Nieuwsbrief
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
november2005
52
Nieuwsbrief no 52 pag. 1
november 2005 Beste mensen,
• •
Allereerst weer wat veranderingen: Theo Corsmit woont nu op de Raaphorstlaan 25 2245 BH Wassenaar tel.070-5175357. Het e-mail adres van Frans Banning moet zijn:
[email protected] .
De panelententoonstleling "Gevangen door Japan" van het Museon is steeds per week te leen bij: Bep Schillemans e-mail:
[email protected], tel.0575-5222202 (Warnsveld) of Mieke Huijsman e-mail:
[email protected], tel. 010-4182191. (Rotterdam)
• •
Het bleek te kostbaar voor het Museon en ons om de tentoonstelling te verzekeren, dus geldt de WA van de school waar ze geplaatst wordt/is. Hiermee in verband roep ik jullie op je kleinkinderen (11-15 jr.) vast aan te melden voor 15 augustus 2006 om deze tentoonstelling te zien. • Aanmelding bij: Sticht. Herdenking 15-8-45 Javastr. 52, 2585 AR Den Haag t.a.v. de hr. R.Laagewaard, e-mail:
[email protected] Ze krijgen dan weer begeleiding en uitleg van gastdocenten zoals vermeld in de vorige nieuwsbrief. Bij Theo Derksen (Tongerenseweg 16, 8162PN Epe, Tel. 0578-613599) is een CD-rom te bestellen van de website à 4 euro voor de mensen die wel een PC hebben maar geen internetaansluiting.De Pasar Malam is volgend jaar vervroegd van 25/5 naar 5/6.2006 in verband met WK voetbal! Er zijn 3 artikelen van gastdocenten aan het "werk".Een artikel over een tentoonstelling in Jakarta die later in de Nieuwe Kerk te Amsterdam te zien is van 17-12-2005 - 17-6-2006. Dan nog wat artikelen over de Bersiap en andere artikelen. Ik kreeg heel wat artikelen toegestuurd na 15/8. en dank jullie van harte hiervoor, niet alles kan in de nieuwsbrief vanwege kostenbesparing.Dan een artikel en een brief van het IP over de Yasukuni tempel. (NB! Vermeld bron en datum bij de artikelen die u stuurt!) De lezing van dhr. Romme op de landelijke dag te Bronbeek kan bij mij besteld worden. In 2007 zoals al gemeld gaat het eindexamen programma over Ned.Indië-Indonesië.De eisen heb ik nu maar het is een heleboel om door te lezen en ik zal proberen er het belangrijkste uit te halen. Er zijn gesprekken gaande om eind 2006 een symposium te houden, het bestuur houd je hiervan op de hoogte. De afronding van de portretjes heeft nog heel wat voeten in de aarde, wat we op de landelijke dag gezien hebben wordt nog geschikt gemaakt voor de scholen, dit was een ruwe versie. Mede namens het bestuur hartelijke groet
Inhoud De oorlog op school. ..................................................................2
Indonesië is nog niet bevrijd. .................................................. 10
Bahasa' krijgt na 120 jaar nieuw woordenboek. ........................3
Excuses zouden een teken van moed zijn. .............................. 10
Tjabeh Rawit-Oost-Sumatra. .....................................................3
Japanse premier ‘schendt grondwet. ....................................... 11
Indonesische kunstschatten. .......................................................4
INDISCH PLATFORM - Persbericht ................................... 11
Tjabeh Rawits-Bandoeng-Soerabaja. ........................................4
Tjabeh Rawits-Semarang-Malang. ......................................... 11
De haat tegen de Nederlanders was afschuwelijk. ....................5
Als kind ontdekte ik dat ratten en muizen eetbaar zijn. ......... 12
Tjabeh Rawits-Midden-Java-Ambarawa. ..................................6
O wee, als je je hoofd wegtrok. .............................................. 13
Overleven in een Jappenkamp.'Sambal en suiker. ....................7
Oppassen. ................................................................................ 13
Bambu bij de bamboe. ...............................................................7
Rugzak. .................................................................................... 13
EERHERSTEL in ’hol van de leeuw. .......................................8
Een bevrijding zonder feest. ................................................... 14
Tjabeh Rawit-Batavia (Jakarta). ................................................9
Denken aan toen bij het monument. ....................................... 14
Verstopt. .................................................................................. 14 secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
november2005
Nieuwsbrief no 52 pag. 2
De oorlog op school. Jacques van Reijn zat tijdens de Tweede Wereldoorlog in een Japans interneringskamp. Voor de Stichting Gastdocenten WOII vertelt hij op scholen over zijn oorlogservaringen. In de aula van basisschool de Eendragt in Wormer zitten de ongeveer zestig kinderen van groep 7 en 8. Vandaag krijgen ze een bijzondere geschiedenisles. Jacques van Reijn van de Stichting Gastdocenten WOII komt vertellen over zijn kampervaringen in Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting. Wanneer iedereen op zijn plaats zit en stil is, houdt het hoofd van de school, de Indische Lizzy Heistek (juf Liz), een korte inleiding. Ze vertelt de kinderen dat de Tweede Wereldoorlog zich niet alleen in Europa afspeelde, maar ook in Azië. Groep 8 knikt begrij-pend, zij hebben de stof al gehad met geschiedenis. Groep 7 heeft de oorlog in de Pacific nog niet gehad met geschiedenis. Juf Liz legt uit dat Indonesië vroeger Nederlands-Indië was en wil weten wie van de kinderen er familie heeft die uit NederlandsIndië komt. Een stuk of acht kinderen steken hun vinger op. Daarna legt ze uit dat Jacques van Reijn toen de oorlog in Azië begon 11 jaar was, net zo oud als sommige kinderen in groep 7 en 8 en dat hij in de oorlog opgesloten zat in kam-pen van de Japanners en dat hij daar vandaag over gaat vertellen. Van Reijn (Den Helder, 1930) vertelt hoe hij in 1937 als zevenjarig jonge-tje naar Soerabaja verhuisde. Zijn vader zat bij de Marine en werd voor een termijn van vier jaar uitgezonden naar Indië. Het was eigenlijk de bedoeling om in 1941 weer terug naar Neder-land te gaan, maar de bezet-ting van Nederland in 1940 maakte dat de familie Van Reijn noodgedwongen langer in Indië bleef. 'Weten jullie wanneer de oorlog in Azië begon?', vraagt Van Reijn. 'Dat was in 1941, toen de Jap Pearl Harbor aanviel.'Hij vertelt over de slag op de Javazee en de capitulatie op 8 maart 1942. De Jap kwam op de fiets Soerabaja binnen. Niemand deed iets.' De kinderen luisteren geboeid naar zijn verhaal. Jacques van Reijn vertelt sinds 1991 op scholen over zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Van Reijn:'lk wil kinderen duidelijk maken dat het belangrijk is om er voor te vechten dat zoiets nooit meer gebeurt. Ik weet dat het een gevecht tegen de bierkaai is. Maar ik wil doen wat ik kan. Het is bovendien erg dankbaar werk om te doen. De kinderen, zeker op de basisschool, zijn oprecht geïnteresseerd in je verhaal. Voor een deel komt dat denk ik doordat ze zich goed kunnen identificeren met mijn verhaal.Toen ik in een kamp zat, had ik onge-veer hun leeftijd.' Na de capitulatie van Nederlands-Indië mocht Van Reijn niet meer naar school en mocht hij in het openbaar geen Nederlands meer praten. 'Op elke hoek van de straat stonden nu grote luidsprekers waar de hele dag door luid Japanse propaganda klonk.' Hij vertelt de kinderen over hoe hij opgesloten werd in de Darmowijk in Soerabaja en dat ze alleen de spullen die ze konden dragen mee mochten nemen naar het kamp. 'Wat zouden jullie dan meenemen?', vraagt van Reijn aan de kinderen. De aula valt even stil. 'M'n televisie!', roept een jongen. De restvan de kinderen gniffelt. Van Reijn legt geduldig uit dat
er in 1942 nog geen televisie was en dat alle radio's door de Japanners in beslag werden genomen. 'Radio's kon je namelijk gebruiken om naar Amerikaanse radio-uitzendingen te luisteren en dat mocht niet. Je kleren, die nam je mee. Je deed zoveel mogelijk kleren in een koffer. Die had je nodig in het kamp. Alles wat niet in de koffer paste, moest je achterlaten. ' Wanneer Van Reijn laat zien hoeveel ruimte hij in het kamp had om op te slapen, zijn de kinderen onder de indruk.'Ik had maar zestig bij zestig centimeter Dat is zo groot als het oppervlak van twee school-stoelen. Van Reijn gaat verder over zijn vertrek naar Kedangan en hoe hij van zijn moeder gescheiden werd en naar jongenskamp Bangkong moest. Hij vertelt over de angst waar hij constant in leefde: 'De Jap strafte voor alles. Als je bij het tellen tijdens het appèl vooraan stond, was je altijd bang dat de commandant jou moest hebben. 'Van Reijn zoekt regelmatig contact met de kinderen. Hij vraagt ze constant dingen om ze aan de hand van het antwoord iets te vertel-len. 'Het Wilhelmus? Kennen jullie de tekst daarvan? 'Bijna niemand kent de tekst, maar dat deert hem niet. Hij legt de kinderen graag uit waarom het Wilhelmus in het kamp belangrijk was. Dat de mensen er hoop uit putten en dat het een teken van onverzettelijkheid was. Van Reijn vertelt het verhaal van de Tweede Wereldoorlog vanuit zijn eigen standpunt. Hij laat de kinderen zijn kant van het verhaal zien, zonder sensatie, gewoon het verhaal zoals het is. Hij vertelt over de dingen die hij meemaakte in het kamp. Over de angst, de ziekte, het gescheiden worden van je dierbaren en de dingen die hij deed om in het kamp te overleven.'Maar ik vertel de kinderen niet alles. De gruwelijkheden hou ik achterwege. Daar kun je kinderen niet mee belasten.' Na een uur wordt de les even onderbroken voor het speelkwartier. Alexander (11 jaar) stapt direct naar Van Reijn toe. 'U vertelt erg goed me-neer. Ik snap niet dat u dit kunt vertellen zonderte huilen. 'En hij is niet de enige die liever een praatje maakt met Van Reijn. Een stuk of tien kin-deren laten het schoolplein voor wat het is en verzamelen zich rondom Van Reijn en vragen hem het hemd van het lijf. De juffrouw maant de kinderen een paar keer om toch buiten te gaan spelen, tevergeefs. Na de pauze laat Van Reijn dia's zien. Op de dia's staan documenten, foto's en tekeningen uit en over de oorlog. Wanneer hij een dia van een vermagerd meisje van zo'n jaar of elf laat zien, gaat er een siddering door groep 7 en 8 van basisschool de Eendragt. Na de dia's is het tijd voor vragen.'Moest u niet huilen in het kamp?’ 'Van Reijm:'Huilen was er niet bij toen. Dat was meiderig. Gelukkig is dat nu wel anders.’ ‘Vierde je je verjaardag ook in het kamp? 'Van Reijm: 'Als je jarig was kreeg je een dubbele portie eten.’"En te drinken?"Water."Had u vrienden in het kamp?"Hadden mannen en vrouwen hetzelfde werk?' Wanneer alle vragen beantwoord zijn, is de les afgelo-
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
pen. Van Reijn vraagt aan de kinderen of ze tijdens de geschiedenisles volgende week willen opschrijven wat ze van de les vonden. Op die manier wordt in de klas nog een keer over de les gesproken en weet de Stichting Gastdo-centen WOII bovendien hoe de lessen ontvangen worden.'Dat vind ik heel belangrijk', zegt Van Reijn.'In de reacties van kinderen zie je wel een duidelijk patroon. De meeste kinderen snappen niet dat ik mijn verhaal kan vertellen zonder te huilen. En ze vragen ook altijd of ik geslagen ben. Dezelfde vragen komen steeds terug. 'Als gastdocent moet je stevig in je schoenen staan. Je wordt dan ook niet zomaar gastdo-cent, iedere gastdocent moet eerst een cursus volgen. Van Reijn:'Daar vragen ze je dan of je je verhaal op papier wilt zetten. Vervolgens lees je je verhaal voor aan de groep en daaruit destilleren we dan het verhaal dat we aan de kinderen vertellen. We vertellen het verhaal zoals we het hebben meegemaakt, maar dan zonder de gruwelen. Er wordt je op het hart gedrukt dat je niet moet vergeten dat je aan kinderen vertelt. Dat je niet de verhalen kan vertellen die je aan anderen vertelt. Maar het belangrijkste is nog wel dat je niet te geëmotioneerd
november2005
Nieuwsbrief no 52 pag. 3
moet zijn voor de klas. Niet iedereen kan dit. Voor sommige mensen is het nog steeds te emotioneel om over hun oorlogsverleden te praten. Kinderen begrijpen het wel als je ineens emotioneel wordt, maar op die manier krijgen ze het verhaal niet te horen en daar gaat het tenslotte om. Daarom staan we ook nooit alleen voor de klas. Kinderen kunnen soms onverwachte vragen stellen en het kan gebeuren dat zo'n vraag je raakt. Dan moet er een leraar zijn die dat opvangt en de les overneemt.' De kinderen kijken wanneer Van Reijn uitgepraat is naar de papieren en het beeldje dat hij op een tafel in de aula heeft uitgestald. Juf Liz vond het een geslaagde middag: 'Zelfs de kinderen die normaal wat drukker zijn zaten stil te luisteren. 'Volgens Van Reijn is dat niets bijzon-ders: 'Zelfs de vervelendste kinderen gedragen zich als engelen tijdens een gastles. Ik heb nooit anders meegemaakt.' • Moesson. Het Indische maandblad. augustus 2005
'Bahasa' krijgt na 120 jaar nieuw woordenboek Door onze redactie wetenschap ROTTERDAM, 20 sept. In Jakarta is gisteren op feestelijke wijze het Nederlands-Indonesisch woordenboek ten doop gehouden. Het Kamus Belanda-Indonesia is het eerste academisch verantwoorde woordenboek gebaseerd op modern Nederlands en Bahasa Indonesia, de officiële taal van de Republiek Indonesië. Het vorige woordenboek was 120 jaar oud. In 1885 verscheen de eerste druk van het Nieuw NederlandschMaleisch Woordenboek van H.C. Klinkert, herdrukt in 1926. Na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 verloor Indonesië zijn belangstelling voor Nederland en het Nederlands. In de jaren zeventig werden de contacten op tal van gebieden hersteld en ontstond vraag naar een modern woordenboek. Die leemte werd opgevuld door gepensioneerde Indonesische leraren, maar de selectie van Nederlandse ingangen in hun woordenboeken liet te wensen over. De Indonesische minister van Onderzoek en Technologie, Kusmayanto Kadiman, nam gisteren het eerste exemplaar van het nieuwe woordenboek in ontvangst. Een modern wetenschappelijk Indonesisch-Nederlands woordenboek is er al sinds 1990. Samenstellers van het nieuwe Nederlands-Indonesische
woordenboek zijn de Indonesische Susi Moeimam (nu verbonden aan het Koninklijk Instituut voor Taal-, Landen Volkenkunde in Leiden) en de Nederlander Hein Steinhauer (verbonden aan de Universiteit Leiden en de Radboud Universiteit Nijmegen). De gisteren gelanceerde editie is bestemd voor sprekers van het Indonesisch die moderne Nederlandse teksten willen begrijpen. De Nederlandse editie van het Nederlands-Indonesische woordenboek verscheen in december. De Indonesische versie is ruim 200 bladzijden dikker en bevat extra informatie: een overzicht van de Nederlandse grammatica en spellingsvoorschriften in de inleiding en bij de 50.000 ingangen informatie over uitspraak, klemtoon, meervoudsvormen, het vereiste lidwoord, werkwoordstijden en trappen van vergelijking. Het woordenboek vermeldt 60.000 betekenissen en 55.000 voorbeelden van gebruik, uitspraak en idioom. Het nieuwe woordenboek is een gezamenlijk NederlandsIndonesisch initiatief. Het project begon in 1997 met financiële steun vam de Nederlandse Taalunie, het Indonesische Nationale Taaicentrum, de Universitas Indonesia, de Universiteit Leiden, de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen en het International Institute for Asian Studies te Leiden.
Tjabeh Rawit
• Oost-Sumatra Ik kon niet staan door de pijn in mijn onderbenen, veroorzaakt door oedeem, en deed een koemis-koetjing-thee-kuur, op advies van onze hong-arts. Mijn gewicht daalde van 21,5 kg naar 19 kilo maar ik kon weer staan. Op 24 augustus werden de kamp- en hongleiders bij de Japanse commandant geroepen. Na enige tijd keerden ze terug in het kamp. Er ontstond een soort geluidsorkaan die steeds dichter bij onze hong kwam, omdat in hong na hong een gejuich losbarstte en het Wilhelmus werd gezongen toen het bericht doordrong dat de oorlog afgelopen was. Jan-Gerrit Koning (1931) secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
november2005
Nieuwsbrief no 52 pag. 4
Indonesische kunstschatten Met het beeld Arca Prajnaparamita wil iedereen op de foto De Indonesische president en de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken openden vandaag in het Museum Nasional in Jakarta de tentoonstelling Shared Cultural Heritage, die vanaf 17 december in de Amsterdam te zien is. Door onze redacteur RAVMOND VAN DEN BOOGAARD JAKARTA, 18 AUG. Tenslotte zijn de twee helften van de collectie van het Bataviaasch Genootschap dan weer even bijeen. De Indonesische president, Susilo Bambang Yudhoyono, en de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Bernard Bot, openden vandaag in het Museum Nasional in de Indonesische hoofdstad Jakarta de tentoonstelling Shared Cultural Herita-ge, die vanaf 17 december a.s. ook in de Amsterdamse Nieuwe Kerk te zien zal zijn. De expositie heet dan anders: Indonesia, de ontdekking van het verleden. Het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen is in Jakarta (toen Batavia) opgericht in 1778, toen Indië nog niet zozeer een kolonie van de Nederlandse staat was, maar onder gezag stond van de VOC (Verenigde Oostindi-sche Compagnie). Met name in de negentiende eeuw ontwikkelde het instituut zich tot een centraal punt waar de collecties van particuliere verzamelaars van Indische kunstvoorwerpen, door inlandse vorsten aan het Nederlands koloniaal gezag geschonken voorwerpen, de vondsten van expedities en oorlogsbuit tesamen kwamen. Het Genootschap verdeelde dan de voorwerpen over het eigen museum in Batavia (nu het Museum Nasional) en diverse locaties in Nederland. Bij de Indonesische onafhankelijkheid na de Tweede Wereldoorlog raakte ook de grootste verzameling Indonesische kunst- en cultuurvoorwerpen ter wereld definitief gescheiden. Het plan voor deze tentoonstelling dateert uit 1995, vertelt de directeur van het Leidse Rijksmuseum, Steven Engelsman. Drie jaar geleden besloot het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken de financiering van het projekt op zich te nemen. De Indonesiërs waren vooral gebrand op de komst van de beelden en andere voorwerpen van het middeleeuwse Javaanse koninkrijk
Singasari, door de huidige politieke leiders van het land veelal als een voorloper van het huidige Indonesië gezien. Van de uit Leiden aangevoerde beeldhouwwerken worden in Jakarta twee gipskopieën vervaardigd: een voor het Museum Nasional, en een om op de oorspronkelijke vindplaats te worden teruggezet. Maar ook exponaten uit de buitengewesten van wat eens Nederlands Indië was, ontbreken niet, zoals NieuwGuinea en zelfs de voormalige Portugese kolonie Ti-mor, naast meer voor de hand liggende locaties als Sumatra en Bali. Ook besteed de expositie aandacht aan enkele Nederlandse verzamelaars, zoals Anton Nieuwenhuis, de 'Dr. Livingston van Borneo', die in de jaren 1890 de gezondheidszorg onder de Dayak-stammen poogde te organiseren. Een aanzienlijk deel van de verzameling is overigens oorlogsbuit van uit naam van het koloniaal bestuur uitgevoerde militaire expedities. Op koloniale veroveringsoorlogen werden veelal de paleizen van inlandse vorsten leeggeplunderd en de inhoud ervan deels naar Nederland verscheept. Hoogtepunt voor het Indonesische publiek is zonder twijfel het beeld Arca Prajnaparamita; iedereen wil er voor of mee gefotografeerd worden. Dit in 1822 naar Nederland verscheepte beeld is echter al sinds 1978 terug in Jakarta, in het kader van een in 1977 tussen Nederland en Indonesië gesloten akkoord over de teruggave van cultureel erfgoed. Dit gebeurde ook met een deel van de befaamde goudschat van Lombok die, voor zover deze niet is verdwenen in de verzameling van de familie Suharto, straks in de Nieuwe Kerk te zien zal zijn. In ieder geval wordt culturele uitwisseling tussen Indonesië en Nederland niet meer bemoeilijkt door disputen over 'roofkunst', zoals die bestaan tussen veel andere ex-koloniën en ex-kolonisatoren in de wereld.
Tjabeh Rawits
• Bandoeng Een Indonesiër met een groot mes kwam van onder een viaduct vandaan. Hij wilde ma's tas hebben. Zij beval ons de stad in te hollen en Nippon (Japanner) te roepen. De rover was zo onder de indruk(mijn broer Henk was vijf, ik zeven), dat hij zonder buit onder de brug dook. Spoedig hierna brak er in Bandoeng een oorlogje uit. Indonesiërs tegen Jappen. Hele stadswijken stonden in lichterlaaie. Diverse Hollanders, zelfs baby's, werden op beestachtige wijze vermoord. Wij hadden niets meer in dit land te zoeken. Drs.R.Jeltes(1938) • Soerabaja Met de Japanse capitulatie kwamen wij van de regen in de drup. De Indonesiërs lichtten ons van bed en voerden ons af naar concentratiekampen in het binnenland. Na een jaar werden we aan de Nederlanders overgedragen. Ik realiseerde mij pas dat ik vrij was, toen ik vanuit de Dakota die ons naar Semarang vloog onze driekleur ontwaarde. Even later, na te zijn ontsmet/ontluisd, kreeg ik in de hal een broodje kaas (nog nooit eerder gezien!) en 'n glas melk van een vriendelijke RodeKruiszuster. Frans van der Wees (1935) secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
november2005
Nieuwsbrief no 52 pag. 5
'De haat tegen de Nederlanders was afschuwelijk’ Haar vader stierf als dwangarbeider bij de aanleg van de Birma-spoorweg. Tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië had ze als kind van Indo's drie jaar huisarrest. Pas na de capitulatie belandde Tineke van Ommen-Douwes (71) uit Den Dungen in een door Japanners bewaakt kamp. „Na 17 augustus 1945 was de chaos compleet." door John van Miltenburg Ze koestert geen haatgevoelens jegens Japanners en ook niet jegens Indonesiërs. „Het zijn de omstandigheden die van mensen wrede personages maken", zegt Tineke van Ommen-Douwes (71) uit Den Dungen. Op scholen vertelt ze als gastdocent haar levensverhaal. Zij is een van de ongeveer 300.000 Indische Nederlanders die tussen 1945 en 1968 hun geboorteland verlieten om in Nederland of elders in de wereld een nieuw bestaan op te bouwen. Ze hebben Nederlands-Aziatische (voor)ouders en zijn geboren in een koloniaal land. Hun leven draagt de sporen van het verleden, de Japanse bezetting van Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog en de bloedige strijd om de onafhankelijkheid van Indonesië. Ze verloren door die oorlogen veel familieleden en maakten de wreedheden van Japanners én Indonesiërs mee. Ontheemd en berooid kwamen ze naar Nederland waar weinig begrip was voor Indische mensen. Ze zijn geruisloos opgenomen in de Nederlandse samenleving en slikten hun verleden, waar geen belangstelling voor was, maar in. Tineke van Ommen-Douwes: „Het besef in Nederland van wat er zich in Nederlands-Indië heeft afgespeeld is niet groot. Voor Indische mensen is dat pijnlijk. De Nederlandse samenleving wil alles wat te maken heeft met de kolonie Nederlands-Indië vergeten. Sinds 1980 wordt het einde van de oorlog in Azië jaarlijks op 15 augustus herdacht en vanaf 1999 is 15 augustus een officiële herdenkingsdag. Er begint nu eigenlijk pas meer belangstelling te komen voor wat de Indische samenleving heeft meegemaakt." Halfbloed Haar levensverhaal begint in 1934 in Tandjung Pandan op het eiland Biliton 'in een gewoon gezin'. „Mijn vader, een echte halfbloed, was ambtenaar: algemeen ontvanger bij 's Landskassen. Zijn vader was een halve Fries die militair is geweest. Na anderhalf jaar verhuisden we naar Salatiga op Midden-Java vanwege mijn moeder die ziek was en baat had bij koele lucht. Moeder gaf pianolessen aan huis. We woonden bij mijn opa en oma in het 'Grote Huis' waar we de linkervleugel kregen. Opa Pelsmaeker, Belg van oorsprong, had een expeditiebedrijfje, enkele huizen en land waar pachters rijst, mais, cassave, bonen en fruit verbouwden." Standen „Nederlands-Indië had een echte standenmaatschappij. Hoe blanker getint hoe meer kans je als meisje had. Nederland was de baas. Zo werden we opgevoed. Je leerde op school alle plaatsen in Nederland waar je nooit kwam. Maar de aardrijkskundekennis van Indonesië was minimaal." Het paradijselijke leven in het vooroorlogse Nederlands-Indië verandert als in 1940 de staat van beleg wordt afgekondigd. In december 1941 verklaart Nederlands-Indië Japan de oorlog. Daags daarvoor hebben de Japanners bij een verras-
singsaanval op Pearl Harbour de Amerikaanse vloot vernietigd. De vader van Tineke van Ommen-Douwes wordt in 1941 op-geroepen om verplicht zijn dienstplicht te vervullen in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. In maart 1942 geeft Nederlands-Indië zich over aan Japan. Vader Douwes wordt krijgsgevangen gemaakt en verscheept naar Thailand waar hij als slaaf moet werken bij de aanleg van de Birma-spoorlijn. Tineke van Ommen: „Hij is in 1943 gestorven als gevolg van de ontberingen. Ze moesten dag en nacht werken. Hij ligt in Thailand begraven, op het ereveld Kanchanaburi met nog 2830 andere Nederlanders. Pas in mei 1946 hoorde mijn moeder dat zij weduwe was geworden." Razzia's Tijdens de Japanse bezetting worden bij razzia's alle blanke Nederlanders opgepakt en geïnterneerd in kampen. Mensen met een getinte huidskleur krijgen huisarrest. Kinderen kunnen niet naar school. In het 'Grote Huis' van oma Pelsmaeker worden ook andere tantes en hun kinderen opgevangen. „We zaten met 19 mensen in huis", vertelt Tineke van Ommen. „Die moesten allemaal gevoed worden. Inkomsten waren er niet, maar we kregen rijst van pachters. We kookten pap van zemelen die voor de kippen waren bedoeld. In de tuin zaten slakken die we aten. Onze sierkippen waren toen al lang gekookt. Als een Indonesisch meisje verkleed, heb ik op de markt de kleren van tantes en oma verkocht om aan geld te komen. En alle gouden sieraden, zelfs de trouwring van mijn moeder, verkocht aan een Chinees. We maakten zelf koekjes die we op straat ver-kochten. En dan was er steeds die angst. We hadden geen contacten en waren helemaal geïsoleerd van alles en iedereen. Wel met zijn negentienen bij elkaar maar zonder berichten of nieuws. De Japanners bleven op je letten. Aan beide zijden van de straat stonden wachters." Als Japan op 15 augustus 1945 capituleert vertrekt een van de inwonende tantes naar haar huis in Ambarawa op Midden-Java. Het wordt haar nog ontraden omdat die plaats een broeinest is van nationalisten. Zij en haar kinderen worden door extremistische nationalisten vermoord. Haar man was tijdens de oorlog al omgekomen. Als Soekarno en Hatta twee dagen na de Japanse capitulatie de Republiek Indonesia uitroepen, begint voor Tineke van Ommen-Douwes en haar familie 'een nieuwe nachtmerrie'. „De haat tegen Nederlanders was afschuwelijk. De situatie werd steeds grimmiger." Vrouwenkleren Heetgebakerde jonge nationalisten dringen het huis van oma Pelsmaeker binnen en nemen spullen mee. Op een dag danst een grote groep mannen in de tuin, verkleed in de vrouwenkleren van de moeder en tantes van Tiineke van Ommen. Zij gooien in hun haat tegen de Nederlanders alle boeken, servies en meubels en alles wat ze in huis vinden op het vuur. „Het was een grote chaos. De mannen waren nog niet terug uit de kampen. Wij kregen het consigne van huis naar kampen te gaan waar nog men-
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË sen zaten uit de Japanse tijd. Lopend zijn we naar het kamp Banjoebiroe gegaan, 17 kilometer verderop. We werden bewaakt door Japanners (die na de capitulatie op gezag van hun overwinnaars nog geruimte tijd een rol bleven spelen-red.) Ze moesten ons beschermen tegen de terreur van de Indonesiërs. Ook al stonden we in ons eigen huis op rantsoen, hier was het nog erger. We kregen vaak een soort pap, die op behangsellijm leek en nergens naar smaakte. Maar als je honger hebt smaakt alles." In mei 1946 wordt de familie Douwes bevrijd door Engelsen en Sihks van het Brits-Indiase leger. Japanners brengen de kampbevolking in open trucks door nationalistisch gebied, waar overal Indonesische sluipschutters liggen, naar het vliegveld. Met een militaire Dakota vliegen zij naar Semarang waar ze in een meisjesweeshuis worden opgevangen en vandaar worden ze met een troepentransportschip naar Batavia geëvacueerd waar de familiehereni ging moet plaats vinden. Veel mannen komen niet meer terug. Tineke van Ommen-Douwes: „Mijn moeder kon weer aan de slag als ambtenaar. Ik ben in 1954 in Batavia getrouwd. Mijn man had op Sumatra in een kamp gezeten. In 1951 konden we Iciezen voor het Indonesische staatsburgerschap. Mijn man was 21 en werkte toen bij de Shell. Later was hij controlerend boekhouder van vijf suikerfabrieken. Hij zei: wat moet ik in Nederland? Hij koos ervoor om zijn geboorteland op te bouwen. Het was een grote teleurstelling dat Soekarno in 1957 alle plantages en grote ondernemingen nationaliseerde en de blanke Nederlanders
november2005
Nieuwsbrief no 52 pag. 6
moesten vertrekken." Betrekkingen In 19 verbrak Soekarno alle betrekkingen met Nederland. „Je werd van de ene op de andere dag ontslagen. Alle gezinnen van (Indische) Nederlanders konden vertrekken. Met vijf kinderen, de oudste was zes en de jongste twee maanden, zijn we naar Nederland vertrokken. Je mocht geen cent meenemen. Rillend stapten we in dunne kleren in december op Schiphol uit het vliegtuig." De afgelopen jaren is Tineke van Ommen nog tweemaal in Indonesië geweest. De graven van haar familie waren kapot geslagen door extremisten. „Daar word ik heel verdrietig van." Ze heeft er geen moeite mee dat minister Bot in Indonesië aanwezig was bij de herdenking van het uitroepen van de onafhankelijkheid. Het 'jonge Indonesische volk' heeft recht op een eigen, zelfstandige staat, vindt ze. „Maar ik zie nog niet dat hooggeplaatste Japanners worden uitgenodigd, al zijn ze er in Engeland wel mee doende. Tijdens de Bersiap-tijd zijn er veel wreedheden begaan en mensen vermoord omdat ze Nederlanders hadden geholpen." Gevoelens Iedereen die in Nederlands-Indië was, praat vanuit zijn eigen gevoelens en ervaringen, constateert ze. De drijfveer achter haar gastlessen op scholen is er aan mee te werken 'dat er nooit meer oorlog komt'. Tineke van Ommen-Douwes: „Ik kijk vooruit en zie niet om in wrok al vind ik wel dat veel Nederlanders nog steeds niet door hebben dat wij er gewoon bij horen. "
DE FEITEN Bersiap • De Bersiap is de gewelddadige periode in Nederlands-Indië tussen september 1945 en maart 1946 die vooraf ging aan • •
de totstandkoming van de staat Indonesië. Bersiap ('Wees paraat') is genoemd naar de strijdkreet van groepen Indonesische jongeren (de pemoeda's) die de straten onveilig maakten. Met geweld op straat, ontvoeringen, moordpartijen en inbeslagname van huizen wreekten de pemoeda's zich op de oude overheersers, de Nederlanders.
„Het zijn de omstandigheden die van mensen wrede personages maken" Brabants Dagblad, vrijdag 19 augustus 2005
Tjabeh Rawits
• Midden-Java Die eerste bevrijdingsdagen, bewaakt en beschermd door de Jappen en twee sikhs, kwamen steeds meer mannen het kamp Ambarawa binnen. Daarbij was ook mijn vader. Per vrachtauto gingen we eerst naar een hospitaalkamp in Magelang. Erg veilig was het niet. Om het kamp zaten In-donesische sluipschutters. Eind november reisden we per trein, geëscorteerd door Britse pantserauto's, naar de haven van Semarang. Aan boord van de Van Heutsz beleefden we de echte bevrijding. Er werd niet meer geschoten en hier kreeg ik mijn eerste witte boterham met jam! Henk Benschop (1931) • Ambarawa Een paar dagen na de bevrijding kon mijn moeder kiezen: in het kamp blijven of op eigen risico vertrekken. We waren met ons drietjes, mijn moeder, mijn broertje en ik. Waarheen? Ik herinner me dat we dagen door de bossen zwierven, zonder eten of drinken, levend van wat we aan eetbaars vonden. Daarna zaten we twee dagen in een geblindeerde trein. In Soerabaja ving het Rode Kruis ons op. Kort daarop begon de Bersiap en werden we gevangen gezet door de Indonesiers. Dat duurde een jaar. Deze periode was veel enger, angstiger, gewelddadiger dan in het jappenkamp; je kon zo maar op straat doodgeschoten worden. Mw. E.J. Peters-Adriani (1935) secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
november2005
Nieuwsbrief no 52 pag. 7
Overleven in een Jappenkamp.
'Sambal en suiker' Door Victoria Farkas Thea Meulders (65) was tweeëneenhalf toen zij, samen met haar moeder en zusje, in de Tweede Wereldoorlog, gevangen werd genomen door de Japanners in Nederlands-Indië, waar ze op dat moment woonden. Ze was zes jaar toen ze door de Britten op 15 september 1945 werden bevrijd. In die tussentijd leefde ze in een Jappenkamp. Hoe zag een dag in het Jappenkamp eruit? De dag begon met het begroeten van de Japanse vlag. Daarna begon het corvee voor de volwassenen; schoonmaken, in het ziekenhuis of in de keuken helpen en dwangarbeid buiten het kamp verrichten. De oudere kinderen hielden ondertussen de kleine kinderen bezig. Mijn belangrijkste taak was er altijd voor zorgen dat het water gekookt was, want dat gebruikten we om te drinken en om wonden schoon te houden. Hadden jullie een eigen plekje? We sliepen in een grote ruimte die was afgeschermd met lakens. Zo had je nog net een beetje privacy. Mijn moeder probeerde de ruimte gezellig te maken. Ze legde een doek over een koffer en van een conservenblikje maakte ze een vaasje waarin ze dan een takje zette. Ons bed was een dunne rieten mat op de grond. Hoe zat het met bijvoorbeeld tandenpoetsen? Wij raapten de peuken op die de Japanners achterlieten en rolden er nieuwe peuken van. Mijn moeder begon met roken om het hongergevoel te onderdrukken, zodat zij een deel van haar eten aan ons kon geven. De as van de sigaretten gebruikten we om onze tanden mee te poetsen. De as werkte dan als een soort polijstmiddel. Wat kregen jullie te eten? Twee keer per dag kregen we stijfselpap. Eén keer in de week kreeg je 100 gram gekookte rijst. Daar moest je de hele week mee doen. Af en toe kregen we twintig maïskorrels per persoon en een zout visje. Wat ik me nog heel
goed herinner is dat we één keer in de week een theelepel suiker en een theelepel sambal kregen. Sambal en suiker? We gingen er echt voor zitten. De sui-ker aten we korreltje voor korreltje op. Ons heel bewust dat we niets ver-loren lieten gaan. Door de tropische hitte bedierf alles meteen. Je kon niets bewaren. Dus ook de sambal aten we meteen op. Het was een van de weinige voedingsstoffen die we binnenkregen. Hoe werden jullie behandeld? Omdat er zo weinig eten was, pro-beerden vrouwen soms wel eens eten het kamp in te smokkelen. Als de Japanners daar achter kwamen dan kreeg het hele kamp straf. De vrou-wen moesten dan van zonsopgang tot zonsondergang op het erf staan. Gewoon staan, in de brandende zon. Zonder zich te verroeren. De kinde-ren moesten in de schaduw blijven. Waren er fijne momenten? Toen ik vijf jaar werd, kreeg ik een pop. Dat was heel bijzonder. Mijn moeder had oude schoentjes. Ons waren ze allang te klein geworden, maar ze had ze altijd bewaard. Ze dacht altijd dat zolang zij die schoentjes bij zich hield, ze haar man weer zou zien. Het was een soort talisman geworden. Maar toen ik vijf jaar oud werd, heeft mijn moeder die schoentjes omgeruild voor een pop. Dat was mijn cadeautje. Ze heet Pop Edith. En tot op de dag van vandaag is zij altijd mijn steun en toeverlaat geweest. Kids week, 15-21 april 2005
Bambu bij de bamboe Peter Mingaars (e.a.): Indisch Lexicon. Hes & De Graaf Publishers, 630blz.€60,Vandaag is in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag een woordenboek gepresenteerd waar vier mensen twaalf jaar aan hebben gewerkt. Het heet Indisch Lexicon en het bevat een inventarisatie van maar liefst 19.000 Indische woorden en uitdrukkingen die vanaf de zeventiende eeuw tot 1995 in de Nederlandse literatuur zijn aangetroffen. Het werd hoog tijd dat de Indische woordenschat in de Nederlandse letteren onder de loep werd genomen, want de Nederlanders die daarmee vertrouwd zijn omdat zij nog in 'Indië' hebben gewoond, zijn aan het uitsterven. Ook voor onze literatuur is het goed: in een boekje als Oeroeg (1948) van Hella Haasse kom je zonder verklaring allerlei woorden tegen die lang niet iedereen meer begrijpt, woorden als topi, goena-goena en katjang. Helaas valt er op uitwerking van dit boek het nodige af te dingen. Dat begint al met de bronnenlijst. Die is buitengewoon onevenwichtig. De auteurs hebben niet geprobeerd een min of meer representatief tekstcorpus samen te stellen, zij zijn grotendeels uitgegaan van de boeken die zij - in 1995, tien jaar gele-
den - in de kast hadden staan. In totaal excerpeerden zij 105 publicaties: vijf uit de zeventiende eeuw, slechts één uit de achttiende eeuw en zes uit de negentiende eeuw. Maar liefst 72 bronnen dateren van na 1942. Van Rudy Kousbroek, geen onbelangrijke naam in dit verband, is slechts één publicatie doorgenomen. Zijn standaardwerk Het Oostindisch kampsyndroom? Jee, een artikel van één pagina uit deze krant. Zeer terecht hebben de auteurs het verzameld werk van Beb Vuyk doorgenomen. Je zou denken dat dit geldt als één publicatie op de bronnenlijst, met apart te dateren verhalen, maar nee, ieder verhaal - ook al telt het slechts een paar bladzijden - wordt apart vermeld, waardoor Vuyk goed is voor 18 van de 105 bronnen. Hoe zijn de gevonden woorden nu in het boek en op de bijgesloten cd verwerkt? Behalve literaire bronnen hebben de auteurs diverse naslagwerken en woordenboeken doorgenomen. Per lemma sommen zij op wat zij daarin hebben gevonden. Onder het trefwoord botol, bijvoorbeeld, staan de (gebruikersonvriendelijk) verkorte titels van acht naslagwerken,
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË met daarachter acht maal de mededeling dat botol 'fles' betekent. Anders gezegd: de auteurs interpreteren de informatie die zij gevonden hebben niet, zij zetten gewoon alles onder elkaar - ook als er telkens hetzelfde staat. Ze zijn er zelfs niet toe overgegaan om spellingvarianten onder een gestandaardiseerde vorm bij elkaar te vegen, zoals dat in de lexicografie gebruikelijk is. En dus is er naast bamboe een artikel bambu opgenomen, en naast klamboe een lemma klambu. Dit geldt zelfs voor de samenstellingen: Klamboehaak naast klambu-haak, allebei met een apart citaat. In totaal zijn er zo vele honderden spellingvarianten als lemma opgenomen. Is er dan niks positiefs over dit boek te melden, een boek dat ruim 67.500 euro steun heeft gekregen van de Stichting Het Gebaar? Het is na-
november2005
Nieuwsbrief no 52 pag. 8
tuurlijk goed dat deze woorden bij elkaar zijn gezet en er staan veel leuke citaten in. Helaas zijn de bronverwijzingen beperkt tot de naam van de auteur plus een jaartal ('Couperus 1923') zodat het niet mogelijk is om, mocht je dat willen, de context na te zoeken. Fijn is verder dat er op de cd meer citaten staan (7.900 in het boek; 34.000 op de cd), maar helaas is de cd niet fulltext te doorzoeken. De cd kent diverse zoekmogelijkheden, maar omdat men bang was dat het kopers zou afschrikken is het niet mogelijk om jokertekens te gebruiken, terwijl dat tegenwoordig een standaardvoorziening is bij alle digitale woordenboeken. Hier is een mooi, sympathiek project gesmoord in onthutsend amateurisme. EWOUD SANDERS
EERHERSTEL in ’hol van de leeuw’ „Indonesië wil nog eens twee korvetten bij werf De Schelde bestellen” door CHARLES SANDERS BIJZONDER congres in Jakarta: daar werd deze week herdacht dat Indonesische jongeren in 1928 voor het eerst spraken over hun streven naar onafhankelijkheid van Nederland. Hoogleraren, ministers, ambassadeurs, parlementsleden én veteranen uit de vrijheidsoorlog die van 1945 tot 1949 duurde, gaven acte de présence. Net als Hans van Baalen. In ’het hol van de leeuw’ leek de VVD’er – bekend om zijn optreden voor juist de Hóllandse oudstrijder – het moeilijk te krijgen. Maar de praktijk pakte anders uit. VVD’er Hans van Baalen oogst in Jakarta respect voor Indië-strijders JAKARTA, zaterdag Bij het graf van generaal Simon Spoor op ereveld Menteng Pulu in Jakarta staat Kamerlid Hans van Baalen stil bij de dood van de Nederlandse bevelhebber én 6158 van zijn manschappen. „Als je al die witte kruisen ziet, besef je pas pijnlijk goed hoeveel jongens toen zijn gesneuveld”, zegt hij. „In opdracht van regering en parlement. Zij verdienen het niet om verguisd te worden en helaas is dat wat thuis in Nederland veel te vaak gebeurde.” Bizar maar waar: op een symposium over het Indonesische onafhankelijkheidsstreven en de bloedige strijd die tussen augustus 1945 en december 1949 volgde, was er onder de toehoorders – veelal de vijand van toen – ook veel respect voor de Hollandse soldaat. Voor een muisstil gehoor nam VVD’er Van Baalen het voor hen op: „Wij moeten hier ook de offers herdenken die Nederlandse veteranen na de capitulatie van Japan op 16 augustus 1945 en de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 brachten om de rechtsorde te herstellen en tal van onschuldige burgers te redden. Ik wil met name kapitein Jack Boer, vergeten held van Soerabaja, noemen, die thuis nooit de eer kreeg die hij verdiende. Hollandse veteranen deden toen wat ze moesten. In feite precies als de Indonesische militairen van de TNI, die voor vrijheid vochten.” Applaus En hoewel menigeen van tevoren de nodige kritische noot van het massaal opgekomen publiek verwachtte, was het tegendeel waar. De toespraak werd beantwoord met daverend applaus. De buitenlandwoordvoerder van de VVD, na afloop van zijn speech: „Minister Bot erkende onlangs, tijdens officiele herdenkingen in Jakarta, ’moreel’ de datum van 17 augustus 1945 als onafhankelijkheidsdatum van Indo-
nesië, destijds eenzijdig door nationalisten bij het uitspreken van hun ’proklamasi’ uitgeroepen. Dat is zestig jaar na dato allemaal prima. Maar met zijn opmerking dat onze soldaten toen te lang te veel geweld hebben gebruikt en aan de verkeerde kant van de geschiedenis zaten, ligt het heel anders. Onnodig, grievend, door niets of niemand gevraagd of verwacht. Zeker ook hier in Indonesië niet. Dat wilde ik tijdens mijn bezoek even rechtzetten.” Junus ’Fanny’ Habibie parlementslid voor de Democratische Partij, organisator van het congres en genoemd als nieuwe ambassadeur in Den Haag – had niets dan lof. „Historie is voor historici, zei Van Baalen terecht. We moeten aan de gezamenlijke toekomst van Nederland en Indonesië denken. En die ziet er na het 60-jarige jubileum van onze onafhankelijkheid beter uit dan ooit.” Habibie doelde erop dat het nu maar eens uit moet zijn met het oeverloze gepraat over de rol van Nederlandse troepen na 1945 in de archipel. Meer dan honderdduizend soldaten, niet zelden dienstplichtigen, werden uitgezonden om de rust te herstellen in de voormalige kolonie. Waar door de Japanners opgehitste extremisten het op burgers hadden gemunt in het machtsvacuüm dat was ontstaan na het einde van de Tweede Wereldoorlog. KNIL-kapitein Jack Boer, over wie deze krant vorige week nog schreef, redde in Soerabaja het leven van meer dan 2000 landgenoten uit de Werfstraat-gevangenis. „Ik wilde uitgerekend deze officier noemen, omdat hij staat voor al onze jongens die toen een hoge prijs betaalden in ruil voor slechts hoon”, zegt Van Baalen. „Natuurlijk zou het gemakkelijker geweest zijn om hier vooral de Indonesiërs naar de mond te praten en te zwijgen over de Hollandse soldaat. Het eert de Indonesiërs dat zij ook voor Jack Boer applaudisseerden, het ultieme bewijs dat men hier dus níét zit met de Nederlandse rol tussen 1945 en 1949.” Oud-sergeant Wjadonno, één van de veteranen van
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË de TNI, het geregelde Indonesische leger en dus niet de horde criminelen die tijdens de zogenoemde Bersiapperiode dood en verderf onder de Nederlanders zaaide, over de vijand van zestig jaar geleden: „Het was oorlog, wij hadden een doel en jullie vochten voor een ander doel. Achteraf spijt betuigen is onzinnig. Daarmee zeg je indirect dat al die gesneuvelden ook tienduizenden aan onze zijde – voor niets zijn heengegaan. Van buitensporig Nederlands geweld was geen sprake, ik weet alleen van felle gevechten met jonge levens als inzet.” Hans van Baalen, lopend langs de honderden graven op ereveld Menteng Pulu: „Alsof het al niet erg genoeg is dat al die mannen zo jong moesten sterven, kregen zij die wel terugkeerden na thuiskomst in Nederland jaar in, jaar uit te horen dat hun oorlog ook nog eens een foute oorlog was. Nog altijd krijg ik brieven van veteranen die daar in de herfst van hun bestaan mee kampen. Soldaten die hun leven waagden en soms gaven, verdienen het niet om achteraf te worden neergesabeld.”
•VVD-Kamerlid Hans van Balen (r.) en militair-attaché kolonel Charles Kool bij het graf van de Nederlandse bevelhebber generaal Simon Spoor op het ereveld Menteng Pulu in Jakarta. FOTO: DE TELEGRAAF
Op het congres in Jakarta was deze week onrust over een wetenschappelijke studie in Nederland naar de ’kwestiePapoea’. In 1949 werd het toenmalige Papoea Nieuw-Guinea niet zoals de rest van Indonesië overgedragen, maar bleef in Hollands bezit. Onder Amerikaanse druk werd Nederland in de jaren zestig gedwongen Nieuw-Guinea alsnog af te staan. Tijdens een in 1969 gehouden referendum kozen kiesmannen uit Papoea voor aansluiting bij Indonesië, maar die volksraadpleging zou ten gunste van Jakarta zijn gemanipuleerd. Veel Papoea’s willen nu alsnog onafhankelijkheid en drongen daar ook deze week in Jakarta op aan. Zij menen destijds door Nederland te zijn verkwanseld. Seperatisme „Daarom heeft de Tweede Kamer ingestemd met een studie door professor Drooglever”, aldus
november2005
Nieuwsbrief no 52 pag. 9
Hans van Baalen. „Maar wij moeten geen separatisme steunen, wat er ook uit dat rapport naar voren komt. Minister Bot zei het al eerder. Het is een historisch feit dat het voormalige Nieuw-Guinea thans bij Indonesië hoort, Nederland moet daar zeker niet aan gaan tornen. Al verdienen de Papoea’s het natuurlijk wel dat hun levensomstandigheden worden verbeterd.” „Soldaten die leven waagden, verdienen het niet achteraf te worden neergesabeld” In overleg met zijn fractie wees de reserve-luitenantkolonel van de Koninklijke Landmacht in zijn speech ook nog even fijntjes op de visumplicht voor Nederlanders die naar Indonesië willen reizen. Zijn tegenhanger in het Indonesische parlement, Junus Habibie, reageerde onmiddellijk. „Ik zal erop aandringen dat die plicht op zo kort mogelijke termijn wordt afgeschaft. Dat is beter voor Nederland én Indonesië.” Ook goed nieuws voor het Nederlandse bedrijfsleven vanuit Jakarta. Tijdens overleg met de minister van Defensie kreeg Hans van Baalen duidelijke signalen dat Indonesië nog eens twee korvetten bij de in Vlissingen gevestigde werf De Schelde zal gaan bestellen. Eerder dit jaar werd, na goedkeuring door de Tweede Kamer, al een order voor twee van de nieuwe snelle schepen geplaatst. „De Indonesische bewindsman vertelde mij ook die tweede megaorder in Nederland te willen plaatsen”, zegt Van Baalen. „Indonesië heeft de schepen nodig in de strijd tegen piraterij en terrorisme. Voor ons bedrijfsleven geweldig nieuws, want de Russen waren met een uitverkoopaanbieding in de race gekomen. Ik heb de minister uitgelegd dat onze korvetten beter zijn en dat een nauwe samenwerking met de Koninklijke Marine de relatie Jakarta/Den Haag verder zal optimaliseren.” Maar de belangrijkste missie deze week was die voor de veteranen uit de Vergeten Oorlog, zoals de strijd tussen 1945 en 1949 ook wel wordt genoemd. Een Indonesische admiraal buiten dienst gaf een laatste saluut aan oud-strijders van beide zijden. „We moeten ze in ere houden door te herinneren en nooit meer te vergeten.” Eerherstel Hans van Baalen: „Ik denk dat met de woorden die op dit congres zijn gesproken, de Indiëveteraan eindelijk het eerherstel krijgt dat hij al sinds zijn uitzending zestig jaar geleden verdient. Het moet nu voor altijd afgelopen zijn met de onterechte kritiek, er zijn geen openstaande rekeningen meer, we kunnen met opgeheven hoofd terugkijken. En met name ook vooruit, want Nederland en Indonesië hebben een onlosmakelijke band, die veel te lang door onzuivere discussies vertroebeld werd.”
Tjabeh Rawit
• Batavia (Jakarta) Niemand in de gevangenis Struiswijk wist iets van de buitenwereld. Niets van het einde van de oorlog in Europa. Of een atoombom op Japan. Dat land verzweeg de capitulatie opzettelijk een volle week. Orders van hogerhand, om nog zoveel mogelijk gevangenen om te brengen. Wij hoorden het pas drie weken later en konden onze oren niet geloven. In die tijd was het aantal 'inwoners' danig geslonken. Dagelijks vielen er meer doden dan ooit. Als de atoombom niet was gebruikt, had ik dit niet kunnen schrijven. Leonora Dijkgraaf-Lokkers (1928) secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
november2005
Nieuwsbrief no 52 pag. 10
'Indonesië is nog niet bevrijd' Zestig jaar geleden riep Indonesië de onafhankelijkheid uit. Maar bevrijd is het nog lang niet, vinden velen - niet zolang corruptie, armoede en schendingen van de mensenrechten voorkomen. Door WlLMA VAN DER MATEN JAKARTA, 16 AUG. Op het podium naast de reusachtige bronzen beelden van Soekarno en Hatta zit een stelletje straatmuzikanten een visje te verorberen. Verder ligt het proclamatiepark in de oude diplomatenwijk Menteng er verlaten bij. Deze voormalige voortuin van Soekarno, waar de twee nationalistische leiders zestig jaar geleden de onafhankelijkheid van de republiek uitriepen, verdient hoognodig een opknapbeurt. „We hebben niet genoeg duiten", zucht de gepensioneerde luitenant-generaal Ali Sadikin vanuit zijn villa aan de overkant van het park. Hij is somber gestemd over het huidige Indonesië, dat kampt met „torenhoge schulden en een ingekankerde corruptie". Maar zijn ogen gaan schitteren als hij vertelt over zijn relatie met president Soekarno in de hoedanigheid van 'kroegmaatje', minister en later gouverneur van Jakarta. Sadikin bleef de president trouw, ook toen het Volkscongres Soekarno in 1968 afzette. 'Bang' (broer)
Ali, zoals de Jakartanen hem met respect aanspreken, wil geen woord van kritiek over Soekarno horen. „Bung Karno leerde ons te vechten tegen de koloniale bezetters. Hij joeg ons de dessa (dorpjes) in en zei: Sla ze, die Hollanders." Over de koloniale bezetting heeft Bang Ali geen goed woord over. Hij vertelt hoe de 'feodale bestuurders' slechts de 'kampung' (de Indonesische buurtschappen) achter de Hollandse wijken schoonhielden uit angst voor tyfus. Als marinier vocht Sadikin in 1948 en 1949 tegen de Nederlanders tijdens de 'Militaire Agressie', zoals in de Indonesische geschiedenisboekjes de politionele acties worden genoemd. „Bung Karno leerde ons niet de Hollanders te haten, maar het koloniale systeem'', aldus de 79jarige Bang Ali. „We hebben te veel aan ons hoofd om over de kolonisatie na te denken", zegt de 23-jarige student Hubertus. Hij studeert aan de Pancasila Universiteit, die tegenover het huis van Sadikin ligt. Zijn vriendin Shelly vertelt dat ze bijna niets van de Nederlandse koloniale periode afweet. Op de basisschool leerde ze slechts dat Nederland Indonesië 350 jaar bezette.
‘Excuses zouden een teken van moed zijn’ Gisteren maakte minister Bot van Buitenlandse Zaken bekend, dat Nederland na zestig jaar 17 augustus 1945 erkent als de dag waarop Indonesië onafhankelijk werd. Tot voor kort hield onze regering vast aan 27 december 1949, het moment waarop Nederland de soevereiniteit aan de republiek overdroeg. De studenten zeggen niet van dit diplomatieke getouwtrek op de hoogte te zijn. Ook niet van het feit dat dit jaar voor het eerst een Nederlandse minister bij de officiële herdenking op het paleis aanwezig is. „Jullie houding interesseert ons eerlijk gezegd niet zoveel", lacht de student Joshua. Hij weet ook bijna niets van Nederland. „Het land van de tulpen, de windmolens en waar twee mannen mogen trouwen." Het groepje barst in een onbedaarlijke lachbui uit. In haar warung (kraampje) om de hoek van de universiteit wil de 70-jarige verkoopster Mak (moeder) niets van 60 jaar onafhankelijkheid weten. „We zijn nog steeds niet bevrijd. We leven in armoede", schreeuwt ze. Met haar kraampje staat ze hier al 50 jaar. Ze verwijt de Nederlanders niets. „Ach kind, ik was tien toen ze weggingen." Ze noemt de Indonesische politici luilakken die het volk valse beloften doen. „Revolutie!", gilt ze. „Mocht ik sneuvelen dan is dat niet erg. Ik ben al oud." Advocaat Usman Hamid, die als directeur voor de mensenrechtenorganisatie Kontras werkt, moet glimlachen om de ferme taal van de bejaarde verkoopster. Hij vindt ook dat Indonesië nog niet is bevrijd. Ook al koos het volk vorig jaar voor het eerst rechtstreeks een president, een volwaardige democratie is Indonesië nog lang niet. „In de provincies zoals Papoea en Atjeh worden de mensenrech-
ten geschonden. Burgers strijden hier wegens de sociaaleconomische onrechtvaardigheid. Militairen schenden de mensenrechten." Net zoals tijdens het militaire regime van Soeharto worden kritische mensen uit de weg geruimd. Hij noemt als voorbeeld de moord op Munir, de voormalige directeur van Kontras, die vorig jaar op weg in een vliegtuig naar Nederland werd vergiftigd. Vermoedelijk zit de Geheime Dienst (BIN) achter deze moord. Maar volgens Usman durft justitie vervolging van dit machtige instituut niet aan. Mensenrechtenactivisten en de media zwijgen uit angst. Voor hen is een goede relatie met Nederland belangrijk. „Nederland kan hier de mensenrechten bevorderen. Nederland kan druk op de Indonesische regering uitoefenen", zegt Usman stellig. Maar Usmans buurman Imam Prasodjo, socioloog aan de Universiteit van Indonesië, denkt dat wegens de historie deze rol niet voor Nederland is weggelegd. „De Indonesiers hebben geen hekel aan de Nederlanders omdat wij het te druk hebben met onze binnenlandse problemen." Toch zijn volgens hem die gevoelens wel latent aanwezig. Hij noemt het voorbeeld van de voormalige minister Pronk van Ontwikkelingssamenwerking die in 1991 de mensenrechtensituatie in de toen nog Indonesische provincie Oost-Timor bekritiseerde. President Soeharto bedankte daarop voor de Nederlandse 'grijpstuivers'. Het zou beter zijn als Nederland zijn excuses voor de koloniale bezetting aanbood. „Hoe kunnen jullie je anders met de mensenrechten in een ander land bemoeien? Wij zitten niet op excuses te wachten. Voor jullie zou het goed zijn. Het dwingt respect af. Het is een teken van moed."
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
november2005
Nieuwsbrief no 52 pag. 11
Japanse premier ‘schendt grondwet’ AP, AFP, Reuters
TOKIO - De bezoeken die premier Junichiro Koizumi heeft gebracht aan het shinto-heiligdom van Yasukuni, waar de Japanse oorlogsdoden worden geëerd, is in strijd met de Japanse grondwet. Dat heeft de rechtbank van Osaka vrijdag uitgesproken. Volgens een bij het proces betrokken advocaat heeft de rechtbank vastgesteld dat de bezoeken van de premier, die hij in zijn dienstauto heeft afgelegd, moeten worden beschouwd als een publieke daad. Daarom zijn ze in strijd met de grondwet, die de scheiding tussen geloof en staat heeft vastgelegd in Artikel 20. Hoewel dit vonnis – waartegen beroep mogelijk is – nog niet betekent dat Koizumi het heiligdom niet meer mag bezoeken, toonde de premier zich teleurgesteld. ‘Ik zie niet in waarom mijn bezoeken aan Yasukuni in strijd zijn met de grondwet’, zei hij tijdens een parlementaire bijeenkomst. ‘Ik bezoek Yasukuni als gewoon burger, en als premier, maar niet in openbare functie. Ik bewijs alleen eer aan degenen die in de oorlog zijn gedood, in de overtuiging dat we zo’n oorlog nooit weer moeten voeren.’ De bezoeken van de Japanse regeringsleider zijn omstreden in Japan zelf, maar vooral ook in de buurlanden die in de eerste helft van de vorige eeuw werden onderdrukt door een Japans koloniaal bestuur en een Japanse bezet-
ting. Onder de zielen van de 2,5 miljoen Japanse oorlogsdoden die in Yasukuni worden aanbeden zijn namelijk ook die van veertien oorlogsmisdadigers die na de Tweede Wereldoorlog zijn geëxecuteerd, zoals de Japanse oorlogspremier generaal Hideki Tojo. Het proces in Osaka was aangespannen door 188 Taiwanezen, allen nakomelingen van soldaten die tijdens de Japanse bezetting van het toenmalige Formosa dienst deden in het Japanse leger. De Taiwanezen hadden tevergeefs gevraagd de namen van hun voorouders te schrappen uit de registers van het Yasukuni-heiligdom; maar volgens het shintogeloof kan een ziel niet meer worden verwijderd. Ook China beschouwt Koizumi’s bezoeken aan het heiligdom als een verheerlijking van Japans oorlogsverleden. Sinds hij in 2001 premier werd, heeft de premier Yasukuni vier maal bezocht, en hij zegt daarmee te willen doorgaan. Volkskrant, zaterdag 1 oktober 2005
INDISCH PLATFORM - PERSBERICHT 's-Gravenhage, 19 oktober 2005 Naar aanleiding van het officiële bezoek van de Japanse premier Koizumi aan het omstreden Yasukuni monument in Tokio, heeft het Indisch Platform, optredend namens de 22 aangesloten Indische organisaties, een geschreven protest gericht aan de Ambassadeur van Japan in Nederland. Eerbetoon bij dit monument, waar ook veroordeelde oorlogsmisdadigers worden herdacht, is en blijft een ontkenning en schoffering van de gevoelens van de vele slachtoffers van de Japanse agressie gedurende Wereldoorlog Twee. In dit protest wijst het Indisch Platform erop dat er grote verontwaardiging en frustratie binnen de Indische Gemeenschap in Nederland leeft over het feit dat een hoge Japanse regeringsfunctionaris, nu al voor de vijfde maal sinds hij in 2001 premier werd, dit omstreden monument bezocht heeft. Dit, ondanks internationale protesten en een recente veroordeling van deze bezoeken door een Japanse rechtbank als ongrondwettelijk. Het Indisch Platform verzoekt de Ambassadeur van Japan in Nederland dit ongenoegen kenbaar te maken aan de regering in Japan. Tevens heeft het Indisch Platform de Minister van Buitenlandse Zaken gevraagd de afkeuring over dit optreden over te brengen aan zijn ambtsgenoot, de Minister van Buitenlandse Zaken van Japan.
Tjabeh Rawits • Semarang Mijn moeder en ik (kleuter van vier) gingen op kikkerjacht in jappenkamp Halmaheira bij Semarang. Het was half au-gustus 1945, er waren geruchten over een grote bom op, Japan. Maar voedsel vinden was belangrijker. We hadden twee kikkers gevangen en onder een bloempot gezet om te koken, toen er een vliegtuig overvloog. Pamfletten van rood, wit, blauw papier kwamen naar beneden. Japan had zich overgegeven. In haar blijdschap riep mijn moeder: „Wij vrij, de kikkers ook vrij!" Gelukkig kregen wij die avond te eten van onze voormalige kampbewakers. R.W. Donkersloot-Van der Werf, Vlaardingen (1941) • Malang Geen prikkeldraad meer te zien. We waren vrij, zei moe-der. Het duurde weken voordat wij van het Rode Kruis ver-namen dat mijn vader zeer waarschijnlijk niet meer in le-ven was. Mijn moeder ontmoette 'gelukkig' een oude vriend. Ze trouwden, wij kregen een stiefvader. We voel-den ons beschermd en kregen een normaal huis. Een half jaar na het huwelijk kwam mijn biologische vader opeens langs. Hij bleek niet te zijn overleden. Daar stond hij. Er werd veel gepraat. Veel verdriet. Mijn vader ging weg. Ik werd volwassen met een stiefvader die mij niet begreep. R. de L. te Weert (1937) secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
november2005
Nieuwsbrief no 52 pag. 12
‘Als kind ontdekte ik dat ratten en muizen eetbaar zijn’ Eta Roosen verbleef van haar vijfde tot haar achtste in drie kampen en is nooit echt bevrijd van de Japanse overheersing Op 15 augustus hangt Eta Roosen altijd de vlag uit. Op deze dag in 1945 capituleerde Japan en kwam er een einde aan de oorlog. Zestig jaar na dato droomt zij nog steeds over haar tijd in het Jappenkamp. Van onze verslaggeefster Hedi de Vree OEGSTGEEST 'Ik kan me die dag nog heel goed herinneren. Ineens begon iedereen te dansen, te lachen en te huilen. Het werkte aanstekelijk, ik lachte ook. Al wist ik eerst niet waarom. "Mama, waarom danst iedereen?" vroeg ik. "We zijn vrij!" zei ze. "We zijn bevrijd." Het was 15 augustus 1945. 'Uit het niets kwamen er vlaggen tevoorschijn. Nederlandse vlaggen die mensen jarenlang voor de Jappen hadden verstopt, versierden ineens het hele kamp. Een oude vrouw had een vlag opgerold en in een bamboestok verstopt. Zij overleed een paar dagen voor de bevrijding. Zelf heeft ze er niet mee kunnen zwaaien.' Eta Roosen (1936) is een Indische Nederlandse. Van haar vijfde tot haar achtste was ze gevangene in drie Jappenkampen. Pas vorig jaar begon ze over haar jeugd te vertellen. Aan een psychiater, want ze besefte dat ze na zestig jaar de oorlog nog steeds met zich meedraagt. Roosen woont met haar man in Zoetermeer. Ze heeft twee kinderen en een paar kleinkinderen. Een keer in de week gaat ze naar Centrum '45 in Oegstgeest om met lotgenoten over haar oorlogsverleden te praten. Ze is nog altijd bang en heeft in haar huis overal dubbele sloten laten zetten. Die loopt ze iedere avond een paar keer langs. Soms heeft ze nachtmerries, en als ze op de televisie oorlogsbeelden ziet, zapt ze snel door. 'Tot mijn vijfde woonden wij in Djambi, een oliestad in MiddenSumatra. Toen de Jappen kwamen, staken de Nederlanders alle olie in brand, om te voorkomen dat de grondstof in vijandelijke handen zou vallen. De hele stad brandde. Wij zijn de vlammen ontvlucht en gingen naar vrienden in Padang. 'Daar werd mijn vader opgeroepen om tegen de Jappen te vechten. Het afscheid was heel gewoon, zoals een vijfjarig kind elke dag afscheid van haar vader neemt als hij naar zijn werk gaat. Ik heb hem nooit weer gezien.' Eta Roosen is bijna zeventig, maar als ze het over haar verloren vader heeft, wordt ze weer als een kind. De kleine vrouw legt haar handen in elkaar en buigt haar hoofd een beetje naar voren. Haar stem wordt droevig en ze praat zachter. 'Soms droom ik van hem. Laatst droomde ik dat hij in Limburg woonde. Hij vroeg of ik met hem meeging. Maar ik kon niet. "Ik heb een gezin," zei ik. 'Dat is toch raar? Na al die jaren?' Ze vraagt, maar verwacht geen antwoord. 'Op een dag kwamen de Jappen ons halen, ik weet niet meer hoe laat, of met hoeveel. Maar ik weet wel dat ik heel bang was. Met honderden vrouwen en kinderen gingen we naar het eerste kamp: een klooster. Na een paar maanden werd iedereen, ook de nonnen, weer op transport gesteld. Zonder reden of verklaring moesten we naar een ander kamp. Over ons leven hadden we niets te zeggen; zoveel was mij toen al duidelijk geworden. We werden naar een grote gevangenis gebracht, De Boei. Groot genoeg voor vijfhonderd gevangenen. Daar moesten we met 2300 mensen wonen.' 'Het was er walgelijk. De hurkwc's liepen over, kun je je dat voorstellen? De geur deed je kokhalzen. Iedereen had buikloop, ik ook. De meesten kregen dysenterie. En 's nachts werden we door wandluizen gebeten. Daarvan kregen we vreselijk ontstoken wonden. 'Maar het allerergste was de honger. Echte honger doet pijn, je voelt het in je maag. Ik zeurde veel: "Mama, ik wil eten, heb je eten?" Maar er was niets. Ik wende aan de begrafenissen, die er elke dag opnieuw waren. Maar aan de honger kon ik nooit wennen. 'In het derde kamp, midden in de jungle, ontdekten ik en de andere
kinderen dat we ratten en muizen konden eten. We moesten ze alleen eerst even vangen.' Eta Roosen lacht bij de herinnering aan hongerige kinderen die achter ratten aanrennen om ze dan met een stok dood te slaan. 'Op een gegeven moment waren ze op.' Een hardere lach ontsnapt. 'We hadden alle ratten opgegeten. Als we daarna toch nog een rat wisten te vangen, moest die worden afgeleverd bij de ziekenboeg. Voor de zieken werd daar dan bouillon van getrokken. 'Elke dag liepen mijn moeder en ik met mijn broer en zus naar de verlieslijsten. Dat waren rijen namen die op een blaadje tegen een muur werden geprikt. "Getorpedeerd", stond er ineens. De boot waarop mijn vader zat was gezonken. Hij was vermist. Vermist. Dat betekende dood. We hebben allemaal heel erg gehuild. In het kamp huilde ik altijd veel. Ik wist niet of we het zouden overleven, of wat er met ons zou kunnen gebeuren. 'Na de bevrijding werd het niet beter. De Indonesiërs wilden ons uitmoorden. In 1949 vertrokken we omdat wij niet meer welkom waren. "Het is genoeg", zei mijn stiefvader. We stapten op een boot naar Nederland. ' "Poepchinees" of "Pindachinees" riepen de Hollanders als we over straat liepen. 'Ga terug naar je land, wat doe je hier?' Ons moederland waren wij al kwijt. En ons vaderland leek ons niet te willen. Toch bleven we, omdat wij Nederlanders zijn. Mijn familie is altijd heel hecht geweest, gelukkig. We hebben erg veel aan elkaar gehad. Nu is het wel anders geworden. De mensen zijn aan ons gewend. Maar nog steeds weten we weinig van elkaar. Mijn vrienden zijn vooral Indische-Nederlanders, omdat dit vertrouwd voelt. 'Elk jaar ga ik naar de reünie van het kamp in Rotterdam. Dat is voor mij een moment om de kamptijd in Nederlands-Indië te herdenken. 'Op 15 augustus hang ik ook altijd de vlag uit om onze bevrijding te vieren. Niemand weet waarom de vlag dan wappert. Ooit kwamen de buren vragen of er een huwe- lijksfeest was. Dat deed pijn, maar daaraan kun je niets doen. Ik denk dat zelfs mijn kinderen niet weten wat 15 augustus voor mij betekent.' Erkenning trauma is deel verwerking Bosnië, Indonesië, Irak of Afghanistan; op welke plaats in de wereld ooit gevochten is, het maakt niet uit. Iedereen die een oorlog heeft meegemaakt, kan een post traumatische stress stoornis krijgen. De klachten variëren van angstaanvallen en nachtmerries tot neurotisch gedrag en depressie. Om patiënten met deze psychiatrische aandoening te behandelen, werd in 1973 de Stichting Centrum 45 opgericht. Sinds 1994 worden daar behalve oorlogsveteranen en hun kinderen, ook getraumatiseerde vluchtelingen en asielzoekers behandeld. Japan bezette in 1942 Nederlands-Indië en hield grote groepen Nederlanders jarenlang gevangen in de zogeheten Jappenkampen. Een aanzienlijk deel van deze gevangenen heeft een oorlogstrauma opgelopen. Vanwege de capitulatie van Japan en het einde van de oorlog is 15 au gustus 1945 voor hen een bijzondere dag. Voor de meeste Nederlanders is deze datum niet van betekenis. Volgens Centrum 45 houdt de erkenning van een oorlogstrauma al een belangrijk deel van de verwerking in. Van de mensen die in Nederlands-Indië in een kamp gevangen zaten, of in de regio waren gelegerd, heeft een groot gedeelte sterke behoefte aan aandacht voor 15 augustus als een herdenkingsdatum. DE Volkskrant Zaterdag 13 augustus 2005
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
november2005
Nieuwsbrief no 52 pag. 13
'O wee, als je je hoofd wegtrok' door Danny Verbaan tekening A.J.F. Gogelein | collectie Museon Den Haag DEN HAAG | Zijn vader zat gevangen in hetzelfde jappenkamp in Midden-Java en deed er administratief werk. Zo beschikte Dolf Gogelein over papier en Oost-Indische inkt die hij gebruikte voor het maken van tekeningen van het dagelijkse leven in de tijd van de Japanse bezetting. "Ik heb het persoonlijk niet al te rot gehad", vertelt de 76-jarige Hagenaar. "Ik ben niet gemarteld of al te zeer geslagen.". Een moeder en een kind buigen voor de Koreaanse kampbewaker. Het is een understatement, want bij het ophalen van zijn herinneringen klinken veel verhalen die niet anders dan als gruwelijk of vernederend zijn aan te merken. Zoals die over de plicht die alle gevangenen was opgelegd om diep te buigen voor hun overheersers. Gogelein maakte er kort na de Tweede Wereldoorlog een tekening van. "Eigenlijk is het een Koreaan", zegt hij over de afbeelding van de vadsige militair die langs een moeder en een meisje loopt. "Korea was ook ingelijfd door Japan en moest eveneens meevechten. Die Koreanen waren zelfs nog een stuk gemener dan de Japanners; misschien uit frustratie, heb ik weleens gedacht." De gedachte hieraan zal vandaag bij het Indisch Monument in Den Haag ongetwijfeld door zijn hoofd spelen. Gogelein behoort tot de grote groep mensen die er, precies zestig jaar na de Japanse capitulatie, de Nederlandse slachtoffers herdenkt die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië vielen. "Ik heb alle ziekten gehad die je maar krijgen kon", vertelt hij. "En net als alle anderen heb ook ik een enorme honger geleden." Nog maar een tiener was Gogelein toen alleen de drang om te overleven hem op de been hield. "Altijd maar dat slaan", zegt hij over het gedrag van de kampbewaarders. "En o wee als je je hoofd wegtrok. Dan sloeg zo'n soldaat vervolgens extra hard of begon hij te schoppen. Eén zo'n Japanner noemden we 'Hockeystick', omdat hij die altijd bij zich had en gebruikte om mee te slaan." *±*
Oppassen
Alle mannen en jongens sliepen er pal naast elkaar op de grond. "Het pad om naar buiten te gaan, was twintig centimeter breed. Je moest altijd oppassen dat je niet op iemand trapte. Daarom hadden we een touw gespannen, zodat je je tenminste kon vasthouden." Donse vertelt het op een vriendelijke toon, zonder te willen klagen. Toch zou daar voldoende reden voor zijn: de Japanners duidden de gevangenen aan als 'honden', schreeuwden en hanteerden gruwelijke straffen. "Soms moesten twee gevangenen elkaar in het gezicht slaan of werd iemand in een ijskoude beek gezet. Ook hadden ze de gewoonte je bij een deur te zetten en die dicht te slaan terwijl je vingers ertussen zaten." De gevangenen moesten in de tropische hitte een spoorlijn aanleggen. Velen stierven door het gebrek aan eten en allerlei ziekten. "Er hing een bord met de namen van de overledenen. Je keek alleen of er bekenden op stonden en ging dan weer verder. Je werd apathisch en zó hard. Er was maar één vraag die je gedachten beheerste: hoe kom ik aan eten?" Zelf had hij hongeroedeem bij het weerzien, na de capitulatie, van zijn moeder en zus. In september '45 keerde hij terug naar Batavia. "Dat transport is godzijdank aangekomen, bij het volgende transport werd iedereen door die ploppers (de Indonesische nationalisten, red.) uitgemoord." De gevaarlijke tijd die volgde, leidde uiteindelijk tot het vertrek naar Nederland. "Soms zagen we de lijken voorbijdrijven in de rivier." Hij schrikt bijna van zijn eigen woorden. "Ik praat er nu over alsof het niets is." Donse weet wel beter. "Bij de tv-uitzending van de herdenking wordt hier in huis menig traantje geplengd. Daar schaam ik me niet voor." *±*
Rugzak
"Je bent er met mensen die hetzelfde in hun rugzak hebben", weet Bob Wennekendonk uit ervaring. De oorlog. Het verdriet. De repatriëring. Het moeten wennen in Nederland. Stamppot leren eten. Je anders voelen. "Ik ga altijd. Je bent er met lotgenoten. Ik weet wel, op 4 mei worden alle oorlogsslachtoffers herdacht, ook die uit Nederlands-Indië. Maar het eigene, dat wat ons bindt, dat mis ik er." Wennekendonk mag er op het eerste oog als volbloed Nederlander uitzien, hij is het niet. "Ik ben licht van buiten maar o zo gekleurd van binnen. Ik ben boelé, een blanke Indo." Wennekendonk is van '32, geboren in Kediri, getogen in Bandung. Hij heeft de oorlog bewust meegemaakt. "Op 15 augustus gedenk ik mijn vader, die in 1942 geboeid van huis werd gehaald en nooit terugkwam, ik gedenk mijn oom Joop die onthoofd werd omdat hij niet voor de keizer wilde buigen, ik gedenk een andere oom die op een transportschip getorpedeerd werd en verdronk. En ik gedenk mijn zusje dat op haar elfde door een Japanner werd aangerand." Híj gedenkt, maar zijn kinderen doen er niet aan mee. "Het is me niet gelukt hen erbij te betrekken. Ze zijn hier geboren, Indië zegt hen weinig. Daar heb ik het wel moeilijk mee. Mijn generatie heeft zoveel te vertellen, en niet alleen nare dingen. Maar misschien ligt het ook aan mezelf. Ik heb het verleden ook lang weggeduwd, precies zo als de ouders van mevrouw Medendorp. Pas toen mijn leven op orde was, kwamen de emoties van vroeger terug." Otto Kaya is weer een stuk ouder dan Bob Wennekendonk. "Van 1916", zegt hij trots. Geboren in Soerabaja, nu op weg naar de negentig en de eerste in het Indisch Huis die zegt: "Ik herdenk op 4 mei, niet op 15 augustus." *±* secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
november2005
Nieuwsbrief no 52 pag. 14
Een bevrijding zonder feest
door Danny Verbaan DEN HAAG | Het gerucht dat Japan was verslagen, stak in 1945 steeds weer de kop op. Zelfs zó vaak, dat de gevangenen in kamp Tjikoedapateuh in Bandoeng er niet meer in durfden te geloven. "Maar op een gegeven moment werden de verhalen te serieus. Een aantal jongens en ik besloten daarom te kijken hoe de situatie was.". Frans Donse: 'Er was maar één vraag die je gedachten beheerste: hoe kom ik aan eten?' (foto Frank Jansen) Zestig jaar geleden speelde het zich af, maar Frans Donse weet het nog precies. "Het kamp was afgegrendeld met prikkeldraad, met daarachter een bamboeschutting en een greppel. We maakten eerst een stukje van die schutting open en zagen de Japanse wacht lopen. Raar: normaal had die meteen met zijn bajonet gedreigd, nu deed hij niets." De jongens kropen naar voren. "We vroegen die soldaat om een sigaret en kregen 'm nog óók. Zo is ons gebleken dat we inderdaad bevrijd waren." Er heerste een grote vreugde, maar de feesten bleven uit. Anders dan in Europa diende zich namelijk meteen een nieuw gevaar aan: dat van de Indonesische nationalisten die de Hollanders als hun grootste vijanden zagen. "Een echte bevrijding hebben we nooit gekend. Men adviseerde ons om voor onze veiligheid in het kamp te blijven. Nota bene de Japanners zorgden voor onze bescherming." Donse, 79 jaar en met zijn echtgenote woonachtig in Den Haag, had nooit kunnen denken dat het ooit zover zou komen. Hij pakt er de Javabode bij maandag 8 december 1941. Hij heeft 'm nooit weg gedaan, omdat het nieuws van die dag bepalend was voor zijn leven. 'Oorlog in den Pacific' meldt de voorpagina. Een dag eerder hadden de Japanners Pearl Harbor aangevallen, later volgde de inname van Nederlands-Indië. Donse woonde met zijn in Indië geboren moeder en zijn zus – 'mijn vader was Nederlands en is overleden toen ik zeven werd' – in Batavia (het huidige Jakarta) en werd gevangen gezet. Eerst in Batavia, daarna in Bandoeng. "Het transport gebeurde per geblindeerde trein. De wagens zaten propvol. Had je dorst, dan kon je water nemen uit de emmer waarin de Japanners hun handen wasten. In kamp Tjikoedapateuh, een kazerne met een aantal geconfisqueerde huizen, belandde ik in een barak." *±*
Denken aan toen bij het monument
DEN HAAG, door Christl Visser |In het Indisch Huis in Den Haag drinkt Bernard Warmerdam uit Voorschoten een kopje koffie. Wat 15 augustus voor hem betekent? Zijn eerste gedachte is Maria Hemelvaart. "Eigenlijk Maria ten hemelopneming", corrigeert hij zichzelf direct. Warmerdam komt niet uit Indië. Dat hij in het Indisch Huis aan de stamtafel zit, berust op louter toeval. Logisch dus dat hij bij 15 augustus niet meteen aan de capitulatie van Japan denkt. Indische Nederlanders doen dat wel. Voor hen is niet de dodenherdenking op 4 mei, op de Dam, het moment om bij de Tweede Wereldoorlog stil te staan. "Voor ons was de oorlog niet op 4 mei afgelopen. Tussen mei '45 en augustus '45 zijn de vreselijkste dingen gebeurd", zegt een van de overlevenden ('mijn naam doet er niet toe') in het Indisch Huis aan de Javastraat. Hij zat als jongetje in het vrouwenkamp Aipe Mingke op Sumatra en maakt nog steeds rechtsomkeert als hij een groep Japanse toeristen tegenkomt. "De Duitsers hebben erkend dat ze fout waren, de Japanners niet. Die doen zich nog steeds voor als slachtoffer door Hiroshima en Nagasaki. Nou, die bom was onze redding." Hij is van '39 en heeft nog flarden van herinneringen. "Dat je zo klein als je was op het appèl moest buigen voor de keizer en de kampcommandant." De repatriëring, later, staat scherper in zijn geheugen. "We gingen met de Johan van Oldenbarnevelt, vréselijk. Onze plek was op de achterplecht, onder het dekzeil. Bij Port Said ging het zeil eraf, toen hadden we geen bedekking meer." "Goh", zegt in het Indisch Huis Sonja Medendorp-Blaset uit Den Helder. "De Johan van Oldenbarnevelt. Daar ben ik ook mee naar Nederland gekomen. Maar ik ben van '49, ik was een baby, ik weet er niets meer van." Ze is tweede generatie en kijkt daardoor toch weer anders tegen 15 augustus aan. "We hebben op die dag in Den Helder ook een herdenking. Daar ben ik eigenlijk nooit geweest. Gek hè? Tegelijk vind ik dat het wel moet blijven bestaan. Ik ga misschien als ik ouder ben. Want dat merk ik, hoor. Hoe ouder ik word, hoe meer belangstelling ik voor Indië krijg." *±*
Verstopt
Sonja's ouders vertelden niets over vroeger. "Ze verstopten het. Mijn moeder kookte Indisch, ze had het over katjang en ketimoen. Maar de oorlog, dat was een gesloten boek." Hans Kairupan uit Delft – maar oorspronkelijk uit Noord Celebes – knikt begrijpend. "Men wilde vergeten. Maar praten is beter. Want het komt toch terug." Zíjn moeder, een Duitse, zat met twee baboes en zeven kinderen in het kamp. Hij was er een van. "Mijn moeder heeft er twee kinderen verloren. In '45 overleed ze zelf ook. Ze ligt er nog steeds." Op 15 augustus gedenkt hij haar. "Dan fiets ik uit Delft naar het Indisch Monument. Ik moet altijd huilen. Normaal toch? Zoveel mensen huilen." Het belangrijke van de herdenking is het met elkaar zijn en het elkaar aanvoelen, zegt hij. "Daarom mag het nooit ophouden." *±*
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)