Originele Gebruikershandleiding
POMPEN ► Explosieveiligheid volgens EU richtlijn 94/9/EC (ATEX 95)
Ordernummer
:
Uitgave
: ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL
Serienummer
:
Code
: OG-ATEX
Type
:
Lees deze gebruikershandleiding aandachtig door en neem kennis van de inhoud voordat men de pomp in gebruik stelt of er onderhoud aan pleegt. Technische wijzigingen voorbehouden.
Inhoudsopgave EG – Conformiteitverklaring
3
Inleiding
4
1.
Algemeen
5
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
5 5 5 6 6 7 8 9 9
2.
Constructieve vereisten 2.1 2.2 2.3 2.4
3.
4.
5.
6.
7.
Symbool Veiligheidsinformatie Verantwoordelijkheid voor ATEX 95 certificering – leveringsomvang Certificering Markering Temperatuurklasse Bewaking Opslag Onderdelen
9
Materialen Asafdichting Aarding / Statische elektriciteit Toepassing
9 10 10 10
Installatie
11
3.1 3.2 3.3
11 11 11
Controles Werkingsomgeving Montage
In bedrijf stellen
13
4.1 4.2
13 13
Voorzorgsmaatregelen Starten en bedrijf
Onderhoud
14
5.1 5.2 5.3 5.4
14 14 14 15
Algemeen Lagering Smering van lagers – Oliesmering en vetsmering Mechanische afdichting
Beperking risico’s met behulp van check list
16
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
16 16 16 16 16
Tijdens installatie Alvorens de pomp te starten Als de pomp gestart wordt Als de pomp draait Als de pomp gestopt wordt
Aantekeningen
17
Vertaling Deze gebruikershandleiding is het originele document en geen vertaling. Bij levering in landen van de EU moet de gebruikershandleiding in de taal van het land van de gebruiker worden vertaald. Voor een vertaling van deze gebruikershandleiding neem contact op met Verder B.V. Copyright (Auteursrecht) Verstrekking aan derden is, evenals vermenigvuldiging van dit document en het te gelde maken van de inhoud ervan, voor zover niet uitdrukkelijk toegestaan, verboden. Overtreding hiervan verplicht tot schadevergoeding Alle rechten voorbehouden
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 2 van 20
EG - CONFORMITEITVERKLARING volgens EU richtlijn 94/9/EG (ATEX 95) Fabrikant Verder B.V. Leningradweg 5 9723 TP Groningen Nederland Wij verklaren hierbij dat : De volgende productgroepen, indien besteld als ATEX-pomp of als ATEX-pompgroep, voldoen aan de eisen vastgelegd in EU richtlijn 94/9/EG van 23 maart 1994. Indien het product gewijzigd is, zonder onze schriftelijke toestemming, of indien de veiligheidsinstructies in de meegeleverde gebruikerhandleidingen niet zijn opgevolgd, dan wordt deze verklaring ongeldig.
Productgroepen
: :
OWCP / NCP / MGCP / NMCP / EKWP / DP / ZKP / SKWP / MGCP EWP / SLP / MP / TRPK / TRPV / TRPL / RP / SP / LIP / OZP / MDP
Keuringsinstantie
CF VD
: Centrifugaal- (CF), verdringerpompen (VD)
Verder B.V. / Postbus 95 / 9700 AB / Groningen
Keuringsinstantie
: Zone 1 – Categorie 2G en Zone 2 – Categorie 3G
: Zone 1 – Categorie 2G
Dekra Certification B.V. / Postbus 5185 / 6802 ED / Arnhem
Technisch Dossier (TD) : Ordernummer fabrikant (zie voorblad gebruikershandleiding)
Normen
: De volgende geharmoniseerde Normen zijn van toepassing
Markering
Plaats Datum
NEN-EN-ISO 12100:2010 Veiligheid van machines : Basisbegrippen voor ontwerp - Risicobeoordeling en risicoreductie.
NEN-EN 13463-1:2009 Niet-elektrische uitrusting voor potentieel explosieve atmosferen Deel 1 : Basismethode en vereisten
NEN-EN 13463-5:2011 Niet-elektrische uitrusting voor potentieel explosieve atmosferen Deel 5 : Bescherming door constructieve beveiliging ‘c ‘
NEN-EN 13463-6:2005 Niet-elektrische uitrusting voor potentieel explosieve atmosferen Deel 6 : Bewaking van ontstekingsbron ‘b’
NEN-EN 1127-1:2011 Explosieve atmosferen - Explosiepreventie en -bescherming Deel 1 : Grondbeginselen en methodologie
: De markering bevat het
: Groningen : 01-06-2014
symbool en het TD documentnummer
Naam Functie
: Werner Bosman : Directeur
Handtekening :
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 3 van 20
Inleiding ATEX is een afkorting van de franse benaming ”ATmosphère EXplosible” en wordt als aanduiding gebruikt voor twee Europese richtlijnen op het gebied van explosiegevaar onder atmosferische omstandigheden. Vanaf 1 juni 2003 moeten organisaties waar explosiegevaar bestaat in de EU voldoen aan de richtlijn 1999/92/EG, aangeduid als ATEX 137. Een tweede bijbehorende richtlijn is de 94/9/EG, aangeduid als ATEX 95, welke speciaal bedoeld is voor apparatuur die gebruikt wordt op plaatsen waar explosiegevaar kan zijn. De ATEX 95 richtlijn (productrichtlijn 94/9/EG) beschrijft voorschriften voor naleving van de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen (EHSR’s) voor apparaten (elektrisch en niet-elektrisch) en beveiligingssystemen op plaatsen (“zones”) waar stof- of gasexplosiegevaar kan optreden. Deze richtlijn is voor Nederland opgenomen in het Besluit Explosiegevaarlijk materiaal en beschrijft de algemene veiligheidsdoelen. Gebruiksinstructies betreffende explosieveiligheid Deze gebruikershandleiding bevat belangrijke en nuttige informatie over explosieveiligheid in overeenstemming met EU richtlijn 94/9/EC – ATEX 95. Alle relevante instructies over installatie, gebruik en onderhoud van de pomp of pompgroep kan men vinden in de separate gebruikershandleiding van de pomp en/of aandrijving. Houdt U altijd aan deze instructies! Deze gebruikershandleiding dient altijd in de buurt van de werkplek van het product of samen met het product bewaard te worden! Deze gebruikershandleiding is bedoeld om op eenvoudige wijze vertrouwd te raken met het product en het toelaatbare gebruik daarvan om zo mee te helpen te voldoen aan de ATEX-veiligheidseisen. De instructies houden niet noodzakelijk rekening met de plaatselijke voorschriften. Zorg ervoor dat dergelijke voorschriften door iedereen worden opgevolgd, inclusief die personen die het product installeren. Reparatiewerkzaamheden altijd afstemmen met het bedieningspersoneel en neem alle plaatselijke veiligheidseisen en van toepassing zijnde veiligheids-, gezondheids- en wettelijke voorschriften in acht. Deze gebruikershandleiding moet gelezen worden voordat de pomp of pompgroep geïnstalleerd, bestuurt, gebruikt en onderhouden wordt, waar ook ter wereld en in overeenstemming met de meegeleverde gebruikershandleiding van de pomp. De pomp of pompgroep mag niet gebruikt worden totdat aan alle voorwaarden met betrekking tot veiligheid voldaan is. Het negeren en niet toepassen van de huidige gebruikershandleiding wordt als misbruik gezien. Lichamelijk letsel, productschade, vertraging of storingen veroorzaakt door misbruik vallen niet onder de garantie van Verder B.V! Deze gebrukershandleiding is met grote zorgvuldigheid samengesteld om er zeker van te zijn dat er geen onjuistheden in staan of er gegevens ontbreken. De informatie als gegeven in deze gebruikershandleiding is compleet op de datum van druk (zie uitgave op het voorblad van deze gebruikershandleiding). Ondanks alle moeite die Verder B.V. heeft gedaan om correcte en alle noodzakelijke informatie te verstrekken, kan de inhoud van deze gebruikershandleiding onvoldoende lijken en is deze niet gegarandeerd door Verder B.V. wat betreft volledigheid. Verder B.V. behoudt zich het recht voor om zonder kennisgeving elk van haar producten aan te passen of te wijzigen, dit is in lijn met onze werkwijze om onze producten, door middel van onderzoek en ontwikkeling, continue te verbeteren. Dit zonder verplichting om voorgaande modellen overeenkomstig aan te passen. Bezoek onze website voor de nieuwste versie van dit document en voor meer informatie : www.verder.nl
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 4 van 20
1.
Algemeen
1.1
Symbool Het volgende symbool is toegepast om speciale instructies betreffende explosieveiligheid aan te geven Dit symbool is de aanduiding van een explosieve omgeving volgens ATEX. Het wordt gebruikt in veiligheidsvoorschriften waar het niet opvolgen in het gevaarlijke gebied een explosierisico met zich meebrengt.
1.2
Veiligheidsinformatie Deze gebruikershandleiding behandelt de belangrijkste punten betreffende explosieveiligheid en moet worden gebruikt met de algemene gebruikershandleiding die wordt meegeleverd met de pomp en de gebruikershandleidingen van andere componenten zoals aandrijvingen (draaistroommotoren, motorreductoren en –variatoren). Voor explosieveiligheid is het verplicht om de pompinstallatie te beschermen tegen alle niet toegestaan gebruik en onnodige slijtage. Explosieve gasmengsels of stofconcentraties, samen met hete, actieve en bewegende delen aan pomp- en motorinstallatie, kan leiden tot ernstig of fataal persoonlijk letsel. Tevens dient rekening te worden gehouden met : De specifieke instructies in deze gebruikershandleiding, samen met alle andere instructies aangaande de geïnstalleerde pomp of pompgroep en installatie daarvan.
1.3
Waarschuwings- en informatie aanduidingen op de pomp of pompgroep.
De specifieke voorschriften en eisen voor het systeem, waarin de pomp of pompgroep zal werken (huidig geldende nationale of regionale voorschriften).
Verantwoordelijkheid voor ATEX 95 certificering – leveringsomvang Verder B.V. aanvaardt alleen verantwoordelijkheid voor geleverde materialen en apparatuur, geselecteerd volgens de gegevens over de bedrijfsomstandigheden, gebaseerd op informatie verstrekt door de klant of de eindgebruiker en die is bevestigd in de orderbevestiging. Neem bij twijfel contact op met Verder B.V. In het geval dat Verder B.V. een pomp met vrije aseinde levert, heeft de markering, van certificering voor explosieveiligheid, op de naamplaat van de pomp uitsluitend betrekking op het pompgedeelte. Alle andere gemonteerde componenten moeten een separate certificering hebben, geleverd door de fabrikant of leverancier van deze componenten, die tenminste dezelfde of een hogere beschermingsgraad hebben als die van de pomp. De complete pompgroep of –installatie moet separaat gecertificeerd worden door de fabrikant en moet een aparte naamplaat hebben die wordt geleverd door de fabrikant. In het geval dat Verder B.V. een complete pompgroep- of installatie levert, zal de explosieveiligheidscertificering en markering op de naamplaat, bevestigd op de fundatieplaat of op het pompframe, betrekking hebben op deze specifieke installatie. Maatregelen voor pompen en pompgroepen, die gebruikt worden in potentieel explosieve omstandigheden zijn vereist om : Excessieve temperaturen te vermijden. De opeenhoping van explosieve mengsels te voorkomen Vonken te voorkomen Lekkage te voorkomen Onderhoud te plegen aan de pomp ter voorkoming van gevaar. Gebruik apparatuur alleen in een omgeving waarvoor deze geschikt is. Controleer altijd of de pomp, aandrijving, de constructie van de aandrijfkoppeling, de afdichting en de pompapparatuur de juiste specificaties en/of certificatie hebben voor de omgeving waarin zij geïnstalleerd worden.
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 5 van 20
Al het personeel dat betrokken is bij bediening, installatie, inspectie en onderhoud van de pomp of pompgroep moet bevoegd zijn om de betreffende werkzaamheden uit te voeren. Als het betreffende personeel nog niet over de benodigde kennis en vaardigheden beschikt, moet gezorgd worden voor passende opleiding en instructie. Indien nodig kan de eigenaar de fabrikant of leverancier de opdracht geven de passende opleiding te verzorgen. De volgende instructies voor pompen en pompgroepen, die geïnstalleerd worden in een gevaarlijke omgeving dienen te worden opgevolgd om het gevaar van explosies te helpen voorkomen. Zowel elektrische als niet-elektrische apparatuur moet voldoen aan de vereisten van de Europese Richtlijn 94/9/REC. Het is de verantwoordelijkheid van de operator om ervoor te zorgen dat de gespecificeerde producttemperaturen niet worden overschreden en dat er regelmatig inspectie en onderhoud plaatsvindt, om de goede werking van asafdichting, lagers en interne pompdelen te verzekeren. Als dit niet kan worden verzekerd door de operator moet gezorgd worden voor een passende temperatuurbewaking (zie paragraaf 1.6) 1.4
Certificering Voor alle apparatuur (zowel elektrisch als niet-elektrisch) volgens categorie 1 voor toepassing in zone 0/20 geldt wettelijk vereiste certificering van producten (EC Type examination certificaat) en productieprocessen (QAN) door een ATEX Notified Body. Voor elektrische apparatuur volgens categorie 2 voor toepassing in zone 1/21 geldt wettelijk vereiste certificering van producten (EC Type examination certificaat) en productieprocessen (QAN) door een ATEX Notified Body. Voor niet-elektrische apparatuur volgens categorie 2 voor toepassing in zone 1/21 geldt vastlegging van een Technisch Constructie Dossier (TCD) bij een ATEX Notified Body. Certificering van producten en kwaliteitssysteem is in dit geval noodzakelijk. Voor alle apparatuur (zowel elektrisch als niet-elektrisch) volgens categorie 3 voor toepassing in zone 2/22 geldt “zelfcertificering”, hierbij doet de fabrikant zelf een constructiebeoordeling, risicoanalyse en eventueel noodzakelijke testen. Certificering van producten en kwaliteitssysteem is in dit geval noodzakelijk.
1.5
Markering Een explosieveilige pomp (figuur 2) of pompgroep en –installatie (figuur 1) is gemarkeerd met een speciale Ex typeplaat. Typeplaat nooit van de pomp of pompgroep verwijderen. Wanneer de typeplaat is verwijderd, dan is het niet mogelijk de pomp snel te identificeren en kan niet worden vastgesteld of de waarschuwingen in deze gebruikershandleiding van toepassing zijn! EX Typeplaat pompgroep : Omschrijving + voorbeeld
Figuur 1 : Ex Typeplaat op pompgroep
1
:
Naam fabrikant
Verder B.V.
2
:
Atex code
II 2G Eexe c IIC T3
3
:
Type pomp
C36I SS
4
:
Serienummer
25641
5
:
Capaciteit
35 m /h
6
:
Vermogen
10 kW
7
:
Toerental
428 rpm
8
:
Gewicht pompgroep
125 kg
3
9
:
Druk (nominaal)
2,4 bar
10
:
Temperatuur
80 C
11
:
Druk (maximaal)
8 bar
12
:
Bouwjaar
2013
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 6 van 20
0
EX Typeplaat pomp : Omschrijving + voorbeeld 1
:
Naam fabrikant
Verder B.V.
2
:
Atex code
II 2G Eexe c IIC T3
3
:
Type pomp
C36I SS
4
:
Serienummer
25641
5
:
Gewicht pomp
45 kg
6
:
Temperatuur (max)
80 C
7
:
Druk (maximaal)
8 bar
8
:
Bouwjaar
2013
0
Figuur 2 : Ex Typeplaat op pomp
Wanneer een pomp geleverd wordt als een explosieveilige pompgroep, is de Ex typeplaat bevestigd op de fundatieplaat of het lantaarnstuk van de pompgroep. De CE-markering van de pompgroep, die verplicht is om aan de CE-Machinerichtlijn te voldoen is tevens een onderdeel van deze typeplaat. Daarnaast zijn componenten als pomp en aandrijving tevens voorzien van een Ex typeplaat met daarop de relevante markering voor het betreffende component. Een pomp met vrije aseinde, dus zonder aandrijving, wordt volgens de CE Machinerichtlijn niet als een machine beschouwd en hoeft niet te zijn voorzien van een CE-markering : een IIB Fabrikant Verklaring (Inbouwverklaring) is voldoende. De CE-markering maakt echter deel uit van de ATEX voorschriften en is daarom verplicht. De EX typeplaat wordt direct op de pomp bevestigd. In figuur 3 staat een uitleg van de markeringen die op explosieveilige apparatuur aanwezig kunnen zijn. De werkelijke classificatie van de pomp of pompgroep is gegraveerd op de typeplaat.
1
2
II
2
G
EEx
d
c
IIB
T4
3
4
5
6
7
8
9
10
Figuur 3 : ATEX-markering EX Typeplaat pomp : Omschrijving + voorbeeld
1.6
1
:
CE-markering
2
:
ATEX 95 symbool voor explosiebeveiligd bedrijfsmiddel
3
:
Apparatengroep : I (mijnbouw – ondergronds) en II (overige plaatsen – bovengronds)
4
:
Categorie (beschermingsniveau) : 1 (zeer hoog), 2 (hoog) en 3 (normaal)
5
:
Explosiegevaarlijke omgeving : G = Gas en/of D = Dust (stof)
6
:
7
:
Beschermingswijze tegen ontsteking : d, e, h, i, m, n, o, p, q of combinaties
8
:
Soort ontstekingsbeveiliging : c, b en k.
9
:
Gasgroep : IIA (propaan – o.a.), IIB (ethyleen – o.a.) en IIC (waterstof – o.a.)
10
:
Temperatuurklasse (maximale oppervlaktetemperatuur) : T1 – T6
Ontworpen volgens Europese standaard : -
Allen bij D wordt de maximale oppervlaktetemperatuur aangegeven achter deze codering. c = Constructieveiligheid (i.o.s. met EN 13463-5)
Temperatuurklasse Pompen hebben een temperatuurklasse als aangegeven in de ATEX Ex specificatie op het type0 0 plaatje. Deze zijn gebaseerd op een maximum omgevingstemperatuur van 40 C (104 F). Raadpleeg Van Wijk & Boerma Pompen voor hogere omgevingstemperaturen. Zorg ervoor dat de temperatuurklasse van de pomp of pompgroep geschikt is voor de gevarenzone!
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 7 van 20
Bij normaal bedrijf hoort de hoogste temperatuur aan de oppervlakte van de pomp overeen te stemmen met de hoogste temperatuur van de te verpompen vloeistof (of van de verwarmingsvloeistof, in het geval dat de pomp verwarmd wordt door middel van een verwarmingsmantel). De maximaal toegestane oppervlaktetemperaturen hangt af van de temperatuurklasse (T6 tot T1) of van de T max waaraan moet worden voldaan. Alle oppervlakken van de lagerstoel moeten onbedekt zijn om koeling aan de atmosfeer mogelijk te maken. De oppervlaktetemperatuur van de pomp wordt beïnvloed door de temperatuur van de gebruikte vloeistof. De maximum toelaatbare vloeistoftemperatuur is afhankelijk van de temperatuursklasse en dient de voorgeschreven waarden in de onderstaande van toepassing zijnde tabel niet te overschrijden. Temperatuurklasse EN 13463-1 T1
Maximum toegestane oppervlaktetemperatuur 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
300 C (572 F)
T3
200 C (392 F)
T4
135 C (275 F)
T5
100 C (212 F)
T6
85 C (185 F)
0
0
Temperatuur lagerstoel
Stoommantel
≤ 300 C (*) ≤ 270 0C (*) ≤ 180 0C ≤ 120 0C
≤ 180 0C ≤ 120 0C
≤ 180 0C ≤ 160 0C ≤ 120 0C ≤ 100 0C
Raadpleeg Fabrikant
Raadpleeg Fabrikant
Raadpleeg Fabrikant
Raadpleeg Fabrikant
Raadpleeg Fabrikant
Raadpleeg Fabrikant
0
450 C (842 F)
T2
Verwarmingsmedium Tmax (van toepassing)
Temperatuur van de gebruikte vloeistof Tmax
-----
(*) Temperatuurgrens hangt af van de materiaalselectie en constructie van de pomp.
1.7
Als de temperatuurgrenzen gereduceerd zijn vanwege geselecteerde materialen voor de inwendige pompdelen, dan wordt de maximaal toelaatbare oppervlaktetemperatuur T max gegeven in plaats van de temperatuurklasse, op dezelfde wijze als in het geval van D (stofbescherming).
Voor T5 (100 C) en T6 (85 C) klassen en indien de omgevingstemperatuur buiten het ge0 0 bied -20 C / +40 C ligt dan contact opnemen met Verder B.V.
De maximale toelaatbare oppervlaktetemperatuur (T max) is gegeven. Tmax wordt vastgesteld als de laagste temperatuur afgeleid van de volgende vergelijkingen : Tmax = temperatuursgrenzen van geselecteerde materialen voor de inwendige pompdelen (d.w.z. pompselectie). 0 Tmax = T5mm – 75 C (T5mm is de ontstekingstemperatuur van een laag stof van 5 mm dikte). Tmax = 2/3 x TCI (TCI is de ontstekingstemperatuur van een stofwolk).
T5mm en TCI moeten worden vastgesteld door de klant/gebruiker in het geval van stofbe0 0 scherming (D). Als de omgevingstemperatuur buiten het gebied -20 C / +40 C ligt dan contact opnemen met Verder B.V.
De toelaatbare lagerstoel temperatuur (indien van toepassing) kan worden gevonden in bovenstaande tabel.
Omgevingstemperatuur moet liggen tussen -20 C / +40 C. Is dat niet het geval, dan zal de corresponderende omgevingstemperatuur op de naamplaat worden aangegeven.
0
0
0
0
Bewaking Wanneer het goed functioneren en de maximaal toelaatbare oppervlaktetemperaturen niet verzekerd kunnen worden door middel van reguliere inspectie door de operator, dan moeten passende temperatuur bewakingsvoorzieningen worden getroffen. Oppervlaktetemperatuurbewaking is altijd van buitengewoon belang in de volgende gebieden : A. Oppervlaktetemperatuur van het pomphuis. B. Oppervlaktetemperatuur bij de asafdichting. In het geval van een stopbuspakking mag de pomp alleen worden gebruikt indien deze wordt uitgerust met een geschikte temperatuur bewakingsvoorziening.
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 8 van 20
In het geval van een gespoelde of dubbele mechanische asafdichting, kan het bewaken geschieden door het controleren van de spoelvloeistof. Toepassing van een enkele gespoelde mechanische asafdichting of een dubbele mechanische asafdichting is aanbevolen als het risico aanwezig is van droogdraaien van de pomp of van een smeringdefect van de mechanische asafdichting zoals in het geval van een negatieve zuighoogte. C. Oppervlaktetemperatuur bij het lagergedeelte van de lagerstoel. De maximaal toelaatbare oppervlaktetemperaturen van A en B hebben betrekking op T max, zie de tabel in paragraaf 1.5. De maximale toelaatbare oppervlaktetemperatuur van C heeft betrekking op de maximum temperatuur van de lagerstoel, zie tabel in paragraaf 1.5. Additionele permanente trillingsmeting kan nuttig zijn om hevige trillingen, die een aanwijzing zijn voor voortijdige lagerstoring of interne slijtage, op te sporen in : Lagers in de lagerstoel van de pomp Lagers in de reductiekast van de aandrijving en/of elektromotor. Droogloopbeveiliging : De pomp mag in geen geval drooglopen en derhalve dient de pomp dan ook altijd gevuld te zijn bij opstarten. Pomp of het systeem moet worden voorzien van een geschikte zelfcontrolerende (IPL2) droogloopbeveiliging. Dit betekent, dat de beveiliging ook bij storingen in het eigen systeem alarmsignalen geeft en/of de pomp uitschakelen kan. Overdrukbeveiliging : De pomp mag niet tot boven de maximale druk belast worden. Pomp of het systeem moet worden voorzien van een geschikte zelfcontrolerende overdrukbeveiliging. Dit betekent, dat de beveiliging ook bij storingen in het eigen systeem alarmsignalen geeft en/of de pomp uitschakelen kan. 1.8
Opslag Indien de pomp niet direct in gebruik wordt genomen, moet de pompas wekelijks enige malen met de hand worden rondgedraaid om te voorkomen dat de waaier, de mechanische asafdichting en de lagers vast kunnen gaan zitten.
1.9
Onderdelen Voor vervanging van onderdelen mogen uitsluitend de reservedelen van de originele fabrikant worden gebruikt. Deze gebruikershandleiding bevat geen instructies voor het uitvoeren van reparaties. Voor reparaties en/of onderdelen kunt u zich wenden tot de afdeling Technical Support , welke voor u reparaties, revisie en onderdelen kan verzorgen. Bij een pomp in een explosieveilige uitvoering dient dit expliciet te worden vermeld. De volgende punten dienen bij telefonische of schriftelijke correspondentie te worden opgegeven :
Model en serienummer pomp (zie typeplaat op de pomp, gegevens staan ook vermeld op de voorpagina van deze gebruikershandleiding) + opgave van correcte Atex-markering. Reservedelen onder vermelding van model en serienummer pomp (zie typeplaat op de pomp). Volledige omschrijving van het defect of de klacht.
Adres :
Verder B.V. / afd. Technical Support Leningradweg 5 / 9723 TP / Groningen Nederland Telefoon : +31 (0)50 549 59 00 / Telefax : +31 (0)50 549 59 01 E-mail :
[email protected]
2.
Constructieve vereisten
2.1
Materialen Wanneer brandbare vloeistoffen worden verpompt moeten alle drukhoudende delen in ductiel materiaal worden uitgevoerd.
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 9 van 20
Certificering van de beschermkap ten behoeve van afscherming van de flexibele koppeling tussen pomp en aandrijving maakt deel uit van de certificering van de pompgroep. De beschermkap moet vervaardigd zijn van vonkvast materiaal. Gebruik nooit lichtmetaal dat meer dan 7,5% magnesium bevat. De beschermkap dient te voldoen aan de Machinerichtlijn 2006/42/EG. De pompen mogen alleen toegepast worden als de materialen onder de bedrijfsomstandigheden tegen mechanische en/of chemische invloeden en corrosie zo bestendig zijn, dat de explosiebescherming niet aangetast wordt. De aandrijving moet voorzien zijn van een eigen CE fabrikantverklaring en moet voldoen aan de voorschriften betreffende explosieveiligheid. 2.2
Asafdichting Pompen met een stopbuspakking mogen alleen worden toegepast als zeker is dat de pakking niet te heet wordt, anders een temperatuurbewaking monteren, wanneer ze in omgevingen met eventueel explosiegevaar worden geplaatst. Een mechanische asafdichting mag nooit drooglopen. Daarom moeten de pomp en de asafdichtingskamer altijd volledig met vloeistof gevuld zijn tijdens bedrijf. Als dit niet te garanderen is moet de mechanische asafdichting worden gespoeld en worden voorzien van een temperatuurbewaking. Door een magnetische koppeling toe te passen hoeft geen mechanical seal te worden gemonteerd. Voor categorie 2 en 1 apparatuur is flow en / of temperatuurbewaking een vereiste.
2.3
Aarding / Statische elektriciteit Statische elektriciteit : Vonken als gevolg van statische elektriciteit kunnen resulteren in ernstige verwondingen of de dood. Statische elektriciteit kan worden voorkomen door een goede aarding van de pomp en de complete installatie Bij een pompgroep – of installatie moet de fundatieplaat of frame altijd voorzien zijn van een aardnok. Alle geleidende delen moeten worden aangesloten op het aardingssysteem van de pompgroepof installatie voor zover de geleidende verbinding met de aarde niet via de aandrijving of de aansluitflens of anderszins gewaarborgd is. Bij verrijdbare installaties dient eerst de installatie via een aardklem geaard te worden, voordat de installatie aangekoppeld wordt. Wanneer metalen onderdelen worden gemonteerd op een non-metalen fundatieplaat dienen deze apart geaard te worden. Pompgroep (laklaag) en kunststof delen (bijv. fundatieplaat of pompdelen) alleen schoonmaken met een vochtige doek! Raadpleeg de lokale bouw verordeningen en elektriciteitsvoorschriften voor eisen met betrekking tot aarding.
2.4
Toepassing De pomp of pompgroep mag alleen worden ingezet binnen zijn gespecificeerde toepassingsgebied. Inzetten van de pomp buiten zijn gespecificeerde toepassingsgebied en het op niet toegestane wijze gebruiken van de pomp kunnen ertoe leiden dat de gespecificeerde temperatuursgrenzen worden overschreden. Zorg dat de systeemdruk altijd binnen de grenzen van de werkdruk van de pomp ligt. Om een pomp ATEX compliant te houden mag deze niet worden gebruikt voor andere toepassingen dan die volgens welke de pomp is geselecteerd en geleverd.
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 10 van 20
3.
Installatie
3.1
Controles Voor het installeren moet de pomp en/of pompgroep worden gecontroleerd. Overtuig u ervan dat de gegevens van de pomp en/of pompgroep (zoals vermeld op de typeplaat, in de documentatie, etc.) overeenkomen met de explosiegevaarlijke zone, categorie en systeemvereisten. Mogelijke schade : de geïnstalleerde pomp en/of pompgroep moet onbeschadigd zijn en moet voor de installatie op correcte wijze zijn opgeslagen (gedurende maximaal 3 jaar). Neem, in geval van twijfel of bij geconstateerde beschadigingen, contact op met Verder B.V. Zorg ervoor dat warme lucht van andere installaties de omgeving van de pomp en/of pompgroep niet 0 beïnvloedt. De omgevingslucht mag niet warmer zijn dan 40 C.
3.2
Werkingsomgeving Zorg voor een ongehinderde luchttoevoer naar de pomp, aandrijving, motor. Achter een elektromotor moet een vrije ruimte voor toestroom van koellucht zijn, ten grootte van tenminste 1/4 van de motordiameter. De aandrijving moet afgestemd zijn op het vermogen dat de pomp afneemt. Bij vastlopen of overbelasting van de pomp moet de aandrijving automatisch door een motorbeveiliging worden uitgeschakeld. Stel het maximum van deze motorbeveiligingsschakelaar in op de nominale stroom van de motor De pompgroep en -installatie moeten toegankelijk zijn voor onderhoud en inspectie tijdens bedrijf. Alle pompdelen die warmte af kunnen geven, zoals de lagerstoel en het pomphuis, moeten onbedekt zijn om koeling aan de atmosfeer mogelijk te maken en de goede werking van de lagers en de smering te verzekeren. Onvoldoende koeling kan leiden tot onacceptabele oppervlaktetemperaturen van de lagerstoel, tot onvoldoende smering en tot voortijdige lagerproblemen. Indien een voldoende koeling niet altijd gegarandeerd is, moet er voor worden gezorgd dat de oppervlaktetemperatuur van de lagerstoel bewaakt wordt. Er moeten geschikte aardingsvoorzieningen en equipotentiaalbruggen aanwezig zijn, afhankelijk van de risico’s die zijn verbonden aan de betreffende toepassing. Afschermkappen over draaiende delen mogen bij aanlopen geen vonkvorming veroorzaken of statisch kunnen worden opgeladen. In gevaarlijke gebieden moeten de elektrische aansluitingen voldoen aan IEC60079-14. Bij gebruik in een omgeving met gasexplosiegevaar moet de behuizing minimaal IP54 zijn als het binnen dringen van stof of vloeistof in de behuizing tot een ontstekingsbron kan leiden. Bij gebruik in een omgeving met stofexplosiegevaar moet de behuizing minimaal IP6X zijn als het binnen dringen van stof in de behuizing tot een ontstekingsbron kan leiden. Om mogelijke gevaren als gevolg van uitstoot van vluchtige dampen of gassen in de atmosfeer te voorkomen dient de omgeving goed geventileerd te worden.
3.3
Montage Gebruik vonkvrij gereedschap, wanneer de pomp en pomponderdelen in omgevingen met eventueel explosiegevaar worden gemonteerd of gedemonteerd. Een pomp moet horizontaal worden geplaatst en moet geheel vlak op de pompvoeten dragen. Wanneer de pomp in een omgeving met eventueel explosiegevaar wordt gebruikt, moet de pomp zijn
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 11 van 20
verbonden met een explosieveilige motor. Indien van toepassing een koppeling toepassen die ATEX is goedgekeurd en een vonkvrije beschermkap monteren. Een pompgroep en –installatie moet horizontaal worden geplaatst en moet geheel vlak op de fundatieplaat of frame dragen. Afwijken van de voorgeschreven installatie zal het aftappen, vullen, ontluchten en goed functioneren van de asafdichting beïnvloeden! De zuig- en persleidingen moeten ontworpen zijn voor de vereiste werkingsomstandigheden en moet dienovereenkomstig worden uitgevoerd. Het niet voldoen aan de bedrijfsomstandigheden van de pomp, kan leiden tot ernstige problemen, zoals NPSH-problemen, dampbellen (vapour lock), overmatige trillingen en voortijdige storingen aan de pomp. Voordat de leidingen worden aangesloten op de pomp, moeten ze worden gecontroleerd op de juiste afmetingen en op dichtheid onder druk en moeten ze intern worden gereinigd en vrij zijn van lasdeeltjes en andere ongerechtigheden. De pompen bieden de mogelijkheid om verscheidene typen asafdichtingen toe te passen. Om de goede werking, ontluchting en smering van de asafdichting te garanderen, is mogelijk een aantal aansluitingen beschikbaar, die vloeistof circulatie of spoeling mogelijk maken. Zie de gebruikershandleiding van de pomp voor meer informatie over de mogelijkheden en de aansluitingen. Volg de separate instructies voor de motor en voor de explosieveilige koppeling (zie gebruikershandleiding pomp)! Zorg ervoor dat de pomp of pompgroep op de juiste wijze geaard is! Pompen kunnen worden verstuurd met een fixering van de draaiende delen om beweging van de pompas gedurende het transport te voorkomen. Verwijder in dit geval deze fixering! De maximaal toelaatbare systeemdruk is vermeld in de gebruikershandleiding en op de typeplaat van de pomp. Indien de mogelijkheid bestaat dat deze druk overschreden kan worden moet er een drukbewaking middels een veiligheidsklep of drukschakelaar cq. –transmitter in het systeem worden geïnstalleerd. Voor de juiste instructies betreffende het controleren van de draairichting wordt verwezen naar de gebruikershandleiding van de pomp! Het controleren van de draairichting NOOIT uitvoeren met een lege pomp. Om te voorkomen dat de mechanische asafdichting droogloopt of om het genereren van explosieve gassen te voorkomen, moet de pomp ALTIJD volledig met vloeistof gevuld zijn. Als dit niet mogelijk is tijdens het controleren van de draairichting, demonteer dan de koppeling tussen pomp en motor. Indien nodig moet de draairichting van de motor getest worden onafhankelijk van de pomp, dat wil zeggen met de motor ontkoppeld van de pomp. Denk eraan om de spie te verwijderen of vast te zetten in het geval van separaat testen van de draairichting. Als de koppeling gedemonteerd is geweest moet deze altijd worden uitgelijnd en moet de beschermkap weer worden gemonteerd! Controleer na het installeren de uitlijning van de pompas en de motoras, bij voorkeur met de pomp en de leidingen volledig met vloeistof gevuld. De uitlijning moet binnen de maximaal toelaatbare toleranties liggen. Zie gebruikershandleiding van de pomp. Onvoldoende uitlijning veroorzaakt schade aan afdichtingen en lagers. Corrigeer de uitlijning indien nodig en monteer de koppelingsbeschermkap.
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 12 van 20
Bij gebruik van temperatuur- en/of drukregelingen deze aansluiten conform de instructies van de leverancier. Voordat de pomp wordt gestart deze regelingen aansluiten en instellen. Stel de regeling (aangesloten op een thermische en/of druksensor) niet in op een hogere temperatuur en/of druk dan staat aangegeven op de typeplaat van de pomp of pompgroep. 4.
In bedrijf stellen
4.1
Voorzorgsmaatregelen Bij explosieveiligheid zijn de volgende voorzorgsmaatregelen van belang :
4.2
Zorg ervoor dat de ruimte rondom de pomp en de pompgroep of –installatie schoon is.
Zorg ervoor dat de zuigleiding passend en dicht gemonteerd is en dat deze schoon is. Lasdeeltjes moeten reeds verwijderd zijn.
De pomp, de asafdichting en de randapparatuur moeten ontlucht en gevuld zijn, voordat er enig bedrijf van de pomp plaatsvindt.
In het geval van negatieve zuighoogte moet het drooglopen van de pomp voorkomen worden en moet een geschikte, gespoelde asafdichting gemonteerd zijn om het drooglopen van de asafdichting te voorkomen.
Zorg ervoor dat de pomp is ontlucht en gevuld voordat deze wordt opgestart.
In het geval dat de verpompte vloeistof verwarmd moet worden, zorg ervoor dat het gebied van de asafdichting en het te verpompen product voldoende voorverwarmd zijn voordat de pomp wordt opgestart.
Controleer of de temperatuur- en/of drukbewaking is aangesloten.
Zie ook 6.0 “Beperking risico’s met behulp van checklist”.
Starten en bedrijf Zorg ervoor dat afsluiters in zuig- en persleiding volledig geopend zijn en dat mogelijke zuigkorven of filters niet verstopt zijn, voordat de pomp wordt opgestart! Zet de pomp nooit in buiten zijn gespecificeerde inzetgebied. Dit kan leiden tot een toename van de temperatuur, waardoor deze de gespecificeerde temperatuurgrenzen kan overschrijden. De pomp mag nooit continu draaien met geopende veiligheidsklep. De veiligheidsklep is bedoeld als een veiligheidsvoorziening voor het geval van overdruk en mag niet worden gebruikt om de capaciteit van de pomp te regelen. Wanneer een opbrengstregeling wordt gebruikt voor de pomp door de retourvloeistof te by-passen, moet deze retourvloeistof terug worden gepompt naar de toevoer opslagreservoir en niet direct op de zuigleiding van de pomp. Aangezien in dit geval de warmteontwikkelingen in de pomp tot gevaarlijke situaties zou kunne leiden. Het is altijd de verantwoordelijkheid van de operator van de pomp om de gespecificeerde producttemperatuur te handhaven! Schakel de pomp uit in het geval dat de capaciteit afneemt of wanneer zich abnormale drukschommelingen of abnormale geluiden (zoals klop- of wrijfgeluiden) voordoen. Een afnemende capaciteit of een verandering van de druk is vaak een voorteken van storing, een verstopte zuigkorf, filter of zuigleiding. Tevens kan interne slijtage ook een oorzaak zijn. De oorzaak moet opgespoord worden en verholpen voordat de pomp weer wordt opgestart. Zie hoofdstuk “Probleem oplossen” in de gebruikershandleiding. Schakel de pomp onmiddellijk uit in het geval dat deze onregelmatig loopt of een storing vertoont!
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 13 van 20
5.
Onderhoud
5.1
Algemeen Pompen die zijn gecertificeerd als “Explosieveilig” moeten worden onderhouden en er moeten voorzorgen worden getroffen om het risico van ontsteking door slecht functioneren of door overmatige slijtage te voorkomen. Aangeraden wordt om een onderhoudsplan en schema op te stellen dat, overeenkomstig de bijgeleverde gebruikershandleiding. Raadpleeg de instructie- en onderhoudsinstructies uit de gebruikershandleidingen van de pomp en de motor. Pompen en motoren voor explosieve omgevingen mogen alleen worden gerepareerd door de fabrikant of door een door de fabrikant geautoriseerde vertegenwoordiger. Zij die ATEX pompen en Ex motoren demonteren en repareren moeten voldoende zijn opgeleid en kennis hebben van explosie bescherming. Let op dat : Bij (de)montage de Ex-bescherming niet wordt beschadigd. Componenten mogen alleen vervangen worden door originele componenten. Mocht tijdens reparatie blijken dat de explosiebeveiliging niet langer overeenkomt met de eisen gesteld in desbetreffende normen en bijbehorende certificaten, dan moet het merkteken voor explosiebeveiliging worden verwijderd van pomp en/of motor. Een afname van de capaciteit (of als de pomp niet de benodigde druk levert) is een aanwijzing voor een mogelijk storing of een teken van interne pompslijtage en vereist onderhoud of reparatie. Andere wijzigingen voor interne slijtage zijn overmatige geluidsproductie, trillingen of lekkage van de asafdichting. Controleer regelmatig de uitlaatdruk. Controleer de draaiende delen regelmatig op slijtage. Bij het bereiken van de maximaal toelaatbare slijtage moeten deze worden vervangen. Uiterlijk 6 maanden na de eerste inbedrijfstelling van de pomp moet een controle plaatsvinden van alle aspecten die van belang zijn voor de explosiebeveiliging, zoals bijvoorbeeld controle van de smering en de slijtage. Ook het verwijderen van vuil en stof ter plaatse van de omgeving van openingen, lagerbehuizingen en motoren is een belangrijk aandachtspunt. Metalen en kunststof delen niet met een droge doek schoonmaken i.v.m. statische oplading. Een doek moet altijd vochtig zijn. Het niet opvolgen van deze veiligheidsinstructie in de gevarenzone leidt tot het risico van een explosie. Gebruik vonkvrij gereedschap, wanneer de pomp en pomponderdelen in omgevingen met eventueel explosiegevaar worden gemonteerd of gedemonteerd. Verricht nooit onderhoud aan pomp en/of motor als er een explosieve omgeving aanwezig is.
5.2
Lagering De goede werking van de lagering moet regelmatig worden gecontroleerd. Overmatige geluidsproductie, trillingen en warmteontwikkeling zijn een aanwijzing voor storing of voortijdig falen van een lager of zijn smering. Het is aan te bevelen om een lager regelmatig op trillingen te meten. Controleer regelmatig het oliepeil en de oliekwaliteit als de pomp is uitgerust met oliesmering. De olie moet schoon en helder zijn. Controleer regelmatig de toestand van de lagerstoel. Lagers mogen niet luidruchtig zijn en er mag geen warmteontwikkeling plaatsvinden. In geval van vetsmering : controleer regelmatig of de lagers nog voldoende vet bevatten en of er geen vet uit de lagerruimten loopt. Vervanging van de lagers van de assen na 14.500 bedrijfsuren. Volgens NEN 13463-5 : vervanging na 90% van de berekende levensduur.
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 14 van 20
5.3
Smering van de lagers Kogel- en glijlagers moeten worden gesmeerd om explosiebescherming te garanderen. Wanneer 0 vloeistoffen van meer dan 100 C worden verpompt, moeten kogel- en glijlagers gesmeerd worden met een hittebestendig vet, om explosiebescherming te garanderen. Oliesmering : De olieniveauregelaar mag nooit leeg zijn tijdens bedrijf. Vervang de olie altijd op de aanbevolen tussenpozen. Zie de gebruikershandleiding van de pomp en aandrijving. Vetsmering : Vervang het vet altijd / voeg nieuw vet toe op de aanbevolen tussenpozen. Zie de gebruikershandleiding van de pomp en aandrijving. In het geval van een V-riem aangedreven pomp is het verplicht een antistatische V-riem toe te passen.
5.4
Mechanische asafdichting Als een mechanische asafdichting droogloopt kan deze de maximale temperatuur van zijn werkgebied overschrijden. Daarom mag een mechanische asafdichting nooit drooglopen. Vervuiling van de vloeistof is een indicatie van onregelmatig of fout bedrijf en moet worden geïnspecteerd. Bijvoorbeeld de mechanische asafdichting aan mediumzijde kan lekken of openstaan door onvoldoende tegendruk van de spoelvloeistof. Frequente vervuiling is een aanwijzing voor een onacceptabele lekkage van de asafdichting, die moet worden gerepareerd!
Controleer regelmatig de goede werking van de mechanische asafdichting.
Zorg ervoor dat de asafdichtingskamer altijd geheel met vloeistof is gevuld tijdens bedrijf of zorg ervoor dat de mechanische asafdichting voldoende gespoeld wordt door een externe voorziening.
Vermijd het verpompen van vloeistoffen die een grote hoeveelheid gas bevatten.
Zorg ervoor dat de pomp alleen wordt ingezet binnen het gespecificeerde inzetgebied.
Bij een enkele mechanische asafdichting moet de operator ervoor zorgen dat de temperatuur van het gebied rondom de asafdichting de toelaatbare temperatuur niet overschrijdt. Als dit niet gegarandeerd kan worden door de operator, moet een temperatuurbewaking worden geïnstalleerd.
Gespoelde mechanische asafdichtingen (enkele of dubbele) moeten worden bewaakt door het controleren van de spoelvloeistof.
Voor een drukloze spoeling : Controleer het niveau in het toevoerreservoir. Controleer de temperatuur van de spoelvloeistof. Controleer de toestand van de spoelvloeistof De circulatie van de spoelvloeistof moet altijd gewaarborgd zijn, wanneer de pomp in bedrijf is, inclusief bij het opstarten en uitschakelen!
Voor een spoeling met overdruk : Controleer het niveau in het toevoerreservoir. Controleer de temperatuur van de spoelvloeistof. Controleer de druk. Controleer de toestand van de spoelvloeistof : ververs de spoelvloeistof in het geval dat deze is vervuild met lekvloeistof.
De spoelvloeistof moet altijd onder druk staan als de pomp in bedrijf is, inclusief bij het opstarten en uitschakelen!
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 15 van 20
6.
Beperking risico’s m.b.v. check list
6.1
Tijdens installatie
6.2
Alvorens de pomp te starten
6.3
Indien van toepassing, start de randapparatuur op bijvoorbeeld quench of spoeling. Controleer of de afsluiters in de pers en de zuig open zijn. Start op met voldoende startkoppel. Start op met lage snelheid, wanneer er een toerenregeling wordt toegepast. Stop de pomp als de veiligheidsklep opent of de uitlaatdruk te hoog oploopt
Als de pomp draait
6.5
Zijn alle aansluitingen afgedicht en aangedraaid? Zijn de bouten van de pompflenzen aangedraaid? Indien van toepassing, is het overdrukventiel op de juiste druk afgesteld? Indien van toepassing, is de pomp voldoende verwarmd? Is er thermische expansie/concentratie voorzien, indien de vloeistof opwarmt of afkoelt? Indien van toepassing, is de installatie en correcte werking van de quench of spoeling van het sealsysteem nagekeken en getest? Zijn de beschermkappen over de roterende delen correct geplaatst? Zijn de afsluiters in de zuig en pers open? Is de pomp compleet gevuld met vloeistof, indien een enkele mechanische dichting is geplaatst? Indien van toepassing, is de quench of het spoelsysteem in goede werking als de pomp droog start?
Als de pomp gestart wordt
6.4
Controleer of het leidingwerk goed is aangesloten en ondersteund is. De pomp dient spanningsvrij op het leidingwerk te worden aangesloten. Inclusief het gewicht van de vloeistof, reactiekrachten en thermische expansie. Zijn er separate pijpondersteuningen en compensatoren voorzien? Controleer de afdichtingen tussen de flenzen van de zuig- en persleiding. Controleer, indien van toepassing, de circuits van het sealsysteem zoals verwarming, quench en spoeling. Controleer of er geen vaste delen in de pomp kunnen komen en het leidingwerk moet gereinigd worden na lassen. Eventuele residu verwijderen. Controleer de uitlijning van de pompgroep. Controleer de draairichting van de motor, na complete installatie, in relatie tot de vloeistofrichting. Controleer of de pompunit geaard is. Controleer of alle elektrische/elektronische apparatuur, zoals sensoren, frequentieregelaars etc. in overeenstemming zijn met de Atex regulering.
Sluit nooit de zuigafsluiter of regel de capaciteit/druk hiermee. Sluit nooit de persafsluiter zonder dat er een veiligheidsklep geïnstalleerd is. Stop de pomp elektrisch. Controleer alle randcircuits inclusief (indien van toepassing) quench, spoeling en verwarming. Controleer op lekkages en neem zo nodig maatregelen. Ruim iedere lekkage op en traceer de oorzaak. Controleer en evalueer regelmatig de gegevens van de geïnstalleerde sensoren. Controleer regelmatig stofophopingen op en rond de pompunit en ruim deze op. Controleer regelmatig en neem maatregelen bij abnormale vibraties van pompgroep en leidingwerk.
Als de pomp gestopt wordt
De pomp kan als een turbine werken, wanneer er geen terugslagklep aanwezig is, onder invloed van de verschildruk over de pomp, waarbij de vloeistof terugstroomt. Neem maatregelen als dit niet acceptabel is. Maak thermische expansie of krimp mogelijk als de vloeistof opwarmt of afkoelt. Probeer de pomp langzaam te stoppen en/of lage capaciteit om drukpieken te voorkomen.
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 16 van 20
7.
Aantekeningen
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 17 van 20
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 18 van 20
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 19 van 20
Voor service en reparatie aan alle merken pompen (en voor onderdelen) belt u:
050 – 549 59 00 of:
0800 - 7667767
ATEX-CF/VD-06/2014-2.0-NL / Pagina 20 van 20