Originele Gebruikershandleiding
CENTRIFUGAALPOMPEN ► Norm Centrifugaalpomp
TYPE :
NCM, NCMK, NCMA, NCL, NCLA, NCLX, NCLV, NHP, MAR MCI, CHEM (-C), MCIV, NCLD, VX, UHN, ULN
Ordernummer
:
Uitgave
: CF-NCP-01/2013-1.0-NL
Type
:
Artikelnummer :
Serienummer
:
Code
: OG-NCP
Lees deze gebruikershandleiding aandachtig door en neem kennis van de inhoud voordat men de pomp in gebruik stelt of er onderhoud aan pleegt. Technische wijzigingen voorbehouden
Inhoudsopgave EG - Verklaring van Overeenstemming (2006/42/EG)
4
EG - Verklaring van Overeenstemming (2009/125EG)
5
Inbouwverklaring
6
Inleiding
7
1.
Algemeen
7
1.1 1.2 1.3 1.4
8 8 9 9
2.
3.
4.
Inleiding Garantie Service en ondersteuning Uitvoeringen
Veiligheid
11
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
11 11 11 12 12 13 13 13
Verklaring van veiligheidsaanduidingen Kwalificatie en opleiding personeel Gevaren verbonden aan het niet opvolgen van veiligheidsinstructies Veiligheidsbewust werken Veiligheidsinstructies voor bedrijfsleiding en het bedienend personeel Veiligheidsinstructies voor inspectie-, onderhouds- en montagewerkzaamheden Modificaties aan pomp, pompgroep en onderdelen zonder toestemming Specifieke aanwijzingen voor het werken met centrifugaalpompen
Transport en opslag
14
3.1 3.2 3.3
14 14 15 15 16
Controle geleverde goederen Transport Opslag - Algemeen - Conservering
Algemeen bedrijfsvoorschrift voor centrifugaalpompen
16
4.1 4.2 4.3
16 17 17 18 18 20 20 20 21 22 22 23 24 24 24 25 25 25 26 26 27
4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
4.9 4.10
Markering Typeaanduiding Ecodesign Minimum Rendementseisen Water Pompen - Introductie - Uitvoering Richtlijn 2009/125/EG - Energie Efficiënte Pomp selectie - Toepassingsgebied van Richtlijn 2009/125/EG - Productinformatie Opstelling Uitlijning koppeling & controle snaaraandrijving Demontage/montage beschermkap Aansluiting elektrische aandrijving Leidingwerk - Algemeen - Zuigleiding - Persleiding - Speciale aansluitingen Geluidsreducerende opstelling In- en uitbedrijfstelling - Inbedrijfstelling - Uitbedrijfstelling
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 2 van 48
4.11
Onderhoud - Controle tijdens bedrijf - Aslagering - Smeermiddelen - Asafdichtingen - Revisie advies - Storing en storingsoorzaak
27 27 28 28 29 29 31
5.
Veiligheidsverklaring Pompen
6.
Aanvullende veiligheids- en bedrijfsvoorschriften voor elektro- en verbrandingsmotoren 34 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11 6.12
7.
Algemeen Toepassing volgens de voorschriften Transport en opslag Opstelling- en montagevoorschriften Vermogensafname Elektrische aansluiting Inbedrijfstelling Inspectie / Onderhoud Lager- en smeertabellen Motorstoringen Verbrandingsmotoren Aansluitschema‟s elektromotoren
Aantekeningen
33
34 34 34 34 35 35 36 36 37 39 40 40 44
Vertaling Deze gebruikershandleiding is het originele document en geen vertaling. Bij levering in landen van de EU moet de gebruikershandleiding in de taal van het land van de gebruiker worden vertaald. Voor een vertaling van deze gebruikershandleiding neem contact op met Verder B.V. Copyright (Auteursrecht) Verstrekking aan derden is, evenals vermenigvuldiging van dit document en het te gelde maken van de inhoud ervan, voor zover niet uitdrukkelijk toegestaan, verboden. Overtreding hiervan verplicht tot schadevergoeding Alle rechten voorbehouden
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 3 van 48
EG – VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING (volgens Bijlage II.1.A van de Machinerichtlijn 2006/42/EG) Fabrikant Verder B.V. Leningradweg 5 9723 TP Groningen Nederland
Wij verklaren hierbij dat :
De volgende productgroep uitgevoerd als machine (pomp geleverd met aandrijving) in overeenstemming zijn met alle toepasselijke bepalingen van de richtlijnen en, in voorkomend geval, met de geharmoniseerde normen of delen van deze normen, welke zijn aangegeven in deze verklaring.
Productgroep
Type
: Norm Centrifugaalpomp (NCP) :
NCM, NCMK, NCMA, NCL, NCLA, NCLX, NCLV, NHP, MAR, MCI, CHEM (-C), MCIV, NCLD, VX, UHN, ULN
Technisch Dossier (TD) : Ordernummer fabrikant (zie voorblad gebruikershandleiding) Richtlijnen
: De volgende Europese Richtlijnen zijn van toepassing
Normen
2006/42/EG 2004/108/EG
: Machinerichtlijn : EMC-richtlijn
: De volgende geharmoniseerde Normen zijn van toepassing
NEN-EN 809 Algemene veiligheidseisen : Pompen en pompeenheden voor vloeistoffen
NEN-EN-ISO 12100:2010 Veiligheid van machines : Basisbegrippen voor ontwerp - Risicobeoordeling en risicoreductie.
De pompgroepen (machine) waarop deze verklaring betrekking heeft mogen pas in gebruik worden gesteld nadat deze op de door de fabrikant voorgeschreven wijze zijn geïnstalleerd en , in voorkomend geval, nadat het totale systeem waarvan deze pompen deel uitmaken, geheel in overeenstemming met de bepalingen van Richtlijn 2006/42/EG is gebracht.
Plaats Datum
: Groningen : 01-01-2013
Naam Functie
Handtekening :
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 4 van 48
: Robert Jan Kooke : Kwaliteitsmanager
EG – VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING (volgens Bijlage VI van de Richtlijn 2009/125/EG en verordening (EU) nr. 547/2012 betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterpompen) Fabrikant Verder B.V. Leningradweg 5 9723 TP Groningen Nederland
Wij verklaren hierbij dat : De volgende productgroep uitgevoerd als gedeeltelijke voltooide pomp of machine (pomp geleverd met aandrijving) in overeenstemming zijn met alle toepasselijke bepalingen van de richtlijn 2009/125/EG en verordening (EU) nr. 547/2012 en de standaard norm, welke staat aangegeven in deze verklaring.
Productgroep
Type
: Norm Centrifugaalpomp (NCP) :
Richtlijnen
NCM, NCMK, NCMA, NCL, NCLA, NCLX, NCLV, NHP, MAR, MCI, CHEM (-C), MCIV, NCLD, VX, UHN, ULN : De volgende Europese Richtlijnen zijn van toepassing
Normen
: Ecodesign
: De volgende standaard Norm is van toepassing
Plaats Datum
2009/125/EG
: Groningen : 01-01-2013
NEN-EN 16480:2012 Pompen – Minimale vereiste rendement van centrifugaalpompen voor water
Naam Functie
Handtekening :
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 5 van 48
: Robert Jan Kooke : Kwaliteitsmanager
INBOUWVERKLARING (volgens Bijlage II.1.B van de Machinerichtlijn 2006/42/EG) Fabrikant Verder B.V. Leningradweg 5 9723 TP Groningen Nederland
Wij verklaren hierbij dat :
De gedeeltelijke voltooide pompen van de volgende productgroep in overeenstemming zijn met alle toepasselijke bepalingen van de richtlijn en, in voorkomend geval, met de geharmoniseerde normen of delen van deze normen, welke zijn aangegeven in deze verklaring.
Productgroep
Type
: Norm Centrifugaalpomp (NCP) :
NCM, NCMK, NCMA, NCL, NCLA, NCLX, NCLV, NHP, MAR, MCI, CHEM (-C), MCIV, NCLD, VX, UHN, ULN
Technisch Dossier (TD) : Ordernummer fabrikant (zie voorblad gebruikershandleiding) Richtlijnen
: De volgende Europese Richtlijnen zijn van toepassing
Normen
2006/42/EG
: Machinerichtlijn
: De volgende geharmoniseerde Normen zijn van toepassing
NEN-EN 809 Algemene veiligheidseisen : Pompen en pompeenheden voor vloeistoffen
NEN-EN-ISO 12100:2010 Veiligheid van machines : Basisbegrippen voor ontwerp - Risicobeoordeling en risicoreductie.
En dat deze bestemd zijn om af te bouwen van het gespecificeerde type tot een volledige pompgroep en op grond van de Richtlijn 2006/42/EG pas in gebruik mag worden genomen nadat de gehele machine, in overeenstemming met de richtlijn is gebracht en verklaard.
Plaats Datum
: Groningen : 01-01-2013
Naam Functie
Handtekening :
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 6 van 48
: Robert Jan Kooke : Kwaliteitsmanager
Inleiding Deze gebruikershandleiding geeft de meest belangrijke informatie over de Norm Centrifugaalpompen en is opgesteld volgens NEN 5509 (gebruikershandleidingen : Inhoud, structuur, formulering en presentatie) en is bestemd voor gebruikers en installateurs met enige kennis van installatie en het gebruik van pompen, pompgroepen en –installaties. Houdt U altijd aan deze instructies! Gedetailleerde gegevens van de pomp of aandrijving als bijvoorbeeld doorsnedentekening, lijst met reserveonderdelen, de- en montage-instructies zijn vermeld in de specifieke gebruikershandleiding van de pomp of aandrijving. Zie ook het overzicht van toepassing zijnde documenten in deze inleiding. Deze kunnen indien nodig worden bijbesteld. Deze gebruikershandleiding dient altijd in de buurt van de werkplek van het product of samen met het product bewaard te worden! Deze gebruikershandleiding is bedoeld om op eenvoudige wijze vertrouwd te raken met het product en het toelaatbare gebruik daarvan en om zo mee te helpen te voldoen aan de veiligheidseisen. De instructies houden niet noodzakelijk rekening met de plaatselijke voorschriften. Zorg ervoor dat dergelijke voorschriften door iedereen worden opgevolgd, inclusief die personen die het product installeren. Reparatiewerkzaamheden altijd afstemmen met het bedieningspersoneel en neem alle plaatselijke veiligheidseisen en van toepassing zijnde veiligheids-, gezondheids- en wettelijke voorschriften in acht. Deze gebruikershandleiding moet gelezen worden voordat de pomp of pompgroep geïnstalleerd, bestuurt, gebruikt en onderhouden wordt, waar ook ter wereld en in overeenstemming met de meegeleverde gebruikershandleiding. De pomp of pompgroep mag niet gebruikt worden totdat aan alle voorwaarden met betrekking tot veiligheid voldaan is. Het negeren en niet toepassen van de huidige gebruikershandleiding wordt als misbruik gezien. Lichamelijk letsel, productschade, vertraging of storingen veroorzaakt door misbruik vallen niet onder de garantie van Verder B.V.! Documenten welke ook van toepassing zijn bij de Norm Centrifugaalpompen zijn : Document
Doel
Aanvullende ATEX-handleiding
Bedrijf in explosiegevaarlijke omgeving
Gegevensblad voor order Opstellingstekening cq. maatschets
Technische gegevens, gebruiksvoorwaarden 1)
Opstellingsmaten, aansluitmaten, enz.
Technische beschrijving
Technische gegevens, gebruiksgrenzen
Specifieke gebruikshandleiding
IOM, doorsnedentekening, onderdeelnummers, enz.
Toeleveringsdocumentatie
Technische documentatie voor toeleveringsonderdelen
Pakbon
Gegevens over leveromvang, gewicht, enz.
Conformiteitverklaring, inbouwverklaring
Normconformiteit dat de pomp of pompgroep aan alle eisen van de toepasselijke EG-richtlijn(en) voldoet (zie pagina 4 en 5)
1)
Kan indien nodig worden meegeleverd, wanneer deze is besteld bij opdracht.
Deze gebruikershandleiding is met grote zorgvuldigheid samengesteld om er zeker van te zijn dat er geen onjuistheden in staan of er gegevens ontbreken. De informatie als gegeven in deze gebruikershandleiding is compleet op de datum van druk (zie uitgave op het voorblad van deze gebruikershandleiding). Ondanks alle moeite die Verder B.V. heeft gedaan om correcte en alle noodzakelijke informatie te verstrekken, kan de inhoud van deze gebruikershandleiding onvoldoende lijken en is deze niet gegarandeerd door Verder B.V. wat betreft volledigheid. Verder B.V. behoudt zich het recht voor om zonder kennisgeving elk van haar producten aan te passen of te wijzigen, dit is in lijn met onze werkwijze om onze producten, door middel van onderzoek en ontwikkeling, continue te verbeteren. Dit zonder verplichting om voorgaande modellen overeenkomstig aan te passen. Bezoek onze website voor de nieuwste versie van dit document en voor meer informatie : www.verder.nl
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 7 van 48
1.
Algemeen
1.1
Inleiding De Norm Centrifugaalpompen zijn een uitgebreide serie horizontale en vertikale centrifugaalpompen volgens DIN 24255 (waternormpompen) en ISO 2858, ISO 5199 en DIN 24256 (chemienormpompen). De pomp wordt aangedreven door een standaard IEC motor in B3 (voet), B5 / B14 (flens) of in een combinatie. Het vermogen wordt overgebracht via een elastische koppeling of door een motor met verlengde as of een zogenaamde opsteekas. Het principe van de normpompen is gebaseerd op een roterende beweging van de waaier ten opzicht van een stilstaand pomphuis. De waaier is verbonden met de as en wordt aangedreven door een motor. De vloeistof komt de pomp axiaal binnen in het hart van de waaier. Bij het draaien van de waaier wordt de vloeistof middels de centrifugaalkracht naar buiten geslingerd. Via het uitlaatgedeelte verlaat de vloeistof vervolgens de pomp. In het algemeen zijn deze centrifugaalpompen geschikt voor dunne, schone en licht verontreinigde vloeistoffen, die de pompmaterialen niet aantasten. De maximale toelaatbare systeemdruk en temperatuur en het maximum toerental zijn afhankelijk van het pomptype en de pompuitvoering. Nadere gegevens over de toepassingsmogelijkheden van de geleverde pomp vindt u in de orderbevestiging en/of mee geleverde technische gegevens. Deze gebruikershandleiding verstrekt belangrijke informatie met betrekking tot veiligheid, transport, montage, inbedrijfstelling, onderhoud en storingsvrij functioneren van een pomp of pompgroep (pomp en aandrijving, gemonteerd op een fundatie en voorzien van een elastische koppeling). De gebruikershandleiding is speciaal voor onderhouds- en bedieningspersoneel. Daarom moet dit voorschrift voor montage en inbedrijfstelling grondig gelezen en begrepen worden. Maak u vertrouwd met het gebruik van de pomp en/of pompgroep en volg de gegeven aanwijzingen stipt op! Neem altijd contact op met Verder B.V. wanneer u het systeem/de toepassing wilt veranderen of wanneer u de pomp wilt gebruiken voor het transport van vloeistoffen met andere eigenschappen dan waarvoor de pomp oorspronkelijk is bedoeld! Dit kan gevaar opleveren voor de gebruiker en het systeem! De gebruikershandleiding moet ten allen tijde aanwezig zijn op de plaats waar de pomp of de pompgroep staat opgesteld.
1.2
Garantie Aanspraken op garantie vallen onder de FME/CWM algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden voor de metaal- en de elektronische industrie (gedeponeerd op 19 oktober 1998 onder nr. 119/1998) zoals die van toepassing zijn bij Verder B.V. De garantie vervalt onmiddellijk en van rechtswege indien: service en onderhoud niet strikt volgens de voorschriften zijn uitgevoerd. de pomp niet volgens de voorschriften is geïnstalleerd en in bedrijf gesteld. noodzakelijk reparaties niet door ons personeel zijn uitgevoerd of zijn uitgevoerd zonder dat wij hiervoor schriftelijke toestemming hebben verleend. wijzigingen of aanpassingen aan het geleverde zijn aangebracht zonder dat wij hiervoor schriftelijke toestemming hebben verleend. andere dan originele onderdelen worden gebruikt. andere dan de voorgeschreven additieven of smeermiddelen worden gebruikt. het geleverde niet in overeenstemming met zijn aard en/of bestemming wordt gebruikt. onoordeelkundig, onzorgvuldig, onjuist en/of nalatig wordt omgesprongen met het geleverde. het geleverde defect raakt door een omstandigheid die van buitenaf komt en die buiten onze macht valt. alle slijtdelen zijn van garantie uitgesloten.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 8 van 48
1.3
Service en ondersteuning Deze gebruikershandleiding bevat geen instructies voor het uitvoeren van reparaties en/of bestellen van onderdelen. Voor reparaties kunt u zich wenden tot de afdeling Technical Support , welke voor u reparaties en revisie kan verzorgen. Voor het bestellen van onderdelen kunt u contact opnemen met de afdeling Verkoop binnendienst. De volgende punten dienen bij telefonische of schriftelijke correspondentie te worden opgegeven :
Model en serienummer van pomp of aandrijving (zie typeplaat op de pomp of aandrijving, gegevens staan ook vermeld op de voorpagina van deze gebruikershandleiding). Volledige omschrijving van het defect of de klacht. Reservedelen onder vermelding van model en serienummer pomp (zie typeplaat op de pomp).
Adres :
1.4
Verder B.V. Leningradweg 5 / 9723 TP / Groningen Nederland Telefoon : +31 (0)50 549 59 00 / Telefax : +31 (0)50 549 59 01 E-mail :
[email protected]
Uitvoeringen De Norm Centrifugaalpompen kennen een diversiteit aan uitvoeringen. Deze modellen staan aangegeven in het volgende overzicht. De horizontale pompen bestaan uit de modellen NCM, NCMK, NCMA, NCL, NCLX, MAR, HC, CHEM (-C), HCD, VX, UHN, ULN. De verticale pompen bestaan uit de modellen NCLV en HCV. NCL / NCM / NCMA / NCMK / NCLA / NCLX / NHP / MAR : HAES biedt de NCL als algemene horizontale waternormpomp conform DIN 24255. De NCL is een robuuste kwaliteitspomp die een hoog rendement levert. De pomp kan uitstekend ingezet worden voor het transport van schoon of lichtverontreinigd water. De pomp is ook leverbaar in blokbouwuitvoering (NCM, NCMA, NCMK, MAR). Deze serie is compact gebouwd en kent eveneens een hoog rendement. De NCLX is een waternormpomp die speciaal is ontwikkeld voor het verpompen van gechloreerd zwembadwater. Het pomphuis is vervaardigd uit gietijzer, de waaier wordt standaard uitgevoerd in RVS 316. NCL / NCLA / NHP : Capaciteit max. 1.200 m3/h, opvoerhoogte max. 100 mwk, temperatuur min. 25 0C en max. 140 0C en druk max. 10 bar. NCLX : Capaciteit max. 400 m 3/h, opvoerhoogte max. 100 mwk, temperatuur min. -25 0C en max. 140 0C en druk max. 10 bar. NCM / NCMA / NCMK / MAR : Capaciteit max. 450 m3/h, opvoerhoogte max. 90 mwk, temperatuur max. 140 0C en druk max. 10 bar. Kenmerken horizontale en verticale waternormpompen : Onderlinge uitwisselbaarheid van de onderdelen Verschillende materiaaluitvoeringen leverbaar Verschillende asafdichtingen mogelijk (zowel stopbus als mechanical seal) Back pull-out constructie Genormaliseerde elektromotor Leverbaar in lagerstoel, blokbouw en als verticale insteekpomp
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 9 van 48
NCLV / MCIV : HAES heeft naast de genoemde horizontale pompen de NCLV en HCV als algemene verticale waternormpomp. 3
NCLV / MCIV : Capaciteit max. 900 m /h, opvoerhoogte max. 150 mwk, temperatuur max. 160 0C, druk max. 16 bar en insteeklengte max. 5 m.
MCI / CHEM (-C) : Voor vloeistoftransport in de chemische industrie is de chemienormpomp zeer geschikt. De pomp is conform DIN 24256 / ISO 2858 en geschikt voor het transport van niet en licht verontreinigde vloeistoffen. De HC biedt diverse afdichtingsopties (stopbuspakking en seal) en materiaalopties (gietijzer, RVS). Als kostengunstig alternatief biedt HAES een vereenvoudigde versie van de HC in de RVS 316 uitvoering. Deze CHEMserie is alleen leverbaar met seal of cartridgeseal (CHEM-C). VX : Pomp met wervelradwaaier voor het verpompen van vloeistoffen met grove vaste bestanddelen. MCI : Capaciteit max. 900 m 3/h, opvoerhoogte max. 150 mwk, temperatuur min. -40 0C en max. 350 0C en druk max. 25 bar. CHEM (-C) : Capaciteit max. 400 m 3/h, opvoerhoogte max. 50 mwk, temperatuur min. -40 0C en max. 350 0C en druk max. 16 bar. VX : Capaciteit max. 400 m 3/h, opvoerhoogte max. 65 mwk, temperatuur min. -40 0C en max. 350 0C en druk max. 25 bar.
NCLD : Centrifugaalpomp voor het verpompen van thermische olie tot temperaturen van 350 °C. Koeling van de seal is niet nodig, waardoor een spoelsysteem niet hoeft te worden gemonteerd. Mechanical seal is uitgevoerd conform VDMA 24960. Deze pomp kan door deze sealconstructie worden toegepast voor heet water 0 met een temperatuur van maximaal 170 C. 3
NCLD : Capaciteit max. 350 m /h, opvoerhoogte max. 100 mwk, temperatuur max. 360 0C en druk max. 16 bar.
UHN / ULN : Centrifugaalpompen van het type UHN zijn uitgevoerd met een voorgeschakelde axiale inducer voor het verpompen van vloeistoffen met vezelachtige bestanddelen. De robuuste centrifugaalpomp van het type ULN is geschikt voor het verpompen van grote capaciteiten binnen de procesindustrie etc. ULN / UHN : Capaciteit max. 4.000 m3/h, opvoerhoogte max. 85 mwk, temperatuur min. -25 0C en max. 140 0C en druk max. 10 bar.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 10 van 48
2.
Veiligheid
2.1
Verklaring van veiligheidsaanduidingen De in de gebruikershandleiding opgenomen veiligheidsinstructies, waarvan het niet opvolgen gevaren oplevert voor personen, omgeving, milieu of de machine, zijn voorzien van de volgende waarschuwingssymbolen: Veiligheidsteken DIN 4844-W9 / Gevaar voor personen algemeen Volg de veiligheid instructies strikt op. Informeer andere gebruikers. Als toevoeging van de veiligheidsaspecten beschreven in dit bedrijfsvoorschrift, dienen de algemene veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen!
Veiligheidsteken DIN 4844-W8 / Gevaar door elektrische spanning Volg de veiligheid instructies strikt op. Informeer andere gebruikers. Als toevoeging van de veiligheidsaspecten beschreven in dit bedrijfsvoorschrift, dienen de algemene veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen!
Veiligheidsteken DIN 4844-W26 / Gevaar voor warm oppervlak Volg de veiligheid instructies strikt op. Informeer andere gebruikers. Als toevoeging van de veiligheidsaspecten beschreven in dit bedrijfsvoorschrift, dienen de algemene veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen!
Bescherming van het milieu in acht nemen Dit logo heeft twee betekenissen. Het wordt gebruikt om aan te duiden dat de verpakking of het product uit gerecycleerd materiaal bestaat of om aan te duiden dat de verpakking of het product recycleerbaar is. Soms wordt het percentage gerecycleerd materiaal dat werd gebruikt, aangeduid. Dat geldt meestal voor papier of karton (verpakkingsmateriaal).
ATTENTIE ! ATTENTIE !
Dit woord wordt in dit bedrijfsvoorschrift geschreven daar waar speciale aandacht besteed dient te worden aan richtlijnen. Waarbij het niet opvolgen kan leiden tot gevaar voor de pomp of pompgroep en het functioneren daarvan.
Direct op de pomp en/of pompgroep aangebrachte aanwijzingen, zoals: - Draairichtingspijl en veiligheidstekens. - Merktekens voor aansluitingen van spoel-, sper-, en quenchvloeistoffen moeten beslist worden opgevolgd en moeten duidelijk leesbaar worden gehouden. - Koppelingskaart ten behoeve van uitlijning pompgroep. Onderwerpen die extra aandacht behoeven worden vetgedrukt weergegeven. Wanneer een ATEX pomp of pompgroep geleverd wordt, dan de afzonderlijke ATEX gebruikerhandleiding raadplegen. 2.2
Kwalificatie en opleiding personeel Het personeel voor bediening, inspectie, onderhoud en montage moet voor deze werkzaamheden de juiste kwalificaties bezitten. Verantwoordelijkheden, bevoegdheden en de controle van het personeel moeten door de bedrijfsleiding nauwkeurig geregeld zijn. Als het personeel de noodzakelijke kennis mist, moet het alsnog de aanvullende training en bijscholing ontvangen. Wij kunnen zo nodig aanvullende opleidingen in uw opdracht verzorgen. Verder moet de bedrijfsleiding ervoor zorgen dat de inhoud van de gebruikershandleiding door het betreffende personeel volledig begrepen wordt.
2.3
Gevaren verbonden aan het niet opvolgen van veiligheidsinstructies Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies kan leiden tot gevaar voor zowel personen als voor de pomp, pompgroep, naaste omgeving en het milieu. Voor veiligheidsredenen, gebruik alleen originele onderdelen die door Verder B.V. zijn geleverd. Bij gebruik van niet originele onderdelen of het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies vervalt de garantie.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 11 van 48
Veilig bedrijf van de geleverde pomp en/of pompgroep is alleen gewaarborgd als hij gebruikt wordt zoals bedoeld en voorgeschreven. Deze zijn ontworpen op basis van de gespecificeerde bedrijfsomstandigheden. De bij de bedrijfsomstandigheden vermelde specificaties (capaciteit, druk, toerental, temperatuur etc.) moeten worden beschouwd als grenswaarde en mogen nooit worden overschreden. Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies, waardoor mogelijk een onjuiste installatie, bediening of onderhoudsituatie ontstaat, kan de volgende gevolgen hebben: storingen in de belangrijkste functies van de pomp en/of pompgroep. falen van de voorgeschreven onderhouds- en serviceprocedures. gevaar voor personen door elektrische, mechanische en chemische invloeden. gevaar voor het milieu door lekkage van gevaarlijke stoffen. 2.4
Veiligheidsbewust werken De in de gebruikershandleiding genoemde veiligheidsvoorschriften moeten in acht worden genomen. Ook de ter plaatse geldende nationale en plaatselijke gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en wetten zijn daarbij van het grootste belang. Voor opvolging van alle geldende veiligheidsvoorschriften is de bedrijfsleiding verantwoordelijk.
2.5
Veiligheidsinstructies voor bedrijfsleiding en het bedienend personeel. Pompen en pompgroepen mogen alleen bediend worden door opgeleid en gekwalificeerd personeel. Pomp nooit bedienen wanneer de pomp niet is afgemonteerd of de zuig- en persleidingen niet zijn gemonteerd!
Afschermingen van bewegende delen (bijv. koppelingen) mogen bij in bedrijf zijnde pompen niet verwijderd worden!
Steek nooit vingers in het pomphuis, de aansluitingen naar het pomphuis of in de tandwielkast als de mogelijkheid bestaat dat de pompassen gaan draaien!
Lekkages (bijvoorbeeld bij de asafdichting) van gevaarlijke stoffen (zoals explosieve, giftige of hete materialen) moeten zodanig worden afgevoerd dat er geen gevaar voor personen of het milieu ontstaat. Wettelijke voorschriften moeten worden nageleefd!
Leiden hete of koude machineonderdelen tot gevaar, dan moeten deze onderdelen ter plekke tegen aanraking worden beveiligd!
0
Als de oppervlaktetemperatuur hoger is dan 60 C dienen deze plaatsen te worden gemarkeerd met de waarschuwingssticker “Heet oppervlak”, om brandwonden te voorkomen.
Gevaren door elektrische energie moeten worden uitgesloten (voor details zie de betreffende normen en de voorschriften van het plaatselijk energiebedrijf).
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 12 van 48
2.6
Veiligheidsinstructies voor inspectie-, onderhouds- en montagewerkzaamheden. De bedrijfsleiding moet ervoor zorgen dat alle onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden worden uitgevoerd door bevoegd en gekwalificeerd personeel, dat na het lezen van de gebruikershandleiding goed geïnformeerd is over de pomp, pompgroep of -installatie. Werkzaamheden mogen alleen bij een stilstaande pomp of pompgroep plaatsvinden. Daarbij mag deze niet meer onder druk staan en moet de pomp afgekoeld zijn. De pomp moet volledig van de leidingen en de aandrijfmotor worden losgekoppeld voordat onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. De procedure voor het stilzetten van de pomp of het pompgroep is beschreven in deze gebruikershandleiding en moet te allen tijde worden opgevolgd. Pompen of pompgroepen die schadelijke stoffen verwerken moeten eerst worden afgetapt en daarna schoongemaakt en/of ontsmet worden. Zorg ervoor dat de schadelijke stoffen (bijv. afgewerkte oliën) op een veilige manier worden afgevoerd en er geen schadelijke stoffen in het milieu terecht komen! Alle veiligheidsvoorzieningen en afschermingen moeten opnieuw worden aangebracht en gebruiksklaar worden gemaakt zodra de werkzaamheden zijn voltooid. Voor het opnieuw in werking stellen moeten de in de betreffende paragrafen genoemde punten in acht worden genomen. Pompen of pompgroepen die onjuist zijn geïnstalleerd, of op een gevaarlijke manier worden bediend, of slecht zijn onderhouden vormen een mogelijk gevaar. Wanneer alle redelijke veiligheidsvoorschriften niet worden opgevolgd, kunnen ernstig lichamelijk letsel en materiële schade het gevolg zijn. De pomp of pompgroep mag nooit worden blootgesteld aan plotselinge temperatuurverschillen van de vloeistof zonder van tevoren gekoeld of verwarmd te worden. Het is ten strengste verboden om een hete pomp met koud water te spoelen. Grote temperatuurverschillen kunnen scheurtjes of explosies veroorzaken die, op hun beurt, kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel.
2.7
Modificaties aan pomp, pompgroep en onderdelen zonder toestemming. Modificaties en wijzigingen aan de pomp en/of het pompgroep zijn alleen toegestaan na goedkeuring van de fabrikant of leverancier. Originele reservedelen en door de fabrikant of leverancier. goedgekeurde toebehoren dragen bij tot de veiligheid. Wanneer andere onderdelen worden gebruikt, ontheft dit de fabrikant of leverancier van iedere vorm van aansprakelijkheid voor de daaruit ontstane gevolgen.
2.8
Specifieke aanwijzingen voor het werken met centrifugaalpompen. De pompen mogen alleen gebruikt worden voor het doel waarvoor ze gekocht zijn. Als u het medium wilt veranderen dan moet u zo nodig bij de fabrikant of leverancier navragen of de pomp ook geschikt is voor het nieuwe medium. Dit geldt speciaal voor agressieve, giftige of anderszins gevaarlijke media. Criteria voor de geschiktheid van de pomp zijn onder andere : 1) De bestendigheid van alle met vloeistof in aanraking komende pompdelen tegen het medium. 2) De uitvoering van afdichtingen, in het bijzonder de asafdichting. 3) De bestendigheid van het materiaal tegen druk en temperatuur van het medium en spoelmedium Bij onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan de pomp moet op het volgende worden gelet : 1) Beveilig de aandrijfmotor gedurende de gehele arbeidstijd tegen onbedoeld en onbevoegd inschakelen. 2) Volg bij het openen van de pomp alle voorschriften op voor de omgang met het medium (bijvoorbeeld beschermende kleding, rookverbod, etc.). 3) Controleer voor hernieuwde inbedrijfstelling of alle mechanische en andere afschermingen (bijvoorbeeld beschermkappen van V-snaartransmissies en koppelingen) weer juist zijn aangebracht.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 13 van 48
3.
Transport en opslag
3.1
Controle geleverde goederen Controleer de zending bij ontvangst onmiddellijk op beschadigingen. Noteer bij eventuele beschadigingen duidelijk op de vrachtbrief (met een korte beschrijving van de beschadiging) dat de zending niet in goede staat is ontvangen. In geval van schade of indien de zending incompleet is dan moet dit direct aan de vervoerder en Verder B.V. worden gemeld. Vermeld altijd het pomptype en het serienummer wanneer u om ondersteuning vraagt. Deze informatie vindt u op het typeplaatje welke bevestigd is op de pomp.
3.2
Transport Pompen en/of pompgroepen welke zwaarder zijn dan 25 kg moeten worden opgetild met behulp van stroppen en geschikte hijsmiddelen. Gebruik de juiste transport- en hijsmiddelen. Het gewicht van de pomp en/of pompgroep vindt u op het typeplaatje. Wanneer op de pomp een hijsoog is aangebracht, mag deze alleen gebruikt worden voor het optillen van de pomp als los component, dus in vrije aseinde uitvoering. Het hijsoog van de aandrijving mag ook niet gebruikt voor transport van de gehele pompgroep. Wanneer de pomp is samengebouwd op een fundatieplaat, moet voor alle hijswerkzaamheden niet de fundatieplaat worden gebruikt. Zie hiervoor de afbeelding “Hijsinstructie pompgroep”. Zorg bij gebruik van stroppen dat deze goed zijn bevestigd. Vaak wordt de pomp of pompgroep geleverd op een pallet of in een palletdoos. Laat in dat geval de goederen altijd zo lang mogelijk op de pallet of in de palletdoos. Dit voorkomt onnodige beschadigingen en vergemakkelijkt het transport als de pomp voor de montage nog verplaatst moet worden. Verpakkingsmateriaal opruimen : Voer pallets, palletdozen en zaken of folie, al naar gelang de aard van het materiaal en de bestaande voorschriften, af als hout, karton, papier of kunststof. Bij gebruik van een heftruck: stel de lepels van de heftruck altijd zo ver mogelijk uit elkaar en pak de pallet met beide lepels op. Bij transport of hijsen van een pomp of pompgroep met een hijskraan, vorklift of ander geschikt hefwerktuig, dienen de stroppen aangebracht te worden volgens de afbeeldingen : “hijsinstructie losse pomp” en “hijsinstructie pompgroep”. In verband met de veelheid van mogelijke uitvoeringen kunnen hier alleen de algemene aanwijzingen worden gegeven. Deze zijn voor ervaren installatiemonteurs en vakbekwame transporteurs in de regel voldoende. In geval van twijfel navragen en/of gedetailleerde informatie over het pompgroep opvragen. De hijsinrichting en stroppen dienen voldoende gedimensioneerd en bevestigd te zijn, voor de handelingen welke moeten worden verricht! Ga nooit onder een opgehesen last staan! Hijsinstructie losse pomp : Bevestig stroppen rond het pomphuis ter plaatse van de aansluitflens en om de pompas of onder de lagerstoel van de pomp. Zorg er voor dat de last in balans is bij het optillen. Eventueel kan gehesen worden met kettingen geplaatst door de bevestigingsgaten van de aansluitflenzen. Let op! Gebruik steeds twee stroppen of kettingen.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 14 van 48
Hijsinstructie pompgroep (blokbouw) : Bevestig stroppen rond het voorste deel van de pomp en rond het achterste deel van de motor. Zorg er voor dat de last in balans is bij het optillen. Let op! Gebruik steeds twee stroppen.
Hijsinstructie HCV) :
pompgroep
(ACV
/
Bevestig stroppen rond het voorste deel van de pomp en rond het achterste deel van de motor. Zorg er voor dat de last in balans is bij het optillen. Let op! Gebruik steeds twee stroppen.
Hijsinstructie pompgroep (met fundatieplaat) : Bevestig stroppen rond het voorste deel van de pomp en rond het achterste deel van de motor. Zorg er voor dat de last in balans is bij het optillen. Let op! Gebruik steeds twee stroppen.
Waarschuwing : Hef de pompgroep nooit op door middel van één bevestigingspunt. Het niet correct opheffen kan persoonlijk letsel veroorzaken en/of de pompgroep beschadigen.
3.3
Opslag Algemeen Indien de pomp niet direct in gebruik wordt genomen, moet de pompas wekelijks enige malen met de hand worden rondgedraaid. Pompen moeten overdekt, goed geventileerd zijn opgeslagen. Temperaturen beneden het vriespunt en hoge luchtvochtigheid moeten vermeden worden.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 15 van 48
Bij stilstand gedurende een langere tijd kan bij pompen met elastische verdringingselementen vervorming van de contactvlakken optreden (compressie-uitzetting). Vraag in die gevallen uw leverancier om advies. Alle pompaansluitingen, ook aansluitingen voor spoeling, circulatie of koeling dienen altijd te zijn afgesloten gedurende opslag. Conservering Bij uitlevering kunnen pompen inwendig voorzien zijn van een conserveringmiddel. De houdbaarheid daarvan bedraagt tussen 6-12 maanden. Ook bij langere tussenopslag of buiten werking stellen dienen de pompen inwendig met een conserveermiddel te worden behandeld. Alle niet geverfde delen moeten worden voorzien van een laag conserveringsmiddel, evenals roterende delen. Het conserveermiddel is afhankelijk van de materialen en de toepassing. Wanneer de pomp inwendig wordt geconserveerd, hierbij de zuigflens vloeistofdicht afsluiten. De pomp vullen met conserveermiddel en de roterende delen langzaam met de hand draaien. Vervolgens de persflens vloeistofdicht afsluiten. Steek nooit vingers in het pomphuis, de aansluitingen naar het pomphuis of in de tandwielkast als de mogelijkheid bestaat dat de pompassen gaan draaien! Om de 3 maanden moet het niveau van de vloeistof worden gecontroleerd en de roterende delen met de hand gedraaid worden om vastzetten te voorkomen. Eventueel conserveermiddel bijvullen. Voordat de pomp in werking wordt gesteld moet de pomp grondig worden gespoeld. Zorg ervoor dat het spoelmiddel niet in het riool komt! Bij opnieuw conserveren dient eerst de oude conservering te worden verwijdert. 4.
Algemeen bedrijfsvoorschrift voor centrifugaalpompen. In verband met de veelheid van mogelijk uitvoeringen en pompprincipes kunnen hier alleen algemene aanwijzingen worden gegeven. Deze zijn voor voldoende opgeleide en ervaren installatiemonteurs toereikend om eventuele werkzaamheden te kunnen uitvoeren. In geval van twijfel altijd navragen en/of gedetailleerde informatie opvragen bij Verder B.V. Norm Centrifugaalpompen worden geleverd met of zonder draaistroommotoren en verbrandingsmotoren in diverse uitvoeringen en afmetingen. Horizontale of verticale opstellingen met meerdere materiaaluitvoeringen en verschillende afdichtingen.
4.1
Markering Een pomp (figuur 2) of pompgroep en –installatie (figuur 1) is gemarkeerd met een typeplaat. Typeplaat pompgroep : Omschrijving + voorbeeld
Figuur 1 : Typeplaat op pompgroep
1
:
2
:
3
:
Type pomp
NCL125-250/214
4
:
Serienummer
26543
5
:
Capaciteit
240 m /h
6
:
Vermogen
15 kW
7
:
Toerental
1500 rpm
8
:
Gewicht pompgroep
215 kg
9
:
Opvoerhoogte (nominaal)
15 mvk
10
:
Temperatuur
20 0C
11
:
Druk (maximaal)
10 bar
12
:
Bouwjaar
2013
Gegevens fabrikant
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 16 van 48
Verder B.V. 9723 TP / Groningen
3
Typeplaat pomp : Omschrijving + voorbeeld 1
:
2
:
Verder B.V.
3
:
Type pomp
NCL125-250/214
4
:
Serienummer
26414
5
:
Gewicht pomp
65 kg
6
:
Temperatuur (max)
180 0C
7
:
Druk (maximaal)
10 bar
8
:
Bouwjaar
2013
Gegevens fabrikant
9723 TP / Groningen
Figuur 2 : Typeplaat op pomp
Typeplaat nooit van de pomp of pompgroep verwijderen. Wanneer de typeplaat is verwijderd, dan is het niet mogelijk de pomp snel te identificeren en kan niet worden vastgesteld of de waarschuwingen in deze geruikershandleiding van toepassing zijn! Bij een pompgroep, is de typeplaat bevestigd op de fundatieplaat of het lantaarnstuk van de pompgroep. De CE-markering van de pompgroep, die verplicht is om aan de machinerichtlijn te voldoen is tevens een onderdeel van deze typeplaat. Daarnaast zijn componenten als pomp en aandrijving tevens voorzien van een typeplaat met daarop de relevante markering voor het betreffende component. Een pomp met vrije aseinde, dus zonder aandrijving, wordt volgens de CE Machinerichtlijn niet als een machine beschouwd en hoeft niet te zijn voorzien van een CE-markering : een IIB Fabrikant Verklaring (Inbouwverklaring) is voldoende. De typeplaat is direct op de pomp bevestigd. 4.2
Typeaanduiding De Norm Centrifugaalpompen zijn leverbaar in diverse uitvoeringen. De belangrijkste kenmerken staan vermeld in de typeaanduiding (zie typeplaat – paragraaf 4.1). Een voorbeeld staat vermeld in figuur 3. Voorbeeld : NCL125-250/214 GG GG C45 SEAL NCL
125
250
214
GG
GG
C45
SEAL
-
-
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Figuur 3 : Typeaanduiding pomp Typeaanduiding Norm Centrifugaalpomp :
4.3
1
:
Type pomp
NCL
2
:
Aansluitmaat persflens
125 (DN)
3
:
Originele waaierdiameter
250 (mm)
4
:
Werkelijke maat waaierdiameter
214 (mm)
5
:
Materiaal pomphuis
GG (gietijzer)
6
:
Materiaal waaier
GG (gietijzer)
7
:
Materiaal as
C45 (constructiestaal)
8
:
Asafdichting (pakking / seal)
SEAL
Ecodesign Minium Rendementseisen Water Pompen Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en Raad. Verordening (EU) No 547/2012 tot uitvoering van Richlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor water pompen.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 17 van 48
Introductie Verder B.V. is een geassocieerd lid van de Holland Pomp Groep. De organisatie Europump behartigt de belangen van de Europese pompindustrie bij Europese instellingen. Europump ondersteunt de doelstelling van de Europese Commissie om de eco-impact van producten in de Europese Unie te verminderen. Europump is zich bewust wat de eco-impact van pompen in Europa is. Het ecopomp initiatief is al jarenlang een van de strategische onderwerpen in het werk van Europump. Vanaf 1 januari 2013 is de verordening in werking getreden betreffende de minimale vereiste efficiëntie van centrifugaalpompen voor water. In de verordening worden minimumefficiëntie-eisen voor waterpompen weergegeven op basis van de Ecodesign Richtlijn voor energie gerelateerde producten. Deze verordening heeft hoofdzakelijk betrekking op fabrikanten van waterpompen die deze producten op de Europese markt brengen. Maar als gevolg daarvan kunnen klanten ook worden beïnvloed door deze verordening. Dit document geeft de nodige informatie met betrekking tot de inwerkingtreding van de verordening voor waterpompen EU-547/2012. Uitvoering Richtlijn 2009/125/EG - Definities : In deze verordening zijn eisen vastgesteld inzake ecologisch ontwerp voor het in de handel brengen van centrifugaalpompen voor het verpompen van schoon water, ook als deze in andere producten zijn geïntegreerd. “Waterpomp” : is het hydraulische gedeelte van een apparaat dat schoon water verplaatst met behulp van fysieke of mechanische actie en voldoet aan een van de volgende ontwerpen : Waterpomp met axiale ingang (ESOB). Blokpomp met axiale ingang (ESCC). Lijnblokpomp met axiale instroomelementen (ESCCi). Verticale meertrapscentrifugaalpomp (MS-V). Meertrapsdompelpomp (MSS). „Waterpomp met axiale ingang‟ (ESOB) : eentrapsdroogloper-centrifugaalpomp met axiale ingang ontworpen voor een druk tot 1.600 kPa (16 bar), met een specifieke snelheid ns tussen 6 en 80 min-1. 3 -3 3 Een nominaal debiet van 6 m /h (1,667.10 m /s), een maximaal pompasvermogen van 150 kW, een maximale opvoerhoogte van 90 m bij een nominale snelheid van 1.450 min-1 en een maximale opvoerhoogte van 140 m bij een nominale snelheid van 2.900 min-1. „Blokpomp met axiale ingang‟ (ESCC) : een waterpomp met axiale ingang waarvan de motoras verlengd is om eveneens als pompas te functioneren. „Lijnblokpomp met axiale ingang‟ (ESCCi) : een waterpomp waarbij de watertoevoer zich op dezelfde as bevindt als de waterdrukuitstroomelementen. „Verticale meertrapswaterpomp‟(MS-V) : een meertrapsdrooglopercentrifugaalwaterpomp (i > 1) waarin de waaiers gemonteerd zijn op een verticale roterende as, die ontworpen is voor druk -1 tot2.500 kPa (25 bar), met een nominale snelheid van 2.900 min en een maximum debiet van 100 3 -3 3 m /h (27,78.10 m /s). „Meertrapsdompelpomp‟ (MSS) : een meertrapscentrifugaalwaterpomp (i > 1) met een nominale axiale buitendiameter van 4 inch (10,16 cm) of 6 inch (15,24 cm), bedoeld om gebruikt te worden in een boorgat bij een nominale snelheid van 2.900 min-1, bij bedrijfstemperaturen tussen 0 0C en 90 0 C. Deze verordening is niet van toepassing op : Waterpompen die speciaal ontworpen zijn voor het pompen van schoon water bij temperatu0 0 ren beneden -10 C of boven 120 C. Waterpompen die enkel bedoeld zijn voor toepassingen in het kader van brandbestrijding. Volumetrische pompen voor het verplaatsen van water. Zelfaanzuigende waterpompen.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 18 van 48
Uitvoering Richtlijn 2009/125/EG - Uitvoering : Om de verordening te kunnen uitvoeren worden criteria gehanteerd voor een Minimum Efficiëntie Index (M.E.I.). De MEI is een dimensieloos getal dat is afgeleid van een complexe berekening op basis van de efficiency bij BEP (Beste Effiëntie Punt), 75% BEP & 110% BEP en het specifieke toerental. Deze drie punten worden gehanteerd om te voorkomen dat fabrikanten kiezen voor een eenvoudige optie van slechts één punt met en goed rendement d.w.z. het BEP. De MEI-waarde varieert van 0 tot 1,0 met de lagere waarde als minst efficiënt, dit vormt de basis voor het elimineren van minder efficiënte pompen te beginnen met de index 0,10 in 2013 (de laagste 10%) en 0,40 (de laagste 40%) in 2015. De MEI-waarde van 0,70 is geclassificeerd op basis van vergelijkend onderzoek als de meest efficiënte pompen op de markt op het moment dat de richtlijn is opgesteld. De mijlpalen voor de MEI-waarden zijn als volgt : 1 Januari 2013 moeten alle pompen aan een minimumwaarde MEI 0,10 voldoen. 1 Januari 2015 moeten alle pompen aan een minimumwaarde MEI 0,40 voldoen. Een heel belangrijk punt is dat. Tenzij de pompen in overeenstemming zijn met de richtlijn, het niet toegestaan is de CE-markering op de pomp aan te brengen. Uitvoering Richtlijn 2009/125/EG – Deellast Prestatie : Het komt in de praktijk vaak voor dat pompen veel worden gebruikt op een punt dat afwijkt van het opgegeven werkpunt. Het rendement kan sterk teruglopen bij gebruik lager dan 50% van het opgegeven werkpunt. Het is van belang er rekening mee te houden wat er dan in de praktijk kan gebeuren met de prestaties en het energieverbruik van een pomp. Voor fabrikanten is het van belang om te beschikken over een methodiek die voorkomt dat pompen worden ontworpen met een hoog rendement in het BEP en sterk teruglopende rendementen weg van het BEP. Uitvoering Richtlijn 2009/125/EG – House of Efficiency : De benadering volgens het “House of Efficiency” houdt zowel rekening met ontwerpeisen als ook met toepassingseisen en daarbij het minimum rendement in relatie tot de capaciteit van de pomp. Het minimum vereiste rendement is daarom voor elk type pomp weer anders. Of de pomp voldoet hangt af van twee criteria, A en B. Criterium A is de voorwaarde voor de minimum rendementseis in het de beste efficiëntie punt (BEP) van de pomp :
nPump (ns,QBEP) ≥nBOTTOM Waarbij :
ns = nN x √QBEP --------
HBEP0,75 Criterium B is de voorwaarde voor de minimum rendementseis bij deellast (PL) en vollast gebruik (OL) van de pomp :
nBOTTOM-PL,PL ≥x . nBOTTOM Hiervoor is een methodiek opgezet die het “House of Efficiency” wordt genoemd, waarbij ook de rendementseisen bij 75% en 110% van het beste rendementspunt zijn gedefinieerd. Het voordeel hiervan is dat op een realistische manier pompen kunnen worden getoetst of ze aan de gestelde eisen voldoen. Op het eerste oog lijkt het een ingewikkelde methode maar in de praktijk is gebleken dat de methodiek voor fabrikanten eenvoudig is toe te passen op de pompen.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 19 van 48
Figuur 4 : House of Efficiency
Energie Efficiënte Pomp Selectie Bij het selecteren van de pomp moet er voor worden gezorgd dat het gevraagde werkpunt zo dicht mogelijk bij het beste rendementspunt (BEP) ligt. Een specifieke opvoerhoogte en capaciteit kan worden bereikt door het veranderen van de diameter van de waaier zodat er geen onnodig energieverlies optreedt. De efficiëntie van een pomp met een afgedraaide waaier ligt gewoonlijk lager dan die van een pomp met de volledige waaierdiameter. Het afdraaien van de waaier zal de pomp aanpassen aan een vast werkpunt, waardoor het energieverbuik daalt. De Minimum Efficiënte Index (MEI) is gebaseerd op de volledige waaierdiameter. Dezelfde pomp kan worden aangeboden met verschillende motortoerentallen waarmee de pomp over een veel breder inzetgebied toegepast kan worden. Bijvoorbeeld, door in plaats van een 4polige motor een 2-polige motor toe te passen, kan met dezelfde pomp twee keer zoveel capaciteit worden geleverd met een 4 keer zo grote opvoerhoogte. De werking van de waterpomp bij variabele werkpunten kan efficiënter en zuiniger zijn wanneer die werking bijvoorbeeld gestuurd wordt door een aandrijving met variabele overbrenging die de werking van de pomp afstemt op het systeem. Toepassingsgebied Richtlijn 2009/125/EG De volgende Norm Centrifugaalpompen vallen in het toepassingsgebied van de richtlijn : Waterpomp met axiale ingang (ESOB) : NCL / NCLA / NCLX / NHP / NCLV / MCIV / MCI / CHEM (-C) / VX / NCLD / ULN / UHN. Blokpomp met axiale ingang (ESCC) : NCM / NCMA / NCMK / MAR. De verticale meertrapscentrifugaalpomp (MS-V) en de meertrapsdompelpomp (MSS) zijn niet beschikbaar binnen deze productgroep. Productinformatie Pomp grafieken incl. rendementsgrafiek zijn onderdeel van de gerelateerde verkooporderdocumentatie en gearchiveerd in het technisch constructie dossier (TCD).
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 20 van 48
Informatie over de efficiënte van benchmarks is beschikbaar op www.verder.nl. Informatie betreffende het onderhoud, recycling of verwijdering aan het eind van de levensduur zijn weergegeven in paragraaf 4.11 “Onderhoud” van deze gebruikershandleiding. Een waterpomp (figuur 5) of waterpompgroep (figuur 4) is gemarkeerd met een typeplaat. Typeplaat waterpompgroep : Omschrijving + voorbeeld
Figuur 4 : Typeplaat (Ecodesign) op pompgroep
1
:
2
:
3
:
Kamer van koophandel
02031806
4
:
Type pomp
NCL125-250/214
5
:
Serienummer
26543
6
:
Capaciteit
240 m /h
7
:
Vermogen
15 kW
8
:
Toerental
1500 rpm
9
:
Minimale Efficiëntie Index
0,1
10
:
Gewicht pompgroep
215 kg
11
:
Opvoerhoogte (nominaal)
15 mvk
12
:
Temperatuur
20 0C
13
:
Druk (maximaal)
10 bar
14
:
Hydraul. pompefficiëntie
90%
15
:
Bouwjaar
2013
Gegevens fabrikant
Verder B.V. 9723 TP / Groningen
3
Typeplaat waterpompgroep : Omschrijving + voorbeeld
Figuur 5 : Typeplaat (Ecodesign) op pomp
4.4
1
:
2
:
3
:
Kamer van koophandel
02031806
4
:
Type pomp
NCL125-250/214
5
:
Serienummer
26414
6
:
Minimale Efficiëntie Index
0,1
7
:
Gewicht pompgroep
65 kg
8
:
Temperatuur
20 0C
9
:
Druk (maximaal)
10 bar
10
:
Hydraul. pompefficiëntie
90%
11
:
Bouwjaar
2013
Gegevens fabrikant
Verder B.V. 9723 TP / Groningen
Opstelling Voor controle, onderhoud, montage en demontage moet de pompgroep gemakkelijk toegankelijk zijn. Bovendien moet er voldoende ventilatie zijn om oververhitting te voorkomen. Alle pompgroepen moeten uitgerust worden met een vergrendelbare veiligheidsschakelaar (“werkschakelaar”) om een toevallige opstart tijdens installatie, onderhoud of andere werkzaamheden aan de pompgroep te voorkomen. De veiligheidsschakelaar moet op “uit” worden gezet en worden vergrendeld vooraleer enig werk wordt verricht aan de pompgroep. Een toevallige opstart kan ernstig persoonlijk letsel veroorzaken! De pomp of pompgroep moet altijd overeenkomstig de geldende nationale en plaatselijke gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en wetten worden geïnstalleerd en bediend. Centrifugaalpompen kunnen in principe op een montagevoet, of op een fundatie, met een montageflens in of aan een tank of direct in een leidingsysteem gemonteerd worden.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 21 van 48
Beperkingen zijn er enkel met betrekking tot de grootte van de pompgroep en de belastbaarheid van de aansluitende delen. De pomp of pompgroep moet stevig en stabiel worden geïnstalleerd op de vloer of in een machine. In deze opstellingen moeten er voldoende bevestigingsmogelijkheden aanwezig zijn, waarbij de vlakheid en belastbaarheid van het montageoppervlak gegarandeerd is. De keuze met betrekking tot de opstelling avn de pompgroep, horizontaal of verticaal, moet ten allen tijde gehandhaafd blijven. Let bij het plaatsen van de pomp op de eisen aan de afvoer. In geval van permanente opstelling moet de pomp of pompgroep waterpas worden gemonteerd. Controleer na de bevestiging de uitlijning van de pomp en de aandrijving. Indien pompen, uitgevoerd met een extra montagevoet onder het zuighuis, worden toegepast voor hogere vloeistoftemperaturen, dan mogen deze bouten waarmee deze voet op de fundatie is bevestigd slechts licht worden aangedraaid om uitzetting van de pomp mogelijk te maken. 4.5
Uitlijning koppeling & controle snaaraandrijving Wanneer de pompgroep is voorzien van een elastische koppeling zijn de pomp- en motoras bij Verder B.V. zorgvuldig uitgelijnd. ATTENTIE !
Juiste montage en uitlijning verlengt de standtijd van de pompgroep!
Tijdens transport, of door het vasttrekken van de fundatieplaat aan bijvoorbeeld vloer of machine kan deze uitlijning worden verstoord. Daarom moet na montage van de pompgroep altijd de uitlijning worden gecontroleerd en, indien noodzakelijk, gecorrigeerd. Controle van de uitlijning is bijvoorbeeld mogelijk door een mesvormige rei (haarliniaal) op twee posities (90 0 gedraaid ten opzichte van elkaar) over beide koppelingshelften te leggen. Hierbij moet de rei over de volle lengte op beide koppelingshelften aanliggen. Een andere mogelijkheid is om de speling op de koppelingshelften op een 4-tal plaatsen op de omtrek te meten. Het rubberen koppelingspakket moet een speling hebben van ca. 1 – 2 mm aan beide koppelingshelften. De maximale toelaatbare axiale en/of radiale afwijking mag 0,1 mm bedragen. Indien de afwijking groter is dan dient de motor opnieuw te worden uitgelijnd, denk eraan om de motor spanningvrij aan te trekken en nogmaals de uitlijning te controleren. Een onjuiste uitlijning van de pomp, de aandrijving en de askoppeling resulteert in onnodige slijtage, hogere bedrijfstemperaturen en luidruchtige werking. Voor uitlijning van afwijkende koppelingen wordt verwezen naar specifieke instructies welke kunnen worden opgevraagd bij de leverancier. Pompgroepen uitgevoerd met een snaaraandrijving zijn voorzien van V-snaren van hetzelfde type/afmetingen en fabrikaat, en zijn opgespannen volgens de instructies van de fabrikant. Deze instructies kunnen worden opgevraagd bij de leverancier. Als de snaren vervangen worden adviseren wij om alle snaren gelijktijdig te vervangen. 4.6
Demontage/montage beschermkap Over de koppeling dient een zodanige beschermkap te worden geplaatst dat aanraking van draaiende delen is uitgesloten. De beschermkap is een vaste kap om de gebruikers en bediener te beschermen tegen letsels tengevolge van de rotatie van de as en/of koppeling. De pompgroep wordt
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 22 van 48
geleverd met in de werkplaats gemonteerde beschermkappen waarvan de grootste openingen bepaald zijn in overeenstemming met de norm NEN-EN 547:1997+A1 : 2008 Het in werking hebben van de pomp zonder beschermkap over de koppeling is niet toegestaan. Dit kan ernstig letsel veroorzaken! De beschermkap mag nooit worden verwijderd tijdens de werking. De veiligheidsschakelaar moet steeds worden uitgeschakeld en vergrendeld. De beschermkap moet na het verwijderen steeds worden teruggeplaatst. Monteer zeker ook alle andere beschermkappen. Er kunnen letsels worden opgelopen wanneer de beschermkap niet correct is gemonteerd. Indien de beschermkap niet door de leverancier wordt meegeleverd, moet hierin worden voorzien door de gebruiker.
ATTENTIE !
4.7
Als door hete of koude machines- en of onderdelen van de pomp gevaar ontstaat, moeten passende beveiligingsvoorzieningen in de constructie (beveiliging tegen aanraking) worden aangebracht. Gebruik zonder aangebrachte beveiligingsvoorzieningen is niet toegestaan!
Aansluiting elektrische aandrijving De aansluiting moet worden uitgevoerd volgens de geldende voorschriften van het stroomleverend bedrijf. Er mag alleen aan de installatie worden gewerkt wanneer deze spanningsvrij is. De installatie moet worden beveiligd tegen opzettelijk inschakelen! Electrische aandrijvingen moeten volgens de NEN-EN 60204-1 door een vakman worden geïnstalleerd. Een verkeerde electrische installatie kan er voor zorgen dat het pompgroep en het systeem onder spanning komen te staan, wat kan leiden tot dodelijke ongevallen. Spanning en frequentie moeten vooraf worden afgestemd en overeengekomen met de gegevens omtrent de uitvoering van de wikkeling van de motor, die vermeld staan op het typeplaatje op de motor. Bij Ex (explosieveilige) motoren moet de op het typeplaatje aangegeven temperatuurklasse overeenstemmen met de ruimtelijke voorschriften. Bij pompgroepen welke staan opgesteld in explosiegevaarlijke omgevingen kan door statische elektriciteit vonken ontstaan, welke schokken kunnen geven en ontploffingen veroorzaken. Zorg ervoor dat de pomp en het systeem goed geaard zijn.
ATTENTIE !
Ter bescherming van de pomp en motor moet deze zonder meer van een overbelastingsbeveiliging (bijvoorbeeld een motorbeveiligingsschakelaar) voorzien zijn!
De aanvullende veiligheids- en bedrijfsvoorschriften voor motoren (zie hoofstuk 6) of afzonderlijk meegeleverde veiligheidsvoorschriften en instructies voor de motor moeten in acht worden genomen. Bij motoren met een frequentieregelaar moeten de veiligheidsvoorschriften en de instructies van de afzonderlijk meegeleverde gebruiksaanwijzing voor de frequentieregelaar in acht worden genomen. Omdat storingen en fouten in het functioneren van de frequentieregelaars door electromagnetische straling niet kunnen worden uitgesloten, moet de gebruiker van de installatie een daarmee overeenstemmende risicoanalyse uitvoeren. Een elektrische schok kan voor personen dodelijk zijn. De behuizing van de pomp moet op de aarde van het gebouw zijn aangesloten om potentiaalverschillen op te heffen. Electrische aandrijvingen moeten over voldoende ventilatie beschikken om oververhitting te voorkomen. Ze mogen niet ingekapseld worden in luchtdichte kasten, kappen, enz.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 23 van 48
Stof, vloeistoffen en gassen die oververhitting en brand kunnen veroorzaken, moeten op een veilige afstand van de motor worden gehouden. ATTENTIE !
Voordat de pomp elektrisch wordt aangesloten moet deze met vloeistof worden gevuld. Drooglopen van de pomp moet beslist worden vermeden!
Controleer of de draairichting van de pomp overeenkomt met de gewenste stroomrichting. Voor controle van de draairichting moet de motor kort worden ingeschakeld. De motor mag daarbij niet het bedrijfstoerental bereiken. De draairichting moet overeenkomen met de draairichtingspijl op de pomp. Bij verkeerde draairichting moet de aansluiting op de klemmenstrook worden veranderd. 4.8
Leidingwerk Algemeen De leidingen naar de pomp moeten spanningsvrij worden gemonteerd, goed zijn vastgeschroefd en voldoende worden ondersteund. Deze moeten direct voor en na de pomp gebeugeld en bevestigd worden. Niet correct aangebrachte leidingen kunnen de pomp en het systeem beschadigen. Leidingen en pomp moeten beveilig zijn tegen struikelen, zo nodig moet, om struikelen te voorkomen, een veiligheidszone worden ingesteld. De afdekking van de flens en de zuig- en persaansluiting van de pomp moeten voor het inbouwen in het leidingsysteem worden verwijderd. Voor in gebruik name van nieuwe installaties moeten tanks, pijpleidingen en aansluitingen grondig worden gereinigd en doorgespoeld. Vaak laten laskorrels, oxidatieresten en andere verontreinigingen pas na geruime tijd los. ATTENTIE !
Let op de transport- en aansluitrichting (toe- en afvoeraansluiting) van de pomp. De verkeerde transportrichting van de pomp kan storing in de installatie veroorzaken!
De diameters van de aansluitleidingen moeten op zijn minst overeenkomen met de aansluitmaten van de pomp. Zuig- en persleidingen zo aanbrengen dat bij stilstand, vloeistof voor en achter de pomp aanwezig blijft. In het inwendige van de pomp blijft dan eveneens voldoende vloeistof aanwezig om de pomp bij hernieuwde aanloop voldoende te smeren. In het complete leidingsysteem geen snelsluitende afsluiters toepassen. Door plotselinge veranderingen in stroomsnelheid (bijv. snel sluiten van een afsluiter) kunnen hoge drukpieken (zgn. waterslag) ontstaan die een verwoestende schade kunnen veroorzaken aan leidingen, pompen en meetapparatuur. Leidingbelastingen die voortkomen uit temperatuurverschillen of trillingen van de leidingen kunnen met het gebruik van geschikte compensatoren worden opgevangen. De aansluiting van meetinstrumenten is voor de controle van de pomp tijdens bedrijf noodzakelijk. In de installatie moeten de voorzieningen getroffen zijn ter voorkoming van het optreden van ontoelaatbaar hoge drukken. De pomp niet gebruiken bij een gesloten/geblokkeerde afvoer, tenzij een overstortklep is aangebracht.
ATTENTIE !
De pomp mag in geen geval als bevestigingspunt voor de pijpleiding dienen. Vanuit het leidingsysteem mogen in geen geval krachten en momenten bijvoorbeeld door draaiing, uitzetting door warmte, enzovoort op de pomp worden uitgeoefend!
Zuigleiding De zuigleiding heeft voor de pomp minimaal een recht stuk van 4 x de nominale diameter van de leiding. Veranderingen van doorsnede en bochten moeten tot een minimum beperkt blijven. Ter voorkoming van luchtzakken moet bij het aanzuigen de zuigleiding stijgend naar de pomp gelegd worden, bij toeloop dalend naar de pomp. Bij stijgende leidingen, wanneer eventuele lucht niet voldoende kan worden afgevoerd, op het hoogste punt een vul/ontluchting aanbrengen. Wanneer de zuiglei-
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 24 van 48
ding een grotere doorlaat heeft dan de zuigaansluiting van de pomp, moet een excentrisch verloopstuk worden toegepast, zodat er geen luchtzak en wervelingen kunnen ontstaan. De inbouw van een voetklep in de zuigleiding is alleen noodzakelijk om bij dunne vloeistoffen een korte aanzuigtijd te bewerkstelligen. Verontreinigingen in de vloeistof moeten met behulp van een zuigkorf of filter buiten de pomp worden gehouden. Dit geldt niet voor alle centrifugaalpompen, specifieke instructies hiervoor kunnen worden opgevraagd bij de leverancier. Eventuele filters dienen een ruim bemeten doorlaat te hebben en een zo gering mogelijke drukval. Plaats bij montage tijdelijk (gedurende ca. 24 bedrijfsuren) een fijn gaas tussen zuigflens en –leiding, zodat vreemde voorwerpen het inwendige van de pomp niet kunnen beschadigen. Indien er gevaar voor blijvende verontreinigingen blijft bestaan, plaats dan definitief een filter. Via de zuigkorf mag geen lucht van het vloeistofoppervlak of opgewerveld bezinksel van de bodem in de zuigleiding komen. Zuigkorf en filter moeten regelmatig gereinigd worden. Bij centrifugaalpompen voor vuil water mogen de afmetingen van de verontreinigingen de doorlaat van de pomp niet te boven gaan. Voor het afsluiten van de leiding ten behoeve van montage- of reparatiewerkzaamheden moet dicht bij de pomp een afsluiter worden aangebracht. De afsluiter (bij voorkeur met volle doorlaat) mag niet gebruikt worden voor regeling van de pomp en moet tijdens bedrijf geheel geopend zijn. Zuigleiding dient zo kort mogelijk te zijn om de leidingweerstand zo gering mogelijk te houden. Een te grote weerstand kan gemakkelijk leiden tot cavitatie. Leidingwerk absoluut lekvrij monteren, om te voorkomen dat er lucht mee wordt aangezogen. Persleiding De persleiding selecteren op de nominale aansluitmaat van de pomp. Een optimale diameter garandeert dat de snelheid niet te hoog wordt en de stroming zoveel mogelijk laminair verloopt. Gebruik van stromingsbochten en het vermijden van T-stukken verlagen de weerstand in de persleiding. Bij gesloten persleiding, bijvoorbeeld door verstopping of door toevallig sluiten van een afsluiter kan de pomp inwendig worden beschadigd. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot ernstige schade van pomp, leidingwerk of ingebouwde meet- en regelapparatuur. Daarom moeten in de installatie de benodigde veiligheidsvoorzieningen worden opgenomen, zoals drukschakelaar, veiligheidskleppen, bypass of breekplaten met retourleidingen. Voor het afsluiten van de leiding ten behoeve van montage- en reparatiewerkzaamheden moet dicht bij de persflens een afsluiter worden aangebracht. Zie voor de eventueel noodzakelijke toepassing van een terugslagklep, paragraaf 4.8. Wanneer pompen parallel worden geschakeld is het raadzaam na de pomp een terugslagklep te monteren. Hiermee wordt voorkomen dat vloeistof vanuit de installatie of van een parallel gekoppelde pomp door de pomp terugstroomt. Speciale aansluitingen De toevoer van spoel-, sper-, quenchvloeistof moet met regelmatige tussenpozen worden gecontroleerd. Aansluitingen voor het ontluchten en voor het afvoeren van lekvloeistof moeten ook regelmatig worden gecontroleerd op verstoppingen. Quenchen : Bij het quenchen is de druk van het afdichtingmedium kleiner dan de druk van het transportmedium. Het transportmedium gaat over in het afdichtingmedium. Sperren : Bij het sperren is de druk van het afdichtingmedium groter dan de druk van het transportmedium. De afdichtingglijvlakken worden door het afdichtingmedium gesmeerd. 4.9
Geluidsreducerende opstelling Pompen of pompgroepen kunnen onder ongunstige omstandigheden geluidsniveaus van meer dan 85 dB (A) produceren. Indien nodig moet gehoorbescherming worden gedragen. Denk altijd aan uw veiligheid en volg daarom bij bediening, onderhoud en inbedrijfstelling altijd de van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften en andere technische regels op!
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 25 van 48
Omdat de pomp met of zonder aandrijving doorgaans als installatiecomponent wordt gebruikt is de definitieve opstelling bij levering meestal niet bekend. Geluidsmetingen worden daarom steekproefsgewijs door onze fabrikanten uitgevoerd onder standaard condities. Een geluidsvermindering kan worden bereikt door isolering van de fundatie ten opzichte van de vloer met behulp van een daarvoor geschikte isolatieplaat en door het gebruik van geschikt compensatoren tussen de leidingen en de pomp. De fundatie mag geen vaste verbinding met de vloer of de wanden hebben. Compensatoren moeten regelmatig op veroudering en scheuren gecontroleerd worden. Een andere mogelijkheid voor geluidsreducering is het toepassen van trillingsdempers. In dit geval moet een raamwerk onder de pompvoet of fundatie gemaakt worden. Ook kan een geluidsisolerende omkasting worden geïnstalleerd, waarbij deze omkasting specifiek is afgestemd op het terugdringen van hinderlijke geluidsniveaus. Specifieke gegevens omtrent de te verwachten geluidsemissie kunnen verstrekt worden, mits bij opdracht vermeld. 4.10
In- en uitbedrijfstelling Inbedrijfstelling Controleer de draairichting van de pomp, deze is aangegeven middels een pijl op de pomp. Controleer of de draairichting van de motor overeenkomt met die van de pomp, zie ook paragraaf 6.7. Let bij het controleren van de draairichting op voor eventueel niet afgeschermde draaiende delen! Monteer na het controleren van de draairichting de beschermkap, voordat de pomp wordt opgestart! Pompen uitgevoerd met een stopbuspakking controleren of het drukstuk door middel van de moeren niet te stijf is aangedraaid. Controle van het vrij draaien van de as uitvoeren door het aseinde bij de koppeling enige malen rond te draaien. Stopbuspakking heeft als doel lekkage tegen te gaan maar niet geheel te verhinderen. Enige lekkage is noodzakelijk, om wrijving te voorkomen en wrijvingswarmte af te voeren. Bij pompen uitgevoerd met oliegesmeerde lagering moet gecontroleerd worden of de lagerstoel reeds is gevuld en zo ja met voldoende olie is gevuld (zie oliestandaanwijzer). Zo nodig vullen of bijvullen met olie volgens de lijst aanbevolen smeermiddelen. Voor het opstarten moet de pomp en zuigleiding ontlucht en volledig met vloeistof gevuld zijn. Draai de pompas een paar keer rond en vul eventueel vloeistof bij. Een in de zuig- of toeloopleiding aanwezige afsluiter moet geheel geopend worden. Op het pompsysteem een druktest uitvoeren, waarbij de testdruk niet hoger is dan de 1,3-voudige nominale druk (zie gegevens typeplaat, paragraaf 4.1) van de pomp en afdichtingsysteem. Indien de pomp is voorzien van een spervloeistof- of spoelvloeistofaansluiting dan de afsluiter in deze toevoer geheel open draaien en controleren of de separate spervloeistoftank of –pot voldoende gevuld is. Om overbelasting van de motor te voorkomen mag alleen opgestart worden met een gesloten persafsluiter. Direct na het bereiken van het bedrijfstoerental moet de persafsluiter langzaam worden geopend en het bedrijfspunt worden ingesteld!
ATTENTIE !
De pomp mag nooit gedurende langere tijd tegen een gesloten persafsluiter draaien!
Een ontoelaatbare opwarming van de vloeistof kan tot beschadiging van de pomp leiden. Indien tijdens het opstarten vibratie optreedt, onmiddellijk verhelpen voordat opnieuw opgestart kan worden.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 26 van 48
Het opnieuw inschakelen is alleen bij stilstaande pompas toegestaan. ATTENTIE !
Terugstromende vloeistof bij stilstaande pomp mag niet tot een tegengestelde draairichting van de pomp leiden. Daardoor kunnen o.a. de draairichtingafhankelijke asafdichtingen beschadigd worden!
In bovenstaande gevallen moet een terugslagklep worden toegepast. Een veranderde pomptoerental (bijvoorbeeld bij frequentieregeling) heeft invloed op het debiet, opvoerhoogte, het opgenomen vermogen, NPSH, het lawaai en de trillingen. Het debiet varieert rechtevenredig met de pomptoerental, de opvoerhoogte varieert als snelheidsverhouding tot de tweede macht en het vermogen tot de derde macht. Het nieuwe bedrijf zal echter ook afhangen van de systeemcurve. Bij het verhogen van het toerental is het daarom belangrijk ervoor te zorgen dat de maximale bedrijfsdruk van de pomp niet wordt overschreden en de aandrijving niet wordt overbelast en dat het lawaai en de trillingen binnen de plaatselijke vereisten en regelgevingen vallen. Bovendien is het ook belangrijk om de pomp niet onder de minimale flow te laten functioneren, om rondpompen van de vloeistof in de pomp te voorkomen. Om de 1.000 bedrijfsuren de toestand van de koppeling of snaaraandrijving en de elastische elementen controleren. Na inspectie uitlijning van de koppeling controleren en indien nodig opnieuw uitlijnen, zie paragraaf 4.3. Uitbedrijfstelling De afsluiter in de persleiding sluiten. Wanneer er een terugslagklep aanwezig is en er is voldoende tegendruk in de persleiding dan kan de persafsluiter open blijven. Motor uitschakelen en erop letten of de installatie rustig tot stilstand komt. Dan de afsluiter in de zuigleiding sluiten. Bij temperaturen onder het vriespunt van de vloeistof en/of langere periode van buitenbedrijfstelling, moet de pomp volledig afgetapt en geconserveerd worden (zie paragraaf 3.3). 4.11
Onderhoud Controle tijdens bedrijf ATTENTIE !
De pomp tijdens het onderhoud / reparatie beveiligen tegen onbedoeld inschakelen. Alleen werken bij een installatie of pomp die niet onder druk staat!
Onderhouds- en schoonmaakwerkzaamheden alleen door vakbekwaam personeel laten uitvoeren. Het vakpersoneel uitrusten met persoonlijke beschermingsmiddelen. De pomp met regelmatige tussenpozen schoonmaken en onderhouden zodat een storingsvrij gebruik is gegarandeerd. Let op rustig en trillingsvrij draaien van de pomp. Drooglopen van de pomp moet beslist worden voorkomen. Asafdichtingen d.m.v. een pakkingbus met drukstuk moeten tijdens bedrijf worden afgesteld en moeten dan, afhankelijk van de toegepaste pakkingsoort, iets lekken om drooglopen en opwarming te voorkomen. De stopbusmoer of het pakkingdrukstuk dus niet te strak aandraaien. Mechanische asafdichtingen laten bij optimale omstandigheden slechts geringe of nauwelijks zichtbare (dampvorm) lekkage zien. ATTENTIE !
Draaien tegen gesloten afsluiter is niet toegestaan!
ATTENTIE !
De maximaal toelaatbare omgevingstemperatuur bedraagt 40 C. De temperatuur van de lagers kan, gemeten op het motor- of pomphuis, tot 50 C boven de omgevingstemperatuur liggen. Ze mag niet boven 90 C komen!
Toepassing voor hogere temperaturen is alleen na overleg met de leverancier toegestaan. Om bedrijfszekerheid te garanderen moeten geïnstalleerde reservepompen eenmaal per week door kortstondig in- en uitschakelen in bedrijf worden genomen.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 27 van 48
Aslagering Centrifugaalpompen zijn doorgaans uitgerust met glijlagers (eventueel in combinatie met kogellagers), vetgesmeerde kogellagers of oliegesmeerde kogellagers. Glijlagers worden of door het te verpompen medium of extern met behulp van een oliepotje of vetpatroon gesmeerd. Controleer regelmatig of de smering voldoende is en of geen ontoelaatbare speling in de lagering is opgetreden. Indien de glijlagers werken in combinatie met kogellagers dan wordt gelijktijdig vervanging aanbevolen. Vetgesmeerde kogellagers zijn doorgaans voorzien van levensduursmering (geen vetsmeernippel). Alleen wanneer lageringen zijn voorzien van vetsmeernippels moet regelmatig nasmering plaatsvinden (eventueel nasmeerfrequentie opvragen). Lagers dienen na iedere 5000 bedrijfsuren te worden gecontroleerd. Indien van toepassing vul niet meer dan 30-50% van de beschikbare vrije ruimte. Gebruik hiervoor hars- en zuurvrij lagervet (NLGI-klasse 265 tot 295 mm/10). Bij te verpompen vloei0 0 stoffen boven 110 C is lagervet op basis van lithiumzeep aan te bevelen (max. 185 C). Bij nog ho0 gere temperaturen komen siliconenvetten in aanmerking (max. 125 C). Te veel nasmering kan oververhitting en dus beschadiging van de lagers veroorzaken. Bij normaal gebruik moeten kogellagers na circa 10.000 bedrijfsuren of ten hoogste 2,5 jaar worden vervangen. Oliegesmeerde kogellagers worden gesmeerd vanuit de lagerstoel die dan ook voldoende olie moet bevatten. De oliestand moet voor de eerste inbedrijfstelling altijd worden gecontroleerd met behulp van het oliepeilglas. Zie voor de juiste oliekwaliteit de lijst aanbevolen smeermiddelen. Voor standaard toepassingen volstaat een smeerolie van 20 E bij 20 C. Controleer om de 3000 bedrijfsuren (maar minimaal elk half jaar) de hoeveelheid olie en de oliekwaliteit (kleur, samenstelling). Afgewerkte olie mag absoluut niet in het riool gegooid worden. Deze inleveren als klein chemisch afval bij een erkende afvalinzamelaar.
Bij ongunstige bedrijfsomstandigheden, zoals bijvoorbeeld bij hoge omgevingstemperatuur, corrosieve en zeer stoffige omgeving moeten de lagers dienovereenkomstig eerder gecontroleerd en zo nodig vervangen worden. ATTENTIE !
Defecte / versleten lagers leiden tot vervolgschade en kunnen een verhoogde geluidsemissie tot gevolg hebben!
De verticale norm centrifugaalpompen kunnen ook zijn uitgevoerd met tussenlagers als extra ondersteuning van de verlengde pompas. Smeermiddelen Aanbevolen smeermiddelen voor oliegesmeerde kogellagers, conform ISO VG 68 (viscositeitindeling voor industriesmeermiddelen), bij een omgevingstemperatuur van max. 85 0C en bij een toerental van de aandrijving onder de 1.500 opm. ARAL BP CHEVRON ESSO MOBIL SHELL VALVOLINE
CMY Energol HP 30 GP oil 19 Nuto H68 Vactra oil Heavy Vitrea 33 R - 306
TU 524 OC turbine oil 19 Teresso 77 D.T.E. oil Heavy – VAC HLP 44 Tellus 33
Aanbevolen smeermiddelen voor oliegesmeerde kogellagers, conform ISO VG 68 (viscositeitindeling voor industriesmeermiddelen), bij een omgevingstemperatuur van max. 85 0C en bij een toerental van de aandrijving boven de 1.500 opm.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 28 van 48
ARAL BP CHEVRON ESSO MOBIL SHELL VALVOLINE
CMU Energol HP 20 GP oil 14 Teresso 68 Vactra oil Heavy MOD Vitrea 31 R - 206
TU 518 OC turbine oil 15 D.T.E. oil Heavy – VAC HLP 36 Tellus 29
Aanbevolen vetsoorten volgens de classificatie NLGI-2 (indeling van smeervetten). BP SHELL MOBIL TOTAL CHEVRON ESSO FINA TEXACO SKF
Energrease LS 2 Alvania R2 Mobilux EP 2 Multis EP-22 Plyurea EP Grease-2 Beacon 2 Marson L2 MultifaK Ep-2 Alfalub LGMT 3
Asafdichtingen De volgende asafdichtingen worden bij de norm centrifugaalpompen toegepast. Stopbusafdichtingen : lekken druppels van de verpompen vloeistof. Mechanische afdichtingen : geringe lekkage (damp) van de verpompen vloeistof. Stopbusafdichtingen regelmatig controleren. Let erop dat de pakking niet droogt komt te lopen, derhalve dient een pomp uitgevoerd met stopbuspakking iets te lekken over de stopbus. Bij stopbusafdichtingen kan na verloop van tijd en meerdere keren aantrekken van het drukstuk nog een pakkingring gemonteerd worden. Na 4.000-5.000 bedrijfsuren en circa 25% vervorming van de stopbuspakkingringen is het raadzaam de complete set te vervangen. Zorg er daarbij voor dat alle oude pakkingringen worden verwijderd maar niet de eventueel aanwezige lantaarnring (ten behoeve van spoeling of afzuiging) weer op de goede plaats wordt gemonteerd. Een uitvoerige instructie is bij navraag beschikbaar. ATTENTIE !
Wanneer de stopbusmoer te sterk wordt aangetrokken (of het pakkingdrukstuk) kan dit een beschadiging van de pompas tot gevolg hebben!
De mechanische asafdichtingen vragen geen onderhoud. Aanwezige spoelaansluitingen moeten altijd worden gebruikt. Treedt er na langere tijd lekkage op dan moet de asafdichting als complete set worden vervangen. Revisie advies Indien een pomp geheel gecontroleerd en/of gereviseerd moet worden dan adviseren wij deze naar de leverancier terug te sturen tenzij voldoende vakbekwaam personeel en voorzieningen aanwezig zijn om de revisie volgens de voorschriften ter plaatse uit te voeren. In dat geval verzoeken wij u de specifieke de- en montagevoorschriften bij ons op te vragen (indien niet anders beschikbaar dan zullen deze in de oorspronkelijke taal worden geleverd). Om de pomp tegen inbedrijfstelling te beveiligen moeten de aansluitkabels van de motor worden losgenomen. De installatie of pompgroep moet beveiligd worden tegen onopzettelijk inschakelen. Als de pomp voor revisie wordt geretourneerd dan verzoeken wij u deze voor verzending af te tappen en te spoelen en ter voldoening aan de veiligheids- en milieuvoorschriften een “Veiligheidsver-
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 29 van 48
klaring Pompen” mee te zenden (zie bladzijde 33). Eventueel kunt u deze opvragen bij Verder B.V. of downloaden van de website www.verder.nl. De afsluiters in zuig- en persleidingen moeten worden gesloten en worden beveiligd tegen onbevoegd openen. Het pomphuis moet de omgevingstemperatuur hebben aangenomen en moet drukloos en afgetapt zijn. Bij pompen voor het transport van vloeistoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid of het milieu, moet er bij het legen van de pomp op worden gelet dat er geen gevaar voor personen of milieu ontstaat. De wettelijke bepalingen moeten worden nagekomen. Passende beschermende kleding en zo nodig een beschermingsmasker dragen! De gebruikte spoelvloeistof en vloeistofresten in de pomp moeten vakkundig en zonder gevaar voor personen en milieu worden opgevangen en afgevoerd. Er zal altijd een minimum aan vloeistof in de pomp achterblijven. Zorg er dus voor dat de pomp zorgvuldig en met een geschikt middel gespoeld wordt of neem de nodige voorzorgen om schade door achtergebleven vloeistofresten te verhinderen. Als ontvlambare, giftige of gevaarlijke producten verpompt werden, moet het reinigen van de inwendige delen van de pomp overgelaten worden aan degelijk opgeleid personeel. Raadpleeg en respecteer steeds de veiligheidsvoorschriften die voor het verpompte product van toepassing zijn. Vloeistof en spoelvloeistof incl. resten als chemisch en/of industrieel afval inleveren bij een erkende afvalinzamelaar.
De pomp altijd beveiligen tegen omvallen. Bij het losmaken van de pomp uit het leidingsysteem bestaat het risico dat deze omvalt, waardoor personen ernstig gewond kunnen raken.
De pomp alleen in drukloze, lege of ontsmette toestand demonteren en transporteren!
Bij de verschillende bouwvormen dient men als volgt te handelen : Pompen in blokbouwuitvoering : Pomp scheiden van het leidingsysteem en eventuele extra aansluitingen. Montagebouten van pompvoet en/of motorvoet losdraaien. Pompen met motor op fundatie : Pomp scheiden van het leidingsysteem en eventuele extra aansluitingen. Beschermkap koppeling verwijderen. Montagebouten van de pompvoet losdraaien en vervolgens van de motor lostrekken. Andere mogelijkheid is om de pompgroep compleet te demonteren uit het leidingsysteem : Pomp scheiden van het leidingsysteem en eventuele extra aansluitingen. Bevestigingsbouten cq. ankers losdraaien en vervolgens de pompgroep verplaatsen. Bij demontage van pomp of pompgroep mag beslist geen geweld worden gebruikt! Gebruik de juiste transport- en hijsmiddelen bij demontage, zie paragraaf 3.2! De pomp tijdens transport met passende bevestigingsmiddelen vastzetten op een voldoende stevige pallet of in een stevige geschikte doos. Zuig – en persaansluiting moeten worden afgedicht. Pomp of pompgroep verschroten : Voer componenten als bijv. pomp, aandrijving koppeling, beschermkap of fundatieplaat, al naar gelang de aard van het materiaal en de bestaande voorschriften, af als staalschroot, RVS, aluminium, koper of kunststof.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 30 van 48
Storing en storingsoorzaak Storingen in een pompinstallatie kunnen verschillende oorzaken hebben. De storing hoeft niet in de pomp te zitten, maar ook door het leidingsysteem of de bedrijfsomstandigheden veroorzaakt worden. Controleer altijd eerst of de installatie conform de voorschriften in deze gebruikershandleiding is uitgevoerd en of de bedrijfsomstandigheden nog overeenkomen met de specificaties waarvoor de pomp is aangeschaft. Bij een storing de pomp onmiddellijk stilzetten en de storing door een bevoegde persoon laten verhelpen. In het algemeen zijn storingen bij een pompinstallatie terug te brengen tot de volgende oorzaken : Storingen aan de pomp. Storingen of fouten in het leidingsysteem. Storingen door onjuiste installatie of inbedrijfstelling. Storingen door onjuiste pompkeuze
ATTENTIE !
Om storingen te kunnen verhelpen moet de pomp afgekoeld, drukloos en tevens afgetapt zijn!
Het overzicht geeft eventuele storingen aan met mogelijke oorzaken. Voor storingen die hier niet genoemd worden of die te wijten zijn aan andere oorzaken, gelieve u contact op te nemen. Overzicht van eventueel voorkomende storingen Storing
Storingsoorzaak
Pomp levert geen vloeistof
1-2-3-5-8-23-26-27-30-31-35
Pomp levert onvoldoende capaciteit
2-3-4-5-7-8-14-15-16-26-27-28-30-31-34-35
Pomp levert onvoldoende druk
2-7-8-14-15-16-28-34-35
Pomp slaat af na het starten
1-2-3-4-5-6-27-30-35
Pomp vraagt afwijkend vermogen
7-8-9-11-12-14-15-18-21-22-32-34
Pomp schudt en maakt lawaai
1-5-8-9-10-11-12-13-14-15-19-20-22-23-24-25-27-30-32
Asafdichting lekt overdadig
9-11-17-18-19-20-33
Pakking slijt teveel
6-9-11-13-17-18-19-20-21-33
Lagers slijten te snel
9-11-12-19-20-22-23-24-25
Pomp wordt warm en/of loopt vast
9-12-13-19-20-22-23-24-25
Aandrijvende unit wordt overbelast
7-9-12-13-19-20-22-23-24-25-29-30-34
Overzicht van verklaring van nummercodering storingsoorzaak Verklaring van nummercodering storingsoorzaak 1
Pomp en zuigleiding zijn niet geheel gevuld.
2
Gas of lucht komt uit de vloeistof vrij (cavitatie).
3
Luchtinsluiting in de zuigleiding.
4
Door de pakkingbus lekt lucht naar binnen.
5
Inlaat van de zuigleiding is onvoldoende ondergedompeld.
6
Spoelingleiding of lantaarnring van de stopbus is verstopt.
7
Verkeerde draairichting.
8
Vreemd voorwerp in de waaier.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 31 van 48
Verklaring van nummercodering storingsoorzaak (vervolg) 9
De assen liggen niet zuiver in elkaars verlengde.
10 De fundatie is vervormd door slechte ondersteuning of is losgetrild. 11 De as is krom. 12 Draaiende delen lopen tegen stationaire delen (wrijving te groot). 13 De lagers zijn versleten. 14 De slijtringen of waaier zijn gesleten. 15 De waaier is beschadigd. 16 De pomphuispakking lekt, mogelijk inwendige lekkage. 17
De as of asbus is versleten en/of de pakking is beschadigd. De loopvlakken van de seal zijn beschadigd.
18 De pakking is niet goed aangebracht. 19 De as draait excentrisch door versleten lagers of slecht uitlijnen. 20 De draaiende delen zijn in onbalans (trillen). 21
De pakkingdrukker is te vast aangezet, waardoor geen smerende vloeistof tussen de as en de stopbuspakking kon dringen.
22
Ondoelmatige smering of onvoldoende smeermiddel in de lagerhuizen, mogelijk als gevolg van een lek; merkbaar aan verhoogde temperatuur.
23 Onvoldoende smering. 24 De lagers zijn vervuild. 25 Roestvorming in de lagers door binnengedrongen vocht. 26 Manometrische opvoerhoogte is te laag berekend. 27
De zuighoogte is te groot of er is te weinig verschil tussen de aanwezige toeloophoogte en de dampspanning van de vloeistof (te lage NPSH/cavitatie).
28 Het toerental is te laag. 29 Het toerental is te hoog. 30 Er is verstopping in de zuigleiding (eventueel afsluiter dicht of filter verstopt). 31 Er is verstopping in de persleiding (eventueel afsluiter dicht of filter verstopt). 32 De pomp werkt niet op het juiste bedrijfspunt. 33 Er is een onjuiste afdichting toegepast. 34
De vloeistof heeft een hoger soortgelijk gewicht c.q. viscositeit dan waarvoor de pomp bestemd is.
35 Er is een lek in de zuigleiding.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 32 van 48
5.
Veiligheidsverklaring pompen
ALGEMENE INFORMATIE Betreft : Veiligheidsverklaring voor reparatie, service en/of proefdraaien van pompen en pompinstallaties. Verder B.V. wil zeker stellen, dat het zijn werknemers niet bloot stelt aan onnodige gevaren en risico‟s. Om deze reden verzoeken wij uw medewerking bij het completeren van deze verklaring en vervolgens te retourneren naar onderstaand adres of te overhandigen aan onze servicemonteur.
Klant
:
Verder B.V. / Groningen
Afdeling
:
Technical Support
Faxnummer / e-mail
:
+31 (0)50 549 59 22 /
[email protected]
Contactpersoon
:
Goederen worden pas in behandeling genomen of servicewerkzaamheden worden gestart, nadat deze verklaring op kantoor of door onze servicemonteur is ontvangen. Wij zijn u erkentelijk voor uw medewerking, zodat wij onze reparatie en service op een zo verantwoord mogelijke wijze kunnen blijven uitvoeren.
1. KLANTGEGEVENS : Klant
:
Adres
:
Postcode
:
Woonplaats
:
Telefoonnummer
:
Faxnummer
:
Contactpersoon
:
Afdeling
:
Opdrachtnummer
:
2. POMPGEGEVENS : Fabrikaat + Type
:
Serienummer
:
3. PROCESGEGEVENS : Medium
:
Gereinigd met
:
Uitgevoerd door
:
Datum
:
Opmerkingen
:
Veiligheidsvoorschriften medium s.v.p. aankruisen wat van toepassing is.
SCHADELIJK
GIFTIG
BRANDBAAR
ONTVLAMBAAR
EXPLOSIEF
RADIOACTIEF
CORROSIEF
MILIEUGEVAARLIJK
VEILIG
Een kopie van deze verklaring s.v.p. meesturen met de pomp of overhandigen aan onze servicemonteur. Indien van toepassing een kopie van het productveiligheidsblad bijvoegen. Wanneer de pomp moet worden getransporteerd, alle pompaansluitingen afsluiten, dit om veiligheids-, gezondheids- en milieurisico‟s te vermijden.
Hiermee bevestigd ondergetekende dat de pomp volledig is ontdaan van gevaarlijke stoffen (zuren, logen, oplosmiddelen, etc.) en gereinigd is. Mocht tijdens demontage of proefdraaien het vermoeden bestaan, dat de pomp resten bevat van gezondheids- en/of milieubelastende stoffen, dan houdt Verder B.V. zich het recht voor om de betreffende pomp naar de opdrachtgever te retourneren of om de servicewerkzaamheden te stoppen.
Naam
:
Datum
:
Handtekening
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 33 van 48
:
6.
Aanvullende veiligheids- en bedrijfsvoorschriften voor elektro- en verbrandingsmotoren.
6.1
Algemeen In verband met de veelheid van mogelijke fabrikaten en uitvoeringen van door Verder B.V. meegeleverde aandrijvingen, kan alleen een aantal algemene aanwijzingen worden gegeven. Deze zijn voor ervaren installatie- en/of servicemonteurs meestal voldoende. Vraag bij twijfel of bij het ontbreken van voldoende informatie deze, voor u tot installatie overgaat, op bij Verder B.V.
Tijdens gebruik kunnen motoren zeer heet worden.
Tijdens bedrijf moet rekening worden gehouden met bewegende delen en, ook na uitschakeling, met spanningvoerende delen en hete oppervlakken. Zoals dit geldt voor pompinstallaties in het algemeen, dienen transport, installatie en onderhoud uitsluitend te worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Dit onder strikte naleving van de desbetreffende technische handleidingen en voorschriften, de waarschuwings- en instructiegegevens, de installatiespecifieke bepalingen en vereisten, de nationale en regionale voorschriften ten aanzien van installatie en veiligheid. Foutieve installatie en/of bediening, ongeoorloofd gebruik en ondeskundig handelen kan zwaar lichamelijk letsel en/of grote materiële schade tot gevolg hebben!
6.2
Toepassing volgens de voorschriften De door Verder B.V. geleverde pompen en pompgroepen zijn bestemd voor inbouw in industriële installaties en voldoen aan de Machinerichtlijn 2006/42/EG. Inbedrijfname is verboden, totdat is vastgesteld dat de installatie of machine voldoet aan deze Machinerichtlijn. Door het aanbrengen van bekabeling en de toepassing van diverse elektrische componenten bij installatie, dient ook te worden nagegaan of de installatie voldoet aan de EMC-Richtlijn 2004/108/EG. De motoren zijn ontworpen voor industrieel gebruik en mogen daarom uitsluitend worden geïnstalleerd door vakkundig en bevoegd personeel. Vóór inbedrijfstelling dient de installatie conform alle voorschriften, wetsbepalingen en technische normen te worden uitgevoerd.
6.3
Transport en opslag Geconstateerde beschadigingen moeten direct aan de vervoerder en Verder B.V. worden gemeld. Voor het melden van eventuele schade, zie paragraaf 3.1 – Controle geleverde goederen. Hijsogen dienen vast aangedraaid te zijn en mogen alleen voor het heffen van het eigen gewicht van de aandrijving (en NIET van de gehele pompgroep!) worden gebruikt! Opslag mag alleen plaats vinden in een droge, stofvrije en trillingsarme ruimte, waarbij openingen van kabelinvoeren en doorlopende bevestigingsgaten tijdelijk afgedicht worden. Houd er rekening mee dat na een opslag van een jaar de gebruiksduur van het vet in de lagers afneemt. Opslaan is toegestaan bij temperaturen tussen de -20 0C en +40 0C. Activeer, indien deze is gemonteerd, de stilstandverwarming; gebruik anders een droogmiddel. Roteer ook de as iedere week Ook wordt geadviseerd, na langere stilstandtijd, de isolatieweerstand van de wikkelingen te (laten) controleren alvorens toto inbedrijfstelling over te gaan. Als de isolatieweerstand lager is dan 10 Mohm, gemeten met een meggerspanning van 500 V bij een temperatuur van 20 0C, verdient het aanbeveling de motorwikkeling te laten drogen.
6.4
Opstelling- en montagevoorschriften Op de plaats van gebruik moeten de condities voldoen aan alle op het typeplaatje en in de gebruikershandleiding vermelde gegevens. Tenzij hierin uitdrukkelijk is voorzien, geldt :
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 34 van 48
Een toelaatbare omgevingstemperatuur van –15 0 tot +40 0C. Een te hoge omgevingstemperatuur en luchtvochtigheid, zal de goede werking van de motor nadelig beïnvloeden. Opgesteld in een voldoende geventileerde ruimte en genoeg vrije ruimte bij de koelluchtopeningen van minstens een 1/4 van de elektromotordiameter. De warme lucht uitstroom mag niet terug gevoerd worden naar deze koelluchtopeningen. Oliën, zuren, gassen, dampen en stralingen in de directe omgeving zijn niet toegestaan. Stofvorming, welke zich hecht aan het oppervlak van de motor, zal de goede werking van de motor nadelig beïnvloeden. Opstelling en montage van de motor op een vaste en vlakke ondergrond en/of fundatie, die zwaar genoeg is om het gewicht en de trillingen van de motor(en) op te vangen. Wanneer de motor is voorzien van een elastische koppeling na montage de uitlijning altijd controleren, zie paragraaf 4.3 – Uitlijning koppeling. Relevante afschermen op en rondom de motor moeten naar behoren zijn aangebracht. Schakelapparatuur altijd aanbrengen in hiervoor geschikte droge, stofvrije en afsluitbare ruimte. Bescherm verticale bouwvormen tegen het binnendringen van vreemde delen of vloeistof (let daarbij op de ongehinderde toevoer van koellucht!). Wanneer eventueel aanwezige condenswatergaten met plastic doppen zijn afgesloten, deze alleen als dit nodig is openen. Bij geopende afwateringsgaten gaat de beschermingsgraad IP 55 verloren. De klemmenkast zo mogelijk met kabelinvoer naar onderen monteren. Passende PG-wartels moeten zorgen voor een goede kabelinvoerafdichting. Opstelling in vochtige ruimten of in de buitenlucht kan alleen een storingsvrij bedrijf worden gewaarborgd wanneer ook onderstaande werkzaamheden worden uitgevoerd : Breng de klemmenkast zó aan dat de kabel van onderaf wordt ingevoerd. Gebruik passende PG- of metrische wartels of pas verloopstukken toe. Smeer de schroefdraad van wartels en blindstoppen met pakking in, draai ze goed vast en smeer ze daarna nogmaals in. Dicht kabelinvoer eveneens goed af. Reinig de sluitranden van de klemmenkast en het klemmenkastdeksel vóór de montage. De pakkingen moeten aan één kant zijn ingeplakt. Vervang uigedroogde en gebarsten pakkingen. 6.5
Vermogensafname Het vermogen van de motor kan bijvoorbeeld via een elastische koppeling, via V-snaren of door middel van rechtstreeks op de as gemonteerde onderdelen worden afgenomen. Een nauwkeurige uitlijning verhoogt onder meer de levensduur van de lagers. Bij rechtstreeks op de as gemonteerde onderdelen die een grotere diameter hebben, dien men wel op de “lager-rotatiekrachten” te letten. Stoten en slagen moeten in ieder geval worden vermeden. Om de motoras niet ontoelaatbaar te belasten, moeten de motoor en d pomp zorgvuldig worden uitgelijnd. De toelaatbare radiale krachten mogen niet worden overschreden. Het opgegeven nominale motorvermogen geldt voor een omgevingstemperatuur van max. 40 0C en een opstellingshoogte tot 1.000 meter. Bij een hogere omgevingstemperatuur, of bij een opstelling op grotere hoogte, neemt het toelaatbare afneembare vermogen af. Bij montage aan een vertragingskast op opsteekas van de pomp is het aan te bevelen de as en de flens te voorzien van een vetlaag, zodat eventuele demontage gemakkelijk kan worden uitgevoerd.
6.6
Elektrische aansluiting
Er mag alleen aan de installatie worden gewerkt wanneer deze spanningsvrij is. De installatie moet worden beveiligd tegen opzettelijk inschakelen. De motor moet overeenkomstig de op het typeplaatje vermelde gegevens en volgens het aansluitschema in de klemmenkast worden aangesloten. Tenzij hierin uitdrukkelijk is voorzien, geldt : De aansluiting van de motor moet voldoen aan de ter plaatse geldende voorschriften, waarbij een thermische beveiliging (motorbeveiligingsschakelaar) het risico van overbelasting van de motor moet beperken. Aansluiting op het elektriciteitsnet en inbedrijfstelling mag uitsluitend worden uitgevoerd door een erkend installateur.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 35 van 48
De nominale spanning en frequentie van de motor moeten overeenkomen met de gegevens van het voedingsnet. Let erop dat in sommige gevallen één-fase motoren worden geleverd zonder toebehoren (condensatoren, aanlooprelais of schakelaar). In dit geval moeten de benodigde delen via de vakhandel worden aangeschaft en conform de voorschriften worden aangesloten. Voor motoren die zijn bestemd voor schakelbedrijf met veel schakelingen, is de gebruikelijke motor beveiligingsschakelaar niet voldoende. Dergelijke motoren kunnen worden uitgerust met temperatuurvoelers in het wikkelingenpakket en via schakeling worden bewaakt. Aansluiten motor : - Kabeldoorsneden controleren. - In de klemmenkast, aansluiting wikkelingen controleren en zonnodig vastdraaien. - Motor aansluiten volgens bijgevoegd aansluitschema. - Klemmenbruggen juist aanbrengen. - Aansluitingen en aardkabel goed vastdraaien. Een elektrische schok kan voor personen dodelijk zijn. De behuizing van de pomp moet op de aarde van het gebouw zijn aangesloten om potentiaalverschillen op te heffen. 6.7
Inbedrijfstelling Verzeker u er voor inbedrijfstelling van dat : Controlemaatregelen na langere opslagtijd zijn uitgevoerd. Alle aansluitingen volgens de voorschriften zijn uitgevoerd. De aandrijving onbeschadigd en niet geblokkeerd is. Motor ten opzicht van de pomp zorgvuldig is uitgelijnd. De draairichting van de aandrijving goed is (zie hiervoor de draairichtingspijl op de pomp). Schakel de motor slechts gedurende korte tijd in en controleer de draairichting. Motoren kunnen voor beide draairichtingen gebruikt worden. Men kan de draairichting wijzigen door twee willekeurige net-aansluitdraden te verwisselen. Alle motorbeveiligingen zijn aangebracht en juist zijn ingesteld. Na aansluiten en testen controleren of het deksel van de klemmenkast weer juist is gemonteerd. Er geen andere gevaarbronnen zijn. Verzeker u er tijdens inbedrijfstelling van dat : De aandrijving probleemloos draait (let op : niet op toeren komen, wisselend toerental, sterke geluidsproductie, trillingen etc.). Bij storing of twijfel de aandrijving direct uitschakelen en oorzaak storing (eventueel in overleg met Verder B.V.) vaststellen!
6.8
Inspectie / Onderhoud Schakel altijd de installatie uit voordat een inspectie- of onderhoudsbeurt wordt uitgevoerd. Ook na uitschakeling moet rekening worden gehouden met bewegende, spanningsvoerende of hete delen!
ATTENTIE !
Beveilig de installatie altijd tegen onbedoeld en onbevoegd inschakelen zolang de werkzaamheden duren!
Periodiek onderhoud moet elke 2.000 werkuren of elke drie maanden worden uitgevoerd. Alle montagebouten en elektrische verbindingen dienen te worden gecontroleerd en indien noodzakelijk te worden vastgedraaid. Tevens periodiek lagers nasmeren, indien hiervoor de mogelijkheid aanwezig is, nasmeertijden kunnen worden opgevraagd bij de leverancier. Regelmatig het oppervlak en de koelluchtopeningen van de motor schoonmaken.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 36 van 48
Bij motoren na 10.000 bedrijfsuren (of zoveel korter als abnormale bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken) : Motor inspecteren. Controle van de lagers en de verkleuring van het vet, eventueel lagers vervangen. Asafdichting(en) vervangen. Schoonmaken zowel binnen als buiten de motor, met speciale aandacht voor het reinigen van de koelluchtwegen. De lagers zijn voorzien van kogellagervet op lithium-basis en dienen ieder drie jaar vervangen te worden. Sla nooit op een lager met een hamer en gebruik altijd de juiste gereedschappen voor montage en demontage. Motoren die worden blootgesteld aan extreem hoge of lage temperaturen moeten worden voorzien van speciaal vet en/of speciale lagers. Let er bij het verwijderen van de rotor op dat de wikkelingen niet worden beschadigd. Voor motoren t/m grootte IEC 180 is het voldoende om koelluchtdoorgangen schoon te houden en de lagers te controleren. Deze motoren hebben lagers met levensduursmering. Bij revisie van de motor moeten de lagers worden vervangen. Motoren boven grootte IEC 180 zijn voorzien van lagers met smeerinrichting. Naast het schoonhouden van de koelluchtdoorgangen dienen de lagers regelmatig te worden gecontroleerd en met behulp van een vetpomp te worden nagesmeerd. Voor de smering van lagers dient een smeervet te worden toegepast, bestaande uit minerale basisoliën en een verdikker op basis van lithiumzeep of een lithiumzeepcomplex, met een consistentieklasse van 3 volgens NLGI. Elektromotoren en verbrandingsmotoren worden door Verder B.V. volgens WB standaard- en/of klantspecificaties toegepast. Bij standaard toepassingen, zoals aangegeven in deze gebruikershandleiding, zullen de specificaties van andere fabrikaten hier doorgaans mee overeenkomen. Eventueel kan een specifiek bedrijfsvoorschrift worden opgevraagd. Ook de exacte hoeveelheden worden op aanvraag verstrekt. Aandrijving verschroten : Voer stator en rotor, al naar gelang de aard van het materiaal en de bestaande voorschriften, af als staalschroot, aluminium, koper of kunststof. Indien een aandrijving geheel gecontroleerd en/of gereviseerd moet worden dan adviseren wij u deze terug te sturen naar Verder B.V. t.a.v. de afdeling Technical Support, zie paragraaf 1.3. 6.9
Lager- en smeertabellen Tabel 1. Bouwgrootte
Lager type
Lager type
Levensduur
Levensduur
Levensduur
IEC 56 63 71 80 90 100 112 132
A-zijde DE 6201 6202 6203 6204 6205 6206 6306 6308
B-zijde NDE 6201 6202 6203 6204 6205 6206 6306 6308
n=2P uren 20.000 19.000 17.000 15.000 14.000 12.000 11.000 8.000
n=4P uren 28.000 26.000 25.000 25.000 23.000 23.000 22.000 17.000
n-6P uren 30.000 30.000 28.000 27.000 26.000 25.000 24.000 22.000
160 180
6309 6311
6309 6311
6.500 4.300
15.000 12.000
19.000 16.000
Lagers IEC-56/180 zijn standaard dubbelzijdig gesloten en voorzien van levensduursmering.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 37 van 48
Tabel 2. Bouwgrootte
Lager type
Lager type
A-zijde DE 6312-C3 NU-312 6313-C3 NU-313 6315-C3 NU-315 6315-C3 6317-C3 NU-317 6315-C3 6318-C3 NU-318
B-zijde NDE 6312-C3 6312-C3 6313-C3 6313-C3 6315-C3 6315-C3 6315-C3 6317-C3 6317-C3 6315-C3 6318-C3 6318-C3
IEC 200 200 225 225 250 250 280 280 280 315 315 315
Smeerinterval n=2P uren 3.600 1.800 3.000 1.500 1.800 900 1.800 1.800 -
Smeerinterval n=4P uren 9.300 6.900 9.000 6.400 8.400 5.600 7.900 5.000 7.600 4.600
Smeerinterval n=6P uren 12.200 9.800 12.000 9.500 11.300 9.100 10.900 8.720 10.600 8.500
Hoeveelheid ver per lager navulling gr. 20 20 25 25 30 30 30 40 40 30 40 40
Lagers IEC-200/315 zijn nasmeerbare open lagers. Tabel 3. bouwgrootte IEC 355 2-polig 355 4-polig 355 6/12-polig
lager type
Smeer-
Lager type
Smeer-
Hoeveelheid
A-zijde DE
interval uren
B-zijde NDE
interval uren
vet per lager navulling gr.
6317-MP63
1.500
6317-MP63
1.500
35
NU322-MP63
2.000
6322-MP63
4.000
65
NU322-P6
3.000
6322-P6
6.000
65
Lagers IEC-355 zijn nasmeerbare open lagers. Voor deze tabellen geldt : De tabel geeft bedrijfsuren, waarna 99% van een groep lagers, die onder dezelfde omstandigheden draaien, nog afdoende zijn gesmeerd. Slechts als vuistregel kan worden aangenomen dat 90% van een groep lagers nog afdoende is gesmeerd na een tijdsduur die 2 maal langer is. Als de lagers gemonteerd zijn op een verticale as (bijv. V1 opstelling), dient de levensduur te worden gehalveerd. 0 0 De tabel geldt voor bedrijfstemperaturen van 70 C. Per 15 C daarboven dient de tijdsduur 0 0 gehalveerd te worden. Per 15 C onder de 70 C kan de tijdsduur maximaal 1x worden verdubbeld. De tabellen gelden alleen binnen het normale temperatuurbereik van het toegepast vet. Vetlevensduren hoger dan 30.000 uur worden als niet betrouwbaar beschouwd.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 38 van 48
6.10
Motorstoringen Fout
Oorzaak
Oplossing
Motor te warm (kan alleen Motor in driehoek geschakeld door meting worden be- i.p.v. de geprojecteerde ster- Aansluitschakeling corrigeren. oordeeld) schakeling. Netspanning wijkt meer dan 5% af van de nominale motorspanning. Hogere spanning heeft bij hoogpolige motoren een ongunstige uitwerking Zorg voor een juiste netspanning omdat bij deze motoren bij normale spanning, in onbelaste toestand, een stroom loopt die vrijwel gelijk is aan de nominale stroom. Hoeveelheid koellucht te geZorg voor een goede aan- en afvoer ring, koelluchtdoorgang vervan de koellucht. stopt. Koellucht is voorgewarmd.
Zorg voor frisse lucht.
Overbelasting, bij normale Grotere aandrijving inbouwen (benetspanning, te hoge stroom paald door vermogensmeting). en een te laag toerental. Bedrijfssoort (S1 tot S8 DIN 57 530) overschreden. Wordt bv. de motor t.g.v. een te groot aantal schakelingen te warm Bedrijfssoort aanpassen. Raadpleeg dan kan niet zonder meer een de fabrikant. groter motortype worden gekozen omdat de effecten hierbij hetzelfde zullen zijn. Slechte kabelverbinding (tijdeKabelverbinding controleren en evt. lijk 1-fase bedrijf). Doorgebrangebreken verhelpen. de smeltveiligheid Motor loopt niet aan.
Smeltveiligheid vernieuwen. ThermiSmeltveiligheid doorgebrand. sche beveiliging resetten, op juiste Thermische beveiliging uitgeinstelling controleren, zo nodig corrischakeld. geren. Motorbeveiligingsschakelaar spreekt aan.
Motorbeveiligingsschakelaar op de juiste instelling controleren en opnieuw inschakelen.
Motormagneetschakelaar Stuurstroomcircuit van de motormschakelt niet, fout in het stuur- agneetschakelaar controleren en de stroomcircuit. fout verhelpen. Motor loopt niet of zwaar aan.
Motor loopt niet of zwaar aan. Motor is gewikkeld voor drieSchakeling corrigeren. hoekschakeling maar in ster geschakeld. Spanning of frequentie wijkt in ieder geval bij het inschakelen Voor een betere stroomvoorziening sterk af van de nominale waar- zorgen. de.
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 39 van 48
Fout
Oorzaak
Oplossing
Motor loopt in sterschakeling niet aan maar wel in driehoekschakeling.
Indien driehoekinschakelstroom niet te hoog is, direct inschakelen. AnKoppel bij sterschakeling is niet ders een grotere motor aanbouwen voldoende. of na raadpleging fabrikant een speciale motoruitvoering. Sterdriehoekschakelaar maakt Sterdriehoekschakelaar nakijken en geen contact. eventueel repareren.
Motor bromt en heeft hoge Defecte wikkeling. stroomafname. Rotor loopt aan. Smeltveiligheden branden door of motorbeveiligingsschakelaar schakelt direct af.
Motor moet gerepareerd worden. Motor moet gerepareerd worden.
Kortsluiting in de leiding of Kortsluiting verhelpen. motor. Motor maakt sluiting met het Kortsluiting door fabrikant of reparahuis of heeft kortsluiting in de tiebedrijf laten verhelpen. windingen. Motor is verkeerd aangesloten. Motor op de juiste manier aansluiten.
6.11
Motor draait in de verkeerde draairichting.
Motor is verkeerd aangesloten. 2 fasen verwisselen.
Beschadigde wikkelingen.
-
Motor moet terug naar fabrikant of naar een gespecialiseerd reparatiebedrijf.
Verbrandingsmotoren Indien de pompgroep is uitgevoerd met een verbrandingsmotor behoort de handleiding van deze motor tot de levering van de groep. Indien deze gebruikershandleiding niet aanwezig is verzoeken wij u dringend contact met ons op te nemen. Ongeacht deze handleiding moet u voor alle verbrandingsmotoren de volgende punten in acht nemen : Neem de plaatselijke geldende veiligheidsvoorschriften in acht. Het uitlaatsysteem van de verbrandingsgassen en de buitenkant van de motor moeten afgeschermd zijn tegen toevallige aanraking i.v.m. hete oppervlakten. De startrichting moet automatisch ontkoppeld worden als de motor is gestart. Het ingestelde maximum toerental van de motor mag niet worden gewijzigd. Controleer voor het starten van de motor het oliepeil. Aanzetslinger en startsleutels tegen onbevoegd gebruik beschermen. De motor mag alleen door personen bediend, onderhouden en gerepareerd worden, die daartoe geschoold zijn. Brandstoffen en Smeermiddelen kunnen giftige bestanddelen bevatten. Zie hiervoor de voorschriften van de producent hierover. Tanken alleen bij afgezette motor. Bij open vuur of vonken of tijdens het roken nooit tanken, of brandstof overgieten of morsen. Alleen regelmatig onderhoud, overeenkomstig de aanwijzingen in de gebruikershandleiding van de motor, garanderen een betrouwbare inzet van de motor.
6.12
Aansluitschema’s elektromotoren Aansluitingen voor elektromotoren staan als aansluitschema‟s vermeld op de pagina‟s 36 t/m 38. Er mag alleen aan de installatie worden gewerkt wanneer deze spanningsvrij is. De installatie moet worden beveiligd tegen opzettelijk inschakelen!
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 40 van 48
A
B
U2
W2
C
V2
1W2
1W1
2W
2U
1W2
1W1
1W1
1V1
2W
2W
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 41 van 48
2V
D
1U
1V
1W
1U
1V
1W
2U
2V
2W
2U
2V
2W
E
2V2
1U1
2W1
1V2
1W1
2V2
2W1
1V2
1W1
2U2
2V1
1U2
2U1
1V1
2U2
2V1
1U2
1V1
2W2
2U1
1W2
1U1
2W2
1W1
2U1
1W2
1U1
1V1
in geval van Y/D aanloop
1U1-1W2
2V2
2W1
1V2
1W1
2V2
2W1
1V2
1U2
2V1
2U2
2V1
1U2
1V1
2W2
2U1
1W2
1U1
2V1 in geval van Y/D aanloop
2W1
1W1
2U2
2U1-2W2
1V1
2W2
1U2-1V1
1W2
2U1
1U1
1V2-1W1
2U2-2V1
2V2-2W1
F
2U
1W
1U
1V
1U
1V
1W
2U
2V
2W
2W
2V
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 42 van 48
1U
1V
1W
2U
2V
2W
F
1W2
1W2
1U1
1W1
1V1
1W1
2W
1V2
1W1
2W
2U
1W2
1W1
H
2W
2V
2W
Opties: PTC voelers
Remmotor
Stilstandsverwarming
+O
+O
205VDC +O
M
M
3
M
3
3 62 61
12
13
70
71 2AC400V.50Hz
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 43 van 48
1W1
7.
Aantekeningen
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 44 van 48
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 45 van 48
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 46 van 48
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 47 van 48
Voor service en reparatie aan alle merken pompen (en vor onderdelen) belt u:
050 – 549 59 00 of:
0800 - 7667767
CF-NCP-01/2013-1.0-NL / Pagina 48 van 48