Noodzakelijke onderdelen over ouderen in de verpleegkundige opleidingen: bachelor en MBO niveau
Utrecht, Augustus 2014 Dr. Jita Hoogerduijn Lectoraat Verpleegkundige en Paramedische Zorg voor Mensen met Chronische Aandoeningen, Faculteit Gezondheidszorg, Hogeschool Utrecht, Utrecht E mail
[email protected] Prof. dr. Marieke Schuurmans Universitair Medisch Centrum Utrecht, Departement Revalidatie, Verplegingswetenschap en Sport. Lectoraat Verpleegkundige en Paramedische Zorg voor Mensen met Chronische Aandoeningen, Faculteit Gezondheidszorg, Hogeschool Utrecht, Utrecht E-mail
[email protected] Dit rapport is een specifiek,op de opleidingen verpleegkunde gericht, onderdeel van het rapport “Noodzakelijke onderdelen over ouderen in de opleiding geneeskunde, de opleiding verpleegkunde en de opleidingen verzorgende-IG en helpende zorg en welzijn”, geschreven in opdracht van ZonMW. Dit meer uitgebreide rapport zal beschikbaar zijn begin 2015.
1
Inhoudsopgave Aanleiding
3
Doel en opzet
8
Werkwijze
8
Verschillen MBO- en Bachelor Verpleegkunde
9
Uitwerking van de competenties
13
Bijlagen 1: overzicht commentaren, review en verwerking
26
2: overzicht deelnemersvertegenwoordigers MBO
43
2
Aanleiding Hoewel het aantal ouderen in Nederland de komende jaren fors toeneemt, hun gemiddelde leeftijd stijgt en hun zorgbehoefte groeit, blijken medische studenten en studenten in de zorg en welzijn sector nauwelijks geïnteresseerd te zijn in de zorg voor ouderen. Ook blijken Nederlandse zorg opleidingen tot nu toe geen aparte vakken in de gerontologie of geriatrie aan te bieden. Deze constateringen waren aanleiding voor het opstellen van deze notitie over noodzakelijke onderdelen over zorg en welzijn voor ouderen in de medische opleiding, de opleidingen verpleegkunde op bachelor- en mbo-niveau, en de mbo-opleidingen tot verzorgende-IG en helpende zorg en welzijn.
Veroudering van de bevolking en de gevolgen Op dit moment is ongeveer 16 procent van de Nederlanders 65 jaar of ouder. Van hen is 26 procent ouder dan 80 jaar. Naar verwachting zal in 2050 ongeveer 25 procent van de bevolking 65 jaar of ouder zijn en stijgt het aantal 80-plussers naar 26 procent in 2060 (1). Door de toename van medische mogelijkheden blijven veel mensen langer leven, niet zelden dankzij complexe therapieën en met een levenslange behoefte aan zorg. Met de verwachte groei van het aantal ouderen stijgt tegelijkertijd de verwachte toename van het aantal mensen met chronische aandoeningen, en daarmee de zorgvraag (2). Zo heeft de Nederlander gemiddeld zes keer per jaar contact met de huisartspraktijk, maar is dat aantal keren boven de 65 jaar verdrievoudigd (1). De zorgconsumptie van ouderen is hoger dan van jongere mensen, in 2013 had de groep 65-plussers tweemaal meer contact met specialisten en werd driemaal vaker in het ziekenhuis opgenomen. Veel ouderen krijgen te maken met twee of meer chronische ziekten (multimorbiditeit). Dat gaat vaak samen met beperkingen in het dagelijks functioneren, verlies van zelfredzaamheid en autonomie, en een toenemende behoefte aan professionele zorg en ondersteuning (3,4). Daarnaast is de aard van de chronische ziekte zeer bepalend voor de mate waarin iemand zorgafhankelijk wordt. De groeiende groep ouderen zal steeds meer gebruik moeten maken van gezondheidszorgvoorzieningen. Nu al komt meer dan 50 procent van de bedbezetting in de ziekenhuizen voor rekening van 65-plussers. In de VVT sector geldt dat meer dan 80% van de ouderen gebruik maakt van AWBZ of WMO gefinancierde zorg (CBS, statline ,2012) Zowel ouderen als professionele deskundigen op het gebied van ouderen(zorg ) geven aan dat het huidige zorgaanbod vooral reactief ingericht is op het oplossen van acute en kortdurende bestaans- en
3
gezondheidsproblemen. Zij geven aan dat goede zorg voor ouderen een andere, proactieve, benadering vereist vormgegeven vanuit de volgende kernwaarden (5):
zeggenschap van de oudere
voorkómen dat de situatie van de oudere verergert
samenhang tussen wonen, welzijn en zorg arrangementen, tussen formele en informele zorg, tussen eerste en tweede lijn, tussen disciplines, tussen thuis en de instelling, tussen professionals, instanties en ouderen in alle soorten en maten, en op het goede moment
het leveren van kwalitatief goede zorg, toegankelijk en kosteneffectief
Het realiseren van goede zorg voor ouderen vereist een veranderingsproces van professionals in hun denken en doen. Het gaat dan om de cultuur en de structuur en focus van de zorg (wonen, welzijn en gezondheidszorg). Dit veranderingsproces is onlosmakelijk verbonden met bevoegde en bekwame professionele beroepsbeoefenaren. Echter, onderzoek binnen de initiële medische en verpleegkundige opleidingen wijst uit dat aankomende professionals ondanks een evidente demografische transitie nog steeds niet gedegen voorbereid worden op de zorg voor ouderen (6-8). Bovendien is er meer behoefte aan experts/rolmodellen die onderwijs verzorgen binnen de opleidingen.
De opleidingen In alle settingen richt de zorg zich in toenemende mate op ouderen. De medische, verpleegkundige en de opleidingen tot verzorgende-IG en helpende zorg en welzijn zijn echter tot nu toe onvoldoende op deze ontwikkeling voorbereid. Dat geldt niet alleen in Nederland, maar wordt ook internationaal beschreven. Zo blijkt uit internationaal onderzoek blijkt dat het ouderengeneeskundig onderwijs voor toekomstige artsen ondermaats is (9,10). In een wereldwijd onderzoek van de WHO waarin het ouderenonderwijs in 64 landen onderzocht werd, concludeerden de auteurs dat de belangrijkste reden waarom faculteiten geen ouderenonderwijs aanboden het gebrek aan duidelijke geriatrische doelstellingen in het nationale curriculum was (11) .
Studies naar de gerontologische of geriatrische inhoud van verpleegkundeopleidingen die zijn uitgevoerd in de Verenigde Staten (12-14), Zweden (15) en Vlaanderen (16) laten zien dat studenten, naast een gebrek aan motivatie, ook een gebrek aan kennis over gerontologie en geriatrie hebben. In een studie uit de Verenigde Staten is gekeken naar het precieze kennisniveau van 4
verpleegkundestudenten (17). De auteur concludeert dat de curricula uitgebreid moeten worden met gerontologische en geriatrische inhoud. Twee andere studies concluderen dat het wenselijk is om gerontologie en geriatrie als op zichzelf staande vakken in te voeren (14)5) . Het huidige medische onderwijs in Nederland is niet ingericht op de toename van het aantal ouderen. Een inventarisatie uit 2011 liet zien dat het raamplan weinig specifieke eisen stelt, het initiële ouderengeneeskundig onderwijs op de faculteiten sterk varieert, slechts twee van de acht faculteiten een verplicht coschap ouderengeneeskunde kenden en studenten in de voortgangstoetsen maar zeer beperkt werden getoetst op ouderengeneeskundige vraagstukken(7). Ook uit een recente studie naar de opleidingen verpleegkunde in Nederland blijkt dat het kennisniveau van studenten verpleegkunde te wensen overlaat en dat studenten niet gemotiveerd zijn om voor ouderen te werken. Ook blijkt dat verpleegkundeopleidingen vergeleken met andere landen gerontologie en geriatrie minder aanbieden als op zichzelf staande vakken (6). Het lijkt dan ook wenselijk in het curriculum meer expliciet aandacht te besteden aan het onderwerp ouderen en de vakken gerontologie en geriatrie meer als op zichzelf staande vakken te doceren. Dat zou zowel de kennis als het bewustzijn van studenten met betrekking tot de specifieke zorgbehoefte van ouderen kunnen vergroten (6). Bovendien blijkt uit meerdere studies dat de zorg voor ouderen verbetert wanneer verpleegkundigen gerichte gerontologische of geriatrische kennis hebben. Ook voor de verzorgenden-IG en helpende zorg en welzijn opleidingen geldt in het algemeen hetzelfde als wat voor de medische en verpleegkundige opleidingen geldt. Recent is door Hamers (8) in opdracht van ZonMW een inventarisatie gemaakt naar de aandacht voor ouderen en ouderenzorg in het middelbaar beroepsonderwijs. De belangrijkste bevindingen zijn dat: de opleidingen onvoldoende zijn toegerust om adequaat te reageren op ontwikkelingen in de ouderenzorg, er ondanks de wettelijk vastgestelde kwalificatiedossiers veel variatie is in de curricula van mbo-opleidingen, en docenten niet altijd voldoende gekwalificeerd zijn. Ook in de internationale literatuur wordt beschreven dat verzorgenden en helpenden niet adequaat voorbereid worden op hun toekomstige taak en worden competenties - van vakinhoudelijke tot en met communicatie, ethische culturele competenties beschreven waaraan zij idealiter zouden moet voldoen. Daarnaast worden interventies beschreven om de competenties te verwerven en blijkt bovendien dat competente professionals de kwaliteit van zorg aan ouderen en de kwaliteit van leven van ouderen verbeteren en een hogere arbeidssatisfactie hebben (18-29).
5
Referenties (1) Sanderse C, Verweij A, Beer Jd. Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. 2013; . (2) Gezondheidsraad. Ouderdom komt met gebreken. 2008;2008-01. (3) Wolff JL, Starfield B, Anderson G. Prevalence, expenditures, and complications of multiple chronic conditions in the elderly. Arch Intern Med 2002 11/11;162(20):2269-2276. (4) Marengoni A, von SE, Rizzuto D, Winblad B, Fratiglioni L. The impact of chronic multimorbidity and disability on functional decline and survival in elderly persons. A community-based, longitudinal study. J Intern Med 2009 02;265(2):288-295. (5) CSO NFU, Zon MW. Toekomstige ouderenzorg; kernwaarden opbrengsten en perspectief. 2012. (6) Schuurmans,M.J., Strijbos,M.J. Gerontologische en geriatrische inhoud van verpleegkunde opleidingen in Nederland Beleidsrapport ZonMw. TVZ 2011(7-8). (7) van Bodegom D, Engelaer FD, van Heemst F, Helmerhorst J, Laman M, Olde-Rikkert J, et al. Inventarisatie ouderengeneeskunde in medische curricula. 2011. (8) Hamers J. Ouderenzorg in het middelbaar beroepsonderwijs. 2012. (9) Michel JP, Huber P, Cruz-Jentoft AJ. Europe-wide survey of teaching in geriatric medicine. J Am Geriatr Soc 2008 Aug;56(8):1536-1542. (10) Blundell A, Gordon A, Gladman J, Masud T. Undergraduate teaching in geriatric medicine: the role of national curricula. Gerontol Geriatr Educ 2009;30(1):75-88. (11) IFMSA. Global Survey on Geriatrics in the Medical Curriculum. WHO 2002. (12) Rosenfeld P, Bottrell M, Fulmer T, Mezey M. Gerontological nursing content in baccalaureate nursing programs: findings from a national survey. J Prof Nurs 1999 Mar-Apr;15(2):84-94. (13) Berman A, Mezey M, Kobayashi M, Fulmer T, Stanley J, Thornlow D, et al. Gerontological nursing content in baccalaureate nursing programs: comparison of findings from 1997 and 2003. J Prof Nurs 2005 Sep-Oct;21(5):268275. (14) Gilje F, Lacey L, Moore C. Gerontology and geriatric issues and trends in U.S. nursing programs: a national survey. J Prof Nurs 2007 Jan-Feb;23(1):21-29. (15) Fagerberg I, Gilje F. A comparison of curricular approaches of care of the aged in Swedish and US nursing programs. Nurse Educ Pract 2007 Nov;7(6):358-364. (16) Deschodt M, de Casterle BD, Milisen K. Gerontological care in nursing education programmes. J Adv Nurs 2010 Jan;66(1):139-148. (17) Towner EM. Assessment of geriatric knowledge: an online tool for appraising entering APN students. J Prof Nurs 2006 Mar-Apr;22(2):112-115.
6
(18) Maeda, D. Gerontological education in Japan Training of Social Welfare Personnel and Nurses. Japanese Journal of Geriatrics 1992; 29: 365-367. (19) Winchester, T.A. Teaching Communication Skills to Nursing Home Certified Nursing Assistants. Geriatric Nursing 2003; 24: 3: 178-181. (20) Arnetz, J.E. and H, Hasson. Evaluation of an educational ‘‘toolbox’’ for improving nursing staff competence and psychosocial work environment in elderly care: Results of a prospective, non-randomized controlled intervention. International Journal of Nursing Studies 2007; 44: 723–735. (21) Hasson, H. and J.E. Arnetz. Nursing staff competence, work strain, stress and satisfaction in elderly care: a comparison of home-based care and nursing homes. Journal of Clinical Nursing 2008; 17:4 : 468-481. (22) Furaker, C. and A. Nilsson. The competence of certified nurse assistants caring for persons with dementia diseases in residential facilities. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 2009; 16: 146–152. (23) Sengupta, M., et al. A National Overview of the Training Received by Certified Nursing Assistants Working in U.S. Nursing Homes. Gerontology & Geriatrics Education 2010 ; 31:3: 201-219. (24) Lange, J.W., D.R. Mager, P.A. Greiner and K. Saracino. The ELDER Project: Educational Model and Three-Year Outcomes of a Community-Based Geriatric Education Initiative. Gerontology & Geriatrics Education 2011; 32:2, 164-181. (25) Dam, S. van der, T.A. Abma, M.J.M. Kardol and G.A.M. Widdershoven. ‘‘Here’s My Dilemma’’. Moral Case Deliberation as a Platform for Discussing Everyday Ethics in Elderly Care. Health Care Analysis 2012; 20: 250–267. (26) Yu, C-Y. and K-M. Chen. Experiencing Simulated Aging Improves Knowledge of and Attitudes Toward Aging. Journal of the American Geriatrics Society 2012; 60: 957–961. (27) Eggenberger, E., K. Heimerl and M.I. Bennet. Communication skills training in dementia care: a systematic review of effectiveness, training content, and didactic methods in different care settings. International Psychogeriatrics 2013; 25:3: 345–358. (28) Lange, J.W., D.R. Mager and N. Andrews. The ELDER expansion project: building cultural competence among long term home care workers. Applied Nursing Research 2013; 26: 58–62. (29) Partnership for Health in Aging. Multidisciplinary Competencies in the Care of Older Adults at the Completion of the Entry-level Health Professional Degree. Beschikbaar via: http://www.apa.org/pi/aging/resources/multidisciplinary-competencies.pdf. Geraadpleegd 2014 augustus 19.
7
Doel en opzet In vervolg op de inventarisatie van knelpunten in opdracht van ZonMw (7,8)(6) is het doel van deze notitie vast te stellen wat noodzakelijke onderdelen over ouderenzorg zijn binnen het verpleegkundig onderwijs in Nederland. Deze notitie bevat een kader voor de huidige opleidingen verpleegkunde op zowel bachelor- als mboniveau (5 en 4) en gaat over de inhoud van het curriculum ten aanzien van de zorg voor ouderen. Het kader is opgesteld aan de hand van de verschillende rollen zoals beschreven in de CanMEDS. Daarbij zijn uitsluitend doelstellingen en leerinhouden beschreven die specifiek zijn voor de doelgroep ouderen.
Werkwijze Voor een goede aansluiting bij de ontwikkelingen in het verpleegkundig beroep is gebruik gemaakt van het beroepsprofiel 2020 (1).Het kader voor de opleidingen is zo beschreven dat het ruimte laat voor specificatie naar de lokale of regionale context. Deze notitie is bedoeld ter ondersteuning van lopende ontwikkelingen, zoals de Herziening Curriculum Bachelor-verpleegkunde; ter versterking van initiatieven voor het opleiden van zorgprofessionals, zoals projecten om de belangstelling van jongeren voor de ouderenzorg te vergroten; en ter inspiratie van nieuwe ontwikkelingen.
Het kader voor de opleidingen verpleegkunde is opgesteld aan de hand van de verschillende rollen zoals die zijn beschreven in de CanMEDS. Daarbij zijn zo veel mogelijk uitsluitend doelstellingen en leerinhouden beschreven die specifiek zijn voor de doelgroep ouderen. Bij de uitwerking is gebruik gemaakt van een breed scala aan notities, rapporten en andere informatie (2-12). Het visiedocument over de toekomstige ouderenzorg van CSO, NFU en ZonMw (januari 2012) en de hierin genoemde kernelementen dienden als basis voor deze notitie (13). Daarnaast zijn ook de resultaten van 18 interviews met experts - zeven hoogleraren geriatrie, gerontologie of verplegingswetenschap en elf gespecialiseerde verpleegkundigen geriatrie - en van vijf interviews met ouderen gebruikt. De algemene beschrijvingen en leerdoelen van de rollen zijn niet opgenomen in deze notitie. Deze zijn te vinden in het concept-beroepsprofiel Leren van de toekomst (1). Voor de mbo-opleiding verpleegkunde zijn de leerdoelen beschreven in het Kwalificatiedossier Mbo-Verpleegkundige vanaf 2015 (14) .
8
Participatie In de eerste fase is via het Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde (LOOV) aan alle zeventien bachelor-opleidingen verpleegkunde gevraagd schriftelijk te reageren op de eerste conceptversie. Daarvoor zijn zowel docenten met kennis van het vakgebied als lectoraatsmedewerkers uitgenodigd. In totaal twintig docenten en lectoren van dertien opleidingen hebben het eerste concept schriftelijk becommentarieerd (zie bijlage 1). In één geval is een mondeling overleg geweest met een groep van drie docenten van een opleiding. In totaal zijn achttien kritische reviews ontvangen. Eén oudere heeft in deze fase commentaar geleverd op het concept. Alle commentaren (zie bijlage 1) zijn verwerkt in een tweede concept. In de tweede fase is dit concept besproken met een groep vertegenwoordigers van de brancheorganisatie zorg in het mbo. Daartoe is een presentatie gegeven voor de vertegenwoordigers van de ROC’s van de sector zorg en welzijn, subsector zorg - verpleegkundige zorg. Tijdens deze presentatie hebben zes ROC- vertegenwoordigers zich aangemeld voor een bijeenkomst over dit tweede concept (zie bijlage 2). Daarin stond vooral de vraag centraal: wat hoort nu typisch bij het mbo? Aan deze bijeenkomst nam ook één vertegenwoordiger deel van V&VN, afdeling geriatrie, die tevens docent is aan de veertiende bacheloropleiding. Met twee bachelor-studenten verpleegkunde is gesproken over de vraag hoe het onderwijs meer kan aansluiten bij bachelor- en mbo-studenten verpleegkunde. Vervolgens is de procedure besproken in een bijeenkomst met vertegenwoordigers van CSO, ACTIZ , V&VN, de MBO-raad en de auteurs van het kader dat geschreven wordt voor de mbo-niveaus 2 en 3. Tot slot is vooral het verschil tussen de bachelor- en de mbo-verpleegkundige besproken tijdens een bijeenkomst met docenten en studieleiders van de mbo-opleidingen zorg en welzijn, en met de auteur en coördinator van het nieuwe landelijke kader voor het Verpleegkundige Gerontologie-Geriatrie (VGG)profiel, een nieuwe differentiatie binnen de bachelor-verpleegkunde.
Verschillen tussen MBO- en Bachelor Verpleegkunde In deze notitie zijn de competenties van de CanMEDS, zoals ook beschreven in het nieuwe beroepsprofiel Leren van de toekomst, het uitgangspunt voor het beschrijven van de leerdoelen en leerinhouden van de mbo- en bachelor opleidingen voor zorg en welzijn van ouderen. Uitgangspunt voor deze notitie is de verpleegkundige op bachelor-niveau.
9
Het is niet gemakkelijk een onderscheid aan te brengen tussen mbo- en bachelor-niveau door bepaalde doelen of leerinhouden aan één bepaald niveau toe te wijzen. Voor een zeer beperkt aantal doelen is dat wel mogelijk en wordt dat gemeld bij de uitwerking van de competenties. In de beschrijvingen hierna ligt het accent op de kwaliteiten van de mbo-er. Een goede beschrijving van de competenties van de mbo-afgestudeerde staat in Leren van de toekomst (1). De leerdoelen van het mbo zijn beschreven in de kwalificatiedossiers van het mbo (http://www.calibris.nl/Onderwijsdocumenten/Kwalificatiedossiers/KD-s-2013-2014/KwalificatiedossierMBO-Verpleegkundige).
De rol van de mbo-verpleegkundige De kracht van de mbo-verpleegkundige ligt in het uitoefenen van de rol van zorgverlener, het zwaartepunt van het werk. In Leren van de toekomst (12) wordt die rol als volgt omschreven: ‘Zij richt zich op het ondersteunen van het zelfmanagement van mensen, hun naasten en hun sociale netwerk, met als doel het behouden of verbeteren van het dagelijks functioneren in relatie tot gezondheid en ziekte en kwaliteit van leven. Zij stelt de zorgbehoefte vast en beschrijft die in een zorg (leef) plan, biedt de patiënt lichamelijke, emotionele en geestelijke ondersteuning, voert zorg gerelateerd preventie uit, draagt zorg voor informatievoorziening, voorlichting en advies. Werkt samen met patiënten en hun naasten, mantelzorgers, steunt hen en verwijst hen waar nodig. Signaleert veranderingen in de gezondheidstoestand van de patiënt tijdig. Zij werkt in zorgsituaties die in het algemeen relatief stabiel zijn. Het handelen verloopt in die situaties grotendeels volgens (professionele) standaarden en richtlijnen’ (1). De mbo-verpleegkundige is in staat om het klinisch redeneren in stabiele situaties goed toe te passen, maar gezien de toenemende complexiteit in de zorg zal zij ook moeten kunnen omgaan met minder stabiele situaties. De mbo-verpleegkundige kent haar eigen grenzen en is in staat nauw samen te werken met de bachelor-verpleegkundige in situaties die hoog complex zijn. Zij werkt vooral vanuit bestaande protocollen en standaarden. Het beargumenteren van keuzes in de zorg en de theoretische onderbouwing van nieuwe situaties waarin een plan op basis van theorie en onderzoeksresultaten moet worden vastgesteld, is niet eigen aan de rol van de mbo-verpleegkundige. Zij kan wel knelpunten binnen bestaande protocollen en standaarden signaleren, bediscussiëren en meewerken aan verbeteringen. Dat zal eerder gebeuren op basis van ervaring dan op basis van (nieuwe) theoretische inzichten.
10
Theoretisch kader Het belangrijkste onderscheid tussen mbo- en bachelor-verpleegkundige is de mate waarin de verpleegkundige kan beschikken over een theoretisch kader. Daarbij gaat het zowel om de breedte als de diepgang van dat kader, de mate waarin keuzes en handelen kunnen worden onderbouwd vanuit de literatuur en het vermogen tot abstraheren. Ook gaat het om het vermogen theoretische kaders met elkaar te verbinden, het kritisch beoordelen van nieuwe theorie en uiteindelijk ook het toepasbaar maken van theorie in de praktijk. Op deze punten liggen er grote verschillen tussen verpleegkundigen die op mbo- en hbo-niveau zijn opgeleid. De mbo-verpleegkundige heeft wel tot op zekere hoogte geleerd om een Engelstalig onderzoeksartikel te lezen en begrijpen. Echter, de kennis om het artikel te beoordelen op wetenschappelijke waarde heeft zij niet. Zij heeft niet geleerd systematisch te zoeken naar literatuur in databases en onderzoeksliteratuur te vergelijken en te vertalen naar de praktijk. De bachelor-verpleegkundige heeft daarin een uitgebreide scholing ontvangen. Het vertalen en op waarde schatten van onderzoeksliteratuur past daarom beter bij het profiel van de bachelor-verpleegkundige. De mbo-verpleegkundige wordt geacht haar eigen deskundigheid op peil te houden en interesse in het vakgebied te tonen. Zij neemt actief deel aan deskundigheidsbevordering en kennisuitwisseling. De mbo-er is in staat toe te passen wat op basis van wetenschappelijk onderzoek wordt voorgeschreven, maar niet bekwaam om zelf onderzoek uit te voeren of te vertalen naar de eigen beroepspraktijk. Wel kan zij op basis van haar praktijkervaring signaleren waar mogelijke knelpunten ontstaan en een bijdrage leveren aan onderzoek dat zich richt op het verbeteren van de praktijk in een bepaalde setting.
Communicatie, advies en voorlichting De mbo-verpleegkundige is in staat op een gelijkwaardige en respectvolle wijze te communiceren met patiënten, naasten en mantelzorgers. Zij heeft een goed inschattingsvermogen van de informatiebehoefte van de patiënt (1). Zij heeft aandacht voor de ervaringsdeskundigheid van de patiënt en kan die plaatsen in het geheel van de zorg. Zij communiceert adequaat met mantelzorgers en naasten. Zij is ook in staat nieuwe communicatiemiddelen of e-health op de juiste wijze te gebruiken. De mbo-verpleegkundige kan samenwerken met professionals, mantelzorgers en vrijwilligers binnen een bepaalde situatie. Zij kan optreden als belangenbehartiger van de patiënt en zijn naaste. Het initiëren van nieuwe overleggen en overlegvormen is over het algemeen een complexe taak, waarvoor het haar aan voldoende kennis en vaardigheden ontbreekt.
11
De mbo-verpleegkundige kan adviseren over de gezondheidstoestand van de patiënt en over leefstijlveranderingen, en kan instructie geven over hulpmiddelen. Zij doet dit op individueel niveau. Zij toont daarbij respect voor de opvattingen van de oudere en kan rekening houden met wensen en behoeften van de oudere. Gezondheidsbevordering voor groepen is ook een taak voor de mboopgeleide verpleegkundige, maar zij is onvoldoende opgeleid om een voorlichtingsprogramma te kunnen opzetten. De mbo-verpleegkundige is niet werkzaam op het terrein van de public health. De bachelor-verpleegkundige is wel opgeleid om een voorlichtingsprogramma op te zetten en om te kunnen werken op het terrein van de public health.
Verantwoordelijkheid De mbo-verpleegkundige neemt verantwoordelijkheid voor de organisatie waarin zij werkt. Zij bewaakt de patiëntveiligheid, meldt fouten en incidenten, signaleert en rapporteert mogelijkheden tot verbetering van de zorg. Zij kan de zorg van de haar toegewezen patiënten coördineren en de continuïteit van de zorg bewaken. De mbo-verpleegkundige is in staat te reflecteren op haar eigen handelen. Zij werkt vanuit een visie op het beroep en kan op basis daarvan aangeven waar de grenzen van haar handelen liggen. Zij denkt en werkt mee aan de ontwikkeling van het beroep en participeert actief in overleggen wanneer dit aan de orde is. Zij kan signaleren waar mogelijke knelpunten liggen voor de kwaliteit van de zorg en werkt mee aan het vinden van wegen om die kwaliteit te verbeteren.
12
Uitwerking van de competenties In dit hoofdstuk worden de competenties van de verpleegkundige op het gebied van de ouderenzorg uitgewerkt volgens de indeling in zeven beroepsrollen van de bachelor-verpleegkundige. Per rol wordt beschreven welke specifieke kennis, vaardigheden en attitude nodig is voor de ouderenzorg en worden de gevolgen voor de leerinhouden omschreven. Tot slot worden voor iedere rol de belangrijkste overwegingen samengevat in een rationale.
Competentiegebied 1: Zorgverlener (Voor het mbo past dit bij de doelen zoals genoemd in het Kwalificatiedossier Mbo-Verpleegkundige vanaf 2015, B1K1)
1.1. De verpleegkundige als zorgverlener aan ouderen: beschikt over een brede kennis van ouderen en ouderenzorg, d.w.z: heeft kennis van demografische ontwikkelingen, landelijk en mondiaal; heeft kennis van verouderingstheorieën; heeft kennis van de maatschappelijke, politieke en juridische ontwikkelingen ten aanzien van de oudere in de maatschappij en kan deze in een historisch perspectief plaatsen; heeft kennis van de basisprincipes van veroudering paraat: anatomie, fysiologie, psychologie; heeft kennis van de specifieke geriatrische en gerontopsychiatrische problemen die samengaan met het ouder worden en de risico's die deze met zich mee brengen; heeft kennis van veel voorkomende ziekten bij ouderen; heeft kennis van multimorbiditeit en de betekenis daarvan voor de verpleegkundige zorg; heeft kennis van bronnen voor het verpleegkundig handelen: actuele richtlijnen, standaarden meetinstrumenten en literatuur. 1.2. De verpleegkundige als zorgverlener aan ouderen: beheerst de volgende vaardigheden en heeft de volgende attitude: toont inzicht in de complexiteit van zorg die het gevolg is van multimorbiditeit enerzijds en geriatrische problematiek anderzijds, en handelt dienovereenkomstig; kan klinisch redeneren gericht op het voorkomen van geriatrische problemen, op de specifieke behoeften van ouderen en op het handhaven van functionele zelfstandigheid; gebruikt gevalideerde en betrouwbare instrumenten om een risico-inschatting te maken en om een diagnose te stellen met betrekking tot specifieke problemen van ouderen; kan een zorgleefplan opstellen in samenspraak met de oudere en de mantelzorger; kan de oudere ondersteunen bij het verlies van zelfstandig functioneren; kan de oudere waar mogelijk ondersteunen bij het herstel van functionele zelfstandigheid; kan de oudere waar mogelijk steun bieden bij het voeren van de regie over eigen leven; kan de kennis van de specifieke zorg die ouderen nodig hebben in relatie tot deze levensfase toepassen bij de zorg aan ouderen; toont in het gedrag een respectvolle en begrijpende bejegening van de oudere mens en handelt vanuit een positieve basishouding met aandacht voor privacy, autonomie, de levensdoelen van de oudere, waarden en normen en cultuurgebonden gebruiken; toont in het gedrag aandacht voor de specifieke levensvragen die zich in deze levensfase kunnen voordoen; toont inzicht in de mogelijke overeenkomsten en verschillen in cultuur en etniciteit tussen gezondheidszorg werkers en oudere patiënten en de gevolgen daarvan voor uitvoering van de zorg; 13
kan een bijdrage leveren aan het creëren van een veilige woonleefsituatie; kan triage uitvoeren in een complexe situatie en deze urgentiebepaling onderbouwen (= bachelor-niveau); kan de indicatie voor de zorg in de thuissituatie vaststellen (= bachelor-niveau).
1.3. Voorgestelde leerinhouden: In de opleiding van verpleegkundigen komen voortaan de volgende onderwerpen m.b.t. verpleegkundige zorgverlening in de ouderenzorg aan bod: demografische kenmerken, zoals levensverwachting, statistische gegevens, invloed omgevingsvariabelen, genetica, woonsituatie ouderen, sociaaleconomische situatie ouderen en relatie met gezondheid, allochtone ouderen; biologische, psychische, sociale en functionele veroudering en levensloop(verhalen); levens- en zingevingsvraagstukken in deze levensfase, rouw en rouwverwerking, seksualiteit en intimiteit; veelvoorkomende ziekten bij ouderen, zoals CVA, ziekte van Parkinson, artrose, osteoporose, stemmingsstoornissen, depressie, dementie en chronische ziekten als hartfalen, longziekten en endocriene ziekten als diabetes; complicaties bij een ziekte of aandoening die bij ouderen veel voorkomen en specifieke aandacht behoeven, zoals pijn, delier, decubitus, pneumonie, blaasontsteking; multimorbiditeit en polyfarmacie; geriatrische problematiek (geriatric giants), zoals eenzaamheid, verslavingsproblematiek, ondervoeding en obesitas, dehydratie, incontinentie, valproblematiek, mobiliteit beperkingen, vermoeidheid, slaap/waak problematiek, zintuigelijke problematiek, polyfarmacie, spierkrachtverlies en sarcopenia, functieverlies, kwetsbaarheid, mondzorgproblematiek, overbelaste mantelzorg, gedragsproblematiek en angststoornissen; geriatrische revalidatie; V&VN-richtlijnen, zoals richtlijn valpreventie, en protocollen; VMS-criteria betreffende veilige zorg voor de oudere patiënt; evidence based geriatrische meetinstrumenten, zoals de DOS, Katz, MUST, MMSE enz.; kwetsbaarheid (frailty) en instrumenten om deze te kunnen meten; zelfmanagement en eigen regie voeren, therapietrouw, empowerment en autonomie; ouderen in verschillende settingen, zoals in de verpleeghuiszorg, thuiszorg, psychiatrie en zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. 1.4. Rationale: Voor de opleidingen tot verpleegkundig zorgverlener in de ouderenzorg zijn de belangrijkste overwegingen: De zorg voor de oudere mens richt zich niet alleen op het behoud van een goede geestelijke en lichamelijke gezondheid, maar vooral ook op een proces dat ouderen in staat stelt een zelfstandig leven van goede kwaliteit te (blijven) leiden en deel te nemen aan de samenleving (15). Juist omdat de gezondheid bij ouderen vroeg of laat te wensen zal overlaten, is het van belang het zelfmanagement te versterken. Vroegtijdige herkenning van gezondheidsrisico’s, vaststellen van de geriatrische problematiek en adequate interventies zullen zich moeten richten op het behoud van zelfstandigheid. Voor bepaalde groepen ouderen, zoals de zeer kwetsbare ouderen die in een verpleeghuis wonen, is het bovenstaande in mindere mate aan de orde. Juist voor de zeer kwetsbare ouderen, thuis of in een instelling, geldt dat het van belang is om een optimaal en veilig leefklimaat te scheppen en in te kunnen gaan op de levensvragen die horen bij die fase in het 14
leven. Overal geldt dat het van belang is dat de oudere wordt gezien als partner in de zorg. Uitgangspunt is dan ook dat het versterken van de eigen regie een belangrijke doelstelling is voor alle situaties waarin verpleegkundigen in aanraking komen met ouderen. Dat vraagt allereerst de bereidheid zich te verdiepen in de situatie van de oudere. Vervolgens vraagt het kennis van het verouderingsproces, begrip voor de situatie van de oudere en zijn naasten, en een positieve houding ten aanzien van de oudere. De kennis over het verouderingsproces is de basis voor het kunnen bieden van optimale zorg. Daarnaast is het van belang dat studenten leren zien dat al hun handelen plaatsvindt binnen een bepaalde context. De ontwikkelingen in de maatschappij zijn mede bepalend voor de mate waarin de beroepscompetenties zijn in te zetten.
15
Competentiegebied 2: Communicator (Voor het mbo past dit bij de doelen zoals genoemd in het Kwalificatiedossier Mbo-Verpleegkundigevanaf2015, B1K1(W6))
2.1. De verpleegkundige als communicator in de ouderenzorg: beschikt over kennis op het gebied van communicatie in de ouderenzorg, d.w.z.: heeft kennis van de veranderingen van de zintuigen als gevolg van het ouder worden en de betekenis daarvan de voor de communicatie; heeft kennis van de mogelijkheden voor het inzetten van adequate hulpmiddelen bij zintuiglijke problemen; heeft kennis van specifieke psychosociale benaderingen voor het omgaan met mensen met dementie; heeft kennis van de nieuwe ontwikkelingen voor ondersteuning van ouderen met behulp van zorgtechnologie. 2.2. De verpleegkundige als communicator in de ouderenzorg: beheerst de volgende vaardigheden en heeft de volgende attitude : is zich bewust van de eigen houding ten aanzien van ouderen en weet wat het begrip ageisme inhoudt; kan op basis van gelijkwaardigheid communiceren met ouderen en houdt rekening met mogelijke leeftijdsgebonden veranderingen van de oudere; kan gebruikmaken van verschillende vormen van gesprekstechniek, passend bij de situatie van de oudere; kan zich inleven in de specifieke behoeften van de oudere; kan samen met de oudere de mogelijkheden en de grenzen van de zorg vaststellen; kan belemmeringen vaststellen die ouderen kunnen ondervinden bij het ontvangen en begrijpen van informatie; kan de oudere en zijn naaste informeren over de veranderingen en de gevolgen daarvan bij het ouder worden; kan op een begrijpelijke en verstaanbare wijze instrueren en motiveren, rekening houdend met de individuele situatie van de oudere; kan ICT-toepassingen inzetten in of introduceren bij ouderen ter ondersteuning van de communicatie. 2.3. Voorgestelde leerinhouden: In de opleiding van verpleegkundigen komen voortaan de volgende onderwerpen m.b.t. communicatie in de ouderenzorg aan bod: ageisme en stereotypering; visie op de oudere mens en op zorg voor ouderen; zintuigelijke veranderingen en hulpmiddelen; specifieke communicatietraining gericht op ouderen met mogelijk zintuigelijke en/of cognitieve veranderingen, zoals motivational interview; Shared decision making; ICT in de zorg, zoals EPD, zorg op afstand, e-health en domotica. 2.4. Rationale: Voor de opleidingen tot verpleegkundige als communicator in de ouderenzorg zijn de belangrijkste overwegingen: Verpleegkundigen hebben niet altijd een positieve attitude tegenover ouderen. Dat komt ook doordat de beeldvorming over ouderen vaak negatief is. Om te kunnen communiceren met ouderen is het belangrijk dat een verpleegkundige inzicht heeft in de eigen houding en 16
beeldvorming. Dit veronderstelt een reflectief vermogen en de mogelijkheid om een goed intermenselijk contact aan te gaan. Deze vermogens vormen de basis voor het kunnen werken met ouderen en hun naasten. Pas dan kan de verpleegkundige het maatwerk leveren dat vereist is voor deze groep. Geen enkele oudere is hetzelfde. Het kunnen achterhalen van de vraag achter de zorgvraag is daarom een belangrijke kwaliteit van zorgprofessionals en vergt geduld en goede communicatieve eigenschappen. In communicatie speelt behalve de persoon zelf ook het gebruik van moderne middelen een steeds grotere rol. Ook in de zorg voor ouderen zal daar optimaal gebruik van moeten worden gemaakt.
17
Competentiegebied 3: Samenwerkingspartner (Voor het mbo past dit deels bij de doelen zoals genoemd in het Kwalificatiedossier Mbo-Verpleegkundige vanaf 2015, B1K2W1, B1K2W1 en B1K2W2)
3.1. De verpleegkundige als samenwerkingspartner in de ouderenzorg: beschikt over kennis m.b.t. samenwerking met andere betrokkenen, d.w.z.: heeft kennis van de eigen rol, deskundigheid en bevoegdheden en die van andere zorgverleners die te maken hebben met de zorg voor ouderen; heeft kennis van de sociale kaart gericht op de zorg voor ouderen; heeft kennis van het ontwikkelen van ketenzorg gericht op de complexe problematiek van chronisch zieke ouderen (Bachelor niveau); heeft kennis van de specifieke problematiek van de mantelzorger van de oudere zorgvrager. 3.2. De verpleegkundige als samenwerkingspartner in de ouderenzorg: beheerst de volgende vaardigheden: kan samenwerken met ouderen en hun mantelzorgers/vertegenwoordigers en waar mogelijk met andere informele zorgverleners; kan goed gebruikmaken van de expertise van andere hulpverleners en weet die op tijd te consulteren of kan tijdig verwijzen; kan in monodisciplinair en/of multidisciplinair overleg opkomen voor de specifieke belangen van de oudere patiënt; kan gebruikmaken van het systeem waarin de oudere leeft en is in staat dit systeem zodanig te ondersteunen dat het optimaal kan functioneren; 3.3. Voorgestelde leerinhouden: In de opleiding van verpleegkundigen komen voortaan de volgende onderwerpen m.b.t. samenwerking in de ouderenzorg aan bod: beroepsprofiel 2020; sociale kaart; ketenzorg, zorgpaden en andere bestaande zorgprogramma's; samenwerkingsvaardigheden; casemanagement. 3.4. Rationale: Voor de opleidingen tot verpleegkundige als samenwerkingspartner in de ouderenzorg zijn de belangrijkste overwegingen: De zorg voor ouderen is vaak complex en van verpleegkundigen mag een proactieve houding worden verwacht. Dat betekent ook dat zij over de grenzen van de eigen discipline moeten kunnen kijken. Verpleegkundigen moeten in staat zijn adequaat om te gaan met het versterken van de mantelzorg. Immers, juist mantelzorgers zullen de komende jaren veel problemen van de vergrijzende samenleving moeten opvangen. Een sleutelrol is daarbij weggelegd voor de verpleegkundige in de thuiszorg. Juist daar is het van belang om samen te werken, een goed netwerk te hebben en vanuit een duidelijk beeld van de eigen rol, bevoegdheden en verantwoordelijkheden andere hulpverleners in te schakelen. Voor veel ouderen is een ziekenhuisopname soms onvermijdelijk. Een goede transitie naar en uit het ziekenhuis is een belangrijk aandachtspunt voor verpleegkundigen. De komende jaren zullen nieuwe ketens van zorg ontstaan; niet gericht op één enkele medische diagnose, maar juist ook op de complexe zorg die een oudere van de zorgverlening vraagt. Verpleegkundigen dienen daarin een belangrijke rol te spelen.
18
Competentiegebied 4: Reflectieve Evidence Based Practice (EBP)-professional (Voor het mbo past dit bij de doelen zoals genoemd in het Kwalificatiedossier Mbo-Verpleegkundige vanaf 2015, B1K2W1, B1K2W3)
4.1./4.2. Voor de verpleegkundige als reflectieve EBP-professional in de ouderenzorg: zijn geen nieuwe specifieke doelstellingen m.b.t. kennis, vaardigheden en attitude vast te stellen, maar: zijn de doelstellingen zoals beschreven in Leren van de toekomst (12) van toepassing. 4.3. Voorgestelde leerinhouden: In de opleiding van verpleegkundigen komen voortaan de volgende onderwerpen m.b.t. het functioneren als reflectieve EBP-professional in de ouderenzorg aan bod: actuele publicaties betreffende de zorg aan ouderen van peer reviewed bladen; gevalideerde en betrouwbare meetinstrumenten; richtlijnen en protocollen en EBP-interventies; specifieke zoektermen relevant voor artikelen betreffende zorg voor ouderen; projecten die gericht zijn op het verbeteren van de zorg aan ouderen in diverse settingen (= bachelor-niveau). 4.4. Rationale: Voor de opleidingen tot verpleegkundige als reflectieve EBP-professional in de ouderenzorg zijn de belangrijkste overwegingen: Professioneel verplegen is gebaseerd op het vertalen van onderzoek voor gebruik in de praktijk. Steeds meer verpleegkundig onderzoek over de zorg aan ouderen komt beschikbaar en verpleegkundigen moeten dan ook in staat zijn om deze onderzoeken kritisch te lezen en te besluiten of en hoe die onderzoeken toegepast kunnen worden in de praktijk. De toenemende zorg aan ouderen vraagt ook verpleegkundigen die onderwerpen voor nader onderzoek kunnen aandragen en die kunnen deelnemen aan onderzoek. Met name bachelor-studenten zullen zich hierin moeten bekwamen. Juist bij ouderen is de afweging tussen diverse kennisbronnen, vanuit een brede definitie van EBP van belang. Immers, de wensen van de oudere zelf zijn het uitgangspunt in de zorg. Studenten verpleegkunde zouden moeten leren om bewust keuzen te maken over de in te zetten interventies, in overleg met de oudere en zijn naaste, gebruik makend van beschreven evidence en best practices.
19
Competentiegebied 5: Gezondheidsbevorderaar (Voor het mbo past dit deels bij de doelen zoals genoemd in het Kwalificatiedossier Mbo-Verpleegkundige vanaf2015, B1K1W7)
5.1. De verpleegkundige als gezondheidsbevorderaar in de ouderenzorg: beschikt over specifieke kennis over gezondheidsbevordering bij ouderen, d.w.z: heeft kennis van het begrip gezond ouder worden; heeft kennis van leefstijlgerichte preventie bij ouderen; heeft kennis van het voorkomen van complicaties als gevolg van de zorgsituatie; heeft kennis van cultuurgebonden opvattingen over ouder worden; heeft kennis van meetinstrumenten om kwetsbare ouderen te kunnen identificeren. 5.2. De verpleegkundige als gezondheidsbevorderaar in de ouderenzorg: beheerst de volgende vaardigheden: kan een voorlichtingsprogramma gericht op gezond ouder worden opzetten en uitvoeren gericht op minstens één aspect van daarvan (= bachelor-niveau); kan zowel aan de oudere zelf als aan de mantelzorger preventieve interventies aanbieden daarbij rekening houdend met de specifieke situatie van ouderen; kan potentiële situaties van ouderenmishandeling herkennen en neemt passende maatregelen. 5.3. Voorgestelde leerinhouden: In de opleiding van verpleegkundigen komen voortaan de volgende onderwerpen m.b.t. gezondheidsbevordering aan bod: Healthy Ageing/gezond ouder worden; interculturele zorgaspecten, cultuursensitiviteit; preventie van ouderenmishandeling; Toolkit voor preventie ouderenproblematiek, zoals U-Care, Easy care of Toolkit effectieve ouderenzorg. 5.4. Rationale: Voor de opleidingen tot verpleegkundige als gezondheidsbevorderaar in de ouderenzorg zijn de belangrijkste overwegingen: Gezond ouder worden is een belangrijke maatschappelijke doelstelling. Verpleegkundigen kunnen daaraan een belangrijke bijdrage leveren door het organiseren van voorlichting. Deze preventie richt zich op gezonde ouderen, ouderen met beperkingen en mantelzorgers/vertegenwoordigers. Niet alleen het voorkomen van ziekten, maar vooral het bevorderen van functionele zelfstandigheid zijn van belang.
20
Competentiegebied 6: Organisator (De doelen voor het mbo behorend bij deze competentie zijn terug te vinden in het Kwalificatiedossier MboVerpleegkundige vanaf 2015, B1K1 en B1K2 en B1K2W1)
6.1. De verpleegkundige als organisator in de ouderenzorg: beschikt over specifieke kennis over organiseren in de ouderenzorg, d.w.z.: heeft kennis van de risico’s die transities van zorg meebrengen, zoals ziekenhuisopname en –ontslag en verpleeghuisopname; heeft kennis van actuele voorschriften ten aanzien van veilige zorg aan ouderen; heeft kennis van wet- en regelgeving gericht op de oudere mens in de samenleving en van de ontwikkelingen op dit terrein; heeft kennis van de financiering van de zorg voor ouderen en van de ontwikkelingen op dit terrein; heeft kennis van de recente ontwikkelingen ten aanzien van wonen, zorg en welzijn; heeft kennis van verschillen zorgmodellen gericht op de oudere mens. 6.2. De verpleegkundige als organisator in de ouderenzorg: beheerst de volgende vaardigheden/heeft de volgende attitude: kan een veilige overgang van de ene naar de andere zorginstelling of de thuissituatie faciliteren en organiseren, daarbij rekening houdend met de oudere zelf en de mantelzorgers (= bachelor-niveau; de mbo-er levert hieraan een beperkte bijdrage); kan mogelijke knelpunten in de zorg aan ouderen signaleren en bespreken met zowel de eigen discipline als met ander zorgprofessionals; is zich bewust van de heersende financiële kaders en kan daarbinnen de zorg organiseren. 6.3.Voorgestelde leerinhouden: In de opleiding van verpleegkundigen komen voortaan de volgende onderwerpen m.b.t. organisatie van de ouderenzorg aan bod: transities in de zorg; VMS-beleid, Nationaal Programma Ouderenzorg; overheidsbeleid inzake ouderen; financiering van de zorg aan ouderen; AOW, WMO, AWBZ, WGBO, ZVW; consulteren en verwijzen; woonvoorzieningen; zorgmodellen, zoals chronic care model; integrale zorgverlening. 6.4. Rationale: Voor de opleidingen tot verpleegkundige als organisator in de ouderenzorg zijn de belangrijkste overwegingen: De zorg die ouderen nodig hebben is vaak complex. Belangrijk is het dan om het overzicht te houden, de juiste disciplines te kunnen inschakelen en te zorgen voor continuïteit in de zorg. Dat gebeurt altijd in een bepaalde context. Die is mede bepalend voor wat er wel en niet kan in de zorg. Verpleegkundigen moeten op de hoogte zijn van wat zich in die context afspeelt en dat kunnen vertalen naar de zorg aan ouderen.
21
Competentiegebied 7: De verpleegkundige als professional en kwaliteitsbevorderaar (Voor het mbo past dit deels bij de doelen zoals genoemd in het Kwalificatiedossier B1K2W3)
7.1./7.2. Voor de verpleegkundige als professional en kwaliteitsbevorderaar in de ouderenzorg: zijn geen nieuwe specifieke doelstellingen m.b.t. kennis, vaardigheden en attitude vast te stellen, maar: zijn de doelstellingen van toepassing, zoals beschreven in Leren van de toekomst (1). 7.3. Voorgestelde leerinhouden: In de opleiding van verpleegkundigen komen voortaan de volgende onderwerpen m.b.t. professionaliteit en kwaliteitsbevordering aan bod: kwaliteit verbeterprojecten in zorginstellingen en ten aanzien van ouderen; bijdragen aan de implementatie van beroepsinnovatie ouderenzorg in de beroepspraktijk. 7.4. Rationale: Voor de opleidingen tot verpleegkundige als professional en kwaliteitsbevorderaar in de ouderenzorg is de belangrijkste overweging: Wat geldt als algemeen kader voor verpleegkundigen is niet anders dan wat geldt ten aanzien van de zorg voor ouderen.
22
Aanbevelingen Een kader voor een curriculum is richtinggevend voor de inhoud, maar zegt niets over de structuur en de wijze waarop die inhoud gestalte zou kunnen krijgen. Dat ook daarover wel iets te zeggen valt, is duidelijk. Uit de studie van Schuurmans in 2011 (11) bleek dat studenten leerinhouden over ouderen die verwerkt worden in andere studieonderdelen, bijvoorbeeld als casus, niet herkennen als informatie of kennis over die doelgroep. Ook is bekend dat jongere studenten weinig belangstelling hebben voor specifieke behoeften van de oudere zorgvragers. Bovendien zijn ook docenten lang niet altijd op de hoogte van de specifieke behoeften van ouderen. Aan deze punten kan wellicht ook iets meer aan gedaan worden dan een inhoudelijk optimaal curriculum aanbieden. Gebaseerd op literatuur, reacties van de referenten en gesprekken met studenten zijn daarom de volgende aanbevelingen geformuleerd.
1
Ontwikkel expertise
Organiseer de staf zodanig dat een groep docenten verantwoordelijk is voor de inhoud van het curriculum over de zorg aan ouderen. Deze docenten kunnen extra scholing krijgen op vak inhoud. Zij verzorgen studiedagen en workshops voor andere docenten, mogelijk samen met beroepsbeoefenaren, en zorgen ervoor dat deze va inhoud een actueel agendapunt blijft. Zij laten ook steeds weer zien dat het onderwerp ouderenzorg aandacht nodig heeft en dragen de visie van de opleiding op dit onderwerp uit. Vertegenwoordigers uit het veld, maar vooral ook ouderen zelf, kunnen deelnemen aan een dergelijke vakgroep en daarmee input geven aan de beroepspraktijk en vice versa.
2
Maak het curriculum seniorvriendelijk
De zorg voor ouderen zal zowel in aparte cursussen aan de orde moeten komen als in verschillende andere curriculumonderdelen. Zorg ervoor dat geriatrieverpleegkundigen, maar vooral ouderen zelf als gastdocenten worden ingeschakeld en probeer vooral jonge verpleegkundigen in te schakelen als goede rolmodellen voor studenten. Bied in de afstudeerfase verdieping en projectonderwerpen aan die voortkomen uit praktijkvragen over de zorg aan ouderen, en doe dit vooral vanuit verschillende settingen. Zorg dat een adviesgroep waarin ouderen zijn vertegenwoordigd regelmatig het curriculum doorlicht op de vraag of dit nog steeds adequaat is. Daarmee kunnen nieuwe ontwikkelingen gemakkelijk worden opgespoord en worden vertaald naar het onderwijs. Maak gebruik van veel variatie in leermiddelen, 23
muziek, film, toneel et cetera. Stimuleer docenten om bijvoorbeeld een keer per jaar een activiteit te organiseren voor ouderen waar docenten en studenten vrijwillig aan deelnemen.
3
Zorg voor technologie in het curriculum
Maak bij het ontwerpen van nieuw onderwijs gebruik van het gegeven dat jonge studenten graag met computers willen werken. Op het internet zijn veel goede informatiebronnen, games, filmpjes en dergelijke te vinden waarvan studenten gebruik kunnen maken op een tijdstip dat hen uitkomt. Zoek naar vormen van blended learning: de combinatie van online- en contactonderwijs, en maak het onderwerp op die manier aantrekkelijk voor jonge mensen. Laat studenten zo mogelijk oefenen met zorg op afstand.
4
Stimuleer de belangstelling van jonge studenten
Het verbeteren van de beeldvorming over en de attitude tegenover ouderen is een langdurig proces. Alleen het vergroten van de kennis is onvoldoende. Zorg dat de attitude bespreekbaar wordt. Gebruik innovatieve wegen om oud en jong met elkaar in gesprek te laten gaan. Studenten kunnen interessante bijeenkomsten organiseren voor ouderen, terwijl ouderen bijvoorbeeld een panel kunnen vormen en op die manier het onderwijs kunnen verlevendigen. Voor veel studenten is het werken in een verpleeghuis nu de eerste kennismaking met de zorg voor ouderen. Daarmee krijgen ze geen representatief beeld van de oudere mens. Immers, slechts 4 procent van alle ouderen woont in een verpleeghuis. Jonge studenten zouden eerst in contact moeten komen met gezonde en actieve ouderen. Daaraan zou het stagebeleid moeten worden aangepast.
5
Bied goede rolmodellen in de stage
De stages in het verpleeghuis en de thuiszorg zouden meer gericht moeten worden op het ontwikkelen van verschillende competenties om zo een optimaal leerklimaat te creëren. Nu ligt de nadruk op de competenties van de zorgverlener. Daar zou vooral voor de bachelor-studenten verandering in moeten komen. De instellingen die stages verlenen moeten duidelijke rolmodellen bieden die een gidsrol voor jonge studenten kunnen vervullen. Bachelor-studenten voelen zich vaak niet welkom op plaatsen waar voornamelijk mensen met mbo-niveau 3 werken. Hoewel de zorg in het verpleeghuis juist uitdagend zou moeten zijn voor de bachelor-student, is dat vaak niet het geval doordat de focus op de zorgverlenersrol ligt en het leerklimaat lang niet overal optimaal voor hen is.
24
6
Begin niet met de verpleeghuisstage
In veel bachelor opleidingen en ook in het mbo vindt de eerste stage plaats in een verpleeghuis. Het is de vraag of dat goed is. Studenten krijgen daardoor namelijk een vertekend beeld van de oudere mens. Veel studenten denken dat er veel meer ouderen in een verpleeghuis zijn opgenomen dan het werkelijke aantal van 4 procent van alle 65-plussers. Daarnaast koppelen ze het ouder worden daardoor ook aan de vaak ernstige problematiek van de verpleeghuisbewoner. Studenten geven zelf aan dat ze veel liever eerst met gezonde ouderen willen kennismaken. Het leren geven van basiszorg zou vooral op hoog complexe afdelingen in het ziekenhuis kunnen plaatsvinden. De verpleeghuisstages zouden veel beter gebruikt kunnen worden voor het leren van specifieke competenties voor de ouderenzorg.
7
Geef geïntegreerd én stand alone onderwijs over ouderen
Eén van de problemen voor studenten is dat het onderwijs over ouderen niet goed herkenbaar is. Op verschillende momenten en plaatsen in de opleiding krijgen zij leerstof over ouderen aangeboden, maar de samenhang is niet altijd even duidelijk. Herkenbare aparte cursussen kunnen dit probleem oplossen. Dat neemt niet weg dat gedurende de opleiding regelmatig, bijvoorbeeld met behulp van casuïstiek, aandacht kan worden besteed aan de problemen van de oudere zorgvrager. Daarbij kan dan steeds verwezen worden naar de stand alone gedeelten in het curriculum.
8
Kies een multidisciplinaire aanpak
De zorg voor ouderen is complex. Alleen al daarom zijn er vaak meerdere disciplines betrokken bij de zorg. Het zou goed zijn wanneer al in de opleiding verschillende disciplines samen onderwijs krijgen over de zorg voor ouderen. Zo kunnen zij van elkaar leren, maar tegelijkertijd ook leren waar de grenzen van het eigen beroep liggen en leren samenwerken vanuit de verschillende beroepsperspectieven.
25
Bijlagen: Bijlage 1: Overzicht commentaren, review en verwerking (bachelor-opleidingen)
Overzicht commentaren, review en verwerking (bachelor-opleidingen) Inleidend deel inleiding
1 Aangezien binnen de hbo-v’s veelal competentiegericht wordt opgeleid’, zullen er veel meer gebieden aan te wijzen zijn die niet als ‘op zichzelf staande vakken’ te onderscheiden zijn. Dus dat is op zichzelf niet zo’n sterk argument. Dat is meer te danken aan hoe Nederland tegen zijn eigen onderwijs aankijkt. Ook palliatieve zorg is vaak niet als ‘op zichzelf staand’ terug te vinden.
1 Akkoord, redenering is aangepast.
inleiding
2 Wat is hier de definiëring van ouderen?
2 We kiezen ervoor om ouderen niet te definiëren, omdat dat te veel discussie zou kunnen oproepen. 3 Bij de aanbevelingen is dit punt opgenomen.
3 Hoe kunnen we studenten meer motiveren? De hbo-v kent een blok geriatrie en studenten lopen vaak twee stages in een verpleeg- verzorgingshuis. Het is normaal dat je de oudere mens tegenkomt in de zorg. Thuis, in het ziekenhuis, maar ook in het verpleegen verzorgingshuis. Ouderen maken een heel groot deel van de samenleving uit. 4 Mijns inziens de zorg voor de oudere mens meer in de totale opleiding integreren.
Doelstelling 2x mbo/hboverschil
Participatie
5 Inleiding laatste zin: bron vermelden 1 Persoonlijke mening: Door geen onderscheid te maken in de inhoud van het curriculum wordt het ook minder duidelijk op competentieniveau. De CanMEDS-inhouden van de twee groepen zijn niet gelijk in de rolbeschrijvingen. 2 Waarom zijn niveau 4 en 5 gelijkgesteld aan elkaar wat betreft de inhoud van het curriculum? Ik kan mij voorstellen dat de inhoud op onderdelen uiteenloopt voor beide niveaus, uitgaande van een verschil in complexiteit en activiteiten tussen niveau 4 en 5. Ik zou het mooi vinden dit onderscheid ook terug te vinden in dit document. 3 betreffende de inhoud van het curriculum ten aanzien van de zorg voor ouderen: een kader voor een onderwerp in het curriculum, het is geen kader voor opbouw, structuur curriculum. 1 schriftelijk te reageren op het stuk: Er wordt geen criteria of richtlijn gegeven om te kunnen reageren. Dat maakt het moeilijker om gerichte feedback te geven. 2 de brancheorganisatie zorg: Vanwaar deze andere aanpak? Wordt niet beargumenteerd. 3 invitational conference aan het eind van het jaar: Wie zijn daarvoor uitgenodigd?
4 Dat komt niet uit onderzoeken naar voren, tenzij bedoeld wordt dat het onderwerp ouderen vaker terug moet komen als herkenbaar onderdeel. Dat nemen we op in de aanbevelingen. 5 Akkoord. 1 We zullen beschrijven wat er uit de discussie komt t.a.v. het verschil tussen mbo en hbo.
2 Ja, het onderscheid hbo-mbo moet beter beschreven worden, in meer algemene zin met voorbeelden. Afhankelijk van de discussie met stakeholders, komt er zeker iets over in.
3 Nee, het is geen kader voor opbouw of structuur van het curriculum. Dat kan ook niet omdat die bij iedere opleiding anders zijn. 1 In de begeleidende mail staan vragen en het verzoek om aan te vullen en of opmerkingen te maken. 2 Wordt in de definitieve versie beschreven. 3 Idem .
Competentie 1: kennis 1 Heeft kennis van de verschillende benaderingen van het begrip kwetsbaarheid.
26
1 Is geriatrisch probleem daar toegevoegd bij de leerinhouden.
2 Heeft kennis van fysieke en sociale omgevingsrisico’s van de ouder wordende mens 3 Is op de hoogte van het principe van integrale zorgverlening (wonen, zorg welzijn en zingeving) 4 Kan dilemma’s en ethische kwesties herkennen en benaderen vanuit verschillende gezichtspunten 5 Is op de hoogte van de generatiekenmerken van groepen ouderen en kent maatschappelijke context/achtergrond en de life-events van deze cohorten. 6 Heeft kennis van de principes/aspecten die bijdragen aan healthy ageing. 7 Kent de beperkingen van evidence based practice in complexe situaties. 8 Is op de hoogte van de mogelijkheden en beperkingen van de informele zorg, en kan via een netwerkanalyse (de draagkracht van) het netwerk in kaart brengen en kent technieken van netwerk versterken. 9 Heeft kennis van maatschappelijke, politieke en juridische ontwikkelingen en kan deze relateren aan de zorgbekostiging. 10 Kent de financiering van de ouderenzorg. 11 Heeft kennis van moderne opvattingen over ‘goede ouderenzorg’. 12 Heeft kennis van nieuwe benaderingen van het begrip gezondheid (van ouderen). 13 Heeft kennis van verschillende zorgmodellen in relatie tot de complexiteit van de problematiek van ouderen. 14 Is in staat om via motivational interviewing tot een adequate vraaganalyse. 15 Heeft inzicht in de invloed van beeldvorming over ouderen op de professionele attitude. 16 Is in staat ouderen te screenen op kwetsbaarheid. 17 Is in staat de oudere te ondersteunen in het formuleren van de zorgvraag. 18 Ook woonsituatie, sociaal economische status en allochtone ouderen. Normaal en pathologisch. 19 Het is ook belangrijk dat de student kennis heeft van de levensloop van de individuele oudere. Wat maakt die oudere tot wat hij nu is en hoe gaat de verpleegkundige daar vervolgens mee om? 20 De individuele oudere in relatie tot zijn/haar levensloop. 21 Toevoegen doel 1 Levensverwachting, statistische gegevens, invloed omgevingsvariabelen, genetica, Sociaal Economische Status (SES). 29 Bij doel 3 Heeft kennis van de normale veroudering (slijtage): mobiliteit, stabiliteit, communicatie, psychische ontwikkeling, uitscheiding. 30 Bij demografie: Op gebied van ouderenzorg?
9+32 2x
31 Bij verouderingstheorieën: Gerontologische kennis over het ouder worden en de uitwerking daarvan in bijv. de gezondheidspatronen van Gordon
27
2 Dit is onderdeel van het klinisch redeneren en wordt niet als apart onderwerp toegevoegd. 3 Daar staat iets over bij competentie 6: kennis van de recente ontwikkelingen ten aanzien van wonen, zorg en welzijn. Is ook bij de leerinhouden daar opgenomen. 4 Is een algemeen doel; geldt ook voor andere patiëntengroepen. 5 Dit lijkt voor verpleegkunde opleidingen minder relevant (hoort meer in een bachelor gerontologie thuis). 6 Dat klopt en staat bij competentie 5. 7 Dit is algemene kennis en wordt daarom hier niet opgenomen. 8 Daarover staat het één en ander bij competentie 3 en verder is het ook algemene kennis.
9 Maatschappelijke en politieke ontwikkelingen zijn toegevoegd. Bij competentie 6 is de financiering toegevoegd. 10 Zie bij 9. 11 Dit is te weinig duidelijk. We hebben juist de goede zorg geprobeerd onder te brengen bij al deze onderdelen. 12 Ook dit is niet duidelijk. 13 Zorgmodellen zijn toegevoegd bij competentie 6 met als voorbeeld Chronic Care Model. 14 Motivational interviewing is toegevoegd bij leerinhoud competentie 2. 15 Staat bij vaardigheden van competentie 2. 16: Dat is een onderdeel van het klinisch redeneren en is al opgenomen bij de vaardigheden. 17 Als bij 16. 18 Staat al bij leerinhouden. 19 Levensloop is toevoegen bij de leerinhoud.
20 Zie bij 19. 21 Levensverwachting, statistische gegevens, invloed omgevingsvariabelen, genetica zijn toegevoegd bij de leerinhouden. SES staat daar al. 29 Dat zijn leerinhouden die vallen onder biologische enz. veroudering (zie bij leerinhouden). 30 Dat lijkt een overbodige toevoeging, het gaat immers over alles wat relevant is voor ouderen. 31 Gordon is specifiek en per opleiding kan een ander model worden gehanteerd. Gerontologische kennis over het ouder worden: dat zijn twee “begrippen” met
1+ 35 2x
32 Bij maatschappij: Sociale, economische en maatschappelijke positie van ouderen 33 Bij ziekten: Geriatrische ziekten 34 Bij multimorbiditeit: En co-morbiditeit 35 Bij geriatrische problemen: Weet wat frailty is (kwetsbaarheid). 36 Toevoegen: kennis van concepten als coping, eigen regie en afhankelijkheid, zelfmanagement en samen redzaamheid, kwaliteit van leven. 37 Kan psychosociale behandelingsvormen bij mensen met dementie toepassen; deze vaardigheid toevoegen? Het is meer dan respect tonen, bijvoorbeeld: persoonsgerichte zorg, reminiscentie, plezierige activiteiten methode, etc. 38 Doel 1,2,3: Belangrijk dat verpleegkundige zichzelf ook ziet in context van de ontwikkelingen want die bepalen hoe je je beroepscompetenties kan inzetten. Deze kennis is echter niet alleen relevant voor de competentie ‘zorgverlener’. 39 specifieke geriatrische en andere gerelateerde (denk bv aan polyfarmacie etc.) 40 Doel 3: inclusief in historisch perspectief…) 41 heeft kennis van specifieke voor ouderen relevante verpleegkundige en zorgethische visies op zorg, zoals humanistische verpleegkundige visies (Travelbee, Watson, Benner) en persoonsgerichte zorg (belevingsgerichte zorg, presentie, validation etc.). 42 Toevoegen: Geriatric giants 43 geriatrische en gerontopsychiatrische: Voor meer explicitering zie ook het competentieprofiel volgens de CanMEDS voor HBO-VGG door Actiz ontwikkeld. 44 standaarden, screeningsinstrumenten en literatuur. 45 Kennis rondom levenseinde. 46 Depressie, verslaving 47 Trazag-meetinstrument en de GDS en EDIZ, CSI voor mantelzorgproblemen. GFI, Tilburg frailty indicator 48 Heeft adequate kennis van bestaande wetgeving m.b.t. eigen beroepsuitoefening en patiëntrecht, WGBO, en de wetgeving op het gebied van de gezondheidszorg en de financiering daarvan.
dezelfde lading (pleonasme). 32 Akkoord zie ook 9, is dus toegevoegd. 33 Dat lijkt een overbodige benaming, verschillende zieken zijn als voorbeeld genoemd. 34 Comorbiditeit is een wat verouderd begrip. 35 Frailty is toegevoegd als kwetsbaarheid bij leerinhouden (zie ook 1). 36 Zelfmanagement en eigen regie staan bij de leerinhouden. De andere begrippen zijn wel erg algemeen en niet hier specifiek benoemd. 37 Dit hoort bij het klinisch redeneren en wordt als zodanig niet apart benoemd.
38 Wordt in de rationale opgenomen.
39 Polyfarmacie e.d. komt terug in de leerinhouden bij geriatrische problematiek. 40 Is toegevoegd. 41 We kiezen ervoor dit niet op te nemen, dat kan iedere opleiding zelf invullen.
42 Staat bij doel: kennis van specifieke geriatrische problemen, en is toegevoegd bij leerinhouden. 43 Akkoord; toegevoegd en het VGG- profiel was een inspirerende bron voor dit stuk. 44 Deze worden genoemd. 45 We kiezen ervoor om het thema levenseinde niet als specifiek voor de oudere zorgvrager op te nemen. 46 Akkoord, zijn opgenomen bij leerinhouden. 47 Bij de leerinhouden staan als voorbeeld meetinstrumenten benoemd. Dat lijkt voldoende en kan aangevuld worden. 48 Wetten zijn opgenomen, maar patiëntrecht niet; is algemene kennis.
Competentie 1: vaardigheden 5 vaardigh
37 en 5 hier 2x
1 Bij doel 1: Is ‘handelen’ hiermee een vaardigheid? 2 Bij doel 3: Op methodische wijze 3 Bij doel 5: De eerste zin vereist andere competenties dan de tweede. 4 Ik mis hierbij het systeem van de oudere. We doen net of die altijd geïsoleerd woont, maar hij is in meerdere of mindere mate omringd door een partner, kinderen, een sociale omgeving etc. 5 In werkelijkheid bepaalt de omgeving vaak voor een deel het handelen van de verpleegkundige.
28
1 Liever geen semantische discussie hier. 2 Doel 2 en 3 zijn van gelijke strekking, en dat is toch ook weer gelijk aan methodisch? Dit is wat ingekort. 3 Akkoord, twee zinnen van maken. 4 Daar staat ook al wat over bij competentie 2 en 3, maar het is goed toe te voegen bij competentie 3.
5 De invloed van de context is ook gevoegd bij de rationale (zie 37).
6 Bij bejegening: Positieve basishouding 7 Bij autonomie: Inclusief levensdoelen van ouderen 8 Belangrijk dat de student een eigen visie op ouderenzorg heeft. Het curriculum van de GH is gebaseerd op het Neuman Systems Model (NSM). Het NSM kent vijf variabelen. Een daarvan is de ontwikkelingsbepaalde variabele. Dit houdt in dat je in dit geval naar de oudere kijkt in zijn/haar levensfase. Wat betekent iets voor de oudere? Hierbij past ook het uitgaan van mogelijkheden. 9 Preventietheorie en stress-coping. 10 Bij ondersteunen verlies van zelfstandigheid: Ondersteuning bij verlies van dierbaren in de omgeving. Verlies van belangrijke anderen. 11 Bij kennis van specifieke zorg: Continu proces van observeren, overleggen en afstemmen. 12 Toevoegen; Kent de visie op ouderenzorg en visie op zorg in de laatste levensfase in de eigen werksetting . Draagt hier constructief aan bij. 13 Visie op kwaliteit van leven. 14 Reanimatiebeleid, wetgeving rond euthanasie, palliatieve sedatie en palliatieve zorg.
15 Bij 6 Kan klinisch redeneren: continu proces van gegevensverzameling en analyse. Gericht op: risicoinschatting, vroeg signalering, probleemherkenning, interventie en monitoring. 16 Bij laatste (triage): Kan als casemanager (regisseur) optreden of de regie overdragen aan een andere casemanager. Voert hierover multidisciplinair overleg. 17 Eenvoudig lichamelijk onderzoek? 18 na doel 2: Kan wens en voorkeur van ouderen en hun informele netwerk herkennen, bespreekbaar maken, en als kennisbron binnen evidence based practice inzetten 19 Bij respectvolle bejegening: Gerontologische attitude 20 Bij triageren: Weet wanneer hij/zij moet consulteren en of verwijzen naar andere disciplines. 21 Bij doel 2 klinisch redeneren: waarbij rekening gehouden wordt met de voorkeur van de zorgvrager (met name wanneer kwaliteit van leven verkozen wordt boven een behandeling). 22 doel 3 Alle? Of verpleegkundige? Of breder wanneer er bv. sprake is van advisering (para)medici of verzorgenden? Bij respectvolle bejegening en volgende : Geldt breder (maar hier ook). 23 Bij woon- en leefsituatie: kan hier, maar kan ook bij gezondheidsbevorderaar. 24 Toont in het gedrag een respectvolle en begrijpende bejegening op basis van compassie voor de oudere mens met aandacht voor specifieke kenmerken van de levensfase, zoals omgaan met (blijvend) verlies van mogelijkheden het leven te leiden zoals men dat wenst, verlies van geliefde naasten, etc. Deze zin schrappen omdat ze gelden voor ieder mens in
29
6 Akkoord, is toegevoegd. 7 Akkoord, is toegevoegd. 8 De levensfase komt op meer plekken aan de orde. Ook wordt het hier bij een van de doelen expliciet genoemd. De theorie die daarvoor gebruikt wordt kan per opleiding verschillen.
9 Is algemene kennis en niet specifiek voor de oudere zorgvrager. 10 Rouwverwerking is opgenomen bij de leerinhouden.
11 Klinisch redeneren staat er in. 12 Het kennen van de visie van de eigen organisatie enz. is een doel voor alle settingen en niet specifiek. 13 Ook dit is te algemeen. 14 Ook dit is algemene basiskennis. Zeker euthanasie komt vaker bij jongere mensen voor. Palliatieve zorg: we hebben ervoor gekozen dit juist niet aan de oudere te koppelen. 15 Akkoord, maar we werken dit niet nader uit. Wordt verondersteld bekend te zijn.
16 Casemanagement staat bij competentie 3 en multidisciplinair overleg ook. 17 Hoort bij algemene vaardigheden. 18 Dit staat al genoemd: ”gericht op de specifieke behoeften van ouderen”. Bij competentie 3 wordt de mantelzorger genoemd. 19 Wat is een gerontologische attitude? 20 Is toegevoegd bij competentie 3. 21 Dat staat bij “toont respect voor” en ook bij “gericht op de specifieke behoeften van…”.
22 Niet helemaal helder wat dit betekent.
23 woon- en leefsituatie komt in verschillende benamingen voor bij competentie 1 en 6. 24 Niet akkoord.
elke levensfase; gaat toch juist om specifiëren naar ouderen. 25 Vraagt als vaardigheid motiverende gespreksvoering. 26 Specifieke problemen van ouderen. (kenmerkend: kwetsbaarheid m.b.t. LPSE) 27 Maar zeker ook bij het naderend levenseinde.
25 Motiverende gespreksvoering is toegevoegd bij de leerinhouden van competentie 2. 26 Kwetsbaarheid is een geriatrisch probleem en staat als zodanig op verschillende plaatsen als voorbeeld en hoort bij de kennisdoelen hierboven. We kiezen ervoor om palliatieve zorg niet te koppelen aan het thema ouderen; valt onder algemene kennis.
Competentie 1: leerinhouden 5 leerinhoud competentie 1
Wordt 2x genoemd ( bij 2 en 5)
2X genoemd zorgleefplan bij 10 en 15
Is 3 x genoemd
1 Geriatrische revalidatie aan het lijstje toevoegen?
1 Akkoord.
2 En Thuiszorg, ouderen met een verstandelijke beperking of psychische problemen 3 Aanvullend: Normen verantwoorde zorg Zorgleefplan en vier domeinen Belevingsgerichte zorg Lerend vermogen van mensen met dementie 4 Comorbiditeit 5 Ik denk dat het ook belangrijk is om in te zoemen op thuiszorg. Zeker gezien de ontwikkelingen in de maatschappij. Komt ook stukje WMO bij kijken (of recht moet bij andere stuk terugkomen). 6 Ik mis specifieke aandacht voor zorg rondom het levenseinde en zorg/aandacht voor levensvragen (mogelijk lees ik hier overheen). 7 Bij dementie: Benaderingswijzen gerelateerd aan de fase van dementering 8 Angststoornissen 9 Depressie 10 Zorgleefplan maken in overleg met de oudere. Dit geldt ook voor andere settingen. 11 En kennis over de levensloop van de individuele oudere. Wat heeft iemand meegemaakt? 12 Bij 1: Analfabeten en laaggeletterden. 13 Bij polyfarmacie: Is op de hoogte van Lareb voor het melden van bijwerkingen en gebruikt zo nodig het farmacotherapeutisch kompas. 14 Bij meetinstrumenten: GFI, Easy-care, Trazag. 15 Zorgbehandelplan maken samen met de oudere en andere betrokken disciplines.
2 Akkoord.
16 Verpleeghuiszorg: Mogelijk te beperkt?
16 Een aantal onderdelen zijn te vinden in het hele stuk, zoals zorgleefplan, klinisch redeneren, consulteren enz. 17 Daarover staat meer bij competentie 3.
17 Methoden en technieken ter ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers 18 Verpleeghuiszorg toevoegen: revalidatie- en reactiveringszorg 19 Bij demografie: zie eerder 20 Bij richtlijnen: klopt deze opsomming? Ene zijn meetinstrumenten, andere zijn criteria of richtlijnen. Hoort niet bij elkaar. Mogelijk zijn richtlijnen valpreventie bij gezondheidsbevordering 21 Verpleeghuiszorg Is dat een leerinhoud? Zou het eerder hebben over geriatrische revalidatie gekoppeld aan diverse trajecten (waar straten en protocollen over zijn afgesproken) of over chronische somatische zorg of
30
3 Niet helder. Het zorgleefplan is toegevoegd. Belevingsgerichte zorg is algemene kennis en niet gekoppeld aan ouderen. De term dementie staat er in en daar hoort het klinisch redeneren ook bij, dus ook gerichte interventies. 4 Multimorbiditeit wordt genoemd. 5 Akkoord.
6 Zorg rondom het levenseinde is algemene kennis. Levensvragen staan genoemd bij leerinhouden. 7 Hoort bij het klinisch redeneren. 8 Akkoord. 9 Akkoord 10 Akkoord; toegevoegd bij vaardigheden. 11 Levensloopverhalen toegevoegd. 12 Te specifiek. 13 Is algemene kennis.
14 We willen niet alle instrumenten noemen daarom staat er “Als”. 15 Akkoord.
18 Akkoord. 19 Opmerking niet duidelijk, maar wel iets gewijzigd. 20 Akkoord.
21 Geriatrische revalidatie is toegevoegd.
over chronische PG-zorg. 22 Onder veroudering 3 onderdelen: Bij alle bovenstaande aandachtstreepjes: en de daarbij behorende verpleegkundige diagnostiek, zorgresultaten en interventies specifiek voor ouderen 23 Bij geriatrische problemen toevoegen: idem: zoals beschreven in verpleegkundige kennisdomein(en) van diagnosen, resultaten en interventies. 24 Toevoegen: Ontwikkelingen in wonen, zorg en welzijn (andere woonvormen zoals kleinschalig wonen, ander focus op ziekte en gezondheid: van pathogenese naar salutogenese etc.) 25 Ontspoorde zorg / ouderenmishandeling 26 Mantelzorg: Is geen geriatrische problematiek 27 Zingevingsvraagstukken / klaar zijn met het leven 28 Palliatieve en terminale zorg
32: =3x genoemd
29 Bij biologische enz. veroudering: En invloed ouder worden op cognitie. 30 Bij gedragsproblematiek: Andere mogelijke thema’s: Rouwverwerking, zingeving, seksualiteit en intimiteit, ouderenmishandeling. 31 Bij zelfmanagement: Liever regie over leven dan zelfmanagement. Verder nog kwaliteit van leven als leidend kader… 32 Geriatrische revalidatie aan het lijstje toevoegen? 33 De culture change movement en person-centered care lijken mij zinvolle concepten om hierbij aan de orde te stellen (ook aansluitend bij de vorige genoemde begrippen empowerment en autonomie). In de gehele uitwerking van het programma zou m.i. meer expliciete aandacht mogen zijn voor de oudere als partner in zorg. 34 Kenmerkend: de eindigheid in zicht.
22 Dat staat al in de doelen en valt onder klinische redeneren.
23 Is niet algemeen aanvaard.
24 Akkoord, daarover moet inderdaad iets vermeld worden; bij competentie 6 toevoegen.
25 Ouderenmishandeling is toegevoegd. 26 Wel van groot belang in de ouderenzorg. Toch laten staan. 27 Akkoord. 28 Zie ook hierboven: beide onderwerpen zijn niet specifiek voor ouderen. 29 Daar is de biologische veroudering opgenomen. 30 Rouwverwerking en zingeving toegevoegd, seksualiteit …. en ouderenmishandeling ook. 31 Eigen regie is toegevoegd, rest blijft zoals het is.
32 Akkoord. 33 De opleiding zal zelf moeten bepalen welk model wordt gebruikt.
34 Levensverwachting is opgenomen. Ook levensloopverhalen.
Competentie 1: rationale 5 rationale
3x genoemd zorgleefplan
1 Wat wordt verstaan onder optimale zorg? Vanuit wiens perspectief: de cliënt, de professional, de financier, de zorgorganisatie? 2 Of zelfmanagement of zelfredzaamheid? Wat verstaan we onder de verschillende termen? Voor een eenduidige hantering van begrippen pleit ik voor korte definiëring van bepaalde termen. 3 Hier (laatste alinea) voorbeelden noemen van welke groepen ouderen dit betreft. 4 Onderaan toevoegen: Maar ook de kwaliteit van leven voor de zorgvrager is uitgangspunt voor het bieden van optimale zorg. Daarom zou ik toe willen voegen: normen voor verantwoorde zorg/4 domeinen van het Zorgleefplan 5 Bij zelfmanagement: Goed dat je het hier noemt, maar ik zie het hierboven niet expliciet terug. Wat betekent dit voor het handelen van de vpk? Kennis hoeft niet per definitie anders te zijn, inzet van kennis/toepassing van kennis en houding wellicht wel.... Project Anneloes van Staa (Nurse-cc) is een voorbeeldproject dat hier over gaat.
31
1 Het operationaliseren van dit type begrippen ligt op opleidingsniveau. 2 Het gaat niet om een semantische discussie maar om de boodschap en die is duidelijk. Zie ook bij 1 hierboven.
3 Hier is tekst toegevoegd zonder uitputtend te willen zijn. 4 Een zin toegevoegd met betrekking tot de oudere als partner in de zorg. Zorgleefplan is toegevoegd bij vaardigheden.
5 Akkoord toegevoegd bij doelen en in leerinhoud staat het al.
6 Toevoegen 1ste alinea: Erkennen van groep kwetsbare tot zeer kwetsbare ouderen die zorgafhankelijk zal zijn en blijven. Voorlaatste alinea primair lijkt me een bepaalde mate van welbevinden en zinvolheid van het leven (optimaal verder specificeren…) 7 Wel erg afgeleid van het medische. Mag het een beetje meer eigenheid van de verpleegkunde zelf zijn?
6 Akkoord, toegevoegd is een verwijzing naar zeer kwetsbare groepen. Welbevinden en zinvolheid vind ik lastig als je aan pg denkt; dan is een optimaal en veilig leefklimaat beter.
8 Versterken en te ondersteunen, waar dat faalt. 9 Zelfstandigheid waar mogelijk.
8 Niet van toepassing hier. 9 Dit niet afzwakken omdat het een ommekeer in denken is. In de zin hierna komt dit aan de orde.
10 scheppen en te kunnen ingaan op levensvragen, grenzen, afronding. 11 De kenmerken en kennis
10 Goede toevoeging, levensloop, levensverhalen en grenzen toegevoegd. 11 Dat is dubbelop; de kennis gaat over de kenmerken.
7 Er hebben verpleegkundige vertegenwoordigers van 12 hbo-v’s op gereageerd en een afvaardiging van het mbo. Die vinden het niet te medisch en daaruit zijn ook nogal wat aanvullingen gekomen. Kennis van de fysiologische processen en pathologie is de basis voor goede zorg. En daar ontbreekt het vaak aan, blijkt uit onderzoek.
Competentie 2: kennis 1 Toevoeging: Kan communiceren met andere disciplines? Zie belang van geïntegreerde zorg / ICT / social media. 2 ICT of breder, zoals zorgtechnologie / technologie in de zorg. Onze studenten worden opgevoed met de laatste 2 termen. 3 Heeft kennis van de cognitieve veranderingen als gevolg van het ouder worden in relatie tot communicatie (aandacht en concentratievermogen, uithoudingsvermogen, psychische wendbaarheid etc.) 4 Met betrekking tot nieuwe gesprekstechnieken/benaderingen; motivational interviewing / vraaganalyse etc./ coachingsvaardigheden 5 Heeft kennis van de nieuwe ontwikkelingen voor ondersteunen informele zorgnetwerken rond ouderen
1 Zit bij competentie 3: samenwerkingspartner ICT zit bij de leerinhouden. Geïntegreerde zorg: is als integrale zorg toegevoegd bij de leerinhouden van competentie 6. 2 ICT is vervangen door zorgtechnologie bij de doelen (niet bij de leerinhoud). 3 De cognitieve veranderingen horen onder het kennisgebied (staan daar bij de doelen t.a.v. veroudering) en worden expliciet genoemd bij de leerinhoud. 4 Een doelstelling opgenomen over gebruik kunnen maken van passende gesprekstechniek en motivational interviewing bij leerinhoud. 5 Akkoord, daarover is een doel toegevoegd bij competentie 3, samenwerkingspartner.
Competentie 2: vaardigheden 1 Specifieke psychosociale benaderingen voor het omgaan met mensen met dementie. Bronnen bij rationale. 2 Is in staat om (dis)simulatie te onderkennen en herkennen/is in staat om rekening te houden met de mogelijk verborgen agenda van de mantelzorger/naaste Is zich bewust van het feit dat langdurig aanwezige problemen/klachten niet meer spontaan worden geuit. ste 3 1 zin: En visie 4 Bij doel 3: belangrijk 5 Bij laatste doel: ook bevragen en uitleggen. 6 Ook proactief kunnen denken en kijken en bespreekbaar maken. 7 Kan het informele zorgnetwerk rondom een oudere activeren en ondersteunen (wellicht bij samenwerken vermelden).
32
1 Akkoord, doel is toegevoegd.
2 Is te specifiek en hoort onder de doelen die er al staan.
3 Houding: visie op de oudere mens is een onderdeel van die houding, opgenomen in leerinhoud. 4 Oké. 5 Dat valt ook onder informeren (een doel eerder) en onder de algemene noemer van communiceren. 6 Dat is een onderdeel van klinisch redeneren. Staat onder competentie 1. 7 Akkoord, is toegevoegd bij competentie 3, de samenwerkingspartner.
8 Vraagt als vaardigheid motiverende gespreksvoering
8 Akkoord is in doel toegevoegd en als leerinhoud.
9 Kan andere disciplines raadplegen, die ondersteuning bieden bij visuele en auditieve problemen
9 Akkoord is bij competentie 3 toegevoegd bij de leerinhoud staan de zintuiglijke problemen.
10 Doel 2 toevoegen: Kan verschillende gesprekstechnieken toepassen waaronder motiverende gespreksvoering, adviserende gespreksvoering, informatieve gespreksvoering + Shared decision making- gezamenlijke besluitvorming
10 Akkoord, doel is toegevoegd en motivational interview als voorbeeld. Verder niet alle details opnemen. In de doelen is expliciet ‘op basis van gelijkwaardigheid’ toegevoegd en ‘shared decision making’ is toegevoegd aan de leerinhoud. 11 Akkoord, een apart doel ingevoegd over communicatie met demente ouderen. Zie ook bij 10.
11 Doel 2: In diverse fasen van ouderdom én in diverse fasen van mogelijke ouderdomsgebonden ziekten zoals bv dementie. ouderen en zijn naaste informeren en met hen een gesprek over dementie. 12 toevoegen: Kan ICT-toepassingen inzetten in werk of introduceren bij ouderen ter ondersteuning van de communicatie. 13 Toevoegen: Is zich bewust van eigen houding ten aanzien van ouderen en weet deze aan te passen aan een beroepsethische norm en... 14 Kan zich inleven in de specifieke behoeften van ouderen, en toont compassie in gedrag in anticipatie op die behoeften en ten behoeve van erkenning van leed en verlies waarmee ouderen geconfronteerd worden 15 Is in staat invulling te geven aan gezamenlijke besluitvorming met ouderen en hun informele netwerk. 16 bewust van (het blijven ontwikkelen van) eigen …
12 Akkoord.
13 Dat is wel heel algemeen, geldt voor iedere zorgsituatie. 14 Is eerder opgemerkt. Compassie is de vraag, want is tamelijk normatief en bovendien slecht te meten. Daarom niet opgenomen. 15 Shared decision making is opgenomen in leerinhoud en de gelijkwaardigheid in de doelen. 16 Dat is wellicht een algemene doelstelling. Hier gaat het met name om de houding tegenover ouderen.
Competentie 2: leerinhouden 1 Omgevingsfactoren die van invloed zijn op de communicatie met zintuiglijk beperkte ouderen. De inzet van adequate hulpmiddelen bij zintuiglijke problematiek. 2 Zelfs als ouderen geen cognitieve en/of zintuigelijke beperkingen hebben is specifieke communicatietraining nodig, al was het alleen maar dat de verpleegkundige geen 20 onderwerpen in een gesprek moet aansnijden . 3 Bij eerste: Beeldvorming? 4 Bij zintuigelijke veranderingen: Ik vraag me af of dit voldoende is m.b.t. communicatie. Ook verwerking van informatie gebeurt anders bij ouderen en is dus van belang in communicatie. Cognitief functioneren zou hier dus ook onderdeel van kunnen /moeten zijn. 5 Depressie, verslaving
6 Trazag-meetinstrument en de GDS en EDIZ, CSI voor mantelzorgproblemen, GFI, Tilburg frailty indicator 7 Bij verpleeghuiszorg: Thuiszorg= grootste groep Palliatieve en terminale zorg. 8 Kenmerken van de zorg voor de oudere mens en diens kwetsbare situaties (LPSE). 9 Coachende taak m.b.t. grenzen stellen en wensen (als preventieve activiteit).
Competentie 2: rationale
33
1 Inzet hulpmiddelen in doel en leerinhoud toegevoegd.
2 Dat staat er ook: doel 2.
3 Hoort bij wat er staat, niet expliciteren. 4 Ja, maar dat ligt besloten in de doelen.
5 Depressie valt onder stemmingsstoornis bij competentie 1; verslaving daar bij leerinhoud toegevoegd. 6 Er staan voorbeelden van meetinstrumenten, niet alles noemen. 7 Thuiszorg is toegevoegd. Palliatieve zorg en terminale zorg zijn algemeen en niet specifiek voor ouderen. 8 Dat staat bij de rol van zorgverlener. 9 Coaching is algemeen; grenzen stellen toegevoegd.
2x, 1 en 2
1 Bij vraag achter de zorgvraag: zo belangrijk. Ouderen zijn vaak bescheiden en willen niet tot last zijn. 2 Bij achterhalen zorgvraag: Heel belangrijk! Ouderen presenteren hun klachten niet duidelijk en denken vaak dat ze niet mogen zeuren of dat klachten (niet altijd terecht) bij de ouderdom horen! 3 Laatste zin : idem voor informele zorgnetwerk 4 Zintuigelijke..: Ook reuk, smaak en gevoel? gerontechnologie 5 Toevoegen eerste alinea: en deze beeldvorming weet aan te passen aan andere meer neutrale perspectieven over ouderen en ouderdom. Einde eerste stukje : wellicht juist doelgroepdenken daarom ter discussie stellen? 6 Bronnen bij rationale 7 Reflectief vermogen (yess!) 8 Het intermenselijke contact ook.
1 Akkoord. 2 Akkoord.
3 Toegevoegd. 4 Akkoord en technologie is aangevuld. 5 Liever niet de norm voorschrijven, want dat roept ook veel discussie op. Laat dat aan de opleidingen over. Doelgroepdiscussie niet zo helder, maar het stukje is uitgebreid. 6 Ja, vooral t.a.v. attitude. 8 toegevoegd
Competentie 3: kennis 1 Is de mantelzorger alleen een samenwerkingspartner? (principiële vraag is dit) 2 Bij mantelzorg: Hoort hier alleen kennis van andere professionele hulpverleners of ook informele hulpverleners zoals vrijwilligers (bv vrijwillige hulpdiensten, maatjesprojecten, projecten, typen initiatieven als tijd voor elkaar, waarin wederzijdse ondersteuning en binding tussen mensen centraal staat), lotgenotencontact en zelfhulp? 3 Bij ketenzorg: en bestaande zorgprogramma’s 4 kennis van methoden en technieken ter ondersteuning van vrijwilligers in de zorg. 5 Toevoegen: Heeft kennis van beschikbare arrangementen die aangeboden kunnen worden na identificatie van kwetsbaarheid. 6 Toevoegen: doel 3 en casemanagement 7 Toevoegen: zicht op huidige politiek/maatschappelijk landschap en daarin voorgaande trends en ontwikkelingen om de eigen rol t.a.v. zorg aan ouderen daarin te kunnen plaatsen.
1 Niet helder wat bedoeld wordt. 2 Akkoord, informele zorgverleners toegevoegd bij doel.
3 Is toegevoegd bij leerinhoud. 4 Akkoord, toegevoegd als doel. 5 Erg specifiek en contextgebonden; hoort bij doel 1. Hier staat al iets over zorgprogramma's. 6 Staat bij de leerinhoud. 7 Staat bij competentie 6, organisator.
Competentie 3: vaardigheden 1 Welke terminologie hanteren, bijvoorbeeld geïntegreerde zorg? Is het iets om ook modellen als het chronic care model te benoemen? 2 Vaardigheden: Kan ouderen coachen in zelfzorg en ‘verleiden’ tot leefstijlaanpassingen. 3 Kan ouderen/naaste ondersteunen via psychoeducatie 4 Bij opkomen voor: Ik vraag me af of dit de lading dekt. M.i. is het meer dan opkomen, maar ook ‘de spil’ en casemanager zijn in het multidisciplinaire team en het aanspreekpunt vanuit dat team voor de oudere. 5 Samenwerken en patiënt veiligheid? Interprofessioneel samenwerken 6 ook monodisciplinair overleg 7 Doel toevoegen: Kan een coördinerende functie vervullen binnen ketenzorg. 8 kan het sociale netwerk rond ouderen versterken en
34
1 Akkoord, daarover een doel toevoegen bij competentie 6 (doel en leerinhoud). 2 Dat hoort bij competentie 1 en daar staat al genoeg over. 3 Toegevoegd bij gezondheid bevorderen (competentie 5) 4 Dat is wel een discussie. In landelijke kaders wordt ook Healthy Ageing genoemd. Uit dit stuk laten, want het zal het onderwijs niet wezenlijk anders maken. 5 Daar staat al voldoende over. En patiëntveiligheid is expliciet genoemd bij competentie 1 in de rationale. Overigens is dit een algemeen thema. 6 Akkoord. 7 Dat is een algemene doelstelling. De toepassing binnen de ouderenzorg kan door de opleiding worden ingevuld. 8 Akkoord, is als doel toegevoegd.
de vorming van een sociaal netwerk initiëren. 9 als samenwerkingspartner: In dit gebied wordt de positionering van de verpleegkundige gemist. 10 Kan een essentiële bijdrage leveren aan de vernieuwing in de verpleegkundige zorg.
9 Dat is niet echt een doel in de zorg voor ouderen. Het beroepsprofiel staat wel bij de leerinhoud omdat het als referentiekader wel van belang is. 10 Dat is een algemeen doel.
Competentie 3: leerinhouden 1 Rol van de samenleving, wijkgerichte interventies 2 Buddyzorg bij dementie 3 Verpleegkundig specialist ouderenzorg 4 Bovenste zin invoegen: als zorg op afstand en domotica. Shared decision making 5 Eigen regie (ik weet niet of dit hier hoort, maar ik denk wel dat beide termen ergens bij dit competentiegebied naar voren moeten komen) 6 Leerinhoud: sociale kaart gericht op wonen, zorg, welzijn en zingeving. 7 Casemanagement, methoden van netwerkanalyse en netwerkversterking. 8 zie ook verpleegkundige VGG 9 casemanager dementie 10 ook toename van mantelzorgers intramuraal (verplichte zorg). Zie boek van Kirsten Emous De loden mantel 11 niet alleen ziektediagnostiek, maar ook zorgdiagnostiek.
1 Dat is niet specifiek voor ouderen. 2 Idem. 3 Niet van toepassing hier. 4 Staan beiden al bij competentie 2.
5 Staan uitgebreid bij competentie 1, in de doelen en leerinhoud. 6 Wonen, zorg en welzijn zijn toegevoegd bij competentie 6. 7 Casemanagement staat bij leerinhoud, ondersteuning netwerk is toegevoegd in doelen. 8 Het VGG-rapport is een belangrijke inspiratiebron. 9 Casemanagement staat er in. 10 Te specifiek, bij competentie 6 staat een doel over kennis recente ontwikkelingen. 11 Dat is inherent aan klinisch redeneren (competentie 1).
Competentie 3: rationale 1 versterken van de mantelzorg (niet alleen in het kader van ‘over de eigen discipline heenkijken’. Dat is op zichzelf een juiste zin, maar niet perse gevolgd door de zin over mantelzorg), 2 een na laatste zin: Verpleegkundigen in- en extramuraal.
1 Deze zin als nieuwe alinea begonnen om de suggestie weg te nemen.
3 Huisartsen krijgen vaak de regierol toebedeeld die ze niet waar kunnen maken. Ouderen worden bijvoorbeeld zelden na een ziekenhuisopname bezocht om kwetsbaarheid en mogelijke problemen pro-actief te benaderen. Met ondersteuning in bijvoorbeeld wijkgerichte teams kunnen we hier beter handen en voeten aan geven. De wijkverpleegkundige terug in de huisartsenzorg en meer op de kaart in de verpleegkundige opleidingen. 4 de verpleegkundige in de eerstelijnszorg
3 Zoals het er nu staat lijkt het me strategisch juist. Eerst die belangrijke rol maar eens waarmaken.
5 dienen daarin een belangrijke rol in te spelen (beetje stelliger, dus…)
5 Akkoord
2 Het is niet nodig dit toe te voegen.
4 Toegevoegd
Competentie 4: kennis 1 De doelstellingen zoals beschreven in Leren van de toekomst (1) zijn hier van toepassing. Welke worden bedoeld? Het is voor mij zo moeilijk te beoordelen. Hier wordt het verschil tussen mbo en hbo minder goed duidelijk. Vanuit de nieuwe competentieprofielen doet de mbo-er geen onderzoek en de hbo-er praktijkgericht onderzoek. Zoals we besproken hebben snap ik dat de competenties
35
1 Het verschil tussen mbo en hbo wordt elders beschreven.
niet zo zeer centraal staan maar wat er t.a.v. gerontologie en geriatrie geleerd moet worden en de rol van reflectieve professional is hier overstijgend en niet specifiek in te richten voor G en G 2 Juist bij ouderen reflectie op afweging tussen diverse kennisbronnen vanuit brede definitie van EBP (zie o.a. publicatie Munten e.a., 2006) van belang; hoe maken verpleegkundigen deze afweging, wat weegt hoe mee en hoe in relatie tot gezamenlijke besluitvorming en empowerment en eigen regie van ouderen?
2 Toegevoegd in de rationale.
Competentie 4: vaardigheden 1 Kan de toepasbaarheid van EBP kritisch beschouwen in relatie tot de aanwezige problematiek en de grenzen ervan benoemen, mede in relatie tot het levensperspectief van de ouderen en de kwaliteit van leven.
1 Dat is een algemeen doel. In de rationale is daar iets over toegevoegd.
Competentie 4: leerinhouden 1 En reflectieve praktijkvoering toevoegen?
1 Dat is algemene kennis/vaardigheid.
2 Bij meetinstrumenten: Ook patient stories en andere, eerder kwalitatieve methoden, die gericht zijn op in kaart brengen van perspectief oudere.
2 Patient stories zijn juist individugericht en van een andere orde. Hier staan geen methoden en dus ook geen kwantitatieve en kwalitatieve methoden. Meetinstrumenten zijn wel genoemd omdat het belangrijk is goede instrumenten te gebruiken, juist ook bij ouderen. 3 EBP is ook: het perspectief van de hulpvrager meenemen in de besluitvorming. Daarover is wel iets toegevoegd aan de rationale.
3 En reflectieve praktijkvoering toevoegen? Zeker doen! In mijn ogen hoort bij EPB ook het in staat zijn het perspectief van ouderen te integreren in het handelen. (Ervaringskennis van ouderen is nl. ook een bron van kennis). 4 Tijdschriften op het gebied van ouderenzorg. Het toe kunnen passen van EBP. Een vraag vanuit de praktijk kunnen formuleren in een PICO. Een PICO kunnen formuleren, uitwerken en bevindingen vanuit de literatuur/theorie kunnen toepassen in de praktijk. 5 Aanvullen met leerinhouden onderzoek over inzet van kennis van oudere zorgvragers zelf, shared decision making etc.
4 Dat zijn allemaal algemene doelen.
5 Bij leerinhoud staat al actuele informatie uit peer reviewed bladen. Dat is voldoende.
Competentie 4: rationale 1 Wel vraag ik me af of dit specifiek is voor een dergelijk programma gericht op ouderen. Zijn dit geen generieke vaardigheden die we van hbo-verpleegkundigen mogen verwachten, ongeacht zorgcategorie of werkveld? 2 Zie boek Ouderenzorg van Sue Brown, vertaald en bewerkt door Robbert Gobbens (2010) van Pearson Education, en Gerontological nursing van Patricia A. Tabloski (Pearson Education, 2006). Gebeurt al volop binnen de CHE te Ede. 3 Professioneel verplegen is gebaseerd op het vertalen van onderzoek voor gebruik in de praktijk: is smalle opvatting van EBP; brede opvatting EBP juist bij ouderen in relatie tot levenskwaliteit relevant. Zie opmerking hierboven. Hbo-er moet juist in staat zijn tot klinische besluitvorming vanuit meerdere perspectieven: wensen en voorkeuren zorgvragers, zorgethische argumentatie vorm te geven en de praktijk daarover te informeren en beïnvloeden, ook op doelgroepniveau.
36
1 Ja, maar daarom hoeven we hier geen nieuwe doelen te beschrijven. In de leerinhouden wordt een richting aangegeven. 2 Boekenkeuze is vrij voor de opleiding.
3 Akkoord, er is een alinea over toegevoegd.
4 gebaseerd op ……….. (bijv. WHO-definitie in aangepaste vorm) en het …
4 het gaat hier om de competentie Reflectieve professional en dit is wat in het rapport Leren van de toekomst staat.
Competentie 5: kennis 1 Hier mis ik kennis van de sociale kaart.
1 Staat bij competentie 3, samenwerkingspartner.
2 Toevoegen: Heeft kennis van epidemiologie. 3 Heeft kennis van GVO-theorieën. 4 Heeft kennis van ouderenmishandeling
2 Hoort bij competentie 4 en is algemene kennis. 3 Is algemene kennis. 4 Staat er al in.
5 Heeft kennis van het voorkomen van ouderenmishandeling en de stappen die na signalering gezet moeten worden. 6 Laatste doel: En toe kunnen passen.
5 Zie 4.
7 Kennis modellen om gezond gedrag te bevorderen/preventie. 8 over niet pluis gevoel: boek Gezond ouder worden voor dummies boek De verpleegkundige in de geriatrie van Saskia Danen en Ton Vermeij (2012) 9 Doel toevoegen: Heeft kennis van meetinstrumenten om de zelfredzaamheid bij ouderen te identificeren. Heeft kennis van verschillende GVO-modellen. 10 Toevoegen: Heeft kennis van beschikbare arrangementen die aangeboden kunnen worden na identificatie van kwetsbaarheid. 11 Toevoegen doel 1: En leefstijlgerichte preventie bij ouderen 12 om (kwetsbare) vervangen door: de kwetsbare situaties van ouderen
7 Is algemene kennis.
6 Daarover staat ook al iets bij competentie 1.
8 Deze informatie hoort niet in dit kaderstuk.
9 Daar staat al iets over bij competentie 1; GVO is algemene kennis. 10 Daar staat al iets over bij competentie 6, de organisator. 11 Akkoord. 12 Het gaat om de kwetsbare oudere; daar hoort de omgeving uiteraard bij, maar het gaat niet om de situatie.
Competentie 5: vaardigheden 1 herkennen en neemt passende maatregelen: Ook hier een verschil in mbo en hbo. De mbo-er geeft vooral individuele voorlichting terwijl de hbo-er ook aan groepen voorlichting moet kunnen geven. Hier horen andere kennis en vaardigheden bij, zoals groepsprocessen, vakdidactiek , maken van zorgprogramma’s etc. 2 Bij doel 1: (groepsvoorlichting?) 3 Bij doel 2: (individuele voorlichting) 4 Bij 3: herkennen en passende maatregelen nemen 5 Kan motivational interviewing toepassen specifiek gericht op ouderen. 6 Kan collectieve voorlichting geven gericht op het anticiperen van risicofactoren. 7 Bij ouderenmishandeling: vormen, zie landelijk platform bestrijding ouderenmishandeling (2006). En kent de risicofactoren 8 ouderenmishandeling 6 vormen: zie landelijk platform bestrijding ouderenmishandeling (2006) herkennen en neemt passende maatregelen En kent de risicofactoren.
1 Dat moet nog verwerkt worden en duidelijk worden beschreven.
2 Zoals beschreven is het breed genoeg. 3 Idem. 4 Dat staat er al. 5 Is bij competentie 2 toegevoegd. 6 Dat is algemene kennis. 7 Dit is specifieke informatie. Herkennen van risicosituaties moet aan de hand van risicofactoren gebeuren; dat staat er impliciet al. Ouderenmishandeling is toegevoegd. De rest moet iedere opleiding zelf uitwerken.
Competentie 5: leerinhouden 1 Herstelgerichte zorg toevoegen
1 Hoort niet hier en staat al bij competentie 1.
2 Toolkit voor preventie ouderenproblematiek: is dit hetzelfde als wat staat beschreven bij zorgverlener? Bijvoorbeeld, de verschillende instrumenten die worden
2 Hoort niet hier en staat (in andere woorden) bij competentie 1.
37
gebruikt om kwetsbare ouderen te signaleren? 3 Preventie van ouderenmishandeling: maar ook hoe te handelen als er sprake is van ouderenmishandeling: Hangt van definitie van preventie af . 4 het dilemma tussen vraaggerichte zorg en bemoeizorg: is op de hoogte van preventieve taken /activiteiten gemeenten en 0e lijn met betrekking tot ouderen. is op de hoogte van preventieve taken / activiteiten gemeenten en 0e lijn met betrekking tot ouderen. Inrichten van een veilige leefbare omgeving (evt. met domotica) 5 Toevoegen bovenaan: En wensen. 6 Toevoegen: Kennis van systeemtheorie, stress-coping theorie en preventietheorie. 7 kwaliteit van leven criterium autonomie 8 Doel 2 preventieve interventies aanbieden en samen met hen uitvoeren. 9 Ondersteunen mantelzorger (hoort dat hier?) 10 Toevoegen: Hier ook iets van samenzorg? 11 Iets van leefstijlprogramma’s voor ouderen 12 Iets van zelfmanagement 13 Iets van meten van ervaren kwaliteit van leven e.d.?
3 Dat zou dan bij 1 horen, niet bij deze competentie.
4 Eerste deel: algemene kennis Bij de competentie betreffende de organisator staan doelen m.b.t. organisatie van zorg.
5 Niet van toepassing. 6 Is algemene kennis. 7 Niet van toepassing. 8 Is veranderd. 9 Nee, is verwijderd en staat al elders. 10 Nee, daar staat bij competentie 2 al wat over. 11 Nee algemeen houden. 13 Staat elders. 14 Staat elders.
Competentie 5: rationale 1 Deze zinnen suggereren ollectieve/groepsvoorlichting. (Weten we overigens of deze effectief zijn?) De leerinhouden hebben ook betrekking op individuele voorlichting. 2 op mantelzorgers/ vertegenwoordigers
1 Daar staat niets over de vorm waarin de voorlichting moet worden gegeven. Het is aan de opleidingen wat ze precies waar aanbieden.
3 Maar ook het tijdig benutten van wilsbekwaamheid om grenzen te kunnen benoemen.
3 Niet specifiek voor ouderen; grenzen staan al genoemd bij de rol van communicator.
2 Akkoord
Competentie 6: kennis 1 Bij verpleeghuisopname: Ook hier verschil mbo en hbo: hbo moet ook gericht zijn op organisatieprocessen, welke invloed ze kunnen uitoefenen op beleid, bepalen van beleid rondom ouderenzorg of mantelzorg etc. 2 Heeft kennis van de invloed van SES op mogelijkheden in de opvolging van adviezen e.d. 3 Kennis indicatiesteling/financiering van zorg aan ouderen? 4 Doel 2: intra en extramuraal kennis van de sociale kaart heeft kennis van zorgarrangementen
1 Terechte opmerking, nemen we mee in de verdere discussie.
5 Kennis van determinanten van zorggebruik
2 Dat hoort niet bij de competenties van de organisator Daarover staat (niet expliciet) iets in competentie 1. 3 Indicatiestelling is te zien als actuele zaak; financiering is toegevoegd. 4 Dat geldt algemeen. 5 Staat bij competentie 2. 6 Is als doel kennis van wonen, zorg en welzijn toegevoegd. 7 Niet van toepassing.
6 Let op: HA is meer dan voorlichting geven!
8 Niet duidelijk wat wordt bedoeld.
Competentie 6: vaardigheden 1 Coaching? Gezien de leerinhouden 2 Consulteren en verwijzen (dit is een gespreksvaardigheid die midden tussen kennisgebieden in stond). 3 Bij overgang instellingen: Heeft een erg intramuraal karakter. In de toekomst zal de zorg voor ouderen ook steeds meer extramuraal plaatsvinden, wat specifieke vaardigheden van de verpleegkundige vraagt, zoals het verbinding leggen tussen verschillende zorgorganisaties (i.p.v. alleen bij te dragen aan overgang van ene naar
38
1 Algemene kennis. 2 Staat bij competentie 3.
3 Thuissituatie is toegevoegd.
andere organisatie). 4 Het gaat hier mijns inziens vaak mis omdat het organisatie overstijgend is. Goede communicatie en afstemming lijkt essentieel. Casemanager of persoon die transitie bewaakt. 5 Hier ook punt van samenzorg en inter- en multidisciplinair overleg regelen/opzetten noemen. Competentie 6: leerinhouden 1 Financiering en organisatie van zorg toevoegen? 2 Financiering van zorg voor ouderen: AOW, WMO, AWBZ, ZVW, WGBO 3 Bij WGBO: Welzijn nieuwe stijl met de acht bakens? Financiering en organisatie van zorg toevoegen? 4 Bij VMS: De inhoud van het programma kwetsbare oudere kan tot lesinhoud behoren. Nu vaak alleen in het ziekenhuis; de uitvoering. Belangrijke taak voor opleiding is kennis van wat, waarom en hoe. Programma ouderenzorg. Competentie 6: rationale 1 Fysieke en sociale/sociaaleconomische omgeving? Invloed levensbeschouwing 2 Inderdaad. Ik zie dat nog niet heel concreet altijd terug in bovenstaande uitwerking, zoals invloed context en continuïteit zorg. 3 Dat gebeurt altijd in een bepaalde context: wat wordt hier precies bedoeld? De zorgcontext? Beleidscontext? Politiek maatschappelijke context? Die is bepalend voor wat er wel en niet kan in de zorg.Context als sterk beïnvloedende factor lijkt me een belangrijke notie, maar bepalend…? 4 context afspeelt en begrenst en Competentie 7: leerinhouden 1 Leerinhoud, ook: hoe kun je dit doen; de vaardigheid. Hoe signaleer je een verbeterpunt en hoe kan dit verbolgens omgezet worden in een kwaliteitsverbeterproject? 2 Bij beleid: Bijvoorbeeld Nationaal Programma Ouderenzorg 3 Hier mis ik nog kosteneffectief werken!
4 Ja, maar daarom moet het ook in het curriculum worden opgenomen.
5 Staat bij competentie 3.
1 Akkoord, is als doelstelling toegevoegd. 2 Zie 1. ZVW is toegevoegd. 3 zie 1 en 2. Financiering is toegevoegd. 4 Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO) toegevoegd.
1 Staat er zo voldoende. 2 Dat is beschreven bij de vorige competenties.
3 Tekst iets afgezwakt.
Hier staat al dat de context bepaalt wat wel en niet kan, dat is de grens. 1 Dat is een algemene vaardigheid.
2 Is toegevoegd bij competentie 6. 3 Dat zou bij competentie 6 moeten; is daar toegevoegd.
4 Toevoegen: thuiszorg
4 Is toegevoegd bij competentie 1.
5 Levert een bijdrage aan de implementatie van beroepsinnovatie ouderenzorg in de beroepspraktijk. 6 Kwaliteitsbewaking van de zorg in teams met verzorgenden (en vrijwilligers). 7 Ook zou ik aandacht schenken aan modellen om naar kwaliteitsverbetering te kijken. ISO-normering in de zorg neemt zijn vlucht. Zijn ook nieuwe rapporten over verschenen. 8 Juist in relatie tot zorg aan ouderen zijn er veel specifieke innovaties en kwaliteitstrajecten, zoals de verschuiving van institutionele zorg naar allerlei andere verschillende woonzorgvormen (kleinschalig wonen, vormen van mantelzorg in combi formele zorg,
5 Akkoord, is toegevoegd.
39
6 Is te specifiek. 7 Is te algemeen.
8 Dit is zo veel mogelijk een tijdloos document. Elders, bij competentie 6) is wel wonen, zorg en welzijn als doel opgenomen.
zorgorganisaties in transitie etc. etc..). Het lijkt me toch zinvol deze meer concreet te benoemen. 9 zorginstellingen en in de thuissituatie
9 Thuiszorginstellingen zijn toch ook zorginstellingen?
Competentie 7: rationale 1 Eerste zin: Idem als eerder. Voor de leesbaarheid is het prettig om ze toch te beschrijven. In mijn document over Leren van de toekomst van V&V2020 staan ze niet beschreven….Heb ik de verkeerde? dit geldt natuurlijk voor alle competenties….) De rol van de hbo-verpleegkundige wordt krachtiger neergezet in de VVT (Actiz en o.a. NHL werken hier hard aan mee). Opvallend in de zorg voor ouderen is doordat dit een pioniersfunctie is dat samenwerking en netwerkvorming zeer belangrijk zijn. Daarnaast in het kader van beroepsinnovatie zien we dit er op het gebied van profilering en positionering ook nog heel wat moet gebeuren. Ik pleit ervoor om dit competentiegebied toch meer te specificeren. 2 Wat geldt als algemeen kader voor verpleegkundigen is niet anders dan wat geldt ten aanzien van de zorg voor ouderen. punt van discussie…. Geldt in feite voor alle competenties (los van de kennisinhouden) dat ze in wezen niet anders zijn, maar toch voelen we de noodzaak voor ouderen wel te specificeren… zou ik dan hier vanuit beeldvormingsargumenten ook prefereren.
1 De rol van de professional als kwaliteitsbevorderaar is in de zorg voor ouderen niet anders dan bij andere patiëntengroepen. Daarom is die hier niet verder uitgewerkt. Dat het een belangrijke rol is, staat niet ter discussie.
1 Hier verandert het document van toon. Ik zou hier een verbindende paragraaf met het voorgaande aan toe willen voegen. Nu lijken het eerste deel en dit deel bijna afzonderlijke documenten. 2 Trek gezamenlijk op als onderwijsorganisaties. 3 Ontwikkel landelijk modules/curriculumonderdelen voor de hbo-v’s en doe dit ook voor de ROC’s. Betrek hierin ook de zorgorganisaties (care en cure) en de belangenbehartigers van ouderen en mantelzorgers en experts op het terrein van de gerontologie en geriatrie (wetenschap). Sluit hierbij aan op state of the art en evidence based kennis. 4 Organiseer de staf zodanig dat een groep docenten verantwoordelijk is voor de inhoud van het curriculum ten aanzien van de zorg aan ouderen: Zinvol is waarschijnlijk dat naast verpleegkundige docenten deze groep ook bestaat uit andere experts (zoals ouderenpsycholoog). 5 Zorg dat geriatrie verpleegkundigen als gastdocenten worden ingeschakeld en probeer vooral ook jonge verpleegkundigen in te schakelen. Schakel de oudere zelf ook in als ervaringsdeskundige! 6 Studenten kunnen interessante bijeenkomsten organiseren voor ouderen, ouderen kunnen een panel vormen en op die manier het onderwijs verlevendigen bijvoorbeeld. Precies. En ook in de praktijk of leefomgeving van de oudere zelf studenten kennis laten maken met ouderen. 7 Aanvullende aanbeveling zou kunnen zijn om samen te werken met de toegepaste gerontologie-opleidingen, zoals binnen Windesheim en Fontys bestaan.
1 Akkoord.
2 Zie hierboven. Inderdaad geldt dat voor alle competenties. In dit kader zijn met name specifieke doelen en leerinhouden beschreven.
Aanbevelingen
40
2 Akkoord. 3 Discussie; punt voor invitational conference.
4 Akkoord, maar er staat ook dat het docenten moeten zijn en niet verpleegkunde docenten.
5 Akkoord, invoegen.
6 Akkoord.
7 Dat hoort niet zozeer in dit document omdat dat lang niet overal geldt.
8 Welke concrete ideeën hebben jullie t.a.v. het implementeren van dergelijke adviezen en het monitoren van deze implementatie binnen de verschillende curricula van hbo-v’s? 9 Van belang is vooral hoe studenten de ouderen en ouderenzorg tegenkomen; de opleiding kan dit zodanig inrichten dat ouderenzorg niet gelijk staat met verlenen basiszorg, maar dat studenten vooral de overstijgende en uitdagende verpleegkundige taken in de ouderenzorg tegenkomen in het onderwijs, zoals managen multicomorbiditeit etc. 10 Bij 2: Verpleegkundig specialisten geriatrie praktijkverpleegkundigen ouderenzorg, NP en PA-ers. 11 Ouderen aan het woord laten. Ervaringsverhalen en films, zoals Amour etc. Ook gerontopsychiatrie ? 12 Stageplaatsen op hbo-niveau zijn belangrijk. Rolmodellen in de stage. Velen worden begeleid door niveau 3 en 4 en krijgen hoofdzakelijk basiszorg in jaar 1 te zien. Ervaring is dat 80% het wel gezien heeft in het verpleeghuis, omdat ze zich wasautomaten noemen. Interessante stageplaatsen zijn van groot belang. 13 Ouderenzorg niet alleen in 1 module stoppen. Combi maken van chronisch zieken en geriatrie in 1e jaar hbo, 2e jaar verdieping, in 3e jaar projectonderwijs en in 4e jaar uitstroomprofiel chronisch zieken en ouderen met afstudeeropdrachten vanuit instellingen. 14 Stimuleer docenten om bv. 1x per jaar een activiteit te organiseren voor ouderen waaraan docenten en studenten vrijwillig deelnemen. 15 En ervaringsdeskundigen (ouderen zelf).
8 Wellicht is het belangrijk te vermelden dat dit document zijn weg moet vinden binnen de uitwerking van het nieuwe beroepsprofiel.
16 bij 2 adviesgroep, waarin ouderenparticipatie een voorwaarde is, regelmatig 17 studenten voor de menselijke kant van het vak.
16 Akkoord
18 Oplossing…. zie de oudere als mens met kenmerkende kwetsbaarheden.
18 Dit stukje gaat over de organisatie van het onderwijs waarin iets moet veranderen. Dit hele document gaat over de kenmerken van ouderen.
1 Aanvullend: Met zorg ouder worden van het SCP en Het belang van wederkerigheid van RvZ zijn ook interessante documenten ter onderbouwing. 2 Mogelijk ook Kamerbrief van min. VWS uit 2011, Zorg en ondersteuning in de buurt van SCP (Mirjam de Klerk, 2011) en Zorg in de laatste jaren: zorggebruik in verzorgings- en verpleeghuizen.
1,2,3: Alle suggesties zullen als aanvulling worden meegenomen.
9 Akkoord, toevoegen.
10 Daar gaat dit kader niet over. 11 Akkoord.
12 Akkoord.
13 De gedachte van spreiding door de jaren is inderdaad opgenomen.
14 Akkoord.
15 Is toegevoegd.
17 Niet specifiek.
Bronnen
3 Bij 2 Uitkomsten van onderzoeken betwijfelen effect van deze bezoeken. Wel effect van praktijkvpk ouderenzorg en of POH-ers. Bij 4: Buurtzorgconcept komt de kwaliteit van zorg en leven ten goede.
41
Bijlage 2: Overzicht van deelnemers aan een eerste bijeenkomst met vertegenwoordigers vanuit het MBO Alice Bakker Ron van Beek Jose Bussmann Germieke Quist Ans van der Weide Coby Willems
ROC Flevoland ROC Flevoland Vitalis college Breda V&Vn afdeling geriatrie Vitaliscollege Breda ROC Twente
42
Referenties (1) Lambregts J, Grotendorst A editors. Leren van de toekomst, verpleegkundigen en verzorgenden 2020. Houten: Bohn Stafleu van Lochem; 2012. (2) Campen Cv, Broese van Groenau M, Deeg, D, Iedema, J. Met zorg ouder worden. 2013;978 90 377 0626 0. (3) Kemp van der S, Poortvliet P. Preventieve gezondheidszorg voor ouderen. 2012;BA4019. (4) Ministerie VWS. Langer thuis blijven wonen met hulp wijkverpleegkundigen. 2012; Available at: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ouderenzorg/ouderen-langer-zelfstandig-wonen, 2013. (5) Ministerie VWS. Ouderenbeleid in het perspectief van de vergrijzing. 2005. (6) Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Redzaam ouder. Zorg voor niet-redzame ouderen vraagt om voorzorg door iedereen’. 2012;publicatienummer 12/05. (7) Vilans. EU-Kwaliteitskader voor Langdurige Zorg 2012. (8) de Bont M, van Haaren E, Rosendal H, Wigboldus M. Expertisegebied wijkverpleegkundige. 2012. (9) van Velsen T, Gloudemans M. Competentieprofiel HBO Verpleegkunde gerontologie - Geriatrie (HBO-VGG). 2012. (10) Leergemeenschap geriatrie. Richtlijn gerontologische en geriatrische zorgaspecten in het basis curriculum bachelor-verpleegkunde. 2010. (11) Hartford institute for geriatric nursing. Recommended Baccalaureate Competencies and Curricular Guidelines for the Nursing Care of Older Adults. 2010. (12) Caring for an aging America: a guide for nursing faculty. 206. (13) CSO N, Zon MW. Toekomstige ouderenzorg; kernwaarden opbrengsten en perspectief. 2012. (14) Calibris. Kwalificatie dossier Mbo-Verpleegkundige. 2014;Cebronr 79140. (15) Gezondheidsraad. Preventie bij ouderen: focus op zelfredzaamheid. 2009;2009/7.
43