rechts was van moeder. Het was haar eigen moestuin, met allerlei kruiden, zoals peterselie, koriander, bieslook, munt, en groenten: tomaten, paprika’s, komkommers, aubergines. Ik had vooral een zwak voor moeders territorium. Het verwonderde me hoe een bloempje een tomaat of komkommer kon worden. Ondanks de dreigementen van mijn moeder bracht ik uren verstopt tussen de bedden door. Ik had een voorkeur voor komkommers en aubergines die nog klein waren. Ik sneed ze af en at ze stiekem op. Het maakte mijn moeder radeloos, en haar gegil – ze gaf mij de schuld en zei dat ik het niet nog eens moest wagen – hoorde je mijlenver. Soms legde ze, als ze weer tot bedaren was gekomen, uit dat je die arme groenten moest laten groeien; ze smeekte me bijna ze niet op te eten. 17
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 17
15-11-11 12:18
Eens had ze aubergines geplant – ik neem aan een nieuwe of bijzondere soort – waaraan ze meer zorg dan normaal besteedde. Ze drukte me herhaaldelijk op het hart ervan af te blijven. Naarmate de paarse bloemen begonnen af te vallen, een teken dat er binnenkort aubergines zouden zijn, nam mijn ongeduld toe. Ik kon geen weerstand bieden en verbrak de belofte aan mijn moeder. Het was vroeg in de namiddag en iedereen, behalve ik, deed binnen een middagdutje. Een hele poos bewonderde ik de planten en at niet van de verboden vrucht, maar de verleiding van die paarse bolletjes was te groot. Ik at er een, daarna nog een en nog een. Toen ik er al heel wat had gegeten, merkte ik dat moeders schaduw de zon wegnam. Het was haar opgevallen dat ik er niet was en ze wist maar al te goed waar ik uithing. Ze ging helemaal door het lint: ze gilde, huilde van onmacht en vervloekte me. Een van de verwensingen die ze me naar het hoofd slingerde was ‘qalla methet’: was je maar dood. Het was niet voor het eerst dat moeder dat zei, maar nu werd ik heel erg boos bij de gedachte dat ze me om een paar stomme aubergines dood wenste. Maar hoogstwaarschijnlijk werd ik vooral boos omdat ik mijn schuldgevoel wilde sussen. Ik rende naar mijn kamer, pakte een grote doek, stopte er kleren in, bond hem bij de vier punten bijeen, pakte mijn boeken en schoolschriften, waar een elastiek omheen zat, en verliet het huis. Ik ging het nieuwe deel van het dorp uit. Toen ik de hoofdstraat bereikte, liep ik die af tot aan het huis van mijn grootouders. Het was maar tien minuten lopen, maar voor een ventje van zes was het een avontuurlijke reis, ver van huis. Ik liep de binnenplaats op. Grootmoeder was er met twee ongetrouwde tantes. Ze vroegen me wat er gebeurd was en ik vertelde het. Ze moesten hard lachen vanwege de bundel op mijn rug en de hele situatie, maar namen me hartelijk op. Het huis van mijn grootouders bestond uit twee door een binnenplaats van elkaar gescheiden delen. Het linkerdeel 18
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 18
15-11-11 12:18
was nieuw en telde twee slaapkamers, een kleine woon kamer met eethoek, een keuken, een wc en een badkamer. Rechts bevonden zich het oude huis en de graansilo. Beide delen waren meer dan acht meter hoog en opgetrokken uit in de zon gebakken stenen van leem en stro. Het oude huis was donker en koel. De grote, verveloze houten deur draaide op een zijwaartse houten as die aan de onderkant in een gat in de grond zat en aan de bovenkant in een gat in het plafond. Als hij open- of dichtging knarste hij verontrustend, wat het huis nog geheimzinniger en deftiger maakte. Het grensde aan de graansilo. Die had aan de bovenkant een opening waardoor het graan werd gestort, en aan de onderkant een gat, waar het uit werd gehaald. Grootvader kwam tegen zonsondergang terug. Hij was heel blij me te zien. Hij woonde al jaren met alleen vrouwen samen, en een kleinzoon doorbrak de sleur. We werden meteen dikke vrienden. Elias Alibek was groot, fors, prominent aanwezig, en werd zowel in ons dorp als in de naburige dorpen gerespecteerd. In betere tijden was hij grootgrondbezitter geweest en had hij zich op veeteelt en vooral graanbouw toegelegd. De vrouwen sliepen op het dakterras van het nieuwe deel, maar zijn bed, van verbleekt, verveloos hout, stond op de binnenplaats. ’s Avonds ging hij in kleermakerszit op bed zitten, hoewel hij af en toe van houding veranderde, en dan plaatste grootmoeder een glas arak, een bord witte kaas en een ander bord met geschilde komkommer, die in vingerdikke stukken was gesneden, op het nachtkastje, dat van hetzelfde hout was als het bed. Hij rookte Turkse tabak van het merk Turky, in vierkante witte doosjes die als een hutkoffer opengingen. De sigaretten waren wit, ovaal en zonder filter. Voordat ik ’s avonds op het dakterras ging slapen, luisterde ik gezeten op grootvaders bed naar zijn verhalen. Hij vertelde dat hij meer dan duizend stuks vee en ongeveer tien bedienden had gehad. Hij beschreef de uitgestrekte koren19
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 19
15-11-11 12:18
velden, en hoe hij tientallen mannen en vrouwen inhuurde voor de graanoogst. Ze gingen bij dageraad weg en kwamen pas bij het vallen van de avond terug. De vrouwen van de familie maakten thuis middageten klaar, en iemand bracht het met ezels naar de velden. Toen de Engelsen kwamen, begon hij met hen handel te drijven. Zijn graanprijs stond genoteerd aan de korenbeurs in Londen. Hij vertelde dat de Engelsen Indiase soldaten met lange zwarte baarden hadden meegebracht. Als die soldaten in de straten van het dorp een koe zagen lopen, bogen ze, en als de koeien pisten, renden ze op ze af om hun handen met urine te bevochtigen. Daar wreven ze dan hun gezicht mee in. Hij verhaalde hoe hij met een vriend naar de bergen ging, niet ver van het dorp, om er op beren te jagen, oog in oog, en met alleen een dolk. Vonden ze een beer, dan benaderde een van hen hem van voren en de ander van achteren, en zo brachten ze het dier in de war, want de beer wist niet wie hij het eerst moest aanvallen. Ze gooiden stenen naar hem, schreeuwden om hem uit te dagen, en als hij eenmaal had besloten wie hij zou aanvallen en diegene begon te achtervolgen, dan naderde de ander hem van achteren, stak een dolk in zijn rug en rende weg. Dit ging zo door tot de beer uitgeput en zwaargewond was. Op een avond stak grootvader zijn hand uit, stopte die onder het kussen, haalde een dolk in een zwartleren foedraal tevoorschijn en trok hem er voorzichtig uit. Hij was van glanzend staal, lang en licht gekromd. Hij legde hem in mijn handen, zodat ik hem kon bekijken en aanraken. Ik vroeg of ik hem mocht houden. Hij zei dat ik nog te klein was voor zo’n grote dolk; hij zou me er een geven die bij mijn leeftijd paste. Hij beloofde dat zijn dolk voor mij zou zijn als hij stierf en dat hij de familie zou vertellen dat het mijn erfdeel was. De volgende ochtend ging grootvader, zoals gewoonlijk, voor boodschappen naar Arbil. Hij kwam op het gewone uur thuis, en stapte beladen met papieren zakken naar binnen. 20
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 20
15-11-11 12:18
Voor grootmoeder bracht hij altijd iets extra’s mee. Hij hield veel van haar. Die dag had hij een zak vol dadels bij zich, waar grootmoeder dol op was en die ze altijd in de keuken verstopte. Ik ontdekte al snel waar en at het deel op waarvan ik vond dat ik er recht op had. Laat die avond – we zaten alleen op zijn bed in de binnenplaats – haalde grootvader een pakje in lichtbruin papier tevoorschijn, gaf het me en zei: ‘Hier heb je je dolk.’ Ik pakte het pakje uit en er kwam een kleine houten dolk met felle kleuren tevoorschijn, zoals Koerdische ambachtslui, naast ander speelgoed, voor kinderen maken. ‘Dit is jouw dolk tot je groot bent,’ zei hij. Door de gesprekken met grootvader was het alsof ik al eerder had geleefd. De school was net begonnen. Vader was met de directeur bevriend, tevens de rivaal die de mooiste rozen kweekte. Hoewel ik nog geen zes was, kon ik volgens hen naar de eerste klas. Ze redeneerden dat er geen man overboord was als ik het eerste jaar niet zou halen. Het zou dan een extra jaar zijn, en dat was nog altijd beter dan thuis rondhangen. Vanaf de eerste dag gaf vader me, als ik hem gedag zei om naar school te gaan, een munt van vijfentwintig fil. Elke ochtend voor de les liet de directeur op een fluitje blazen en stelden we ons op de binnenplaats op, ieder in zijn eigen groep, en begonnen we met lichaamsoefeningen, die wel twintig minuten duurden. Een van de onderwijzers, ik neem aan die voor gymnastiek, ging voor ons staan en maakte een beweging, die we moesten nadoen. Het waren voornamelijk Zweedse oefeningen in combinatie met sprongen. Je moest wel in de rij blijven. Na de oefeningen richtte de directeur zich tot de leerlingen en deed mededelingen die met school te maken hadden, als die er al waren, en vertelde welke straffen de directie had opgelegd aan scholieren die de regels hadden overtreden. Als hij klaar was, vroeg hij of we iets 21
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 21
15-11-11 12:18
kwijt waren, zoals sleutels of geld. Het kwam vaak voor dat iemand tijdens het springen iets verloor. De eerste dag op school merkte ik na de oefeningen dat ik mijn eerste muntje van vijfentwintig fil kwijt was. De hele ochtend was ik wanhopig en rusteloos. Ik wist niet wat ik moest doen. De ene na de andere les hoorde ik niets van wat er werd uitgelegd. Ik zat maar te piekeren en twijfelde of ik het aan de meester moest vertellen. De lessen gingen voorbij en ik had niets durven zeggen. Thuis vertelde ik het aan vader en hij zei dat ik het de volgende dag na de oefeningen aan de directeur moest vragen. Dat deed ik. Hij had nog niet gevraagd of iemand iets kwijt was, of ik stapte al uit de rij en vroeg mijn munt terug. De directeur keek in de doos met verloren voorwerpen van de dagen ervoor, stak er zijn hand in, begon plechtig in de inhoud te rommelen, alsof hij mijn geduld op de proef wilde stellen, keek na een paar ogenblikken die eeuwig leken te duren op en zei: ‘Ik zie geen munt van vijfentwintig fil.’ Hoezo niet? En mijn munt dan? wilde ik bij wijze van protest roepen, maar uit angst deed ik het niet. Ik slikte mijn woorden en trots in en ging weer in de rij staan. Ik dacht dat de directeur een geintje met me uithaalde – hij was immers met vader bevriend – of me belachelijk wilde maken. Ik dacht zelfs dat hij me het geld wilde afpakken. Alles was mogelijk, maar ik moest en zou het terugkrijgen. Die scène herhaalde zich elke dag. Als het zover was, eiste ik de munt op en gaf de directeur hetzelfde antwoord. Het commentaar en gelach van mijn schoolmakkers groeiden met de dag, en mijn munt werd het onderwerp van gesprek in het hele dorp. Dat kon me niet schelen; ik wilde hem per se terugkrijgen. Op de laatste dag van de eerste lesweek – de directeur had de verloren voorwerpen aan hun rechtmatige eigenaar teruggegeven – bleef alleen ik buiten de rij staan wachten. De directeur keek me een poosje aan en dacht erover na wat hij met me aan moest. Toen zei hij op een toon 22
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 22
15-11-11 12:18
die duidelijk zijn onbehagen over mijn vasthoudendheid uitdrukte: ‘Zoon van Hermez Alibek. Hier is geen munt van vijfentwintig fil, maar er zijn andere kleine munten, die niemand heeft opgeëist. Ga je akkoord met vijfentwintig fil in kleine muntjes?’ Ik antwoordde ja en rende op hem af. Ik nam de muntjes aan en ging weer in de rij staan met de gemoedsrust van iemand die simpelweg heeft gedaan wat hij moest doen. Nadat ik de eerste ochtend in het huis van mijn grootouders had ontbeten en mijn boeken en schriften had klaargelegd om naar school te gaan, zei ik tegen grootvader: ‘Ik ga naar school. Dag, grootvader.’ ‘Dag, jongen,’ antwoordde hij. Ik bleef staan en verwachtte dat hij me de munt zou geven, maar hij negeerde me en ging zomaar weg. Ik bedacht dat hij waarschijnlijk niet degene was die me mijn munt moest geven, maar dat in dit huis misschien grootmoeder over het geld ging. Ik ging naar haar toe, herhaalde dezelfde zin en kreeg hetzelfde antwoord, maar geen munt. Als laatste poging ging ik naar mijn twee tantes, met hetzelfde resultaat. Berustend verliet ik het huis; ik begreep maar niet waarom niemand me de munt wilde geven. De dagen gingen voorbij en de tantes zeiden af en toe dat moeder naar me had gevraagd. Ze wilde dat ik weer thuiskwam, maar ik was vastbesloten nooit meer naar huis terug te gaan. Op de vijfde of zesde dag dat ik er niet in was geslaagd iemand in het huis van mijn grootouders zover te krijgen me de munt te geven – ik vroeg er nooit om, want ik vond dat ze er zelf mee moesten komen – pakte ik mijn spullen en ging met de bundel op mijn rug naar huis terug. Toen moeder me door het tuinpoortje zag binnenkomen, vroeg ze, alsof het de normaalste zaak van de wereld was: ‘Al terug?’ ‘Ze geven me mijn munt niet,’ klaagde ik.
23
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 23
15-11-11 12:18
3 Vader was een man van principes, waar hij strak aan vasthield. Op zijn werk had hij ontdekt dat de burgemeester en andere hoge bestuurders in de provincie Arbil agrarische subsidies voor de ontwikkeling van de landbouw in het noorden van het land verdonkeremaanden. Hij besloot hen in hoogsteigen persoon bij de minister van Landbouw aan te geven. Hij dacht dat de minister de corrupte ambtenaren zou bestraffen en de subsidies voor de broodnodige landbouwhervorming zou restitueren, maar het tegendeel was het geval: vader werd vijfenveertig dagen zonder vorm van proces opgesloten. Toen hij vrijkwam, vroeg hij om overplaatsing naar Basra, aan de andere kant van het land, ver weg van die vijandige omgeving: een veilige plek waar hij zijn kinderen een toekomst kon bieden. Het was nooit bij hem opgekomen dat een minister betrokken kon zijn bij zo’n ontzettend lage streek, die eerder karakteristiek was voor de onderklasse. Waarschijnlijk dacht hij dat iemand naarmate hij een hogere opleiding had genoten of hoger op de sociale ladder stond, eerzamer was. Integer zijn is nooit gemakkelijk geweest. Dat wist vader heel goed. Maar niets zou hem ervan hebben weerhouden onrecht aan de kaak te stellen. Je mocht alles opgeven, behalve het wezenlijke en je geloof. En zo moest hij zijn geboortedorp, zijn familie, zijn vrienden én de buren met wie hij om de mooiste tuin en de schitterendste rozen streed verlaten. Kortom, hij en zijn gezin moesten het kalme bestaan op die plek opgeven waar ze recht op hadden. Een plek die iemand alleen maar met toestemming van de natuur zelf 24
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 24
15-11-11 12:18
voor een andere zou mogen inruilen. We moesten allemaal ons leventje opgeven, en de twee kleintjes die in Basra werden geboren moesten afstand doen van het voorvaderlijke erfdeel aan gezamenlijke familieherinneringen, die deels werden gered door sporadische bezoeken aan het dorp – we waren migranten in eigen land. Aangezien we niet allemaal tegelijk in de kleine grijze Skoda uit 1959 pasten, moest vader twee keer rijden om ons over te brengen. De eerste keer gingen de kleintjes, met een nichtje als kindermeisje. Het was in de nazomer van 1963, en het schooljaar begon bijna. Het traject van bijna negenhonderd kilometer legden we in twee etappes af. De eerste, van Arbil naar Bagdad, was vrolijk en spannend. We reden over een weg die tussen groene, zacht glooiende heuvels slingerde. Het autootje leek ervan te genieten de heuvels op en af te rijden – een achtbaan in de vrije natuur. We gilden en lachten opgewonden door het gekriebel in onze maag als we omlaag reden. Vader maande ons rustig te zijn, maar je kon merken dat hij blij was dat zijn kinderen uitgelaten waren. Vanaf Bagdad was de weg één zwarte, rechte, eindeloze streep in het zand. Het was verstikkend heet. De zuidwestenwind blies steeds harder en woelde zandkorrels op, die rustig op dat moment gewacht leken te hebben. Ze begonnen zachtjes over de grond te bewegen en verhoogden beetje bij beetje het ritme van hun dreigende dans. Ineens kozen ze het luchtruim en ontnamen ons het zicht. Het werd angstwekkend donker. Ik zat achter de bestuurdersstoel, kaarsrecht, mijn hoofd tegen vaders nek en mijn handen gespannen op zijn rugleuning. Zweetdruppels gleden langzaam over zijn nek en werden bruin. Eventjes week de hitte voor een gevoel van koortsachtige kou. Alsof ze leegliepen begonnen de zandkorrels te zakken, maar ze bleven bewegen en onthulden een gele hemel en een schuchtere, schone horizon. De zwarte streep van de weg was verdwenen en de auto leek op een zee van zand te drijven. Vader bleef doelloos rechtdoor rijden. Er 25
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 25
15-11-11 12:18
was niets dan zand en de stilte van de angst. Je kon merken dat hij gespannen was. Voorovergebogen omklemde hij het stuur, zijn blik op het streepje horizon gericht, op zoek naar ook maar de kleinste aanwijzing die aangaf hoe hij moest rijden. We reden bijna drie uur door zonder een woord te zeggen. We waren verdwaald op een onbekende plek en zochten een weg die vader maar één keer, in zijn eentje, gegaan was om in Basra de verhuizing voor te bereiden, onderdak te zoeken en zijn kinderen op school in te schrijven. In de verte dook een eenzame, vage schaduw op, die golfde alsof hij uit warme lucht bestond. We reden erheen. Het was een middelgrote man, gekleed in een kaftan, de onmisbare sjaal en een donkere kameelharen cape. Hij leek niet zozeer echt als wel een visioen dat door het zand zelf werd geprojecteerd. Hij kwam langzaam dichterbij, zoals woestijnmensen plegen te doen, en na de hartelijke traditionele begroetingen vroeg hij verbaasd en bezorgd: ‘Wat doen jullie hier?’ Vader vertelde dat we op weg waren naar Basra, maar dat de storm de weg met zand had bedekt en we niet wisten waar we heen reden. ‘Jij en je kinderen gaan een zekere dood tegemoet. Jullie bevinden je in de Grote Arabische Woestijn en het zal dagenof zelfs wekenlang duren voor je ergens aankomt, als je dan nog leeft.’ Hij zei tegen vader dat hij zestig tot zeventig graden moest keren om de weg weer te vinden. Na ongeveer een uur dook de zwarte streep weer op en daarmee onze hoop op leven. Eenmaal op de weg merkten we dat we honger en dorst hadden. Ook was de benzinetank bijna leeg. Links zagen we een gebouw van één verdieping met auto’s en vrachtauto’s eromheen. Het was een uitspanning van modder en in de zon gebakken steen van leem en stro. De vloer van gestampte aarde was net besproeid. Het was er aangenaam koel, een oase. Het 26
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 26
15-11-11 12:18
eerste wat we deden toen we binnenkwamen, was gezicht en handen wassen, die vies waren van met zand vermengd zweet. De vrouwen hadden een eigen wasruimte, de mannen moesten zich wassen in een cementen bak bij de keukendeur. Er waren een hoop mensen, vooral mannen die moesten bijkomen van de storm. We gingen aan tafel zitten en vader vroeg ruim te eten, ook kebab. We aten met smaak zonder ons druk te maken over de kwaliteit van het eten. Na afloop gingen de meisjes weer naar de wasruimte en bleven vader en ik een poosje aan tafel zitten tot er minder mannen op hun wasbeurt wachtten. Na een tijdje stond vader op en liep naar de bak om zijn beurt af te wachten, ervan uitgaande dat ik achter hem aankwam. Ik stond op, maar gedreven door overlevingsinstinct bleef ik voor de tafel staan. Ik bekeek de etensresten en bedacht dat ik ze na de honger die we net hadden geleden, niet zomaar kon laten liggen. Wat als er zich weer zoiets onverwachts als de storm voordeed? Ik wilde niet nog eens hongerlijden. Tussen de etensresten lagen hele broden. Ik pakte er een, vouwde het dubbel, stopte het onder mijn arm en ging achter vader in de rij staan. Er stonden nog een paar mannen voor de bak, toen vader omkeek om zich ervan te vergewissen dat ik in de buurt was. Voor hij zich helemaal had omgedraaid, zag hij het brood onder mijn arm. Hij aarzelde geen moment en gaf me met de vlakke hand een harde klap op mijn wang. ‘Als we moeten hongerlijden, dan doen we dat samen. Leg terug.’ Ik legde het brood terug terwijl mijn wang brandde en een oorverdovend geluid door mijn hoofd galmde. Ik huilde niet, hoewel ik mijn vaders reactie niet begreep. Dat is de eerste draai om mijn oren die me helder voor de geest staat, maar het was niet de eerste keer dat ik zijn reactie niet begreep. Dat was eerder voorgekomen. Maar altijd dacht ik dat vader wist waarom hij iets deed, en dat ik het ooit zou snappen.
27
awb_sign_Op drift_140x215_2.indd 27
15-11-11 12:18