Nieuwsbrief Wederzijds herfst 2014 Redactie: Ingrid Deij en Rob Emous De herfst is een tijd van rijping, van vrucht dragen, van langzaam afsterven. Grote stralend gele zonnebloemen veranderen ongemerkt in donkere zware bollen vol zonnebloempitjes. Daarin zitten de kiemen voor toekomstige planten, maar het is ook heerlijk voedsel voor de vogels. Het hangt er maar van af hoe je kijkt: zie je het verval, het afsterven? Zie je de opbrengst? Zie je de kern die blijft? In deze tijd, waarin jong en fit zijn zo belangrijk is, hebben we eigenlijk te weinig aandacht voor de levensvruchten die de oudere mens heeft ontwikkeld. Levenservaring is een grote rijkdom. Zouden we ons er aan kunnen voeden, er wijzer van kunnen worden? Waarvoor heb ik geleefd? Wat neem ik zelf, als ik sterf, mee naar mijn eigen toekomst? Wat laat ik achter, wat is van belang voor anderen? Dat zijn de grote vragen van de herfst…
Van de bestuurstafel Maandelijks komen we als bestuur een dagdeel bij elkaar. Een gedeelte van de tijd wordt besteed aan inhoudelijke verdieping. Momenteel lezen en bespreken we samen ‘Met de doden leven’, een boekje van Arie Boogert, geestelijke in de Christengemeenschap. Modernisering PR-materiaal Om meer herkenbaar te zijn door middel van een eigen beeldmerk is een nieuwe informatieve flyer voor Wederzijds ontwikkeld, waarin kort wordt benoemd waar de stichting voor staat. Uiteindelijk hebben we de zeven belangrijkste kernpunten geformuleerd. De aankondigingen en flyers voor de workshops zijn in dezelfde stijl en kleur uitgevoerd. Regionale workshops In het najaar van 2014 en in januari van 2015 heeft het bestuur weer een aantal workshops georganiseerd. Een workshop over de zorg voor de stervende en de gestorvene, op 8 en 15 oktober in Arnhem resp. Zeist. De andere workshop zal gaan over het opbaren, het doel van het waken en het voorlezen aan de gestorvenen, op 8 november in Rotterdam en 17 januari 2015 in Zutphen. Wederzijds heeft hier onlangs een aparte mailing over gedaan naar alle Nieuwsbrieflezers. Verdere informatie op onze website: www.wederzijds-stervenscultuur.nl Voor de workshops in Rotterdam en Zutphen kunt u zich nog opgeven, via een mail aan
[email protected] Conferentie in 2015 Het bestuur heeft het voornemen om in de herfst van 2015 een conferentie te organiseren. De eerste brainstormsessies over het thema van deze conferentie hebben reeds plaatsgevonden.
weder
zijds
Naar een spirituele en menswaardige stervenscultuur
Sacramentele begeleiding rond het sterven Begeleiding van de stervende met muziek, schilderen en euritmie De dood en ik – hoe bereid ik mij voor? Verzorging van de stervende en gestorvene Opbaren en waken Rouwen en gedenken Op weg van dood naar nieuwe geboorte
www.wederzijds-stervenscultuur.nl
Bestuurssamenstelling Het bestuur van Stichting Wederzijds bestaat uit: Hélène Henselmans (voorzitter) Rob Emous (vice-voorzitter) Ingrid Deij (secretaris) Jolanda Gevers Leuven (tweede secretaris) Hans Altenburg (penningmeester) We zoeken nieuwe bestuursleden, en zouden het bestuur van Wederzijds graag uitbreiden met iemand die vooral op het gebied van de website, PR, sociale media een deskundige inbreng kan hebben.
AGENDA Gedenkstondes (uitvoerigere informatie op onze website onder ‘Agenda’) -
Amsterdam, zaterdag 1 november, 16.00 uur, Ita Wegmanhuis, Weteringschans 74 Moment voor de gestorvenen, m.m.v. euritmiegroep Amsterdam
-
Breda, zaterdag 1 november, 19.30 uur (stipt), Minckelersstraat 27 Euritmieprogramma met een toespraak om de gestorvenen te herdenken. Thema: ‘de stilte…de oergrond van het zijn…de ruimte waarin de ziel tot zichzelf komt…
-
Maastricht, zondag 2 november, 20.00 uur Bernard Lievegoed School (onderbouw), Leuvenlaan 35, 6229 GX Maastricht-Randwyck. Waakgroep Portam
-
Den Haag, zondag 2 november om 20.15 uur, Riouwstraat 1 euritmie met toespraak om de gestorvenen te herdenken. (thema: zie Breda, 1 november)
-
Zeist, maandag 3 november om 20.00 uur, Raphaëlzaal, Utrechtseweg 86 euritmie met toespraak om de gestorvenen te herdenken. (thema: zie Breda, 1 november)
-
Middelburg, dinsdag 4 november, 19.45 uur, Vlasmarkt 6-8 AViN Zeeland, De Christengemeenschap
-
Haarlem, zaterdag 8 november, 16.00 uur, Borgstichting, Vuurtonstraat 1a, “De poort van de geboorte en de poort van de dood” – met een verhaal door Taletta Bierens, euritmie en muziek, bijdragen over verbinding met de gestorvenen.
-
Gent, zaterdag 8 november 2014 om 15 uur, Kasteellaan 54, Toneelzaal R. Steinerschool, Met toespraak door Judith van der Bend: Waken bij gestorvenen.
-
Rotterdam, maandag 10 november om 20.15 uur, Grieksestraat 18, euritmie met toespraak om de gestorvenen te herdenken. (thema: zie Breda, 1 november)
Lezingen/vieringen/cursussen (uitvoerigere informatie op onze website onder ‘Agenda’) -
Haarlem, 20 oktober, 3 november, en 1 december, Floraplein 27, Haarlem ‘Het leven tussen dood en nieuwe geboorte’, cursus o.l.v. Peter Kapenga
-
Leeuwarden, 24 oktober, 20.00 uur, Antroposofische Vereniging, Druifstreek 61 Lezing door Henk Verhoog, m.m.v. arts Z. Schermann: ‘Een spirituele visie op orgaantransplantatie’
-
Rotterdam, 29 oktober, 20.00 uur, Lumeystraat 33 ‘Leven op de drempel’, lezing door José Mosseveld, geestelijke, m.m.v. Ruth Cooiman, antroposofisch verpleegkundige, werkzaam in de terminale zorg.
-
Alkmaar, 29 oktober om 20.00 uur, Lucaskerk, Oude Kanaaldijk 9/11 Gemeenteavond "Onze gestorvenen", o.l.v. Karel-Jan Tolsma.
-
Amsterdam, 2 november om 11.30 uur, Andrieskerk, A.J. Ernststraat 869 Allerzielenviering: ‘Stilstaan bij het sterven in de wereld’
-
Eindhoven, 4 november om 20.00 uur, Novaliscollege, Sterrenlaan 16 Lezing door Myriam Driesens: ‘Sterven als geboorteproces’ Meer informatie via
[email protected] of 06-15054471
-
Mortsel (bij Antwerpen), 15 en 16 november, H. Consciencelaan 107 ‘De Urne: een gemeenschappelijke kunstzinnige zoektocht…’ Workshop met Marc Schepens en Tom Vansweevelt
Het belang van rituelen en symbolen in de zorgverlening Hans Altenburg Deze beschouwing wil je meenemen in het denken over rituelen en symbolen en duidelijk maken wat het belang van beide is voor allen die betrokken zijn bij de zorg voor de stervende én de gestorven mens. Kern van het verhaal is dat iedere zorgomgeving gebaat is bij het gebruik van rituelen en symbolen. Zorg dat je met elkaar vorm geeft aan eigen rituelen, eigen symbolen ontdekt, en dat je deze rituelen ook consequent uitvoert. Zo zal je niet alleen ontdekken wat je met rituelen en symbolen kunt doen, maar vooral ook wat rituelen en symbolen met jouzelf of een gemeenschap kunnen doen. Begripsverheldering Een korte begripsverheldering: wat is essentieel als het gaat om rituelen en symbolen? Een ritueel is een steeds terugkerende handeling, waarbij je precies met elkaar afspreekt hoe de handeling eruit ziet, wat de volgorde van de handelingen is, wie erbij zijn, op welke plaats je ze uitvoert, etc. Ook is duidelijk waarom een ritueel uitgevoerd wordt. Rituelen zijn van alle tijden. Het is een sociologisch en antropologisch gegeven dat rituelen vooral gedaan worden in zogenaamde overgangssituaties (‘rites de passage’). Denk aan geboorte, aan de overgang van kind-zijn naar volwassen worden, huwelijk en sterven; aan oorlog en vrede. Omdat rituelen van alle tijden zijn, omdat de godsdienstige context aan het vervagen is in onze cultuur, zal er altijd een impuls van binnenuit blijven komen, om op zoek te gaan naar nieuwe vormen. De handelingen die we met elkaar afgesproken hebben, die met een zekere regelmaat worden uitgevoerd, worden als zinvol ervaren en dragen bij aan zinvolheid. Rituelen zijn de dragers van betekenis en maken daardoor zin ervaarbaar. Rituelen horen bij een groep mensen, ze zijn er mee verbonden en voelen zich rondom en door middel van de rituelen een gemeenschap. Een gemeenschap die rituelen uitvoert, komt in het spanningsveld tussen rituelen en gewoonten. Iets wat je altijd op een bepaalde manier doet, wordt een gewoonte. Eigenlijk zeg je: "Dit doen we gewoon zo met elkaar". Gewoonten zijn belangrijk; het betekent dat een aantal dingen gewoon vanzelf kunnen gaan. Het is alsof er ergens een geheugenruimte is, een soort buffer, waaruit je als individu, als gemeenschap, maar ook als organisatie kunt putten. Het werken met gewoonten voegt ook weer nieuwe kennis toe aan dat geheugen; het wordt gevoed. Omdat een aantal dingen vanzelf gaan, raak je ook minder gauw uitgeput; vitaliteit wordt ondersteund. De opbouw van goede gewoonten is dus belangrijk. Je zou kunnen zeggen: een ritueel leidt altijd tot gewoontevorming! Maar andersom? Is een gewoonte altijd een ritueel? Wat mijns inziens wezenlijk anders is, is de mate van bewustzijn waarmee je de rituelen uitvoert. Er is een bewustzijn voor geestelijke aspecten, we richten ons op het geestelijke gedachtegoed, op zinvolheid en we staan open voor intuïties en gevoelens die we in onszelf ontdekken, die we verwachten of waar we op hopen. Het woord ‘symbool’ heeft een oude betekenis en is van Griekse origine. Het is opgebouwd uit het woord 'sym', wat 'samen' betekent, en het woord 'ballein', het werkwoord voor 'werpen'. Samenwerpen dus, maar wat wordt er ‘samen geworpen’? In die oud-Griekse tijd, wanneer mensen een bijzondere relatie of vriendschap hadden en ze langere tijd uit elkaar gingen, dan pakten ze een klein bord of tablet van aardewerk en braken het doormidden. Er ontstond dan een unieke breuk. Ieder ging zijns weegs en nam dan zijn helft mee. Het deel verwees naar het geheel, dat zou ontstaan wanneer beide delen weer 'samen geworpen' zouden worden, op het moment dat beide mensen elkaar weer zouden ontmoeten. Op het moment dat een van beiden het eigen deel in de hand neemt, wordt de bijzondere relatie met de ander weer beleefbaar. Het ene tastbare deel verwijst naar het geheel, representeert het geheel. Het verwijst ook naar datgene wat misschien wel beleefbaar en ervaarbaar is, maar wat ook zo moeilijk onder woorden te brengen is. Zo verwijst een materiële voorwerp naar dat wat niet stoffelijk en niet zintuiglijk ervaarbaar is, naar idealen, naar ervaringen, gevoelens, een gedachtegoed. Het bijzondere is dat in onze ervaring deze niet zichtbare, niet zintuiglijk ervaarbare wereld zeer sterk met het materiële voorwerp verbonden kan zijn; het is a.h.w. een toegangsdeur, een katalysator. Binnen onze afgesproken handelingen, onze rituelen, maken we gebruik van voorwerpen die verwijzen naar iets anders, vaak naar een geestelijke, niet zintuiglijk ervaarbare werkelijkheid. In het gebruik van het symbool binnen de handeling zou je iets van deze geestelijke werkelijkheid kunnen ervaren. Het belang van rituelen en symbolen in de zorgverlening Zorgverlening aan stervende mensen gebeurt thuis, in hospices, in zorginstellingen in al hun diversiteit. Binnen deze contexten moeten de rituelen gedaan worden, symbolen gebruikt worden om te ervaren, wat ze kunnen betekenen, wat ze kunnen doen. De rituelen en symbolen kunnen aansluiten bij de overledene, maar kunnen ook horen bij de instelling waar de gestorvene verzorgd is, verankerd in de identiteit en de waarden die vorm krijgen. Ze scheppen een kader dat in het ritme van de herhaling vertrouwen schenkt aan de medewerkers, aan de nabestaanden. Het draagt bij aan het besef dat je als team van professionals en vaak ook vrijwilligers deze intensieve zorg met elkaar gedragen hebt. Als je de goede rituelen en symbolen gebruikt, dan zijn ze krachtig. Ze kunnen een stemming, gevoelens, gedachten oproepen. Ze verwijzen naar antwoorden op zingevingsvragen, maar laten ook alle ruimte voor het niet onder woorden kunnen brengen, voor het niet weten…
Rituelen en symbolen bemiddelen iets extra's: voor de gestorvene, voor de nabestaanden, voor jouzelf als mens, en als professional. Ze sterken een organisatie in haar grote doel om in de brede zin van het woord goede zorg te realiseren. Rituelen en symbolen plaatsen het sterven en de dood midden in het leven. Enige voorbeelden De verschillende godsdiensten bieden een rijk scala aan rituelen en symbolen in de laatste levensfase. Gesprekken met een geestelijke en het ontvangen van sacramenten rondom het sterven kunnen een grote helende waarde hebben voor de stervende en zijn of haar naasten. De rituelen en symbolen waar je voor kiest, dienen te passen binnen de context van de medewerkers en de identiteit van een instelling. Ze moeten gedragen kunnen worden. Vanuit de antroposofische identiteit bezien zou je ervoor kunnen kiezen: − Om na het sterven het lichaam enige uren met rust te laten. Het niet-stoffelijke deel van onszelf kan zich in alle rust losmaken van het aardse omhulsel, letterlijk het 'stoffelijk overschot'. − Om het lichaam te verzorgen, waarbij naasten uitgenodigd worden om hier op een of andere wijze in te participeren. Dit meehelpen met de verzorging heeft een belangrijke functie voor de nabestaanden. Het is werkelijk 'de laatste zorg'; een intens en troostrijk moment in het algehele rouwproces. − Om na de laatste zorg de overledene op te baren, als het even kan op de eigen kamer. Natuurlijk in nauw overleg met de nabestaanden. − Om op het bed witte lakens te draperen, waarop bloemen neergelegd worden. Het is wezenlijk dat de bloemen niet meer ververst worden en gaan verwelken. Bloemen zijn binnen de diversiteit van onze natuur eigenlijk de eenvoudigste verschijningsvorm van levenskrachten, van levensprocessen. Als ze verwelken, zijn ze voor de levenskrachten die bij de nu overleden mens hoorden, het voorbeeld dat ze zich mogen losmaken, dat dit levenskrachtenlichaam mag 'verwelken'. Kaarsen, aan beide zijden van het hoofdeinde opgesteld, belichten de gelaatstrekken van de overledene en roepen verstilling en eerbied op. Ze kunnen worden aangestoken wanneer de overledene herdacht wordt, of wanneer familie en vrienden bij de overledene waken. Het houden van een herdenking op de dag van overlijden, of anders op de dag erna is in alle eenvoud een krachtig moment voor de naasten, medewerkers en vrijwilligers. Herinneringen kunnen uitgesproken worden, of gedachten die men de overledene wil meegeven. Ook de stilte hoort hierbij. Hoe belangrijk is het dat een overledene de zorginstelling door de voordeur verlaat! De dood - hoe moeilijk ook om te doorgronden - hoort bij het leven; de overledene verlaat als lid van een gemeenschap het huis, uitgeleide gedaan door medewerkers en vrijwilligers. In het verlengde van de rituelen rondom het levenseinde moet nog Allerzielen genoemd worden, de herdenking van de gestorvenen. Familieleden worden uitgenodigd, en ook veel medewerkers, vrijwilligers zijn aanwezig. Ieders naam wordt genoemd en bij iedere naam hoort een brandende kaars. Gedichten, muziek en stiltemomenten wisselen elkaar af, in de gedachte dat levenden en gestorvenen een gemeenschap vormen en elkaar nabij kunnen zijn. Het vervult tevens een belangrijke functie in het omgaan met het feit dat zoveel medebewoners overleden zijn, met wie zovelen zich persoonlijk en in hun werk verbonden voelden en waarvan we noodgedwongen afscheid moesten nemen. De namen van overleden bewoners kunnen in een herdenkingsboek bijgeschreven worden. Het is een uiting van het feit dat we hen met aandacht gedenken, als ook dat ze met ons verbonden zijn en blijven.
Donateurs gezocht Om een initiatief als Wederzijds gestalte te geven is geld nodig, warm schenkgeld, uit jaarlijkse bijdragen, donaties en andere giften. Heel belangrijk is daarbij een kring van donateurs, die het werk van Wederzijds regelmatig ondersteunen. Vanzelfsprekend is iedere bijdrage is welkom! Wilt u donateur worden, meld u dan aan bij het secretariaat via
[email protected] Vermeld u daarbij uw naam, adres, postcode en woonplaats, telefoongegevens en uw mailadres. U kunt uw bijdrage storten op rekening 39.04.20.751 bij de Triodosbank t.n.v. Stichting Wederzijds te Schalkwijk (IBAN code: NL28 TRIO 0390 4207 51 en BIC code: TRIONL2U). Stichting Wederzijds is ingeschreven bij de K.v.K. onder nr. 30267938 en is door de belastingdienst aangemerkt als Algemeen Nut Beogende Instelling, waardoor schenkingen (in Nederland) fiscaal aftrekbaar zijn; wij informeren u daar graag over.
Actueel Hélène Henselmans Op 26 augustus j.l. vond weer de jaarlijkse netwerkbijeenkomst plaats van het initiatief ‘Van Betekenis tot het einde’. Dit initiatief werd genomen door Stichting Agora (onafhankelijk landelijk kenniscentrum en ondersteuningspunt voor palliatieve zorg, zie www.palliatief.nl), en een aantal coalitiepartners. Stichting Wederzijds is hierbij als ‘stakeholder’ betrokken. Twee bestuursleden van Wederzijds, Ingrid Deij en Hélène Henselmans, bezochten deze netwerkbijeenkomst. Er werden diverse presentaties gegeven van organisaties over wat zij dit jaar tot stand hebben gebracht. Jonge wetenschappelijk onderzoekers vertelden hoe zij in ziekenhuizen bezig zijn met het opzetten van zog. ’advanced care planning’, waarbij thema’s rond het levenseinde worden besproken met de patiënten. Brenda Ott, kaderhuisarts ouderen-geneeskunde, vertelde hoe zij een eenvoudige manier heeft gevonden om tijdig met haar patiënten te praten over hun wensen rondom het levenseinde. Ze merkt dat zo’n gesprek zeer wordt gewaardeerd, het brengt rust en duidelijkheid. Er waren ook inspiratiesessies rond thema’s als: het begeleiden van zieke kinderen en jongeren rondom het levenseinde, innovaties in spreken over en omgaan met het levenseinde, wegen om partners en financiering te kunnen vinden om projecten te kunnen uitvoeren. Voor ons als bestuursleden van Wederzijds was het waardevol om te laten horen waar Wederzijds voor staat en waar we mee bezig zijn. Een citaat uit de website van dit initiatief (www.palliatief.nl/VanBetekenis.aspx): “ Goed sterven heeft te maken met aandacht voor waarden als: vertrouwen, wederkerigheid, respect, autonomie, eigenheid, compassie, zelfbeschikking, waardigheid, verantwoordelijkheid, kwetsbaarheid en betrokkenheid. Het gaat ook om levensvragen: Hoe kijk ik terug op mijn leven? Hoe kan ik van betekenis zijn en blijven? Hoe kan ik naar het einde toegroeien? Wat heb ik nodig om mijn leven goed af te sluiten? ”
Zorgen achter de schermen – het verhaal van een uitvaartverzorger Ingrid Deij Joost Romeyn nam een paar maanden geleden contact op, om zijn zorgen te delen over ontwikkelingen rondom sterven, opbaren, begraven en cremeren. Hij werkt sinds 6 jaar als grafkistenmaker en uitvaart-verzorger, hij wordt door uitvaart-ondernemers ingehuurd voor het verzorgen en het vervoer van de overledene, en voor de zorg tijdens de opbaring – letterlijk ‘werk achter de schermen’. “ Ik vind het nodig dat wij levenden wakker en verantwoordelijk de juiste omstandigheden scheppen voor onze overledenen. Na hun overlijden zou alles rustig en waardig moeten verlopen, zodat zij bij de terugblik op hun leven niet gestoord worden. Als je net bent gestorven zie je immers je hele leven terug, alles wat je hebt meegemaakt staat als een groot panorama in beelden om je heen. Dat lost na ongeveer 3 dagen op, ik zeg altijd 72 uur. Ik ‘zie’ ook intuïtief hoe tijdens deze dagen de verhouding tussen ziel en geest geleidelijk verandert . Het is indrukwekkend om te mogen zien hoe de individualiteit zich uitdrukt in het opgebaarde lichaam en in het proces van ‘verwelken’ daarvan, zoals ik dat maar noem. Het gaat immers net als bij een afgeplukte bloem: de levenskrachten laten geleidelijk los, het lichaam verwelkt. Dat proces vraagt inzicht, aandacht en rust om de gestorvene heen.” Kun je iets zeggen over hoe je werk in de praktijk toegaat? “ Normaal gaat het zo: ik krijg een telefoontje dat ik iemand die overleden is bij een bepaald ziekenhuis moet ophalen. Hoe er met het lichaam wordt omgegaan, is bij ziekenhuizen heel verschillend. Vaak tref ik nog operatieschorten aan, katheters, infuusnaalden, drains. Ik beleef dat als onverschilligheid ten aanzien van de overledene. Ook zie ik het lijden wat doorgemaakt is – er is heel veel gebeurd met deze mens. Dat raakt me steeds weer. Ik vind het van het grootste belang om iemand dan eerst zijn waardigheid terug te geven, door hem te verzorgen en te kleden. Door mijn keuze om het verzorgen ter plekke te doen, maak ik deze mens vrij van zijn patiënt-zijn. In andere gevallen overlijden de mensen thuis. De nabijheid van de nabestaanden, de vertrouwdheid van de overledene met zijn omgeving geven de overledene direct al ruimte en rust. Welke aspecten van je werk staan haaks op wat jij als noodzakelijk ziet voor de gestorvene? “ Ik ervaar regelmatig dat in een ziekenhuis een gestorven lichaam een voorwerp is dat er niet meer zo toe doet. Bij een obductie bijvoorbeeld neemt men alle organen uit voor het onderzoek, dat is ook noodzakelijk. Maar als het klaar is, is het maar de vraag of de organen op de juiste plek worden teruggelegd. Dat komt op mij uiterst inhumaan over. Wat op dit moment gecompliceerd aan het worden is, is dat sinds enige maanden andere pacemakers worden gebruikt. Pacemakers moeten wij verwijderen, omdat ze kunnen ontploffen tijdens een crematie. Zelf verwijder ik ze ook als iemand wordt begraven, uit respect voor het milieu. Sinds enige maanden gebruiken de cardiologen andere pacemakers, die niet onder de huid worden ingebracht, maar via een slagader vanuit de lies in de rechter hartkamer worden gebracht. Ze kunnen ze nu heel klein maken. Maar niemand denkt eraan dat ze er ook weer uitgehaald moeten worden na overlijden. Dus moeten wij nu zelfs een soort operatie uitvoeren op het hart om zoiets te verwijderen. Dat wil je niet. Het lichaam wordt niet meer als mens gezien. Ik kom in mezelf steeds weer die vraag tegen: Wat heeft een mens nodig na zijn dood? Wie neemt daar de verantwoordelijkheid voor?”
Hoe kom jij binnen bij een familie van wie een dierbaar mens net gestorven is? “ Zo onbevangen mogelijk, als iemand die niets weet. Ik zoek contact met de overledene door te kijken waar hij ligt, hoe de sfeer is, hoe de familie omgaat met het overlijden. Niet met de overledene zelf, ik wil geen inbreuk maken. Het gaat er juist om dat ik het voor hem of haar mogelijk maak de terugblik in alle rust mee te maken. Dat is nodig voor de verdere gang van het wezen van deze mens door de geestelijke wereld. Het verzorgen van de overledene doe ik nooit alleen, dat vraagt zoveel fysieke inspanning, dat ook ik het risico loop om het lichaam alleen maar als een ding te zien, iets zwaars waar je aan sjort en doet. Dat wil ik niet, ik wil innerlijk open blijven, wakker voor intuïties die opkomen. Het lichaam heeft nog waarde, ik gebruik wel eens het begrip ‘statiegeld’. Daarmee bedoel ik dat we tijdens ons leven verantwoordelijk zijn om ons fysieke lichaam te voeden, onderhouden en te verzorgen. Dat stopt niet bij mijn laatste adem. Die verantwoordelijkheid gaat over op degenen die voor me zorgen tot ik ook echt gecremeerd of begraven ben.” Kun je dat laatste toelichten? “ Ik voel me ook verantwoordelijk voor andere aspecten, zoals het milieu. 90% van de grafkisten zijn tegenwoordig van een inferieure kwaliteit spaanplaat gemaakt en bekleed met een plastic print met hout-imitatie. Dit spaanplaat bevat onder andere formaldehyde, dat vrij komt bij verbranding. Het materiaal ontbindt bij begraving ook niet optimaal in de aarde. Ook het plastic geeft luchtvervuiling bij verbranding. De asresten van de overledene raken daardoor vervuild, dat wordt bij de uitstrooiing in het milieu ingebracht. Bij begraven verstoren de plastic omhulling, de formaldehyde en andere niet-afbreekbare stoffen in het spaanplaat, de afbraak van het lichaam. De gevolgen zijn dus zowel voor de overledene, als ook voor het milieu negatief. Veel mensen denken daar niet aan, ze bestellen de goedkoopste kist... Eigenlijk staat de wet op de lijkbezorging alleen het gebruik van natuurlijk afbreekbare materialen toe. Maar: men houdt zich daar niet aan. Dat wordt ‘gedoogd’, er gaat teveel geld om in deze branche.” Hoe zou dat kunnen veranderen, denk je? “ Er is maar één oplossing: dat mensen zelf wakker worden voor de keuzes die ze hebben als een dierbare is gestorven. Daar moet je tevoren over nadenken, anders overzie je de consequenties niet van de keuzes die je dan maakt. Eigenlijk is dit een samenhangend verhaal rond mens en aarde. Als het meer bekend wordt in de samenleving, kunnen mensen hopelijk bewuster kiezen voor een waardig en spiritueel omgaan met de overledene. Er komt dan ruimte voor diens terugblik. En tegelijk komt er ruimte om te kiezen voor materialen die maximaal vergankelijk zijn. Dat is toch het beste voor de toekomst van de aarde. Ik voel me hier verantwoordelijk voor. ”
Oog hebben voor – de kunst van het zien Rob Emous Sinds enkele weken bezoek ik weer een oude demente dame in het verpleeghuis bij mij in de buurt. Als het weer het ook maar enigszins toelaat, ga ik met mevrouw naar buiten. Mevrouw is een echt buitenmens en vindt het altijd gezellig om onderweg iets te nuttigen, bij voorkeur koffie met taart. Zo ook die bewuste dinsdag. Ik loop achter de rolstoel en sta regelmatig stil om haar een bloem of blad te laten zien of een kastanje te laten voelen. Hoewel zij zich nauwelijks kan uiten, zie ik aan haar mimiek, dat zij hiervan geniet. Bij een gezellig uitziend café stop ik en ga naar binnen. Direct bij binnenkomst komt een jonge ober naar ons toe en vraagt of hij wellicht kan helpen. Ik neem zijn aanbod aan en na enig manoeuvreren met de rolstoel komen we op een goede plek voor het raam terecht. Hij vraagt vervolgens met een glimlach wat wij willen drinken. Ik bestel twee kopjes koffie en een taartje voor mevrouw. "Wil je ook een servetje meenemen, dan kan ik mevrouw gemakkelijker helpen". De ober knikt bevestigend. Al snel komt hij met de bestelling. Meer nog dan dat. Ik zie dat hij twee gebaksvorkjes heeft neergelegd. Het kopje koffie voor mij is tot aan de rand toe gevuld. Het kopje koffie voor mevrouw slechts voor driekwart. Niet één, maar meerdere servetjes erbij. Ik kijk hem aan, bedank hem en denk: "Hij heeft meer gedaan dan ik hem vroeg. Hij heeft ons echt gezien". Dat is wat met goed luisteren, waarnemen en inspelen wordt bedoeld. Een "must" voor ieder die met zorg bezig is. Het klinkt misschien banaal, maar gaat het in de zorg voor iemand in de laatste levensfase juist ook niet om deze zaken? Wat heeft de ander nodig? Is actie geboden of juist terughouding? Spreken of zwijgen? Oog hebben voor de noden van de ander en hiernaar handelen. Het lijkt zo gemakkelijk, maar de praktijk is weerbarstig. We kunnen er steeds weer opnieuw naar streven, het is de moeite waard!
O, ALS ik dood zal, dood zal zijn kom dan en fluister, fluister iets liefs, mijn bleeke oogen zal ik opslaan en ik zal niet verwonderd zijn. En ik zal niet verwonderd zijn; in deze liefde zal de dood alleen een slapen, slapen gerust een wachten op u, een wachten zijn.’ J.H. Leopold (geschreven rond 1895)
Denken aan de dood is ook denken aan het eigen sterven. Het is denken over hoe het zijn zal na het sterven en tegelijk denken aan de ander die nog niet ‘zo ver’ is. In de wonderlijke herhalingen in dit vers wordt dat voelbaar, merkbaar. De dood is geen eindpunt in dit vers, slechts een markeerpunt. En overtuigender wordt het omdat de dichter de eigen dood tot onderwerp neemt. Het is een vers waar de ervaringen van de levenden en de gestorvenen verbonden worden door beide werelden in dezelfde woorden te herhalen. Het is alsof het zintuig dat je voor woorden hebt opeens ook veel wijder toepasbaar is. Leopold (1865-1925) leefde in een tijd dat kunstenaars, en dus ook dichters zoals hij, bovenmatig gevoelig waren voor ook maar het kleinste, fijnste taal en teken van gene zijde. Gerard Reijngoud
Boeken Ger Jue, Ingrid Deij
‘Handelingen rond het sterven’ verkrijgbaar via Wederzijds Dit boekje van Michael Debus en Gundhild Kacer-Bock werd uit het Duits vertaald door Marijcke van Hasselt en Anneke van Tricht. Het vertelt over de specifieke stervenscultuur zoals die is ontwikkeld van de antroposofie en de Christengemeenschap. Er is een hoofdstuk toegevoegd over de situatie in Nederland en Vlaanderen, door Siegwart Knijpenga, geestelijke in de Christengemeenschap. Ook zijn er interessante noten aan de tekst toegevoegd. Het boek reikt een schat aan informatie aan voor de tijd rond het sterven ten behoeve van een eerste oriëntering en handleiding bij een sterfgeval. Stichting Wederzijds heeft de laatste exemplaren van de eerste druk kunnen verwerven. Een exemplaar is à 10 euro + verzendkosten te bestellen via
[email protected]
Wittebroodsweken met de dood Poëtisch proza voor Maria Maarten Ploeger uitg. Pentagon, ISBN 978-90-820923-01
Zo benieuwd als ik ben Zo verlangend benieuwd Wat jou daar gebeuren zal Wil je me dat vertellen? Dit begin van het gedicht Reisgids klinkt als een intiem gesprek. Maarten Ploeger schrijft de woorden op als de voortzetting van een gesprek - een gesprek na het overlijden van Maria - en benoemt het als poëtisch proza voor haar. De bundel met 90 verzen of gedichten opent met een voorzang. De verzen die daarop volgen krijgen allemaal hun eigen thema en melodie. Herkenbaar voor wie zelf de ervaring heeft van het verliezen van een geliefde. Invoelbaar voor wie die ervaring nog niet heeft van zo dichtbij. De schrijver van dit poëtisch proza laat in zijn gedichten op uiterst sensitive wijze veel ervaringen en herinneringen de revue passeren. Herinneringen aan een periode van ziekte, sterven en het alleen, maar samen, verder gaan. Al lezende kan het gevoel opkomen mee te mogen klinken met de woorden, mee te mogen zingen in de melodie die daarin hoorbaar wordt en soms zelfs daarin de eigen tweede stem te horen.
SAMEN VERDER - Na verlies van een kind Beate Matznetter ISBN 978 90 0372 5 Uitg. Ten Have
Het sterven van een kind is een diep ingrijpende gebeurtenis. Alles verandert ineens totaal. De pijn van het verlies wordt door ouders heel verschillend verwerkt. Vaak is het moeilijk om elkaar te blijven bereiken, ieder rouwt immers op zijn of haar eigen wijze. Beate Matznetter (psychologe) maakte het verlies van een kind zelf mee, ze ervoer wat helpend was voor haar eigen rouw en verwerking (en die van haar man) en wat juist niet. Ze interviewde 8 echtparen over hun ervaringen bij het overlijden van hun kind. Dit boek is waardevol omdat het laat zien wat rouwende ouders en hun eventuele andere kinderen nodig hebben. Het biedt houvast aan echtparen die dit meemaakten, aan hun naasten en aan hulpverleners, die zoeken naar wegen om de pijn te helpen dragen.
LEVEN NA DE DOOD – Als weg naar een nieuwe geboorte Margarete van den Brink Uitgave van Nearchus CV, verkrijgbaar in de boekwinkel of via www.abc-antroposofie.nl
In dit kleine boekje heeft Margarete van den Brink de lezing uitgewerkt, die zij vorig jaar hield bij de conferentie ‘Licht op het levenseinde’. Beknopt en helder maakt zij duidelijk wat er gebeurt als je sterft en hoe het daarna verder gaat. We beleven een terugblik op ons leven, verwerken wat er gebeurd is, komen steeds verder weg te staan van het aardse leven. We krijgen op deze tocht een liefdevol geleide van een geestelijk lichtwezen. Het is een weg van loslaten, van leren en van inzichten en intenties opdoen voor een volgend leven. Dit boekje kan een gevoel van vertrouwen geven, dat het aardse leven en het leven daarna met elkaar in een groot verband staan. Dat maakt wellicht dat we ons bewuster en gerichter op ons eigen sterven kunnen voorbereiden.