Originele Gebruikershandleiding
CENTRIFUGAALPOMPEN ► Dompelpomp
TYPE :
U, US, UB, Multi-serie
Ordernummer
:
Uitgave
: CF-DP-06/2014-2.0-NL
Type
:
Artikelnummer :
Serienummer
:
Code
: OG-DP
Lees deze gebruikershandleiding aandachtig door en neem kennis van de inhoud voordat men de pomp in gebruik stelt of er onderhoud aan pleegt. Technische wijzigingen voorbehouden.
Inhoudsopgave EG - Verklaring van Overeenstemming
4
Inleiding
5
1.
6
Algemeen 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2.
3.
4.
Inleiding Garantie Service en ondersteuning Uitvoeringen Technische gegevens - U-serie - US-serie - UB-serie - MultiStream - MultiFree - MultiCut
6 6 7 7 9 9 9 10 11 14 15
Veiligheid
15
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
15 16 16 16 16 17 18 18
Verklaring van veiligheidsaanduidingen Kwalificatie en opleiding personeel Gevaren verbonden aan het niet opvolgen van veiligheidsinstructies Veiligheidsbewust werken Veiligheidsinstructies voor bedrijfsleiding en het bedienend personeel Veiligheidsinstructies voor inspectie-, onderhouds- en montagewerkzaamheden Modificaties aan pomp, pompgroep en onderdelen zonder toestemming Specifieke aanwijzingen voor het werken met centrifugaalpompen
Transport en opslag
18
3.1 3.2 3.3
18 19 20 20 20
Controle geleverde goederen Transport Opslag - Algemeen - Conservering
Algemeen bedrijfsvoorschrift voor centrifugaalpompen
20
4.1 4.2 4.3 4.4
20 21 24 26 26 26 26 27 27 28 28 28 29 29 29 30 31 31 31 32
4.5 4.6 4.7
4.8
Markering Opstelling Aansluiting elektrische aandrijving Leidingwerk - Algemeen - Zuigkorf - Persleiding - Speciale aansluitingen Geluidsreducerende opstelling Besturing en niveauregeling In- en uitbedrijfstelling - Inbedrijfstelling - Uitbedrijfstelling Onderhoud - Controle tijdens bedrijf - Aslagering - Smeermiddelen - Asafdichtingen - Revisie advies - Storing en storingsoorzaak
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 2 van 48
5. 6.
7.
Veiligheidsverklaring Pompen Aanvullende veiligheids- en bedrijfsvoorschriften voor elektromotoren
34 35
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.10 6.11
35 35 35 35 36 36 36 37 38 39
Algemeen Toepassing volgens de voorschriften Transport en opslag Opstelling- en montagevoorschriften Vermogensafname Elektrische aansluiting Inbedrijfstelling Inspectie / Onderhoud Motorstoringen Aansluitschema’s elektromotoren
Aantekeningen
46
Vertaling Deze gebruikershandleiding is het originele document en geen vertaling. Bij levering in landen van de EU moet de gebruikershandleiding in de taal van het land van de gebruiker worden vertaald. Voor een vertaling van deze gebruikershandleiding neem contact op met Verder B.V. Copyright (Auteursrecht) Verstrekking aan derden is, evenals vermenigvuldiging van dit document en het te gelde maken van de inhoud ervan, voor zover niet uitdrukkelijk toegestaan, verboden. Overtreding hiervan verplicht tot schadevergoeding Alle rechten voorbehouden
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 3 van 48
EG – VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING (volgens Bijlage II.1.A van de Machinerichtlijn 2006/42/EG) Fabrikant Verder B.V. Leningradweg 5 9723 TP Groningen Nederland Wij verklaren hierbij dat : De volgende productgroep uitgevoerd als machine (pomp geleverd met aandrijving) in overeenstemming zijn met alle toepasselijke bepalingen van de richtlijnen en, in voorkomend geval, met de geharmoniseerde normen of delen van deze normen, welke zijn aangegeven in deze verklaring.
Productgroep
Type
: Dompelpomp (DP) : U, US, UB, Multi-Serie
Technisch Dossier (TD)
: Ordernummer fabrikant (zie voorblad gebruikershandleiding)
Richtlijnen
: De volgende Europese Richtlijnen zijn van toepassing
Normen
2006/42/EG 2004/108/EG 2006/95/EG 89/106/EEG
: Machinerichtlijn : EMC-richtlijn : Laagspanningsrichtlijn : Bouwproductenrichtlijn : De volgende geharmoniseerde Normen zijn van toepassing
NEN-EN 809 Algemene veiligheidseisen : Pompen en pompeenheden voor vloeistoffen
NEN-EN-ISO 12100:2010 Veiligheid van machines : Basisbegrippen voor ontwerp - Risicobeoordeling en risicoreductie.
NEN-EN-IEC 60034-1:2010 & NEN-EN-IEC 60034-5:2001 Roterende elektrische machines : Deel 1 – Kengegevens en eigenschappen en Deel 5 - Beschermingsgraden
NEN-EN-IEC 60335-1:2012 & NEN-EN-IEC 60335-2-41:2003 Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen : Deel 1 – Algemene eisen m.b.t. veiligheid en Deel 2/41 – Bijzondere eisen voor pompen voor vloeistoffen met een temperatuur van 0 ten hoogste 350 C
NEN-EN 12050-2:2001 Pompinstallaties voor afvalwater van gebouwen en terreinen – Eisen en beproevingsmethoden : Deel 2 – Pompen voor afvalwater zonder fecaliën
NEN-EN 55014-1:2007 & NEN-EN 55014-2:1998 Elektromagnetische compatibiliteit – Eisen voor huishoudelijke toestellen, elektrisch gereedschap en soortgelijke apparaten : Deel 1 – Emissie en Deel 2 – Immuniteit en Productgroepnorm
NEN-EN-IEC 61000-3-2:2006 & NEN-EN-IEC 61000-3-3:2013 Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) : Deel 3/2 – Limietwaarden voor de emissie van harmonische stromen (ingangsstroom van de toestellen ≤ 16 A per fase) en Deel 3/3 - Limietwaarden voor spanningswisselingen, spanningsschommelingen en flikkering in openbare laagspanningsnetten voor apparatuur met een ingangsstroom ≤ 16 A per fase en zonder voorwaardelijke aansluiting
De pompgroepen (machine) waarop deze verklaring betrekking heeft mogen pas in gebruik worden gesteld nadat deze op de door de fabrikant voorgeschreven wijze zijn geïnstalleerd en, in voorkomend geval, nadat het totale systeem waarvan deze pompen deel uitmaken, geheel in overeenstemming met de bepalingen van Richtlijn 2006/42/EG is gebracht. Naam Functie Plaats Datum
: Werner Bosman : Directeur : Groningen : 01-06-2014
Handtekening :
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 4 van 48
Inleiding Deze gebruikershandleiding geeft de meest belangrijke informatie over de Dompelpompen en is opgesteld volgens NEN 5509 (gebruikershandleidingen : Inhoud, structuur, formulering en presentatie) en is bestemd voor gebruikers en installateurs met enige kennis van installatie en het gebruik van pompen, pompgroepen en –installaties. Houdt U altijd aan deze instructies! Gedetailleerde gegevens van de pomp of aandrijving als bijvoorbeeld doorsnedentekening, lijst met reserveonderdelen, de- en montage-instructies zijn vermeld in de specifieke gebruikershandleiding van de pomp of aandrijving. Zie ook het overzicht van toepassing zijnde documenten in deze inleiding. Deze kunnen indien nodig worden bijbesteld. Deze gebruikershandleiding dient altijd in de buurt van de werkplek van het product of samen met het product bewaard te worden! Deze gebruikershandleiding is bedoeld om op eenvoudige wijze vertrouwd te raken met het product en het toelaatbare gebruik daarvan en om zo mee te helpen te voldoen aan de veiligheidseisen. De instructies houden niet noodzakelijk rekening met de plaatselijke voorschriften. Zorg ervoor dat dergelijke voorschriften door iedereen worden opgevolgd, inclusief die personen die het product installeren. Reparatiewerkzaamheden altijd afstemmen met het bedieningspersoneel en neem alle plaatselijke veiligheidseisen en van toepassing zijnde veiligheids-, gezondheids- en wettelijke voorschriften in acht. Deze gebruikershandleiding moet gelezen worden voordat de pomp of pompgroep geïnstalleerd, bestuurt, gebruikt en onderhouden wordt, waar ook ter wereld en in overeenstemming met de meegeleverde gebruikershandleiding. De pomp of pompgroep mag niet gebruikt worden totdat aan alle voorwaarden met betrekking tot veiligheid voldaan is. Het negeren en niet toepassen van de huidige gebruikershandleiding wordt als misbruik gezien. Lichamelijk letsel, productschade, vertraging of storingen veroorzaakt door misbruik vallen niet onder de garantie van Verder B.V.! Documenten welke ook van toepassing zijn bij de Dompelpompen zijn : Document
Doel
Aanvullende ATEX-handleiding
Bedrijf in explosiegevaarlijke omgeving
Gegevensblad voor order Opstellingstekening cq. maatschets
Technische gegevens, gebruiksvoorwaarden 1)
Opstellingsmaten, aansluitmaten, enz.
Technische beschrijving
Technische gegevens, gebruiksgrenzen
Specifieke gebruikshandleiding
IOM, doorsnedentekening, onderdeelnummers, enz.
Toeleveringsdocumentatie
Technische documentatie voor toeleveringsonderdelen
Pakbon
Gegevens over leveromvang, gewicht, enz.
Conformiteitverklaring, inbouwverklaring
Normconformiteit dat de pomp of pompgroep aan alle eisen van de toepasselijke EG-richtlijn(en) voldoet (zie pagina 4)
1)
Kan indien nodig worden meegeleverd, wanneer deze is besteld bij opdracht.
Deze gebruikershandleiding is met grote zorgvuldigheid samengesteld om er zeker van te zijn dat er geen onjuistheden in staan of er gegevens ontbreken. De informatie als gegeven in deze gebruikershandleiding is compleet op de datum van druk (zie uitgave op het voorblad van deze gebruikershandleiding). Ondanks alle moeite die Verder B.V. heeft gedaan om correcte en alle noodzakelijke informatie te verstrekken, kan de inhoud van deze gebruikershandleiding onvoldoende lijken en is deze niet gegarandeerd door Verder B.V. wat betreft volledigheid. Verder B.V. behoudt zich het recht voor om zonder kennisgeving elk van haar producten aan te passen of te wijzigen, dit is in lijn met onze werkwijze om onze producten, door middel van onderzoek en ontwikkeling, continue te verbeteren. Dit zonder verplichting om voorgaande modellen overeenkomstig aan te passen. Bezoek onze website voor de nieuwste versie van dit document en voor meer informatie : www.verder.nl
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 5 van 48
1.
Algemeen
1.1
Inleiding De Dompelpompen zijn een uitgebreide serie vertikale centrifugaalpompen. De pomp wordt aangedreven door een standaard IEC motor in B5 / B14 (flens). Het vermogen wordt overgebracht via een motor met verlengde as of een zogenaamde opsteekas. Dompelpompen van het type U, US en UB zijn uitstekend geschikt voor het verpompen van vervuild water. Bij enkele pomptypes kan deze vervuiling bestaan uit vaste delen tot 50 mm. Ook water dat vervuild is met vezels kan uitstekend verwerkt worden. De dompelpompen zijn zowel geschikt voor vast als mobiel gebruik. De U-serie pompen mogen niet worden gebruikt voor het wegpompen van afvalwater uit toiletten en urinoirs. De U3K kan speciaal worden gebruikt voor het wegpompen van brak water, kuilvoernat, wei en vloeibare meststof, evenals condensaat uit gasgestookte ketels. De MultiStream is een gesloten éénkanaalwaaierpomp met nastelbare axiaalspeling en groeven die het verstoppingsgevaar aanzienlijk verminderen. Optimale stroming en een constante capaciteit zijn het gevolg. Met een centrale schroef is de axiaalspeling eenvoudig na te stellen en de werkingsgraad blijft optimaal. Het komt namelijk op de goede instelling aan, wanneer een optimale stroming, constante capaciteit en lange levensduur gevraagd wordt. De MultiFree zijn vrijstroompompen voor het verwerken van gemeentelijk of industrieel afvalwater. tevens worden de Multifree-pompen ingezet voor drainage of als noodpomp. De MultiCut zijn versnijdende dompelpompen met buitenliggende nastelbare messen. Het voor de pomp roterende mes verkleint de normale verontreinigingen in het afvalwater, zodat verstoppende vaste stoffen geheel niet in de pomp komen. Door de kleine diameter van de drukleidingen kan een prijsbesparende aansluiting op het riool gemaakt worden. Daarnaast hebben Multicut-pompen een lange levensduur. De maximale toelaatbare systeemdruk en temperatuur en het maximum toerental zijn afhankelijk van het pomptype en de pompuitvoering. Nadere gegevens over de toepassingsmogelijkheden van de geleverde pomp vindt u in de orderbevestiging en/of mee geleverde technische gegevens. Deze gebruikershandleiding verstrekt belangrijke informatie met betrekking tot veiligheid, transport, montage, inbedrijfstelling, onderhoud en storingsvrij functioneren van een pomp of pompgroep (pomp en aandrijving, gemonteerd op een fundatie en voorzien van een elastische koppeling). De gebruikershandleiding is speciaal voor onderhouds- en bedieningspersoneel. Daarom moet dit voorschrift voor montage en inbedrijfstelling grondig gelezen en begrepen worden. Maak u vertrouwd met het gebruik van de pomp en/of pompgroep en volg de gegeven aanwijzingen stipt op! Neem altijd contact op met Verder B.V. wanneer u het systeem/de toepassing wilt veranderen of wanneer u de pomp wilt gebruiken voor het transport van vloeistoffen met andere eigenschappen dan waarvoor de pomp oorspronkelijk is bedoeld! Dit kan gevaar opleveren voor de gebruiker en het systeem! De gebruikershandleiding moet ten allen tijde aanwezig zijn op de plaats waar de pomp of de pompgroep staat opgesteld.
1.2
Garantie Aanspraken op garantie vallen onder de FME/CWM algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden voor de metaal- en de elektronische industrie (gedeponeerd op 19 oktober 1998 onder nr. 119/1998) zoals die van toepassing zijn bij Verder B.V. De garantie vervalt onmiddellijk en van rechtswege indien: service en onderhoud niet strikt volgens de voorschriften zijn uitgevoerd. de pomp niet volgens de voorschriften is geïnstalleerd en in bedrijf gesteld. noodzakelijk reparaties niet door ons personeel zijn uitgevoerd of zijn uitgevoerd zonder dat wij hiervoor schriftelijke toestemming hebben verleend. wijzigingen of aanpassingen aan het geleverde zijn aangebracht zonder dat wij hiervoor schriftelijke toestemming hebben verleend.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 6 van 48
andere dan originele onderdelen worden gebruikt. andere dan de voorgeschreven additieven of smeermiddelen worden gebruikt. het geleverde niet in overeenstemming met zijn aard en/of bestemming wordt gebruikt. onoordeelkundig, onzorgvuldig, onjuist en/of nalatig wordt omgesprongen met het geleverde. het geleverde defect raakt door een omstandigheid die van buitenaf komt en die buiten onze macht valt. alle slijtdelen zijn van garantie uitgesloten.
1.3
Service en ondersteuning Deze gebruikershandleiding bevat geen instructies voor het uitvoeren van reparaties en/of bestellen van onderdelen. Voor reparaties kunt u zich wenden tot de afdeling Technical Support , welke voor u reparaties en revisie kan verzorgen. Voor het bestellen van onderdelen kunt u kontakt opnemen met de afdeling Verkoop binnendienst. De volgende punten dienen bij telefonische of schriftelijke correspondentie te worden opgegeven :
Model en serienummer van pomp of aandrijving (zie typeplaat op de pomp of aandrijving, gegevens staan ook vermeld op de voorpagina van deze gebruikershandleiding). Volledige omschrijving van het defect of de klacht. Reservedelen onder vermelding van model en serienummer pomp (zie typeplaat op de pomp).
Adres :
1.4
Verder B.V. Leningradweg 5 / 9723 TP / Groningen Nederland Telefoon : +31 (0)50 549 59 00 / Telefax : +31 (0)50 549 59 01 E-mail :
[email protected]
Uitvoeringen De dompelpomp kent een diversiteit aan uitvoeringen. Modellen en markeringen staan aangegeven in het volgende overzicht. U -
Types : U3K(S) ; U5K(S) ; U6K (E / D) ; U6K (ES / DS)
-
Deze pompen zijn ontworpen voor het wegpompen van huishoudelijk afvalwater (DIN 1986 – deel 3).
-
Bedrijfstemperatuur vloeistof : 0 35 C bij continu gebruik S1 0 60 C bij kortstondig bedrijf S2 ; 20 min. 0 60 C bij intermitterend bedrijf S3 ; U3K -> ED 40% (d.w.z. 4 min. in bedrijf en 6 min. pauze) 0 60 C bij intermitterend bedrijf S3 ; U5K -> ED 60% (d.w.z. 6 min. in bedrijf en 4 min. pauze)
US -
Types : US62 – 251
-
Deze pompen zijn ontworpen voor het wegpompen van huishoudelijk afvalwater (DIN 1986 – deel 3).
-
Bedrijfstemperatuur vloeistof : 0 Continu gebruik S1 – 40 C en bij heetwater0 pompen (type HE en HES ) 90 C Kortstondig bedrijf S2 ; zie Technische gegevens / 1.5) Intermitterend bedrijf S3 ; zie Technische gegevens / 1.5)
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 7 van 48
US -
Types : US75 – 155 ; US73 – 253
-
Deze pompen zijn ontworpen voor het wegpompen van huishoudelijk afvalwater (DIN 1986 – deel 3).
-
Bedrijfstemperatuur vloeistof : 0 Continu gebruik S1 – 40 C en bij heetwater0 pompen (type HE en HES ) 90 C Kortstondig bedrijf S2 ; zie Technische gegevens / 1.5). Intermitterend bedrijf S3 ; zie Technische gegevens / 1.5)
UB -
Types : UB62 – 251
-
Deze pompen zijn ontworpen voor het wegpompen van huishoudelijk afvalwater (DIN 1986 – deel 3).
-
Bedrijfstemperatuur vloeistof : 0 Continu gebruik S1 – 40 C en bij heetwaterpompen (type 0 HE en HES ) 90 C Kortstondig bedrijf S2 ; zie 1.5 (zie Technische gegevens) Intermitterend bedrijf S3 ; zie 1.5 (zie Technische gegevens).
Voordelen en kenmerken U / US en UB dompelpompen : Waterdichte ingegoten kabeldoorvoer Waaier met aan de achterzijde schoepen, ter voorkoming van vuilopeenhoping. Gepatenteerde snijplaat met extra spiraalgleuven om langvezelige producten eenvoudig te versnijden. Hoogwaardige kwaliteit en lange levensduur.
Multi-Serie -
Types : MultiStream, MultiFree en MultiCut (UAK / UFK)
-
Bij een temperatuur van het af te voeren 0 materiaal van 40 C : Motor gedompeld : Continu gebruik S1 Motor uit het water gehaald : Uitschakelgebruik S3, zie Technische gegevens / 1.5
Dompelpompen uit de Multi-serie zijn geschikt voor de afvoer van afvalwater in stedelijke en industriële pompstations en regenwaterreservoirs. De kleine modellen kunnen ook goede dienst doen bij rampenbestrijding. Deze dompelpompen worden geleverd als UAK (zonder explosiebeveiliging) of als UFK (met explosiebeveiliging).
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 8 van 48
1.5
Technische gegevens U-serie dompelpompen : U3K / KS
U5K / KS
U6 KE / KES
U6 KD / KDS
Persaansluiting [DN]
32
32
32
32
Vrije doorlaat [mm]
10
10 / 20
10 / 20
10 / 20
1/N/PE ~230V
1/N/PE ~230V
1/N/PE ~230V
3/PE ~400
320 / 200
520 / 380
750 / 490
750 / 550
2720
2716
2645
2678
Nominale stroom [A]
1,4
2,3
3,3
1,3
Frequentie [Hz]
50
50
50 / 60
50 / 60
3,7 / 3,4
4,7 / 4,5
5,9 / 5,3
6,6 / 5,8
215 / 110
240 / 135
270 / 170
270 / 170
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [W] -1
Toerental [min ]
Gewicht [kg] Schakelhoogte
(2)
IN / UIT
2) Schakelhoogte (mm) wanneer de pomp (type KS) is uitgevoerd met een opgebouwd vlotterschakelaar
US-serie dompelpompen : US62 E / ES US73 E / ES US73 H / HES
US62 D / DS US73 D / DS
US102 E / ES US103 E / ES US103 H / HES
US102 D / DS US103 D / DS
Persaansluiting [DN]
1 1/2”
1 1/2”
1 1/2”
1 1/2”
Vrije doorlaat [mm]
10 / 30
10 / 30
10 / 30
10 / 30
8 min / 10%
8 min / 10%
8 min / 10%
15 min / 15%
1/N/PE ~230V
3/PE ~400
1/N/PE ~230V
3/PE ~400
0,83 / 0,50
0,85 / 0,60
1,37 / 0,98
1,36 / 1,06
2510
2800
2700
2740
Nominale stroom [A]
3,9
1,4
6,0
2,4
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
12,6 / 12,7 12,4 / 12,5 12,4 / 12,5
12,8 / 12,9 12,6 / 12,7
14,3 / 14,4 14,0 / 14,1 14,0 / 14,1
14,3 / 14,4 14,6 / 14,7
265 / 150
265 / 150
295 / 180
295 / 180
> 385
> 385
> 415
> 415
US75 E / ES
US75 D / DS
US105 E / ES
US105 D / DS
Persaansluiting [DN]
2”
2”
2”
2”
Vrije doorlaat [mm]
50
50
50
50
8 min / 10%
8 min / 10%
8 min / 10%
15 min / 15%
0,83 / 0,50
0,85 / 0,60
1,37 / 0,98
1,36 / 1,06
1/N/PE ~230V
3/PE ~400
1/N/PE ~230V
3/PE ~400
2510
2800
2700
2740
Nominale stroom [A]
3,9
1,4
6,0
2,4
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
12,9 / 13,0
13,1 / 13,2
14,5 / 14,6
15,1 / 15,2
260 / 145
260 / 145
290 / 175
290 / 175
> 380
> 380
> 410
> 410
Gebruik S2 / S3
(3)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ]
Gewicht [kg] Schakelhoogte
(4)
IN / UIT
Alarm
Gebruik S2 / S3
(3)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ]
Gewicht [kg] Schakelhoogte Alarm
(4)
IN / UIT
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 9 van 48
US151 E / ES
US151 D / DS
US152 E / ES US 153 E / ES
US152 D / DS US153 D / DS
Persaansluiting [DN]
2”
2”
1 1/2”
1 1/2”
Vrije doorlaat [mm]
10
10
10 / 30
10 / 30
20 min / 25%
20 min / 40%
12 min / 10%
15 min / 10%
1/N/PE ~230V
3/N/PE ~400V
1/N/PE ~230V
3/N/PE ~400V
1,68 / 1,19
1,60 / 1,30
1,60 / 1,21
1,70 / 1,41
2812
2925
2814
2815
Nominale stroom [A]
7,6
3,0
7,5
3,1
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
27,0 / 29,0
27,5 / 29,5
17,0 / 17,0 16,5 / 17,0
18,0 / 18,0 17,0 / 18,0
> 270 / > 120
> 270 / > 120
320 / 205
320 / 205
> 370
> 370
> 440
> 440
US155 E / ES
US155 D / DS
US251 D / DS
US253 D / DS
Persaansluiting [DN]
2”
2”
2”
2”
Vrije doorlaat [mm]
50
50
10
40
12 min / 10%
15 min / 10%
15 min / 25%
15 min / 25%
1/N/PE ~230V
3/PE ~400
3/PE ~400
3/PE ~400
1,6 / 2,21
1,7 / 1,41
2,6 / 2,1
2,6 / 2,1
2814
2815
2860
2860
Nominale stroom [A]
7,5
3,1
4,4
4,4
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
16,0 / 16,3
16,5 / 17,2
27,5 / 29,5
26,5 / 28,0
315 / 200
315 / 200
> 270 / > 120
> 270 / > 120
> 435
> 435
> 370
> 370
Gebruik S2 / S3
(3)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ]
Gewicht [kg] Schakelhoogte
(4)
IN / UIT
Alarm
Gebruik S2 / S3
(3)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ]
Gewicht [kg] Schakelhoogte
(4)
IN / UIT
Alarm
3) Bijvoorbeeld : 20% = 2 minuten bedrijf + 8 minuten pauze (cyclustijd 10 minuten) 4) Schakelhoogte (mm) wanneer de pomp is uitgevoerd met een vlotterschakelaar
UB-serie dompelpompen : UB 62 ES
UB 62 DS
UB 102 ES
UB 102 DS
Persaansluiting [DN]
40
40
40
40
Vrije doorlaat [mm]
10
10
10
10
8 min / 10%
8 min / 10%
8 min / 10%
15 min / 15%
1/N/PE ~230V
3/PE ~400
1/N/PE ~230V
3/PE ~400
0,83 / 0,50
0,85 / 0,60
1,37 / 0,98
1,36 / 1,06
2510
2800
2700
2740
Nominale stroom [A]
3,9
1,4
6,0
2,4
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
13,5
14,0
15,5
16,0
> 260 / > 160
> 260 / > 160
> 260 / > 160
> 260 / > 160
Gebruik S2 / S3
(5)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ]
Gewicht [kg] Schakelhoogte
(6)
IN / UIT
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 10 van 48
UB 152 ES
UB 152 DS
UB 251 DS
Persaansluiting [DN]
40
40
50
Vrije doorlaat [mm]
10
10
10
12 min / 10%
15 min / 15%
15 min / 15%
1/N/PE ~230V
3/PE ~400
3/N/PE ~400
1,60 / 1,21
1,70 / 1,41
2,60 / 2,10
2814
2815
2860
Nominale stroom [A]
7,5
3,1
4,4
Frequentie [Hz]
50
50
50
18,0
19,5
30,5
> 260 / > 160
> 260 / > 160
> 190 / > 90
Gebruik S2 / S3
(5)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ]
Gewicht [kg] Schakelhoogte
(6)
IN / UIT
5) Bijvoorbeeld : 20% = 2 minuten bedrijf + 8 minuten pauze (cyclustijd 10 minuten) 6) Schakelhoogte (mm) wanneer de pomp is uitgevoerd met een vlotterschakelaar
MultiStream (UAK / UFK) dompelpompen : 10/2 A1
15/2 A1
25/2 A2
35/2 A2
25/2 B1
Persaansluiting [DN]
65
65
65
65
80
Vrije doorlaat [mm]
40
40
40
40
70
60%
50%
40%
40%
40
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
1,3 / 1,1
1,8 / 1,5
2,6 / 2,1
3,7 / 3,04
2,6 / 2,1
2943
2910
2860
2895
2860
4,6 / 2,7
5,7 / 3,3
7,6 / 4,4
11,5 / 6,6
7,6 / 4,4
Zekering [A]
10
10
10
10
10
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
50
Gewicht [kg]
41
42
48
52
45
35/2 B2
55/2 B2
75/2 B5
100/2 B5
200/2 B6
Persaansluiting [DN]
80
80
80
80
100
Vrije doorlaat [mm]
70
70
70
70
70
40
40
30
30
45
3/PE ~230/400
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3,7 / 3,04
5,2 / 4,45
7,7 / 6,6
10,5 / 9,2
17,3 / 15,4
2895
2910
2925
2920
2940
11,5 / 6,6
8,7 / 5,0
13,2 / 7,7
17,6 / 10,2
28,8 / 16,7
Gebruik S3
(7)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ] Nominale stroom [A]
Gebruik S3
(7)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ] Nominale stroom [A]
16
(8)
20
(8)
35
(8)
Zekering [A]
10
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
50
Gewicht [kg]
55
88
98
121
212
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 11 van 48
25
(8)
300/2 B6
10/4 B1
15/4 B3
25/4 B4
35/4 B4
Persaansluiting [DN]
100
80
80
80
80
Vrije doorlaat [mm]
70
70
70
70
70
35
50
40
25
25
3/PE ~400/690
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
27,0 / 24,45
0,95 / 0,73
1,8 / 1,4
2,7 / 2,04
3,5 / 2,65
2950
1466
1426
1376
1424
43 / 24,7
4,2 / 2,4
5,9 / 3,4
7,9 / 4,6
12 / 6,9
10
10
10
10
Gebruik S3
(7)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ] Nominale stroom [A] Zekering [A]
50
(8)
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
50
Gewicht [kg]
257
45
50
59
62
55/4 B6
75/4 B6
25/4 C1
35/4 C1
55/4 C5
Persaansluiting [DN]
100
100
100
100
100
Vrije doorlaat [mm]
70
70
100
100
100
20
25
30
25
20
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~400/690
5,8 / 4,65
7,2 / 5,9
2,4 / 1,9
3,5 / 2,65
5,8 / 4,65
1430
1432
1395
1424
1430
10,2 / 5,9
12,8 / 7,4
7,3 / 4,2
12,0 / 6,9
10,2 / 5,9
10
10
Gebruik S3
(7)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ] Nominale stroom [A] Zekering [A]
16
(8)
20
(8)
16
(8)
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
50
Gewicht [kg]
111
116
63
67
119
75/4 C5
100/4 C5
150/4 C6
230/4 C6
300/4 C6
Persaansluiting [DN]
100
100
100
100
100
Vrije doorlaat [mm]
100
100
100
100
100
25
25
40
35
25
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
7,2 / 5,9
9,5 / 7,94
15,0 / 13,2
19,3 / 17,0
25,5 / 22,65
1432
1444
1466
1460
1460
12,8 / 7,4
17,2 / 10,0
26,7 / 15,5
34,1 / 19,8
45,5 / 26,4
Gebruik S3
(7)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ] Nominale stroom [A] Zekering [A]
20
(8)
25
(8)
35
(8)
35
(8)
50
(8)
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
50
Gewicht [kg]
124
138
247
275
296
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 12 van 48
76/4 C5
151/4 C6
231/4 C6
55/4 C2
75/4 C2
Persaansluiting [DN]
100
100
100
150
150
Vrije doorlaat [mm]
100
100
100
100
100
15
25
25
20
25
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
8,25 / 6,7
17,5 / 15,3
22,0 / 19,1
5,8 / 4,65
7,2 / 5,9
1409
1452
1446
1430
1432
14,2 / 8,2
30,6 / 17,7
37,9 / 22,0
10,2 / 5,9
12,8 / 7,4
Gebruik S3
(7)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ] Nominale stroom [A] Zekering [A]
20
(8)
35
(8)
35
(8)
16
(8)
20
(8)
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
50
Gewicht [kg]
124
247
276
125
131
100/4 C2
150/4 C3
230/4 C3
300/4 C3
151/4 C3
Persaansluiting [DN]
150
150
150
150
150
Vrije doorlaat [mm]
100
100
100
100
100
25
40
35
25
25
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
9,5 / 7,94
15,0 / 13,2
19,3 / 17,0
25,5 / 22,65
17,5 / 15,3
1444
1466
1460
1460
1452
17,2 / 10,0
26,7 / 15,5
34,1 / 19,8
45,5 / 26,4
30,6 / 17,7
Gebruik S3
(7)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ] Nominale stroom [A] Zekering [A]
25
(8)
35
(8)
35
(8)
50
(8)
35
(8)
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
50
Gewicht [kg]
149
268
288
308
269
231/4 C4
230/4 C7
300/4 C7
Persaansluiting [DN]
150
200
200
Vrije doorlaat [mm]
100
100
100
25
35
25
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
22,0 / 19,1
19,3 / 17,0
25,5 / 22,65
1446
1460
1460
37,9 / 22,0
34,1 / 19,8
45,5 / 26,4
Gebruik S3
(7)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ] Nominale stroom [A] Zekering [A]
35
(8)
35
(8)
50
(8)
Frequentie [Hz]
50
50
50
Gewicht [kg]
290
295
315
7) Bijvoorbeeld : 40% = 4 minuten bedrijf + 6 minuten pauze (cyclustijd 10 minuten) 8) Waarde bij ster/driehoek aanloop van de motor
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 13 van 48
MultiFree (UAK / UFK) dompelpompen : 25/2 AW
35/2 AW
25/2 BW1
35/2 BW1
15/4 BW1
Persaansluiting [DN]
65
65
80
80
80
Vrije doorlaat [mm]
65
65
80
80
80
35
35
25
30
35
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
2,9 / 2,3
4,05 / 3,34
3,25 / 2,54
4,2 / 3,43
2.2 / 1,7
2835
2884
2810
2878
1405
8,5 / 4,9
12,3 / 7,1
9,4 / 5,4
12,6 / 7,3
7,0 / 4,0
Zekering [A]
10
10
10
10
10
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
50
Gewicht [kg]
43
46
46
49
47
25/4 BW1
35/4 BW1
10/4 CW1
15/4 CW1
25/4 CW1
Persaansluiting [DN]
80
80
100
100
100
Vrije doorlaat [mm]
80
80
100
100
100
25
20
40
30
25
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
2,8 / 2,1
4,2 / 3,2
1,8 / 1,4
2,4 / 1,9
2,7 / 2,04
1372
1404
1426
1395
1376
8,2 / 4,7
13,0 / 7,8
5,9 / 3,4
7,3 / 4,2
7,9 / 4,6
Zekering [A]
10
10
10
10
10
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
50
Gewicht [kg]
47
51
49
49
49
35/4 CW1
55/4 CW2
75/4 CW2
Persaansluiting [DN]
100
100
100
Vrije doorlaat [mm]
100
100
100
20
20
25
3/PE ~230/400
3/PE ~400/690
3/PE ~400/690
4,2 / 3,2
6,2 / 5,0
7,4 / 6,1
1404
1440
1440
13,0 / 7,8
11,0 / 6,35
13,1 / 7,6
Gebruik S3
(9)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ] Nominale stroom [A]
Gebruik S3
(9)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ] Nominale stroom [A]
Gebruik S3
(9)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ] Nominale stroom [A]
16
(10)
20
(10)
Zekering [A]
10
Frequentie [Hz]
50
50
50
Gewicht [kg]
53
113
117
9) Bijvoorbeeld : 40% = 4 minuten bedrijf + 6 minuten pauze (cyclustijd 10 minuten) 10) Waarde bij ster/driehoek aanloop van de motor
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 14 van 48
MultiCut (UAK / UFK) dompelpompen : UAK 08/2 M+MS
UAK 08/2 ME+MES
UFK 08/2 M
UFK 08/2 ME
32
32
32
32
32
10
10
35
25
35
3/PE ~400
1/N/PE ~230V
3/PE ~400
1/N/PE ~230V
1/N/PE ~230V
1,65 / 1,24
1,37 / 0,98
1,65 / 1,24
1,7 / 1,14
2,7 / 2,04
2674
2705
2674
2584
2776
2,8
6,0
2,8
7,5
12
-
-
-
-
16
50
50
50
50
50
16,5 / 17,0
16,0 / 16,5
23,5
23,5
37
25/2 M
35/2 M
36/2 M
45/2 M
75/2 M 76/2 M
32
32
32
32
32
40
40
30
25
30
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~230/400
3/PE ~400/690
2,6 / 2,1
3,7 / 3,04
12,7 / 7,3
13,7 / 7,9
7,7 / 6,6
2860
2895
2880
2857
2920
7,6 / 4,4
11,5 / 6,6
12,7 / 7,3
13,7 / 7,9
13,2 / 7,7
Zekering [A]
10
10
10
10
Frequentie [Hz]
50
50
50
50
50
Gewicht [kg]
37
41
41
42
90
Persaansluiting [DN] Gebruik S3
(11)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ] Nominale stroom [A] Zekering [A] Frequentie [Hz] Gewicht [kg]
Persaansluiting [DN] Gebruik S3
(11)
Spanning [V] Vermogen P1 / P2 [kW] -1
Toerental [min ] Nominale stroom [A]
25/2 ME
20
(13)
(12)
11) Bijvoorbeeld : 40% = 4 minuten bedrijf + 6 minuten pauze (cyclustijd 10 minuten) 12) Waarde bij ster/driehoek aanloop van de motor 13) Kan alleen functioneren met besturingskast AD 12 ExME
2.
Veiligheid
2.1
Verklaring van veiligheidsaanduidingen De in de gebruikershandleiding opgenomen veiligheidsinstructies, waarvan het niet opvolgen gevaren oplevert voor personen, omgeving, milieu of de machine, zijn voorzien van de volgende waarschuwingssymbolen: Veiligheidsteken DIN 4844-W9 / Gevaar voor personen algemeen Volg de veiligheid instructies strikt op. Informeer andere gebruikers. Als toevoeging van de veiligheidsaspecten beschreven in dit bedrijfsvoorschrift, dienen de algemene veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen!
Veiligheidsteken DIN 4844-W8 / Gevaar door elektrische spanning Volg de veiligheid instructies strikt op. Informeer andere gebruikers. Als toevoeging van de veiligheidsaspecten beschreven in dit bedrijfsvoorschrift, dienen de algemene veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen!
Veiligheidsteken DIN 4844-W26 / Gevaar voor warm oppervlak Volg de veiligheid instructies strikt op. Informeer andere gebruikers. Als toevoeging van de veiligheidsaspecten beschreven in dit bedrijfsvoorschrift, dienen de algemene veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen!
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 15 van 48
Bescherming van het milieu in acht nemen Dit logo heeft twee betekenissen. Het wordt gebruikt om aan te duiden dat de verpakking of het product uit gerecycleerd materiaal bestaat of om aan te duiden dat de verpakking of het product recycleerbaar is. Soms wordt het percentage gerecycleerd materiaal dat werd gebruikt, aangeduid. Dat geldt meestal voor papier of karton (verpakkingsmateriaal).
ATTENTIE ! ATTENTIE !
Dit woord wordt in dit bedrijfsvoorschrift geschreven daar waar speciale aandacht besteed dient te worden aan richtlijnen. Waarbij het niet opvolgen kan leiden tot gevaar voor de pomp of pompgroep en het functioneren daarvan.
Direct op de pompgroep aangebrachte aanwijzingen, zoals: - Draairichtingspijl en veiligheidstekens. - Merktekens voor aansluitingen van spoel- en spervloeistoffen moeten beslist worden opgevolgd en moeten duidelijk leesbaar worden gehouden. Onderwerpen die extra aandacht behoeven worden vetgedrukt weergegeven. Wanneer een ATEX pomp of pompgroep geleverd wordt, dan de afzonderlijke ATEX gebruikershandleiding raadplegen. 2.2
Kwalificatie en opleiding personeel Het personeel voor bediening, inspectie, onderhoud en montage moet voor deze werkzaamheden de juiste kwalificaties bezitten. Verantwoordelijkheden, bevoegdheden en de controle van het personeel moeten door de bedrijfsleiding nauwkeurig geregeld zijn. Als het personeel de noodzakelijke kennis mist, moet het alsnog de aanvullende training en bijscholing ontvangen. Wij kunnen zo nodig aanvullende opleidingen in uw opdracht verzorgen. Verder moet de bedrijfsleiding ervoor zorgen dat de inhoud van de gebruikershandleiding door het betreffende personeel volledig begrepen wordt.
2.3
Gevaren verbonden aan het niet opvolgen van veiligheidsinstructies Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies kan leiden tot gevaar voor zowel personen als voor de pomp, pompgroep, naaste omgeving en het milieu. Voor veiligheidsredenen, gebruik alleen originele onderdelen die door Verder B.V. zijn geleverd. Bij gebruik van niet originele onderdelen of het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies vervalt de garantie. Veilig bedrijf van de geleverde pompgroep is alleen gewaarborgd als hij gebruikt wordt zoals bedoeld en voorgeschreven. Deze zijn ontworpen op basis van de gespecificeerde bedrijfsomstandigheden. De bij de bedrijfsomstandigheden vermelde specificaties (capaciteit, druk, toerental, temperatuur etc.) moeten worden beschouwd als grenswaarde en mogen nooit worden overschreden. Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies, waardoor mogelijk een onjuiste installatie, bediening of onderhoudsituatie ontstaat, kan de volgende gevolgen hebben: storingen in de belangrijkste functies van de pompgroep. falen van de voorgeschreven onderhouds- en serviceprocedures. gevaar voor personen door elektrische, mechanische en chemische invloeden. gevaar voor het milieu door lekkage van gevaarlijke stoffen.
2.4
Veiligheidsbewust werken De in de gebruikershandleiding genoemde veiligheidsvoorschriften moeten in acht worden genomen. Ook de ter plaatse geldende nationale en plaatselijke gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en wetten zijn daarbij van het grootste belang. Voor opvolging van alle geldende veiligheidsvoorschriften is de bedrijfsleiding verantwoordelijk.
2.5
Veiligheidsinstructies voor bedrijfsleiding en het bedienend personeel. Pompen en pompgroepen mogen alleen bediend worden door opgeleid en gekwalificeerd personeel.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 16 van 48
Pomp nooit bedienen wanneer de pomp niet is afgemonteerd of de leidingen niet zijn gemonteerd!
Steek nooit vingers in het pomphuis, de aansluitingen naar het pomphuis of in de tandwielkast als de mogelijkheid bestaat dat de pompassen gaan draaien!
Lekkages (bijvoorbeeld bij de asafdichting) van gevaarlijke stoffen (zoals explosieve, giftige of hete materialen) moeten zodanig worden afgevoerd dat er geen gevaar voor personen of het milieu ontstaat. Wettelijke voorschriften moeten worden nageleefd!
Leiden hete of koude machineonderdelen tot gevaar, dan moeten deze onderdelen ter plekke tegen aanraking worden beveiligd!
0
Als de oppervlaktetemperatuur hoger is dan 60 C dienen deze plaatsen te worden gemarkeerd met de waarschuwingssticker “Heet oppervlak”, om brandwonden te voorkomen.
Gevaren door elektrische energie moeten worden uitgesloten (voor details zie de betreffende normen en de voorschriften van het plaatselijk energiebedrijf).
Wanneer de pomp wordt gebruikt in de omgeving van een meer, aanlegsteiger, vijver, enz. moeten personen om veiligheidsredenen op een afstand van ten minste 20 m van de pomp blijven. Plaats de pomp niet rechtstreeks in een zwembad en neem de speciale voorschriften in acht die van toepassing zijn op zwembaden. 2.6
Veiligheidsinstructies voor inspectie-, onderhouds- en montagewerkzaamheden. De bedrijfsleiding moet ervoor zorgen dat alle onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden worden uitgevoerd door bevoegd en gekwalificeerd personeel, dat na het lezen van de gebruikershandleiding goed geïnformeerd is over de pomp, pompgroep of -installatie. Werkzaamheden mogen alleen bij een stilstaande pompgroep plaatsvinden. Daarbij mag deze niet meer onder druk staan en moet de pomp afgekoeld zijn. De pomp moet volledig van de leidingen en de aandrijfmotor worden losgekoppeld voordat onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. De procedure voor het stilzetten van de pompgroep is beschreven in deze gebruikershandleiding en moet te allen tijde worden opgevolgd. Pompgroepen die schadelijke stoffen verwerken moeten eerst worden afgetapt en daarna schoongemaakt en/of ontsmet worden. Zorg ervoor dat de schadelijke stoffen (bijv. afgewerkte oliën) op een veilige manier worden afgevoerd en er geen schadelijke stoffen in het milieu terecht komen! Om het risico op ongevallen tijdens onderhouds- en installatiewerkzaamheden bij dompelpompen tot een minimum te beperken, moeten de volgende regels in acht worden genomen : Werk nooit alleen. Gebruik een veiligheidsharnas, vanglijn en een gasmasker zoals vereist. Let op het gevaar van verdrinking. Controleer het werkgebied op de aanwezigheid van giftige gassen. Controleer de explosieveiligheid voordat met laswerkzaamheden wordt aangevangen en voordat elektrische handgereedschappen worden gebruikt.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 17 van 48
De afvoerplug met een doek af dekken om te voorkomen dat er olie uit de oliekamer spat. Let op gezondheidsrisico’s en neem strikte hygiëneregels in acht. Let op het risico van ongevallen door elektriciteit. De hefwerktuigen moeten in goede staat verkeren en gekeurd zijn. Het werkgebied moet goed zijn afgeschermd, bijvoorbeeld met een leuning. Zorg voor een veilige uitgang. Gebruik veiligheidshelmen, -brillen en – schoenen. Medewerkers die met afvalwaterinstallaties werken, moeten zijn ingeënt tegen daarmee in verband gebrachte ziektes. Neem de regels van de arbeidsinspectie in acht en zorg dat EHBO-materiaal beschikbaar is. In sommige gevallen kunnen pompen en het af te voeren materiaal heet zijn, dan bestaat er kans op verbrandimg. Houd rekening met de speciale voorschriften voor installatie in een explosieve omgeving. Alle overige regels, plaatselijke voorschriften en verordeningen met betrekking tot gezondheid en veiligheid moeten worden nageleefd. Alle veiligheidsvoorzieningen en afschermingen moeten opnieuw worden aangebracht en gebruiksklaar worden gemaakt zodra de werkzaamheden zijn voltooid. Voor het opnieuw in werking stellen moeten de in de betreffende paragrafen genoemde punten in acht worden genomen. Pompgroepen die onjuist zijn geïnstalleerd, of op een gevaarlijke manier worden bediend, of slecht zijn onderhouden vormen een mogelijk gevaar. Wanneer alle redelijke veiligheidsvoorschriften niet worden opgevolgd, kunnen ernstig lichamelijk letsel en materiële schade het gevolg zijn. De pompgroep mag nooit worden blootgesteld aan plotselinge temperatuurverschillen van de vloeistof zonder van tevoren gekoeld of verwarmd te worden. Het is ten strengste verboden om een hete pomp met koud water te spoelen. Grote temperatuurverschillen kunnen scheurtjes of explosies veroorzaken die, op hyn beurt, kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel. 2.7
Modificaties aan pomp, pompgroep en onderdelen zonder toestemming. Modificaties en wijzigingen aan de pompgroep zijn alleen toegestaan na goedkeuring van de fabrikant of leverancier. Originele reservedelen en door de fabrikant of leverancier. goedgekeurde toebehoren dragen bij tot de veiligheid. Wanneer andere onderdelen worden gebruikt, ontheft dit de fabrikant of leverancier van iedere vorm van aansprakelijkheid voor de daaruit ontstane gevolgen.
2.8
Specifieke aanwijzingen voor het werken met centrifugaalpompen. De pompen mogen alleen gebruikt worden voor het doel waarvoor ze gekocht zijn. Als u het medium wilt veranderen dan moet u zo nodig bij de fabrikant of leverancier navragen of de pomp ook geschikt is voor het nieuwe medium. Dit geldt speciaal voor agressieve, giftige of anderszins gevaarlijke media. Criteria voor de geschiktheid van de pomp zijn onder andere: 1) De bestendigheid van alle met vloeistof in aanraking komende pompdelen tegen het medium. 2) De uitvoering van afdichtingen, in het bijzonder de asafdichting. 3) De bestendigheid van het materiaal tegen druk en temperatuur van het medium en spoelmedium Bij onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan de pomp moet op het volgende worden gelet: 1) Beveilig de aandrijfmotor gedurende de gehele arbeidstijd tegen onbedoeld en onbevoegd inschakelen. 2) Volg bij het openen van de pomp alle voorschriften op voor de omgang met het medium (bijvoorbeeld beschermende kleding, rookverbod, etc.). 3) Controleer voor hernieuwde inbedrijfstelling of alle mechanische en andere afschermingen (bijvoorbeeld beschermkappen van V-snaartransmissies en koppelingen) weer juist zijn aangebracht.
3.
Transport en opslag
3.1
Controle geleverde goederen Controleer de zending bij ontvangst onmiddellijk op beschadigingen. Noteer bij eventuele beschadigingen duidelijk op de vrachtbrief (met een korte beschrijving van de beschadiging) dat de zending
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 18 van 48
niet in goede staat is ontvangen. In geval van schade of indien de zending incompleet is dan moet dit direct aan de vervoerder en Verder B.V. worden gemeld. Vermeld altijd het pomptype en het serienummer wanneer u om ondersteuning vraagt. Deze informatie vindt u op het typeplaatje welke bevestigd is op de pomp. 3.2
Transport Pompgroepen lichter dan 25 kg mogen alleen worden vastgepakt bij de handgreep en niet bij de elektriciteitskabel of vlotter. Het laten zakken van de pompgroep in diepe putten of gaten mag alleen aan een ketting plaatsvinden. Wanneer de pomp met een ketting wordt opgetild, moeten de desbetreffende voorschriften worden nageleefd om ongelukken te voorkomen. De kettingen moeten regelmatig worden gecontroleerd door bevoegd personeel. Pompgroepen welke zwaarder zijn dan 25 kg moeten worden opgetild met behulp van stroppen en geschikte hijsmiddelen. Gebruik de juiste transport- en hijsmiddelen. Het gewicht van de pomp en/of pompgroep vindt u op het typeplaatje. Wanneer op de pomp een hijsoog is aangebracht, mag deze alleen gebruikt worden voor het optillen van de pomp als los component, dus in vrije aseinde uitvoering. Vaak wordt de pompgroep geleverd op een pallet of in een palletdoos. Laat in dat geval de goederen altijd zo lang mogelijk op de pallet of in de palletdoos. Dit voorkomt onnodige beschadigingen en vergemakkelijkt het transport als de pomp voor de montage nog verplaatst moet worden. Verpakkingsmateriaal opruimen : Voer pallets, palletdozen en zaken of folie, al naar gelang de aard van het materiaal en de bestaande voorschriften, af als hout, karton, papier of kunststof. Bij gebruik van een heftruck: stel de lepels van de heftruck altijd zo ver mogelijk uit elkaar en pak de pallet met beide lepels op. Bij transport of hijsen van een pompgroep met een hijskraan, vorklift of ander geschikt hefwerktuig, dienen de stroppen aangebracht te worden volgens de afbeelding : “hijsinstructie pompgroep”. In verband met de veelheid van mogelijke uitvoeringen kunnen hier alleen de algemene aanwijzingen worden gegeven. Deze zijn voor ervaren installatiemonteurs en vakbekwame transporteurs in de regel voldoende. In geval van twijfel navragen en/of gedetailleerde informatie over het pompaggregaat opvragen. De hijsinrichting en stroppen dienen voldoende gedimensioneerd en bevestigd te zijn, voor de handelingen welke moeten worden verricht ! Ga nooit onder een opgehesen last staan !
Hijsinstructie pompgroep (vertikale uitvoering) : Bevestig strop(pen) in het hijsoog van de motor boven op de pomp. Zorg er voor dat de last in balans is bij het optillen. Let op! Gebruik steeds twee stroppen.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 19 van 48
3.3
Opslag Algemeen Indien de pomp niet direct in gebruik wordt genomen, moeten deze overdekt, goed geventileerd zijn 0 opgeslagen. Bij opslag op een droge plaats zijn de pompen tot -20 C tegen vorst bestand. Bij inbouw in water mogen ze echter niet bevriezen. Alle pompaansluitingen, ook aansluitingen voor spoeling, dienen altijd te zijn afgesloten gedurende opslag. Conservering Bij uitlevering kunnen pompen inwendig voorzien zijn van een conserveringmiddel. De houdbaarheid daarvan bedraagt tussen 6-12 maanden. Ook bij langere tussenopslag of buiten werking stellen dienen de pompen inwendig met een conserveermiddel te worden behandeld. Alle niet geverfde delen moeten worden voorzien van een laag conserveringsmiddel, evenals roterende delen. Het conserveermiddel is afhankelijk van de materialen en de toepassing. Wanneer de pomp inwendig wordt geconserveerd, hierbij de zuigflens of -korf vloeistofdicht afsluiten. De pomp vullen met conserveermiddel en de roterende delen langzaam met de hand draaien. Vervolgens de persflens vloeistofdicht afsluiten. Steek nooit vingers in het pomphuis, de aansluitingen naar het pomphuis of in de tandwielkast als de mogelijkheid bestaat dat de pompassen gaan draaien! Om de 3 maanden moet het niveau van de vloeistof worden gecontroleerd en de roterende delen met de hand gedraaid worden om vastzetten te voorkomen. Eventueel conserveermiddel bijvullen. Voordat de pomp in werking wordt gesteld moet de pomp grondig worden gespoeld. Zorg ervoor dat het spoelmiddel niet in het riool komt! Bij opnieuw conserveren dient eerst de oude conservering te worden verwijdert.
4.
Algemeen bedrijfsvoorschrift voor centrifugaalpompen. In verband met de veelheid van mogelijk uitvoeringen en pompprincipes kunnen hier alleen algemene aanwijzingen worden gegeven. Deze zijn voor voldoende opgeleide en ervaren installatiemonteurs toereikend om eventuele werkzaamheden te kunnen uitvoeren. In geval van twijfel altijd navragen en/of gedetailleerde informatie opvragen bij Verder B.V.
4.1
Markering Een pompgroep (figuur 1) is gemarkeerd met een typeplaat. Typeplaat nooit van de pompgroep verwijderen. Wanneer de typeplaat is verwijderd, dan is het niet mogelijk de pomp snel te identificeren en kan niet worden vastgesteld of de waarschuwingen in deze gebruikershandleiding van toepassing zijn! Typeplaat pompgroep : Omschrijving + voorbeeld
Figuur 1 : Typeplaat op pompgroep
1
:
2
:
3
:
Type pomp
US151DS
4
:
Serienummer
23568
5
:
Capaciteit
26 m /h
6
:
Vermogen
1,6 kW
7
:
Toerental
3000 rpm
8
:
Gewicht pompgroep
30 kg
Gegevens fabrikant
Verder B.V. 9723 TP / Groningen
3
9
:
Druk (nominaal)
8 mvk
10
:
Temperatuur
20 C
11
:
Druk (maximaal)
xxx
12
:
Bouwjaar
2013
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 20 van 48
0
Bij een pompgroep, is de typeplaat bevestigd op het lantaarnstuk of motorhuis van de pompgroep. De CE-markering van de pompgroep, die verplicht is om aan de CE-Machinerichtlijn te voldoen is tevens een onderdeel van deze typeplaat. 4.2
Opstelling Voor controle, onderhoud, montage en demontage moet de pompgroep gemakkelijk toegankelijk zijn. Bovendien moet er voldoende ventilatie zijn om oververhitting te voorkomen. Alle pompgroepen moeten uitgerust worden met een vergrendelbare veiligheidsschakelaar (“werkschakelaar”) om een toevallige opstart tijdens installatie, onderhoud of andere werkzaamheden aan de pompgroep te voorkomen. De veiligheidsschakelaar moet op “uit” worden gezet en worden vergrendeld vooraleer enig werk wordt verricht aan de pompgroep. Een toevallige opstart kan ernstig persoonlijk letsel veroorzaken! De pompgroep moet altijd overeenkomstig de geldende nationale en plaatselijke gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en wetten worden geïnstalleerd en bediend. Bij afwijkende gebruiksomstandigheden moeten de VDE (Verband Deutscher Electrotechniker) voorschriften en restricties in acht worden genomen : Bad- en doucheruimtes 0100 – deel 701. Zwembaden 0100 – deel 702. Fontein 0100 – deel 738. In open water 0100 – deel 737. Bij dompelpompen is de toepassing in zwembaden en tuinvijvers alleen toegestaan, conform DIN EN 60335-2-41, wanneer de betreffende stekkerdoos is beveiligd met een aardlekschakelaar van 30 mA. Bovendien mag er zich niemand in het water bevinden terwijl de pomp in bedrijf is. Dompelpompen kunnen in principe op een montagevoet, met een montageflens in of aan een tank gemonteerd worden. Beperkingen zijn er enkel met betrekking tot de grootte van de pompgroep en de belastbaarheid van de aansluitende delen. De pompen voor de U / US en UB-serie moeten conform de figuren 3 t/m 7 worden ingebouwd. Wanneer de pomp onder het opstuwingniveau wordt gebruikt, moet conform DIN EN 12056 de drukbuis elastisch worden aangesloten en met een bocht over het plaatselijk voorgeschreven opstuwingniveau worden geleid. Bovendien is installatie van een conform DIN EN 12050-4 goedgekeurde terugslagklep vereist. De meegeleverde geïntegreerde rubberen flap is niet nodig. De pompen voor de Multi-serie moeten conform de figuren 8 en 9 worden ingebouwd. Voordat deze pompen worden ingebouwd, moeten de 4 plastic transportvoetjes aan de onderzijde van het pomphuis worden losgeschroefd. Bij installaties conform DIN EN 12056-4 moet de drukleiding als lus over het plaatselijke geldende opstuwniveau worden geleid en beveiligd met een terugstroombeveiliging. Bij een mobiele opstelling moet de dompelpomp om veiligheidsredenen uitgevoerd zijn met een zuigkorf (zeefvoet). Wanneer de pomp is uitgevoerd met een voetconstructie, hiervoor een zuigkorf inkopen en na levering monteren ter plaatse van deze voetconstructie. De dompelpomp wordt aan 0 de drukzijde van een 90 -koppeling voorzien en dan met een ketting in de schacht of verzamelput geplaatst. Bij kortstondig gebruik kan de pomp ook met een daarvoor bestemde stekker in gebruik worden genomen. Pompen in een stationaire opstelling (glijbuissysteem) moet de koppelingsvoet stevig met pluggen op de bodem van de verzamelput vastgezet worden. Hierna de glijbuisconstructie monteren en vervolgens de persleiding met de nodige hulpstukken, zoals terugslagklep en afsluiter monteren. Tenslotte moet de pomp met de opgeschroefde koppelingsklauw op het glijbuissysteem worden geplaatst en met een ketting dia aan de kettingsluiting is bevestigd, worden neergelaten. Boven de schachtopening moet zich op voldoende hoogte een bevestigingsmogelijkheid voor een hijstoestel bevinden. De pomp moet altijd aan de kettingsluiting en niet aan de voedingskabel omhoog worden getrokken! Het laten zakken van de pomp in diepere schachten of putten is alleen toegestaan met een touw of ketting.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 21 van 48
Bij gebruik van een ketting om de pomp op te tillen, dienen de respectievelijke nationale voorschriften ter voorkoming van ongevallen in acht te worden genomen. De hijsapparatuur moet regelmatig worden onderzocht door een deskundige conform de wettelijke voorschriften. Bij pompen in putten die kunnen uitdrogen, moet voor het veilig ontluchten van de pompbehuizing de meegeleverde hoek op de aangegeven plek van een uitboring van 6 mm worden voorzien (zie hoofdstuk 4.5 – speciale aansluitingen).
Figuur 2 / U-serie : Inbouwvoorbeeld van een afzonderlijke (mobiele) installatie
Figuur 3 / U-serie : Inbouwvoorbeeld van een dubbele installatie
Figuur 4 / U-serie : Inbouwvoorbeeld glijbuissysteem. Aanbevolen voor diepe putten.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 22 van 48
Figuur 5 / US-serie : Inbouwvoorbeeld van een dubbele installatie met pompen op een standvoet
Figuur 6 / US-serie : Inbouwvoorbeeld glijbuissysteem
Figuur 7 / UB-serie : Inbouwvoorbeeld van een afzonderlijke (mobiele) installatie
Figuur 8 / Multi-serie : Inbouwvoorbeeld glijbuissysteem
Figuur 9 / Multi-serie : Inbouwvoorbeeld van een afzonderlijke (mobiele) installatie
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 23 van 48
De pompgroep moet stevig en stabiel worden geïnstalleerd op de vloer of in een machine. In deze opstellingen moeten er voldoende bevestigingsmogelijkheden aanwezig zijn, waarbij de vlakheid en belastbaarheid van het montageoppervlak gegarandeerd is. De keuze met betrekking tot de opstelling van de pompgroep (vertikaal) moet ten allen tijde gehandhaafd blijven. Let bij het plaatsen van de pomp op de eisen aan de afvoer. Naast de genoemde inbouwmogelijkheden kunnen dompelpompen ook worden ingebouwd in of op verzamelreservoirs (Compli, Hebefix, Baufix en WCfix) etc. hiervoor dienen de afwijkende inbouwvoorschriften te worden opgevraagd bij de leverancier. 4.3
Aansluiting elektrische aandrijving De aansluiting moet worden uitgevoerd volgens de geldende voorschriften van het stroomleverend bedrijf. Er mag alleen aan de installatie worden gewerkt wanneer deze spanningsvrij is. De installatie moet worden beveiligd tegen opzettelijk inschakelen! Electrische aandrijvingen moeten volgens de NEN-EN 60204-1 door een vakman worden geïnstalleerd. Een verkeerde electrische installatie kan er voor zorgen dat de pompgroep en het systeem onder spanning komen te staan, wat kan leiden tot dodelijke ongevallen. De stekker (of uiteinden van de kabel) van de pompgroep nooit in het water laten hangen! Binnendringend water kan storingen veroorzaken. Spanning en frequentie moeten vooraf worden afgestemd en overeengekomen met de gegevens omtrent de uitvoering van de wikkeling van de motor, die vermeld staan op het typeplaatje op de motor. Bij Ex (explosieveilige) motoren moet de op het typeplaatje aangegeven temperatuurklasse overeenstemmen met de ruimtelijke voorschriften. Bij pompgroepen welke staan opgesteld in explosiegevaarlijke omgevingen kan door statische elektriciteit vonken ontstaan, welke schokken kunnen geven en ontploffingen veroorzaken. Zorg ervoor dat de pomp en het systeem goed geaard zijn!
ATTENTIE !
Ter bescherming van de pomp en motor moet deze zonder meer van een overbelastingsbeveiliging (bijvoorbeeld een motorbeveiligingsschakelaar) voorzien zijn! Geldt niet voor motoren die zijn uitgevoerd met een wikkelthermostaat.
De pompgroepen mogen alleen op volgens de voorschriften geïnstalleerde contactdozen worden aangesloten, die afdoende zijn gezekerd (bijv. 16, 20 of 25 A – traag, zekering is afhankelijk van het amperage van de pomp) en hierdoor beveiligd. Ook kan een automatische stroomverbreker met Cof D-karakteristiek worden toegepast. Bij de U / US en UB dompelpompen is het niet nodig om een motorbeveiliging voor te schakelen, wanneer in de motor een wikkelthermostaat is geïnstalleerd. Bij UAK en UFK dompelpompen moet naast de overstroomschakelaars of motorbeveiligingsschakelaars ook de in de motorwikkeling ingebouwde thermostaten worden aangesloten. Ze zijn geschikt voor 250 V / 1,2 A (cis phi 0,6) en voor aansluiting met 30 en 32 aangeduid. De thermostaten moeten zodanig worden aangesloten, dat zij bij het bereikne van de reactietemperatuur van de motor via het regelcircuit worden uitgeschakeld. Na afkoeling van de wikkeling wordt automatisch weer ingeschakeld. Te hoge temperaturen en te lange bedrijfsuren veroorzaken een uitschakeling door de thermostaat (zie schema ’s op pagina’s 39 t/m 48). De inschakelvergrendeling moet “beveiligd zijn tegen nulspanning”, dat wil zeggen, zelfs na een stroomuitval moet de vergrendeling behouden blijven.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 24 van 48
Na uitschakeling door de thermostaat moet de stekker eruit worden getrokken voordat de oorzaak wordt opgeheven, aangezien de pomp anders na het afkoelen automatisch weer inschakelt! Wanneer personen in aanraking kunnen komen met de pomp en de verpompte vloeistof, moet de geaarde contactdoos een extra verbinding hebben met een aardlekschakelaar. ATTENTIE !
Wanneer de pomp is voorzien van een niveauregeling kan een automatische herstart plaatsvinden.
De driefasenmotor van een pomp die op wisselstroom (dus geen wikkelthermostaat heeft) werkt moet zijn voorzien van een overbelastingsbeveiliging (bijv. een motorbeveiligingsschakelaar). De aanpasing is als volg : Bij directe start -> nominale stroom + 10% en bij sterdriehoek start -> (nominale stroom x 0,58) + 10%. Pompen die uitgevoerd zijn met een separate meegleverde besturing hebben een beveiliging ingebouwd in deze besturingskast. ATTENTIE !
Als de kabelmantel beschadigd is, moet de kabel vervangen worden. Zorg ervoor dat de kabel niet klem komt te liggen of een scherpe bocht moet maken.
De aanvullende veiligheids- en bedrijfsvoorschriften voor motoren (zie hoofstuk 6) of afzonderlijk meegleverde veiligheidsvoorschriften en instructies voor de motor moeten in acht worden genomen. De motoren van de UFK-serie zijn conform het ontploffingsbeveiligingstype “drukvast omhulsel”. Reparaties die van invloed kunnen zijn op de explosiebeveiliging mogen alleen worden uitgevoerd door erkende bedrijven of de fabrikant. Bij reparaties moeten de spleetbegrezningsoppervlakken op schade worden gecontroleerd en indien nodig vervangen door originele onderdelen van de fabrikant. Bij motoren met een frequentieregelaar moeten de veiligheidsvoorschriften en de instructies van de afzonderlijk meegeleverde gebruiksaanwijzing voor de frequentieregelaar in acht worden genomen. Omdat storingen en fouten in het functioneren van de frequentieregelaars door electromagnetische straling niet kunnen worden uitgesloten, moet de gebruiker van de installatie een daarmee overeenstemmende risicoanalyse uitvoeren. De frequentieregelaar mag alleen worden gebruikt voor de toerentalregeling van sterkstroompompen in speciale uitvoering. Om fysieke redenen mogen pompen met een hogere frequentie dan vermeld op het typeplaatje niet worden gebruikt. Bij een frequentieverhoging boven de waarde op het typeplaatje neemt het opgenomen vermogen toe en wordt de motor overbelast. Bij speciale versies van sterkstroompompen voor frequentieregelgebruik is het motortype op het typeplaatje met een extra “K” aangegeven. Bovendien hebben deze pompen een sticker op het kabeluiteinde die op de gebruiksmogelijkheid met een frequentiereglaar attent maakt. Een elektrische schok kan voor personen dodelijk zijn. De behuizing van de pomp moet op de aarde van het gebouw zijn aangesloten om potentiaalverschillen op te heffen. Stof, vloeistoffen en gassen die oververhitting en brand kunnen veroorzaken, moeten op een veilige afstand van de motor worden gehouden. ATTENTIE !
Voordat de pomp elektrisch wordt aangesloten moet deze met vloeistof worden gevuld. Drooglopen van de pomp moet beslist worden vermeden!
Controleer of de draairichting van de pomp overeenkomt met de gewenste stroomrichting. Voor controle van de draairichting moet de motor kort worden ingeschakeld. De motor mag daarbij niet het bedrijfstoerental bereiken. De draairichting moet overeenkomen met de draairichtingspijl op de pomp. Bij verkeerde draairichting moet de aansluiting op de klemmenstrook worden veranderd.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 25 van 48
4.4
Leidingwerk Algemeen De leidingen naar de pomp moeten spanningsvrij worden gemonteerd, goed zijn vastgeschroefd en voldoende worden ondersteund. Deze moeten direct voor en na de pomp gebeugeld en bevestigd worden. Niet correct aangebrachte leidingen kunnen de pomp en het systeem beschadigen. Leidingen en pomp moeten beveilig zijn tegen struikelen, zo nodig moet, om struikelen te voorkomen, een veiligheidszone worden ingesteld. De afdekking van de zuigkorf en persaansluiting van de pomp moeten voor het inbouwen in het leidingsysteem worden verwijderd. Voor in gebruik name van nieuwe installaties moeten tanks, pijpleidingen en aansluitingen grondig worden gereinigd en doorgespoeld. Vaak laten laskorrels, oxidatieresten en andere verontreinigingen pas na geruime tijd los. ATTENTIE !
Let op de transport- en aansluitrichting (toe- en afvoeraansluiting) van de pomp. De verkeerde transportrichting van de pomp kan storing in de installatie veroorzaken!
De diameters van de aansluitleidingen moeten op zijn minst overeenkomen met de aansluitmaten van de pomp. Persleidingen zo aanbrengen dat bij stilstand, vloeistof voor en achter de pomp aanwezig blijft. In het inwendige van de pomp blijft dan eveneens voldoende vloeistof aanwezig om de pomp bij hernieuwde aanloop voldoende te smeren. Leidingbelastingen die voortkomen uit temperatuurverschillen of trillingen van de leidingen kunnen met het gebruik van geschikte compensatoren worden opgevangen. De aansluiting van meetinstrumenten is voor de controle van de pomp tijdens bedrijf noodzakelijk. In de installatie moeten de voorzieningen getroffen zijn ter voorkoming van het optreden van ontoelaatbaar hoge drukken. De pomp niet gebruiken bij een gesloten/geblokkeerde afvoer, tenzij een overstortklep is aangebracht.
ATTENTIE !
De pomp mag in geen geval als bevestigingspunt voor de pijpleiding dienen. Vanuit het leidingsysteem mogen in geen geval krachten en momenten bijvoorbeeld door draaiing, uitzetting door warmte, enzovoort op de pomp worden uitgeoefend!
Zuigkorf Via de zuigkorf mag geen opgewerveld bezinksel van de bodem in de zuigleiding komen. Zuigkorf en filter moeten regelmatig gereinigd worden. Bij centrifugaalpompen voor vuil water mogen de afmetingen van de verontreinigingen de doorlaat van de pomp niet te boven gaan. Persleiding De persleiding selecteren op de nominale aansluitmaat van de pomp. Een optimale diameter garandeert dat de snelheid niet te hoog wordt en de stroming zoveel mogelijk laminair verloopt. Gebruik van stromingsbochten en het vermijden van T-stukken verlagen de weerstand in de persleiding. Bij een langere persleiding moet ter voorkoming van wrijvingsverliezen een dienovereenkomstig grotere dwarsdoorsnede van de buis worden gekozen. Bij gesloten persleiding, bijvoorbeeld door verstopping of door toevallig sluiten van een afsluiter kan de pomp inwendig worden beschadigd. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot ernstige schade van pomp, leidingwerk of ingebouwde meet- en regelapparatuur. Daarom moeten in de installatie de benodigde veiligheidsvoorzieningen worden opgenomen, zoals drukschakelaar, veiligheidskleppen, bypass of breekplaten met retourleidingen. Voor het afsluiten van de leiding ten behoeve van montage- en reparatiewerkzaamheden moet dicht bij de persflens een afsluiter worden aangebracht. Zie voor de eventueel noodzakelijke toepassing van een terugslagklep, paragraaf 4.7. Wanneer pompen parallel worden geschakeld is het raadzaam
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 26 van 48
na de pomp een terugslagklep te monteren. Hiermee wordt voorkomen dat vloeistof vanuit de installatie of van een parallel gekoppelde pomp door de pomp terugstroomt. Monteer de persleiding bij een dompelpomp zo recht mogelijk en met zo weinig mogelijk schroefverbindingen als mogelijk om het verlies van overtollige pijpleiding uit te sluiten. Na de pomp moet de leiding minimaal 1,5 meter verticaal omhoog lopen, voordat er een terugslagventiel of een bocht wordt gemonteerd. Naar boven lopende persleiding vorstvrij aanleggen! De schachtafdekking moet worden bepaald op basis van het gebruik en de benodigde capaciteit. Wordt een slang als persleiding gebruikt, dan moet ervoor worden gezorgd dat bij alle pompwerkzaamheden de pomp voorafgaande aan de onderdompeling helemaal leeg is. Eventuele nog aanwezige vloeistof zou het ontluchten van de pomp en daarmee het pompen zelf verhinderen. Het ontluchten van de pompbehuizing kan ook worden bereikt door een uitboring van 6 mm. Deze uitboring bij de U-serie garandeert ook bij het gebruik van de meegeleverde rubberen flap een veilige ontluchting van de pompbehuizing. De meegeleverde parkerschroef bij de U-serie wordt tot de aanslag (onderkant schroefkop gelijk aan rubberen flap) in het spruitstuk van de spiraalbehuizing gedraaid. Bij de US-serie (US 151. US 251 en US 253 wordt halverwege de persaansluiting op de pomp een 6 mm gat geboord. Bij alle andere pompen uit deze US-serie moet de inbusschroef M8, onder de olieschroef (messing) verwijderd worden. Bij de Multi-serie kan indien nodig het pomphuis worden ontlucht door de afsluitschroef “Luft” (ontluchting) eruit te draaien. Als toebehoren kan een overeenkomstige spoelpijp worden gebruikt om afzettingen en drijvende lagen in de schacht te voorkomen. ATTENTIE !
Bij een defecte pomp (US-serie) kan een deel van de oliekamer vollopen met vloeistof!
Speciale aansluitingen De toevoer van spoel- of spervloeistof moet met regelmatige tussenpozen worden gecontroleerd. Aansluitingen voor het ontluchten en voor het afvoeren van lekvloeistof moeten ook regelmatig worden gecontroleerd op verstoppingen. Sperren : Bij het sperren is de druk van het afdichtingmedium groter dan de druk van het transportmedium. De afdichtingglijvlakken worden door het afdichtingmedium gesmeerd. De pomp (US-serie) kan de bodem van de put binnen het zuigbereik schoonhouden van verontreinigingen, wanneer een kleine modificatie wordt uitgevoerd. De pompcapaciteit loopt hierdoor iets terug. Door in de zuigvoet ter plaatse van de aangegeven markeringen (zuigkorf dient hiervoor te worden gedemonteerd) 3 gaatjes te boren van 8 mm. Na deze modificatie zuigkorf met afdichting weer monteren. Deze aanpassing kan niet worden toegepast bij de US 151 en US 251). 4.5
Geluidsreducerende opstelling Pompen of pompgroepen kunnen onder ongunstige omstandigheden geluidsniveaus van meer dan 85 dB (A) produceren. Indien nodig moet gehoorbescherming worden gedragen. Denk altijd aan uw veiligheid en volg daarom bij bediening, onderhoud en inbedrijfstelling altijd de van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften en andere technische regels op. Omdat de pomp met of zonder aandrijving doorgaans als installatiecomponent wordt gebruikt is de definitieve opstelling bij levering meestal niet bekend. Geluidsmetingen worden daarom steekproefsgewijs door onze fabrikanten uitgevoerd onder standaard condities. Een geluidsvermindering kan worden bereikt door isolering van de fundatie ten opzichte van de vloer met behulp van een daarvoor geschikte isolatieplaat en door het gebruik van geschikt compensatoren tussen de leidingen en de pomp. De fundatie mag geen vaste verbinding met de vloer of de
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 27 van 48
wanden hebben. Compensatoren moeten regelmatig op veroudering en scheuren gecontroleerd worden. Een andere mogelijkheid voor geluidsreducering is het toepassen van trillingsdempers. In dit geval moet een raamwerk onder de pompvoet of fundatie gemaakt worden. Ook kan een geluidsisolerende omkasting worden geïnstalleerd, waarbij deze omkasting specifiek is afgestemd op het terugdringen van hinderlijke geluidsniveaus. Specifieke gegevens omtrent de te verwachten geluidsemissie kunnen verstrekt worden, mits bij opdracht vermeld. 4.6
Besturing en niveauregeling Pompen zonder een opgebouwde vlotterschakelaar kunnen door het monteren van separate vlotterschakelaars (stekkerklaar) automatisch worden aangestuurd. De vlotterschakelaars voor de alarm- en niveauschakeling, aangegeven minimale afstanden in afbeelding (zie hoofdstuk 4.3) in acht nemen, kunnen vrij beweegbaar worden ingebouwd, maar mogen niet onder de toevoer worden bevestigd! De besturing moet in een droge en goed geventileerde ruimte worden geïnstalleerd. In tegenstelling tot pompen (met automatische schakeling) is de in- en uitvoerschakelhoogte bij toepassing van aparte niveauschakeling variabel. Om te voorkomen dat de pomp blokkeert na lang niet te zijn gebruikt, kan een extra testapparaat voor dagelijkse controle worden geïnstalleerd. Ten behoeve van de aansturing van een dompelpomp is tevens een complete besturingseenheid leverbaar. Met deze besturingskast bent u verzekerd van een goede kwaliteit en werking van de pomp. Een gebruikershandleiding kan indien nodig worden meegeleverd. ATTENTIE !
Installeer de besturingseenheid altijd in een droge, goed geventileerde ruimte, gemakkelijk bereikbare locatie en boven het hevelniveau en niet in de pompput!
Als de besturingseenheid is geïnstalleerd op een plek waar het alarm bijna niet te horen is, kan een waarschuwingslamp of een zoemer worden gebruikt. De maximale lengte van de kabel is 250 m met 2 een minimale dikte van 0,75 mm . (zie gebruiksaanwijzing van de besturingseenheid). 4.7
In- en uitbedrijfstelling Inbedrijfstelling Controleer de draairichting van de pomp, deze is aangegeven middels een pijl op de pomp. Controleer of de draairichting van de motor overeenkomt met die van de pomp, zie ook paragraaf 7.6. Let bij het controleren van de draairichting op voor eventueel niet afgeschermde draaiende delen! Bij de juiste draairichting loopt de aanloopruk tegengesteld aan de richting van pijlen op het motorhuis. Lawaai of een te laag pompvermogen van de reeds ingebouwde pomp wijzen ook op een verkeerde draairichting. Bij een verkeerde draairichting moeten 2 fasen van de voedingskabel worden verwisseld.
De aanloopruk kan met grote kracht plaatsvinden!
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 28 van 48
ATTENTIE !
Gebruik de pomp alleen in overeenstemming met de gegevens op het typeplaatje van de pomp en de informatie bij Technische gegevens in deze gebruikershandleiding, zie hoofdstuk 1.5.
Bij pompen uitgevoerd met oliegesmeerde lagering moet gecontroleerd worden of de oliekamer reeds is gevuld en zo ja met voldoende olie is gevuld. Zo nodig vullen of bijvullen met olie volgens de lijst aanbevolen smeermiddelen. Voor het opstarten moet de pomp en zuigleiding ontlucht en volledig met vloeistof gevuld zijn. Draai de pompas een paar keer rond en vul eventueel vloeistof bij. Op het pompsysteem een druktest uitvoeren, waarbij de testdruk niet hoger is dan de 1,3-voudige nominale druk (zie gegevens typeplaat, paragraaf 4.1) van de pomp en afdichtingsysteem. Indien de pomp is voorzien van een spervloeistof- of spoelvloeistofaansluiting dan de afsluiter in deze toevoer geheel open draaien en controleren of de separate spervloeistoftank of –pot voldoende gevuld is. Om overbelasting van de motor te voorkomen mag alleen opgestart worden met een gesloten persafsluiter. Direct na het bereiken van het bedrijfstoerental moet de persafsluiter langzaam worden geopend en het bedrijfspunt worden ingesteld!
ATTENTIE !
De pomp mag nooit gedurende langere tijd tegen een gesloten persafsluiter draaien!
Een ontoelaatbare opwarming van de vloeistof kan tot beschadiging van de pomp leiden. Indien tijdens het opstarten vibratie optreedt, dit onmiddellijk verhelpen voordat opnieuw opgestart kan worden. Het opnieuw inschakelen is alleen bij stilstaande pompas toegestaan. ATTENTIE !
Terugstromende vloeistof bij stilstaande pomp mag niet tot een tegengestelde draairichting van de pomp leiden. Daardoor kunnen o.a. de draairichtingafhankelijke asafdichtingen beschadigd worden!
In bovenstaande gevallen moet een terugslagklep worden toegepast. Een veranderde pomptoerental (bijvoorbeeld bij frequentieregeling) heeft invloed op het debiet, opvoerhoogte, het opgenomen vermogen, NPSH, het lawaai en de trillingen. Het debiet varieert rechtevenredig met de pomptoerental, de opvoerhoogte varieert als snelheidsverhouding tot de tweede macht en het vermogen tot de derde macht. Het nieuwe bedrijf zal echter ook afhangen van de systeemcurve. Bij het verhogen van het toerental is het daarom belangrijk ervoor te zorgen dat de maximale bedrijfsdruk van de pomp niet wordt overschreden en de aandrijving niet wordt overbelast en dat het lawaai en de trillingen binnen de plaatselijke vereisten en regelgevingen vallen. Bovendien is het ook belangrijk om de pomp niet onder de minimale flow te laten functioneren, om rondpompen van de vloeistof in de pomp te voorkomen. Vlakzuigen Zonder speciale accessoires is vlakzuigen in ondergelopen kelders, en op platte daken, enz. tot aan een waterpeil van ca. 6 mm mogelijk met de U-serie pompen. Hiertoe moet de zuigkorf (zeefvoet) van de pomp met behulp van een schroevendraaier via de demontagesleuven worden verwijderd. Bij de U x KS moet de vlotterschakelaar in de inschakelstand worden vergrendeld. Opdat de pomp ook gaat pompen, moet de afvoerslang voorafgaande aan de pompwerkzaamheden worden geleegd en moet het minimale waterpeil 40 mm bedragen. Bij het vlakzuigen kan niet worden geschakeld. Uitbedrijfstelling De afsluiter in de persleiding sluiten. Wanneer er een terugslagklep aanwezig is en er is voldoende tegendruk in de persleiding dan kan de persafsluiter open blijven. Motor uitschakelen en erop letten of de installatie rustig tot stilstand komt. Bij temperaturen onder het vriespunt van de vloeistof en/of langere periode van buitenbedrijfstelling, moet de pomp volledig afgetapt en geconserveerd worden (zie paragraaf 3.3).
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 29 van 48
4.8
Onderhoud Controle tijdens bedrijf ATTENTIE !
De pomp tijdens het onderhoud / reparatie beveiligen tegen onbedoeld inschakelen, door deze van het net los te koppelen.Alleen werken bij een installatie of pomp die niet onder druk staat!
Onderhouds- en schoonmaakwerkzaamheden alleen door vakbekwaam personeel laten uitvoeren. Het vakpersoneel uitrusten met persoonlijke beschermingsmiddelen. De pomp met regelmatige tussenpozen schoonmaken en onderhouden zodat een storingsvrij gebruik is gegarandeerd. Indien rubber slang wordt gebruikt deze controleren op mechanische en chemische beschadigingen. De zuigkorf (zeefvoet) voorkomt het binnendringen van grote verontreinigingen in de pompbehuizing. Het regelmatig ontdoen van de vlotter en de zuigkorf (zeefvoet) van vezels en aanslag zorgt voor een goed functioneren van de niveauschakeling en een maximaal pompvermogen. Meer onderhoudswerkzaamheden zijn niet nodig. U / US en UB-serie : Voor het reinigen van de zuigkorf (zeefvoet) moeten de binnenzeskantschroeven aan de onderzijde van de pomp worden gedemonteerd om de zuigkorf of deksel te kunnen verwijderen. Bij pompen met een vrije doorlaat van 10 mm is dan alleen nog de sluitplaat te zien. Na deze actie kan de waaier worden gereinigd. Montage geschiedt in om gekeerde volgorde. Multi-serie : Voor het reinigen van de centrifugaalwaaier en het slakkenhuis worden alleen de vier zeskantschroeven eruit gedraaid en de motoreenheid van het slakkenhuis getild. Bij afnemend debiet of verhoging van het lawaai bij gebruik moet de centrifugaalwaaier worden gecontroleerd door een gekwalificeerde technicus en eventueel bijgesteld op een nominale maat van 0,5 – 0,8 mm. Waaiers, waarbij de zuigkorf is verwijderd, kunnen scherpe kanten hebben! Bij het losdraaien van de verkeerde schroeven loopt de olie uit de oliekamer weg. Let op rustig en trillingsvrij draaien van de pomp. Drooglopen van de pomp moet beslist worden voorkomen. Mechanische asafdichtingen laten bij optimale omstandigheden slechts geringe of nauwelijks zichtbare (dampvorm) lekkage zien. ATTENTIE !
Draaien tegen gesloten afsluiter is niet toegestaan!
Om bedrijfszekerheid te garanderen moeten geïnstalleerde reservepompen eenmaal per week door kortstondig in- en uitschakelen in bedrijf worden genomen. Aslagering Vetgesmeerde kogellagers zijn doorgaans voorzien van levensduursmering (geen vetsmeernippel). Alleen wanneer lageringen zijn voorzien van vetsmeernippels moet regelmatig nasmering plaatsvinden (eventueel nasmeerfrequentie opvragen). Lagers dienen na iedere 5000 bedrijfsuren te worden gecontroleerd. Indien van toepassing vul niet meer dan 30-50% van de beschikbare vrije ruimte. Gebruik hiervoor hars- en zuurvrij lagervet(NLGI-klasse 265 tot 295 mm/10). Bij te verpompen vloei0 0 stoffen boven 110 C is lagervet op basis van lithiumzeep aan te bevelen (max. 185 C). Bij nog ho0 gere temperaturen komen siliconenvetten in aanmerking (max. 125 C). De oliekamer van de pomp (U / US en UB) wordt door middel van een messing stop afgedicht. Om de mechanische asafdichting en olie te controleren wordt de olie uit oliekamer opgevangen in een schone maatbeker. Is de olie met water verontreinigd (melkachtig) dan moet deze worden vervangen. Na weer 300 bedrijfsuren en maximaal 6 maanden de olie opnieuw controleren. Is de olie met water en smerige stoffen (product) verontreinigt dan de olie en mechanische asafdichting vervangen.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 30 van 48
De oliekamer kan worden uitgevoerd (ook nadien) met een bewakingssensor. Deze vervangt de messing stop ter plaatse van de oliekamer en kan worden aangesloten op bijv. een controller (bijv. type DKG). De vul- en aftapopeningen van de pomp (Multi-serie) van de oliekamer zijn door een afsluitschroef “DCT” of Öl (olie) naar buiten afgedicht. Ter controle van de oliekeerringafdichting wordt de olie uit de oliekamer met inbegrip van de resterende hoeveelheid afgetapt en verzameld in een schone maatbeker. Als de olie doordrenkt is met water (melkachtig), moet de olie ververst worden. Na weer 300 bedrijfsuren en maximaal 6 maanden de olie opnieuw controleren. Is de olie vermengd met water en verontreinigen dan moet in aanvulling op de olie ook de oliekeeringafdichting worden vervangen. Om de oliekamer te bewaken kan ook achteraf de elektrode van een afdichtingcontroleapparaat “DCT” of “DCT-Ex” in plaats van de afsluitschroef “DCT” worden gemonteerd. Om een juiste werking van de pomp te waarborgen, dient na ingebruikname de olie te worden vervangen na 300 bedrijfsuren en daarna elke 1.000 bedrijfsuren. Bij weinig gebruik van de pomp wordt het vervangen van de olie geadviseerd om dit 1x per jaar uit voeren. Wanneer een sterk abrasieve vloeistof wordt verpompt moet dit uiteraard vaker worden gedaan.
Afgewerkte olie mag absoluut niet in het riool gegooid worden. Deze inleveren als klein chemisch afval bij een erkende afvalinzamelaar.
Bij ongunstige bedrijfsomstandigheden, zoals bijvoorbeeld bij hoge omgevingstemperatuur, corrosieve en zeer stoffige omgeving moeten de lagers dienovereenkomstig eerder gecontroleerd en zo nodig vervangen worden. ATTENTIE !
Defecte / versleten lagers leiden tot vervolgschade en kunnen een verhoogde geluidsemissie tot gevolg hebben!
Smeermiddelen Als olie wordt een hydraulische mineraalolie HLP toegepast met een viscositeitklasse van 22 tot 46, bijv. Mobil DTE 22. DTE 24 of DTE 25. 3
3
US-serie : De hoeveelheid olie per pomp bedraagt 700 cm voor de US 253, 500 cm voor de US 3 151 en US 251 en 300 cm voor alle andere US pompen. 3
3
UB-serie : De hoeveelheid olie per pomp bedraagt 500 cm voor de UB 251 en 300 cm voor alle andere UB pompen. 3
Multi-serie : De vulhoeveelheid bedraagt 1.000 cm , behalve voor A1 en B1 pompen, deze moeten 3 worden gevuld met 800 cm . ATTENTIE !
De oliekamer mag alleen worden gevuld met de voorgeschreven oliesoorten. Te veel oliën in de oliekamer kan het correct functioneren van de pomp belemmeren.
Asafdichtingen De mechanische asafdichtingen vragen geen onderhoud. Aanwezige spoelaansluitingen moeten altijd worden gebruikt. Treedt er na langere tijd lekkage op dan moet de asafdichting als complete set worden vervangen. Revisie advies Indien een pomp geheel gecontroleerd en/of gereviseerd moet worden dan adviseren wij deze naar de leverancier terug te sturen tenzij voldoende vakbekwaam personeel en voorzieningen aanwezig
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 31 van 48
zijn om de revisie volgens de voorschriften ter plaatse uit te voeren. In dat geval verzoeken wij u de specifieke de- en montagevoorschriften bij ons op te vragen (indien niet anders beschikbaar dan zullen deze in de oorspronkelijke taal worden geleverd). Om de pomp tegen inbedrijfstelling te beveiligen moeten de aansluitkabels van de motor worden losgenomen. De installatie of pompgroep moet beveiligd worden tegen onopzettelijk inschakelen. Als de pomp voor revisie wordt geretourneerd dan verzoeken wij u deze voor verzending af te tappen en te spoelen en ter voldoening aan de veiligheids- en milieuvoorschriften een “Veiligheidsverklaring Pompen” mee te zenden (zie bladzijde 34). Eventueel kunt u deze opvragen bij Verder B.V. of downloaden van de website www.verder.nl. De afsluiters in de persleidingen moeten worden gesloten en worden beveiligd tegen onbevoegd openen. Het pomphuis moet de omgevingstemperatuur hebben aangenomen en moet drukloos en afgetapt zijn. Bij pompen voor het transport van vloeistoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid of het milieu, moet er bij het legen van de pomp op worden gelet dat er geen gevaar voor personen of milieu ontstaat. De wettelijke bepalingen moeten worden nagekomen. Passende beschermende kleding en zo nodig een beschermingsmasker dragen. De gebruikte spoelvloeistof en vloeistofresten in de pomp moeten vakkundig en zonder gevaar voor personen en milieu worden opgevangen en afgevoerd. Er zal altijd een minimum aan vloeistof in de pomp achterblijven. Zorg er dus voor dat de pomp zorgvuldig en met een geschikt middel gespoeld wordt of neem de nodige voorzorgen om schade door achtergebleven vloeistofresten te verhinderen. Als ontvlambare, giftige of gevaarlijke producten verpompt werden, moet het reinigen van de inwendige delen van de pomp overgelaten worden aan degelijk opgeleid personeel. Raadpleeg en respecteer steeds de veiligheidsvoorschriften die voor het verpompte product van toepassing zijn. Vloeistof en spoelvloeistof incl. resten als chemisch en/of industrieel afval inleveren bij een erkende afvalinzamelaar. De pomp altijd beveiligen tegen omvallen. Bij het losmaken van de pomp uit het leidingsysteem bestaat het risico dat deze omvalt, waardoor personen ernstig gewond kunnen raken.
De pomp alleen in drukloze, lege of ontsmette toestand demonteren en transporteren!
Bij de verschillende bouwvormen dient men als volgt te handelen : Pompen in blokbouwvorm : Pomp scheiden van het leidingsysteem en eventuele extra aansluitingen. Montagebouten van pompvoet en/of motorvoet losdraaien. Andere mogelijkheid is om de pompgroep compleet te demonteren uit het leidingsysteem : Pomp scheiden van het leidingsysteem en eventuele extra aansluitingen. Bevestigingsbouten cq. ankers losdraaien en vervolgens de pompgroep verplaatsen. Bij demontage van pompgroep mag beslist geen geweld worden gebruikt! Gebruik de juiste transport- en hijsmiddelen bij demontage, zie paragraaf 3.2! De pompgroep tijdens transport met passende bevestigingsmiddelen vastzetten op een voldoende stevige pallet of in een stevige geschikte doos. Zuig – en persaansluiting moeten worden afgedicht. Pomp of pompgroep verschroten : Voer componenten als bijv. pomp, aandrijving koppeling, beschermkap of fundatieplaat, al naar gelang de aard van het materiaal en de bestaande voorschriften, af als staalschroot, RVS, aluminium, koper of kunststof.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 32 van 48
Storing en storingsoorzaak Storingen in een pompinstallatie kunnen verschillende oorzaken hebben. De storing hoeft niet in de pomp te zitten, maar ook door het leidingsysteem of de bedrijfsomstandigheden veroorzaakt worden. Controleer altijd eerst of de installatie conform de voorschriften in deze gebruikershandleiding is uitgevoerd en of de bedrijfsomstandigheden nog overeenkomen met de specificaties waarvoor de pomp is aangeschaft. Bij een storing de pomp onmiddellijk stilzetten en de storing door een bevoegde persoon laten verhelpen. In het algemeen zijn storingen bij een pompinstallatie terug te brengen tot de volgende oorzaken : Storingen aan de pomp. Storingen of fouten in het leidingsysteem. Storingen door onjuiste installatie of inbedrijfstelling. Storingen door onjuiste pompkeuze ATTENTIE !
Om storingen te kunnen verhelpen moet de pomp afgekoeld, drukloos en tevens afgetapt zijn!
Het overzicht geeft eventuele storingen aan met mogelijke oorzaken. Voor storingen die hier niet genoemd worden of die te wijten zijn aan andere oorzaken, gelieve u contact op te nemen. In het geval van een defecte pomp kan een deel van de olie uit de oliekamer in het op te pompen materiaal terechtkomen. Overzicht van eventueel voorkomende storingen bij dompelpompen : Pomp loopt niet : Controleer de netspanning (geen spanningzoeker gebruiken). Zekering defect = eventueel te zwak (zie elektrische aansluiting). Voedingskabel beschadigd = reparatie om veiligheidsredenen alleen door de leverancier. Pomp loopt, maar pompt niet : Zorg ervoor dat de pomp niet al vóór de onderdompeling is ingeschakeld. Persleiding of slang legen, zodat de terugslagklep zich opent en de lucht kan ontsnappen uit het slakkenhuis. Dit euvel kan ook worden verholpen via de in de hoofdstukken 4.3 en 4.5 beschreven ontluchtingsgaten. Waaier geblokkeerd : Vaste stoffen en vezels hebben zich in het pomphuis vastgezet = reinigen (zie hoofdstuk 4.9) Verminderde capaciteit : Zuigkorf (zeefvoet) verstopt = reinigen (zie hoofdstuk 4.9). Persleiding verstopt = reinigen. Waaierspleet te groot (Multi-serie) Waaier versleten = vervangen. Bij het opklemmen van de nieuwe waaier moet de as van de motorpomp aan de andere kant worden ondersteund, omdat anders de kogellagers uit hun positie worden gedrukt. Verkeerde draairichting = 2 fasen van de stroomkabel laten verwisselen door een erkende elektromonteur. Toename van geluidsniveau ; Waaier versleten = vervangen. Bij het opklemmen van de nieuwe waaier moet de as van de motorpomp aan de andere kant worden ondersteund, omdat anders de kogellagers uit hun positie worden gedrukt.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 33 van 48
5.
Veiligheidsverklaring pompen
ALGEMENE INFORMATIE Betreft : Veiligheidsverklaring voor reparatie, service en/of proefdraaien van pompen en pompinstallaties. Verder B.V. wil zeker stellen, dat het zijn werknemers niet bloot stelt aan onnodige gevaren en risico’s. Om deze reden verzoeken wij uw medewerking bij het completeren van deze verklaring en vervolgens te retourneren naar onderstaand adres of te overhandigen aan onze servicemonteur.
Klant
:
Verder B.V. / Groningen
Afdeling
:
Technical Support
Faxnummer / e-mail
:
+31 (0)50 549 59 22 /
[email protected]
Contactpersoon
:
Goederen worden pas in behandeling genomen of servicewerkzaamheden worden gestart, nadat deze verklaring op kantoor of door onze servicemonteur is ontvangen. Wij zijn u erkentelijk voor uw medewerking, zodat wij onze reparatie en service op een zo verantwoord mogelijke wijze kunnen blijven uitvoeren.
1. KLANTGEGEVENS : Klant
:
Adres
:
Postcode
:
Woonplaats
:
Telefoonnummer
:
Faxnummer
:
Contactpersoon
:
Afdeling
:
Opdrachtnummer
:
2. POMPGEGEVENS : Fabrikaat + Type
:
Serienummer
:
3. PROCESGEGEVENS : Medium
:
Gereinigd met
:
Uitgevoerd door
:
Datum
:
Opmerkingen
:
Veiligheidsvoorschriften medium s.v.p. aankruisen wat van toepassing is.
SCHADELIJK
GIFTIG
BRANDBAAR
ONTVLAMBAAR
EXPLOSIEF
RADIOACTIEF
CORROSIEF
MILIEUGEVAARLIJK
VEILIG
Een kopie van deze verklaring s.v.p. meesturen met de pomp of overhandigen aan onze servicemonteur. Indien van toepassing een kopie van het productveiligheidsblad bijvoegen. Wanneer de pomp moet worden getransporteerd, alle pompaansluitingen afsluiten, dit om veiligheids-, gezondheids- en milieurisico’s te vermijden.
Hiermee bevestigd ondergetekende dat de pomp volledig is ontdaan van gevaarlijke stoffen (zuren, logen, oplosmiddelen, etc.) en gereinigd is. Mocht tijdens demontage of proefdraaien het vermoeden bestaan, dat de pomp resten bevat van gezondheids- en/of milieubelastende stoffen, dan houdt Verder B.V. zich het recht voor om de betreffende pomp naar de opdrachtgever te retourneren of om de servicewerkzaamheden te stoppen.
Naam
:
Datum
:
Handtekening
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 34 van 48
:
6.
Aanvullende veiligheids- en bedrijfsvoorschriften voor elektromotoren.
6.1
Algemeen In verband met de veelheid van mogelijke fabrikaten en uitvoeringen van door Verder B.V. meegeleverde aandrijvingen, kan alleen een aantal algemene aanwijzingen worden gegeven. Deze zijn voor ervaren installatie- en/of servicemonteurs meestal voldoende. Vraag bij twijfel of bij het ontbreken van voldoende informatie deze, voor u tot installatie overgaat, op bij Verder B.V.
Tijdens gebruik kunnen motoren zeer heet worden.
Tijdens bedrijf moet rekening worden gehouden met bewegende delen en, ook na uitschakeling, met spanningvoerende delen en hete oppervlakken. Zoals dit geldt voor pompinstallaties in het algemeen, dienen transport, installatie en onderhoud uitsluitend te worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Dit onder strikte naleving van de desbetreffende technische handleidingen en voorschriften, de waarschuwings- en instructiegegevens, de installatiespecifieke bepalingen en vereisten, de nationale en regionale voorschriften ten aanzien van installatie en veiligheid. Foutieve installatie en/of bediening, ongeoorloofd gebruik en ondeskundig handelen kan zwaar lichamelijk letsel en/of grote materiële schade tot gevolg hebben!
6.2
Toepassing volgens de voorschriften De door Verder B.V. geleverde pompen en pompgroepen zijn bestemd voor inbouw in industriële installaties en voldoen aan de Machinerichtlijn 2006/42/EG. Inbedrijfname is verboden, totdat is vastgesteld dat de installatie of machine voldoet aan deze Machinerichtlijn. Door het aanbrengen van bekabeling en de toepassing van diverse elektrische componenten bij installatie, dient ook te worden nagegaan of de installatie voldoet aan de EMC-Richtlijn 2004/108/EG. De motoren zijn ontworpen voor industrieel gebruik en mogen daarom uitsluitend worden geïnstalleerd door vakkundig en bevoegd personeel. Vóór inbedrijfstelling dient de installatie conform alle voorschriften, wetsbepalingen en technische normen te worden uitgevoerd.
6.3
Transport en opslag Geconstateerde beschadigingen moeten direct aan de vervoerder en Verder B.V. worden gemeld. Voor het melden van eventuele schade, zie paragraaf 3.1 – Controle geleverde goederen. Hijsogen dienen vast aangedraaid te zijn en mogen alleen voor het heffen van het eigen gewicht van de aandrijving (en NIET van de gehele pompgroep!) worden gebruikt! Opslag mag alleen plaats vinden in een droge, stofvrije en trillingsarme ruimte, waarbij openingen van kabelinvoeren en doorlopende bevestigingsgaten tijdelijk afgedicht worden. Houd er rekening mee dat na een opslag van een jaar de gebruiksduur van het vet in de lagers afneemt. Opslaan is 0 0 toegestaan bij temperaturen tussen de -20 C en +40 C. Activeer, indien deze is gemonteerd, de stilstandverwarming; gebruik anders een droogmiddel. Roteer ook de as iedere week Ook wordt geadviseerd, na langere stilstandtijd, de isolatieweerstand van de wikkelingen te (laten) controleren alvorens toto inbedrijfstelling over te gaan. Als de isolatieweerstand lager is dan 10 0 Mohm, gemeten met een meggerspanning van 500 V bij een temperatuur van 20 C, verdient het aanbeveling de motorwikkeling te laten drogen.
6.4
Opstelling- en montagevoorschriften Op de plaats van gebruik moeten de condities voldoen aan alle op het typeplaatje en in de gebruikershandleiding vermelde gegevens. Tenzij hierin uitdrukkelijk is voorzien, geldt :
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 35 van 48
Een toelaatbare omgevingstemperatuur van –15 tot +40 C. Een te hoge omgevingstemperatuur zal de goede werking van de motor nadelig beïnvloeden. Oliën, zuren, gassen, dampen en stralingen in de directe omgeving zijn niet toegestaan. Opstelling en montage van de motor op een vaste en vlakke ondergrond en/of fundatie, die zwaar genoeg is om het gewicht en de trillingen van de motor(en) op te vangen. Relevante afschermen op en rondom de motor moeten naar behoren zijn aangebracht. Schakelapparatuur altijd aanbrengen in hiervoor geschikte droge, stofvrije en afsluitbare ruimte. 0
6.5
0
Vermogensafname Het vermogen van de motor wordt door middel van rechtstreeks op de as gemonteerde onderdelen afgenomen. Een nauwkeurige uitlijning verhoogt onder meer de levensduur van de lagers. Bij rechtstreeks op de as gemonteerde onderdelen die een grotere diameter hebben, dien men wel op de “lager-rotatiekrachten” te letten. Stoten en slagen moeten in ieder geval worden vermeden. Om de motoras niet ontoelaatbaar te belasten, moeten de motor en de pomp zorgvuldig worden uitgelijnd. De toelaatbare radiale krachten mogen niet worden overschreden.
6.6
Elektrische aansluiting
Er mag alleen aan de installatie worden gewerkt wanneer deze spanningsvrij is. De installatie moet worden beveiligd tegen opzettelijk inschakelen. De motor moet overeenkomstig de op het typeplaatje vermelde gegevens en volgens het aansluitschema in de klemmenkast worden aangesloten. Tenzij hierin uitdrukkelijk is voorzien, geldt : De aansluiting van de motor moet voldoen aan de ter plaatse geldende voorschriften, waarbij een thermische beveiliging (motorbeveiligingsschakelaar) het risico van overbelasting van de motor moet beperken. Aansluiting op het elektriciteitsnet en inbedrijfstelling mag uitsluitend worden uitgevoerd door een erkend installateur. De nominale spanning en frequentie van de motor moeten overeenkomen met de gegevens van het voedingsnet. Let erop dat in sommige gevallen één-fase motoren worden geleverd zonder toebehoren (condensatoren, aanlooprelais of schakelaar). In dit geval moeten de benodigde delen via de vakhandel worden aangeschaft en conform de voorschriften worden aangesloten. Voor motoren die zijn bestemd voor schakelbedrijf met veel schakelingen, is de gebruikelijke motor beveiligingsschakelaar niet voldoende. Dergelijke motoren kunnen worden uitgerust met temperatuurvoelers in het wikkelingenpakket en via schakeling worden bewaakt. Aansluiten motor : - Kabeldoorsneden controleren. - In de klemmenkast, aansluiting wikkelingen controleren en zonnodig vastdraaien. - Motor aansluiten volgens bijgevoegd aansluitschema. - Klemmenbruggen juist aanbrengen. - Aansluitingen en aardkabel goed vastdraaien. Een elektrische schok kan voor personen dodelijk zijn. De behuizing van de pomp moet op de aarde van het gebouw zijn aangesloten om potentiaalverschillen op te heffen. 6.7
Inbedrijfstelling Verzeker u er voor inbedrijfstelling van dat : Controlemaatregelen na langere opslagtijd zijn uitgevoerd. Alle aansluitingen volgens de voorschriften zijn uitgevoerd. De aandrijving onbeschadigd en niet geblokkeerd is. De draairichting van de aandrijving goed is (zie hiervoor de draairichtingspijl op de pomp). Schakel de motor slechts gedurende korte tijd in en controleer de draairichting. Motoren kunnen voor beide draairichtingen gebruikt worden. Men kan de draairichting wijzigen door twee willekeurige net-aansluitdraden te verwisselen.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 36 van 48
Alle motorbeveiligingen zijn aangebracht en juist zijn ingesteld. Er geen andere gevaarbronnen zijn. Verzeker u er tijdens inbedrijfstelling van dat : De aandrijving probleemloos draait (let op : niet op toeren komen, wisselend toerental, sterke geluidsproductie, trillingen etc.). Bij storing of twijfel de aandrijving direct uitschakelen en oorzaak storing (eventueel in overleg met Verder B.V.) vaststellen!
6.8
Inspectie / Onderhoud Schakel altijd de installatie uit voordat een inspectie- of onderhoudsbeurt wordt uitgevoerd. Ook na uitschakeling moet rekening worden gehouden met bewegende, spanningsvoerende of hete delen!
ATTENTIE !
Beveilig de installatie altijd tegen onbedoeld en onbevoegd inschakelen zolang de werkzaamheden duren!
Periodiek onderhoud moet elke 2.000 werkuren of elke drie maanden worden uitgevoerd. Alle montagebouten en elektrische verbindingen dienen te worden gecontroleerd en indien noodzakelijk te worden vastgedraaid. Tevens periodiek lagers nasmeren, indien hiervoor de mogelijkheid aanwezig is, nasmeertijden kunnen worden opgevraagd bij de leverancier. Regelmatig het oppervlak en de koelluchtopeningen van de motor schoonmaken. Bij motoren na 10.000 bedrijfsuren (of zoveel korter als abnormale bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken) : Motor inspecteren. Controle van de lagers en de verkleuring van het vet, eventueel lagers vervangen. Asafdichting(en) vervangen. Schoonmaken zowel binnen als buiten de motor De lagers zijn voorzien van kogellagervet op lithium-basis en dienen ieder drie jaar vervangen te worden. Sla nooit op een lager met een hamer en gebruik altijd de juiste gereedschappen voor montage en demontage. Motoren die worden blootgesteld aan extreem hoge of lage temperaturen moeten worden voorzien van speciaal vet en/of speciale lagers. Let er bij het verwijderen van de rotor op dat de wikkelingen niet worden beschadigd. Bij revisie van de motor moeten de lagers worden vervangen. Voor de smering van lagers dient een smeervet te worden toegepast, bestaande uit minerale basisoliën en een verdikker op basis van lithiumzeep of een lithiumzeepcomplex, met een consistentieklasse van 3 volgens NLGI. Elektromotoren worden door Verder B.V. volgens WB standaard- en/of klantspecificaties toegepast. Bij standaard toepassingen, zoals aangegeven in deze gebruikershandleiding, zullen de specificaties van andere fabrikaten hier doorgaans mee overeenkomen. Eventueel kan een specifiek bedrijfsvoorschrift worden opgevraagd. Ook de exacte hoeveelheden worden op aanvraag verstrekt.
Aandrijving verschroten : Voer stator en rotor, al naar gelang de aard van het materiaal en de bestaande voorschriften, af als staalschroot, aluminium, koper of kunststof.
Indien een aandrijving geheel gecontroleerd en/of gereviseerd moet worden dan adviseren wij u deze terug te sturen naar Verder B.V. t.a.v. de afdeling Technical Support, zie paragraaf 1.3.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 37 van 48
6.9
Motorstoringen Fout
Oorzaak
Oplossing
Motor te warm (kan alleen Motor in driehoek geschakeld door meting worden be- i.p.v. de geprojecteerde ster- Aansluitschakeling corrigeren. oordeeld) schakeling. Netspanning wijkt meer dan 5% af van de nominale motorspanning. Hogere spanning heeft bij hoogpolige motoren een ongunstige uitwerking Zorg voor een juiste netspanning omdat bij deze motoren bij normale spanning, in onbelaste toestand, een stroom loopt die vrijwel gelijk is aan de nominale stroom. Overbelasting, bij normale Grotere aandrijving (pomp) inbounetspanning, te hoge stroom wen (bepaald door vermogensmeen een te laag toerental. ting). Bedrijfssoort (S1 tot S8 DIN 57 530) overschreden. Wordt bv. de motor t.g.v. een te groot aantal schakelingen te warm Bedrijfssoort aanpassen. Raadpleeg dan kan niet zonder meer een de fabrikant. groter motortype worden gekozen omdat de effecten hierbij hetzelfde zullen zijn. Slechte kabelverbinding (tijdeKabelverbinding controleren en evt. lijk 1-fase bedrijf). Doorgebrangebreken verhelpen. de smeltveiligheid Motor loopt niet aan.
Smeltveiligheid vernieuwen. ThermiSmeltveiligheid doorgebrand. sche beveiliging resetten, op juiste Thermische beveiliging uitgeinstelling controleren, zo nodig corrischakeld. geren. Motorbeveiligingsschakelaar spreekt aan.
Motorbeveiligingsschakelaar op de juiste instelling controleren en opnieuw inschakelen.
Motormagneetschakelaar Stuurstroomcircuit van de motormschakelt niet, fout in het stuur- agneetschakelaar controleren en de stroomcircuit. fout verhelpen. Motor loopt niet of zwaar aan.
Motor loopt niet of zwaar aan. Motor is gewikkeld voor drieSchakeling corrigeren. hoekschakeling maar in ster geschakeld. Spanning of frequentie wijkt in ieder geval bij het inschakelen Voor een betere stroomvoorziening sterk af van de nominale waar- zorgen. de.
Motor loopt in sterschakeling niet aan maar wel in driehoekschakeling.
Indien driehoekinschakelstroom niet te hoog is, direct inschakelen. AnKoppel bij sterschakeling is niet ders een grotere motor aanbouwen voldoende. of na raadpleging fabrikant een speciale motoruitvoering.
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 38 van 48
Fout
Oorzaak
Oplossing
Sterdriehoekschakelaar maakt Sterdriehoekschakelaar nakijken en geen contact. eventueel repareren. Motor bromt en heeft hoge stroomafname.
Defecte wikkeling.
Motor moet gerepareerd worden.
Rotor loopt aan.
Motor moet gerepareerd worden.
Smeltveiligheden branden door of motorbeveiligingsschakelaar schakelt direct af.
Kortsluiting in de leiding of Kortsluiting verhelpen. motor. Motor maakt sluiting met het Kortsluiting door fabrikant of reparahuis of heeft kortsluiting in de tiebedrijf laten verhelpen. windingen. Motor is verkeerd aangesloten. Motor op de juiste manier aansluiten.
6.10
Motor draait in de verkeerde draairichting.
Motor is verkeerd aangesloten. 2 fasen verwisselen.
Beschadigde wikkelingen.
-
Motor moet terug naar fabrikant of naar een gespecialiseerd reparatiebedrijf.
Aansluitschema’s elektromotoren Aansluitingen voor elektromotoren staan als aansluitschema’s vermeld op de pagina’s 39 t/m 48. Er mag alleen aan de installatie worden gewerkt wanneer deze spanningsvrij is. De installatie moet worden beveiligd tegen opzettelijk inschakelen!
Schakelschema Wisselstroom / 407422
Schakelschema Gelijkstroom / 413073
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 39 van 48
Schakelschema voor lage spanning – driehoek / 23291_06
Schakelschema voor hoge spanning – ster / 23290_08
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 40 van 48
Schakelschema voor lage spanning – 1 fase motoren / 24089_04
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 41 van 48
Schakelschema US 151 E / ES – 25628_04
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 42 van 48
Schakelschema US 152, US 153, US 155 E / ES en UB 152 ES – 40913_00
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 43 van 48
Schakelschema US 152, US 153, US 155 D / DS en UB 152 DS – 40912_00
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 44 van 48
Schakelschema US 151, US 251, US 253 D / DS en UB 251 DS – 40252_03
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 45 van 48
7.
Aantekeningen
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 46 van 48
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 47 van 48
Voor service en reparatie aan alle merken pompen (en voor onderdelen) belt u:
050 – 549 59 00 of:
0800 - 7667767
CF-DP-06/2014-2.0-NL / Pagina 48 van 48