Originele Gebruikershandleiding
VERDRINGERPOMPEN ► Membraandoseerpomp
TYPE :
Omni, Pulsa, PulsaPro, Pulsar, Pulsar Hypopomp, Pulsar Shadow
Ordernummer
:
Uitgave
: VD-MDP-06/2014-2.0-NL
Type
:
Artikelnummer :
Serienummer
:
Code
: OG-MDP
Lees deze gebruikershandleiding aandachtig door en neem kennis van de inhoud voordat men de pomp in gebruik stelt of er onderhoud aan pleegt. Technische wijzigingen voorbehouden.
Inhoudsopgave EG - Verklaring van Overeenstemming
4
Inbouwverklaring
5
Inleiding
6
1.
7
Algemeen 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2.
3.
4.
Inleiding Garantie Service en ondersteuning Uitvoeringen pompen Uitvoeringen systeemcontrole (regelingen)
7 7 7 8 10
Veiligheid
12
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
12 13 13 13 13 14 14 14
Verklaring van veiligheidsaanduidingen Kwalificatie en opleiding personeel Gevaren verbonden aan het niet opvolgen van veiligheidsinstructies Veiligheidsbewust werken Veiligheidsinstructies voor bedrijfsleiding en het bedienend personeel Veiligheidsinstructies voor inspectie-, onderhouds- en montagewerkzaamheden Modificaties aan pomp, pompgroep en onderdelen zonder toestemming Specifieke aanwijzingen voor het werken met verdringerpompen
Transport en opslag
15
3.1 3.2 3.3
15 15 16 16 16
Controle geleverde goederen Transport Opslag - Korte termijn (< 1 jaar) - Lange termijn (> 1 jaar)
Algemeen bedrijfsvoorschrift voor verdringerpompen
17
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
17 17 20 20 20 21 21 22 23 24 24 24 25 25 25 26 26 27 28 28 28 28 29 30
4.7 4.8
4.9
Markering Opstelling Aansluiting elektrische aandrijving Uitlijning koppeling Demontage/montage beschermkap Leidingwerk - Algemeen - Zuigleiding - Persleiding Geluidsreducerende opstelling In- en uitbedrijfstelling - Inbedrijfstelling - Slagverstelling (handmatig) - Opstartinstructies pompkop (hydrauliek zijde) - Opstartinstructies pompkop (product zijde) - Opstartinstructies pompkop - PTP (Push to Purge / Automatische ontluchtingsklep) - Kalibratie pomp - Controle via indicatievenster - Uitbedrijfstelling Onderhoud - Controle tijdens bedrijf - Zuig- en persklep pomp - Lekdetectie
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 2 van 56
-
Aslagering Smeermiddelen PULSAR Smeermiddelen PULSA Asafdichtingen Revisie advies Storing en storingsoorzaak
33 33 34 36 36 37
5.
Veiligheidsverklaring Pompen
41
6.
Aanvullende veiligheids- en bedrijfsvoorschriften voor elektromotoren
42
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11
42 42 42 42 43 43 44 45 46 47 48
7.
Algemeen Toepassing volgens de voorschriften Transport en opslag Opstelling- en montagevoorschriften Vermogensafname Elektrische aansluiting Inbedrijfstelling Inspectie / Onderhoud Lager- en smeertabellen elektromotoren Motorstoringen Aansluitschema’s elektromotoren
Aantekeningen
52
Vertaling Deze gebruikershandleiding is het originele document en geen vertaling. Bij levering in landen van de EU moet de gebruikershandleiding in de taal van het land van de gebruiker worden vertaald. Voor een vertaling van deze gebruikershandleiding neem contact op met Verder B.V. Copyright (Auteursrecht) Verstrekking aan derden is, evenals vermenigvuldiging van dit document en het te gelde maken van de inhoud ervan, voor zover niet uitdrukkelijk toegestaan, verboden. Overtreding hiervan verplicht tot schadevergoeding Alle rechten voorbehouden
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 3 van 56
EG – VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING (volgens Bijlage II.1.A van de Machinerichtlijn 2006/42/EG) Fabrikant Verder B.V. Leningradweg 5 9723 TP Groningen Nederland
Wij verklaren hierbij dat :
De volgende productgroep uitgevoerd als machine (pomp geleverd met aandrijving) in overeenstemming zijn met alle toepasselijke bepalingen van de richtlijnen en, in voorkomend geval, met de geharmoniseerde normen of delen van deze normen, welke zijn aangegeven in deze verklaring.
Productgroep
Type
: Membraandoseerpomp (MDP) : Omni, Pulsa, PulsaPro, Pulsar, Pulsar Hypopomp, Pulsar Shadow
Technisch Dossier (TD) : Ordernummer fabrikant (zie voorblad gebruikershandleiding)
Richtlijnen
: De volgende Europese Richtlijnen zijn van toepassing
Normen
2006/42/EG 2006/95/EG 2004/108/EG
: Machinerichtlijn : Laagspanningsrichtlijn : EMC-richtlijn
: De volgende geharmoniseerde Normen zijn van toepassing
NEN-EN 809 Algemene veiligheidseisen : Pompen en pompeenheden voor vloeistoffen
NEN-EN-ISO 12100:2010 Veiligheid van machines : Basisbegrippen voor ontwerp - Risicobeoordeling en risicoreductie.
De pompgroepen (machine) waarop deze verklaring betrekking heeft mogen pas in gebruik worden gesteld nadat deze op de door de fabrikant voorgeschreven wijze zijn geïnstalleerd en , in voorkomend geval, nadat het totale systeem waarvan deze pompen deel uitmaken, geheel in overeenstemming met de bepalingen van Richtlijn 2006/42/EG is gebracht.
Plaats Datum
: Groningen : 01-06-2014
Naam Functie
Handtekening :
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 4 van 56
: Werner Bosman : Directeur
INBOUWVERKLARING (volgens Bijlage II.1.B van de Machinerichtlijn 2006/42/EG) Fabrikant Verder B.V. Leningradweg 5 9723 TP Groningen Nederland
Wij verklaren hierbij dat :
De gedeeltelijke voltooide pompen van de volgende productgroep in overeenstemming zijn met alle toepasselijke bepalingen van de richtlijn en, in voorkomend geval, met de geharmoniseerde normen of delen van deze normen, welke zijn aangegeven in deze verklaring.
Productgroep
Type
: Membraandoseerpomp (MDP) : Omni, Pulsa, PulsaPro, Pulsar, Pulsar Hypopomp, Pulsar Shadow
Technisch Dossier (TD) : Ordernummer fabrikant (zie voorblad gebruikershandleiding)
Richtlijnen
: De volgende Europese Richtlijnen zijn van toepassing
Normen
2006/42/EG
: Machinerichtlijn
: De volgende geharmoniseerde Normen zijn van toepassing
NEN-EN 809 Algemene veiligheidseisen : Pompen en pompeenheden voor vloeistoffen
NEN-EN-ISO 12100:2010 Veiligheid van machines : Basisbegrippen voor ontwerp - Risicobeoordeling en risicoreductie.
En dat deze bestemd zijn om af te bouwen van het gespecificeerde type tot een volledige pompgroep en op grond van de Richtlijn 2006/42/EG pas in gebruik mag worden genomen nadat de gehele machine, in overeenstemming met de richtlijn is gebracht en verklaard.
Plaats Datum
: Groningen : 01-06-2014
Naam Functie
Handtekening :
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 5 van 56
: Werner Bosman : Directeur
Inleiding Deze gebruikershandleiding geeft de meest belangrijke informatie over de Membraandoseerpompen en is opgesteld volgens NEN 5509 (gebruikershandleidingen : Inhoud, structuur, formulering en presentatie) en is bestemd voor gebruikers en installateurs met enige kennis van installatie en het gebruik van pompen, pompgroepen en –installaties. Houdt U altijd aan deze instructies! Gedetailleerde gegevens van de pomp of aandrijving als bijvoorbeeld doorsnedentekening, lijst met reserveonderdelen, de- en montage-instructies zijn vermeld in de specifieke Gebruikershandleiding van de pomp of aandrijving. Zie ook het overzicht van toepassing zijnde documenten in deze inleiding. Deze kunnen indien nodig worden bijbesteld. Deze handleiding dient altijd in de buurt van de werkplek van het product of samen met het product bewaard te worden! Deze gebruikershandleiding is bedoeld om op eenvoudige wijze vertrouwd te raken met het product en het toelaatbare gebruik daarvan en om zo mee te helpen te voldoen aan de veiligheidseisen. De instructies houden niet noodzakelijk rekening met de plaatselijke voorschriften. Zorg ervoor dat dergelijke voorschriften door iedereen worden opgevolgd, inclusief die personen die het product installeren. Reparatiewerkzaamheden altijd afstemmen met het bedieningspersoneel en neem alle plaatselijke veiligheidseisen en van toepassing zijnde veiligheids-, gezondheids- en wettelijke voorschriften in acht. Deze gebruikershandleiding moet gelezen worden voordat de pomp of pompgroep geïnstalleerd, bestuurt, gebruikt en onderhouden wordt, waar ook ter wereld en in overeenstemming met de meegeleverde Gebruikershandleiding. De pomp of pompgroep mag niet gebruikt worden totdat aan alle voorwaarden met betrekking tot veiligheid voldaan is. Het negeren en niet toepassen van de huidige gebruikershandleiding wordt als misbruik gezien. Lichamelijk letsel, productschade, vertraging of storingen veroorzaakt door misbruik vallen niet onder de garantie van Verder B.V.! Documenten welke ook van toepassing zijn bij de Membraandoseerpompen zijn : Document
Doel
Aanvullende ATEX-handleiding
Bedrijf in explosiegevaarlijke omgeving
Gegevensblad voor order Opstellingstekening cq. maatschets
Technische gegevens, gebruiksvoorwaarden 1)
Opstellingsmaten, aansluitmaten, enz.
Technische beschrijving
Technische gegevens, gebruiksgrenzen
Specifieke gebruikshandleiding
IOM, doorsnedentekening, onderdeelnummers, enz.
Toeleveringsdocumentatie
Technische documentatie voor toeleveringsonderdelen
Pakbon
Gegevens over leveromvang, gewicht, enz.
Conformiteitverklaring, inbouwverklaring
Normconformiteit dat de pomp of pompgroep aan alle eisen van de toepasselijke EG-richtlijn(en) voldoet (zie pagina 4 en 5)
1)
Kan indien nodig worden meegeleverd, wanneer deze is besteld bij opdracht.
Deze gebruikershandleiding is met grote zorgvuldigheid samengesteld om er zeker van te zijn dat er geen onjuistheden in staan of er gegevens ontbreken. De informatie als gegeven in deze gebruikershandleiding is compleet op de datum van druk (zie uitgave op het voorblad van deze gebruikershandleiding). Ondanks alle moeite die Verder B.V. heeft gedaan om correcte en alle noodzakelijke informatie te verstrekken, kan de inhoud van deze gebruikershandleiding onvoldoende lijken en is deze niet gegarandeerd door Verder B.V. wat betreft volledigheid. Verder B.V. behoudt zich het recht voor om zonder kennisgeving elk van haar producten aan te passen of te wijzigen, dit is in lijn met onze werkwijze om onze producten, door middel van onderzoek en ontwikkeling, continue te verbeteren. Dit zonder verplichting om voorgaande modellen overeenkomstig aan te passen. Bezoek onze website voor de nieuwste versie van dit document en voor meer informatie : www.verder.nl
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 6 van 56
1.
Algemeen
1.1
Inleiding De Membraandoseerpomp wordt aangedreven door een standaard IEC motor in B3 (voet), B5 / B14 (flens) of in een combinatie. Het vermogen wordt overgebracht via een elastische koppeling of door een motor met verlengde as of een zogenaamde opsteekas. Dit type doseerpomp is uitermate geschikt voor het gecontroleerd en nauwkeurig verpompen van zowel chemische- als niet chemische vloeistoffen. De pompen hebben een hoge doseernauwkeurigheid met de mogelijkheid de capaciteit te regelen en te bewaken. De range bestaat uit mechanisch en hydraulisch gedreven membraan doseerpompen. Bij de hydraulische gedreven pompen (series Pulsa en Pulsar) wordt de functie van de aandrijfas overgenomen door de hydraulische vloeistof. Het membraan is hydraulisch gebalanceerd tussen de procesvloeistof en de hydraulische vloeistof. Bij de mechanisch aangedreven pompen (Omni- en Shadow serie) is het membraan direct verbonden met de aandrijfas. De maximale toelaatbare systeemdruk en temperatuur en het maximum toerental zijn afhankelijk van het pomptype en de pompuitvoering. Nadere gegevens over de toepassingsmogelijkheden van de geleverde pomp vindt u in de orderbevestiging en/of mee geleverde technische gegevens. Deze gebruikershandleiding verstrekt belangrijke informatie met betrekking tot veiligheid, transport, montage, inbedrijfstelling, onderhoud en storingsvrij functioneren van een pomp of pompgroep (pomp en aandrijving, gemonteerd op een fundatie en voorzien van een elastische koppeling). De gebruikershandleiding is speciaal voor onderhouds- en bedieningspersoneel. Daarom moet dit voorschrift voor montage en inbedrijfstelling grondig gelezen en begrepen worden. Maak u vertrouwd met het gebruik van de pomp en/of pompgroep en volg de gegeven aanwijzingen stipt op! Neem altijd contact op met Verder B.V. wanneer u het systeem/de toepassing wilt veranderen of wanneer u de pomp wilt gebruiken voor het transport van vloeistoffen met andere eigenschappen dan waarvoor de pomp oorspronkelijk is bedoeld! De gebruikershandleiding moet ten allen tijde aanwezig zijn op de plaats waar de pomp of de pompgroep staat opgesteld.
1.2
Garantie Aanspraken op garantie vallen onder de FME/CWM algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden voor de metaal- en de elektronische industrie (gedeponeerd op 19 oktober 1998 onder nr. 119/1998) zoals die van toepassing zijn bij Verder B.V. De garantie vervalt onmiddellijk en van rechtswege indien: service en onderhoud niet strikt volgens de voorschriften zijn uitgevoerd. de pomp niet volgens de voorschriften is geïnstalleerd en in bedrijf gesteld. noodzakelijk reparaties niet door ons personeel zijn uitgevoerd of zijn uitgevoerd zonder dat wij hiervoor schriftelijke toestemming hebben verleend. wijzigingen of aanpassingen aan het geleverde zijn aangebracht zonder dat wij hiervoor schriftelijke toestemming hebben verleend. andere dan originele onderdelen worden gebruikt. andere dan de voorgeschreven additieven of smeermiddelen worden gebruikt. het geleverde niet in overeenstemming met zijn aard en/of bestemming wordt gebruikt. onoordeelkundig, onzorgvuldig, onjuist en/of nalatig wordt omgesprongen met het geleverde. het geleverde defect raakt door een omstandigheid die van buitenaf komt en die buiten onze macht valt. alle slijtdelen zijn van garantie uitgesloten.
1.3
Service en ondersteuning Deze gebruikershandleiding bevat geen instructies voor het uitvoeren van reparaties en/of bestellen van onderdelen. Voor reparaties kunt u zich wenden tot de afdeling Technical Support , welke voor u
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 7 van 56
reparaties en revisie kan verzorgen. Voor het bestellen van onderdelen kunt u kontakt opnemen met de afdeling Verkoop binnendienst. De volgende punten dienen bij telefonische of schriftelijke correspondentie te worden opgegeven :
Adres :
1.4
Model en serienummer van pomp of aandrijving (zie typeplaat op de pomp of aandrijving, gegevens staan ook vermeld op de voorpagina van deze gebruikershandleiding). Volledige omschrijving van het defect of de klacht. Reservedelen onder vermelding van model en serienummer pomp (zie typeplaat op de pomp). Verder B.V. Leningradweg 5 / 9723 TP / Groningen Nederland Telefoon : +31 (0)50 549 59 00 / Telefax : +31 (0)50 549 59 01 E-mail :
[email protected]
Uitvoeringen pompen De Membraandoseerpompen kennen een diversiteit aan uitvoeringen. Modellen en markeringen staan aangegeven in het volgende overzicht. OMNI : Deze serie mechanisch gedreven membraan doseerpompen zijn ontworpen als een economische, compacte, solide, eenvoudige en betrouwbare membraanpomp met praktisch geen onderhoud. OMNI is een betrouwbaar alternatief voor de gebruiker die een eenvoudige en compacte membraandoseerpomp zoekt. Het pomphuis kan worden uitgevoerd in PVDF, SS 316 en PP, de klepkogels in keramiek of SS 316 en het membraan in PTFE of Hypalon (gelaagd). 0
Capaciteit max. 3600 l/h, druk max. 10 bar en temperatuur max. 65 C
Doseernauwkeurigheid +/- 2% van het debiet. Regelbaarheid 1000:1 met MPC regelaar. Olievrij : levenslang gesmeerd. Geschikt voor een regelaar ; voeg een MPC toe wanneer automatische pompregeling vereist is. Zeer efficiënt ; rustige motor die standaard met ventilator wordt gekoeld. Pompkopmaterialen : PVDF, PP en RVS 316 Pulsa : Bij deze hydraulisch gedreven membraan doseerpompen kunnen de details van de werking verschillen maar is het algemene principe voor alle doseerpompen uit de Pulsa serie gelijk. Het pompaandrijfmechanisme draagt een heen- en weergaande beweging over op een zuiger die in een hydraulisch reservoir werkt. De voorwaartse beweging van de zuiger draagt hydraulische kracht over op een membraan welke het pompmechanisme scheidt van de vloeistof die wordt verpompt. In feite vormt de olie de verbinding tussen de zuiger en het membraan. Het membraan beweegt in directe verbinding met de zuiger en verplaatst de procesvloeistof door de persklep. De achterwaartse beweging van de zuiger keert de cyclus om, waardoor nieuwe vloeistof in de doseerkop kan komen via de zuigklep. Omdat het membraan geen mechanische verbinding heeft is het hydraulisch in balans en onbelast. Als het membraan binnen de temperatuurgrenzen blijft ondervindt het geen last van corrosie en abrassiviteit. De pomp kan worden voorzien van een regelaar om de slaglengte middels een 4 – 20 mA signaal in te stellen. De pompkop kan onder andere worden uitgevoerd in RVS, Alloy C, Monel, Nikkel, PVC, PTFE, Polipropyleen en andere hoogwaardige legeringen. Ook het membraan is leverbaar in een ruime keuze aan metalen en plastics. De metalen membranen worden aanbevolen bij hoge temperatuur of bij het verpompen van radioactieve of uitgassende media.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 8 van 56
De Pulsa-serie kent de volgende types (capaciteit max. in l/h en druk max. in bar) : 200 (2,2 / 70), 340 (43,5 / 12,3), 680 (123 / 211), 880 (360 / 127), 7120 (889 / 211), 7440 (1.665 / 224), 7660 (4.731 / 351) en 8480 (5.469 / 351).
Membraan vlak, conisch (Hydracone®) of cilindrisch (Hydratube®), afhankelijk van applicatie. Hoge doseer- en reproduceernauwkeurigheid. Ingebouwde membraan overbelastingsbeveiliging. Gesloten reductiekast zonder be- en ontluchting voorkomt contaminatie van de olie met vervuiling uit de omgeving. Full motion slaglengte regeling door verstelling van de excentriciteit van de plunjer op de series : 7000, 8000 en 9000. Lost motion principe op de kleine modellen : 200, 340, 680 en 880. Meerdere pompen horizontaal koppelbaar met een gemeenschappelijke aandrijving. Kunnen geleverd worden volgens API 675. Pompkoppen en klepconstructies in speciale varianten voor de meest extreme doseerapplicaties bij lage of hoge temperaturen, radioactieve vloeistoffen, etc. Pulsa Pro : Als het op hoge druk en hoge capaciteit aankomt, dan is de Pulsa Pro de oplossing. De Pulsa Pro heeft alle voordelen van de Pulsa series, zoals lage onderhoudskosten, gebruiksgemak en de laatste technologische standaard. Capaciteit max. 15.600 l/h, druk max. 340 bar en viscositeit max. 3.000 mPas
Exclusief hydraulisch diagnose venster als hulpmiddel om visueel de belangrijkste pomp- en systeemparameters te bewaken ; normale hydraulische condities, systeem overdruk, instelling van de overdrukveiligheid, olieniveau en toestand van de membraan. Externe overdrukveiligheid, met eenvoudige instelmogelijkheid. Geheel gesloten reductiekast, waardoor de olie beschermd wordt tegen contaminatie met agressieve omgevingscondities. Handmatige slaglengteverstelling, levert een nauwkeurige instelling en regeling. Betrouwbare 3-delige klepconstructies, leveren exceptionele doseerprestaties. Kan geleverd worden volgens API 675 en ATEX-normering. Front pull-design, vereenvoudigt onderhoud zonder de pompkop en de motor te demonteren. Motor kan op 4 verschillende posities gemonteerd worden op de tandwielkast. Robuust 4-bouts drukstuk voor de klepconstructie.
Pulsar : Deze metrisch hydraulisch gedreven membraandoseerpompen en regelaars combineren optimale functionaliteit en maximale voordelen op het gebied van de chemische doseertechnologie. Pompen uit de Pulsar serie zijn robuust en duurzaam. Ze zijn ontworpen voor extreme omstandigheden zoals ; gebruik buiten, grote hoogtes, tropische en agressieve omstandigheden (zoute nevel, vocht en direct zonlicht). De Pulsar serie biedt maximale precisie en nauwkeurigheid voor chemische doseerprestaties die ongeëvenaard zijn in de industrie. De pomp kan onder andere worden voorzien van een slagenteller, toerenregelaar en batchregelingen. Mogelijke materiaal uitvoeringen : RVS 316, Alloy 20, Hastelloy C, Titanium, Monel, PVC en PVDF. Capaciteit max. 453 l/h en druk max. 220 bar.
Gepatenteerd diagnose venster voor het visueel bewaken van de werking van het systeem, inclusief de hydraulische werking, systeemdruk, olieniveau en de conditie van het membraan. Gebalanceerd membraan in volledig PTFE met geïntegreerde o-ring. 4-Boutsconstructie bij de kleppen, waardoor krachten van het leidingwerk beter worden opgevangen. 3-Delige zuig- en perskleppen in hoge kwaliteit en ruime doorlaat. Externe hydraulische bypass, waarvan de werking zichtbaar is via het diagnosevenster.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 9 van 56
Hydraulische performance klep helpt systeemblokkades en maakt een lage NPSH van 0,2 bar mogelijk. Gepatenteerde “push to prime” functie via een simpele drukknop, waardoor de hydraulische oliekamer wordt gevuld of ontlucht bij opstart of tijdens gebruik. Corrosie bestendig door gebruik te maken van RVS bouten, moeren en draadeinden en poedergecoate drukstukken bij de klepconstructies. Solide krachtoverbrenging met een geharde en gepolijste stalen worm en wormwiel uit Dynalloy® brons ; een uit één stuk gegoten excentrische as die niet axiaal belast wordt. Een geheel gesloten reductiekast zonder be- en ontluchting, waardoor condensatie, het binnendringen van water of andere contaminatie wordt voorkomen en een uitzonderlijk lange bescherming en levensduur wordt gewaarborgd. Universeel ontwerp door de veelheid aan aansluitmogelijkheden ; NPT, BSP, ANSI, DIN flenzen, toeren- en slagregelaars, keuze in voltage en stuursignalen en NEMA of IEC motoradapters. Pulsar Hypopomp : Deze doseerpomp is speciaal ontworpen om alle concentraties natrium hypochloriet (chloorbleekloog) eb de dampen ervan te doseren. Dot gepatenteerde ontwerp maakt het mogelijk om op bepaalde tijden het medium onder druk via de persklep van de pomp te ontluchten, terwijl de hoge prestaties en de doseernauwkeurigheid gehandhaafd blijven. Universeel ontwerp met aansluitingen in NPT, BSPT, ANSI- en DIN flens. Daarnaast kunnen ze worden voorzien van toerenen slaglengteregelaars in verschillende voltages en spanningen, en NEMA en IEC motoradapters, zodat de pomp wereldwijd ingezet kan worden. Capaciteit max. 416 l/h en druk max. 10,4 bar.
Ontgassingssyteem ; verwijdert gasophoping, waardoor de pompwerking niet stagneert. Compact en afdichtingloos. Zelfaanzuigend, omdat het pompsysteem automatisch ingesloten lucht in de pompkop en het leidingwerk afvoert. De componenten zijn uitwisselbaar met de Pulsar. Standaard roestvrijstalen pompkopbouten, draadeinden, moeren en poedergecoate drukstukken voor maximale corrosiebestendigheid. 4-Boutsconstructie bij de kleppen, waardoor krachten van het leidingwerk beter worden opgevangen. 3-Delige zuig- en perskleppen in hoge kwaliteit en ruime doorlaat. Pulsar Shadow : Deze doseerpomp is gelijkwaardig aan de Pulsar serie, maar heeft daarentegen een mechanisch gekoppeld membraan. De Pulsar Shadow heeft een robuuste en betrouwbare constructie die is ontworpen voor eenvoudig gebruik en onderhoud. Capaciteit max. 643 l/h en druk max. 21 bar.
4-Boutsconstructie bij de kleppen, waardoor krachten van het leidingwerk beter worden opgevangen. 3-Delige zuig- en perskleppen in hoge kwaliteit en ruime doorlaat. Superieure membranen in PTFE, ontworpen voor minimaal 2 jaar ononderbroken bedrijf. Corrosiebestendige delen, zoals de standaard RVS pompkop, bouten en draadeinden. Hoogwaardige reductiekast met een geharde en gepolijste worm en een Dynalloy® in een stuk gesmeed bronzen wormwiel. Ruime keuze in regelopties met standaard de handmatige slaglengte verstelling tot de Pulsar® toeren- en slaglengteregelaars. 1.5
Uitvoeringen systeemcontrole (regelingen) De pompen uit de Pulsa en Pulsar serie zijn beschikbaar met verschillende, uitzonderlijke regelaars om aan de specifieke proceseisen te voldoen. Modellen en markeringen staan aangegeven in het
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 10 van 56
volgende overzicht. Uitgebreide bedieningsvoorschriften van deze besturingsunits kunnen worden opgevraagd bij de leverancier. Automatische hercalibratie van de pompcurve als de pomp handmatig wordt versteld. Cruise Control ® : frequentieregelaar. Handverstelling, met en grote comfortabele stelknop en een resolutie van +/- o,5% instelnauwkeurigheid. DLC : Digital Logic Controller, automatische slaglengteregeling van de plunjer toto een bereik van 50:1 met 0,5% doseernauwkeurigheid.
Inclusief ingebouwde capaciteit en signaalcallibratie. Lokaal of op afstand start/stop functie. Standaard NEMA 4x, IP66 class I, Div. II groep C&D. Optioneel NEMA 7, EExdIIBT6 (alleen bij de DLC). PULSAlarm®, membraanbreukdetectie interface. Eenvoudig om te bouwen van een bestaande handmatige unit naar een automatisch geregelde pomp. PULSAnet® MODBUS netwerk communicatie protocol.
DLC M : Digital Logic Controller en Motor, regelt de snelheid van de motor en de slaglengte van de plunjer.
Inclusief ingebouwde capaciteit en signaalcallibratie. Lokaal of op afstand start/stop functie. Standaard NEMA 4x, IP66 class I, Div. II groep C&D. Optioneel NEMA 7, EExdIIBT6 (alleen bij de DLC). PULSAlarm®, membraanbreukdetectie interface. Eenvoudig om te bouwen van een bestaande handmatige unit naar een automatisch geregelde pomp. PULSAnet® MODBUS netwerk communicatie protocol.
MPC : MPC Metering Pump Controller en PMC Vector Automatic Flow Controller. Voor een hoogwaardige technologie in een eenvoudig te begrijpen pakket is het bij de OMNI en Pulsar Shadow series mogelijk een MPC toe te voegen.
Automatische regeling en weergave van de capaciteit met een 4 – 20 mA handheld input en een handmatige slaglengte instelling. Tot een regelbereik van 1000:1 met +/- 2% doseernauwkeurigheid op het setpoint. Veiligheidscode om ongeoorloofd gebruik tegen te gaan. Los neembaar bedieningspaneel (IP56) met 1,3m kabel, dit kan tot 300 m afstand van de pomp worden gemonteerd. Gebruikt digitale input en output signalen voor de bewaking en regeling ; niveau van de voorraadtank, bewaking van de pompcapaciteit, remote status van de pomp (aan/uit), pomp alarm status en pompstatus automatisch/handbediening.
ECA : Electronic Control Actuator, eenvoudige automatische slaglengteregelaar met 4 – 20 mA analoge in- en output callibratie.
Standaard NEMA 4x, EEMAC 4x, IP66 Optioneel NEMA 7, EExdIIbT6. Eenvoudige 4 – 20 mA analoge input en output callibratie. Reageert op het wegvallen van signaal- en stuurstroom.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 11 van 56
PULSAmatic ® : Digitale slaglengte controller van 0-100% inclusief handwiel om de pomp handmatig te verstellen wanneer dit nodig is.
Inclusief ingebouwde capaciteit en signaalcallibratie. Aansturing via 4 – 20 mA signaal en 24 V voeding Standaard NEMA 4x, IP66 class I, Div. II groep C&D. Optioneel NEMA 7.
Systeem bewaking : Een breed scala aan technologieën voor het bewaken van de conditie van het doseersysteem, inclusief CHEmalarm® op druk gebaseerd membraanbreukdetectiesysteem, de PULSAnet® Scada communicatietechnologie en de uitzonderlijke toeren- en slaglengte regelaars. Pompen welke zijn uitgevoerd met elektronische controllers kan bij de fabrikant een speciale gebruikershandleiding (Engels) worden bijbesteld. Refereer hierbij naar de volgende manuals : DLC : IOM-PS-DLC-1101 DLCM : IOM-PS-DLCM-1101 MPC : IOM-MPC-0104 Volg de installatievoorschriften in deze manuals op voordat de pomp in bedrijf wordt gesteld. 2.
Veiligheid
2.1
Verklaring van veiligheidsaanduidingen De in de gebruikershandleiding opgenomen veiligheidsinstructies, waarvan het niet opvolgen gevaren oplevert voor personen, omgeving, milieu of de machine, zijn voorzien van de volgende waarschuwingssymbolen: Veiligheidsteken DIN 4844-W9 / Gevaar voor personen algemeen Volg de veiligheid instructies strikt op. Informeer andere gebruikers. Als toevoeging van de veiligheidsaspecten beschreven in dit bedrijfsvoorschrift, dienen de algemene veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen!
Veiligheidsteken DIN 4844-W8 / Gevaar door elektrische spanning Volg de veiligheid instructies strikt op. Informeer andere gebruikers. Als toevoeging van de veiligheidsaspecten beschreven in dit bedrijfsvoorschrift, dienen de algemene veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen!
Veiligheidsteken DIN 4844-W26 / Gevaar voor warm oppervlak Volg de veiligheid instructies strikt op. Informeer andere gebruikers. Als toevoeging van de veiligheidsaspecten beschreven in dit bedrijfsvoorschrift, dienen de algemene veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen!
Bescherming van het milieu in acht nemen Dit logo heeft twee betekenissen. Het wordt gebruikt om aan te duiden dat de verpakking of het product uit gerecycleerd materiaal bestaat of om aan te duiden dat de verpakking of het product recycleerbaar is. Soms wordt het percentage gerecycleerd materiaal dat werd gebruikt, aangeduid. Dat geldt meestal voor papier of karton (verpakkingsmateriaal).
ATTENTIE ! ATTENTIE !
Dit woord wordt in dit bedrijfsvoorschrift geschreven daar waar speciale aandacht besteed dient te worden aan richtlijnen. Waarbij het niet opvolgen kan leiden tot gevaar voor de pomp of pompgroep en het functioneren daarvan.
Direct op de pomp en/of pompgroep aangebrachte aanwijzingen, zoals: - Draairichtingspijl en veiligheidstekens. - Merktekens voor aansluitingen van spoel-, sper-, en quenchvloeistoffen moeten beslist worden opgevolgd en moeten duidelijk leesbaar worden gehouden. - Koppelingskaart ten behoeve van uitlijning pompgroep. Onderwerpen die extra aandacht behoeven worden vetgedrukt weergegeven.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 12 van 56
Wanneer een ATEX pomp of pompgroep geleverd wordt, dan de afzonderlijke ATEX gebruikershandleiding raadplegen.
2.2
Kwalificatie en opleiding personeel Het personeel voor bediening, inspectie, onderhoud en montage moet voor deze werkzaamheden de juiste kwalificaties bezitten. Verantwoordelijkheden, bevoegdheden en de controle van het personeel moeten door de bedrijfsleiding nauwkeurig geregeld zijn. Als het personeel de noodzakelijke kennis mist, moet het alsnog de aanvullende training en bijscholing ontvangen. Wij kunnen zo nodig aanvullende opleidingen in uw opdracht verzorgen. Verder moet de bedrijfsleiding ervoor zorgen dat de inhoud van de gebruikershandleiding door het betreffende personeel volledig begrepen wordt.
2.3
Gevaren verbonden aan het niet opvolgen van veiligheidsinstructies Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies kan leiden tot gevaar voor zowel personen als voor de pomp, pompgroep, naaste omgeving en het milieu. Voor veiligheidsredenen, gebruik alleen originele onderdelen die door Van Wijk & Boerma Pompen B.V. zijn geleverd. Bij gebruik van niet originele onderdelen of het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies vervalt de garantie. Veilig bedrijf van de geleverde pomp en/of pompgroep is alleen gewaarborgd als hij gebruikt wordt zoals bedoeld en voorgeschreven. Deze zijn ontworpen op basis van de gespecificeerde bedrijfsomstandigheden. De bij de bedrijfsomstandigheden vermelde specificaties (capaciteit, druk, toerental, temperatuur etc.) moeten worden beschouwd als grenswaarde en mogen nooit worden overschreden. Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies, waardoor mogelijk een onjuiste installatie, bediening of onderhoudsituatie ontstaat, kan de volgende gevolgen hebben: storingen in de belangrijkste functies van de pomp en/of pompgroep. falen van de voorgeschreven onderhouds- en serviceprocedures. gevaar voor personen door elektrische, mechanische en chemische invloeden. gevaar voor het milieu door lekkage van gevaarlijke stoffen.
2.4
Veiligheidsbewust werken De in de gebruikershandleiding genoemde veiligheidsvoorschriften moeten in acht worden genomen. Ook de ter plaatse geldende nationale en plaatselijke gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en wetten zijn daarbij van het grootste belang. Voor opvolging van alle geldende veiligheidsvoorschriften is de bedrijfsleiding verantwoordelijk.
2.5
Veiligheidsinstructies voor bedrijfsleiding en het bedienend personeel. Pompen en pompgroepen mogen alleen bediend worden door opgeleid en gekwalificeerd personeel. Pomp nooit bedienen wanneer de pomp niet is afgemonteerd of de zuig- en persleidingen niet zijn gemonteerd!
Afschermingen van bewegende delen (bijv. koppelingen) mogen bij in bedrijf zijnde pompen niet verwijderd worden!
Steek nooit vingers in het pomphuis, de aansluitingen naar het pomphuis of in de tandwielkast als de mogelijkheid bestaat dat de pompassen gaan draaien!
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 13 van 56
Lekkages (bijvoorbeeld bij de asafdichting) van gevaarlijke stoffen (zoals explosieve, giftige of hete materialen) moeten zodanig worden afgevoerd dat er geen gevaar voor personen of het milieu ontstaat. Wettelijke voorschriften moeten worden nageleefd!
Leiden hete of koude machineonderdelen tot gevaar, dan moeten deze onderdelen ter plekke tegen aanraking worden beveiligd!
0
Als de oppervlaktetemperatuur hoger is dan 60 C dienen deze plaatsen te worden gemarkeerd met de waarschuwingssticker “Heet oppervlak”, om brandwonden te voorkomen.
Gevaren door elektrische energie moeten worden uitgesloten (voor details zie de betreffende normen en de voorschriften van het plaatselijk energiebedrijf).
2.6
Veiligheidsinstructies voor inspectie-, onderhouds- en montagewerkzaamheden. De bedrijfsleiding moet ervoor zorgen dat alle onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden worden uitgevoerd door bevoegd en gekwalificeerd personeel, dat na het lezen van de gebruikershandleiding goed geïnformeerd is over de pomp, pompgroep of -installatie. Werkzaamheden mogen alleen bij een stilstaande pomp of pompgroep plaatsvinden. Daarbij mag deze niet meer onder druk staan en moet de pomp afgekoeld zijn. De pomp moet volledig van de leidingen en de aandrijfmotor worden losgekoppeld voordat onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. De procedure voor het stilzetten van de pomp of het pompgroep is beschreven in deze gebruikershandleiding en moet te allen tijde worden opgevolgd. Pompen of pompgroepen die schadelijke stoffen verwerken moeten eerst worden afgetapt en daarna schoongemaakt en/of ontsmet worden. Zorg ervoor dat de schadelijke stoffen (bijv. afgewerkte oliën) op een veilige manier worden afgevoerd en er geen schadelijke stoffen in het milieu terecht komen! Alle veiligheidsvoorzieningen en afschermingen moeten opnieuw worden aangebracht en gebruiksklaar worden gemaakt zodra de werkzaamheden zijn voltooid. Voor het opnieuw in werking stellen moeten de in de betreffende paragrafen genoemde punten in acht worden genomen. Pompen of pompgroepen die onjuist zijn geïnstalleerd, of op een gevaarlijke manier worden bediend, of slecht zijn onderhouden vormen een mogelijk gevaar. Wanneer alle redelijke veiligheidsvoorschriften niet worden opgevolgd, kunnen ernstig lichamelijk letsel en materiële schade het gevolg zijn.
2.7
Modificaties aan pomp, pompgroep en onderdelen zonder toestemming. Modificaties en wijzigingen aan de pomp en/of het pompgroep zijn alleen toegestaan na goedkeuring van de fabrikant of leverancier. Originele reservedelen en door de fabrikant of leverancier. goedgekeurde toebehoren dragen bij tot de veiligheid. Wanneer andere onderdelen worden gebruikt, ontheft dit de fabrikant of leverancier van iedere vorm van aansprakelijkheid voor de daaruit ontstane gevolgen.
2.8
Specifieke aanwijzingen voor het werken met verdringerpompen. De pompen mogen alleen gebruikt worden voor het doel waarvoor ze gekocht zijn. Als u het medium wilt veranderen dan moet u zonodig bij de fabrikant of leverancier navragen of de pomp ook geschikt is voor het nieuwe medium. Dit geldt speciaal voor abrasieve, agressieve, giftige of anderszins gevaarlijke media.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 14 van 56
Criteria voor de geschiktheid van de pomp zijn onder andere: 1) 2) 3) 4)
De bestendigheid van alle met vloeistof in aanraking komende pompdelen tegen het medium. De uitvoering van afdichtingen, in het bijzonder de asafdichting. De bestendigheid van het materiaal tegen druk en temperatuur van medium en spoelmedium. De bestendigheid van het materiaal tegen CIP en SIP vloeistoffen.
De verdringer pomp kan theoretisch een oneindig hoge druk opwekken. Bij gesloten persleiding, bijvoorbeeld door verstopping of het bij toeval sluiten van een afsluiter kan de druk die de pomp opwekt een veelvoud bereiken van de voor de installatie toelaatbare druk. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot het bezwijken van leidingen, wat speciaal bij gevaarlijke media beslist vermeden moet worden. Daarom moeten in de installatie de benodigde veiligheidsvoorzieningen worden opgenomen, zoals drukschakelaars en breekplaten met retourleidingen. Bij onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan de pomp moet op het volgende worden gelet: 1) Beveilig de aandrijfmotor gedurende de gehele arbeidstijd tegen onbedoeld en onbevoegd inschakelen. 2) Volg bij het openen van de pomp alle voorschriften op voor de omgang met het medium (bijvoorbeeld beschermende kleding, rookverbod, etc.). 3) Controleer voor hernieuwde inbedrijfstelling of alle mechanische en andere afschermingen (bijvoorbeeld beschermkappen van V-snaartransmissies en koppelingen) weer juist zijn aangebracht. 3.
Transport en opslag
3.1
Controle geleverde goederen Controleer de zending bij ontvangst onmiddellijk op beschadigingen. Noteer bij eventuele beschadigingen duidelijk op de vrachtbrief (met een korte beschrijving van de beschadiging) dat de zending niet in goede staat is ontvangen. In geval van schade of indien de zending incompleet is dan moet dit direct aan de vervoerder en Van Wijk & Boerma Pompen B.V. worden gemeld. Vermeld altijd het pomptype en het serienummer wanneer u om ondersteuning vraagt. Deze informatie vindt u op het typeplaatje welke bevestigd is op de pomp.
3.2
Transport Pompen en/of pompgroepen welke zwaarder zijn dan 25 kg moeten worden opgetild met behulp van stroppen en geschikte hijsmiddelen. Gebruik de juiste transport- en hijsmiddelen. Het gewicht van de pomp en/of pompgroep vindt u op het typeplaatje. Wanneer op de pomp een hijsoog is aangebracht, mag deze alleen gebruikt worden voor het optillen van de pomp als los component, dus in vrije aseinde uitvoering. Het hijsoog van de aandrijving mag ook niet gebruikt voor transport van het gehele aggregaat. Wanneer de pomp is samengebouwd op een fundatieplaat, moet voor alle hijswerkzaamheden de fundatieplaat worden gebruikt. Zie hiervoor de afbeelding “Hijsinstructie pompgroep”. Zorg bij gebruik van stroppen dat deze goed zijn bevestigd. Vaak wordt de pomp of pompgroep geleverd op een pallet of in een palletdoos. Laat in dat geval de goederen altijd zo lang mogelijk op de pallet of in de palletdoos. Dit voorkomt onnodige beschadigingen en vergemakkelijkt het transport als de pomp voor de montage nog verplaatst moet worden. Verpakkingsmateriaal opruimen : Voer pallets, palletdozen en zaken of folie, al naar gelang de aard van het materiaal en de bestaande voorschriften, af als hout, karton, papier of kunststof. Bij gebruik van een heftruck: stel de lepels van de heftruck altijd zo ver mogelijk uit elkaar en pak de pallet met beide lepels op.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 15 van 56
Bij transport of hijsen van een pomp of pompgroep met een hijskraan, vorklift of ander geschikt hefwerktuig, dienen de stroppen aangebracht te worden volgens de afbeeldingen : “hijsinstructie losse pomp” en “hijsinstructie pompgroep”. In verband met de veelheid van mogelijke uitvoeringen kunnen hier alleen de algemene aanwijzingen worden gegeven. Deze zijn voor ervaren installatiemonteurs en vakbekwame transporteurs in de regel voldoende. In geval van twijfel navragen en/of gedetailleerde informatie over het pompaggregaat opvragen. De hijsinrichting en stroppen dienen voldoende gedimensioneerd en bevestigd te zijn, voor de handelingen welke moeten worden verricht ! Ga nooit onder een opgehesen last staan ! Hijsinstructie pompgroep : Bevestig stroppen rond het voorste deel van de pomp en rond het achterste deel van de motor. Zorg er voor dat de last in balans is bij het optillen. Let op! Gebruik steeds twee stroppen. Waarschuwing :
3.3
Opslag
Hef de pompgroep nooit op door middel van één bevestigingspunt. Het niet correct opheffen kan persoonlijk letsel veroorzaken en/of de pompgroep beschadigen.
Korte termijn (< 1 jaar) Opslag van membraandoseerpompen korter dan 1 jaar wordt beschouwd als korte termijn opslag. De aanbevolen opslagvoorschriften zijn : Pompen overdekt (binnen) opslaan bij kamertemperatuur en in een droge en geventileerde ruimte. 2 maanden na levering van de pomp, vul de tandwielkast en de hydrauliek ruimte met PULSAlube tot aan de gewenste olieniveaus die nodig zijn voor een normale bedrijfsvoering. Dit geldt niet voor de Omni-serie. Controleer elke 3 – 6 maand de olie, tandwielkast en hydrauliek ruimte. Handhaaf het olieniveau en zorg ervoor dat er geen water of condens aanwezig is. Eventueel de olie vervangen of bijvullen. Het aan te bevelen om de slagverstelling van de pomp te positioneren op zijn middelste punt en de zuiger handmatig te draaien elke 6 maand. Voordat de pomp in bedrijf wordt gesteld deze volledig controleren. Lange termijn (> 1 jaar) Voor opslag langer dan 12 maanden als toevoeging op bovenstaande moeten de volgende opslagvoorschriften worden gevolgd : Elke 12 maand moet de PULSAlube olie afgetapt worden uit de tandwielkast en de hydrauliek ruimte. Tandwielkast en hydrauliek ruimte spoelen met een kerosine of petroleum oplossing. Hierna zorgvuldig drogen en wederom vullen met PULSAlube olie. Elke 12 maand de motor aansluiten op het elektriciteitsnet en de pomp minimaal 1 uur laten draaien. Het is niet noodzakelijk om vloeistof in de pompkop te hebben gedurende deze test, echter de zuig- en persaansluiting moeten wel open zijn naar de atmosfeer. Alle pompaansluitingen dienen altijd te zijn afgesloten gedurende opslag. Voordat de pomp in werking wordt gesteld moet de pomp grondig worden gespoeld. Zorg ervoor dat het spoelmiddel niet in het riool komt! Na 12 maanden opslag vervalt de garantie over de onderdelen die onderhevig zijn aan verslechtering zoals keerringen en afdichtingen. Wanneer de pomp meer dan 12 maanden in opslag is geweest is het aan te bevelen om deze onderdelen te inspecteren en eventueel te vervangen voordat
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 16 van 56
de pomp in bedrijf wordt gesteld. Materialen en arbeid voor deze vervanging is de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Om de garantie te continueren in verband met verlenging van de opslag moet de inspectie en vervanging van onderdelen worden uitgevoerd door de fabrikant. 4.
Algemeen bedrijfsvoorschrift voor verdringerpompen. In verband met de veelheid van mogelijk uitvoeringen en pompprincipes kunnen hier alleen algemene aanwijzingen worden gegeven. Deze zijn voor voldoende opgeleide en ervaren installatiemonteurs toereikend om eventuele werkzaamheden te kunnen uitvoeren. In geval van twijfel altijd navragen en/of gedetailleerde informatie opvragen bij Verder B.V. Verdringerpompen worden geleverd met of zonder draaistroommotoren in diverse uitvoeringen en afmetingen. Horizontale opstellingen met meerdere materiaaluitvoeringen en verschillende afdichtingen.
4.1
Markering Een pomp (figuur 2) of pompgroep en –installatie (figuur 1) zijn gemarkeerd met een typeplaat. Typeplaat nooit van de pomp of pompgroep verwijderen. Wanneer de typeplaat is verwijderd, dan is het niet mogelijk de pomp snel te identificeren en kan niet worden vastgesteld of de waarschuwingen in deze handleiding van toepassing zijn! Typeplaat pompgroep : Omschrijving + voorbeeld
Figuur 1 : Typeplaat op pompgroep
1
:
2
:
3
:
Type pomp
Pulsar 25 HJ + ECA
4
:
Serienummer
21368
5
:
Capaciteit
0.1 m /h
6
:
Vermogen
0.37 kW
7
:
Toerental
1500 rpm
8
:
Gewicht pompgroep
30 kg
9
:
Druk (nominaal)
6 bar
10
:
Temperatuur
40 C
11
:
Druk (maximaal)
16 bar
12
:
Bouwjaar
2013
Gegevens fabrikant
Verder B.V. 9723 TP / Groningen
3
0
Typeplaat pomp : Omschrijving + voorbeeld 1
:
2
:
3
:
Type pomp
Pulsar 25 HJ
4
:
Serienummer
26254
5
:
Gewicht pomp
15 kg
6
:
Temperatuur (max)
40 C
7
:
Druk (maximaal)
16 bar
8
:
Bouwjaar
2013
Gegevens fabrikant
Verder B.V. 9723 TP / Groningen
0
Figuur 2 : Typeplaat op pomp
Bij een pompgroep, is de typeplaat bevestigd op de fundatieplaat of het lantaarnstuk van de pompgroep. De CE-markering van de pompgroep, die verplicht is om aan de CE-Machinerichtlijn te voldoen is tevens een onderdeel van deze typeplaat. Daarnaast zijn componenten als pomp en aandrijving tevens voorzien van een typeplaat met daarop de relevante markering voor het betreffende component. Een pomp met vrije aseinde, dus zonder aandrijving, wordt volgens de CE Machinerichtlijn niet als een machine beschouwd en hoeft niet te zijn voorzien van een CE-markering : een IIB Fabrikant Verklaring (Inbouwverklaring) is voldoende. De typeplaat is direct op de pomp bevestigd.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 17 van 56
4.2
Opstelling Voor controle, onderhoud, montage en demontage moet de pompgroep gemakkelijk toegankelijk zijn. Bovendien moet er voldoende ventilatie zijn om oververhitting te voorkomen. Alle pompaggregaten moeten uitgerust worden met een vergrendelbare veiligheidsschakelaar (“werkschakelaar”) om een toevallige opstart tijdens installatie, onderhoud of andere werkzaamheden aan het pompaggregaat te voorkomen. De veiligheidsschakelaar moet op “uit” worden gezet en worden vergrendeld vooraleer enig werk wordt verricht aan het pompaggregaat. Een toevallige opstart kan ernstig persoonlijk letsel veroorzaken! De pomp of pompgroep moet altijd overeenkomstig de geldende nationale en plaatselijke gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en wetten worden geïnstalleerd en bediend. Verdringerpompen kunnen in principe op een montagevoet, of op een fundatie of direct in een leidingsysteem gemonteerd worden. Beperkingen zijn er enkel met betrekking tot de grootte van het pompaggregaat en de belastbaarheid van de aansluitende delen. Membraandoseerpompen zijn ontworpen om zowel binnen als buiten te kunnen opstellen, maar het is aan te bevelen om de pomp te voorzien van een afscherming wanneer deze buiten wordt ge0 plaatst. Externe verwarming is wenselijk wanneer omgevingstemperaturen van 0 C worden verwacht. Raadpleeg de leverancier met betrekking tot toepasbaarheid. De pompgroep moet stevig en stabiel worden geïnstalleerd op de vloer of in een machine. In deze opstellingen moeten er voldoende bevestigingsmogelijkheden aanwezig zijn, waarbij de vlakheid en belastbaarheid van het montageoppervlak gegarandeerd is. De keuze met betrekking tot de opstelling van het pompaggregaat, horizontaal, moet ten allen tijde gehandhaafd blijven. Let bij het plaatsen van de pomp op de eisen aan de afvoer. De PULSA en PULSAR membraandoseerpompen moeten nagenoeg waterpas (toegestane afwijking 0 is 2 . worden gemonteerd, zodat de juiste olieniveaus van de hydrauliek- en tandwielolie gewaarborgd zijn en dat de zuig- en perskleppen in de pompkop goed kunnen functioneren. Controleer na de definitieve opstelling van de pompgroep de uitlijning van de pomp en de aandrijving (geldt alleen voor de PULSA-serie). Een ideale opstelling voor een doseerinstallatie staat schematisch aangegeven op bladzijde 19. De verklaring van de positienummers staat in onderstaande tabel aangegeven. 1
:
Doseertank
8
:
Pulsatiedemper
2
:
Kalibratiekolom
9
:
Afsluiter (ontluchting) + manometer
3
:
Handpomp (vacuüm) + afsluiter
10
:
Afsluiter (aftap)
4
:
Afsluiter (aftap)
11
:
Drukhoudventiel
5
:
Membraandoseerpomp
12
:
Flowmeter
6
:
Veiligheidsklep
13
:
Injectieventiel
7
:
Kruisstuk
14
:
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 18 van 56
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 19 van 56
4.3
Uitlijning koppeling Wanneer het aggregaat is voorzien van een elastische koppeling zijn de pomp- en motoras bij Verder B.V. zorgvuldig uitgelijnd. ATTENTIE !
Juiste montage en uitlijning verlengt de standtijd van de pompgroep!
Tijdens transport, of door het vasttrekken van de fundatieplaat aan bijvoorbeeld vloer of machine kan deze uitlijning worden verstoord. Daarom moet na montage van het aggregaat altijd de uitlijning worden gecontroleerd en, indien noodzakelijk, gecorrigeerd. Controle van de uitlijning is bijvoorbeeld mogelijk door een mesvormige rei (haarliniaal) op twee posi0 ties (90 gedraaid ten opzichte van elkaar) over beide koppelingshelften te leggen. Hierbij moet de rei over de volle lengte op beide koppelingshelften aanliggen. Een andere mogelijkheid is om de speling op de koppelingshelften op een 4-tal plaatsen op de omtrek te meten. Het rubberen koppelingspakket moet een speling hebben van ca. 1 – 2 mm aan beide koppelingshelften. De maximale toelaatbare axiale en/of radiale afwijking mag 0,1 mm bedragen. Indien de afwijking groter is dan dient de motor opnieuw te worden uitgelijnd, denk eraan om de motor spanningvrij aan te trekken en nogmaals de uitlijning te controleren. Een onjuiste uitlijning van de pomp, de aandrijving en de askoppeling resulteert in onnodige slijtage, hogere bedrijfstemperaturen en luidruchtige werking. Voor uitlijning van afwijkende koppelingen wordt verwezen naar specifieke instructies welke kunnen worden opgevraagd bij de leverancier. 4.4
Demontage/montage beschermkap Bij de Pulsa-serie dient over de koppeling een zodanige beschermkap te worden geplaatst dat aanraking van draaiende delen is uitgesloten. De beschermkap is een vaste kap om de gebruikers en bediener te beschermen tegen letsels tengevolge van de rotatie van de as en/of koppeling. De pompgroep wordt geleverd met in de werkplaats gemonteerde beschermkappen waarvan de grootste openingen bepaald zijn in overeenstemming met de norm NEN-EN 547:1997+A1 : 2008 Het in werking hebben van de pomp zonder beschermkap over de koppeling is niet toegestaan. Dit kan ernstig letsel veroorzaken!
De beschermkap mag nooit worden verwijderd tijdens de werking. De veiligheidsschakelaar moet steeds worden uitgeschakeld en vergrendeld. De beschermkap moet na het verwijderen steeds worden teruggeplaatst. Monteer zeker ook alle andere beschermkappen. Er kunnen letsels worden opgelopen wanneer de beschermkap niet correct is gemonteerd. Indien de beschermkap niet door de leverancier wordt meegeleverd, moet hierin worden voorzien door de gebruiker. 4.5
Aansluiting elektrische aandrijving De aansluiting moet worden uitgevoerd volgens de geldende voorschriften van het stroomleverend bedrijf.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 20 van 56
Er mag alleen aan de installatie worden gewerkt wanneer deze spanningsvrij is. De installatie moet worden beveiligd tegen opzettelijk inschakelen! Electrische aandrijvingen moeten volgens de NEN-EN 60204-1 door een vakman worden geïnstalleerd. Een verkeerde electrische installatie kan er voor zorgen dat het pompaggregaat en het systeem onder spanning komen te staan, wat kan leiden tot dodelijke ongevallen. Spanning en frequentie moeten vooraf worden afgestemd en overeengekomen met de gegevens omtrent de uitvoering van de wikkeling van de motor, die vermeld staan op het typeplaatje op de motor. Bij Ex (explosieveilige) motoren moet de op het typeplaatje aangegeven temperatuurklasse overeenstemmen met de ruimtelijke voorschriften. Bij pompgroepen welke staan opgesteld in explosiegevaarlijke omgevingen kan door statische elektriciteit vonken ontstaan, welke schokken kunnen geven en ontploffingen veroorzaken. Zorg ervoor dat de pomp en het systeem goed geaard zijn!
ATTENTIE !
Ter bescherming van de pomp en motor moet deze zonder meer van een overbelastingsbeveiliging (bijvoorbeeld een motorbeveiligingsschakelaar) voorzien zijn!
De aanvullende veiligheids- en bedrijfsvoorschriften voor motoren (zie hoofstuk 6) of afzonderlijk meegleverde veiligheidsvoorschriften en instructies voor de motor moeten in acht worden genomen. Bij motoren met een frequentieregelaar moeten de veiligheidsvoorschriften en de instructies van de afzonderlijk meegeleverde gebruiksaanwijzing voor de frequentieregelaar in acht worden genomen. Omdat storingen en fouten in het functioneren van de frequentieregelaars door electromagnetische straling niet kunnen worden uitgesloten, moet de gebruiker van de installatie een daarmee overeenstemmende risicoanalyse uitvoeren. Een elektrische schok kan voor personen dodelijk zijn. De behuizing van de pomp moet op de aarde van het gebouw zijn aangesloten om potentiaalverschillen op te heffen. Electrische aandrijvingen moeten over voldoende ventilatie beschikken om oververhitting te voorkomen. Ze mogen niet ingekapseld worden in luchtdichte kasten, kappen, enz. Stof, vloeistoffen en gassen die oververhitting en brand kunnen veroorzaken, moeten op een veilige afstand van de motor worden gehouden. ATTENTIE !
Voordat de pomp elektrisch wordt aangesloten moet deze met vloeistof worden gevuld. Drooglopen van de pomp moet beslist worden vermeden!
Controleer of de draairichting van de pomp overeenkomt met de gewenste stroomrichting. Voor controle van de draairichting moet de motor kort worden ingeschakeld. De motor mag daarbij niet het bedrijfstoerental bereiken. De draairichting moet overeenkomen met de draairichtingspijl op de pomp. Bij verkeerde draairichting moet de aansluiting op de klemmenstrook worden veranderd. 4.6
Leidingwerk Algemeen De leidingen naar de pomp moeten spanningsvrij worden gemonteerd, goed zijn vastgeschroefd en worden ondersteund. Deze moeten direct voor en na de pomp gebeugeld en bevestigd worden. Niet correct aangebrachte leidingen kunnen de pomp en het systeem beschadigen. Leidingen en pomp moeten beveilig zijn tegen struikelen, zo nodig moet, om struikelen te voorkomen, een veiligheidszone worden ingesteld.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 21 van 56
De afdekking van de flens en de zuig- en persaansluiting van de pomp moeten voor het inbouwen in het leidingsysteem worden verwijderd. Voor in gebruik name van nieuwe installaties moeten tanks, pijpleidingen en aansluitingen grondig worden gereinigd en doorgespoeld. Vaak laten laskorrels, oxidatieresten en andere verontreinigingen pas na geruime tijd los. Manometers (vacuüm / druk) in de zuigen persleiding bevorderen het goed functioneren en controleren van het systeem. Manometers bij voorkeur voorzien van een manometerkraan, waardoor het systeem kan blijven functioneren wanneer deze componenten moeten worden vervangen. De diameters van de aansluitleidingen moeten op zijn minst overeenkomen met de aansluitmaten van de pomp. Vernauwingen (alleen aan de perszijde toegestaan) leiden tot extra druk in de pomp, dus extra opgenomen vermogen. Zuigen persleidingen zo aanbrengen dat bij stilstand, vloeistof voor en achter de pomp aanwezig blijft. In het inwendige van de pomp blijft dan eveneens voldoende vloeistof aanwezig om de pomp bij hernieuwde aanloop voldoende te smeren. ATTENTIE !
Let op de transport- en aansluitrichting (toe- en afvoeraansluiting) van de pomp. De verkeerde transportrichting van de pomp kan storing in de installatie veroorzaken!
In het complete leidingsysteem geen snelsluitende afsluiters toepassen. Door plotselinge veranderingen in stroomsnelheid (bijv. snel sluiten van een afsluiter) kunnen hoge drukpieken (zgn. waterslag) ontstaan die een verwoestende schade kunnen veroorzaken aan leidingen, pompen en meetapparatuur. Leidingbelastingen die voortkomen uit temperatuurverschillen of trillingen van de leidingen kunnen met het gebruik van geschikte compensatoren worden opgevangen. De pomp niet gebruiken bij een gesloten/geblokkeerde afvoer, tenzij een overstortklep is aangebracht.
ATTENTIE !
De pomp mag in geen geval als bevestigingspunt voor de pijpleiding dienen. Vanuit het leidingsysteem mogen in geen geval krachten en momenten bijvoorbeeld door draaiing, uitzetting door warmte, enzovoort op de pomp worden uitgeoefend!
Zuigleiding De zuigleiding heeft voor de pomp minimaal een recht stuk van 4 x de nominale diameter van de leiding. Veranderingen van doorsnede en bochten moeten tot een minimum beperkt blijven. Ter voorkoming van luchtzakken moet bij het aanzuigen de zuigleiding stijgend naar de pomp gelegd worden, bij toeloop dalend naar de pomp. Bij stijgende leidingen, wanneer eventuele lucht niet voldoende kan worden afgevoerd, op het hoogste punt een vul/ontluchting aanbrengen. Wanneer de zuiglei-
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 22 van 56
ding een grotere doorlaat heeft dan de zuigaansluiting van de pomp, moet een excentrisch verloopstuk worden toegepast, zodat er geen luchtzak en wervelingen kunnen ontstaan. De inbouw van een voetklep in de zuigleiding is alleen noodzakelijk om bij dunne vloeistoffen een korte aanzuigtijd te bewerkstelligen. Verontreinigingen in de vloeistof moeten met behulp van een filter (strainer) buiten de pomp worden gehouden. De zuig- en persklep in de pompkop zijn gevoelig voor vuiligheid en vloeistoffen verontreinigd met vaste deeltjes, behalve wanneer ze hiervoor speciaal zijn ontworpen. Deze vorm van verontreiniging en ophoping van vuiligheid veroorzaken een defect aan de pomp. Eventuele filters, gepositioneerd tussen de blokafsluiter (zuig) en de zuigklep van de pomp, dienen een ruim bemeten doorlaat te hebben en een zo gering mogelijke drukval. Plaats bij montage tijdelijk (gedurende ca. 24 bedrijfsuren) een fijn gaas tussen zuigflens en –leiding, zodat vreemde voorwerpen het inwendige van de pomp niet kunnen beschadigen. Indien er gevaar voor blijvende verontreinigingen blijft bestaan, plaats dan definitief een filter. Er mag geen lucht of opgewerveld bezinksel van de bodem in de zuigleiding komen. Het filter moet regelmatig gereinigd worden. Voor het afsluiten van de leiding ten behoeve van montage- of reparatiewerkzaamheden moet dicht bij de pomp een afsluiter worden aangebracht. De afsluiter (bij voorkeur een kogelafsluiter met volle doorlaat) mag niet gebruikt worden voor regeling van de pomp en moet tijdens bedrijf geheel geopend zijn. Zuigleiding dient zo kort mogelijk te zijn om de leidingweerstand zo gering mogelijk te houden. Een te grote weerstand kan gemakkelijk leiden tot cavitatie. Leidingwerk absoluut lekvrij monteren, om te voorkomen dat er lucht mee wordt aangezogen. Persleiding De persleiding selecteren op de nominale aansluitmaat van de pomp. Een optimale diameter garandeert dat de snelheid niet te hoog wordt en de stroming zoveel mogelijk laminair verloopt. Gebruik van stromingsbochten en het vermijden van T-stukken verlagen de weerstand in de persleiding. De verdringerpomp kan theoretisch een oneindig hoge druk opwekken. Bij gesloten persleiding, bijvoorbeeld door verstopping of door toevallig sluiten van een afsluiter kan de druk die de pomp opwekt een veelvoud bereiken van de voor de installatie toelaatbare druk. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot ernstige schade van pomp, leidingwerk of ingebouwde meet- en regelapparatuur. Daarom moeten in de installatie de benodigde veiligheidsvoorzieningen worden opgenomen, zoals drukschakelaar, veiligheidskleppen, bypass of breekplaten met retourleidingen. De hydraulische bypass klep (HBV = Hydraulic Bypass Valve) in de pomp (PULSA en PULSAR) is niet bedoeld om het gehele systeem te beveiligen. Voor het afsluiten van de leiding ten behoeve van montage- en reparatiewerkzaamheden moet dicht bij de persflens een afsluiter (bij voorkeur een kogelafsluiter met volle doorlaat) worden aangebracht. Wanneer pompen parallel worden geschakeld is het raadzaam na de pomp een terugslagklep te monteren. Hiermee wordt voorkomen dat vloeistof vanuit de installatie of van een parallel gekoppelde pomp door de pomp terugstroomt. Membraandoseerpompen zijn ontworpen voor een continu gebruik bij een vaste persdruk. Wanneer de zuigdruk in het systeem de persdruk overschrijdt (een situatie die soms wordt omschreven als “pumping downhill”), resulteert dit in een reductie, onnauwkeurigheid en controleverlies van het proces. Om dit te voorkomen, in de praktijk wordt dit “flow-through”genoemd, moet de persdruk minimaal 0,35 bar hoger zijn dan de zuigdruk. Om te realiseren dient er een drukhoudventiel (back pressure valve) in de persleiding te worden gemonteerd. Het drukhoudventiel creëert een constante tegendruk Zorg ervoor dat het drukhoudventiel, conform de pijl op de zijkant van het ventiel, in de juiste stromingsrichting is gemonteerd.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 23 van 56
4.7
Geluidsreducerende opstelling Pompen of pompgroepen kunnen onder ongunstige omstandigheden geluidsniveaus van meer dan 85 dB (A) produceren. Indien nodig moet gehoorbescherming worden gedragen. Denk altijd aan uw veiligheid en volg daarom bij bediening, onderhoud en inbedrijfstelling altijd de van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften en andere technische regels op. Omdat de pomp met of zonder aandrijving doorgaans als installatiecomponent wordt gebruikt is de definitieve opstelling bij levering meestal niet bekend. Geluidsmetingen worden daarom steekproefsgewijs door onze fabrikanten uitgevoerd onder standaard condities. Een geluidsvermindering kan worden bereikt door isolering van de fundatie ten opzichte van de vloer met behulp van een daarvoor geschikte isolatieplaat en door het gebruik van geschikt compensatoren tussen de leidingen en de pomp. De fundatie mag geen vaste verbinding met de vloer of de wanden hebben. Compensatoren moeten regelmatig op veroudering en scheuren gecontroleerd worden. Een andere mogelijkheid voor geluidsreducering is het toepassen van trillingsdempers. In dit geval moet een raamwerk onder de pompvoet of fundatie gemaakt worden. Ook kan een geluidsisolerende omkasting worden geïnstalleerd, waarbij deze omkasting specifiek is afgestemd op het terugdringen van hinderlijke geluidsniveaus. Specifieke gegevens omtrent de te verwachten geluidsemissie kunnen verstrekt worden, mits bij opdracht vermeld.
4.8
In- en uitbedrijfstelling Inbedrijfstelling Controleer de draairichting van de pomp, deze is aangegeven middels een pijl op de pomp. Controleer of de draairichting van de motor overeenkomt met die van de pomp, zie ook paragraaf 7.6. Let bij het controleren van de draairichting op voor eventueel niet afgeschermde draaiende delen! Monteer na het controleren van de draairichting de beschermkap, voordat de pomp wordt opgestart! Bij pompen uitgevoerd met oliegesmeerde lagering moet gecontroleerd worden of de tandwielkast reeds is gevuld en zo ja met voldoende olie is gevuld (zie oliestandaanwijzer). Zo nodig vullen of bijvullen met olie volgens de lijst aanbevolen smeermiddelen. Voor het opstarten moet de pomp en zuigleiding ontlucht en volledig met vloeistof gevuld zijn. Een in de zuig- of toeloopleiding aanwezige afsluiter moet geheel geopend worden.
ATTENTIE !
Het is belangrijk dat de pomp een onbelemmerde flow en zuigcondities heeft. Gesloten afsluiters, verstopte filters, beschadigd leidingwerk etc. moet vermeden worden. Zuigbelemmeringen kunnen schade veroorzaken aan het membraan en resulteren in mogelijke permanente storing.
Op het pompsysteem een druktest uitvoeren, waarbij de testdruk niet hoger is dan de 1,3-voudige nominale druk (zie gegevens typeplaat, paragraaf 4.1) van de pomp en afdichtingsysteem. Om overbelasting van de motor te voorkomen mag nooit opgestart worden met een gesloten persafsluiter. Een ontoelaatbare opwarming van de vloeistof kan tot beschadiging van de pomp leiden. Indien tijdens het opstarten vibratie optreedt, dit onmiddellijk verhelpen voordat opnieuw opgestart kan worden.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 24 van 56
ATTENTIE !
De pomp mag nooit tegen een gesloten persafsluiter draaien!
Het opnieuw inschakelen is alleen bij stilstaande pompas toegestaan. ATTENTIE !
Terugstromende vloeistof bij stilstaande pomp mag niet tot een tegengestelde draairichting van de pomp leiden. Daardoor kunnen o.a. de draairichtingafhankelijke asafdichtingen beschadigd worden!
In bovenstaande gevallen moet een terugslagklep worden toegepast. Een veranderde pomptoerental (bijvoorbeeld bij frequentieregeling) heeft invloed op het debiet, opvoerhoogte, het opgenomen vermogen, NPSH, het lawaai en de trillingen. Het debiet varieert rechtevenredig met de pomptoerental, de opvoerhoogte varieert als snelheidsverhouding tot de tweede macht en het vermogen tot de derde macht. Het nieuwe bedrijf zal echter ook afhangen van de systeemcurve. Bij het verhogen van het toerental is het daarom belangrijk ervoor te zorgen dat de maximale bedrijfsdruk van de pomp niet wordt overschreden en de aandrijving niet wordt overbelast en dat het lawaai en de trillingen binnen de plaatselijke vereisten en regelgevingen vallen. Bovendien is het ook belangrijk om de pomp niet onder de minimale flow te laten functioneren, om rondpompen van de vloeistof in de pomp te voorkomen. Bij de PULSA-serie om de 1.000 bedrijfsuren de toestand van de koppeling en de elastische elementen controleren. Na inspectie uitlijning van de koppeling controleren en indien nodig opnieuw uitlijnen, zie paragraaf 4.4. Slagverstelling (handmatig) De PULSA en PULSAR pompen hebben een handwiel voor handmatige slagverstelling. Deze is gepositioneerd bovenop of aan de zijkant van het pomphuis cq. tandwielkast. Het handwiel kan op elk punt (0 – 100% slagverstelling) worden ingesteld, door deze in te drukken en te verdraaien. Slaglengteverstelling is tijdens het functioneren van de pomp gefixeerd om afwijkingen te voorkomen. Door het handwiel tijdelijk in te drukken deblokkeert deze en kan een nieuwe waarde worden ingesteld. Wanneer het handwiel dan weer wordt losgelaten wordt de fixering automatisch hersteld op de nieuwe ingestelde waarde. Een indicator op het handwiel toont laat de ingestelde waarde. Instellingen kunnen worden gewijzigd bij stilstaand en functioneren van de pomp, echter bij een draaiende pomp is dit eenvoudiger. Handmatige slagverstelling is een back-up bij pompen die zijn uitgevoerd met een DLC slagverstelling. Wanneer de het deksel met slagverstelling is verwijderd en weer is gemonteerd de bouten vastzetten met een aanhaalmoment van 225 – 270 Ncm. Wanneer de pomp is uitgevoerd met een lekdetectie systeem volg dan de instructies in hoofdstuk 4.9 Onderhoud – Lekdetectie (bladzijde 31). Opstartinstructies pompkop (hydrauliek zijde) Alle pompen worden geleverd met een volledig ingesteld hydrauliek systeem. Echter tijdens transport of andere handelingen kunnen er luchtbellen in het hydrauliek systeem ontstaan. In het algemeen zullen deze luchtbellen automatisch verdwijnen na een korte tijd wanneer de pomp functioneert. Indien noodzakelijk kan dit sneller worden gerealiseerd, wanneer de PTP klep volledig en blijvend wordt ingedrukt als de pomp in werking is. Wanneer deze klep is ingedrukt begint er olie uit de indicatieopening (in het midden van de indicatiewijzer) te vloeien. Deze handeling volhouden totdat de luchtbellen uit de olie zijn verdwenen. Wanneer de pomp dan nog niet wil opstarten volg dan de opstartprocedure pompkop. Opstartinstructies pompkop (productzijde) 1. Open de afsluiters in de zuig- en persleiding. 2. Wanneer het ontwerp van het leidingsysteem en de opstelling van de voorraadtank dusdanig zijn gekozen, dat de vloeistof door zwaartekracht (onder toeloop) in de pomp stroomt, is deze procedure niet van toepassing. Als er een bepaalde hoeveelheid lucht of een ander gas in de persleiding aanwezig is, is het waarschijnlijk nodig om de persdruk te verlagen om mogelijk te maken dat de pomp gaat functioneren.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 25 van 56
3. Wanneer er in de zuigleiding een brug zit is het mogelijk nodig om de pompkop en zuigleiding te ontluchten. Begin eerst bij de pompkop. Verwijder de persklep, zie paragraaf 4.9. Vul de pompkop via de persaansluiting met proces- of gelijkwaardige vloeistof. Hierna de persklep weer monteren, zie paragraaf 4.2. 4. Start de pomp op met een slagverstelling van 0% en voer deze langzaam op tot 100% om de pomp te ontluchten. Wanneer dit niet werkt is het noodzakelijk om ook de zuigleiding te ontluchten. 5. Bij het vullen van de zuigleiding is het noodzakelijk om een voetklep of een vergelijkbaar component aan het einde van de zuigleiding te gebruiken, zodat het vloeistofniveau in de tank kan worden gehandhaafd. Verwijder de zuigklep, zie paragraaf 4.9. Vul de zuigleiding, monteer de zuigklep (zie paragraaf 4.2) en demonteer de persklep en vul de pompkop zoals hierboven beschreven in stap 3. De pomp zal automatisch ontluchten, wanneer conform stap 4 wordt opgestart. Opstartinstructies pompkop Membraan lekdetectie systemen vereist speciale hydraulisch ontluchting om het membraan te beschermen tegen schade bij de eerste opstart van de pomp. Lees paragraaf 4.9 Onderhoud – lekdetectie zorgvuldig voordat een pomp uitgevoerd met een lekdetectie systeem wordt opge(her)start. Hydraulische ontluchtingsprocedure voor standaard flexibele (THY) en harde (PTFE) membranen : 1. Zorg ervoor dat de motor spanningloos (en beveiligd is tegen inschakelen) is. 2. Neem alle druk weg van het pompsysteem (drukloos) en zorg waar mogelijk dat de vloeistof in de pompkop kan komen. 3. Demonteer het indicatievenster en vul het pomphuis (zuiger + slagverstelling) met PULSAlube 7H hydraulische olie tot aan het juiste niveau. Monteer het indicatievenster. 4. Start de pomp en stel de slaglengte in tot een maximum van 100%. 5. Druk de PTP klep in en houdt deze vast. Na diverse minuten begint er olie te sijpelen uit de middelste opening in het indicatievenster. Houd de PTP ingedrukt totdat er geen belletjes meer in de olie aanwezig zijn. De pomp is nu ontlucht. Wanneer er geen olie uit de opening sijpelt ga dan verder met stap 6. 6. Stel de slagverstelling in op 0% en stop de pomp. Door de 0% slagverstelling verplaatst de zuiger zich naar voren, zodat het membraan niet kan beschadigen bij het opstarten. 7. Verwijder de PTP klep van de pompkop. Gebruik een kleine plastic trechter en giet langzaam olie in de pompkop via de opening van de PTP klep totdat deze volledig is gevuld. 8. Monteer de PTP klep en zorg ervoor dat de koperen afdichtingring en o-ring correct zijn gemonteerd. 9. Start de pomp op. Draai geleidelijk de slagverstelling op naar 100%. Druk de PTP klep volledig in en hou deze ingedrukt totdat er olie sijpelt uit de middelste opening in het indicatievenster. Houd de PTP ingedrukt totdat er geen belletjes meer in de olie aanwezig zijn. Wanneer er geen olie sijpelt uit deze indicatieopening, moet er meer olie worden bijgevuld in de pompkop. Herhaal dan de stappen 6 en 7. PTP (Push to Purge / Automatische ontluchtingsklep) De PTP (automatische ontluchtingsklep) is een kogelterugslagklep die op basis van zwaartekracht automatisch lucht verwijderd uit het hydraulische systeem. Bij elke persslag van de pomp zorgt de hydraulische druk ervoor dat de kogel uit de onderste zitting wordt opgelicht, waardoor de luchtophoping bovenin het hydraulische systeem wordt verdreven. De bovenste zitting beperkt de slag van de kogel en de luchtstroom. Bij elke zuigslag wordt de kogel door de zwaartekracht in de onderste zitting gedrukt, zodat er geen lucht terugstroomt in het systeem.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 26 van 56
Wanneer het systeem volledig is ontlucht wordt een kleine hoeveelheid olie verplaatst bij elke persslag. Door de zwaartekracht wordt deze olie weer teruggebracht in het hydrauliek reservoir. Onder normale omstandigheden zal deze continue beweging direct onzichtbare luchtbellen verwijderen lang voordat deze zichtbaar of nadelig zijn voor het functioneren van de pomp. Om het opstarten (hydraulisch) te versnellen druk de PTP klep bovenop de pompkop in, waardoor in een kort ogenblik grotere hoeveelheden lucht direct kunnen ontsnappen. Wanneer de PTP klep wordt losgelaten, zal de klep weer terugkeren in zijn normale automatisch functie. Dit ontluchtingsproces kan worden gecontroleerd doordat er olie sijpelt via de middelste opening in het indicatievenster. Elke ophoping van vaste deeltjes zal een storing veroorzaken. Hanteer de volgende instructies voor het demonteren, reinigen en monteren : 1. Zorg ervoor dat de motor spanningloos (en beveiligd is tegen inschakelen) is. 2. Neem alle druk weg van het pompsysteem (drukloos). 3. Draai langzaam de klep los, zodat geleidelijk overgebleven hydraulische systeemdruk kan ontsnappen. 4. Demonteer de klep en reinig deze met behulp van een geschikte oplosmiddel. Het correct functioneren van de klep kan worden gecontroleerd door lucht te blazen in beide richtingen van de klep en te luisteren naar het geluid van de kogel die dan in de zitting valt. 5. Zorg ervoor dat de koperen afdichtring correct is gemonteerd op de bodem van het draadgat in de pompkop. Deze afdichtring hoeft niet te worden vervangen, wanneer deze onbeschadigd is. Dit geldt ook voor de o-ring om de klep. De klep kan niet gerepareerd worden en zal moet worden vervangen wanneer deze na het reinigen nog steeds niet correct functioneert. Kalibratie pomp Alle membraandoseerpompen moeten worden gekalibreerd om de nauwkeurigheid tussen slagverstelling en capaciteit te waarborgen. Pompen uitgevoerd met een DLC of DLCM elektronische slaglengte controller, zie hiervoor de separate instructies genoemd in paragraaf 1.5. Een kalibratiekaart kenmerkend voor deze pompen staat aangegeven bij deze omschrijving. Alhoewel de output lineair is in combinatie met de slaglengteverstelling, zal bij een verhoging van de persdruk de output evenredig verminderen. Dit is in een kalibratiekaart af te lezen aan een serie van parallelle lijnen, één voor elke druk. In de getoonde kaart staan 2 aangegeven. De theoretische capaciteit bij atmosferische druk is gebaseerd op de verplaatsing van de hydraulische zuiger en de slagverstelling van de pomp. Bij het verhogen van de persdruk , correspondeert de verlaging van de capaciteit ca 1% per 7 bar verhoging van de persdruk. Indien mogelijk moet de kalibratie van de pomp worden uitgevoerd bij actuele procescondities (bijv. dezelfde of een soortgelijke vloeistof bij systeem werkdruk). Om ervan verzekerd te zijn dat het hydraulische systeem geod functioneer moet de pomp ca. 10 – 15 min draaien voordat gestart wordt met de kalibratie. Hierdoor krijgt de PTP (automatische ontluchting) de tijd om het systeem te ontluchten. Om een kalibratiekaart te maken dient de capaciteit meerdere malen te worden vastgelegd bij 3 of meer slaglengte verstellingen (bijv. 25, 50, 75 en 100). Schrijf de gemeten waarden op lineair grafiek papier en trek een lijn door de verschillende punten. Controleer de actuele capaciteiten, dit is in het bijzonder belangrijk bij pompen met een lage capaciteit ten opzichte van hoge drukken. In een dergelijk systeem, kan efficiëntieverlies de oorzaak zijn dat capaciteit niet gemeten kan worden bij korte slaglengtes. Dit betreft functionaliteitverlies van de systeemcondities en houdt niet in dat er problemen met de pomp is. Zorgvuldige metingen van de actuele capaciteiten bij verschillende settings geven een juiste kalibratie over het gehele capaciteitsgebied.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 27 van 56
Controle via indicatievenster Bypass opening (zijkant)
PTP opening (midden)
Bypass
PTP (ontluchting)
Aangesloten op
De hydraulische bypass klep op de zijkant van de pompkop.
De PTP drukknop klep op de bovenkant van de pompkop.
Functie
Bypass beschermd de pomp tegen extreme druk en hydraulische condities
Zorgt ervoor dat ingesloten lucht kan ontsnappen.
Normale werking
Uit deze opening mag geen olie komen zolang de pomp draait.
Een kleine hoeveelheid olie sijpelt door deze opening, zolang de pomp draait. Dit wordt meer wanneer de PTP knop wordt ingedrukt.
Afwijkende werking
Er stroomt olie uit de opening.
Te allen tijde stroomt geen olie of productvloeistof uit deze opening.
Controlelijst wanneer een afwijkende werking wordt vermoed
o o o o
o o o o
Persdruk is te hoog. Instelling bypass klep is te laag. Bypass klep defect. Andere abnormale werking
PTP beschadigd. Filter HPV verstopt. HPV functioneert niet goed. Membraan beschaigd.
Uitbedrijfstelling Motor uitschakelen en erop letten of de installatie rustig tot stilstand komt. Dan de afsluiter in de zuigleiding sluiten. Alleen bij totale stilstand de afsluiter in de persleiding sluiten. Wanneer er een terugslagklep aanwezig is en er is voldoende tegendruk in de persleiding dan kan de persafsluiter open blijven. Bij temperaturen onder het vriespunt van de vloeistof en/of langere periode van buiten bedrijfstelling, moet de pomp volledig afgetapt en geconserveerd worden (zie paragraaf 3.3). 4.9
Onderhoud Controle tijdens bedrijf ATTENTIE !
De pomp tijdens het onderhoud / reparatie beveiligen tegen onbedoeld inschakelen. Alleen werken bij een installatie of pomp die niet onder druk staat!
Onderhouds- en schoonmaakwerkzaamheden alleen door vakbekwaam personeel laten uitvoeren. Het vakpersoneel uitrusten met persoonlijke beschermingsmiddelen. De pomp met regelmatige tussenpozen schoonmaken en onderhouden zodat een storingsvrij gebruik is gegarandeerd. Let op rustig en trillingsvrij draaien van de pomp. Drooglopen van de pomp moet beslist worden voorkomen. Asafdichtingen d.m.v. een pakkingbus met drukstuk moeten tijdens bedrijf worden afgesteld en moeten dan, afhankelijk van de toegepaste pakkingsoort, iets lekken om drooglopen en opwarming te voorkomen. De stopbusmoer of het pakkingdrukstuk dus niet te strak aandraaien. Mechanische asafdichtingen laten bij optimale omstandigheden slechts geringe of nauwelijks zichtbare (dampvorm) lekkage zien.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 28 van 56
ATTENTIE !
Draaien tegen gesloten afsluiter is niet toegestaan!
ATTENTIE !
De maximaal toelaatbare omgevingstemperatuur bedraagt 40C. De temperatuur van de lagers kan, gemeten op het motor- of pomphuis, tot 50C boven de omgevingstemperatuur liggen. Ze mag niet boven 90C komen!
Toepassing voor hogere temperaturen is alleen na overleg met de leverancier toegestaan. Om bedrijfszekerheid te garanderen moeten geïnstalleerde reservepompen eenmaal per week door kortstondig in- en uitschakelen in bedrijf worden genomen. Zuig- en persklep pomp De meeste problemen met membraandoseerpompen liggen vaak aan de zuig- en perskleppen. Deze functioneren als een kogelterugslagklep. De problemen komen meestal voort uit harde deeltjes tussen kogel en kogelzitting, corrosie van de klepzitting of materiaalbeschadigingen te wijten aan slijtage of aanwezigheid van vreemde stoffen. De klep bestaat uit een kogel (ball), geleider (guide) en zitting (seat). Een vloeistofstroom richting de geleider ligt de kogel uit de zitting, waardoor de vloeistof kan doorstromen. Bij een tegengestelde stroming wordt de kogel in de zitting gedrukt. De geleider maakt het mogelijk dat de kogel vrij kan draaien maar en beperkt de verticale en zijdelingse beweging om slip en een tegengestelde stroming te minimaliseren. Het draaien van de kogel verlengd de levensduur door slijtage te verdelen over het gehele oppervlak van de kogel. Omdat de kogel door zwaartekracht terugvalt in de zitting moeten de zuig- en persklep altijd verticaal worden gepositioneerd om het goed functioneren van de pompen te waarborgen. De afdichtingen tussen geleider en zitting bestaat uit o-ringen. Gebruik de volgende procedure om zuig- en persklep te demonteren, inspecteren en te monteren : 1. Zorg ervoor dat de motor spanningloos (en beveiligd is tegen inschakelen) is. 2. Neem alle druk weg van het pompsysteem (drukloos). 3. Neem alle voorzorgsmaatregelen om milieu en personeel te beschermen tegen mogelijke gevaarlijke materialen. 4. Sluit de blokafsluiters in de zuig- en persleiding. 5. Draai de bouten van de klemconstructie van de zuigklep los en trek het leidingwerk langzaam iets los van de zuigklep, zodat vloeistof uit de pompkop afgetapt wordt. Wanneer het leidingwerk rechtstreeks gemonteerd is op een koppeling of flens dient deze iets te worden losgedraaid. 6. Verwijderen de zuigklep (kogel opgesloten tussen geleidier en zitting) en hou het op elkaar als een complete set. 7. Draai de bouten van de klemconstructie van de zuigklep los en trek het leidingwerk langzaam iets los van de zuigklep, zodat vloeistof uit het leidingwerk afgetapt wordt. 8. Verwijderen de persklep (kogel opgesloten tussen geleidier en zitting) en hou het op elkaar als een complete set. 9. Demonteer zuig- en persklep en inspecteer de onderdelen op slijtage. De zittingen moeten scherpe kanten of een kleine afschuining van 450 hebben en vrij van deuken of kerven zijn. Houdt de kogel stevig gedrukt in de zitting voor een fel licht, zodat bekeken kan worden of de kogel nog goed afsluit in de zitting.
ATTENTIE !
Via inspectie of lichtval tussen kogel en zitting is een reden om één of beide onderdelen te vervangen. Voor de beste resultaten altijd de koppeling of flens aan beide zijden van de pompkop losdraaien, voorafgaande aan het monteren van de kleppen. Zet de koppeling en flens weer vast, wanneer de kleppen in de juiste positie zitten en zorgvuldig zijn vastgezet.
10. Completeer zuig- en persklep met nieuwe onderdelen wanneer dit nodig is. O-ringen moeten altijd worden vervangen.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 29 van 56
11. Monteer zuig- en persklep en zorg ervoor dat deze in de juiste positie qua stromingsrichting gemonteerd worden (kogels boven de zittingen).. 12. Draai de bouten van de klemconstructie van de kleppen of koppeling en/of flens in het leidingwerk vast. Het aandraaien van de bouten dient diagonaal te worden uitgevoerd. 13. Controleer op lekkage en draaien eventueel bouten of koppeling iets aan. Lekdetectie PULSAlarm lekdetectie (elektrische aansluitingen) : Wanneer de pomp is uitgevoerd met een vacuümof drukschakelaar sluit de bedrading aan volgens de geldende elektrische voorschriften. De schakelaar heeft de volgende specificaties : 30 VDC of 125 VAC – 1 Ampère weerstand. De kleuren van de bedrading zijn de volgende : - Normaal geopend (NO) : Wit - Normaal gesloten (NC) : Rood - Algemeen (Com) : Zwart De behuizing is gelabeld met relevante veiligheidsmerktekens, welke van toepassing zijn in een explosiegevaarlijke omgeving. Omdat het een mechanische schakelaar is kan deze nooit worden beschouwd als niet-vonkend voor incidenteel of kort gebruik in een explosiegevaarlijke omgeving. Bescherming moet worden gerealiseerd via de behuizing. De PULSAlarm lekdetectie set bestaat uit een pompkop, lekdetectie, zuig- en persklep, vacuümaansluiting en optioneel een vacuum/drukschakelaar met manometer. De pompkop, membraan, zuig- en persklep zijn de enigste onderdelen die in aanraking komen met de vloeistof. Consequent onderhoud is cruciaal voor een goed functionerende pomp. Zorg altijd voor een afgesloten systeem tijdens het functioneren van de pomp, wanneer lekdetectie is gewenst of niet. Bij een vacuüm van -300 tot -865 mbar of wanneer een druksysteem niet aanwezig is, verlaag de capaciteit omdat anders beschadiging aan het membraan kan ontstaan. De schakelaar is in de fabriek afgesteld op -200 mbar (vacuüm) en op 350 mbar (druk) Pompen die zijn uitgevoerd met een lekdetectie worden in de fabriek compleet afgesteld op het functioneren onder volledig druk. Verdere instellingen zijn niet nodig. Door de fabriek wordt een standaard siliconenolie als bescherming toegepast. Wanneer een andere gelijkwaardige olie wordt toegepast mag deze de gebruikte materialen niet aantasten. Het systeem moet echter na onderhoud of reparatie volgens onderstaande instructie opnieuw worden ingesteld :
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 30 van 56
ATTENTIE !
Wanneer het op druk staande lekdetectie systeem wordt bloot gesteld aan de atmosfeer tijdens onderhoud of inspectie moet het systeem goed worden ontlucht om beschadiging van het membraan te voorkomen en om een correct functioneren van de lekdetectie en het complete systeem te waarborgen.
Door de fabriek wordt een standaard siliconenolie als barrière toegepast. Wanneer een andere gelijkwaardige olie wordt toegepast mag deze de gebruikte materialen niet aantasten. Raadpleeg de leverancier van de olie voor de juiste toepassing en de correcte veiligheidsmaatregelen. 1.
Demonteer het membraan, pompkop en indien aanwezig andere componenten. Zorg ervoor dat de bevestigingsbouten en draadeinden op de pompkop worden vastgezet met de juiste aanhaalmomenten (zie tabel).
Constructie – Metaal : Kopmaat A B C D
Zeskantbout Maat / aantal Moment (N-m) M10 x 1,50 / 6 39 M12 x 1,75 / 6 68 M10 x 1,50 / 6 39 M8 x 1,25 / 6 20
Draadeind Maat / aantal Moment (N-m) M8 x 1,25 / 4 8 M8 x 1,25 / 4 8 M8 x 1,25 / 4 8 M8 x 1,25 / 4 8
Constructie – Kunststof : Kopmaat A B C D 2.
Zeskantbout Maat / aantal Moment (N-cm) M10 x 1,50 / 6 850 M12 x 1,75 / 6 850 M10 x 1,50 / 6 850 M8 x 1,25 / 6 850
Draadeind Maat / aantal Moment (N-cm) M8 x 1,25 / 4 250 M8 x 1,25 / 4 250 M8 x 1,25 / 4 250 M8 x 1,25 / 4 250
Verwijder de manometer van het huis en vervang deze door het fitwerk wat is meegeleverd met de pomp of onderhoudsset. Sluit een vacuümvoorziening (handpomp) aan op het fitwerk.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 31 van 56
ATTENTIE !
3.
4. 5. 6. 7.
Sluit de vulbuis, wanneer een nieuw membraan is gemonteerd, aan op de vulklep aansluiting. Een korte lengte van een geschikte buismaat mag ook worden gebruikt voor deze toepassing. Open de vulklep. Plaats de vulbuis in de olie die wordt toegepast. Zorg voor vacuüm (handpomp), zodat de olie via de vulbuis in het systeem stroomt. Observeer de olie aan de vacuümzijde. Wanneer er geen luchtbellen meer in de olie aanwezig zijn, sluit de vulklep, maar zorg ervoor dat het vacuüm in het systeem blijft gehandhaafd. Overtollige olie kan dan wegvloeien.
ATTENTIE !
8. 9. 10. 11. 12.
13. 14. 15. 16.
17.
18. 19.
20. 21. 22.
Wanneer het systeem eerder is afgesteld, is het waarschijnlijk nodig om de stop te verwijderen en een slang te bevestigen aan de vulopening. Overtollige olie opvangen via deze slangaansluiting. Een goedkope automatische be- en ontluchtingsset is geschikt voor deze toepassing.
Wanneer een bestaand membraan wordt teruggeplaatst, duurt het enige tijd voordat de siliconenolie het systeem heeft gevuld.
Verbreek het vacuüm en verwijder de vulbuis en handpomp. Laat de olie uit de vulbuis lopen en monteer de vulbuis op de aansluiting naast de schakelaar wijzend naar boven en open naar de atmosfeer. Zorg ervoor dat het pomphuis gevuld is tot het juiste olieniveau (standaard is PULSAlube 7H) met hydraulische olie. Stel de slagverstelling in op 0%. Wanneer de pomp nog niet hydraulisch is ontlucht, verwijder dan de PTP klep op de bovenkant van de pompkop. Gebruik een kleine plastic trechter en giet langzaam olie in de pompkop via de opening van de PTP klep totdat deze volledig is gevuld. Inspecteer de PTP klep om er zeker van te zijn dat de o-ring nog steeds in de juiste positie zit en monteer de klep. Stel de slagverstelling in op 100%. Om ervoor te zorgen dat het lekdetectie systeem volledig is gebalanceerd en geëvacueerd moet de pomp functioneren bij een normale persdruk (werkdruk) gedurende 1 uur. Voorzie de zuigaansluiting van de pomp met procesvloeistof of testvloeistof (bijv. water) en zorg ervoor dat het perssysteem gereed is voor veilig gebruik. De pomp kan dan worden gestart met een minimale persdruk en geleidelijk worden opgevoerd tot de maximale persdruk, wanneer het systeem hiervoor reeds geschikt is. Schakel de spanning van de motor in en start de pomp. Druk de PTP klep volledig in en hou deze ingedrukt totdat er olie sijpelt uit de middelste opening in het indicatievenster. Wanneer er geen olie sijpelt uit deze indicatieopening stop de pomp en ga terug naar stap 11. Wanneer er wel olie aanwezig is ga dan verder bij stap 18. Verhoog langzaam de persdruk tot de werkdruk en laat de pomp draaien gedurende 1 uur. Tijdens deze periode zal overtollige olie worden verwijderd uit het systeem via de buisverbinding bij de schakelaar, zodat het systeem wordt gebalanceerd voor een correct functioneren van de pomp. Een markering op de buis zorg ervoor dat dit proces ook visueel kan worden gecontroleerd. Nadat de pomp 1 uur heeft gedraaid verwijder de vulbuis van het huis en monteer de manometer. Verwijder de slang op de vulaansluiting en monteer de stop. Sluit de alarmschakelaar weer aan, wanneer dit nodig mocht zijn. De pomp en lekdetectie systeem zijn nu correct ingesteld en gereed voor in bedrijfstelling. Tijdens bedrijf dient de manometer op 0 bar te staan.
ATTENTIE !
Onder bepaalde omstandigheden evacueert het systeem geen overtollige olie conform de werkwijze zoals hierboven staat beschreven. In dit geval, na een aantal dagen, zal er een kleine hoeveelheid druk worden opgebouwd in het systeem. Wanneer dit gebeurt, draai de manometer iets los van het huis van de schakelaar, totdat er een kleine hoeveelheid olie vrijkomt. Draai de manometer weer vast nadat deze weer op 0 bar staat.
ATTENTIE !
Wanneer de opstartinstructies zijn afgehandeld heeft het lekdetectie systeem geen onderhoud meer nodig.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 32 van 56
Aslagering Verdringerpompen zijn doorgaans uitgerust met glijlagers (eventueel in combinatie met kogellagers), vetgesmeerde kogellagers of oliegesmeerde kogellagers. De Omni membraandoseerpomp is voorzien van vetgesmeerde kogellagers en de PULSA en PULSAR membraandoseerpompen zijn voorzien van oliegesmeerde kogellagers. Glijlagers worden of door het te verpompen medium of extern met behulp van een oliepotje of vetpatroon gesmeerd. Controleer regelmatig of de smering voldoende is en of geen ontoelaatbare speling in de lagering is opgetreden. Indien de glijlagers werken in combinatie met kogellagers dan wordt gelijktijdig vervanging aanbevolen. Vetgesmeerde kogellagers zijn doorgaans voorzien van levensduursmering (geen vetsmeernippel). Alleen wanneer lageringen zijn voorzien van vetsmeernippels moet regelmatig nasmering plaatsvinden (eventueel nasmeerfrequentie opvragen). Lagers dienen na iedere 5000 bedrijfsuren te worden gecontroleerd. Indien van toepassing vul niet meer dan 30-50% van de beschikbare vrije ruimte. Gebruik hiervoor hars- en zuurvrij lagervet (NLGI-klasse 265 tot 295 mm/10). Bij te verpompen vloei0 0 stoffen boven 110 C is lagervet op basis van lithiumzeep aan te bevelen (max. 185 C). Bij nog ho0 gere temperaturen komen siliconenvetten in aanmerking (max. 125 C). Te veel nasmering kan oververhitting en dus beschadiging van de lagers veroorzaken. Bij normaal gebruik moeten kogellagers na circa 10.000 bedrijfsuren of ten hoogste 2,5 jaar worden vervangen. Oliegesmeerde kogellagers worden gesmeerd vanuit de lagerstoel die dan ook voldoende olie moet bevatten. De oliestand moet voor de eerste inbedrijfstelling altijd worden gecontroleerd. Vraag voor de juiste oliekwaliteit naar de lijst aanbevolen smeermiddelen. Voor standaard toepassingen volstaat een smeerolie van 20E bij 20C. Controleer om de 4500 bedrijfsuren (maar minimaal elk half jaar) de hoeveelheid olie en de oliekwaliteit (kleur, samenstelling). Voor motorlagers kunnen in het algemeen bovenstaande richtlijnen ook worden aangehouden. De pomp nooit laten draaien zonder olie! Olieniveau controleren voordat de pomp in bedrijf wordt gesteld. Bij ongunstige bedrijfsomstandigheden, zoals bijvoorbeeld bij hoge omgevingstemperatuur, corrosieve en zeer stoffige omgeving moeten de lagers dienovereenkomstig eerder gecontroleerd en zo nodig vervangen worden. ATTENTIE !
Defecte / versleten lagers leiden tot vervolgschade en kunnen een verhoogde geluidsemissie tot gevolg hebben!
Smeermiddelen PULSAR PULSAR pompen gebruiken 2 verschillende soorten oliën namelijk de PULSAlube 7H hydraulische olie voor het pomphuis (zuiger + slagverstelling) en PULSAlube 8G tandwielolie voor de tandwieloverbrenging (aandrijving). Het omwisselen van deze twee oliën beïnvloeden de prestaties van de pomp en kunnen de onderdelen beschadigen. PULSAR pompen worden getransporteerd met de tandwieloverbrenging gevuld met olie en het pomphuis (zuiger + slagverstelling) ongevuld. De installateur of gebruiker dient deze te vullen met de juiste olie. Het pomphuis zal niet geheel gevuld zijn wanneer de voorgeschreven hoeveelheid olie is gebruikt, dit is normaal. De externe tandwielkast hoeft hierbij niet te worden gecontroleerd. PULSAlube 7H Hydraulische olie is beschikbaar in containers van 1 liter. PULSAlube 8G tandwielkastolie is beschikbaar in 200 ml flessen. Het is aan te bevelen om voldoende voorraad van beide PULSA oliën te hebben i.v.m. periodiek onderhoud en storingssituatie.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 33 van 56
De benodigde hoeveelheden oliën om de PULSAR pompen te vullen tot de vereiste niveaus zijn : PULSAlube 7H / Rose / Pomphuis / 1000 ml NP980002-005 PULSAlube 8G / Amber / P25H Series Tandwielkast / 150 ml PULSAlube 8G / Amber / P55H Series Tandwielkast / 200 ml NP980001-002 Verwijder het indicatievenster boven op de pomp om toegang te krijgen tot het reservoir en vul deze met PULSAlube 7H Hydraulische olie tot aan het olieniveau tussen max. en min. zoals aangegeven op de flexibele peilstok. Bij oudere types met een vaste peilstok moet het olieniveau onder de bovenste spiraal van de zuigerveer. Wanneer de bovenste spiraal is ondergedompeld is het olieniveau te hoog. Vul het volledig afgetapte (lege) pomphuis met ca. 1 liter olie wat resulteert in een correct olieniveau. Te hoog olieniveau zal het functioneren van de pomp niet nadelig beinvloeden, alhoewel onnodige olielekkage wel kan ontstaan. Monteer het indicatievenster en zorg ervoor dat deze op de juiste geplaatst wordt. Bij sommige pompen zit er een stop bovenop de tandwielkast en een stop aan de zijkant op ashoogte van de pomp. Verwijder de stop op de bovenkant en vul de tandwielkast via deze opening met PULSAlube 8G tandwielolie tot aan de ashoogte van de pomp welke gelijk is aan de positie van de stop aan de zijkant van de pomp. Indien gewenst kan de stop aan de zijkant worden verwijderd tijdens het vullen, zodat gecontroleerd kan worden op het juiste olieniveau is bereikt. Monteren beide stoppen na het vullen. Vul geen olie bij via de stop aan de motoradapter, omdat deze alleen voor de koppeling van motor aan pomp bestemd is. De aanbevolen cyclus om olie te vervangen hangt af van de bedrijfsomstandigheden en het intensieve gebruik van de pomp en kunnen als volgt worden ingedeeld : 1. Normaal gebruik : schone/droge omgeving en omgevingstemperatuur van 0 C to 40 C (32 F to 104 F) maximaal 2.000 bedrijfsuren per jaar. 2. Zwaar gebruik : vochtige omgeving en omgevingstemperatuur onder 0 C (32 F) of boven (104 F) en meer dan 2.000 bedrijfsuren per jaar. De tandwielolie dient te worden vervangen eens in de 5 jaar bij normaal gebruik en bij zwaardere toepassingen per 2 jaar. Zorg ervoor dat de motor spanningloos (en beveiligd is tegen inschakelen) is en het systeem drukloos. Verwijder de ontluchtingsplug boven op de tandwielkast. Afgewerkte olie verwijderen via de aftapplug aan de onderkant van de tandwielkast. Voor het vullen met PULSAlube 8G de aftapplug eerst monteren. De hydraulische olie dient te worden vervangen eens in de 2 jaar bij normaal gebruik en bij zwaardere toepassingen per jaar. Zorg ervoor dat de motor spanningloos (en beveiligd is tegen inschakelen) is en het systeem drukloos. Afgewerkte olie verwijderen via de aftapplug aan de onderkant van het pomphuis. Voor het vullen met PULSAlube 7H de aftapplug eerst monteren. Wanneer het membraan stuk is gegaan kan mogelijk vloeistof de hydraulische olie hebben verontreinigd. Handel voorzichtig, reinig de onderdelen en vervang de olie wanneer dit wenselijk is.
Afgewerkte oliën mogen absoluut niet in het riool gegooid worden. Deze inleveren als klein chemisch afval bij een erkende afvalinzamelaar.
Smeermiddelen PULSA Elke PULSA pomp wordt geleverd zonder olie in de tandwielkast. Olie wordt altijd in een separate fles of kan meegeleverd met de pomp. De tandwielkast moet eerst gevuld worden voordat de pomp in bedrijf wordt gesteld. Elke pomp wordt geleverd met voldoende olie om de tandwielkast te vullen. Gebruikers wordt geadviseerd om voldoende reserve olie op voorraad te houden om gepland en ongepland onderhoud van de pomp op te kunnen vangen.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 34 van 56
PULSAlube #1 is speciaal mengsel gebaseerd op petroleum, welke geschikt is voor de meeste 0 0 0 0 PULSA-serie pompen. Het heeft een temperatuurbereik van 4,4 C tot 137,8 C (40 F tot 280 F). Bij 0 0 0 0 ongunstige temperatuurcondities van -40 C tot 204 C (-40 F tot 400 F) moet PULSAlube #5 worden gebruikt. Alle PULSAlube oliën zijn beschikbaar in 0,95 / 3,8 en 18,9 liter containers. 207 liter drums zijn op aanvraag beschikbaar. De benodigde hoeveelheden oliën om de PULSA pompen te vullen tot de vereiste niveaus zijn : Model
Oliehoeveelheid (liter)
Model
Oliehoeveelheid (liter)
340
1
7440
3,8
680
1
7660
22,7
880
1,5
8480
30,3
7120
3,8
Alle PULSA pompen zijn uigevoerd met een gedeelde tandwielkast om de tandwiel/slagverstelling en hydrauliek te voorzien van separate oliereservoirs. Ze zijn wel met elkaar verbonden en gebruiken dezelfde oliesoort. De meeste modellen gebruiken een separaat deksel voor elk reservoir, behalve de AE (Automatic Electric Control) models, die een deksel hebben over de gehele lengte van het pomphuis. Het voordeksel is afgesloten van de tandwielkast door een flexibele rubberen membraan, wat een afdichting realiseert met de atmosfeer en er tevens voor zorgt dat het reservoir wordt belucht wanneer de zuiger een slag maakt. Afhankelijk van de contolleruitvoering op de pomp varieert het deksel qua positie. Voordat het oliereservoir wordt gevuld stel de juiste te gebruiken hoeveelheid olie vast. Vul de tandwielkast vai de opening aangegeven met ‘OIL FILL’. Vul olie bij totdat het niveau bereikt is op de peilstok, deze dient hiervoor in de tandwielkast te worden gedraaid. Het duurt even voordat het olieniveau is gestabilie seerd, omdat ook het 2 reservoir tegelijkertijd gevuld wordt. Het olieniveau zal ongeveer 15 tot 20 mm onder de rand van de tandwielkast worden afgvuld. Vul niet met te veel olie, omdat capaciteitverlies of lekkage via de pakkingen het gevolg kan zijn. Wanneer de deksels weer worden gemonteerd, zorg ervoor dat het membraan en de pakkingen correct zijn aangebracht. De aanbevolen cyclus om olie te vervangen hangt af van de bedrijfsomstandigheden en het intensieve gebruik van de pomp en kunnen als volgt worden ingedeeld : 1. Normaal gebruik : schone/droge omgeving en omgevingstemperatuur van 0 C to 40 C (32 F to 104 F) maximaal 2.000 bedrijfsuren per jaar. 2. Zwaar gebruik : vochtige omgeving en omgevingstemperatuur onder 0 C (32 F) of boven (104 F) en meer dan 2.000 bedrijfsuren per jaar. Cyclus vervangen van hydraulische olie e
Bedrijfsomstandigheden
Definitie
1 vervanging
Volgende vervanging
Normaal
Schone/droge omgeving Normale vochtigheidsgehalte Temperatuur 40 C - 100 C (4 F - 38 F)
6 maand (4.500 uur)
12 maand (9.000 uur)
Zwaar
Stoffige/smerige omgeving Hoog vochtigheidsgehalte, chemische damp Temperatuurbereik boven alle limieten
6 maand (4.500 uur)
6-9 maand (4.500 – 6.750 uur)
3. Neem de druk weg van de pompkop en volg alle van toepassing zijn de veiligheidsvoorschriften en –procedures op voor het uitblokken van de pomp en het veiligstellen voor onderhoudswerkzaamheden. 4. Zet de slagverstelling van de pomp op 0%. 5. Zorg ervoor dat de motor spanningloos (en beveiligd is tegen inschakelen) is. 6. Verwijder de elastische koppeling tussen motor en pomp. 7. Verwijder beide deksels op de tandwielkast van de pomp. 8. Aan de onderkant van elk oliereservoir zit een plug. Verwijder deze om de olie te kunnen aftappen. Op sommige modellen zit er een olieretourleiding verbonden met de aftap. Verwijder
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 35 van 56
9. 10.
11. 12. 13. 14.
deze leiding en aftapplug. Het is niet noodzakelijk om de hydraulische olie af te tappen, tenzij deze is verontreinigd in verband met membraanbreuk. Reinig de binnenkant van de tandwielkast met een geschikt reinigingsmiddel. Het is handig om tijdens dit reinigingsproces de pompas te draaien, zodat alles wordt gereinigd. Spoel de tandwielkast en verwijder elk spoor van het reinigingsmiddel met behulp van een doek of droge schone lucht. Monteer de olieretourleiding en plug, gebruik hierbij geschikte afdichtingstape. Vul beide oliereservoirs conform procedure (zie pagina 28). Smeer vet op de as en tandwieloverbrenging van het excentrische huis, voordat de deksels weer worden gemonteerd. Monteer de deksel op de tandwielkast. Volg de procedures om de pomp weer in bedrijf te stellen. Wanneer het membraan stuk is gegaan kan mogelijk vloeistof de hydraulische olie hebben verontreinigd. Handel voorzichtig, reinig de onderdelen en vervang de olie wanneer dit wenselijk is.
Afgewerkte oliën mogen absoluut niet in het riool gegooid worden. Deze inleveren als klein chemisch afval bij een erkende afvalinzamelaar.
Asafdichtingen De asafdichtingen zijn keerringen en vragen geen onderhoud. Aanwezige spoelaansluitingen moeten altijd worden gebruikt. Treedt er na langere tijd lekkage op dan moet de asafdichting als complete set worden vervangen. Revisie advies Indien een pomp geheel gecontroleerd en/of gereviseerd moet worden dan adviseren wij deze naar de leverancier terug te sturen tenzij voldoende vakbekwaam personeel en voorzieningen aanwezig zijn om de revisie volgens de voorschriften ter plaatse uit te voeren. In dat geval verzoeken wij u de specifieke de- en montagevoorschriften bij ons op te vragen (indien niet anders beschikbaar dan zullen deze in de oorspronkelijke taal worden geleverd). Om de pomp tegen inbedrijfstelling te beveiligen moeten de aansluitkabels van de motor worden losgenomen. De installatie of pompgroep moet beveiligd worden tegen onopzettelijk inschakelen. Als de pomp voor revisie wordt geretourneerd dan verzoeken wij u deze voor verzending af te tappen en te spoelen en ter voldoening aan de veiligheids- en milieuvoorschriften een “Veiligheidsverklaring Pompen” mee te zenden (zie bladzijde 41). Eventueel kunt u deze opvragen bij Verder B.V. of downloaden van de website www.verder.nl. Bij pompen voor het transport van vloeistoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid of het milieu, moet er bij het legen van de pomp op worden gelet dat er geen gevaar voor personen of milieu ontstaat. De wettelijke bepalingen moeten worden nagekomen. Passende beschermende kleding en zo nodig een beschermingsmasker dragen. De gebruikte spoelvloeistof en vloeistofresten in de pomp moeten vakkundig en zonder gevaar voor personen en milieu worden opgevangen en afgevoerd. Er zal altijd een minimum aan vloeistof in de pomp achterblijven. Zorg er dus voor dat de pomp zorgvuldig en met een geschikt middel gespoeld wordt of neem de nodige voorzorgen om schade door achtergebleven vloeistofresten te verhinderen. Als ontvlambare, giftige of gevaarlijke producten verpompt werden, moet het reinigen van de inwendige delen van de pomp overgelaten worden aan degelijk opgeleid personeel. Raadpleeg en respecteer steeds de veiligheidsvoorschriften die voor het verpompte product van toepassing zijn.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 36 van 56
Vloeistof en spoelvloeistof incl. resten als chemisch en/of industrieel afval inleveren bij een erkende afvalinzamelaar.
De pomp altijd beveiligen tegen omvallen. Bij het losmaken van de pomp uit het leidingsysteem bestaat het risico dat deze omvalt, waardoor personen ernstig gewond kunnen raken.
De pomp alleen in drukloze, lege of ontsmette toestand demonteren en transporteren!
Bij de verschillende bouwvormen dient men als volgt te handelen : Pompen in blokbouwvorm : Pomp scheiden van het leidingsysteem en eventuele extra aansluitingen. Montagebouten van pompvoet en/of motorvoet losdraaien. Pompen met motor op fundatie : Pomp scheiden van het leidingsysteem en eventuele extra aansluitingen. Beschermkap koppeling verwijderen. Montagebouten van de pompvoet losdraaien en vervolgens van de motor lostrekken. Andere mogelijkheid is om de pompgroep compleet te demonteren uit het leidingsysteem : Pomp scheiden van het leidingsysteem en eventuele extra aansluitingen. Bevestigingsbouten c.q. ankers losdraaien en vervolgens de pompgroep verplaatsen. Bij demontage van pomp of pompgroep mag beslist geen geweld worden gebruikt! Gebruik de juiste transport- en hijsmiddelen bij demontage, zie paragraaf 3.2! De pomp tijdens transport met passende bevestigingsmiddelen vastzetten op een voldoende stevige pallet of in een stevige geschikte doos. Zuig – en persaansluiting moeten worden afgedicht. Storing en storingsoorzaak Storingen in een pompinstallatie kunnen verschillende oorzaken hebben. De storing hoeft niet in de pomp te zitten, maar ook door het leidingsysteem of de bedrijfsomstandigheden veroorzaakt worden. Controleer altijd eerst of de installatie conform de voorschriften in deze handleiding is uitgevoerd en of de bedrijfsomstandigheden nog overeenkomen met de specificaties waarvoor de pomp is aangeschaft. Bij een storing de pomp onmiddellijk stilzetten en de storing door een bevoegde persoon laten verhelpen. In het algemeen zijn storingen bij een pompinstallatie terug te brengen tot de volgende oorzaken : Storingen aan de pomp. Storingen of fouten in het leidingsysteem. Storingen door onjuiste installatie of inbedrijfstelling. Storingen door onjuiste pompkeuze ATTENTIE !
Om storingen te kunnen verhelpen moet de pomp afgekoeld, drukloos en tevens afgetapt zijn!
Het overzicht geeft eventuele storingen aan met mogelijke oorzaken. Voor storingen die hier niet genoemd worden of die te wijten zijn aan andere oorzaken, gelieve u contact op te nemen. Overzicht van eventueel voorkomende storingen, oorzaken en oplossingen
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 37 van 56
Fout
Oorzaak
Pomp loopt niet aan
De tandkrans van de koppeling Tandkrans koppeling vervangen. is defect of versleten. Motor loopt niet aan.
Oplossing
Elektrische gegevens van de motor komen niet overeen met het net c.q. motoraansluiting is niet goed.
Smeltveiligheid vernieuwen. ThermiSmeltveiligheid doorgebrand. sche beveiliging resetten, op juiste Thermische beveiliging uitgeinstelling controleren, zo nodig corrischakeld. geren. Draadbreuk.
Lokaliseren en herstellen.
Bedrading niet correct aangeControleren E-schema. sloten. Afsluiters in zuig- en/of persleiOpenen afsluiters. ding gesloten. Pomp levert geen vloeistof
Motor draait niet.
Controleer draairichting van de motor en of deze correct is aangesloten.
Doseertank leeg.
Tank vullen.
Zuig- en/of persleiding verstopt Leidingen doorspoelen. Zuig- en/of persafsluiter gesloAfsluiters openen. ten. Kogelterugslagklep open door Reinigen en inspecteren. vaste delen in de vloeistof. Dampvorming, cavitatie.
Verhoog de zuigdruk.
Niet zelfaanzuigend.
Pomp/leidingwerk ontluchten controleren op lekkages.
Filter (strainer) verstopt.
Verwijderen en reinigen. Filter vervangen indien noodzakelijk.
en
Hydraulisch systeem niet ontPomp ontluchten. lucht. Pomp levert onvoldoende capaciteit
Toerental motor te laag.
Controleer stroomspanning, frequentie, bedrading, aansluitingen klemmenkast en typeplaat t.o.v. de specificaties.
Zuig- en/of persklep versleten Reinigen of vervangen bij slijtage. of vervuild. Hydraulische bypass klep func- Zie instructies Hydraulische bypass tioneert bij elke slag. klep. Kalibratiefout.
Controleren en herstellen.
Viscositeit vloeistof te hoog.
Viscositeit verlagen door temperatuur vloeistof te verhogen. Grotere pomp selecteren en/of leidingwerk vergroten.
Vloeistof caviteert.
Verhoog de zuigdruk. Koel de vloeistof indien noodzakelijk.
Zuigerafdichting versleten of Inspecteren en vervangen indien beschadigd door verontreininoodzakelijk. gingen.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 38 van 56
Fout
Oorzaak
Oplossing
Lekkage of ontlaste veerveiligRepareren, herstellen of vervangen. heid. Reinigen, vervangen wanneer beschadigd
Pomp levert onregelmatige Zuig- en/of persklep lekt. capaciteit Zuigleiding lekt.
Lekkage lokaliseren en herstellen.
Filter (strainer) vervuild.
Reinigen of filter vervangen.
Andere vloeistof.
Controleer de viscositeit.
Lekkage bypass klep.
Herstel lekkage op de bypass klep.
Zuigerafdichting versleten of Inspecteren en vervangen indien beschadigd door verontreininoodzakelijk. gingen. Ontluchting stopt. Pompcapaciteit ontregeld
doseertank
ver-
Verstopping oplossen.
Zuigleiding lekt.
Lekkage lokaliseren en herstellen.
Vloeistof caviteert.
Verhoog de zuigdruk.
Ingesloten lucht- of gasbellen Raadpleeg leverancier m.b.t. voorin de vloeistof. stel ontluchting.
Pompcapaciteit hoger dan standaard
Toerental motor ontregeld.
Controleer stroomspanning en frequentie.
Verontreinigde terugkleppen
Reinigen, vervangen wanneer beschadigd.
Zuigdruk hoger dan persdruk.
Installeer drukhoudventiel of raadpleeg leverancier voor advies m.b.t. leidingwerk.
Drukhoudventiel te laag afgeVerhoog de insteldruk. steld.
Pomp lekt hydraulische olie
Continu ontluchting op Push to Purge (automatische ontluchtingsklep)
Lekkage drukhoudventiel.
Repareren, herstellen of vervangen.
Kalibratiefout.
Berekeningen opnieuw beoordelen.
Membraan beschadigd.
Vervangen.
Lekkage asafdichting.
Vervangen
Lekkage pompkop afdichting.
Vervangen of bouten pompkop aandraaien. Eventueel vloeibare pakking toepassen.
Te veel olie in de pompkop.
Verwijder de overtollige olie.
Niveau hydraulische olie te Bijvullen tot het juiste olieniveau. laag. Hydraulische bypass klep func- Zie instructies Hydraulische bypass tioneert bij elke slag. klep. Zuigdruk te laag.
Verhoog de zuigdruk.
Oliesamenstelling veranderd – Oliesoort veranderen, raadpleeg de temperatuur te hoog. leverancier. Persdruk te hoog.
Reduceer persdruk.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 39 van 56
Fout
Oorzaak
Oplossing
Pomp maakt lawaai
Waterslag.
Installeer een pulsatiedemper.
Hydraulische bypass klep te Zie instructies Hydraulische bypass hoog afgesteld. klep.
Leidingwerk maakt lawaai
Motor oververhit
Slaglengte gedeeltelijk steld.
afge- Niet-destructief geklop is karakteristiek voor langzaam lopende pompen.
Leidingdiameter te klein.
Vergroot leidingdiameter – installeer een pulsatiedemper.
Leiding te lang.
Installeer een pulsatiedemper in de leiding.
Vloeistofslot vol.
Vullen met lucht of inertgas. Wanneer een pulsatiedemper is geïnstalleerd vervang dan het membraan en opnieuw vullen.
Geen vloeistofslot toegepast.
Installeer een pulsatiedemper.
Pomp overbelast.
Controleer bedrijfscondities t.o.v. selectiespecificaties van de pomp.
Te hoge of te lage stroomControleer de hoofdstroom. spanning.
PULSAlarm lekdetectie – Loos alarm
PULSAlarm lekdetectie – Alarmstoring
Losse bedrading.
Traceren en herstellen.
Vacuüm/drukverlies.
Opstoren en herstellen.
Positie schakelaar - Uit
Corrigeer schakelaarpositie.
Schakelaar defect.
Vervangen schakelaar.
Onvoldoende vacuüm.
Evacueren conform specificatie.
Positie schakelaar - Uit
Corrigeer schakelaarpositie.
Schakelaar defect.
Vervangen schakelaar.
Geen stroomspanning.
Herstel stroomspanning.
Bedrading alarm onderbroken. Traceren en herstellen.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 40 van 56
5.
Veiligheidsverklaring pompen
ALGEMENE INFORMATIE Betreft : Veiligheidsverklaring voor reparatie, service en/of proefdraaien van pompen en pompinstallaties. Verder B.V. wil zeker stellen, dat het zijn werknemers niet bloot stelt aan onnodige gevaren en risico’s. Om deze reden verzoeken wij uw medewerking bij het completeren van deze verklaring en vervolgens te retourneren naar onderstaand adres of te overhandigen aan onze servicemonteur.
Klant
:
Verder B.V. / Groningen
Afdeling
:
Technical Support
Faxnummer / e-mail
:
+31 (0)50 549 59 22 /
[email protected]
Contactpersoon
:
Goederen worden pas in behandeling genomen of servicewerkzaamheden worden gestart, nadat deze verklaring op kantoor of door onze servicemonteur is ontvangen. Wij zijn u erkentelijk voor uw medewerking, zodat wij onze reparatie en service op een zo verantwoord mogelijke wijze kunnen blijven uitvoeren.
1. KLANTGEGEVENS : Klant
:
Adres
:
Postcode
:
Woonplaats
:
Telefoonnummer
:
Faxnummer
:
Contactpersoon
:
Afdeling
:
Opdrachtnummer
:
2. POMPGEGEVENS : Fabrikaat + Type
:
Serienummer
:
3. PROCESGEGEVENS : Medium
:
Gereinigd met
:
Uitgevoerd door
:
Datum
:
Opmerkingen
:
Veiligheidsvoorschriften medium s.v.p. aankruisen wat van toepassing is.
SCHADELIJK
GIFTIG
BRANDBAAR
ONTVLAMBAAR
EXPLOSIEF
RADIOACTIEF
CORROSIEF
MILIEUGEVAARLIJK
VEILIG
Een kopie van deze verklaring s.v.p. meesturen met de pomp of overhandigen aan onze servicemonteur. Indien van toepassing een kopie van het productveiligheidsblad bijvoegen. Wanneer de pomp moet worden getransporteerd, alle pompaansluitingen afsluiten, dit om veiligheids-, gezondheids- en milieurisico’s te vermijden.
Hiermee bevestigd ondergetekende dat de pomp volledig is ontdaan van gevaarlijke stoffen (zuren, logen, oplosmiddelen, etc.) en gereinigd is. Mocht tijdens demontage of proefdraaien het vermoeden bestaan, dat de pomp resten bevat van gezondheids- en/of milieubelastende stoffen, dan houdt Verder B.V. zich het recht voor om de betreffende pomp naar de opdrachtgever te retourneren of om de servicewerkzaamheden te stoppen.
Naam
:
Datum
:
Handtekening
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 41 van 56
:
6.
Aanvullende veiligheids- en bedrijfsvoorschriften voor elektromotoren.
6.1
Algemeen In verband met de veelheid van mogelijke fabrikaten en uitvoeringen van door Verder B.V. meegeleverde aandrijvingen, kan alleen een aantal algemene aanwijzingen worden gegeven. Deze zijn voor ervaren installatie- en/of servicemonteurs meestal voldoende. Vraag bij twijfel of bij het ontbreken van voldoende informatie deze, voor u tot installatie overgaat, op bij Verder B.V.
Tijdens gebruik kunnen motoren zeer heet worden.
Tijdens bedrijf moet rekening worden gehouden met bewegende delen en, ook na uitschakeling, met spanningvoerende delen en hete oppervlakken. Zoals dit geldt voor pompinstallaties in het algemeen, dienen transport, installatie en onderhoud uitsluitend te worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Dit onder strikte naleving van de desbetreffende technische handleidingen en voorschriften, de waarschuwings- en instructiegegevens, de installatiespecifieke bepalingen en vereisten, de nationale en regionale voorschriften ten aanzien van installatie en veiligheid. Foutieve installatie en/of bediening, ongeoorloofd gebruik en ondeskundig handelen kan zwaar lichamelijk letsel en/of grote materiële schade tot gevolg hebben!
6.2
Toepassing volgens de voorschriften De door Verder B.V. geleverde pompen en pompgroepen zijn bestemd voor inbouw in industriële installaties en voldoen aan de Machinerichtlijn 2006/42/EG. Inbedrijfname is verboden, totdat is vastgesteld dat de installatie of machine voldoet aan deze Machinerichtlijn. Door het aanbrengen van bekabeling en de toepassing van diverse elektrische componenten bij installatie, dient ook te worden nagegaan of de installatie voldoet aan de EMC-Richtlijn 2004/108/EG. De motoren zijn ontworpen voor industrieel gebruik en mogen daarom uitsluitend worden geïnstalleerd door vakkundig en bevoegd personeel. Vóór inbedrijfstelling dient de installatie conform alle voorschriften, wetsbepalingen en technische normen te worden uitgevoerd.
6.3
Transport en opslag Geconstateerde beschadigingen moeten direct aan de vervoerder en Verder B.V. worden gemeld. Voor het melden van eventuele schade, zie paragraaf 3.1 – Controle geleverde goederen. Hijsogen dienen vast aangedraaid te zijn en mogen alleen voor het heffen van het eigen gewicht van de aandrijving (en NIET van de gehele pompgroep!) worden gebruikt! Opslag mag alleen plaats vinden in een droge, stofvrije en trillingsarme ruimte, waarbij openingen van kabelinvoeren en doorlopende bevestigingsgaten tijdelijk afgedicht worden. Houd er rekening mee dat na een opslag van een jaar de gebruiksduur van het vet in de lagers afneemt. Opslaan is 0 0 toegestaan bij temperaturen tussen de -20 C en +40 C. Activeer, indien deze is gemonteerd, de stilstandverwarming; gebruik anders een droogmiddel. Roteer ook de as iedere week Ook wordt geadviseerd, na langere stilstandtijd, de isolatieweerstand van de wikkelingen te (laten) controleren alvorens toto inbedrijfstelling over te gaan. Als de isolatieweerstand lager is dan 10 0 Mohm, gemeten met een meggerspanning van 500 V bij een temperatuur van 20 C, verdient het aanbeveling de motorwikkeling te laten drogen.
6.4
Opstelling- en montagevoorschriften Op de plaats van gebruik moeten de condities voldoen aan alle op het typeplaatje en in de handleiding vermelde gegevens. Tenzij hierin uitdrukkelijk is voorzien, geldt :
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 42 van 56
Een toelaatbare omgevingstemperatuur van –15 tot +40 C. Een te hoge omgevingstemperatuur en luchtvochtigheid, zal de goede werking van de motor nadelig beïnvloeden. Opgesteld in een voldoende geventileerde ruimte en genoeg vrije ruimte bij de koelluchtopeningen van minstens een 1/4 van de elektromotordiameter. De warme lucht uitstroom mag niet terug gevoerd worden naar deze koelluchtopeningen. Oliën, zuren, gassen, dampen en stralingen in de directe omgeving zijn niet toegestaan. Stofvorming, welke zich hecht aan het oppervlak van de motor, zal de goede werking van de motor nadelig beïnvloeden. Opstelling en montage van de motor op een vaste en vlakke ondergrond en/of fundatie, die zwaar genoeg is om het gewicht en de trillingen van de motor(en) op te vangen. Wanneer de motor is voorzien van een elastische koppeling na montage de uitlijning altijd controleren, zie paragraaf 4.3 – Uitlijning koppeling. Relevante afschermen op en rondom de motor moeten naar behoren zijn aangebracht. Schakelapparatuur altijd aanbrengen in hiervoor geschikte droge, stofvrije en afsluitbare ruimte. Bescherm verticale bouwvormen tegen het binnendringen van vreemde delen of vloeistof (let daarbij op de ongehinderde toevoer van koellucht!). Wanneer eventueel aanwezige condenswatergaten met plastic doppen zijn afgesloten, deze alleen als dit nodig is openen. Bij geopende afwateringsgaten gaat de beschermingsgraad IP 55 verloren. De klemmenkast zo mogelijk met kabelinvoer naar onderen monteren. Passende PG-wartels moeten zorgen voor een goede kabelinvoerafdichting. 0
0
Opstelling in vochtige ruimten of in de buitenlucht kan alleen een storingsvrij bedrijf worden gewaarborgd wanneer ook onderstaande werkzaamheden worden uitgevoerd : Breng de klemmenkast zó aan dat de kabel van onderaf wordt ingevoerd. Gebruik passende PG- of metrische wartels of pas verloopstukken toe. Smeer de schroefdraad van wartels en blindstoppen met pakking in, draai ze goed vast en smeer ze daarna nogmaals in. Dicht kabelinvoer eveneens goed af. Reinig de sluitranden van de klemmenkast en het klemmenkastdeksel vóór de montage. De pakkingen moeten aan één kant zijn ingeplakt. Vervang uigedroogde en gebarsten pakkingen. 6.5
Vermogensafname Het vermogen van de motor kan bijvoorbeeld via een elastische koppeling, via V-snaren of door middel van rechtstreeks op de as gemonteerde onderdelen worden afgenomen. Een nauwkeurige uitlijning verhoogt onder meer de levensduur van de lagers. Bij rechtstreeks op de as gemonteerde onderdelen die een grotere diameter hebben, dien men wel op de “lager-rotatiekrachten” te letten. Stoten en slagen moeten in ieder geval worden vermeden. Om de motoras niet ontoelaatbaar te belasten, moeten de motoor en d pomp zorgvuldig worden uitgelijnd. De toelaatbare radiale krachten mogen niet worden overschreden. Het opgegeven nominale motorvermogen geldt voor een omgevingstemperatuur van max. 40 0C en een opstellingshoogte tot 1.000 meter. Bij een hogere omgevingstemperatuur, of bij een opstelling op grotere hoogte, neemt het toelaatbare afneembare vermogen af. Bij montage aan een vertragingskast op opsteekas van de pomp is het aan te bevelen de as en de flens te voorzien van een vetlaag, zodat eventuele demontage gemakkelijk kan worden uitgevoerd.
6.6
Elektrische aansluiting Er mag alleen aan de installatie worden gewerkt wanneer deze spanningsvrij is. De installatie moet worden beveiligd tegen opzettelijk inschakelen. De motor moet overeenkomstig de op het typeplaatje vermelde gegevens en volgens het aansluitschema in de klemmenkast worden aangesloten. Tenzij hierin uitdrukkelijk is voorzien, geldt : De aansluiting van de motor moet voldoen aan de ter plaatse geldende voorschriften, waarbij een thermische beveiliging (motorbeveiligingsschakelaar) het risico van overbelasting van de motor moet beperken. Aansluiting op het elektriciteitsnet en inbedrijfstelling mag uitsluitend worden uitgevoerd door een erkend installateur.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 43 van 56
De nominale spanning en frequentie van de motor moeten overeenkomen met de gegevens van het voedingsnet. Let erop dat in sommige gevallen één-fase motoren worden geleverd zonder toebehoren (condensatoren, aanlooprelais of schakelaar). In dit geval moeten de benodigde delen via de vakhandel worden aangeschaft en conform de voorschriften worden aangesloten. Voor motoren die zijn bestemd voor schakelbedrijf met veel schakelingen, is de gebruikelijke motor beveiligingsschakelaar niet voldoende. Dergelijke motoren kunnen worden uitgerust met temperatuurvoelers in het wikkelingenpakket en via schakeling worden bewaakt. Aansluiten motor : - Kabeldoorsneden controleren. - In de klemmenkast, aansluiting wikkelingen controleren en zonnodig vastdraaien. - Motor aansluiten volgens bijgevoegd aansluitschema. - Klemmenbruggen juist aanbrengen. - Aansluitingen en aardkabel goed vastdraaien. Een elektrische schok kan voor personen dodelijk zijn. De behuizing van de pomp moet op de aarde van het gebouw zijn aangesloten om potentiaalverschillen op te heffen. 6.7
Inbedrijfstelling Verzeker u er voor inbedrijfstelling van dat : Controlemaatregelen na langere opslagtijd zijn uitgevoerd. Alle aansluitingen volgens de voorschriften zijn uitgevoerd. De aandrijving onbeschadigd en niet geblokkeerd is. Motor ten opzicht van de pomp zorgvuldig is uitgelijnd. De draairichting van de aandrijving goed is (zie hiervoor de draairichtingspijl op de pomp). Schakel de motor slechts gedurende korte tijd in en controleer de draairichting. Motoren kunnen voor beide draairichtingen gebruikt worden. Men kan de draairichting wijzigen door twee willekeurige net-aansluitdraden te verwisselen. Alle motorbeveiligingen zijn aangebracht en juist zijn ingesteld. Na aansluiten en testen controleren of het deksel van de klemmenkast weer juist is gemonteerd. Er geen andere gevaarbronnen zijn. Specifiek voor aandrijvingen met een oliegevulde tandwielkast (motorreductoren en -variatoren) moet gecontroleerd worden of : Er voldoende olie in de tandwielkast aanwezig is. De juiste olie in de tandwielkast aanwezig is. De ontluchting van de tandwielkast functioneert (bij inbedrijfstelling soms afdichtplug uit ontluchtingsventiel verwijderen of afsluitplug vervangen door meegeleverde ontluchtingsplug). Indien niet anders aangegeven : eerste olievulling volgens smeermiddelenoverzicht (zie paragraaf 6.11) Specifiek voor motorvariatoren geldt het volgende : De aandrijving wordt zo geleverd, dat de op het typeschild aangegeven toerental bereikt wordt. Het laagste toerental is ingesteld. Om het regelbereik te verkleinen dient de schakelnok voor het hoge toerental (na het losdraaien van de slotbout) in de richting + en/of de schakelnok voor het laagste toerental in de richting - , gedraaid te worden. Bij het vergroten van het regelbereik dient men er op te letten, dat de op het typeschild aangegeven toerental niet wordt overschreden. De schakelnok voor het hoge toerental dient in de richting - en/of de schakelnok voor het lage toerental in de richting + gedraaid te worden. Verzeker u er tijdens inbedrijfstelling van dat : De aandrijving probleemloos draait (let op : niet op toeren komen, wisselend toerental, sterke geluidsproductie, trillingen etc.). Bij storing of twijfel de aandrijving direct uitschakelen en oorzaak storing (eventueel in overleg met Verder B.V.) vaststellen!
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 44 van 56
6.8
Inspectie / Onderhoud Schakel altijd de installatie uit voordat een inspectie- of onderhoudsbeurt wordt uitgevoerd. Ook na uitschakeling moet rekening worden gehouden met bewegende, spanningsvoerende of hete delen!
ATTENTIE !
Beveilig de installatie altijd tegen onbedoeld en onbevoegd inschakelen zolang de werkzaamheden duren!
Periodiek onderhoud moet elke 2.000 werkuren of elke drie maanden worden uitgevoerd. Alle montagebouten en elektrische verbindingen dienen te worden gecontroleerd en indien noodzakelijk te worden vastgedraaid. Tevens periodiek lagers nasmeren, indien hiervoor de mogelijkheid aanwezig is, nasmeertijden kunnen worden opgevraagd bij de leverancier. Regelmatig het oppervlak en de koelluchtopeningen van de motor schoonmaken. Bij motoren na 10.000 bedrijfsuren (of zoveel korter als abnormale bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken) : Motor inspecteren. Controle van de lagers en de verkleuring van het vet, eventueel lagers vervangen. Asafdichting(en) vervangen. Schoonmaken zowel binnen als buiten de motor, met speciale aandacht voor het reinigen van de koelluchtwegen. De lagers zijn voorzien van kogellagervet op lithium-basis en dienen ieder drie jaar vervangen te worden. Sla nooit op een lager met een hamer en gebruik altijd de juiste gereedschappen voor montage en demontage. Motoren die worden blootgesteld aan extreem hoge of lage temperaturen moeten worden voorzien van speciaal vet en/of speciale lagers. Let er bij het verwijderen van de rotor op dat de wikkelingen niet worden beschadigd. Voor motoren t/m grootte IEC 180 is het voldoende om koelluchtdoorgangen schoon te houden en de lagers te controleren. Deze motoren hebben lagers met levensduursmering. Bij revisie van de motor moeten de lagers worden vervangen. Motoren boven grootte IEC 180 zijn voorzien van lagers met smeerinrichting. Naast het schoonhouden van de koelluchtdoorgangen dienen de lagers regelmatig te worden gecontroleerd en met behulp van een vetpomp te worden nagesmeerd. Voor de smering van lagers dient een smeervet te worden toegepast, bestaande uit minerale basisoliën en een verdikker op basis van lithiumzeep of een lithiumzeepcomplex, met een consistentieklasse van 3 volgens NLGI. Elektromotoren worden door Verder B.V. volgens WB standaard- en/of klantspecificaties toegepast. Bij standaard toepassingen, zoals aangegeven in deze handleiding, zullen de specificaties van andere fabrikaten hier doorgaans mee overeenkomen. Eventueel kan een specifiek bedrijfsvoorschrift worden opgevraagd. Ook de exacte hoeveelheden worden op aanvraag verstrekt.
Aandrijving verschroten : Voer stator en rotor, al naar gelang de aard van het materiaal en de bestaande voorschriften, af als staalschroot, aluminium, koper of kunststof.
Indien een aandrijving geheel gecontroleerd en/of gereviseerd moet worden dan adviseren wij u deze terug te sturen naar Verder B.V. t.a.v. de afdeling Technical Support, zie paragraaf 1.3.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 45 van 56
6.9
Lager- en smeertabellen elektromotoren Tabel 1. Bouwgrootte
Lager type
Lager type
Levensduur
Levensduur
Levensduur
IEC 56
A-zijde DE 6201
B-zijde NDE 6201
n=2P uren 20.000
n=4P uren 28.000
n-6P uren 30.000
63
6202
6202
19.000
26.000
30.000
71 80
6203 6204
6203 6204
17.000 15.000
25.000 25.000
28.000 27.000
90 100
6205 6206
6205 6206
14.000 12.000
23.000 23.000
26.000 25.000
112 132
6306 6308
6306 6308
11.000 8.000
22.000 17.000
24.000 22.000
160
6309
6309
6.500
15.000
19.000
180
6311
6311
4.300
12.000
16.000
Lagers IEC-56/180 zijn standaard dubbelzijdig gesloten en voorzien van levensduursmering. Tabel 2. Bouwgrootte
Lager type
Lager type B-zijde NDE 6312-C3 6312-C3
Smeerinterval n=2P uren 3.600 1.800
Smeerinterval n=4P uren 9.300 6.900
Smeerinterval n=6P uren 12.200 9.800
IEC 200 200
A-zijde DE 6312-C3 NU-312
225 225
Hoeveelheid ver per lager navulling gr. 20 20
6313-C3 NU-313
6313-C3 6313-C3
3.000 1.500
9.000 6.400
12.000 9.500
25 25
250
6315-C3
6315-C3
1.800
8.400
11.300
30
250 280
NU-315 6315-C3
6315-C3 6315-C3
900 1.800
5.600 -
9.100 -
30 30
280 280
6317-C3 NU-317
6317-C3 6317-C3
-
7.900 5.000
10.900 8.720
40 40
315
6315-C3
6315-C3
1.800
-
-
30
315 315
6318-C3 NU-318
6318-C3 6318-C3
-
7.600 4.600
10.600 8.500
40 40
Lagers IEC-200/315 zijn nasmeerbare open lagers. Tabel 3. bouwgrootte IEC 355 2-polig 355 4-polig 355 6/12-polig
lager type
Smeer-
Lager type
Smeer-
Hoeveelheid
A-zijde DE
interval uren
B-zijde NDE
interval uren
vet per lager navulling gr.
6317-MP63
1.500
6317-MP63
1.500
35
NU322-MP63
2.000
6322-MP63
4.000
65
NU322-P6
3.000
6322-P6
6.000
65
Lagers IEC-355 zijn nasmeerbare open lagers.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 46 van 56
Voor deze tabellen geldt : De tabel geeft bedrijfsuren, waarna 99% van een groep lagers, die onder dezelfde omstandigheden draaien, nog afdoende zijn gesmeerd. Slechts als vuistregel kan worden aangenomen dat 90% van een groep lagers nog afdoende is gesmeerd na een tijdsduur die 2 maal langer is. Als de lagers gemonteerd zijn op een verticale as (bijv. V1 opstelling), dient de levensduur te worden gehalveerd. 0 0 De tabel geldt voor bedrijfstemperaturen van 70 C. Per 15 C daarboven dient de tijdsduur 0 0 gehalveerd te worden. Per 15 C onder de 70 C kan de tijdsduur maximaal 1x worden verdubbeld. De tabellen gelden alleen binnen het normale temperatuurbereik van het toegepast vet. Vetlevensduren hoger dan 30.000 uur worden als niet betrouwbaar beschouwd. 6.10
Motorstoringen Fout
Oorzaak
Oplossing
Motor te warm (kan alleen Motor in driehoek geschakeld door meting worden be- i.p.v. de geprojecteerde ster- Aansluitschakeling corrigeren. oordeeld) schakeling. Netspanning wijkt meer dan 5% af van de nominale motorspanning. Hogere spanning heeft bij hoogpolige motoren een ongunstige uitwerking Zorg voor een juiste netspanning omdat bij deze motoren bij normale spanning, in onbelaste toestand, een stroom loopt die vrijwel gelijk is aan de nominale stroom. Hoeveelheid koellucht te geZorg voor een goede aan- en afvoer ring, koelluchtdoorgang vervan de koellucht. stopt. Koellucht is voorgewarmd.
Zorg voor frisse lucht.
Overbelasting, bij normale Grotere aandrijving inbouwen (benetspanning, te hoge stroom paald door vermogensmeting). en een te laag toerental. Bedrijfssoort (S1 tot S8 DIN 57 530) overschreden. Wordt bv. de motor t.g.v. een te groot aantal schakelingen te warm Bedrijfssoort aanpassen. Raadpleeg dan kan niet zonder meer een de fabrikant. groter motortype worden gekozen omdat de effecten hierbij hetzelfde zullen zijn. Slechte kabelverbinding (tijdeKabelverbinding controleren en evt. lijk 1-fase bedrijf). Doorgebrangebreken verhelpen. de smeltveiligheid Motor loopt niet aan.
Smeltveiligheid vernieuwen. ThermiSmeltveiligheid doorgebrand. sche beveiliging resetten, op juiste Thermische beveiliging uitgeinstelling controleren, zo nodig corrischakeld. geren. Motorbeveiligingsschakelaar spreekt aan.
Motorbeveiligingsschakelaar op de juiste instelling controleren en opnieuw inschakelen.
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 47 van 56
Fout
Oorzaak
Oplossing
Motormagneetschakelaar Stuurstroomcircuit van de motormschakelt niet, fout in het stuur- agneetschakelaar controleren en de stroomcircuit. fout verhelpen. Motor loopt niet of zwaar aan.
Motor loopt niet of zwaar aan. Motor is gewikkeld voor drieSchakeling corrigeren. hoekschakeling maar in ster geschakeld. Spanning of frequentie wijkt in ieder geval bij het inschakelen Voor een betere stroomvoorziening sterk af van de nominale waar- zorgen. de.
Motor loopt in sterschakeling niet aan maar wel in driehoekschakeling.
Indien driehoekinschakelstroom niet te hoog is, direct inschakelen. AnKoppel bij sterschakeling is niet ders een grotere motor aanbouwen voldoende. of na raadpleging fabrikant een speciale motoruitvoering. Sterdriehoekschakelaar maakt Sterdriehoekschakelaar nakijken en geen contact. eventueel repareren.
Motor bromt en heeft hoge stroomafname.
Defecte wikkeling.
Motor moet gerepareerd worden.
Rotor loopt aan.
Motor moet gerepareerd worden.
Smeltveiligheden branden door of motorbeveiligingsschakelaar schakelt direct af.
Kortsluiting in de leiding of Kortsluiting verhelpen. motor. Motor maakt sluiting met het Kortsluiting door fabrikant of reparahuis of heeft kortsluiting in de tiebedrijf laten verhelpen. windingen. Motor is verkeerd aangesloten. Motor op de juiste manier aansluiten.
6.11
Motor draait in de verkeerde draairichting.
Motor is verkeerd aangesloten. 2 fasen verwisselen.
Beschadigde wikkelingen.
-
Motor moet terug naar fabrikant of naar een gespecialiseerd reparatiebedrijf.
Aansluitschema’s elektromotoren Aansluitingen voor elektromotoren staan als aansluitschema’s vermeld op de pagina’s 49 t/m 51. Er mag alleen aan de installatie worden gewerkt wanneer deze spanningsvrij is. De installatie moet worden beveiligd tegen opzettelijk inschakelen!
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 48 van 56
A
B
U2
W2
C
V2
1W2
1W1
2W
2U
1W2
1W1
1W1
1V1
2W
2W
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 49 van 56
2V
D
1U
1V
1W
1U
1V
1W
2U
2V
2W
2U
2V
2W
E
2V2
1U1
2W1
1V2
1W1
2V2
2W1
1V2
1W1
2U2
2V1
1U2
2U1
1V1
2U2
2V1
1U2
1V1
2W2
2U1
1W2
1U1
2W2
1W1
2U1
1W2
1U1
1V1
in geval van Y/D aanloop
1U1-1W2
2V2
2W1
1V2
1W1
2V2
2W1
1V2
1U2
2V1
2U2
2V1
1U2
1V1
2W2
2U1
1W2
1U1
2V1 in geval van Y/D aanloop
2W1
1W1
2U2
2U1-2W2
1V1
2W2
1U2-1V1
1W2
2U1
1U1
1V2-1W1
2U2-2V1
2V2-2W1
F
2U
1W
1U
1V
1U
1V
1W
2U
2V
2W
2W
2V
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 50 van 56
1U
1V
1W
2U
2V
2W
F
1W2
1W2
1U1
1W1
1V1
1W1
2W
1V2
1W1
2W
2U
1W2
1W1
H
2W
2V
2W
Opties: PTC voelers
Remmotor
Stilstandsverwarming
+O
+O
205VDC +O
M
M
3
M
3
3 62 61
12
13
70
71 2AC400V.50Hz
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 51 van 56
1W1
7.
Aantekeningen
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 52 van 56
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 53 van 56
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 54 van 56
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 55 van 56
Voor service en reparatie aan alle merken pompen (en voor onderdelen) belt u:
050 – 549 59 00 of:
0800 - 7667767
VD-MDP-06/2014-2.0-NL / Pagina 56 van 56