Originele Gebruikershandleiding
VERDRINGERPOMPEN ► Tandwielpomp - Kracht
TYPE :
KF, BT(H), KP
Ordernummer
:
Uitgave
: VD-TPK-01/2013-1.0-NL
Serienummer
:
Artikelnummer :
Type
:
Code
: OG-TPK
Lees deze gebruikershandleiding aandachtig door en neem kennis van de inhoud voordat men de pomp in gebruik stelt of er onderhoud aan pleegt. Technische wijzigingen voorbehouden.
Inhoudsopgave EG - Verklaring van Overeenstemming
4
Inbouwverklaring
5
Inleiding
6
1.
Algemeen
7
1.1 1.2 1.3 1.4
7 7 8 8
2.
Veiligheid 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
3.
4.
9
Verklaring van veiligheidsaanduidingen Kwalificatie en opleiding personeel Gevaren verbonden aan het niet opvolgen van veiligheidsinstructies Veiligheidsbewust werken Veiligheidsinstructies voor bedrijfsleiding en het bedienend personeel Veiligheidsinstructies voor inspectie-, onderhouds- en montagewerkzaamheden Modificaties aan pomp, pompgroep en onderdelen zonder toestemming Specifieke aanwijzingen voor het werken met verdringerpompen Specifieke aanwijzingen in verband met magnetisch veld
9 10 10 11 11 12 12 12 13
Transport en opslag
13
3.1 3.2 3.3
13 13 15 15 15
Controle geleverde goederen Transport Opslag - Algemeen - Conservering
Algemeen bedrijfsvoorschrift voor verdringerpompen
15
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
16 16 21 21 22 22 23 23 24 25 25 25 26 26 27 27 27 28 29 29 30 31
4.8 4.9 4.10
5.
Inleiding Garantie Service en ondersteuning Uitvoeringen
Markering Typeaanduiding Opstelling Uitlijning koppeling & controle snaaraandrijving Demontage/montage beschermkap Aansluiting elektrische aandrijving Leidingwerk - Algemeen - Zuigleiding - Persleiding - Speciale aansluitingen Geluidsreducerende opstelling In- en uitbedrijfstelling - Inbedrijfstelling - Uitbedrijfstelling Onderhoud - Controle tijdens bedrijf - Aslagering - Smeermiddelen - Asafdichtingen - Revisie advies - Storing en storingsoorzaak
Veiligheidsverklaring Pompen
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 2 van 52
34
6.
7.
Aanvullende veiligheids- en bedrijfsvoorschriften voor elektromotoren, verbrandingsmotoren, motorreductoren en – variatoren
35
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11 6.12 6.13
35 35 35 35 36 36 37 38 39 41 42 45 45
Algemeen Toepassing volgens de voorschriften Transport en opslag Opstelling- en montagevoorschriften Vermogensafname Elektrische aansluiting Inbedrijfstelling Inspectie / Onderhoud Lager- en smeertabellen electromotoren Motorstoringen Smeermiddelen motorreductoren en –variatoren Verbrandingsmotoren Aansluitschema’s elektromotoren
Aantekeningen
49
Vertaling Deze gebruikershandleiding is het originele document en geen vertaling. Bij levering in landen van de EU moet de gebruikershandleiding in de taal van het land van de gebruiker worden vertaald. Voor een vertaling van deze gebruikershandleiding neem contact op met Verder B.V. Copyright (Auteursrecht) Verstrekking aan derden is, evenals vermenigvuldiging van dit document en het te gelde maken van de inhoud ervan, voor zover niet uitdrukkelijk toegestaan, verboden. Overtreding hiervan verplicht tot schadevergoeding Alle rechten voorbehouden
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 3 van 52
EG – VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING (volgens Bijlage II.1.A van de Machinerichtlijn 2006/42/EG) Fabrikant Verder B.V. Leningradweg 5 9723 TP Groningen Nederland
Wij verklaren hierbij dat :
De volgende productgroep uitgevoerd als machine (pomp geleverd met aandrijving) in overeenstemming zijn met alle toepasselijke bepalingen van de richtlijnen en, in voorkomend geval, met de geharmoniseerde normen of delen van deze normen, welke zijn aangegeven in deze verklaring.
Productgroep
Type
: Tandwielpomp - Kracht (TPK) :
KF, BT(H), KP
Technisch Dossier (TD) : Ordernummer fabrikant (zie voorblad gebruikershandleiding) Richtlijnen
: De volgende Europese Richtlijnen zijn van toepassing
Normen
2006/42/EG 2004/108/EG
: Machinerichtlijn : EMC-richtlijn
: De volgende geharmoniseerde Normen zijn van toepassing
NEN-EN 809 Algemene veiligheidseisen : Pompen en pompeenheden voor vloeistoffen
NEN-EN-ISO 12100:2010 Veiligheid van machines : Basisbegrippen voor ontwerp - Risicobeoordeling en risicoreductie.
De pompgroepen (machine) waarop deze verklaring betrekking heeft mogen pas in gebruik worden gesteld nadat deze op de door de fabrikant voorgeschreven wijze zijn geïnstalleerd en , in voorkomend geval, nadat het totale systeem waarvan deze pompen deel uitmaken, geheel in overeenstemming met de bepalingen van Richtlijn 2006/42/EG is gebracht.
Plaats Datum
: Groningen : 01-01-2013
Naam Functie
Handtekening :
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 4 van 52
: Robert Jan Kooke : Kwaliteitsmanager
INBOUWVERKLARING (volgens Bijlage II.1.B van de Machinerichtlijn 2006/42/EG) Fabrikant Verder B.V. Leningradweg 5 9723 TP Groningen Nederland
Wij verklaren hierbij dat :
De gedeeltelijke voltooide pompen van de volgende productgroep in overeenstemming zijn met alle toepasselijke bepalingen van de richtlijn en, in voorkomend geval, met de geharmoniseerde normen of delen van deze normen, welke zijn aangegeven in deze verklaring.
Productgroep
Type
: Tandwielpomp - Kracht (TPK) :
KF, BT(H), KP
Technisch Dossier (TD) : Ordernummer fabrikant (zie voorblad gebruikershandleiding) Richtlijnen
: De volgende Europese Richtlijnen zijn van toepassing
Normen
2006/42/EG
: Machinerichtlijn
: De volgende geharmoniseerde Normen zijn van toepassing
NEN-EN 809 Algemene veiligheidseisen : Pompen en pompeenheden voor vloeistoffen
NEN-EN-ISO 12100:2010 Veiligheid van machines : Basisbegrippen voor ontwerp - Risicobeoordeling en risicoreductie.
En dat deze bestemd zijn om af te bouwen van het gespecificeerde type tot een volledige pompgroep en op grond van de Richtlijn 2006/42/EG pas in gebruik mag worden genomen nadat de gehele machine, in overeenstemming met de richtlijn is gebracht en verklaard.
Plaats Datum
: Groningen : 01-01-2013
Naam Functie
Handtekening :
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 5 van 52
: Robert Jan Kooke : Kwaliteitsmanager
Inleiding Deze gebruikershandleiding geeft de meest belangrijke informatie over de Kracht tandwielpompen en is opgesteld volgens NEN 5509 (gebruikershandleidingen : Inhoud, structuur, formulering en presentatie) en is bestemd voor gebruikers en installateurs met enige kennis van installatie en het gebruik van pompen, pompgroepen en –installaties. Houdt U altijd aan deze instructies! Gedetailleerde gegevens van de pomp of aandrijving als bijvoorbeeld doorsnedentekening, lijst met reserveonderdelen, de- en montage-instructies zijn vermeld in de specifieke gebruikershandleiding van de pomp of aandrijving. Zie ook het overzicht van toepassing zijnde documenten in deze inleiding. Deze kunnen indien nodig worden bijbesteld. Deze gebruikershandleiding dient altijd in de buurt van de werkplek van het product of samen met het product bewaard te worden! Deze gebruikershandleiding is bedoeld om op eenvoudige wijze vertrouwd te raken met het product en het toelaatbare gebruik daarvan en om zo mee te helpen te voldoen aan de veiligheidseisen. De instructies houden niet noodzakelijk rekening met de plaatselijke voorschriften. Zorg ervoor dat dergelijke voorschriften door iedereen worden opgevolgd, inclusief die personen die het product installeren. Reparatiewerkzaamheden altijd afstemmen met het bedieningspersoneel en neem alle plaatselijke veiligheidseisen en van toepassing zijnde veiligheids-, gezondheids- en wettelijke voorschriften in acht. Deze gebruikershandleiding moet gelezen worden voordat de pomp of pompgroep geïnstalleerd, bestuurt, gebruikt en onderhouden wordt, waar ook ter wereld en in overeenstemming met de meegeleverde gebruikershandleiding. De pomp of pompgroep mag niet gebruikt worden totdat aan alle voorwaarden met betrekking tot veiligheid voldaan is. Het negeren en niet toepassen van de huidige gebruikershandleiding wordt als misbruik gezien. Lichamelijk letsel, productschade, vertraging of storingen veroorzaakt door misbruik vallen niet onder de garantie van Verder B.V.! Documenten welke ook van toepassing zijn bij de Kracht tandwielpompen zijn : Document
Doel
Aanvullende ATEX-handleiding
Bedrijf in explosiegevaarlijke omgeving
Gegevensblad voor order Opstellingstekening cq. maatschets
Technische gegevens, gebruiksvoorwaarden 1)
Opstellingsmaten, aansluitmaten, enz.
Technische beschrijving
Technische gegevens, gebruiksgrenzen
Specifieke gebruikshandleiding
IOM, doorsnedentekening, onderdeelnummers, enz.
Toeleveringsdocumentatie
Technische documentatie voor toeleveringsonderdelen
Pakbon
Gegevens over leveromvang, gewicht, enz.
Conformiteitverklaring, inbouwverklaring
Normconformiteit dat de pomp of pompgroep aan alle eisen van de toepasselijke EG-richtlijn(en) voldoet (zie pagina 4 en 5)
1)
Kan indien nodig worden meegeleverd, wanneer deze is besteld bij opdracht.
Deze gebruikershandleiding is met grote zorgvuldigheid samengesteld om er zeker van te zijn dat er geen onjuistheden in staan of er gegevens ontbreken. De informatie als gegeven in deze gebruikershandleiding is compleet op de datum van druk (zie uitgave op het voorblad van deze gebruikershandleiding). Ondanks alle moeite die Verder B.V. heeft gedaan om correcte en alle noodzakelijke informatie te verstrekken, kan de inhoud van deze gebruikershandleiding onvoldoende lijken en is deze niet gegarandeerd door Verder B.V. wat betreft volledigheid. Verder B.V. behoudt zich het recht voor om zonder kennisgeving elk van haar producten aan te passen of te wijzigen, dit is in lijn met onze werkwijze om onze producten, door middel van onderzoek en ontwikkeling, continue te verbeteren. Dit zonder verplichting om voorgaande modellen overeenkomstig aan te passen. Bezoek onze website voor de nieuwste versie van dit document en voor meer informatie : www.verder.nl
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 6 van 52
1.
Algemeen
1.1
Inleiding De Kracht tandwielpompen leveren een constante, niet pulserende vloeistofstroom. De pomp wordt aangedreven door een standaard IEC motor in B3 (voet), B5 / B14 (flens) of in een combinatie. Het vermogen wordt overgebracht via een elastische koppeling of door een motor met verlengde as of een zogenaamde opsteekas. Tandwielpompen zijn uitwendig vertande tandwielpompen en werken volgens het verdringerprincipe. Twee tandwielen draaien in tegenovergestelde richting van elkaar en grijpen in elkaar. Het pomphuis heeft een zuig- en een persaansluiting. Eén tandwiel (drijvende) wordt direct aangedreven door de aandrijving en het andere wordt aangedreven door het drijvend tandwiel. De vloeistof wordt aangezogen en vult de lege ruimte tussen de tandwielen en het pomphuis. Gevangen tussen de tandwielen en het pomphuis wordt de vloeistof getransporteerd naar de perszijde. Waar de tandwielen in elkaar grijpen verlaat de vloeistof de pomp via de perszijde. De KF en BT(H) tandwielpompen zijn respectievelijk geschikt voor olie en andere smerende vloeistoffen (KF) en voor middel- tot hoogviskeuze vloeistoffen van verschillende aard (BT / BTH). De KP pompen zijn bedoeld voor het verpompen van hydraulische olie tot een maximale druk van 400 bar. De maximale toelaatbare systeemdruk en temperatuur en het maximum toerental zijn afhankelijk van het pomptype en de pompuitvoering. Nadere gegevens over de toepassingsmogelijkheden van de geleverde pomp vindt u in de orderbevestiging en/of mee geleverde technische gegevens. Deze gebruikershandleiding verstrekt belangrijke informatie met betrekking tot veiligheid, transport, montage, inbedrijfstelling, onderhoud en storingsvrij functioneren van een pomp of pompgroep (pomp en aandrijving, gemonteerd op een fundatie en voorzien van een elastische koppeling). De gebruikershandleiding is speciaal voor onderhouds- en bedieningspersoneel. Daarom moet dit voorschrift voor montage en inbedrijfstelling grondig gelezen en begrepen worden. Maak u vertrouwd met het gebruik van de pomp en/of pompgroep en volg de gegeven aanwijzingen stipt op! Neem altijd contact op met Verder B.V. wanneer u het systeem/de toepassing wilt veranderen of wanneer u de pomp wilt gebruiken voor het transport van vloeistoffen met andere eigenschappen dan waarvoor de pomp oorspronkelijk is bedoeld! Dit kan gevaar opleveren voor de gebruiker en het systeem! De gebruikershandleiding moet ten allen tijde aanwezig zijn op de plaats waar de pomp of de pompgroep staat opgesteld.
1.2
Garantie Aanspraken op garantie vallen onder de FME/CWM algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden voor de metaal- en de elektronische industrie (gedeponeerd op 19 oktober 1998 onder nr. 119/1998) zoals die van toepassing zijn bij Verder B.V. De garantie vervalt onmiddellijk en van rechtswege indien: service en onderhoud niet strikt volgens de voorschriften zijn uitgevoerd. de pomp niet volgens de voorschriften is geïnstalleerd en in bedrijf gesteld. noodzakelijk reparaties niet door ons personeel zijn uitgevoerd of zijn uitgevoerd zonder dat wij hiervoor schriftelijke toestemming hebben verleend. wijzigingen of aanpassingen aan het geleverde zijn aangebracht zonder dat wij hiervoor schriftelijke toestemming hebben verleend. andere dan originele onderdelen worden gebruikt. andere dan de voorgeschreven additieven of smeermiddelen worden gebruikt. het geleverde niet in overeenstemming met zijn aard en/of bestemming wordt gebruikt. onoordeelkundig, onzorgvuldig, onjuist en/of nalatig wordt omgesprongen met het geleverde. het geleverde defect raakt door een omstandigheid die van buitenaf komt en die buiten onze macht valt. alle slijtdelen zijn van garantie uitgesloten.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 7 van 52
1.3
Service en ondersteuning Deze gebruikershandleiding bevat geen instructies voor het uitvoeren van reparaties en/of bestellen van onderdelen. Voor reparaties kunt u zich wenden tot de afdeling Technical Support , welke voor u reparaties en revisie kan verzorgen. Voor het bestellen van onderdelen kunt u kontakt opnemen met de afdeling Verkoop binnendienst. De volgende punten dienen bij telefonische of schriftelijke correspondentie te worden opgegeven :
Model en serienummer van pomp of aandrijving (zie typeplaat op de pomp of aandrijving, gegevens staan ook vermeld op de voorpagina van deze gebruikershandleiding). Volledige omschrijving van het defect of de klacht. Reservedelen onder vermelding van model en serienummer pomp (zie typeplaat op de pomp).
Adres :
1.4
Verder B.V. Leningradweg 5 / 9723 TP / Groningen Nederland Telefoon : +31 (0)50 549 59 00 / Telefax : +31 (0)50 549 59 01 E-mail :
[email protected]
Uitvoeringen De Kracht tandwielpompen kennen een diversiteit aan uitvoeringen. Modellen en markeringen staan aangegeven in het volgende overzicht. KF-tandwielpompen worden ingezet voor het transport van olie en andere smerende vloeistoffen. De pompen uit de KF-range zijn modulair opgebouwd en kunnen daarom op klantspecificatie gebouwd worden. Het pomphuis is uitgevoerd in gietijzer. De tandwielen zijn uitgevoerd in gehard en geslepen staal. De speciale tandvorm (helical tooth) zorgt ervoor dat de volumestroom per omwenteling verhoogd wordt en de drukpulsaties verlaagd worden. Tevens zorgt deze tandvorm voor een laag geluidsniveau. Pompen uit de KF-serie zijn uitgerust met slechts één statische dichting, zodat het lekkagerisico tot een minimum wordt beperkt. De glijlagers hebben een grote dimensionering waardoor lange standtijden worden verkregen. Het modulaire principe maakt het omkeren van de draairichting mogelijk. De pompen zijn leverbaar met verschillende soorten asafdichtingen. KF -
Types : KF0 ; KF1/4 – KF1/24 ; KF4 – 112 ; KF3/100 – KF6/730
-
KF0 : Capaciteit 0,5 t/m 4 cm3/omw, druk max. 120 bar, 0 temperatuur max. 200 C en viscositeit van 10 t/m 20.000 mPa.s.
-
KF1/4 – KF1/24 : Capaciteit 4,6 t/m 24,8 cm3/omw, druk max. 50 bar, temperatuur max. 200 0C en viscositeit van 10 t/m 15.000 mPa.s.
-
KF4 – 112 : Capaciteit 4 t/m 112 cm /omw , druk max. 25 bar, temperatuur min. -10 0C en max. 80 0C en viscositeit van 12 t/m 20.000 mPa.s.
-
KF3/4/5/6 : Capaciteit 100 t/m 630 cm3/omw , druk max. 0 0 25 bar, temperatuur min. -10 C en max. 80 C en viscositeit van 12 t/m 15.000 mPa.s.
3
Bovenstaande gegevens zijn niet gelijktijdig van toepassing e.e.a. is afhankelijk van bijv. medium en aandrijving. BT/BTH-tandwielpompen zijn langzaam lopende tandwielpompen voor het verpompen van middeltot hoogviskeuze vloeistoffen van verschillende aard. De vloeistoffen dienen smerende eigenschappen te hebben en de materialen van de pomp niet chemisch aan te tasten. Het standaardmateriaal
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 8 van 52
van pomphuis, lagerdeksel en pakkingbusdeksel is gietijzer. De assen en tandwielen zijn vervaardigd uit gehard en geslepen staal. De glijlagers zijn van gietijzer (gesinterd) met als optie brons. Het BTH model wordt toegepast indien er vloeistoffen tijdens het verpompen op temperatuur moeten blijven, zoals bitumen en wax. Dit model is standaard uitgerust met een verwarmingsmantel, waardoor een hete vloeistof of stoom stroomt. BT / BTH -
Types : BT 0 t/m 7 ; BTH 1 t/m 3
-
BT : Capaciteit 4 t/m 494 cm /omw , druk max. 8 bar, tem0 0 peratuur min. -10 C en max. 220 C en viscositeit van 76 t/m 30.000 mPa.s.
-
BTH : Capaciteit 97 t/m 1.056 cm /omw , druk max. 8 bar, 0 0 temperatuur min. -10 C en max. 220 C en viscositeit van 76 t/m 30.000 mPa.s.
3
3
Bovenstaande gegevens zijn niet gelijktijdig van toepassing e.e.a. is afhankelijk van bijv. medium en aandrijving. KP-tandwielpompen zijn bedoeld voor het verpompen van hydraulische olie tot een maximale druk van 400 bar. KP -
Types : KP 0 t/m 5
-
KP0 : Capaciteit 1,2 t/m 7,8 cm 3/omw , druk max. 210 bar, temperatuur min. -10 0C en max. 150 0C en viscositeit van 16 t/m 90 mPa.s.
-
KP1 : Capaciteit 3 t/m 22,3 cm 3/omw , druk max. 260 bar, temperatuur min. -10 0C en max. 150 0C en viscositeit van 30 t/m 45 mPa.s.
-
KP2/3 : Capaciteit 9,7 t/m 61,2 cm3/omw , druk max. 280 bar, temperatuur min. -10 0C en max. 150 0C en viscositeit van 30 t/m 45 mPa.s.
-
KP5 : Capaciteit 160 t/m 300 cm3/omw , druk max. 100 bar, temperatuur min. -10 0C en max. 80 0C en viscositeit van 16 t/m 90 mPa.s.
Bovenstaande gegevens zijn niet gelijktijdig van toepassing e.e.a. is afhankelijk van bijv. medium en aandrijving. Kenmerken KF en BT(H) tandwielpompen : Breed toepassingsgebied Excellente volumetrische efficiency Pulsatie-arm en laag geluidsniveau Diverse afdichtingsvarianten (KF) Geschikt voor verpompen van vloeistoffen met een lage smering (KF) Speciale constructie voor abrasieve en hoog corrosieve vloeistoffen (BT) 2.
Veiligheid
2.1
Verklaring van veiligheidsaanduidingen De in de gebruikershandleiding opgenomen veiligheidsinstructies, waarvan het niet opvolgen gevaren oplevert voor personen, omgeving, milieu of de machine, zijn voorzien van de volgende waarschuwingssymbolen:
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 9 van 52
Veiligheidsteken DIN 4844-W9 / Gevaar voor personen algemeen Volg de veiligheid instructies strikt op. Informeer andere gebruikers. Als toevoeging van de veiligheidsaspecten beschreven in dit bedrijfsvoorschrift, dienen de algemene veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen!
Veiligheidsteken DIN 4844-W8 / Gevaar door elektrische spanning Volg de veiligheid instructies strikt op. Informeer andere gebruikers. Als toevoeging van de veiligheidsaspecten beschreven in dit bedrijfsvoorschrift, dienen de algemene veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen!
Veiligheidsteken DIN 4844-W26 / Gevaar voor warm oppervlak Volg de veiligheid instructies strikt op. Informeer andere gebruikers. Als toevoeging van de veiligheidsaspecten beschreven in dit bedrijfsvoorschrift, dienen de algemene veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen!
Veiligheidsteken DIN 4844-W13 / Gevaar door magnetisch veld Volg de veiligheid instructies strikt op. Informeer andere gebruikers. Als toevoeging van de veiligheidsaspecten beschreven in dit bedrijfsvoorschrift, dienen de algemene veiligheidsvoorschriften in acht te worden genomen!
Bescherming van het milieu in acht nemen Dit logo heeft twee betekenissen. Het wordt gebruikt om aan te duiden dat de verpakking of het product uit gerecycleerd materiaal bestaat of om aan te duiden dat de verpakking of het product recycleerbaar is. Soms wordt het percentage gerecycleerd materiaal dat werd gebruikt, aangeduid. Dat geldt meestal voor papier of karton (verpakkingsmateriaal).
ATTENTIE ! ATTENTIE !
Dit woord wordt in dit bedrijfsvoorschrift geschreven daar waar speciale aandacht besteed dient te worden aan richtlijnen. Waarbij het niet opvolgen kan leiden tot gevaar voor de pomp of pompgroep en het functioneren daarvan.
Direct op de pomp en/of pompgroep aangebrachte aanwijzingen, zoals: - Draairichtingspijl en veiligheidstekens. - Merktekens voor aansluitingen van spoel-, sper-, en quenchvloeistoffen moeten beslist worden opgevolgd en moeten duidelijk leesbaar worden gehouden. - Koppelingskaart ten behoeve van uitlijning pompgroep. Onderwerpen die extra aandacht behoeven worden vetgedrukt weergegeven. Wanneer een ATEX pomp of pompgroep geleverd wordt, dan de afzonderlijke ATEX gebruikershandleiding raadplegen. 2.2
Kwalificatie en opleiding personeel Het personeel voor bediening, inspectie, onderhoud en montage moet voor deze werkzaamheden de juiste kwalificaties bezitten. Verantwoordelijkheden, bevoegdheden en de controle van het personeel moeten door de bedrijfsleiding nauwkeurig geregeld zijn. Als het personeel de noodzakelijke kennis mist, moet het alsnog de aanvullende training en bijscholing ontvangen. Wij kunnen zo nodig aanvullende opleidingen in uw opdracht verzorgen. Verder moet de bedrijfsleiding ervoor zorgen dat de inhoud van de gebruikershandleiding door het betreffende personeel volledig begrepen wordt.
2.3
Gevaren verbonden aan het niet opvolgen van veiligheidsinstructies Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies kan leiden tot gevaar voor zowel personen als voor de pomp, pompgroep, naaste omgeving en het milieu. Voor veiligheidsredenen, gebruik alleen originele onderdelen die door Verder B.V. zijn geleverd. Bij gebruik van niet originele onderdelen of het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies vervalt de garantie.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 10 van 52
Veilig bedrijf van de geleverde pomp en/of pompgroep is alleen gewaarborgd als hij gebruikt wordt zoals bedoeld en voorgeschreven. Deze zijn ontworpen op basis van de gespecificeerde bedrijfsomstandigheden. De bij de bedrijfsomstandigheden vermelde specificaties (capaciteit, druk, toerental, temperatuur etc.) moeten worden beschouwd als grenswaarde en mogen nooit worden overschreden. Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies, waardoor mogelijk een onjuiste installatie, bediening of onderhoudsituatie ontstaat, kan de volgende gevolgen hebben: storingen in de belangrijkste functies van de pomp en/of pompgroep. falen van de voorgeschreven onderhouds- en serviceprocedures. gevaar voor personen door elektrische, mechanische en chemische invloeden. gevaar voor het milieu door lekkage van gevaarlijke stoffen. 2.4
Veiligheidsbewust werken De in de gebruikershandleiding genoemde veiligheidsvoorschriften moeten in acht worden genomen. Ook de ter plaatse geldende nationale en plaatselijke gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en wetten zijn daarbij van het grootste belang. Voor opvolging van alle geldende veiligheidsvoorschriften is de bedrijfsleiding verantwoordelijk.
2.5
Veiligheidsinstructies voor bedrijfsleiding en het bedienend personeel. Pompen en pompgroepen mogen alleen bediend worden door opgeleid en gekwalificeerd personeel. Pomp nooit bedienen wanneer de pomp niet is afgemonteerd of de zuig- en persleidingen niet zijn gemonteerd!
Afschermingen van bewegende delen (bijv. koppelingen) mogen bij in bedrijf zijnde pompen niet verwijderd worden!
Steek nooit vingers in het pomphuis, de aansluitingen naar het pomphuis of in de tandwielkast als de mogelijkheid bestaat dat de pompassen gaan draaien!
Lekkages (bijvoorbeeld bij de asafdichting) van gevaarlijke stoffen (zoals explosieve, giftige of hete materialen) moeten zodanig worden afgevoerd dat er geen gevaar voor personen of het milieu ontstaat. Wettelijke voorschriften moeten worden nageleefd!
Leiden hete of koude machineonderdelen tot gevaar, dan moeten deze onderdelen ter plekke tegen aanraking worden beveiligd!
Als de oppervlaktetemperatuur hoger is dan 60 0C dienen deze plaatsen te worden gemarkeerd met de waarschuwingssticker “Heet oppervlak”, om brandwonden te voorkomen.
Gevaren door elektrische energie moeten worden uitgesloten (voor details zie de betreffende normen en de voorschriften van het plaatselijk energiebedrijf).
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 11 van 52
2.6
Veiligheidsinstructies voor inspectie-, onderhouds- en montagewerkzaamheden. De bedrijfsleiding moet ervoor zorgen dat alle onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden worden uitgevoerd door bevoegd en gekwalificeerd personeel, dat na het lezen van de gebruikershandleiding goed geïnformeerd is over de pomp, pompgroep of -installatie. Werkzaamheden mogen alleen bij een stilstaande pomp of pompgroep plaatsvinden. Daarbij mag deze niet meer onder druk staan en moet de pomp afgekoeld zijn. De pomp moet volledig van de leidingen en de aandrijfmotor worden losgekoppeld voordat onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. De procedure voor het stilzetten van de pomp of het pompgroep is beschreven in deze gebruikershandleiding en moet te allen tijde worden opgevolgd. Pompen of pompgroepen die schadelijke stoffen verwerken moeten eerst worden afgetapt en daarna schoongemaakt en/of ontsmet worden. Zorg ervoor dat de schadelijke stoffen (bijv. afgewerkte oliën) op een veilige manier worden afgevoerd en er geen schadelijke stoffen in het milieu terecht komen! Alle veiligheidsvoorzieningen en afschermingen moeten opnieuw worden aangebracht en gebruiksklaar worden gemaakt zodra de werkzaamheden zijn voltooid. Voor het opnieuw in werking stellen moeten de in de betreffende paragrafen genoemde punten in acht worden genomen. Pompen of pompgroepen die onjuist zijn geïnstalleerd, of op een gevaarlijke manier worden bediend, of slecht zijn onderhouden vormen een mogelijk gevaar. Wanneer alle redelijke veiligheidsvoorschriften niet worden opgevolgd, kunnen ernstig lichamelijk letsel en materiële schade het gevolg zijn.
2.7
Modificaties aan pomp, pompgroep en onderdelen zonder toestemming. Modificaties en wijzigingen aan de pomp en/of het pompgroep zijn alleen toegestaan na goedkeuring van de fabrikant of leverancier. Originele reservedelen en door de fabrikant of leverancier goedgekeurde toebehoren dragen bij tot de veiligheid. Wanneer andere onderdelen worden gebruikt, ontheft dit de fabrikant of leverancier van iedere vorm van aansprakelijkheid voor de daaruit ontstane gevolgen.
2.8
Specifieke aanwijzingen voor het werken met verdringerpompen. De pompen mogen alleen gebruikt worden voor het doel waarvoor ze gekocht zijn. Als u het medium wilt veranderen dan moet u zo nodig bij de fabrikant of leverancier navragen of de pomp ook geschikt is voor het nieuwe medium. Dit geldt speciaal voor abrasieve, agressieve, giftige of anderszins gevaarlijke media. Criteria voor de geschiktheid van de pomp zijn onder andere: 1) De bestendigheid van alle met vloeistof in aanraking komende pompdelen tegen het medium. 2) De uitvoering van afdichtingen, in het bijzonder de asafdichting. 3) De bestendigheid van het materiaal tegen druk en temperatuur van het medium en spoelmedium. 4) De bestendigheid van het materiaal tegen CIP en SIP vloeistoffen. De verdringer pomp kan theoretisch een oneindig hoge druk opwekken. Bij gesloten persleiding, bijvoorbeeld door verstopping of het bij toeval sluiten van een afsluiter kan de druk die de pomp opwekt een veelvoud bereiken van de voor de installatie toelaatbare druk. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot het bezwijken van leidingen, wat speciaal bij gevaarlijke media beslist vermeden moet worden. Daarom moeten in de installatie de benodigde veiligheidsvoorzieningen worden opgenomen, zoals drukschakelaars en breekplaten met retourleidingen. Bij onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan de pomp moet op het volgende worden gelet: 1) Beveilig de aandrijfmotor gedurende de gehele arbeidstijd tegen onbedoeld en onbevoegd inschakelen.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 12 van 52
2) Volg bij het openen van de pomp alle voorschriften op voor de omgang met het medium (bijvoorbeeld beschermende kleding, rookverbod, etc.). 3) Controleer voor hernieuwde inbedrijfstelling of alle mechanische en andere afschermingen (bijvoorbeeld beschermkappen van V-snaartransmissies en koppelingen) weer juist zijn aangebracht. 2.9
Specifieke aanwijzingen in verband met magnetisch veld. Het magneetveld van de magneetkoppeling kan producten vernielen die gevoelig zijn voor magneetvelden. Daartoe behoren o.a. : Pacemakers. Identiteitskaarten met magneetstrip. Creditcards en pinpassen. Elektrische, elektronische, fijnmechanische apparaten (bijv. mechanisch en digitale klokken/horloges, rekenmachines en harde schijven.
3.
Transport en opslag
3.1
Controle geleverde goederen Controleer de zending bij ontvangst onmiddellijk op beschadigingen. Noteer bij eventuele beschadigingen duidelijk op de vrachtbrief (met een korte beschrijving van de beschadiging) dat de zending niet in goede staat is ontvangen. In geval van schade of indien de zending incompleet is dan moet dit direct aan de vervoerder en Verder B.V. worden gemeld. Vermeld altijd het pomptype en het serienummer wanneer u om ondersteuning vraagt. Deze informatie vindt u op het typeplaatje welke bevestigd is op de pomp.
3.2
Transport Pompen en/of pompgroepen welke zwaarder zijn dan 25 kg moeten worden opgetild met behulp van stroppen en geschikte hijsmiddelen. Gebruik de juiste transport- en hijsmiddelen. Het gewicht van de pomp en/of pompgroep vindt u op het typeplaatje.
Gevaar door magneetveld. Kans op levensgevaar of materiële schade!
Pompen die uitgevoerd zijn met magneetkoppeling dienen onderstaande instructies te worden gevolgd in verband met levensgevaar en materiële schade door magneetveld! Zorg ervoor dat personeel met een pacemaker geen werkzaamheden aan de pomp uitvoert. Werkplaats beveiligen, indien nodig afzetten : Zorg ervoor dat personeel met pacemaker een veiligheidsafstand van >1 m aanhoudt. Zorg ervoor dat er geen magnetiseerbare metalen onderdelen door de magneetkoppeling van de pomp kunnen worden aangetrokken. Zorg ervoor dat onderdelen van de magneetkoppeling niet door magnetiseerbare metalen onderdelen kunnen worden aangetrokken. Met voorwerpen die gevoelig zijn voor magneetvelden een veiligheidsafstand van >150 mm tot de magneetkoppeling aanhouden. Betreft identiteitskaarten (met magneetstrip), creditcards, pinpassen en elektrische – elektronische fijnmechanische apparaten. Wanneer op de pomp een hijsoog is aangebracht, mag deze alleen gebruikt worden voor het optillen van de pomp als los component, dus in vrije aseinde uitvoering. Het hijsoog van de aandrijving mag ook niet gebruikt voor transport van het gehele aggregaat. Wanneer de pomp is samengebouwd op een fundatieplaat, moet voor alle hijswerkzaamheden de fundatieplaat worden gebruikt. Zie hiervoor de afbeelding “Hijsinstructie pompgroep”. Zorg bij gebruik van stroppen dat deze goed zijn bevestigd.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 13 van 52
Vaak wordt de pomp of pompgroep geleverd op een pallet of in een palletdoos. Laat in dat geval de goederen altijd zo lang mogelijk op de pallet of in de palletdoos. Dit voorkomt onnodige beschadigingen en vergemakkelijkt het transport als de pomp voor de montage nog verplaatst moet worden. Verpakkingsmateriaal opruimen : Voer pallets, palletdozen en zaken of folie, al naar gelang de aard van het materiaal en de bestaande voorschriften, af als hout, karton, papier of kunststof. Bij gebruik van een heftruck: stel de lepels van de heftruck altijd zo ver mogelijk uit elkaar en pak de pallet met beide lepels op. Bij transport of hijsen van een pomp of pompgroep met een hijskraan, vorklift of ander geschikt hefwerktuig, dienen de stroppen aangebracht te worden volgens de afbeeldingen : “hijsinstructie losse pomp” en “hijsinstructie pompgroep”. In verband met de veelheid van mogelijke uitvoeringen kunnen hier alleen de algemene aanwijzingen worden gegeven. Deze zijn voor ervaren installatiemonteurs en vakbekwame transporteurs in de regel voldoende. In geval van twijfel navragen en/of gedetailleerde informatie over de pompgroep opvragen. De hijsinrichting en stroppen dienen voldoende gedimensioneerd en bevestigd te zijn, voor de handelingen welke moeten worden verricht ! Ga nooit onder een opgehesen last staan !
Hijsinstructie losse pomp : Bevestig stroppen rond het voorste deel van de pomp en om de pompas of onder de lagerstoel van de pomp. Zorg er voor dat de last in balans is bij het optillen. Eventueel kan gehesen worden met kettingen geplaatst door de bevestigingsgaten van de aansluitflenzen. Let op! Gebruik steeds twee stroppen of kettingen. Hijsinstructie pompgroep (blokbouw) : Bevestig stroppen rond het voorste deel van de pomp en rond het achterste deel van de motor. Zorg er voor dat de last in balans is bij het optillen. Let op! Gebruik steeds twee stroppen.
Hijsinstructie pompgroep (met fundatieplaat) : Bevestig stroppen rond het voorste deel van de pomp en rond het achterste deel van de motor. Zorg er voor dat de last in balans is bij het optillen. Let op! Gebruik steeds twee stroppen.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 14 van 52
Waarschuwing : Hef de pompgroep nooit op door middel van één bevestigingspunt. Het niet correct opheffen kan persoonlijk letsel veroorzaken en/of de pompgroep beschadigen.
3.3
Opslag Algemeen Indien de pomp niet direct in gebruik wordt genomen, moet de pompas wekelijks enige malen met de hand worden rondgedraaid. Pompen moeten overdekt, goed geventileerd zijn opgeslagen. Temperaturen beneden het vriespunt en hoge luchtvochtigheid moeten vermeden worden. Bij stilstand gedurende een langere tijd kan bij pompen met elastische verdringingselementen vervorming van de contactvlakken optreden (compressie-uitzetting). Vraag in die gevallen uw leverancier om advies. Alle pompaansluitingen, ook aansluitingen voor spoeling, circulatie of koeling dienen altijd te zijn afgesloten gedurende opslag.
Gevaar door magneetveld. Kans op levensgevaar of materiële schade!
Pompen die uitgevoerd zijn met magneetkoppeling dienen onderstaande instructies te worden gevolgd in verband met levensgevaar en materiële schade door magneetveld! Zorg ervoor dat personeel met een pacemaker geen werkzaamheden aan de pomp uitvoert. Werkplaats beveiligen, indien nodig afzetten : Zorg ervoor dat personeel met pacemaker een veiligheidsafstand van >1 m aanhoudt. Zorg ervoor dat er geen magnetiseerbare metalen onderdelen door de magneetkoppeling van de pomp kunnen worden aangetrokken. Zorg ervoor dat onderdelen van de magneetkoppeling niet door magnetiseerbare metalen onderdelen kunnen worden aangetrokken. Met voorwerpen die gevoelig zijn voor magneetvelden een veiligheidsafstand van >150 mm tot de magneetkoppeling aanhouden. Betreft identiteitskaarten (met magneetstrip), creditcards, pinpassen en elektrische – elektronische fijnmechanische apparaten. Conservering Bij uitlevering kunnen pompen inwendig voorzien zijn van een conserveringmiddel. De houdbaarheid daarvan bedraagt tussen 6-12 maanden. Ook bij langere tussenopslag of buiten werking stellen dienen de pompen inwendig met een conserveermiddel te worden behandeld. Alle niet geverfde delen moeten worden voorzien van een laag conserveringsmiddel, evenals roterende delen. Het conserveermiddel is afhankelijk van de materialen en de toepassing. Wanneer de pomp inwendig wordt geconserveerd, hierbij de zuigflens vloeistofdicht afsluiten. De pomp vullen met conserveermiddel en de roterende delen langzaam met de hand draaien. Vervolgens de persflens vloeistofdicht afsluiten. Steek nooit vingers in het pomphuis, de aansluitingen naar het pomphuis of in de tandwielkast als de mogelijkheid bestaat dat de pompassen gaan draaien!
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 15 van 52
Om de 3 maanden moet het niveau van de vloeistof worden gecontroleerd en de roterende delen met de hand gedraaid worden om vastzetten te voorkomen. Eventueel conserveermiddel bijvullen. Voordat de pomp in werking wordt gesteld moet de pomp grondig worden gespoeld. Zorg ervoor dat het spoelmiddel niet in het riool komt! Bij opnieuw conserveren dient eerst de oude conservering te worden verwijdert. 4.
Algemeen bedrijfsvoorschrift voor verdringerpompen. In verband met de veelheid van mogelijk uitvoeringen en pompprincipes kunnen hier alleen algemene aanwijzingen worden gegeven. Deze zijn voor voldoende opgeleide en ervaren installatiemonteurs toereikend om eventuele werkzaamheden te kunnen uitvoeren. In geval van twijfel altijd navragen en/of gedetailleerde informatie opvragen bij Verder B.V. Verdringerpompen worden geleverd met of zonder draaistroommotoren, verbrandingsmotoren, motorreductoren of –variatoren in diverse uitvoeringen en afmetingen. Horizontale opstellingen met meerdere materiaaluitvoeringen en verschillende afdichtingen.
4.1
Markering Een pomp (figuur 2) of pompgroep en –installatie (figuur 1) is gemarkeerd met een typeplaat. Typeplaat pompgroep : Omschrijving + voorbeeld
Figuur 1 : Typeplaat op pompgroep
1
:
2
:
3
:
Type pomp
KF5/200 H10B + DKF5A08
4
:
Serienummer
21579
5
:
Capaciteit
16,9 m 3/h
6
:
Vermogen
5,5 kW
7
:
Toerental
1500 rpm
8
:
Gewicht pompgroep
45 kg
Gegevens fabrikant
Verder B.V. 9723 TP / Groningen
9
:
Druk (nominaal)
4 bar
10
:
Temperatuur
20 C
11
:
Druk (maximaal)
15 bar
12
:
Bouwjaar
2013
0
Typeplaat pomp : Omschrijving + voorbeeld 1
:
2
:
3
:
Type pomp
KF5/200 H10B + DKF5A08
4
:
Serienummer
29531
5
:
Gewicht pomp
10 kg
6
:
Temperatuur (max)
20 0C
7
:
Druk (maximaal)
15 bar
8
:
Bouwjaar
2013
Gegevens fabrikant
Verder B.V. 9723 TP / Groningen
Figuur 2 : Typeplaat op pomp
Typeplaat nooit van de pomp of pompgroep verwijderen. Wanneer de typeplaat is verwijderd, dan is het niet mogelijk de pomp snel te identificeren en kan niet worden vastgesteld of de waarschuwingen in deze gebruikershandleiding van toepassing zijn! Bij een pompgroep, is de typeplaat bevestigd op de fundatieplaat of het lantaarnstuk van de pompgroep. De CE-markering van de pompgroep, die verplicht is om aan de CE-Machinerichtlijn te voldoen is tevens een onderdeel van deze typeplaat. Daarnaast zijn componenten als pomp en aandrijving tevens voorzien van een typeplaat met daarop de relevante markering voor het betreffende component.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 16 van 52
Een pomp met vrije aseinde, dus zonder aandrijving, wordt volgens de CE Machinerichtlijn niet als een machine beschouwd en hoeft niet te zijn voorzien van een CE-markering : een IIB Fabrikant Verklaring (Inbouwverklaring) is voldoende. De typeplaat is direct op de pomp bevestigd. 4.2
Typeaanduiding De Kracht tandwielpompen zijn leverbaar in diverse uitvoeringen. De belangrijkste kenmerken staan vermeld in de typeaanduiding (zie typeplaat – paragraaf 4.1). Enkele voorbeelden staan vermeld in de figuren 3 t/m 11. Voorbeeld : KF3/112 F10B P00 7DP2/197 + DKF3D04 KF3
/112
F
1
0
B
P00
7DP
2/
197
DKF
3
D
04
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Figuur 4 : Typeaanduiding KF3 - 6 tandwielpomp Typeaanduiding KF3 - 6 tandwielpomp : 1
:
Type pomp + bouwgrootte (3 / 4 / 5 / 6)
KF3
Volumestroom
112
2
:
3
:
Bevestigingsmethode : flensuitvoering (F = KF3 / G = KF4 / H = KF5 en KF6)
F
4
:
Draairichting pomp (1 = rechts / 2 = links / 3 = rechts + links)
1
5
:
Montagevorm (O = zonder voetsteun / X = met voetsteun)
O
6
:
Uitvoering zuig- en persaansluiting (pomphuis uitgevoerd voor flensmontage)
B (flens)
Asuitvoering
P00
7
:
(KF3 = 100, 112 / KF4 = 125,150, 180 / KF5 = 200, 250, 315 / KF6 = 400, 500, 630)
(P = cilindrische as zonder steunlager / N = cilindrische as + steunlager), (0 = geen 2 aseinde) en 0 = zonder voordeksel / B = voordeksel t.b.v. draairichting 3 / A = voordeksel t.b.v. draairichting 1 of 2) Materiaalcode
8
:
9
:
10
:
0DE
(0 of 7 = Constructiecode / D = pomphuis GG + stalen lagerbussen of V = sferoïdaal GG + stalen lagerbussen / P = Uitvoering aandrijving : rechte vertanding) Materiaal afdichtingen
2/
(1 = NBR / 2 = FKM / 29 = mech. seal SAVGG / 30 = mech. seal SATGG / 32 = lipseal PTFE) Speciaal nummer (constructie)
197
44
:
Speciale constructie
196
:
Optimalisatie geluidsniveau zonder asafdichting
197
:
Optimalisatie geluidsniveau met asafdichting
309
:
Optimalisatie geluidsniveau, vacuümtoepassing, asafdichting incl. quenschaansluitingen
11
:
Overstortventiel
DKF
12
:
Bouwgrootte overstortventiel (KF3, 4, 5,6)
3
13
:
(A = GG + NBR ≤ 90 C / G = GGG + NBR ≤ 90 C / D = GG + FKM ≤ 150 C / L = GGG + FKM ≤ 150 0 C / C = GG + koperen dichtring ≤ 200 0C)
14
:
Drukbereik overstortventiel in bar (04 = 2 - 4 / 08 = 4 - 8 / 16 = 8 - 16 / 25 = 16 - 25)
Materiaal huis en asafdichting
D
0
0
0
04
Voorbeeld : KF 40 R F 1- D15 KF
40
R
F
1-
D15
-
-
-
-
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Figuur 3 : Typeaanduiding KF4 - 112 tandwielpomp
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 17 van 52
Typeaanduiding KF4 - 112 tandwielpomp : 1
:
Type pomp
KF
2
:
Pompgrootte (4 t/m 112)
40
3
:
Draairichting pomp (R = rechts / L = links / B = rechts + links / U = universeel)
R
4
:
Bevestigingsmethode
F
5
:
6
:
F
:
DIN flens (t.b.v. blokbouw) zonder steunlager
G
:
DIN flens (t.b.v. blokbouw) met steunlager
W
:
Voetsteun (t.b.v. samenbouw op fundatie) zonder extra steunlager
X
:
Voetsteun (t.b.v. samenbouw op fundatie) met extra steunlager
Type asafdichting + materiaal
1-
1
:
Lipseal / NBR
5
:
Mechanical seal / FKM
2
:
Lipseal / FKM
6
:
Mechanical seal / PTFE
3
:
Lipseal / PTFE
7
:
Dubbele keerring / FKM
4
:
Dubbele lipseal / PTFE
Overstortventiel + drukbereik [bar - instelbaar] (D15 = 0 – 15 / D25 = 15 – 25)
D15
Voorbeeld : BT4 BZ OCK 51/04 BT
4
B
Z
0
C
K
51/
04
-
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Figuur 5 : Typeaanduiding BT(H) tandwielpomp Typeaanduiding BT(H) tandwielpomp : 1
:
Type pomp
BT
BT
:
Zonder verwarmingsmantel en steunlager + pakking en draadaansluiting (zuig / pers)
BTH
:
Met verwarmingsmantel en steunlager + pakking en draad- of flensaansluiting (zuig / pers)
2
:
Pompgrootte (0 t/m 7)
4
3
:
Draairichting pomp (R = rechts / L = links / B = rechts + links)
B
4
:
Uitvoering zuig- en persaansluiting
Z
(Z = Withworth draad / F = flens / G = flens incl. tegenflens) 5
:
Speciaal nummer (constructie)
0
6
:
Materiaal pomphuis en lagering
C
7
:
8
:
Materiaal pompafdichting (51 = Arolan)
51/
9
:
Speciale uitvoering (04 = slijtvaste en corrosiebestendige uitvoering)
04
(A = GG zonder lagerbussen / B = GG met bronzen lagerbussen / C = GG met stalen lagerbussen / U Brons zinder lagerbussen / R = Niro met koolstof lagerbussen) Materiaal tandwielen
K
(C = staal ongehard / K = staal gehard / F = staal gehard / S = Niro + brons / R = Niro veredeld)
Voorbeeld : KF0/ 0,5 S 1 O K POA 0DL 1/ 100 KF0
/0,5
S
1
0
K
P0A
0DL
1/
100
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Figuur 6 : Typeaanduiding KF0 tandwielpomp
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 18 van 52
Typeaanduiding KF0 tandwielpomp : 1
:
Type pomp
KF0
2
:
Volumestroom (0,5 / 0,8 / 1,0 / 1,6 / 2,0 / 2,5 / 3,0 / 4,0)
0,5
3
:
Bevestigingmethode (S = flensuitvoering)
S
4
:
Draairichting pomp (1 = rechts / 2 = links)
1
5
:
Montagevorm (0 = zonder voetsteun / F = met voetsteun)
0
6
:
Uitvoering zuig- en persaansluiting
K (draad)
7
:
Asuitvoering (P = cilindrische as / 0 = geen 2 aseinde / A = voordeksel)
P0A
8
:
Materiaalcode
0DL
9
:
10
:
(0 = Constructiecode / D = pomphuis GG / L = Uitvoering aandrijving : rechte vertanding) Materiaal asafdichtingen (1 = NBR / 2 = FKM / 32 = PTFE)
1/
Speciaal nummer (constructie)
100
(100 = standaard / 107 = dubbele keerring – quensch onder en boven / 133 = met dubbele keerring – quensch links en rechts)
Voorbeeld : KF1/4 D1XK POA ODE2/130 + DKF1D04 KF1
/4
D
1
X
K
P0A
0DE
2/
130
DKF
1
D
04
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Figuur 7 : Typeaanduiding KF1 tandwielpomp Typeaanduiding KF1 tandwielpomp : 1
:
Type pomp + bouwgrootte
KF1
2
:
Volumestroom (4 / 8 / 11 / 16 / 20 / 24)
4
3
:
Bevestigingsmethode (D = flensuitvoering)
D
4
:
Draairichting pomp (1 = rechts / 2 = links)
1
5
:
Montagevorm (0 = zonder voetsteun / X = met voetsteun)
0
6
:
Uitvoering zuig- en persaansluiting
K (draad)
7
:
Asuitvoering
P0A
8
:
(0 = Constructiecode / D = pomphuis GG + stalen lagerbussen / L = Uitvoering aandrijving : rechte vertanding)
9
:
Materiaal afdichtingen (2 = FKM / 32 = PTFE)
2/
10
:
Speciaal nummer (constructie)
130
11
:
Overstortventiel
DKF
12
:
Bouwgrootte overstortventiel
2
(P = cilindrische as zonder steunlager / O = geen 2 aseinde / A = voordeksel voor draairichting 1 of 2) Materiaalcode
13
:
14
:
0DE
Dubbele keerring t.b.v. quensch, lagerbussen en tandwielen met een slijtlaag
Materiaal huis (GG) en asafdichting
D
0
0
(D = met FKM o-ring ≤ 150 C / C = koperen dichtring ≤ 200 C) Drukbereik overstortventiel
04
(04 = 2 - 4 bar / 08 = 4 - 8 bar / 16 = 8 - 16 bar / 25 = 16 - 25 bar)
Voorbeeld : KP0/1 K 1 0 S M0A 8ML1 KP0
/1
K
1
0
S
M0A
8ML
1
-
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Figuur 8 : Typeaanduiding KP0 tandwielpomp
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 19 van 52
Typeaanduiding KP0 tandwielpomp : 1
:
Type pomp + bouwgrootte (0)
KP0
2
:
Volumestroom (1 / 2 / 3 / 4 / 6 / 8)
1
3
:
Bevestigingmethode (K = 4-bouts rechthoekige flens)
K
4
:
Draairichting pomp (1 = rechts / 2 = links)
1
5
:
Montagevorm (0 = zonder voetsteun / F = met voetsteun)
0
6
:
Uitvoering zuig- en persaansluiting
S (draad)
7
:
Asuitvoering (M = taps 1 : 8 / 0 = geen 2 aseinde / A = voordeksel)
M0A
8
:
Materiaalcode
8ML
9
:
(8 = Constructiecode / M = pomphuis aluminium + lagerbussen / L = lagering gehard staal) 0
Materiaal asafdichting ( 1 = NBR ≤ 85 C )
1
Voorbeeld : KP1/3 G 1 0 A K0A 4NL1. KP1
/3
G
1
0
A
K0A
4NL
1
.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Figuur 9 : Typeaanduiding KP1 tandwielpomp Typeaanduiding KP1 tandwielpomp : 1
:
Type pomp + bouwgrootte (1)
KP1
2
:
Volumestroom (3 / 4 / 5,5 / 6,3 / 8 / 11 / 14 / 16 / 19 / 22)
3
3
:
Bevestigingmethode (LA = bevestigingsgaten / Z = Ø centreerrand)
G
A
:
2-bouts SAE-A flens, LA = 106,4 mm x Z = Ø 82,55 mm
F
:
2-bouts vierkante flens, LA = 60/60 mm x Z = Ø 50 mm
G
:
4-bouts rechthoekige flens, LA = 72/100 mm x Z = Ø 80 mm
K
:
4-bouts rechthoekige flens, LA = 71,4/96,1 mm x Z = Ø 36,47 mm
L
:
2-bouts vierkante flens, LA = 60/60 mm x Z = Ø 52 mm met o-ring en zonder asafdichting
M
:
Idem als F echter 2-bouts bevestiging diagonaal gespiegeld
Q
:
2-bouts vierkante flens, LA = 60/60 mm x Z = Ø 52 mm met o-ring
4
:
Draairichting pomp (1 = rechts / 2 = links)
1
5
:
Montagevorm (0 = zonder voetsteun / R = met voetsteun)
0
6
:
Uitvoering zuig- en persaansluiting (A = standaard / Q = speciaal)
A
7
:
Asuitvoering (F = as met vlak stuk / K = taps 1 : 5 / M = taps 1 : 8 / S = spline SAE-A / X = spline DIN 5482), (0 = geen 2 aseinde / X = spline DIN 5482), (A = voordeksel / F = adapter voor meertraps uitvoering KP1 – KP1 / W = idem als F maar KP1 – KP0).
M0A
8
:
Materiaalcode
4NL
9
:
Materiaal asafdichting (1 = NBR ≤ 90 C / 2 = FKM ≤ 100 C)
1
10
:
Codering t.b.v. speciale constructie
.
(4 = Constructiecode / N = pomphuis aluminium + lagerbussen / L = lagering gehard staal) 0
0
Voorbeeld : KP2/20 S 1 0 A Y00 4DL1. KP2
/20
S
1
0
A
Y00
4DL
1
.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Figuur 10 : Typeaanduiding KP2 tandwielpomp
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 20 van 52
Typeaanduiding KP2 tandwielpomp : 1
:
Type pomp + bouwgrootte (2, 3)
KP2
2
:
Volumestroom (KP2 = 20 / 25 / 28 / 32 / 40 / 50 / 62) en (KP3 = 71 / 82 / 100 / 112 / 125)
20
3
:
Bevestigingmethode (LA = bevestigingsgaten / Z = Ø centreerrand)
S
G
:
4-gaats vierkante flens, LA = 102/145 mm x Z = Ø 105 mm
S
:
2-gaats SAE-B flens, LA = 146 mm x Z = Ø 101,6 mm
M
:
2-gaats flens, LA = 78/90 mm, Z = Ø 63 mm
F
:
Idem als M maar met draadgaten.
T
:
2-gaats SAE-C flens, LA = 181 mm x Z = Ø 127 mm
V
:
4-gaats SAE-C flens, LA = 114,55 mm x Z = Ø 127 mm
4
:
Draairichting pomp (1 = rechts / 2 = links)
1
5
:
Montagevorm (0 = zonder voetsteun)
0
6
:
Uitvoering zuig- en persaansluiting (A / F / G / J / V / Y / Z / X)
A
:
Asuitvoering (B = spline DIN 5480 / K = taps 1 : 5 / U = spline SAE-B / Y = cilindrische as / W = spline DIN 5482 / Q = spline SAE-C), (0 = geen 2 aseinde / W = spline DIN 5482), (G = overgangsstuk KP2 met KP1 / H = overgangsstuk KP2 met KP2 / 0 = Standard 1 pomp / J = overgangsstuk KP3 met KP1 / l = overgangsstuk KP3 met KP2 en KP3 met KP3)
Y00
Materiaalcode
4NL
7
8
:
(4 = Constructiecode KP2 / 6 = Constructiecode KP3), (D = pomphuis GG + lagerbussen), (L = lagering gehard staal)
9
:
Materiaal asafdichting (1 = NBR ≤ 90 0C / 2 = FKM ≤ 150 0C)
1
10
:
Codering t.b.v. speciale constructie
.
Voorbeeld : KP5/160 C 1 K T00 0DE1/. KP5
/160
C
1
K
T00
0DE
1
.
-.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Figuur 11 : Typeaanduiding KP5 tandwielpomp Typeaanduiding KP5 tandwielpomp :
4.3
1
:
Type pomp + bouwgrootte (5)
KP5
2
:
Volumestroom (160 / 200 / 250 / 300)
160
3
:
Bevestigingmethode (LA = bevestigingsgaten / Z = Ø centreerrand)
C
C
:
2-gaats SAE-C flens, LA = 181 mm x Z = Ø 127 mm
E
:
4-gaats SAE-C flens, LA = 114,55 mm x Z = Ø 127 mm
4
:
Draairichting pomp (1 = rechts / 2 = links)
1
5
:
Uitvoering zuig- en persaansluiting (resp. 2 ½”en 2”)
S (SAE)
6
:
Asuitvoering (T = spline SAE-C / V = spline DIN 5480 / Z = cilindrische as), (0 = geen 2 aseinde), (0 = zonder adapter)
T00
7
:
Materiaalcode
0DE
8
:
Materiaal asafdichting ( 1 = NBR / 2 = FKM)
1
9
:
Codering t.b.v. speciale constructie
.
(0 = Constructiecode / (D = pomphuis GG + lagerbussen), (L = overgangsstuk gehard staal)
Opstelling Voor controle, onderhoud, montage en demontage moet de pompgroep gemakkelijk toegankelijk zijn. Bovendien moet er voldoende ventilatie zijn om oververhitting te voorkomen. Alle pompgroepen moeten uitgerust worden met een vergrendelbare veiligheidsschakelaar (“werkschakelaar”) om een
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 21 van 52
toevallige opstart tijdens installatie, onderhoud of andere werkzaamheden aan de pompgroep te voorkomen. De veiligheidsschakelaar moet op “uit” worden gezet en worden vergrendeld vooraleer enig werk wordt verricht aan de pompgroep. Een toevallige opstart kan ernstig persoonlijk letsel veroorzaken! De pomp of pompgroep moet altijd overeenkomstig de geldende nationale en plaatselijke gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en wetten worden geïnstalleerd en bediend. Verdringerpompen kunnen in principe op een montagevoet, of op een fundatie, met een montageflens in of aan een tank of direct in een leidingsysteem gemonteerd worden. Beperkingen zijn er enkel met betrekking tot de grootte van de pompgroep en de belastbaarheid van de aansluitende delen. De pomp of pompgroep moet stevig en stabiel worden geïnstalleerd op de vloer of in een machine. In deze opstellingen moeten er voldoende bevestigingsmogelijkheden aanwezig zijn, waarbij de vlakheid en belastbaarheid van het montageoppervlak gegarandeerd is. De keuze met betrekking tot de opstelling van de pomp of pompgroep, horizontaal of verticaal, moet ten allen tijde gehandhaafd blijven. Let bij het plaatsen van de pomp op de eisen aan de afvoer. In geval van permanente opstelling moet de pomp of pompgroep waterpas worden gemonteerd. Controleer na de bevestiging de uitlijning van de pomp en de aandrijving. 4.4
Uitlijning koppeling & controle snaaraandrijving Wanneer de pompgroep is voorzien van een elastische koppeling zijn de pomp- en motoras bij Verder B.V. zorgvuldig uitgelijnd. ATTENTIE !
Juiste montage en uitlijning verlengt de standtijd van de pompgroep!
Tijdens transport, of door het vasttrekken van de fundatieplaat aan bijvoorbeeld vloer of machine kan deze uitlijning worden verstoord. Daarom moet na montage van de pompgroep altijd de uitlijning worden gecontroleerd en, indien noodzakelijk, gecorrigeerd. Controle van de uitlijning is bijvoorbeeld mogelijk door een mesvormige rei (haarliniaal) op twee posi0 ties (90 gedraaid ten opzichte van elkaar) over beide koppelingshelften te leggen. Hierbij moet de rei over de volle lengte op beide koppelingshelften aanliggen. Een andere mogelijkheid is om de speling op de koppelingshelften op een 4-tal plaatsen op de omtrek te meten. Het rubberen koppelingspakket moet een speling hebben van ca. 1 – 2 mm aan beide koppelingshelften. De maximale toelaatbare axiale en/of radiale afwijking mag 0,1 mm bedragen. Indien de afwijking groter is dan dient de motor opnieuw te worden uitgelijnd, denk eraan om de motor spanningvrij aan te trekken en nogmaals de uitlijning te controleren. Een onjuiste uitlijning van de pomp, de aandrijving en de askoppeling resulteert in onnodige slijtage, hogere bedrijfstemperaturen en luidruchtige werking. Voor uitlijning van afwijkende koppelingen wordt verwezen naar specifieke instructies welke kunnen worden opgevraagd bij de leverancier. Pompgroepen uitgevoerd met een snaaraandrijving zijn voorzien van v-snaren van hetzelfde type/afmetingen en fabrikaat, en zijn opgespannen volgens de instructies van de fabrikant. Deze in-
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 22 van 52
structies kunnen worden opgevraagd bij de leverancier. Als de snaren vervangen worden adviseren wij om alle snaren gelijktijdig te vervangen. 4.5
Demontage/montage beschermkap Over de koppeling dient een zodanige beschermkap te worden geplaatst dat aanraking van draaiende delen is uitgesloten. De beschermkap is een vaste kap om de gebruikers en bediener te beschermen tegen letsels tengevolge van de rotatie van de as en/of koppeling. De pompgroep wordt geleverd met in de werkplaats gemonteerde beschermkappen waarvan de grootste openingen bepaald zijn in overeenstemming met de norm NEN-EN 547:1997+A1 : 2008 Het in werking hebben van de pomp zonder beschermkap over de koppeling is niet toegestaan. Dit kan ernstig letsel veroorzaken! De beschermkap mag nooit worden verwijderd tijdens de werking. De veiligheidsschakelaar moet steeds worden uitgeschakeld en vergrendeld. De beschermkap moet na het verwijderen steeds worden teruggeplaatst. Monteer zeker ook alle andere beschermkappen. Er kunnen letsels worden opgelopen wanneer de beschermkap niet correct is gemonteerd. Indien de beschermkap niet door de leverancier wordt meegeleverd, moet hierin worden voorzien door de gebruiker.
ATTENTIE !
4.6
Als door hete of koude machines- en of onderdelen van de pomp gevaar ontstaat, moeten passende beveiligingsvoorzieningen in de constructie (beveiliging tegen aanraking) worden aangebracht. Gebruik zonder aangebrachte beveiligingsvoorzieningen is niet toegestaan!
Aansluiting elektrische aandrijving De aansluiting moet worden uitgevoerd volgens de geldende voorschriften van het stroomleverend bedrijf. Er mag alleen aan de installatie worden gewerkt wanneer deze spanningsvrij is. De installatie moet worden beveiligd tegen opzettelijk inschakelen! Electrische aandrijvingen moeten volgens de NEN-EN 60204-1 door een vakman worden geïnstalleerd. Een verkeerde electrische installatie kan er voor zorgen dat de pompgroep en het systeem onder spanning komen te staan, wat kan leiden tot dodelijke ongevallen. Spanning en frequentie moeten vooraf worden afgestemd en overeengekomen met de gegevens omtrent de uitvoering van de wikkeling van de motor, die vermeld staan op het typeplaatje op de motor. Bij Ex (explosieveilige) motoren moet de op het typeplaatje aangegeven temperatuurklasse overeenstemmen met de ruimtelijke voorschriften. Bij pompgroepen welke staan opgesteld in explosiegevaarlijke omgevingen kan door statische elektriciteit vonken ontstaan, welke schokken kunnen geven en ontploffingen veroorzaken. Zorg ervoor dat de pomp en het systeem goed geaard zijn!
ATTENTIE !
Ter bescherming van de pomp en motor moet deze zonder meer van een overbelastingsbeveiliging (bijvoorbeeld een motorbeveiligingsschakelaar) voorzien zijn!
De aanvullende veiligheids- en bedrijfsvoorschriften voor motoren (zie hoofstuk 6) of afzonderlijk meegleverde veiligheidsvoorschriften en instructies voor de motor moeten in acht worden genomen. Bij motoren met een frequentieregelaar moeten de veiligheidsvoorschriften en de instructies van de afzonderlijk meegeleverde gebruiksaanwijzing voor de frequentieregelaar in acht worden genomen. Omdat storingen en fouten in het functioneren van de frequentieregelaars door electromagnetische
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 23 van 52
straling niet kunnen worden uitgesloten, moet de gebruiker van de installatie een daarmee overeenstemmende risicoanalyse uitvoeren. Een elektrische schok kan voor personen dodelijk zijn. De behuizing van de pomp moet op de aarde van het gebouw zijn aangesloten om potentiaalverschillen op te heffen. Electrische aandrijvingen moeten over voldoende ventilatie beschikken om oververhitting te voorkomen. Ze mogen niet ingekapseld worden in luchtdichte kasten, kappen, enz. Stof, vloeistoffen en gassen die oververhitting en brand kunnen veroorzaken, moeten op een veilige afstand van de motor worden gehouden. ATTENTIE !
Voordat de pomp elektrisch wordt aangesloten moet deze met vloeistof worden gevuld. Drooglopen van de pomp moet beslist worden vermeden!
Controleer of de draairichting van de pomp overeenkomt met de gewenste stroomrichting. Voor controle van de draairichting moet de motor kort worden ingeschakeld. De motor mag daarbij niet het bedrijfstoerental bereiken. De draairichting moet overeenkomen met de draairichtingspijl op de pomp. Bij verkeerde draairichting moet de aansluiting op de klemmenstrook worden veranderd. 4.7
Leidingwerk Algemeen De leidingen naar de pomp moeten spanningsvrij worden gemonteerd, goed zijn vastgeschroefd en worden ondersteund. Deze moeten direct voor en na de pomp gebeugeld en bevestigd worden. Niet correct aangebrachte leidingen kunnen de pomp en het systeem beschadigen. Leidingen en pomp moeten beveilig zijn tegen struikelen, zo nodig moet, om struikelen te voorkomen, een veiligheidszone worden ingesteld. De afdekking van de flens en de zuig- en persaansluiting van de pomp moeten voor het inbouwen in het leidingsysteem worden verwijderd. Voor in gebruik name van nieuwe installaties moeten tanks, pijpleidingen en aansluitingen grondig worden gereinigd en doorgespoeld. Vaak laten laskorrels, oxidatieresten en andere verontreinigingen pas na geruime tijd los. ATTENTIE !
Let op de transport- en aansluitrichting (toe- en afvoeraansluiting) van de pomp. De verkeerde transportrichting van de pomp kan storing in de installatie veroorzaken!
De diameters van de aansluitleidingen moeten op zijn minst overeenkomen met de aansluitmaten van de pomp. Vernauwingen (alleen aan de perszijde toegestaan) leiden tot extra druk in de pomp, dus extra opgenomen vermogen. Zuig- en persleidingen zo aanbrengen dat bij stilstand, vloeistof voor en achter de pomp aanwezig blijft. In het inwendige van de pomp blijft dan eveneens voldoende vloeistof aanwezig om de pomp bij hernieuwde aanloop voldoende te smeren. In het complete leidingsysteem geen snelsluitende afsluiters toepassen. Door plotselinge veranderingen in stroomsnelheid (bijv. snel sluiten van een afsluiter) kunnen hoge drukpieken (zgn. waterslag) ontstaan die een verwoestende schade kunnen veroorzaken aan leidingen, pompen en meetapparatuur. Leidingbelastingen die voortkomen uit temperatuurverschillen of trillingen van de leidingen kunnen met het gebruik van geschikte compensatoren worden opgevangen. De aansluiting van meetinstrumenten is voor de controle van de pomp tijdens bedrijf noodzakelijk. In de installatie moeten de voorzieningen getroffen zijn ter voorkoming van het optreden van ontoelaatbaar hoge drukken. De pomp niet gebruiken bij een gesloten/geblokkeerde afvoer, tenzij een overstortklep is aangebracht.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 24 van 52
ATTENTIE !
De pomp mag in geen geval als bevestigingspunt voor de pijpleiding dienen. Vanuit het leidingsysteem mogen in geen geval krachten en momenten bijvoorbeeld door draaiing, uitzetting door warmte, enzovoort op de pomp worden uitgeoefend!
Zuigleiding De zuigleiding heeft voor de pomp minimaal een recht stuk van 4 x de nominale diameter van de leiding. Veranderingen van doorsnede en bochten moeten tot een minimum beperkt blijven. Ter voorkoming van luchtzakken moet bij het aanzuigen de zuigleiding stijgend naar de pomp gelegd worden, bij toeloop dalend naar de pomp. Bij stijgende leidingen, wanneer eventuele lucht niet voldoende kan worden afgevoerd, op het hoogste punt een vul/ontluchting aanbrengen. Wanneer de zuigleiding een grotere doorlaat heeft dan de zuigaansluiting van de pomp, moet een excentrisch verloopstuk worden toegepast, zodat er geen luchtzak en wervelingen kunnen ontstaan. De inbouw van een voetklep in de zuigleiding is alleen noodzakelijk om bij dunne vloeistoffen een korte aanzuigtijd te bewerkstelligen. Verontreinigingen in de vloeistof moeten met behulp van een zuigkorf of filter buiten de pomp worden gehouden. Dit geldt niet voor alle verdringerpompen, specifieke instructies hiervoor kunnen worden opgevraagd bij de leverancier. Eventuele filters dienen een ruim bemeten doorlaat te hebben en een zo gering mogelijke drukval. Plaats bij montage tijdelijk (gedurende ca. 24 bedrijfsuren) een fijn gaas tussen zuigflens en –leiding, zodat vreemde voorwerpen het inwendige van de pomp niet kunnen beschadigen. Indien er gevaar voor blijvende verontreinigingen blijft bestaan, plaats dan definitief een filter. Er mag geen lucht of opgewerveld bezinksel van de bodem in de zuigleiding komen. Het filter moet regelmatig gereinigd worden. Bij verdringerpompen voor media met vaste stoffen mogen de afmetingen van de vaste delen de doorlaat van de pomp niet te boven gaan. Voor het afsluiten van de leiding ten behoeve van montage- of reparatiewerkzaamheden moet dicht bij de pomp een afsluiter worden aangebracht. De afsluiter (bij voorkeur met volle doorlaat) mag niet gebruikt worden voor regeling van de pomp en moet tijdens bedrijf geheel geopend zijn. Zuigleiding dient zo kort mogelijk te zijn om de leidingweerstand zo gering mogelijk te houden. Een te grote weerstand kan gemakkelijk leiden tot cavitatie. Leidingwerk absoluut lekvrij monteren, om te voorkomen dat er lucht mee wordt aangezogen. Persleiding De persleiding selecteren op de nominale aansluitmaat van de pomp. Een optimale diameter garandeert dat de snelheid niet te hoog wordt en de stroming zoveel mogelijk laminair verloopt. Gebruik van stromingsbochten en het vermijden van T-stukken verlagen de weerstand in de persleiding. De verdringerpomp kan theoretisch een oneindig hoge druk opwekken. Bij gesloten persleiding, bijvoorbeeld door verstopping of door toevallig sluiten van een afsluiter kan de druk die de pomp opwekt een veelvoud bereiken van de voor de installatie toelaatbare druk. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot ernstige schade van pomp, leidingwerk of ingebouwde meet- en regelapparatuur. Daarom moeten in de installatie de benodigde veiligheidsvoorzieningen worden opgenomen, zoals drukschakelaar, veiligheidskleppen, bypass of breekplaten met retourleidingen. Voor het afsluiten van de leiding ten behoeve van montage- en reparatiewerkzaamheden moet dicht bij de persflens een afsluiter worden aangebracht. Zie voor de eventueel noodzakelijke toepassing van een terugslagklep, paragraaf 4.9. Wanneer pompen parallel worden geschakeld is het raadzaam na de pomp een terugslagklep te monteren. Hiermee wordt voorkomen dat vloeistof vanuit de installatie of van een parallel gekoppelde pomp door de pomp terugstroomt. Speciale aansluitingen De toevoer van spoel-, sper-, quenchvloeistof moet met regelmatige tussenpozen worden gecontroleerd. Aansluitingen voor het ontluchten en voor het afvoeren van lekvloeistof moeten ook regelmatig worden gecontroleerd op verstoppingen.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 25 van 52
Quenchen : Bij het quenchen is de druk van het afdichtingmedium kleiner dan de druk van het transportmedium. Het transportmedium gaat over in het afdichtingmedium. Sperren : Bij het sperren is de druk van het afdichtingmedium groter dan de druk van het transportmedium. De afdichtingglijvlakken worden door het afdichtingmedium gesmeerd. Verwarmingsmantel : De BTH tandwielpompen zijn uitgerust met een verwarmingsmantel op het pomphuis. Verwarmingsmantels worden gebruikt om de verpompte vloeistof vloeibaar te houden en zijn vaak nodig bij het verpompen van hoogviskeuze vloeistoffen of vloeistoffen die de neiging hebben te stollen. We adviseren u de pomp te verwarmen voordat u hem start. U verwarmt de verwarmingskamers door een separaat circulatiesysteem aan te sluiten dat verwarmingsvloeistoffen zoals water, stoom of olie doet circuleren. Als de oppervlaktetemperatuur hoger is dan 60 0C dienen deze plaatsen te worden gemarkeerd met de waarschuwingssticker “Heet oppervlak”, om brandwonden te voorkomen. Verwarmingsmantels isoleren ter voorkoming van persoonlijk letsel en om onnodig warmteverlies tegen te gaan. 4.8
Geluidsreducerende opstelling Pompen of pompgroepen kunnen onder ongunstige omstandigheden geluidsniveaus van meer dan 85 dB (A) produceren. Indien nodig moet gehoorbescherming worden gedragen. Denk altijd aan uw veiligheid en volg daarom bij bediening, onderhoud en inbedrijfstelling altijd de van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften en andere technische regels op. Omdat de pomp met of zonder aandrijving doorgaans als installatiecomponent wordt gebruikt is de definitieve opstelling bij levering meestal niet bekend. Geluidsmetingen worden daarom steekproefsgewijs door onze fabrikanten uitgevoerd onder standaard condities. Een geluidsvermindering kan worden bereikt door isolering van de fundatie ten opzichte van de vloer met behulp van een daarvoor geschikte isolatieplaat en door het gebruik van geschikt compensatoren tussen de leidingen en de pomp. De fundatie mag geen vaste verbinding met de vloer of de wanden hebben. Compensatoren moeten regelmatig op veroudering en scheuren gecontroleerd worden. Een andere mogelijkheid voor geluidsreducering is het toepassen van trillingsdempers. In dit geval moet een raamwerk onder de pompvoet of fundatie gemaakt worden. Ook kan een geluidsisolerende omkasting worden geïnstalleerd, waarbij deze omkasting specifiek is afgestemd op het terugdringen van hinderlijke geluidsniveaus. Specifieke gegevens omtrent de te verwachten geluidsemissie kunnen verstrekt worden, mits bij opdracht vermeld.
4.9
In- en uitbedrijfstelling
Gevaar door magneetveld. Kans op levensgevaar of materiële schade!
Pompen die uitgevoerd zijn met magneetkoppeling dienen onderstaande instructies te worden gevolgd in verband met levensgevaar en materiële schade door magneetveld! Zorg ervoor dat personeel met een pacemaker geen werkzaamheden aan de pomp uitvoert. Werkplaats beveiligen, indien nodig afzetten : Zorg ervoor dat personeel met pacemaker een veiligheidsafstand van >1 m aanhoudt. Zorg ervoor dat er geen magnetiseerbare metalen onderdelen door de magneetkoppeling van de pomp kunnen worden aangetrokken.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 26 van 52
Zorg ervoor dat onderdelen van de magneetkoppeling niet door magnetiseerbare metalen onderdelen kunnen worden aangetrokken. Met voorwerpen die gevoelig zijn voor magneetvelden een veiligheidsafstand van >150 mm tot de magneetkoppeling aanhouden. Betreft identiteitskaarten (met magneetstrip), creditcards, pinpassen en elektrische – elektronische fijnmechanische apparaten. Inbedrijfstelling Controleer de draairichting van de pomp, deze is aangegeven middels een pijl op de pomp. Controleer of de draairichting van de motor overeenkomt met die van de pomp, zie ook paragraaf 6.7. Let bij het controleren van de draairichting op voor eventueel niet afgeschermde draaiende delen! Monteer na het controleren van de draairichting de beschermkap, voordat de pomp wordt opgestart! Pompen uitgevoerd met een stopbuspakking controleren of het drukstuk door middel van de moeren niet te stijf is aangedraaid. Controle van het vrij draaien van de as uitvoeren door het aseinde bij de koppeling enige malen rond te draaien. Stopbuspakking heeft als doel lekkage tegen te gaan maar niet geheel te verhinderen. Enige lekkage is noodzakelijk, om wrijving te voorkomen en wrijvingswarmte af te voeren Voor het opstarten moet de pomp en zuigleiding ontlucht en volledig met vloeistof gevuld zijn. Draai de pompas een paar keer rond en vul eventueel vloeistof bij. Een in de zuig- of toeloopleiding aanwezige afsluiter moet geheel geopend worden. Op het pompsysteem een druktest uitvoeren, waarbij de testdruk niet hoger is dan de 1,3-voudige nominale druk (zie gegevens typeplaat, paragraaf 4.1) van de pomp en afdichtingsysteem. Indien de pomp is voorzien van een spervloeistof- of spoelvloeistofaansluiting dan de afsluiter in deze toevoer geheel open draaien. Om overbelasting van de motor te voorkomen mag nooit opgestart worden met een gesloten persafsluiter. Een ontoelaatbare opwarming van de vloeistof kan tot beschadiging van de pomp leiden. Indien tijdens het opstarten vibratie optreedt, dit onmiddellijk verhelpen voordat opnieuw opgestart kan worden. ATTENTIE !
De pomp mag nooit tegen een gesloten persafsluiter draaien!
Het opnieuw inschakelen is alleen bij stilstaande pompas toegestaan. ATTENTIE !
Terugstromende vloeistof bij stilstaande pomp mag niet tot een tegengestelde draairichting van de pomp leiden. Daardoor kunnen o.a. de draairichtingafhankelijke asafdichtingen beschadigd worden!
In bovenstaande gevallen moet een terugslagklep worden toegepast. Een veranderde pomptoerental (bijvoorbeeld bij frequentieregeling) heeft invloed op het debiet, opvoerhoogte, het opgenomen vermogen, NPSH, het lawaai en de trillingen. Het debiet varieert rechtevenredig met de pomptoerental, de opvoerhoogte varieert als snelheidsverhouding tot de tweede macht en het vermogen tot de derde macht. Het nieuwe bedrijf zal echter ook afhangen van de systeemcurve. Bij het verhogen van het toerental is het daarom belangrijk ervoor te zorgen dat de maximale bedrijfsdruk van de pomp niet wordt overschreden en de aandrijving niet wordt overbelast en dat het lawaai en de trillingen binnen de plaatselijke vereisten en regelgevingen vallen. Bovendien is het ook belangrijk om de pomp niet onder de minimale flow te laten functioneren, om rondpompen van de vloeistof in de pomp te voorkomen.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 27 van 52
Om de 1.000 bedrijfsuren de toestand van de koppeling of snaaraandrijving en de elastische elementen controleren. Na inspectie uitlijning van de koppeling controleren en indien nodig opnieuw uitlijnen, zie paragraaf 4.4. Uitbedrijfstelling Motor uitschakelen en erop letten of de installatie rustig tot stilstand komt. Wanneer de pomp gestopt is dan pas de afsluiters in de zuig- en persleiding sluiten om schade aan de pomp te voorkomen. Bij temperaturen onder het vriespunt van de vloeistof en/of langere periode van buitenbedrijfstelling, moet de pomp volledig afgetapt en schoongemaakt worden (zie paragraaf 3.3). 4.10
Onderhoud
Gevaar door magneetveld. Kans op levensgevaar of materiële schade!
Pompen die uitgevoerd zijn met magneetkoppeling dienen onderstaande instructies te worden gevolgd in verband met levensgevaar en materiële schade door magneetveld! Zorg ervoor dat personeel met een pacemaker geen werkzaamheden aan de pomp uitvoert. Werkplaats beveiligen, indien nodig afzetten : Zorg ervoor dat personeel met pacemaker een veiligheidsafstand van >1 m aanhoudt. Zorg ervoor dat er geen magnetiseerbare metalen onderdelen door de magneetkoppeling van de pomp kunnen worden aangetrokken. Zorg ervoor dat onderdelen van de magneetkoppeling niet door magnetiseerbare metalen onderdelen kunnen worden aangetrokken. Met voorwerpen die gevoelig zijn voor magneetvelden een veiligheidsafstand van >150 mm tot de magneetkoppeling aanhouden. Betreft identiteitskaarten (met magneetstrip), creditcards, pinpassen en elektrische – elektronische fijnmechanische apparaten. Controle tijdens bedrijf ATTENTIE !
De pomp tijdens het onderhoud / reparatie beveiligen tegen onbedoeld inschakelen. Alleen werken bij een installatie of pomp die niet onder druk staat!
Onderhouds- en schoonmaakwerkzaamheden alleen door vakbekwaam personeel laten uitvoeren. Het vakpersoneel uitrusten met persoonlijke beschermingsmiddelen. De pomp met regelmatige tussenpozen schoonmaken en onderhouden zodat een storingsvrij gebruik is gegarandeerd. Let op rustig en trillingsvrij draaien van de pomp. Drooglopen van de pomp moet beslist worden voorkomen. Asafdichtingen d.m.v. een pakkingbus met drukstuk moeten tijdens bedrijf worden afgesteld en moeten dan, afhankelijk van de toegepaste pakkingsoort, iets lekken om drooglopen en opwarming te voorkomen. De stopbusmoer of het pakkingdrukstuk dus niet te strak aandraaien. Mechanische asafdichtingen laten bij optimale omstandigheden slechts geringe of nauwelijks zichtbare (dampvorm) lekkage zien. ATTENTIE !
Draaien tegen gesloten afsluiter is niet toegestaan!
ATTENTIE !
De maximaal toelaatbare omgevingstemperatuur bedraagt 40 C. De temperatuur van de lagers kan, gemeten op het motor- of pomphuis, tot 50 C boven de omgevingstemperatuur liggen. Ze mag niet boven 90 C komen!
Toepassing voor hogere temperaturen is alleen na overleg met de leverancier toegestaan. Om bedrijfszekerheid te garanderen moeten geïnstalleerde reservepompen eenmaal per week door kortstondig in- en uitschakelen in bedrijf worden genomen.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 28 van 52
Aslagering Verdringerpompen zijn doorgaans uitgerust met glijlagers (eventueel in combinatie met kogellagers), vetgesmeerde kogellagers. Glijlagers worden of door het te verpompen medium of extern met behulp van een oliepotje of vetpatroon gesmeerd. Controleer regelmatig of de smering voldoende is en of geen ontoelaatbare speling in de lagering is opgetreden. Indien de glijlagers werken in combinatie met kogellagers dan wordt gelijktijdig vervanging aanbevolen. Vetgesmeerde kogellagers zijn doorgaans voorzien van levensduursmering (geen vetsmeernippel). Alleen wanneer lageringen zijn voorzien van vetsmeernippels moet regelmatig nasmering plaatsvinden (eventueel nasmeerfrequentie opvragen). Lagers dienen na iedere 5000 bedrijfsuren te worden gecontroleerd. Indien van toepassing vul niet meer dan 30-50% van de beschikbare vrije ruimte. Gebruik hiervoor hars- en zuurvrij lagervet(NLGI-klasse 265 tot 295 mm/10). Bij te verpompen vloeistoffen boven 110 0C is lagervet op basis van lithiumzeep aan te bevelen (max. 185 0C). Bij nog hogere temperaturen komen siliconenvetten in aanmerking (max. 125 0C). Te veel nasmering kan oververhitting en dus beschadiging van de lagers veroorzaken. Bij normaal gebruik moeten kogellagers na circa 10.000 bedrijfsuren of ten hoogste 2,5 jaar worden vervangen. ATTENTIE !
Bij die pompen die worden toegepast in de levensmiddelensector moeten daar waar olie of vet in aanraking kan komen met het medium, speciale oliën of vetten (levensmiddelenkwaliteit) worden toegepast.
Vet inleveren als klein chemisch afval bij een erkende afvalinzamelaar.
Bij ongunstige bedrijfsomstandigheden, zoals bijvoorbeeld bij hoge omgevingstemperatuur, corrosieve en zeer stoffige omgeving moeten de lagers dienovereenkomstig eerder gecontroleerd en zonodig vervangen worden. ATTENTIE !
Defecte / versleten lagers leiden tot vervolgschade en kunnen een verhoogde geluidsemissie tot gevolg hebben!
Smeermiddelen Aanbevolen vetsoorten volgens de classificatie NLGI-2 (indeling van smeervetten). AGIP MOBIL API
AGIP GR MU EP2 MOBILUX EP 2 IP ATHESIA EP2
Asafdichtingen De volgende asafdichtingen worden bij de Kracht tandwielpomp toegepast. Stopbusafdichtingen : lekken druppels van de verpompen vloeistof. Mechanische afdichtingen : geringe lekkage (damp) van de verpompen vloeistof. Magneetkoppeling : zijn hermetisch afgesloten. Stopbusafdichtingen regelmatig controleren. Let erop dat de pakking niet droogt komt te lopen, derhalve dient een pomp uitgevoerd met stopbuspakking iets te lekken over de stopbus. Bij stopbusafdichtingen kan na verloop van tijd en meerdere keren aantrekken van het drukstuk nog een pakkingring gemonteerd worden. Na 4.000-5.000 bedrijfsuren en circa 25% vervorming van de stopbuspakkingringen is het raadzaam de complete set te vervangen. Zorg er daarbij voor dat alle oude pakkingringen worden verwijderd maar niet de eventueel aanwezige lantaarnring (ten behoeve van spoeling of afzuiging) weer op de goede plaats wordt gemonteerd. Een uitvoerige instructie is bij navraag beschikbaar.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 29 van 52
ATTENTIE !
Wanneer de stopbusmoer te sterk wordt aangetrokken (of het pakkingdrukstuk) kan dit een beschadiging van de pompas tot gevolg hebben.
De mechanische asafdichtingen vragen geen onderhoud. Aanwezige spoel- en speraansluitingen moeten altijd worden gebruikt. Treedt er na langere tijd lekkage op dan moet de asafdichting als complete set worden vervangen. De magneetkoppeling bestaat uit een aangedreven buitenmagneet die een binnenmagneet omsluit. De binnenmagneet is verbonden met de pompas c.q. waaier. Doordat de magneten tegenover elkaar gepoold zijn, zal de binnenmagneet, vanwege het magnetische veld, draaien als de buitenmagneet draait. Tussen de binnen en buitenmagneet bevindt zich een bus die het vloeistofgedeelte (zonder asdoorvoer !) hermetisch afsluit. Daarom zijn magneetgekoppelde pompen gegarandeerd lekvrij. Ontkoppeling van de magneten treedt op als de belasting op de pomp hoger wordt dan het koppel van de magneten. De magneten worden geforceerd en ontkoppelen. Als ontkoppeling zich voordoet, verhoogt de snelheid van de aandrijfmagneet tot onbelaste snelheid van de motor en blijven de aangedreven magneet en de pompende onderdelen bewegingsloos. Om de magneten opnieuw te koppelen moet de motor stilgezet worden om de magneten de gelegenheid te geven zich te centreren en daarna terug opgestart te worden. Ontkoppeling is een eigenschap die inherent is aan magnetische koppelingen. Het fenomeen wijst geenszins op falen van de pomp. Ontkoppeling van de magneten zal zich normaal enkel voldoen als het koppel van de magneten overschreden wordt. Ontkoppeling kan gezien worden als een veiligheid, die erop wijst dat de motor en/of pomp overbelast zijn. Het ontkoppelingsmoment varieert afhankelijk van de verpompte vloeistof, de temperatuur, de systeemvoorwaarden en de kracht van de aandrijfmagneet. De geruisloze werking van magnetisch aangedreven pompen maakt dat het falen van de magneetkoppeling en de pompende delen niet zonder meer kan worden vastgesteld. Het is soms nodig om de pomp te demonteren. Daarom is het belangrijk mogelijke oorzaken te herkennen : Verstopping in de perszijde van het systeem De persdruk is hoger dan het ontkoppelingspunt De viscositeit van het product is te hoog Vreemde stoffen blokkeren de pompende delen De pompende delen zitten vast ten gevolge van uitgeharde vloeistoffen. Laat de pomp leeg , spoel de pomp grondig om de vloeistofresten te verwijderen. Revisie advies Indien een pomp geheel gecontroleerd en/of gereviseerd moet worden dan adviseren wij deze naar de leverancier terug te sturen tenzij voldoende vakbekwaam personeel en voorzieningen aanwezig zijn om de revisie volgens de voorschriften ter plaatse uit te voeren. In dat geval verzoeken wij u de specifieke de- en montagevoorschriften bij ons op te vragen (indien niet anders beschikbaar dan zullen deze in de oorspronkelijke taal worden geleverd).
Gevaar door magneetveld. Kans op levensgevaar of materiële schade!
Pompen die uitgevoerd zijn met magneetkoppeling dienen onderstaande instructies te worden gevolgd in verband met levensgevaar en materiële schade door magneetveld! Zorg ervoor dat personeel met een pacemaker geen werkzaamheden aan de pomp uitvoert. Werkplaats beveiligen, indien nodig afzetten : Zorg ervoor dat personeel met pacemaker een veiligheidsafstand van >1 m aanhoudt. Zorg ervoor dat er geen magnetiseerbare metalen onderdelen door de magneetkoppeling van de pomp kunnen worden aangetrokken.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 30 van 52
Zorg ervoor dat onderdelen van de magneetkoppeling niet door magnetiseerbare metalen onderdelen kunnen worden aangetrokken. Met voorwerpen die gevoelig zijn voor magneetvelden een veiligheidsafstand van >150 mm tot de magneetkoppeling aanhouden. Betreft identiteitskaarten (met magneetstrip), creditcards, pinpassen en elektrische – elektronische fijnmechanische apparaten. Om de pomp tegen inbedrijfstelling te beveiligen moeten de aansluitkabels van de motor worden losgenomen. De installatie of pompgroep moet beveiligd worden tegen onopzettelijk inschakelen. Als de pomp voor revisie wordt geretourneerd dan verzoeken wij u deze voor verzending af te tappen en te spoelen en ter voldoening aan de veiligheids- en milieuvoorschriften een “Veiligheidsverklaring Pompen” mee te zenden (zie bladzijde 35). Eventueel kunt u deze opvragen bij Verder B.V. of downloaden van de website www.verder.nl. Bij pompen voor het transport van vloeistoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid of het milieu, moet er bij het legen van de pomp op worden gelet dat er geen gevaar voor personen of milieu ontstaat. De wettelijke bepalingen moeten worden nagekomen. Passende beschermende kleding en zo nodig een beschermingsmasker dragen. De gebruikte spoelvloeistof en vloeistofresten in de pomp moeten vakkundig en zonder gevaar voor personen en milieu worden opgevangen en afgevoerd. Er zal altijd een minimum aan vloeistof in de pomp achterblijven. Zorg er dus voor dat de pomp zorgvuldig en met een geschikt middel gespoeld wordt of neem de nodige voorzorgen om schade door achtergebleven vloeistofresten te verhinderen. Als ontvlambare, giftige of gevaarlijke producten verpompt werden, moet het reinigen van de inwendige delen van de pomp overgelaten worden aan degelijk opgeleid personeel. Raadpleeg en respecteer steeds de veiligheidsvoorschriften die voor het verpompte product van toepassing zijn. Vloeistof en spoelvloeistof incl. resten als chemisch en/of industrieel afval inleveren bij een erkende afvalinzamelaar.
De pomp altijd beveiligen tegen omvallen. Bij het losmaken van de pomp uit het leidingsysteem bestaat het risico dat deze omvalt, waardoor personen ernstig gewond kunnen raken.
De pomp alleen in drukloze, lege of ontsmette toestand demonteren en transporteren!
Bij de verschillende bouwvormen dient men als volgt te handelen : Pompen in blokbouwvorm : Pomp scheiden van het leidingsysteem en eventuele extra aansluitingen. Montagebouten van pompvoet en/of motorvoet losdraaien. Pompen met motor op fundatie : Pomp scheiden van het leidingsysteem en eventuele extra aansluitingen. Beschermkap koppeling verwijderen. Montagebouten van de pompvoet losdraaien en vervolgens van de motor lostrekken. Andere mogelijkheid is om de pompgroep compleet te demonteren uit het leidingsysteem : Pomp scheiden van het leidingsysteem en eventuele extra aansluitingen. Bevestigingsbouten cq. ankers losdraaien en vervolgens de pompgroep verplaatsen. Bij demontage van pomp of pompgroep mag beslist geen geweld worden gebruikt! Gebruik de juiste transport- en hijsmiddelen bij demontage, zie paragraaf 3.2! De pomp tijdens transport met passende bevestigingsmiddelen vastzetten op een voldoende stevige pallet of in een stevige geschikte doos. Zuig – en persaansluiting moeten worden afgedicht.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 31 van 52
Pomp of pompgroep verschroten : Voer componenten als bijv. pomp, aandrijving koppeling, beschermkap of fundatieplaat, al naar gelang de aard van het materiaal en de bestaande voorschriften, af als staalschroot, RVS, aluminium, koper of kunststof. Storing en storingsoorzaak Storingen in een pompinstallatie kunnen verschillende oorzaken hebben. De storing hoeft niet in de pomp te zitten, maar ook door het leidingsysteem of de bedrijfsomstandigheden veroorzaakt worden. Controleer altijd eerst of de installatie conform de voorschriften in deze gebruikershandleiding is uitgevoerd en of de bedrijfsomstandigheden nog overeenkomen met de specificaties waarvoor de pomp is aangeschaft. Bij een storing de pomp onmiddellijk stilzetten en de storing door een bevoegde persoon laten verhelpen. In het algemeen zijn storingen bij een pompinstallatie terug te brengen tot de volgende oorzaken : Storingen aan de pomp. Storingen of fouten in het leidingsysteem. Storingen door onjuiste installatie of inbedrijfstelling. Storingen door onjuiste pompkeuze ATTENTIE !
Om storingen te kunnen verhelpen moet de pomp afgekoeld, drukloos en tevens afgetapt zijn!
Het overzicht geeft eventuele storingen aan met mogelijke oorzaken. Voor storingen die hier niet genoemd worden of die te wijten zijn aan andere oorzaken, gelieve u contact op te nemen. Overzicht van eventueel voorkomende storingen Storing
Storingsoorzaak
Pomp levert geen vloeistof
1-3-5-27-30-31-35-37-40-43
Pomp levert onvoldoende of onregelmatige capaciteit
3-4-5-14-15-16-26-27-28-30-34-35-41-43
Pomp levert onvoldoende druk
7-14-15-16-28-34-35-37-43
Pomp loopt niet aan
8-12-36-38-39-40
Pomp vraagt afwijkend vermogen
7-9-11-12-14-15-18-21-22-32-34-36
Pomp schudt en maakt lawaai
2-5-9-10-11-12-13-15-19-20-22-23-24-2527-30-32-41-42
Asafdichting lekt overdadig
9-11-17-18-19-20-33
Asafdichting slijt teveel
6-7-9-11-13-17-18-19-20-21-33
Lagers slijten te snel
9-11-12-19-20-22-23-24-25
Pomp wordt warm en/of loopt vast
9-12-13-19-20-22-23-24-25-29-32-34-3743
Aandrijvende unit wordt overbelast
9-12-13-19-20-22-23-24-25-29-30-32-3438-39-43
Medium verandert van structuur
4-5-27-29-32-35
Overzicht van verklaring van nummercodering storingsoorzaak Verklaring van nummercodering storingsoorzaak 1
Pomp en zuigleiding zijn niet geheel gevuld.
2
Gas of lucht komt uit de vloeistof vrij (cavitatie).
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 32 van 52
Verklaring van nummercodering storingsoorzaak 3
Luchtinsluiting in de zuigleiding.
4
Door de pakkingbus lekt lucht naar binnen.
5
Inlaat van de zuigleiding is onvoldoende ondergedompeld.
6
Spoeling van de asafdichting is onvoldoende.
7
Verkeerde draairichting.
8
Vreemd voorwerp in de pomp.
9
De assen liggen niet zuiver in elkaars verlengde.
10 De fundatie is vervormd door slechte ondersteuning of is losgetrild. 11 De as is krom. 12 Draaiende delen lopen te zwaar tegen stationaire delen (wrijving te groot). 13 De lagers zijn versleten. 14 De verdringingselementen zijn gesleten. 15 De verdringingselementen zijn beschadigd. 16 De pomphuispakking lekt, mogelijk inwendige lekkage. 17
De as of asbus is versleten en/of de pakking is beschadigd. De loopvlakken van de seal zijn beschadigd.
18 De pakking is niet goed aangebracht. 19 De as draait excentrisch door versleten lagers of slecht uitlijnen. 20 De draaiende delen zijn in onbalans (trillen). 21
De pakkingdrukker is te vast aangezet, waardoor geen smerende vloeistof tussen de as en de stopbuspakking kon dringen.
22
Ondoelmatige smering of onvoldoende smeermiddel in de lagerhuizen, mogelijk als gevolg van een lek; merkbaar aan verhoogde temperatuur.
23 Onvoldoende smering. 24 De lagers zijn vervuild. 25 Roestvorming in de lagers door binnengedrongen vocht. 26 Manometrische opvoerhoogte is te laag berekend. 27
De zuighoogte is te groot of er is te weinig verschil tussen de aanwezige toeloophoogte en de dampspanning van de vloeistof (te lage NPSH/cavitatie).
28 Het toerental is te laag. 29 Het toerental is te hoog. 30 Er is verstopping in de zuigleiding (eventueel afsluiter dicht of filter verstopt). 31 Er is verstopping in de persleiding (eventueel afsluiter dicht of filter verstopt). 32 De pomp werkt niet op de selectiegegevens. 33 Er is een onjuiste afdichting toegepast. 34
De vloeistof heeft een hoger soortgelijk gewicht c.q. viscositeit dan waarvoor de pomp bestemd is.
35 Er is een lek in de zuigleiding. 36
Elektrische gegevens van de motor komen niet overeen met het net c.q. motoraansluiting is niet goed.
37 De veiligheidsklep is onjuist afgesteld of defect. 38 Rubber of kunststofdelen zijn gezwollen. 39 Vloeistof is uitgehard of heeft zich afgezet bij stilstand.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 33 van 52
Verklaring van nummercodering storingsoorzaak 40
De overbrengingselementen van de koppeling of de snaaroverbrenging zijn defect of versleten.
41
De zuigleiding is te lang, te klein in diameter of heeft teveel bochten of weerstandvergrotende appendages.
42 Verkleving rotor/stator na langdurige stilstand. 43
De vloeistof heeft een afwijkende bedrijfstemperatuur ten opzichte van de toegepaste rotor (ondermaats).
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 34 van 52
5.
Veiligheidsverklaring pompen
ALGEMENE INFORMATIE Betreft : Veiligheidsverklaring voor reparatie, service en/of proefdraaien van pompen en pompinstallaties. Verder B.V. wil zeker stellen, dat het zijn werknemers niet bloot stelt aan onnodige gevaren en risico’s. Om deze reden verzoeken wij uw medewerking bij het completeren van deze verklaring en vervolgens te retourneren naar onderstaand adres of te overhandigen aan onze servicemonteur.
Klant
:
Verder B.V. / Groningen
Afdeling
:
Technical Support
Faxnummer / e-mail
:
+31 (0)50 549 59 22 /
[email protected]
Contactpersoon
:
Goederen worden pas in behandeling genomen of servicewerkzaamheden worden gestart, nadat deze verklaring op kantoor of door onze servicemonteur is ontvangen. Wij zijn u erkentelijk voor uw medewerking, zodat wij onze reparatie en service op een zo verantwoord mogelijke wijze kunnen blijven uitvoeren.
1. KLANTGEGEVENS : Klant
:
Adres
:
Postcode
:
Woonplaats
:
Telefoonnummer
:
Faxnummer
:
Contactpersoon
:
Afdeling
:
Opdrachtnummer
:
2. POMPGEGEVENS : Fabrikaat + Type
:
Serienummer
:
3. PROCESGEGEVENS : Medium
:
Gereinigd met
:
Uitgevoerd door
:
Datum
:
Opmerkingen
:
Veiligheidsvoorschriften medium s.v.p. aankruisen wat van toepassing is.
SCHADELIJK
GIFTIG
BRANDBAAR
ONTVLAMBAAR
EXPLOSIEF
RADIOACTIEF
CORROSIEF
MILIEUGEVAARLIJK
VEILIG
Een kopie van deze verklaring s.v.p. meesturen met de pomp of overhandigen aan onze servicemonteur. Indien van toepassing een kopie van het productveiligheidsblad bijvoegen. Wanneer de pomp moet worden getransporteerd, alle pompaansluitingen afsluiten, dit om veiligheids-, gezondheids- en milieurisico’s te vermijden.
Hiermee bevestigd ondergetekende dat de pomp volledig is ontdaan van gevaarlijke stoffen (zuren, logen, oplosmiddelen, etc.) en gereinigd is. Mocht tijdens demontage of proefdraaien het vermoeden bestaan, dat de pomp resten bevat van gezondheids- en/of milieubelastende stoffen, dan houdt Verder B.V. zich het recht voor om de betreffende pomp naar de opdrachtgever te retourneren of om de servicewerkzaamheden te stoppen.
Naam
:
Datum
:
Handtekening
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 35 van 52
:
6.
Aanvullende veiligheids- en bedrijfsvoorschriften voor elektromotoren, verbrandingsmotoren, motorreductoren- en variatoren.
6.1
Algemeen In verband met de veelheid van mogelijke fabrikaten en uitvoeringen van door Verder B.V. meegeleverde aandrijvingen, kan alleen een aantal algemene aanwijzingen worden gegeven. Deze zijn voor ervaren installatie- en/of servicemonteurs meestal voldoende. Vraag bij twijfel of bij het ontbreken van voldoende informatie deze, voor u tot installatie overgaat, op bij Verder B.V.
Tijdens gebruik kunnen motoren zeer heet worden.
Tijdens bedrijf moet rekening worden gehouden met bewegende delen en, ook na uitschakeling, met spanningvoerende delen en hete oppervlakken. Zoals dit geldt voor pompinstallaties in het algemeen, dienen transport, installatie en onderhoud uitsluitend te worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Dit onder strikte naleving van de desbetreffende technische handleidingen en voorschriften, de waarschuwings- en instructiegegevens, de installatiespecifieke bepalingen en vereisten, de nationale en regionale voorschriften ten aanzien van installatie en veiligheid. Foutieve installatie en/of bediening, ongeoorloofd gebruik en ondeskundig handelen kan zwaar lichamelijk letsel en/of grote materiële schade tot gevolg hebben!
6.2
Toepassing volgens de voorschriften De door Verder B.V. geleverde pompen en pompgroepen zijn bestemd voor inbouw in industriële installaties en voldoen aan de Machinerichtlijn 2006/42/EG. Inbedrijfname is verboden, totdat is vastgesteld dat de installatie of machine voldoet aan deze Machinerichtlijn. Door het aanbrengen van bekabeling en de toepassing van diverse elektrische componenten bij installatie, dient ook te worden nagegaan of de installatie voldoet aan de EMC-Richtlijn 2004/108/EG. De motoren zijn ontworpen voor industrieel gebruik en mogen daarom uitsluitend worden geïnstalleerd door vakkundig en bevoegd personeel. Vóór inbedrijfstelling dient de installatie conform alle voorschriften, wetsbepalingen en technische normen te worden uitgevoerd.
6.3
Transport en opslag Geconstateerde beschadigingen moeten direct aan de vervoerder en Verder B.V. worden gemeld. Voor het melden van eventuele schade, zie paragraaf 3.1 – Controle geleverde goederen. Hijsogen dienen vast aangedraaid te zijn en mogen alleen voor het heffen van het eigen gewicht van de aandrijving (en NIET van de gehele pompgroep!) worden gebruikt! Opslag mag alleen plaats vinden in een droge, stofvrije en trillingsarme ruimte, waarbij openingen van kabelinvoeren en doorlopende bevestigingsgaten tijdelijk afgedicht worden. Houd er rekening mee dat na een opslag van een jaar de gebruiksduur van het vet in de lagers afneemt. Opslaan is toegestaan bij temperaturen tussen de -20 0C en +40 0C. Activeer, indien deze is gemonteerd, de stilstandverwarming; gebruik anders een droogmiddel. Roteer ook de as iedere week Ook wordt geadviseerd, na langere stilstandtijd, de isolatieweerstand van de wikkelingen te (laten) controleren alvorens toto inbedrijfstelling over te gaan. Als de isolatieweerstand lager is dan 10 0 Mohm, gemeten met een meggerspanning van 500 V bij een temperatuur van 20 C, verdient het aanbeveling de motorwikkeling te laten drogen.
6.4
Opstelling- en montagevoorschriften Op de plaats van gebruik moeten de condities voldoen aan alle op het typeplaatje en in de gebruikershandleiding vermelde gegevens. Tenzij hierin uitdrukkelijk is voorzien, geldt :
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 36 van 52
Een toelaatbare omgevingstemperatuur van –15 0 tot +40 0C. Een te hoge omgevingstemperatuur en luchtvochtigheid, zal de goede werking van de motor nadelig beïnvloeden. Opgesteld in een voldoende geventileerde ruimte en genoeg vrije ruimte bij de koelluchtopeningen van minstens een 1/4 van de elektromotordiameter. De warme lucht uitstroom mag niet terug gevoerd worden naar deze koelluchtopeningen. Oliën, zuren, gassen, dampen en stralingen in de directe omgeving zijn niet toegestaan. Stofvorming, welke zich hecht aan het oppervlak van de motor, zal de goede werking van de motor nadelig beïnvloeden. Opstelling en montage van de motor op een vaste en vlakke ondergrond en/of fundatie, die zwaar genoeg is om het gewicht en de trillingen van de motor(en) op te vangen. Wanneer de motor is voorzien van een elastische koppeling na montage de uitlijning altijd controleren, zie paragraaf 4.3 – Uitlijning koppeling. Relevante afschermen op en rondom de motor moeten naar behoren zijn aangebracht. Schakelapparatuur altijd aanbrengen in hiervoor geschikte droge, stofvrije en afsluitbare ruimte. Bescherm verticale bouwvormen tegen het binnendringen van vreemde delen of vloeistof (let daarbij op de ongehinderde toevoer van koellucht!). Wanneer eventueel aanwezige condenswatergaten met plastic doppen zijn afgesloten, deze alleen als dit nodig is openen. Bij geopende afwateringsgaten gaat de beschermingsgraad IP 55 verloren. De klemmenkast zo mogelijk met kabelinvoer naar onderen monteren. Passende PG-wartels moeten zorgen voor een goede kabelinvoerafdichting. Opstelling in vochtige ruimten of in de buitenlucht kan alleen een storingsvrij bedrijf worden gewaarborgd wanneer ook onderstaande werkzaamheden worden uitgevoerd : Breng de klemmenkast zó aan dat de kabel van onderaf wordt ingevoerd. Gebruik passende PG- of metrische wartels of pas verloopstukken toe. Smeer de schroefdraad van wartels en blindstoppen met pakking in, draai ze goed vast en smeer ze daarna nogmaals in. Dicht kabelinvoer eveneens goed af. Reinig de sluitranden van de klemmenkast en het klemmenkastdeksel vóór de montage. De pakkingen moeten aan één kant zijn ingeplakt. Vervang uigedroogde en gebarsten pakkingen. 6.5
Vermogensafname Het vermogen van de motor kan bijvoorbeeld via een elastische koppeling, via V-snaren of door middel van rechtstreeks op de as gemonteerde onderdelen worden afgenomen. Een nauwkeurige uitlijning verhoogt onder meer de levensduur van de lagers. Bij rechtstreeks op de as gemonteerde onderdelen die een grotere diameter hebben, dien men wel op de “lager-rotatiekrachten” te letten. Stoten en slagen moeten in ieder geval worden vermeden. Om de motoras niet ontoelaatbaar te belasten, moeten de motoor en d pomp zorgvuldig worden uitgelijnd. De toelaatbare radiale krachten mogen niet worden overschreden. Het opgegeven nominale motorvermogen geldt voor een omgevingstemperatuur van max. 40 0C en een opstellingshoogte tot 1.000 meter. Bij een hogere omgevingstemperatuur, of bij een opstelling op grotere hoogte, neemt het toelaatbare afneembare vermogen af. Bij montage aan een vertragingskast op opsteekas van de pomp is het aan te bevelen de as en de flens te voorzien van een vetlaag, zodat eventuele demontage gemakkelijk kan worden uitgevoerd.
6.6
Elektrische aansluiting Er mag alleen aan de installatie worden gewerkt wanneer deze spanningsvrij is. De installatie moet worden beveiligd tegen opzettelijk inschakelen. De motor moet overeenkomstig de op het typeplaatje vermelde gegevens en volgens het aansluitschema in de klemmenkast worden aangesloten. Tenzij hierin uitdrukkelijk is voorzien, geldt : De aansluiting van de motor moet voldoen aan de ter plaatse geldende voorschriften, waarbij een thermische beveiliging (motorbeveiligingsschakelaar) het risico van overbelasting van de motor moet beperken. Aansluiting op het elektriciteitsnet en inbedrijfstelling mag uitsluitend worden uitgevoerd door een erkend installateur.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 37 van 52
De nominale spanning en frequentie van de motor moeten overeenkomen met de gegevens van het voedingsnet. Let erop dat in sommige gevallen één-fase motoren worden geleverd zonder toebehoren (condensatoren, aanlooprelais of schakelaar). In dit geval moeten de benodigde delen via de vakhandel worden aangeschaft en conform de voorschriften worden aangesloten. Voor motoren die zijn bestemd voor schakelbedrijf met veel schakelingen, is de gebruikelijke motor beveiligingsschakelaar niet voldoende. Dergelijke motoren kunnen worden uitgerust met temperatuurvoelers in het wikkelingenpakket en via schakeling worden bewaakt. Aansluiten motor : - Kabeldoorsneden controleren. - In de klemmenkast, aansluiting wikkelingen controleren en zonnodig vastdraaien. - Motor aansluiten volgens bijgevoegd aansluitschema. - Klemmenbruggen juist aanbrengen. - Aansluitingen en aardkabel goed vastdraaien. Een elektrische schok kan voor personen dodelijk zijn. De behuizing van de pomp moet op de aarde van het gebouw zijn aangesloten om potentiaalverschillen op te heffen. 6.7
Inbedrijfstelling Verzeker u er voor inbedrijfstelling van dat : Controlemaatregelen na langere opslagtijd zijn uitgevoerd. Alle aansluitingen volgens de voorschriften zijn uitgevoerd. De aandrijving onbeschadigd en niet geblokkeerd is. Motor ten opzicht van de pomp zorgvuldig is uitgelijnd. De draairichting van de aandrijving goed is (zie hiervoor de draairichtingspijl op de pomp). Schakel de motor slechts gedurende korte tijd in en controleer de draairichting. Motoren kunnen voor beide draairichtingen gebruikt worden. Men kan de draairichting wijzigen door twee willekeurige net-aansluitdraden te verwisselen. Alle motorbeveiligingen zijn aangebracht en juist zijn ingesteld. Na aansluiten en testen controleren of het deksel van de klemmenkast weer juist is gemonteerd. Er geen andere gevaarbronnen zijn. Specifiek voor aandrijvingen met een oliegevulde tandwielkast (motorreductoren en -variatoren) moet gecontroleerd worden of : Er voldoende olie in de tandwielkast aanwezig is. De juiste olie in de tandwielkast aanwezig is. De ontluchting van de tandwielkast functioneert (bij inbedrijfstelling soms afdichtplug uit ontluchtingsventiel verwijderen of afsluitplug vervangen door meegeleverde ontluchtingsplug). Indien niet anders aangegeven : eerste olievulling volgens smeermiddelenoverzicht (zie paragraaf 6.11) Specifiek voor motorvariatoren geldt het volgende : De aandrijving wordt zo geleverd, dat de op het typeschild aangegeven toerental bereikt wordt. Het laagste toerental is ingesteld. Om het regelbereik te verkleinen dient de schakelnok voor het hoge toerental (na het losdraaien van de slotbout) in de richting + en/of de schakelnok voor het laagste toerental in de richting - , gedraaid te worden. Bij het vergroten van het regelbereik dient men er op te letten, dat de op het typeschild aangegeven toerental niet wordt overschreden. De schakelnok voor het hoge toerental dient in de richting - en/of de schakelnok voor het lage toerental in de richting + gedraaid te worden. Verzeker u er tijdens inbedrijfstelling van dat : De aandrijving probleemloos draait (let op : niet op toeren komen, wisselend toerental, sterke geluidsproductie, trillingen etc.). Bij storing of twijfel de aandrijving direct uitschakelen en oorzaak storing (eventueel in overleg met Verder B.V.) vaststellen!
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 38 van 52
6.8
Inspectie / Onderhoud Schakel altijd de installatie uit voordat een inspectie- of onderhoudsbeurt wordt uitgevoerd. Ook na uitschakeling moet rekening worden gehouden met bewegende, spanningsvoerende of hete delen!
ATTENTIE !
Beveilig de installatie altijd tegen onbedoeld en onbevoegd inschakelen zolang de werkzaamheden duren!
Periodiek onderhoud moet elke 2.000 werkuren of elke drie maanden worden uitgevoerd. Alle montagebouten en elektrische verbindingen dienen te worden gecontroleerd en indien noodzakelijk te worden vastgedraaid. Tevens periodiek lagers nasmeren, indien hiervoor de mogelijkheid aanwezig is, nasmeertijden kunnen worden opgevraagd bij de leverancier. Regelmatig het oppervlak en de koelluchtopeningen van de motor schoonmaken. Bij motoren na 10.000 bedrijfsuren (of zoveel korter als abnormale bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken) : Motor inspecteren. Controle van de lagers en de verkleuring van het vet, eventueel lagers vervangen. Asafdichting(en) vervangen. Schoonmaken zowel binnen als buiten de motor, met speciale aandacht voor het reinigen van de koelluchtwegen. De lagers zijn voorzien van kogellagervet op lithium-basis en dienen ieder drie jaar vervangen te worden. Sla nooit op een lager met een hamer en gebruik altijd de juiste gereedschappen voor montage en demontage. Motoren die worden blootgesteld aan extreem hoge of lage temperaturen moeten worden voorzien van speciaal vet en/of speciale lagers. Let er bij het verwijderen van de rotor op dat de wikkelingen niet worden beschadigd. Voor motoren t/m grootte IEC 180 is het voldoende om koelluchtdoorgangen schoon te houden en de lagers te controleren. Deze motoren hebben lagers met levensduursmering. Bij revisie van de motor moeten de lagers worden vervangen. Motoren boven grootte IEC 180 zijn voorzien van lagers met smeerinrichting. Naast het schoonhouden van de koelluchtdoorgangen dienen de lagers regelmatig te worden gecontroleerd en met behulp van een vetpomp te worden nagesmeerd. Voor de smering van lagers dient een smeervet te worden toegepast, bestaande uit minerale basisoliën en een verdikker op basis van lithiumzeep of een lithiumzeepcomplex, met een consistentieklasse van 3 volgens NLGI. Bij oliegevulde motorreductoren en -variatoren : Controleer bij oliegevulde reductoren om de 3.000 bedrijfsuren (maar minimaal per halfjaar) de hoeveelheid olie, de oliekwaliteit (kleur, samenstelling) en de temperatuur van de tandwielkast. Voor de toe te passen oliesoort bij de door u gekozen bedrijfsomstandigheden zie het smeermiddelenoverzicht (zie paragraaf 6.11). Ververs de olie na elke 10.000 bedrijfsuren of ten laatste na 2 jaar. Bij gebruik van synthetische oliën is de interval voor olie verversen tweemaal zo lang. Verkort de interval voor olie verversen (hoge luchtvochtigheid, agressieve omgeving en grote temperatuurschommelingen). Combineer het olie verversen met een grondige schoonmaakbeurt van de reductor of variator. Afgewerkte olie mag absoluut niet in het riool gegooid worden. Deze inleveren als klein chemisch afval bij een erkende afvalinzamelaar. Synthetische en minerale oliën niet vermengen! Dit geldt tevens voor afgewerkte oliën. Bij motorvariatoren : De variatorpoelies zijn voorzien van een levensduursmering. Nasmeren is niet nodig. De versteleenheid dient regelmatig over het gehele regelbereik versteld te worden, om de oliefilm constant te houden en het inlopen van de variatorriem op de poelies te vermijden.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 39 van 52
Elektromotoren, verbrandingsmotoren, motorreductoren en -variatoren worden door Verder B.V. volgens WB standaard- en/of klantspecificaties toegepast. Bij standaard toepassingen, zoals aangegeven in deze gebruikershandleiding, zullen de specificaties van andere fabrikaten hier doorgaans mee overeenkomen. Eventueel kan een specifiek bedrijfsvoorschrift worden opgevraagd. Ook de exacte hoeveelheden worden op aanvraag verstrekt. Aandrijving verschroten : Voer stator en rotor, al naar gelang de aard van het materiaal en de bestaande voorschriften, af als staalschroot, aluminium, koper of kunststof. Indien een aandrijving geheel gecontroleerd en/of gereviseerd moet worden dan adviseren wij u deze terug te sturen naar Verder B.V. t.a.v. de afdeling Technical Support, zie paragraaf 1.3. 6.9
Lager- en smeertabellen elektromotoren Tabel 1. Bouwgrootte
Lager type
Lager type
Levensduur
Levensduur
Levensduur
IEC 56 63 71 80 90
A-zijde DE 6201 6202 6203 6204 6205
B-zijde NDE 6201 6202 6203 6204 6205
n=2P uren 20.000 19.000 17.000 15.000 14.000
n=4P uren 28.000 26.000 25.000 25.000 23.000
n-6P uren 30.000 30.000 28.000 27.000 26.000
100 112 132 160 180
6206 6306 6308 6309 6311
6206 6306 6308 6309 6311
12.000 11.000 8.000 6.500 4.300
23.000 22.000 17.000 15.000 12.000
25.000 24.000 22.000 19.000 16.000
Lagers IEC-56/180 zijn standaard dubbelzijdig gesloten en voorzien van levensduursmering. Tabel 2. Bouwgrootte
Lager type
Lager type B-zijde NDE 6312-C3 6312-C3 6313-C3
Smeerinterval n=2P uren 3.600 1.800 3.000
Smeerinterval n=4P uren 9.300 6.900 9.000
Smeerinterval n=6P uren 12.200 9.800 12.000
IEC 200 200 225
A-zijde DE 6312-C3 NU-312 6313-C3
225 250 250 280 280 280 315 315 315
ver per lager navulling gr. 20 20 25
NU-313 6315-C3 NU-315
6313-C3 6315-C3 6315-C3
1.500 1.800 900
6.400 8.400 5.600
9.500 11.300 9.100
25 30 30
6315-C3 6317-C3 NU-317 6315-C3 6318-C3 NU-318
6315-C3 6317-C3 6317-C3 6315-C3 6318-C3 6318-C3
1.800 1.800 -
7.900 5.000 7.600 4.600
10.900 8.720 10.600 8.500
30 40 40 30 40 40
Lagers IEC-200/315 zijn nasmeerbare open lagers.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 40 van 52
Hoeveelheid
Tabel 3. bouwgrootte IEC 355 2-polig 355 4-polig 355 6/12-polig
lager type
Smeer-
Lager type
Smeer-
Hoeveelheid
A-zijde DE
interval uren
B-zijde NDE
interval uren
vet per lager navulling gr.
6317-MP63
1.500
6317-MP63
1.500
35
NU322-MP63
2.000
6322-MP63
4.000
65
NU322-P6
3.000
6322-P6
6.000
65
Lagers IEC-355 zijn nasmeerbare open lagers. Voor deze tabellen geldt : De tabel geeft bedrijfsuren, waarna 99% van een groep lagers, die onder dezelfde omstandigheden draaien, nog afdoende zijn gesmeerd. Slechts als vuistregel kan worden aangenomen dat 90% van een groep lagers nog afdoende is gesmeerd na een tijdsduur die 2 maal langer is. Als de lagers gemonteerd zijn op een verticale as (bijv. V1 opstelling), dient de levensduur te worden gehalveerd. De tabel geldt voor bedrijfstemperaturen van 70 0C. Per 15 0C daarboven dient de tijdsduur gehalveerd te worden. Per 15 0C onder de 70 0C kan de tijdsduur maximaal 1x worden verdubbeld. De tabellen gelden alleen binnen het normale temperatuurbereik van het toegepast vet. Vetlevensduren hoger dan 30.000 uur worden als niet betrouwbaar beschouwd.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 41 van 52
6.10
Motorstoringen Fout
Oorzaak
Oplossing
Motor te warm (kan alleen Motor in driehoek geschakeld door meting worden be- i.p.v. de geprojecteerde ster- Aansluitschakeling corrigeren. oordeeld) schakeling. Netspanning wijkt meer dan 5% af van de nominale motorspanning. Hogere spanning heeft bij hoogpolige motoren een ongunstige uitwerking Zorg voor een juiste netspanning omdat bij deze motoren bij normale spanning, in onbelaste toestand, een stroom loopt die vrijwel gelijk is aan de nominale stroom. Hoeveelheid koellucht te geZorg voor een goede aan- en afvoer ring, koelluchtdoorgang vervan de koellucht. stopt. Koellucht is voorgewarmd.
Zorg voor frisse lucht.
Overbelasting, bij normale Grotere aandrijving inbouwen (benetspanning, te hoge stroom paald door vermogensmeting). en een te laag toerental. Bedrijfssoort (S1 tot S8 DIN 57 530) overschreden. Wordt bv. de motor t.g.v. een te groot aantal schakelingen te warm Bedrijfssoort aanpassen. Raadpleeg dan kan niet zonder meer een de fabrikant. groter motortype worden gekozen omdat de effecten hierbij hetzelfde zullen zijn. Slechte kabelverbinding (tijdeKabelverbinding controleren en evt. lijk 1-fase bedrijf). Doorgebrangebreken verhelpen. de smeltveiligheid Motor loopt niet aan.
Smeltveiligheid vernieuwen. ThermiSmeltveiligheid doorgebrand. sche beveiliging resetten, op juiste Thermische beveiliging uitgeinstelling controleren, zo nodig corrischakeld. geren. Motorbeveiligingsschakelaar spreekt aan.
Motorbeveiligingsschakelaar op de juiste instelling controleren en opnieuw inschakelen.
Motormagneetschakelaar Stuurstroomcircuit van de motormschakelt niet, fout in het stuur- agneetschakelaar controleren en de stroomcircuit. fout verhelpen. Motor loopt niet of zwaar aan.
Motor loopt niet of zwaar aan. Motor is gewikkeld voor drieSchakeling corrigeren. hoekschakeling maar in ster geschakeld. Spanning of frequentie wijkt in ieder geval bij het inschakelen Voor een betere stroomvoorziening sterk af van de nominale waar- zorgen. de.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 42 van 52
Fout
Oorzaak
Oplossing
Motor loopt in sterschakeling niet aan maar wel in driehoekschakeling.
Indien driehoekinschakelstroom niet te hoog is, direct inschakelen. AnKoppel bij sterschakeling is niet ders een grotere motor aanbouwen voldoende. of na raadpleging fabrikant een speciale motoruitvoering. Sterdriehoekschakelaar maakt Sterdriehoekschakelaar nakijken en geen contact. eventueel repareren.
Motor bromt en heeft hoge Defecte wikkeling. stroomafname. Rotor loopt aan. Smeltveiligheden branden door of motorbeveiligingsschakelaar schakelt direct af.
Motor moet gerepareerd worden. Motor moet gerepareerd worden.
Kortsluiting in de leiding of Kortsluiting verhelpen. motor. Motor maakt sluiting met het Kortsluiting door fabrikant of reparahuis of heeft kortsluiting in de tiebedrijf laten verhelpen. windingen. Motor is verkeerd aangesloten. Motor op de juiste manier aansluiten.
6.11
Motor draait in de verkeerde draairichting.
Motor is verkeerd aangesloten. 2 fasen verwisselen.
Beschadigde wikkelingen.
-
Motor moet terug naar fabrikant of naar een gespecialiseerd reparatiebedrijf.
Smeermiddelen motorreductoren en -variatoren Van de toe te passen oliesoort bij de door u gekozen bedrijfsomstandigheden moet ons voorschrift “aanbevolen smeermiddelen” worden geraadpleegd (zie pagina 41 en 42). Het standaard smeermiddel voor motorreductoren is minerale olie. Afgewerkte olie mag absoluut niet in het riool gegooid worden. Deze inleveren als klein chemisch afval bij een erkende afvalinzamelaar. Synthetische en minerale oliën niet vermengen! Dit geldt tevens voor afgewerkte oliën.
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 43 van 52
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 44 van 52
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 45 van 52
6.12
Verbrandingsmotoren Indien de pompgroep is uitgevoerd met een verbrandingsmotor behoort de handleiding van deze motor tot de levering van de groep. Indien deze handleiding niet aanwezig is verzoeken wij u dringend contact met ons op te nemen. Ongeacht deze handleiding moet u voor alle verbrandingsmotoren de volgende punten in acht nemen : Neem de plaatselijke geldende veiligheidsvoorschriften in acht. Het uitlaatsysteem van de verbrandingsgassen en de buitenkant van de motor moeten afgeschermd zijn tegen toevallige aanraking i.v.m. hete oppervlakten. De startrichting moet automatisch ontkoppeld worden als de motor is gestart. Het ingestelde maximum toerental van de motor mag niet worden gewijzigd. Controleer voor het starten van de motor het oliepeil. Aanzetslinger en startsleutels tegen onbevoegd gebruik beschermen. De motor mag alleen door personen bediend, onderhouden en gerepareerd worden, die daartoe geschoold zijn. Brandstoffen en Smeermiddelen kunnen giftige bestanddelen bevatten. Zie hiervoor de voorschriften van de producent hierover. Tanken alleen bij afgezette motor. Bij open vuur of vonken of tijdens het roken nooit tanken, of brandstof overgieten of morsen. Alleen regelmatig onderhoud, overeenkomstig de aanwijzingen in de handleiding van de motor, garanderen een betrouwbare inzet van de motor.
6.13
Aansluitschema’s elektromotoren Aansluitingen voor elektromotoren staan als aansluitschema’s vermeld op de pagina’s 44 t/m 46. Er mag alleen aan de installatie worden gewerkt wanneer deze spanningsvrij is. De installatie moet worden beveiligd tegen opzettelijk inschakelen!
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 46 van 52
A
B
U2
W2
C
V2
1W2
1W1
2W
2U
1W2
1W1
1W1
1V1
2W
2W
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 47 van 52
2V
D
1U
1V
1W
1U
1V
1W
2U
2V
2W
2U
2V
2W
E
2V2
1U1
2W1
1V2
1W1
2V2
2W1
1V2
1W1
2U2
2V1
1U2
2U1
1V1
2U2
2V1
1U2
1V1
2W2
2U1
1W2
1U1
2W2
1W1
2U1
1W2
1U1
1V1
in geval van Y/D aanloop
1U1-1W2
2V2
2W1
1V2
1W1
2V2
2W1
1V2
1U2
2V1
2U2
2V1
1U2
1V1
2W2
2U1
1W2
1U1
2V1 in geval van Y/D aanloop
2W1
1W1
2U2
2U1-2W2
1V1
2W2
1U2-1V1
1W2
2U1
1U1
1V2-1W1
2U2-2V1
2V2-2W1
F
2U
1W
1U
1V
1U
1V
1W
2U
2V
2W
2W
2V
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 48 van 52
1U
1V
1W
2U
2V
2W
F
1W2
1W2
1U1
1W1
1V1
1W1
2W
1V2
1W1
2W
2U
1W2
1W1
H
2W
2V
2W
Opties: PTC voelers
Remmotor
Stilstandsverwarming
+O
+O
205VDC +O
M
M
3
M
3
3 62 61
12
13
70
71 2AC400V.50Hz
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 49 van 52
1W1
7.
Aantekeningen
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 50 van 52
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 51 van 52
Voor service en reparatie aan alle merken pompen (en vor onderdelen) belt u:
050 – 549 59 00 of:
0800 - 7667767
VD-TPK-01/2013-1.0-NL / Pagina 52 van 52