Ondernemers en intellectueel eigendom
nieuwsbrief Inbreuk
Colofon
Indien u meent dat inbreuk wordt gemaakt op uw intellectuele eigendomsrechten dan kunnen diverse (juridische) maatregelen worden getroffen. In een groot aantal gevallen blijkt, dat de gang naar de rechter (of het dreigement om dat te doen) noodzakelijk is om uw rechten te beschermen. Een advocaat kan u adviseren over de juridische opties, over de voor- en nadelen van een procedure en over de kosten. Uiteraard heeft ook de vermeende inbreukmaker baat bij deskundige hulp.
Hoofdredacteur Angelique Weisscher (RSM Niehe Lancée), Eindredacteur Marcel Hoenderdos (H&K Communicatie, Bloemendaal), Medewerkers aan dit nummer Cora van Dijk-den Dikken (KOOIJ + PARTNERS), Marten van Hasselt (Pesman Advocaten), Peter Janssen (RSM Wehrens, Mennen & de Vries), Jeroen Vijn (RSM Niehe Lancée), Vormgeving Studio Naskin, Haarlem, Fotografie Arno Rutten (foto’s interview), Overige fotografie Stock materiaal, Drukkerij LenoirSchuring, Amstelveen, Verschijningsdata 2006/2007 Juli, oktober, januari, april, juli, oktober.
Niet alleen op het moment dat een probleem zich aandient, is een advocaat van toegevoegde waarde. Hij of zij kan u ook bijstaan in de preventieve sfeer. Een advocaat kan adviseren over de noodzakelijke bescherming van uw intellectuele eigendommen. Daarnaast kan een advocaat u adviseren over de omvang van de intellectuele eigendomsrechten van derden en u helpen te bepalen waar de grenzen liggen van wat wel en niet is toegestaan. Bij bedrijfsovernames is goede juridisch ondersteuning onontbeerlijk om te bepalen welke intellectuele eigendomsrechten behoren tot het vermogen van de over te nemen onderneming en welke verplichtingen deze onderneming, wat die zaak betreft, is aangegaan.
U HEEFT HET EERSTE NUMMER IN HANDEN VAN DE NIEUWSBRIEF VAN RSM NIEHE
Vragen?
LANCÉE, GEMAAKT IN SAMENWERKING MET KOOIJ + PARTNERS EN RSM WEHRENS, Voor vragen naar aanleiding van het bovenstaande kunt u contact opnemen met Pesman Advocaten in Amsterdam en vragen naar Menno Jansen, telefoon 020 - 635 20 20. Menno en zijn team helpen u graag verder om uw weg te vinden in het web van intellectuele eigendomsrechten.
‘Openbaarmaking is toegestaan bij bronvermelding en volledige publicatie.
MENNEN & DE VRIES. WE HOUDEN ONZE KLANTEN EN RELATIES GRAAG OP DE HOOGTE. NIET ALLEEN OVER ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN DE SAMENWERKING VAN ONZE DRIE KANTOREN, MAAR OOK OVER ONTWIKKELINGEN IN DE MARKT DIE VOOR U VAN RSM Niehe Lancée Robijnstraat 3, Postbus 366, 1800 AJ Alkmaar T 072 - 541 11 11 F 072 - 540 50 40
BELANG KUNNEN ZIJN. VANAF NU BRENGEN WE VIER KEER PER JAAR EEN NIEUWSBRIEF UIT. HEEFT U VRAGEN EN/OF OPMERKINGEN, DAN HOREN WE DAT GRAAG VAN U. DAN KUNT U EEN E-MAIL ZENDEN NAAR
[email protected].
Hilversumstraat 324, Postbus 36310, 1020 MH Amsterdam T 020 - 635 20 00 F 020 - 635 20 30
Hoewel wij de uiterste zorgvuldigheid betrachten, kan voor de inhoud van deze nieuwsbrief geen aansprakelijkheid worden aanvaard.’
Schipholpoort 100, Postbus 5037, 2000 CA Haarlem T 023 - 530 04 00 F 023 - 536 75 74 E
[email protected] I www.rsmniehelancee.nl RSM Niehe Lancée werkt samen met Brouwer & Oudhof Administratieconsulenten, The NL Trust en Pesman Advocaten.
2
‘We blijven lokale spelers die voor kwaliteit staan’
Nieuw personeel? Direct melden!
8
5
Met succes naar de Hoge Raad
Strengere regels en extern toezicht
10
6
Wetsvoorstel ‘Werken aan winst’
Ondernemers en intellectueel eigendom
11
‘We blijven lokale spelers die voor kwaliteit staan’
Intensieve samenwerking accountantsen belastingadvieskantoren RSM Niehe Lancée, KOOIJ + PARTNERS en Wehrens, Mennen & de Vries gaan intensief samenwerken. De drie accountants- en belastingadvieskantoren houden hun eigen naam en blijven onafhankelijk en zelfstandig. Door de krachten te bundelen zijn ze op een aantal vlakken echter beter toegerust voor de toekomst. Of, zoals Mathijs Mennen het verwoordt: “We hebben met deze constructie wel de lusten, maar niet de lasten van een grote organisatie.” De drie kantoren hebben gezamenlijk circa 350 medewerkers en vestigingen in het gehele land: RSM Niehe Lancée in Alkmaar, Amsterdam en Haarlem, KOOIJ + PARTNERS in Utrecht en RSM Wehrens, Mennen & de Vries in Maastricht, Eindhoven, Roermond en Heerlen. Niehe Lancée maakt sinds enkele jaren deel uit van het internatio nale netwerk RSM. Wehrens, Mennen & de Vries is per 1 juli eveneens toegetreden tot RSM International en heeft haar lidmaatschap met HLB International derhalve beëindigd. RSM International behoort kwalitatief tot de top van de internationale accountantsorganisaties. Ook in omvang (plaats 6 wereldwijd, en in de USA plaats 5) behoort RSM International tot de eredivisie in accountantsland.
In beweging Aan tafel in Utrecht zitten de drie voorzitters van de genoemde kantoren, zijnde Rudolf Winkenius (RSM Niehe Lancée), Paul de Blok (KOOIJ + PARTNERS) en Mathijs Mennen (Wehrens, Mennen & de Vries). Zij vertellen over het hoe en waarom van de samenwerking. Paul de Blok: “De accountantsmarkt is behoorlijk in beweging. Er zijn verschillende ontwikkelingen gaande waar je als kantoor goed op moet inspelen. Daarbij helpt het als je kunt terugvallen op collega-kantoren die dezelfde mentaliteit en kwaliteitsopvatting hebben.”
Flexibiliteit De voordelen van een grote organisatie én de voordelen van een zelfstandige lokale speler. Daar draait het in de ogen van Winkenius, De Blok en Mennen in de samenwerking om. Mennen: “We hebben alledrie een naam gevestigd en hoog te 2
3
Landelijke dekking
houden op de lokale markt. Daar staan we goed bekend en dat willen we ook vooral zo houden. We blijven lokale spelers die voor kwaliteit staan. Daarom is het ook nooit aan de orde geweest om te fuseren of om onze naam te veranderen. We willen geen groot log lichaam worden. We willen juist onze flexibiliteit blijven behouden en tegelijkertijd datgene extra kunnen bieden als dat nodig is.” Dat roept de vraag op wat dan die extra’s kunnen zijn. “Met onze huidige kantoren bedienen we met name MKBbedrijven. Daar zal geen verandering in komen. Wel stelt de samenwerking ons in staat om adequaat en op niveau in te spelen op de toenemende wet- en regelgeving die in onze branche aan de orde van de dag is. En door de schaalvergroting kunnen we ook adequater inspelen op de behoeftes van de grotere opdrachtgevers, die in toenemende mate een beroep op ons doen en juist vaak onze flexibiliteit en slagvaardigheid zeer op prijs stellen.” De vraag roept zich op wat de klanten van de drie kantoren gaan merken van de samenwerking. Rudolf Winkenius: “Wat zeer zeker een pluspunt van de samenwerking is, is het delen van kennis. Bij ingewikkelde fiscale-, accountants- of bedrijfseconomische problemen hebben we in ons interne netwerk meer kennis waardoor we sneller en adequater kunnen inspringen. En we zullen niet schromen dat netwerk in te zetten, daar kunnen klanten overtuigd van zijn. Daarnaast maakt de samenwerking het mogelijk om een fulltime bemand bureau vaktechniek te hebben, waarmee de borging van de kwaliteit optimaal geregeld kan worden en efficiënt en hoogstaand ingespeeld kan worden op de ontwikkelingen in onze branche. In negatieve zin zullen onze klanten niets van de samenwerking merken”, zegt Mathijs Mennen. “En dan doel ik met name op het kostenaspect. Het is niet zo dat onze tarieven nu zullen worden verhoogd, dat is niet aan de orde. Ook zullen klanten hun eigen aanspreekpunt houden, dat is onze kracht en ook daarin zal niets veranderen.” 4
Paul de Blok sprak eerder over ontwikkelingen in de accountantsmarkt. Dan doelt hij onder meer op de krapte op de arbeidsmarkt die nu al zichtbaar is en naar verwachting de komende jaren nijpend zal zijn. “Door de samenwerking worden we een aantrekkelijke werkgever met een landelijke dekking”, zegt Rudolf Winkenius. “Of je nu een kijkje in de keuken wilt nemen in de Randstad, het midden van het land of in Limburg, het is allemaal mogelijk. Ik weet zeker dat we voor pas afgestudeerden daardoor een interessante partij zijn. We blijven korte lijnen houden en we blijven de cultuur houden van een middelgroot kantoor. Maar de samenwerking maakt het ook mogelijk om te schakelen en (inter-)nationale klanten te bedienen.” Een andere ontwikkeling is de komst per 1 oktober van de Wet toezicht accountantsorganisaties, waarover elders in deze nieuwsbrief meer.
Vergelijkbare filosofie Vanaf het eerste gesprek – dat begin dit jaar plaatsvond – kwam naar voren dat de drie kantoren uitstekend bij elkaar passen. “Het is alsof we al jaren met elkaar samenwerken”, zegt Paul de Blok. “Dat is natuurlijk een prettige constatering, en betekent dat de culturen binnen onze kantoren goed bij elkaar aansluiten.” “Onze filosofie is vergelijkbaar”, vult Rudolf Winkenius aan. “We spelen kort op de bal, zijn allemaal op een enthousiaste manier bezig met het succes van onze klanten. We voelen de denkwereld van de ondernemer goed aan, kunnen ons in hem verplaatsen waarbij we natuurlijk nooit de rol van adviseur uit het oog verliezen. Het is erg leuk om te zien dat dat iets is wat ons met elkaar verbindt.” Paul de Blok: “Wat goed is komt snel zeggen we wel eens, en dat is in dit geval zeker van toepassing.”
Met succes naar de Hoge Raad
Rubriek: De praktijk
RSM Wehrens, Mennen & de Vries is door de Hoge Raad in het gelijk gesteld in een procedure met betrekking tot de zogeheten 30%-regeling die het kantoor heeft gevoerd. Het ging hierbij om een buitenlandse profvoetballer.
gelegen. Immers, al zijn familie en vrienden leefden daar en zijn sociale contacten lagen daar. Bovendien maakte hij van iedere gelegenheid gebruik om terug te keren naar zijn geboorteland.
Indien een werkgever een buitenlandse medewerker in dienst neemt, is het mogelijk een bijzondere kostenvergoeding te verstrekken. De werkgever mag onder bepaalde voorwaarden, en zonder nader bewijs, een belastingvrije vergoeding voor de extraterritoriale kosten verstrekken. Deze vergoeding bedraagt 30% van het salaris. Verstrekking van de kostenvergoeding is mogelijk wanneer de medewerker aan een aantal criteria voldoet: • aanwerving uit het buitenland; • beschikken over een specifieke deskundigheid die niet of nauwelijks aanwezig is op de Nederlandse arbeidsmarkt.
Procedure
Cassatieberoep
In dit geval gaat het om een voetballer die afkomstig is van buiten Nederland. Vanaf zijn 16e jaar is hij diverse malen op grond van een toeristenvisum naar Nederland gekomen. Hij heeft toen deelgenomen aan verschillende jeugdcompetities bij een Nederlandse profvoetbalclub. Op die manier kon de club beoordelen of de speler over de specifieke deskundigheid beschikte die vereist is om hem een contract als profvoetballer aan te kunnen bieden. Uiteindelijk is hem een contract aangeboden toen hij 18 jaar was. Na ondertekening van het contract is hij in Nederland komen wonen. Vervolgens is een verzoek om toekenning van de 30%-regeling ingediend. Dit verzoek werd door de Belastingdienst afgewezen, omdat zij van mening was dat de speler op het moment van het aanbieden van het contract reeds in Nederland woonachtig was en derhalve al beschikbaar was op de Nederlandse arbeidsmarkt. De speler werd dus niet beschouwd als een uit het buitenland geworven werknemer. In de procedure hebben wij aangevoerd dat belanghebbende weliswaar in Nederland is geweest om deel te nemen aan een aantal jeugdcompetities, maar dat hij pas ná ondertekening van het contract definitief in Nederland is komen wonen. Zijn fiscale woonplaats was vóór die tijd elders
Het Gerechtshof had ons in eerste instantie al in het gelijk gesteld en geoordeeld dat de fiscale woonplaats ten tijde van het aanbieden van het contract buiten Nederland was gelegen. Dit betekent dat de speler uit het buitenland afkomstig was en dat toekenning van de 30%-regeling in de visie van het Gerechtshof eveneens mogelijk is. Het Ministerie van Financiën kon zich hier echter niet mee verenigen en stelde cassatieberoep in bij ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad. Deze instantie oordeelde vervolgens dat de toepassing van de 30%regeling terecht is. Er is inmiddels veel jurisprudentie met betrekking tot de 30%-regeling geweest, veelal in het nadeel van belanghebbenden. In deze casus waren wij echter van mening dat de toekenning van de 30%-regeling mogelijk moest zijn. Dat deze overtuiging gerechtvaardigd was, bleek door de uitspraak van ons hoogste rechtscollege.
5
Wetsvoorstel ‘Werken aan winst’
Om onze concurrentiepositie ten aanzien van andere Europese landen te verbeteren is het wetsvoorstel ‘Werken aan winst’ ingediend, dat per 1 januari 2007 wordt ingevoerd. Hiervoor moeten de Eerste en Tweede Kamer wel eerst goedkeuring verlenen. De belangrijkste wijzigingen hebben wij in het kort voor u op een rijtje gezet.
1. Verlaging tarief vennootschapsbelasting
De afschrijvingen op beleggingspanden en bedrijfspanden die in gebruik zijn binnen de onderneming worden beperkt. De afschrijving op beleggingspanden wordt beperkt tot de WOZ-waarde van het pand. Dit betekent dat de afschrijving van een beleggingspand slechts is toegestaan als de boekwaarde van het pand inclusief ondergrond hoger is dan de WOZ-waarde.
8. Invoering van octrooibox Belastingplichtigen kunnen ervoor kiezen het belast bare inkomen behaald met bepaalde immateriële activa fictief (afgeleid van het daadwerkelijke inkomen) te bepalen. De winsten genoten uit deze immateriële activa worden effectief tegen 10% belast.
9. Afschrijving goodwill en andere bedrijfsmiddelen
Het tarief van de vennootschapsbelasting wordt als volgt. Winst < € 25.000 € 25.000 - € 60.000 > € 60.000
Tarief 20% 23,5% 25,5%
Tariefsmatig verdient het aanbeveling kosten, maar wellicht ook investeringen (in het kader van de investeringsaftrek) zoveel mogelijk dit jaar te maken c.q. te doen.
2. Invoering MKB-vrijstelling Voor de ondernemer in de inkomstenbelastingsfeer wordt een MKB-vrijstelling ingevoerd. De ondernemers winst wordt onder bepaalde voorwaarden voor 10% vrijgesteld. Als gevolg hiervan zal het hoogste belastingtarief effectief dalen van 52% tot 46,8%.
3. Verliesverrekening Het verrekenen van verliezen met winsten van voorafgaande jaren (carry back) wordt teruggebracht van drie naar één jaar. Voor de ondernemer in de inkomstenbelastingsfeer blijft de termijn van drie jaar gelden. Het onbeperkt verrekenen van verliezen met toekomstige winsten (carry forward) wordt beperkt tot negen jaar. Dit geldt ook voor de ondernemer in de inkomstenbelastingsfeer.
6
4. Afschrijving op gebouwen inclusief ondergrond
Voor bedrijfspanden die in gebruik zijn binnen de onderneming wordt de afschrijving beperkt tot 50% van de WOZ-waarde.
5. Verlaging tarief dividendbelasting Het tarief van de dividendbelasting wordt met ingang van 1 januari 2007 verlaagd van 25% naar 15%.
6. Wijzigingen in de deelnemingsvrijstelling De deelnemingsvrijstelling is niet meer van toepassing bij een aandelenbezit van minder dan 5%. De deelnemingsvrijstelling is altijd van toepassing op een bezit van 5% of meer, tenzij het een passieve dochtervennootschap (beleggingsvennootschap) betreft waarvan de winst niet tegen een tarief van tenminste 10% wordt belast.
7. Invoering van groepsrentebox
Voorgesteld wordt om goodwill af te schrijven in een periode van minimaal 10 jaar en overige bedrijfsmiddelen zoals machines, inventaris en (ICT-)apparatuur in een periode van 5 jaar.
10. Waardering onderhanden werk In afwijking van de bestaande jurisprudentie dient het aandeel in het constante deel van de algemene kosten voortaan ook in de waardering van het onderhanden werk te worden opgenomen. Uitstel van winstneming is niet meer toegestaan.
Tot slot De hierboven genoemde wijzigingen zijn gebaseerd op het op 24 mei 2006 ingediende wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel biedt in ieder geval een aantal interessante aanknopingspunten waar wij zeker bij u op terug zullen komen.
In de groepsrentebox wordt de binnen een groep van verbonden lichamen ontvangen en betaalde rente gesaldeerd (groepsrentesaldo). Het groepsrentesaldo wordt effectief belast tegen een tarief van slechts 5%. Het doel van de groepsrentebox is te zorgen dat buitenlandse bedrijven Nederland als vestigingsplaats van hun (regionale) hoofdkantoren kiezen.
7
Nieuw personeel? Direct melden!
Medewerkers bekend maken via eerstedagsmelding Vanaf 4 juli 2006 is iedere werkgever in Nederland die een nieuw personeelslid in dienst neemt, verplicht dit te melden bij de Belastingdienst via een eerstedagsmelding. Deze eerstedagsmelding moet uiterlijk de dag voor het begin van de werkzaamheden bij de Belastingdienst binnen zijn. Op deze regel geldt één uitzondering: als de werkgever met een medewerker overeenkomt dat hij nog dezelfde dag bij hem gaat werken, dan kan deze nog op die dag worden aangemeld, echter wel vóór aanvang van de werkzaamheden. Voor bepaalde groepen medewerkers hoeft geen eerstedagsmelding te worden gedaan. Dit zijn uitzendkrachten (het uitzendbureau verzorgt de eerstedagsmelding), artiesten en beroepssporters (deze vallen onder de artiesten- of beroepssportersregeling) en personen die van de werkgever alleen een pensioen of uitkering ontvangen en hiervoor niet werken.
Elektronische controle
Corrigeren
Duidelijke afspraken
Op het moment dat de werkgever salaris betaalt, dient hij voor de medewerkers een elektronische aangifte loonheffingen in. Via deze aangifte wordt ook de datum indiensttreding aan de Belastingdienst doorgegeven. Bij personeel dat op of na 4 juli 2006 in dienst is gekomen, wordt elektronisch gecontroleerd of voor deze medewerker een eerstedagsmelding is binnengekomen en of beide data hetzelfde zijn. De Belastingdienst kan zo de meldingen opsporen die te laat gemeld zijn. Indien de Belastingdienst constateert dat een nieuwe medewerker niet of te laat is aan gemeld, kan zij de werkgever een boete opleggen.
De eerstedagsmelding kan op verschillende mogelijkheden elektronisch plaatsvinden; • via de internetsite van de Belastingdienst • via aangifte- of administratiesoftware • via belastingadviseurs of salarisservicebureau’s
Wij adviseren u duidelijke afspraken te maken over wie binnen uw organisatie verantwoordelijk is voor de eerstedagsmelding. Pas eventueel procedures aan zodat degenen die nieuw personeel mogen en kunnen aannemen op de hoogte zijn van deze nieuwe verplichtingen en de juiste procedure binnen uw organisatie kennen en toepassen. Voorkom dat degene die verantwoordelijk is voor de eerstedagsmelding niet weet dat er binnen de organisatie nieuw personeel is aangenomen en u een boete opgelegd wordt.
Op de opgaaf eerstedagsmelding worden de volgende gegevens gevraagd: • het loonheffingsnummer van de werkgever • het sofinummer van de medewerker • volledige naam van de medewerker • geboortedatum van de medewerker Het is van belang dat de werkgever tijdig over deze gegevens beschikt om de eerstedagsmelding te kunnen verrichten. Deze gegevens staan in de meeste gevallen vermeld op het paspoort of identiteitskaart van de medewerker. Zorg ervoor dat u al tijdens de sollicitatie- of aanstellingsprocedure een kopie van dit document maakt, zodat u tijdig de melding kunt doen. 8
Als de werkgever constateert dat hij een onjuiste eerstedagsmelding heeft ingezonden, kan hij dit eenvoudig corrigeren door een nieuwe eerstedagsmelding voor de medewerker in te zenden. Indien de eerstedagsmelding achteraf gezien niet nodig was geweest, de medewerker is bijvoorbeeld toch niet in dienst getreden, dan hoeft er verder niets meer te worden gedaan. Uit de aangifte loonheffingen zal blijken dat aan deze persoon geen salaris is betaald. Ook het einde van een dienstbetrekking blijkt uit de aangifte loonheffingen en hoeft derhalve niet apart aan de Belastingdienst te worden gemeld. Wanneer u een medewerker na uitdiensttreding weer opnieuw aanneemt, dient u echter wel weer een eerstedagsmelding in te zenden.
9
De inmiddels al niet meer zo recente beursschandalen klinken nog steeds door en hebben zowel mondiaal als nationaal grote gevolgen voor de accountant als wettelijk controleur. Er wordt hard gewerkt om het vertrouwen te herwinnen. In Europees verband wordt hiertoe de Achtste Richtlijn Vennootschapsrecht geharmoniseerd en is in Nederland in januari 2006 de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) aangenomen. In deze wet staan strengere regels en extern toezicht centraal. De inwerkingtreding is niet langer gekoppeld aan goedkeuring van het Besluit toezicht accountants organisaties (Bta). De Bta is het kabinetsbesluit waarin de regels voor het toezicht nader worden uitgewerkt. Op 14 juni is de Tweede Kamer akkoord gegaan met dit kabinetsbesluit en zal de Wta spoedig in werking treden. Voor zover accountantsorganisaties dit nog niet hebben gedaan moeten zij snel in actie komen om tijdig te kunnen voldoen aan deze strengere regels.
Doel van de wet De Wta heeft tot doel dat het publiek blijvend kan vertrouwen op de door accountants afgegeven accountantsverklaringen. Een accountantsverklaring dient immers zekerheid toe te voegen aan de jaarrekening en is voor gebruikers van de jaarrekening een belangrijk houvast. De vakbekwaamheid, objectiviteit, integriteit en onafhankelijkheid van de accountant moeten daarom buiten elke twijfel staan.
Voor wie geldt de Wta? De Wta heeft betrekking op het uitvoeren van alle wettelijke controleopdrachten. Voor het mogen uitvoeren van deze controleopdrachten zal bij de Autoriteit Financiële Markten een vergunning moeten worden verkregen. Hiervoor zal de accountantsorganisatie haar onafhankelijkheid, objectiviteit en integriteit moeten kunnen aantonen en dienen te beschikken over een goed werkend systeem van kwaliteitsbeheersing. De voorgenoemde eisen zijn gebaseerd op de regels afkomstig van de International Federation of Accountants (IFAC) en kennen een nadere uitwerking in de Bta.
10
‘Oud gaat voor nieuw’
Verschillende vergunningen Het vergunningenstelsel maakt onderscheid tussen het verrichten van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang (OOB’s) en overige wettelijke controles. Met OOB’s worden beursgenoteerde ondernemingen en financiële instellingen bedoeld maar kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur ook worden uitgebreid naar andere organisaties. Afhankelijk van de cliëntenportefeuille kan dus worden gekozen tussen twee vergunningen, te weten de vergunning voor OOB-opdrachten en de vergunning voor overige wettelijke controles.
Toezicht De AFM zal als onafhankelijke publieke toezichthouder toezien op accountantsorganisaties. Bij misstanden kan de AFM gebruik maken van verschillende bestuursrechtelijke instrumenten, zoals boetes, dwangsommen en het intrekken van de vergunning. Voor OOB’s gelden zwaardere regels en zal de AFM intensiever toezicht houden dan bij de overige wettelijke controles. Bij deze laatste zal de AFM zich vooral baseren op de bevindingen van het College Toetsing Kwaliteit (CTK). Dit zal er in praktijk op neer komen dat het publieke toezicht en de feitelijke toetsing alleen voor OOB-vergunningen door de AFM zelf zal worden uitgevoerd. Voor de niet-OOBvergunningen zal de toetsing nog steeds door het CTK worden uitgevoerd.
Tot slot Het doen van geringe cosmetische aanpassingen in de organisatie en dan op de oude voet verder gaan zal niet voldoende zijn. De Wta vereist een structurele ommezwaai om het vertrouwen blijvend te herwinnen. Er komen veel meer regels en er zal flink moeten worden geïnvesteerd in kwaliteitsbeheersing. Daarbij zullen er strategische keuzes worden gemaakt ten aanzien van de dienstverlening, positionering in de markt en de bijpassende vergunning. In de nabije toekomst zullen nieuwe samenwerkingsverbanden en een scherpere scheiding tussen controle en advisering leiden tot belangrijke verschuivingen in de markt. De eerste voortekenen hiervan zijn al waarneembaar. Wij hebben deze ontwikkelingen altijd op de voet gevolgd en proactief gehandeld om volledig aan te Wta te kunnen voldoen. Wij spreken dan ook liever niet van herwinnen van vertrouwen maar het blijvend kunnen voldoen aan het vertrouwen dat onze cliënten in ons hebben.
Ondernemers en intellectueel eigendom
Strengere regels en extern toezicht
Om vertrouwen in de accountantsverklaring te herwinnen
Ondernemers hebben dagelijks te maken met intellectuele eigendomsrechten. Iedere onderneming voert immers één of meerdere namen en heeft derhalve te maken met de Handelsnaamwet. Veel ondernemers maken tegenwoordig gebruik van het medium ‘internet’. Ook dan hebben zij te maken met intellectuele eigendomsrechten. Intellectuele eigendomsrechten zijn rechten, die bescherming bieden aan ‘producten’ van het menselijk vernuft tegen oneerlijke concurrentie. Diverse verdragen en wetten regelen de bescherming van intellectuele eigendomsrechten, zoals: het auteursrecht, het merkenrecht, het handelsnaamrecht en het octrooirecht. Minder bekend zijn het tekeningen- en modellenrecht, het chipsrecht en het databankenrecht. Deze opsomming is niet uitputtend, maar geeft wel aan dat intellectuele eigendomsrechten zijn onder te verdelen in diverse (overlappende) categorieën.
Eigendom Uit de aanduiding intellectuele ‘eigendomsrechten’ blijkt, dat sprake is van eigendomsrechten. Rechthebbenden behoren deze rechten dan ook tot hun eigendom te rekenen. Intellectuele eigendoms rechten kunnen worden verkocht, verpand of in licentie worden gegeven. Eigendommen maken deel uit van het bedrijfskapitaal en dienen te worden beschermd. Alles goed en wel kunt u denken, maar wat moet ik met deze informatie. Helaas wordt dat voor sommige ondernemers pas pijnlijk duidelijk op het moment dat zij daar in negatieve zin mee worden geconfronteerd en een concurrent “er vandoor gaat” met bepaalde ideeën, (domein-)namen of producten, die door u zijn bedacht of waar u meent recht op te hebben.
Een voorbeeld Een concurrerende onderneming brengt producten op de markt, die (nagenoeg) identiek zijn aan uw producten. De benaming voor de ‘imitatieproducten’ wijkt nauwelijks af van uw productnamen.
De concurrent schroomt er bovendien niet voor om zich te presenteren onder een handelsnaam en/of een domeinnaam, die verdacht veel lijkt op de (domein)naam van uw onderneming.
Oudste rechten Dergelijke situaties zijn aan de orde van de dag. Een ondernemer, die hiertegen wil optreden, ziet zich vaak achteraf voor het probleem geplaatst, dat de rechten, waarop hij meent aanspraak te kunnen maken, niet op de juiste en/of op afdoende wijze zijn beschermd. Voor een rechtsgeldig beroep op intellectuele eigendomsrechten is meestal voorafgaande (internationale) registratie vereist. Ook indien registratie geen vereiste is, voorkomt registratie vaak een discussie over de vraag, welke partij de oudste rechten heeft. Kort gezegd geldt bij intellectuele eigendomsrechten namelijk: “Oud gaat voor nieuw”. Handelsnamen kunt u registreren bij de Kamer van Koophandel. Hoewel registratie geen vereiste is, is registratie zeker aan te bevelen. Uw bedrijfslogo, uw bedrijfsnaam en de benamingen voor uw producten kunt u vaak eenvoudig als merk laten registreren. Het uiterlijk van uw producten komt wellicht in aanmerking voor modelrechtelijke bescherming. Afhankelijk van de technische aard van de betreffende producten, kan ook het octrooirecht uitkomst bieden. Hoewel het ‘domeinnaamrecht’ als zodanig geen apart rechtsgebied vormt, is registratie van een domeinnaam zeker aan te bevelen, indien u op korte termijn of in de toekomst gebruik wenst te maken van bepaalde domeinnamen.
Er is meer Intellectuele eigendomsrechten kunnen niet alleen door de rechthebbende zelf worden geëxploiteerd, maar ook door derden. De daarvoor vereiste toestemming wordt vastgelegd in licentieovereenkomsten, waarin de betalingsverplichtingen en de gebruiksbeperkingen worden vastgelegd. Afspraken tussen partijen moeten deugdelijk op schrift worden gesteld, waarbij ook wordt voorzien in een beëindiging van de overeenkomst.
11