NIEUWSBRIEF NO. 39 April 2003 Stichting Werkgroep Florakartering Drenthe Secretariaat: Hester Heinemeijer Anserweg 8 7975 PB Uffelte (0521)351057
FLORON-coördinator: Ben Hoentjen Felland 50 9755 TC Onnen (050)4061990 (thuis) (0592)365509 (werk) email:
[email protected]
In deze Nieuwsbrief Van de redactie FLORON nieuws Het WFD-florameetnet Twee jaar WFD-Florameetnet: enkele resultaten Ongevlekte Gevlekte aronskelk bij Echten Aandacht gevraagd voor de vrouwenmantels Gezocht: Dennenwolfsklauw Bentepollen: Eerste vondst van Goudbes in Drenthe Atlas van de flora van Oost Gelderland Natuur in Zuidwolde: echt of namaak? Nieuw FLORON project: aandacht voor bedreigde soorten Excursies WFD / FLORON Drenthe WFD bestuur
blz 1 2 3 4 9 10 12 14 15 16 22 26 28
Van de redactie Van verschillende medewerkers hebben we positieve reacties gekregen op de nieuwe verschijningsvorm van de WFD-Nieuwsbrief. Ook kwamen er enkele suggesties binnen om hier en daar nog wat te verbeteren en daar hebben we in dit tweede nummer in nieuwe uitvoering graag gevolg aan gegeven. Maar het kan natuurlijk altijd nog beter, dus schroom niet hiervoor ideeën aan te dragen. Deze voorjaarsnieuwsbrief staat vanzelfsprekend volop in het teken van de inventarisatieactiviteiten in het inmiddels flink opgang gekomen groeiseizoen. De presentatie van de eerste resultaten van het WFD-florameetnet tijdens de WFD-jubileumdag in Orvelte, heeft menigeen al verleid tot het adopteren van een (of meer) hok(ken) voor inventarisatie dit jaar. Hopelijk komen er na lezing van een korte samenvatting van Eef Arnolds’ verhaal in deze nieuwsbrief nog meer aanvragen voor materiaal en formulieren om aan dit project mee te doen. Als alternatief voor het gestrande Landelijk Meetnet-Aandachtsoorten (LMF-A), heeft FLORON het project ‘Aandacht voor bedreigde soorten’ opgezet. In deze nieuwsbrief kunt u lezen wat dat project inhoudt en natuurlijk kunt u daaraan bijdragen door u op te geven voor het nalopen van groeiplaatsen van de voor Drenthe relevante soorten. Daarvan zijn Rozenkransje en Spaanse ruiter de belangrijkste. Bert Oving verzoekt iedereen uit te kijken naar Dennenwolfsklauw en alert te zijn op Vrouwenmantels. In de rubriek Bentepollen meldt Marcel Hospers de eerste vondst van Goudbes (Physalis peruviana) in Drenthe. En natuurlijk is er het excursieprogramma voor 2003. Bij de bewerking van de gegevens van het WFD-florameetnet is weer gebleken dat grassen en zeggen toch vaak voor determinatieproblemen zorgen. Op veler verzoek is daarom de excursiedag naar het Reestdal op 24 mei ‘omgebouwd’ naar een grassen- en zeggendag: grijp dus uw kans om beter grip te krijgen op deze lastige soorten. Tenslotte: tijdens de naar ieders mening zeer geslaagde WFD-jubileumdag heeft mevrouw A. Edelenbosch, gedeputeerde voor o.a. natuur en landschap in Drenthe, officieel de WFD-website geopend. Behalve informatie over de WFD en het florameetnet kunt u hier ook deze Nieuwsbrief bekijken en ‘aftappen’, veel meer achtergrond informatie vinden over de flora van de excursiegebieden en kijken of er alweer een bijzondere soort in Drenthe is gevonden. Zulke vondsten kunt u via de WFD-FLORON website ook zelf doorgeven. Nog nooit gekeken op www.home.zonnet.nl/florondrenthe? Gewoon een keer proberen!
Suggesties voor verbetering van onze internetpagina’s worden graag door webmaster Bert Blok ontvangen (voor e-mailadres: zie colofon, p. 28). Een goed en boeiend veldseizoen toegewenst! FLORON nieuws Ben Hoentjen De vele door het landelijk bureau van FLORON geïnitieerde of gecoördineerde, positieve activiteiten werden in de loop van 2002 overschaduwd door het stopzetten van de financiering van het Landelijk Meetnet-Aandachtsoorten (LMF-A). Daarmee is een belangrijk project ten gunste van onze inheemse flora de nek omgedraaid. Ook in Drenthe hebben verschillende WFD-medewerkers aan het project bijgedragen. In een laatste LMF-A Nieuwsbrief krijgen zij over deze droeve afloop van het meetnet nadere informatie. Boven andere onderdelen van het FLORON-werk, o.a. de instandhouding van FLORBASE, hingen de eerste maanden van dit jaar eveneens zware onweerswolken: ook hiervoor was het geld nog niet zeker. Maar: het meetnet is dood, leve het nieuwe meetnet! Elders in deze nieuwsbrief is de start van een nieuw meetnetproject te lezen (p. 22). Ik hoop dat we er met elkaar in slagen, daarvoor de Drentse gegevens dit jaar boven tafel te krijgen. Alle actieve WFD-ers hebben inmiddels het voorjaarsnummer van Gorteria ontvangen, dat vrijwel helemaal gewijd is aan de FLORON-activiteiten in 2002 en 2003. Je vindt er een uitgebreide lijst van dagexcursie, overal in het land en een overzicht van de meerdaagse inventarisatieweekenden en –kampen. Kortom, volop gelegenheid om je plantenkennis ook buiten Drenthe, samen met ervaren én onervaren floristen te delen of te vergroten. Geen voorjaars-Gorteria ontvangen? Alle informatie staat ook op www.floron.nl , waarop ook een ‘Drentse’ pagina te vinden is. Wie nog niet met dit nieuwe medium vertrouwd is, kan met een kaartje aan FLORON, Landelijk Bureau, Postbus 9514, 2300 RA LEIDEN dit Gorteria-nummer aan vragen. Het WFD-florameetnet: adopteer ook een hok (of meer natuurlijk) in 2003 Ben Hoentjen Het WFD-florameetnet gaat dit jaar haar derde seizoen in. Dat het zinvol is om weer opnieuw, maar nu in een kortere periode, kilometerhokken te inventariseren, blijkt uit de bespreking van de gegevens van 2001 en 2002 door Eef Arnolds, elders in deze nieuwsbrief (p. 4 ). Geïnspireerd door zijn verhaal tijdens de WFD-jubileumdag in Orvelte, hebben diverse WFD-medewerkers al enkele hokken geadopteerd. Deelnemers van het eerste uur hebben vorig jaar al laten weten dat ze ook dit jaar graag weer een of meer hokken willen doen. Toch zitten we nog niet op de ‘ideale’ 50 hokken voor 2003, dus er is nog alle gelegenheid een hok uit te kiezen. In figuur 1 in het artikel van Eef (p. 9) is aangegeven welke hokken tot het meetnet behoren en welke al gedaan of besproken zijn. Nieuwe medewerkers aan het meetnet kunnen zich bij mij aanmelden en ontvangen zo spoedig mogelijk een handleiding, een kaartje van het uitgekozen hok, een FLORON-streeplijst (naar keuze met wetenschappelijke of Nederlandse namen) , FLORON- Rode lijstformulieren en lijsten voor het noteren van andere bijzondere soorten. Opgeven per e-mail kan ook:
[email protected] . Twee jaar WFD-Florameetnet: enkele resultaten Eef Arnolds, Holthe 21, 9411 TN Beilen Drie jaar geleden werd de start aangekondigd van het Florameetnet van de WFD als opvolger van het succesvolle Atlasproject. Dit nieuwe project beoogt de inventarisatie van ongeveer 500 kilometerhokken in Drenthe volgens een regelmatig patroon (Figuur 1) in een periode van 10 jaar, dus gemiddeld zo’n 50 hokken per jaar. Ook bij minder intensief onderzoek blijft het meetnet zinvol zolang het representatief is voor de variatie in het Drentse landschap. In 2001 werden acht geselecteerde kilometerhokken geïnventariseerd, in 2002 waren dat er al 21. De 29 onderzochte hokken (figuur 1) liggen tamelijk verspreid in Drenthe, in het algemeen in afwisselende cultuurlandschappen. Ter gelegenheid van de viering van het 20 jarig bestaan van de WFD in Orvelte zijn de plantenlijsten van 2001 en 2002 (verder genoemd meetnetperiode) in deze 29 hokken (verder genoemd meetnethokken) vergeleken met de lijsten van dezelfde 29 hokken uit de periode 1970-1995 (verder genoemd atlasperiode) die voor het maken van de atlas gebruikt zijn (verder genoemd atlashokken). De 29 nu onderzochte hokken vormen slechts een zeer kleine
steekproef voor de provincie, maar de vergelijking is toch zo interessant dat we jullie enkele resultaten niet willen onthouden. Aantallen soorten In de 29 hokken zijn in de atlasperiode gemiddeld 203 soorten gevonden, in de meetnetperiode gemiddeld 209, geen noemenswaard verschil. Het totaal aantal soorten bedraagt in de laatste periode 620, beduidend meer dan de 570 soorten in de atlasperiode. Uit 14 hokken zijn meer soorten gemeld, uit 15 hokken minder. De grootste toename in een hok is van 149 naar 291 soorten. Hieruit mogen we wel concluderen dat dit hok in de atlasperiode hoogstwaarschijnlijk onvolledig onderzocht is. De grootste afname is van 299 naar 175 soorten. Hier is het veldbezoek in de recente jaren vermoedelijk incompleet geweest. Het aantal Rode Lijst soorten (Rode Lijst versie 1990) nam in de 29 hokken iets af van 30 naar 28. Opmerkelijk is de grote dynamiek bij deze kwetsbare en bedreigde soorten: 18 soorten verdwenen en er kwamen 16 andere voor in de plaats. Ecologische groepen In de Atlas werden de planten behandeld volgens een indeling in ecologische groepen. In de 29 opnieuw onderzochte hokken werd voor een deel van de ecologische groepen het totaal aantal soorten in de atlasperiode en de meetnetperiode vergeleken. Hetzelfde werd gedaan voor het gemiddelde aantal soorten per hok (Tabel 1). Tabel 1. Totaal aantal soorten en gemiddeld aantal soorten per hok voor enkele ecologische groepen in 29 kilometerhokken, geïnventariseerd in de atlasperiode (1970-1995) en de meetnetperiode (2001-2002). Groep Omschrijving Totaal soorten Gem. per km-hok Atlas Meetnet Atlas Meetnet 1A Voedselrijke akkers 27 31 10.2 12.0 1C Kalkarme akkers 23 21 6.3 6.5 1F, 1G Kalkrijke en 20 27 5.0 6.1 humeuze ruigten 3 Kustplanten 2 5 0.1 0.9 4A Voedselrijke wateren 27 24 5.5 4.7 7A Laagveenplanten 24 24 6.2 4.6 7D Natte heide en 16 14 3.2 2.1 hoogveen 7E Droge heide 15 14 4.7 3.4 9C Stinseplanten 6 15 1.0 2.3 Vooruitgaande ecologische groepen en soorten We zien een duidelijke toename van het totale en gemiddelde aantal soorten bij de planten van akkers en ruigten, kustplanten en stinseplanten. Opvallend toenemende akkerplanten zijn bijvoorbeeld Ringelwikke (van 11 km-hokken in de atlasperiode naar 20 in het meetnet), Hanepoot (van 20 naar 28) en Akkermelkdistel (van 12 naar 17).
Eenjarige hardbloem (Scleranthus annuus), tekening Akke Kooij Daarentegen vertoont de Eenjarige hardbloem, een soort van kalkarme akkers, een sterke achteruitgang van 14 naar 4 hokken. Gaat deze plant de Korenbloem achterna? Bij de ruigteplanten zijn onder andere Grote teunisbloem (van 1 naar 7) en Japanse duizendknoop (van 3 naar 8) in opmars. Er zijn opvallend veel nieuwkomers, althans in de 29 onderzochte hokken, zoals Koningskaars (van 0 naar 2), Bermooievaarsbek (van 0 naar 2) en Zomerfijnstraal (van 0 naar 2). Kustplanten nemen in Drenthe sterk toe langs doorgaande wegen als gevolg van gladheidsbestrijding met pekel in de winter. Spectaculair is de uitbreiding van Hertshoornweegbree
(van 1 naar 14) die in de bestudeerde hokken Deens lepelblad (van 3 naar 8) inmiddels heeft overvleugeld.
Hertshoornweegbree (Plantago coronopus), tekening Akke Kooij Ook stinseplanten nemen sterk toe. Voorbeelden zijn de Gevlekte gele dovenetel (van 7 naar 17) en de Reuzenbereklauw (van 5 naar 12). De laatste soort is tegenwoordig overigens een typische plant van humeuze ruigten. Veel stinseplanten waren nieuw in een paar hokken, zoals de Wilde hyacint (in 4 hokken), Maarts viooltje (3 hokken) en Donkere ooievaarsbek (2 hokken). Dit is ongetwijfeld terug te voeren op verwildering uit tuinen, waar deze soorten vaak worden aangeplant. Voorbeelden van sterk toegenomen soorten uit andere ecologische groepen zijn Jacobskruiskruid (groep 6b, van 5 naar 23), Oranje havikskruid (groep 6d, van 2 naar 13), Kleine veldkers (groep 6b, van 18 naar 28), Kluwenhoornbloem (groep 1e, van 7 naar 16), Robertskruid (groep 8b, van 5 naar 14), Roze winterpostelein (groep 9e, van 2 naar 11) en Stinkende gouwe (groep 8b, van 4 naar 12). Nieuw in de 29 hokken zijn bijvoorbeeld Bezemkruiskruid (groep 4d, van 0 naar 5), Geel nagelkruid (groep 8b, van 0 naar 5), Bitter barbarakruid (groep 5a, van 0 naar 4) en IJle dravik (groep 8b, van 0 naar 3). Deze soorten groeien vooral langs voedselrijke bosranden, op ruderale terreinen en in ruig droog grasland. Gelukkig zijn er ook enkele meer kritische planten voor het eerst uit de onderzochte hokken gemeld, zoals de Rode Lijst soorten Gevlekte orchis (groep 7c, 2 hokken) en Bosgeelster (groep 9b, 1 hok). Achteruitgaande ecologische groepen en soorten De planten van voedselrijke wateren vertonen een lichte achteruitgang, die echter mede veroorzaakt kan zijn doordat tijdens de Atlasperiode medewerkers aan de provinciale milieukartering speciale aandacht aan watervegetaties besteedden. Zo is wellicht de achteruitgang van Haarfonteinkruid (van 10 naar 5) en Tenger fonteinkruid (van 9 naar 3), en het verdwijnen van Stomphoekig sterrenkroos (van 2 naar 0) te verklaren. In deze groep vertoont Waterviolier, een indicator van kwel, een sterke afname (van 7 naar 2). Daarentegen neemt Kikkerbeet toe, een indicator van voedselrijk (IJsselmeer-) water (van 6 naar 9). Veel sterker is de afname van het gemiddelde aantal soorten bij de laagveenplanten. Dat wordt veroorzaakt door de achteruitgang van onder andere Moeraswederik (van 10 naar 2), Zwarte zegge (van 24 naar 15), Snavelzegge (van 9 naar 4) en Wateraardbei (van 9 naar 5). Deze planten van mesotrofe moerassen hebben te lijden van verdroging en vermesting. Bij de planten van natte heide zijn onder andere Pijpenstrootje (van 24 naar 15), Dophei (van 17 naar 12) en Eenarig wollegras (van 6 naar 2) afgenomen. Daar staat voor geen enkele soort uit deze groep een toename tegenover. Ook de achteruitgang van de planten van droge heide is opvallend, onder andere van Tormentil (van 24 naar 15), Liggend walstro (van 24 naar 15), Struikhei (van 25 naar 18) en Hondsviooltje (van 5 naar 2). Deze veranderingen zijn grotendeels toe te schrijven aan het verdwijnen van deze relicten van het voormalige heidelandschap uit bermen, slootkanten en overhoekjes in het hedendaagse cultuurlandschap, een gevolg van eutrofiëring en gebrekkig beheer. Enkele opvallend achteruitgaande soorten uit andere ecologische groepen zijn Muizenoor (groep 6b, van 26 naar 16), Blauwe knoop (groep 7c, van 12 naar 4), Kruipganzerik (van 9 naar 2), Ruwe smele (groep 2a, van 16 naar 9) en Grasklokje (van 14 naar 7). Ook deze soorten komen vooral voor in de ‘groene dooradering’ van landbouwgebieden. Minder goed verklaarbaar is de afname van
enkele soorten die kenmerkend zijn voor ouder wordende bossen, zoals Adelaarsvaren (van 10 naar 7) en Blauwe bosbes (van 9 naar 6). Verdwenen uit de 29 onderzochte hokken lijken Heggenduizendknoop (groep 8b, vroeger 4 hokken), Kransvederkruid (van 3 naar 0), Echte guldenroede (van 3 naar 0), Zwarte rapunzel (van 2 naar 0), Stengelloze sleutelbloem (van 1 naar 0) en Knollathyrus (van 1 naar 0). Helaas grotendeels soorten van de Rode Lijst, die elke plantenliefhebber een warm hart toedraagt. Over het hoofd gezien? Hiervoor noemde ik al enkele waterplanten die mogelijk tijdens recente inventarisaties over het hoofd zijn gezien. Dat geldt ook voor enkele zeer algemene planten, vooral grassen, waarvan een achteruitgang nauwelijks te verwachten is. Zo werden soorten als Fioringras (van 29 naar 21), Ruw beemdgras (van 28 naar 21), Veldbeemdgras (van 28 naar 22), Gewoon struisgras (van 29 naar 25) en Zachte witbol (van 29 naar 25) nu beduidend minder vaak gemeld dan in de Atlasperiode. We willen daarom bij het verdere onderzoek voor het meetnet speciaal aandacht vragen voor de grasachtige planten en daar bij WFD activiteiten extra op letten. Conclusies Uit de vergelijking van de 29 km-hokken blijkt dat de regionale flora binnen enkele decennia grote verschuivingen kan vertonen. Het meetnetproject van de WFD is uitermate zinvol om de veranderingen in de Drentse flora op provinciaal niveau te registreren. Het is belangrijk dat het meetnet binnen een beperkte periode (10 jaar) representatieve resultaten afwerpt omdat anders de resultaten uit het begin van de periode wellicht niet meer vergelijkbaar zijn met die van latere jaren. Het ziet er naar uit dat de trends die in de Atlas werden geconstateerd nog steeds onverminderd doorzetten: een toename van soorten van gestoorde, voedselrijke milieus als akkerplanten en ruigtkruiden en een afname van soorten van meer stabiele, voedselarme milieus als heide- en veenplanten. Daardoor verliest de Drentse flora steeds meer haar eigen karakter en worden de overeenkomsten met stedelijke gebieden in de Randstad steeds groter. Deze tendens is niet vanzelfsprekend gezien de inspanningen op het gebied van natuurontwikkeling en herstelbeheer in het laatste decennium. Wellicht is de selectie van hokken nog te beperkt om (locale) positieve trends voldoende te registreren. Het staat al wel vast dat de groene elementen in het agrarisch gebied (wegbermen, taluds van sloten en watergangen, overhoekjes) sterk aan kwaliteit hebben ingeboet. Verbetering van het beheer (maaien en afvoeren) is urgent, trouwens niet alleen voor planten maar ook voor vlinders, paddestoelen en andere organismen. Bovendien laat de invloed van met name vermesting zich in het gehele landschap nog steeds sterk gelden. Het terugdringen van milieubelasting moet voor het behoud van natuurwaarden weer een belangrijke plaats krijgen op de politieke agenda. De gegevens uit het meetnet van de WFD zullen in de toekomst zeker bijdragen aan het behoud van een gevarieerde en interessante flora in Drenthe.
Figuur 1: De ligging van de meethokken van het WFD-florameetnet. Hierin zijn tevens de hokken aangegeven die in 2001 en 2002 zijn geïnventariseerd en de hokken die door WFD-medewerkers in 2003 of later onderzocht zullen worden. Ongevlekte Gevlekte aronskelk (Arum maculatum) bij Echten Jan Hein, Hoogeveen In Nieuwsbrief 36 (voorjaar 2002) maakte ik, als aanvulling op de Atlas van de Drentse flora, melding van een groeiplaats van de Italiaanse aronskelk (Arum italicum) bij Huis te Echten (kmhok 223,4 - 525,3). Van verschillende zijden werd ik er echter op attent gemaakt dat ik mij in de luren heb laten leggen door het ongevlekte blad van deze planten. Het gaat hier dus toch om de Gevlekte aronskelk (Arum maculatum). De groeiplaats is zeker al vanaf 1973 bekend, toen Jan Klooster hier twee of drie planten vond. In de Atlas van de Drentse flora ((Werkgroep Florakartering Drenthe, 1999) wordt op p. 649 over de Gevlekte aronskelk opgemerkt: "Het is opvallend dat de waarnemingen (...) steeds betrekkingen hebben op weinig planten per vindplaats en slechts een enkel jaar. Het is niet duidelijk of deze groeiplaatsen standhouden en of de soort als regionaal ingeburgerd mag worden beschouwd." De groeiplaats in Echten handhaaft zich in elk geval prima. In 2001 telde ik 60 bloeikolven; in 2002 circa 115. Aandacht gevraagd voor de vrouwenmantels!!!! Bert Oving Vrouwenmantels staan bekend als een moeilijk te determineren geslacht. De Fraaie vrouwenmantel is op basis van o.a. de afwijkende bloemkenmerken goed onderscheidbaar. De determinatie van Kale vrouwenmantel is in de meeste gevallen (voorzichtigheid blijft geboden!) ook geen probleem. De plant is dus inderdaad vrijwel geheel kaal. Geheel anders is het geval bij de zogenaamde behaarde vrouwenmantels. Dat het bepaald lastig kan zijn om deze soorten uit elkaar te houden, zal aan de hand van enkele recente vondsten van behaarde vrouwenmantels worden geïllustreerd. Determinatieperikelen In het voorjaar van 2002 werden in het gebied van de Hunze op vijf locaties behaarde vrouwenmantels gevonden. Later in het jaar werd van deze locaties materiaal verzameld, evenals
van een locatie in de omgeving van Hoogezand. Het materiaal van deze zes locaties werd als volgt gedetermineerd. In twee gevallen kwam ik uit bij Slanke vrouwenmantel (Alchemilla micans), in één geval bestond twijfel tussen Slanke- en Bergvrouwenmantel (A. monticola) en in één geval kon ik niet beslissen tussen Spitslobbige- en Geplooide vrouwenmantel (A. vulgaris L. /A. subcrenata). Van twee overige vondsten in de omgeving van Gieterveen meende ik met zekerheid te kunnen zeggen dat het ging om Geelgroene vrouwenmantel (A. xanthochlora). Deze planten zijn op de bladrand na volkomen kaal zodat je bij het volgen van de sleutel in de Heukels’ Flora van Nederland1 als vanzelf uitkomt bij deze soort. Van alle vondsten werd materiaal naar het Nationaal Herbarium Nederland (NHN)gestuurd. Slanke vrouwenmantel bleek correct gedetermineerd te zijn en bij de twee twijfelgevallen ging het om respectievelijk Slanke vrouwenmantel en Geplooide vrouwenmantel. Deze uitkomst kwam zogezegd ongeveer overeen met de verwachting. Het bericht van de twee planten uit de omgeving van Gieterveen was daarentegen een grote verrassing! Deze bleken te behoren tot respectievelijk Slanke vrouwenmantel en Spitslobbige vrouwenmantel. Verrassend omdat zoals gezegd de wortelbladen kaal waren. De bovenzijde van de wortelbladen bij Slanke vrouwenmantel is daarentegen in de regel juist dicht behaard en bij Spitslobbige vrouwenmantel meestal spaarzaam behaard, maar vaak sterker in de plooien. Sommige flora’s 2-3 wijzen echter wel op de overeenkomst tussen Geelgroene-en Spitslobbige vrouwenmantel en de verwisseling die daarin kan worden gemaakt. Bovendien kunnen de bladen van Spitslobbige vrouwenmantel met name in het voorjaar (nagenoeg) kaal zijn. Over Slanke vrouwenmantel heb ik niets kunnen vinden voor wat betreft het voorkomen van kale bladen. Dat er nu planten gevonden zijn met nagenoeg kale bladen is in ieder geval iets om rekening mee te houden. Voor een goede determinatie van vrouwenmantels is het noodzakelijk om alle kenmerken van de plant in ogenschouw te nemen. In bovenstaand voorbeeld zijn deze overige kenmerken bewust buiten beschouwing gelaten. De bedoeling is slechts aan te geven dat deze soorten lastig op naam zijn te brengen en dat er een gerede kans bestaat op een foutieve determinatie. Toch is het zeker de moeite waard is om niet te snel langs vrouwenmantels te lopen en deze te strepen als Alchemilla spec. In plaats daarvan is het misschien beter te overwegen om materiaal te verzamelen en op te sturen naar het NHN. Uiteindelijk zal dit het meest bevredigende resultaat geven. Benodigd materiaal kan meestal goed van een plant (pol) worden afgenomen. Het is daarbij wel zaak om van alle bovengrondse delen van de plant wat materiaal te verzamelen. Dus een volledige stengel met bloeiwijze en bladen. Tevens moeten wortelbladen verzameld worden. Let er wel op dat de steunblaadjes van de wortelbladen mee worden verzameld. Deze zitten onderaan de steel en zijn bij de verschillende soorten bleek dan wel roze tot wijnrood aangelopen. Tenslotte De vondst van Spitslobbige vrouwenmantel is interessant omdat deze soort in 2001 tevens op twee plaatsen in Groningen is gevonden.5 Het aantreffen van Slanke vrouwenmantel is minder verrassend. Het voorkomen in Drenthe en in Groningen is bekend, zij het zeer zeldzaam. De vondst van Geplooide vrouwenmantel is daarentegen wel enigszins verrassend te noemen. Weliswaar is deze vrouwenmantel enkele jaren geleden nog in Drenthe aangetroffen,4 maar dit is tevens de enige recente vondst in Nederland. Voor zover bekend is het voorkomen van deze soort dus waarschijnlijk een Drentse aangelegenheid. Hopelijk vormt dit artikel een stimulans om eens wat meer aandacht te schenken aan deze soorten. Wie weet wat voor leuke vondsten dit in de toekomst nog oplevert! Literatuur: 1. R. van der Meijden, 1996. Heukels’ Flora van Nederland. ed. 22. Groningen. 2. J.E. de Langhe, et.al., 1983. Flora van België, het Groothertogdom Luxemburg, Noord-Frankrijk en de aangrenzende gebieden. Meise. 3. S. Fröhner in Gustav Hegi, 1990.: Illustrierte Flora van Mitteleuropa. Band IV, teil 2B. 4. Werkgroep florakartering Drenthe. 1999. Atlas van de Drentse Flora, Schuijt & Co B.V., Haarlem. 5. In 2001 werd deze soort op twee locaties gevonden. Eenmaal op een sloottalud en eenmaal in natuurgebied. Op de laatste vindplaats lijkt de soort zich sterk uit te breiden. Gezocht: Dennenwolfsklauw! Bert Oving Medewerking gevraagd naar aanleiding van recente vondsten in Drenthe en Groningen.
De Dennenwolfsklauw (Huperzia selago) is een van de zeldzaamste plantensoorten van onze inheemse flora. Een berekende trend op basis van een vergelijking tussen 1935 en 1999 laat een zeer sterke afname zien. Momenteel is de soort geclassificeerd als zeer zeldzaam en in zijn voorkomen vrijwel beperkt tot de noordelijke helft van ons land. In Drenthe is de soort omstreeks 1992 voor het laatst aangetroffen.Verrassend is dan ook dat Dennenwolfsklauw in 2002 op twee plaatsen in Drenthe en op zes plaatsen in Groningen is gevonden. Met het oog op een in bewerking zijnde artikel over Dennenwolfsklauw in Nederland willen Piet Bremer en ik graag zoveel mogelijk gegevens verzamelen over recente groeiplaatsen. Alle informatie is welkom! We hopen echter vooral dat floristen in het komende groeiseizoen hun ogen extra de kost willen geven. Het onder de aandacht brengen van het voorkomen van een bepaalde (zeldzame) soort heeft in het verleden immers al vaker geleid tot het daadwerkelijk vinden van nieuwe groeiplaatsen. Elke florist kent daar wel voorbeelden van. Voor het vinden van Dennenwolfsklauw is het belangrijk de eventueel op het oog geschikte locaties nauwgezet af te speuren. Planten worden gemakkelijk gemist. Bovendien bestaan populaties in veel gevallen uit slechts één of enkele planten. Welke locaties zijn geschikt? Globaal kan gelet worden op plaatsen met vochtige (leemhoudende) zandgrond en met open plekken tussen de aanwezige begroeiing. Groeiplaatsen zijn vaak iets beschaduwd en in heuvelachtig terrein (of sloottaluds) groeit de plant bij voorkeur op noordhellingen. De plantengroei wordt vaak gekarakteriseerd door Struikhei, Gewone dophei en algemeen voorkomende mossen als Gewoon haarmos en Groot rimpelmos. In de (onmiddellijke) omgeving bestaat een goede kans op het aantreffen van andere zeldzame soorten als Grote wolfsklauw en Moeraswolfsklauw. Dergelijke groeiomstandigheden zijn o.a. te vinden in zandafgravingen, heidevelden, ijle bossen, ongemaaide sloottaluds e.d., maar ook in natuurgebieden waar herstel van (zeer) voedselarme omstandigheden heeft plaatsgevonden. In het laatste geval moet dit minstens zo’n tien jaar geleden zijn. Zoeken op plaatsen waar deze herstelmaatregelen de afgelopen vijf jaar zijn uitgevoerd, is weinig zinvol. Met het oog op te verrichten metingen aan de plant en te maken vegetatieopnames willen wij bij voorkeur elke groeiplaats bezoeken. In ieder geval willen wij graag het volgende weten: naam gebied, coördinaten, beschrijving groeiplaats, aantallen, degene die de planten gevonden heeft en datum van de vondst. Voor vragen e.d. kan men contact opnemen met mij. Mede namens Piet Bremer alvast bedankt en we hopen natuurlijk op reacties. Bert Oving Parelduiker 17 9648 DE Wildervank telefoon: 0598-619827/ 06-51238940 e-mail:
[email protected]
Dennenwolfsklauw (Huperzia selago), tekening: Han de Boer
Bentepollen: opmerkelijke plantenvondsten in Drenthe in 2002 (2) De eerste vondst van Goudbes (Physalis peruviana) in Drenthe Marcel Hospers, Houten
In augustus 2002 zag ik, lopend van station Hoogeveen naar het centrum, bij de Europa- garage een opvallend grote plant van ongeveer 1 m hoog, die leek op een kruising tussen Fluweelblad (Abutilon theophrasti) en de Echte lampionplant (Physalis alkekengi). De bloemen waren echter geel met een donkerpaarse tekening in het hart. Bovendien ontbraken de kenmerkende vruchten. Ik besloot om niets te verzamelen, maar had later spijt dat ik geen stuk had meegenomen. In de loop van september kon ik gelukkig alsnog een top van de plant met bloemen verzamelen. Een florist uit Utrecht suggereerde een Bilzekruidachtige (Hyoscyamus lutea), maar toen ik op internet een mooie afbeelding van deze soort gevonden had bleek deze er totaal niet op te lijken. Ondertussen had ik de districtscoördinator van Drenthe de vondst ook gemeld met het verzoek of er niet iemand nog eens naar deze plant kon kijken. Er zijn tenslotte meer floristen actief in Hoogeveen. Een stuk van de plant nam ik op 21 september mee naar een FLORON-excursie bij Culemborg. Daar werd geopperd dat het inderdaad een Physalis-soort was en wel P. peruviana, of een soort die er sterk op lijkt. Deze soort blijkt gewoon in de 22e druk van Heukels’ Flora te staan onder de naam Goudbes, zij het in de kleine lettertjes. Deze plant is echter ook bekend onder andere Nederlandse namen, als Ananaskers, Kaapsche kruisbes, Lampion, Peruaansche ananaskers. Joop Verburg die de Hoogeveense plant inmiddels ook bekeken had, kwam bij determinatie eveneens uit op Physalis peruviana. Het is een Solanaceae en familie van de Echte lampionplant (Physalis alkekengi). Dit exemplaar kreeg pas later in het jaar de kenmerkende vergroeide opgeblazen kelk. Van oorsprong komt deze subtropische soort uit de Andes. Goudbes wordt wereldwijd in de (sub)-tropen geteeld. De teelt is mogelijk in alle gebieden waar ook tomaten gekweekt kunnen worden. In de tropen zijn vooral berggebieden geschikt. Eén plant kan 300 bessen leveren. De vitaminerijke bessen worden rauw gegeten of verwerkt tot jam, gelei of drank, of toegepast op pudding, fruitsalades en ijs (Nowak en Schultz, 1994). Het synoniem Physalis edulis Sims (edulis = eetbaar) is dan ook zeer toepasselijk. Onrijpe vruchten zijn echter giftig. Op 18 december werd de determinatie – ondanks enkele beklierde gelede haren op de jonge delen, waarover Heukels’ flora niet rept – ook door het Nationaal Herbarium bevestigd. Goudbes was nog niet van Drenthe bekend (Werkgroep Florakartering Drenthe, 1999), maar onze zuiderburen hebben haar al eens langs de Rijn gesignaleerd (http://home.tiscali.nl/t459122/n01_excursies_rijn.html ). Elders in Nederland is de soort ook vooral langs de grote rivieren als Maas en Waal gevonden. Begin december 2002 bleek de plant omgeschoffeld, dus heb ik de resten meegenomen. Een paar stukken zette ik op water en die staan voor me op de vensterbank. Terwijl buiten de sneeuwklokjes en krokussen bloeien, verschijnen aan een stengel alweer de eerste twee bloempjes.…. Met dank aan Joep Spronk, René van Moorsel, Fons Reijerse, Joop Verburg en Wout J. Holverda voor de determinatie en André Hospers voor het opsporen van de foto’s. Literatuur Meijden, R. van der, 1997: Heukels’ Flora van Nederland, p. 329. Wolters-Noordhoff bv, Groningen Nowak, B. en B. Schultz, 1994: Tropische vruchten, Groeiwijze/Toepassing, Kweken en oogsten, p. 197-198. Tirion Uitgevers BV, Baarn Werkgroep Florakartering Drenthe, 1999: Atlas van de Drentse flora. Schuyt & Co., Haarlem. Op internet zijn foto’s van Goudbes o.a. te vinden op: Den vertuella flora: http://linnaeus.nrm.se/flora/di/solana/physa/physper.html http://www.hort.purdue.edu/newcrop/morton/cape_gooseberry.html http://perso.wanadoo.fr/aromatiques.tropicales/fichestechniqueshtml/physalisfleurimage.html http://www.ciat.cgiar.org/ipgri/fruits_from_americas/frutales/Ficha%20Physalis%20peruviana.htm Nieuw: Atlas van de Flora van Oost-Gelderland (Benno ter Linde en Louis-Jan van den Berg) Ben Hoentjen Half maart verscheen bij Stichting de Maandag de Atlas van de Flora van Oost-Gelderland, een in eigen beheer uitgegeven, mooi vormgegeven boek ter bekroning van ruim 10 jaar veldwerk. Anders dan in de Atlas van de Drentse flora zijn alle in de periode 1989-2000 gevonden inheemse, ingeburgerde en verwilderde soorten in alfabetisch volgorde behandeld. Van de meeste inheems en ingeburgerde soorten is een helder verspreidingskaartje opgenomen. De soortteksten zijn kort, maar informatief. Van de minder algemene soorten zijn ook steeds de oude waarnemingen vermeld. Een waar monnikenwerk moet het verzamelen uit de literatuur van alle meldingen van de
opgenomen soorten, voor zover gezien in Oost-Gelderland, geweest zijn. Petje af voor de beide samenstellers van dit standaardwerk over de flora van mijn geboortestreek! Het boek is niet in de winkel te koop maar kan rechtstreeks bij Stichting de Maandag besteld worden, door overmaken van € 59,50 (inclusief verzendkosten) t.n.v. Stichting de Maandag in Babberich, onder vermelding van titel en gewenste afleveradres. Natuur in Zuidwolde: echt of namaak? Roel Hoving Joop Verburg Natuurvereniging Zuidwolde Op 14 juni 2003 wordt de WFD-excursie gehouden in Zuidwolde. De west- en zuidrand van het dorp zijn een aantal jaren geleden meer natuurlijk ingericht. De ingrepen en het beheer (verschraling, opbrengen van vreemde grond, aanbrengen van zaden en van maaisel uit andere gebieden, natuurlijk onderhoud) leveren een rijke en soms zeer bijzondere flora op. We willen graag weten welke soorten er precies voorkomen. We hopen in de loop van de dag ook met elkaar te praten over een paar vragen die in het slot van dit artikel zijn weergegeven. De WFD-dag start om 10.00 uur met koffie in de “Boerhoorn”, het cultureel centrum van Zuidwolde. De Natuurvereniging Zuidwolde is gastheer van deze dag en zal voor de koffie en thee zorgen en voor een broodmaaltijd tussen de middag. De Boerhoorn ligt aan de Oosterweg nr. 14, dichtbij het centrum van het dorp (voor routebeschrijving zie Excursieprogramma 2003, p. 26). Slagendijk De Slagendijk is de weg die direct ten zuiden van Zuidwolde loopt. De weg vormt de verbindingsweg tussen de N48 en de oude weg van Zuidwolde naar Balkbrug. De weg biedt toegang tot het kleine industrieterrein van Zuidwolde. Aan de Slagendijk ligt ook een groot kampeerterrein, “De Ekelenberg” De bermen van de Slagendijk zijn in 1996 op een natuurlijke manier ingericht. Het oostelijk deel van de Slagendijk is voorzien van brede bermen met glooiende taluds en een wal aan de kant van het industrieterrein. Deze bermen worden ecologisch verantwoord onderhouden. Aanvankelijk is dat gedaan door Ecoplan uit Assen, later is dit overgenomen door Gradiënt uit Havelte. Het maaien gebeurt sterk gefaseerd en met zeer veel oog voor welke gedeelten op dat moment ontzien moeten worden. De bermen zijn zeer bloemrijk en bieden aan de passanten een overvloed aan kleuren. Vooral in mei en juni wanneer soorten als Margriet en Muskuskaasjeskruid domineren, biedt de Slagendijk hier een weelderige aanblik. Sinds 2000 komt hier ook de Rietorchis voor. Aan de zuidwestkant, nabij de rotonde, is een verlaging aangebracht dat als een natuurlijk bekken moet fungeren om het overtollig regenwater op te vangen. De grond ter plekke is zanderig en zeer arm. De grond is kaal met hier en daar wat begroeiing die bestaat uit wat heidestruiken, Zandblauwtje en Pilzegge en opslag van Brem, Grove den en Amerikaanse eik. Hiervan moet een gedeelte nu en dan verwijderd worden om het gebied niet dicht te laten groeien. Het plasje zelf ziet er natuurlijk uit met een gevarieerde begroeiing van Lisdodde, Gele lis, Grote kattenstaart, Watermunt, Gewone wederik, Wolfspoot en allerlei andere water- en oeverplanten. De grond die door de afgraving aan de zuidzijde beschikbaar kwam is aan de noordwestzijde van de Slagendijk als een brede wal opgebracht en hierover is een laag van ca 30 cm kalkmergel opgebracht. De begroeiing daar heeft sedertdien jaar na jaar de ene na de andere verrassing opgeleverd. In tabel 1 is een aantal soorten weergegeven, dat bestendig te vinden is in dit gedeelte. In tabel 2 staan soorten die in de eerste jaren zijn gezien en inmiddels weer zijn verdwenen. Soorten die pas de laatste jaren zijn opgedoken zijn opgesomd in tabel 3. Tabel 1: Voorbeelden van bijzondere plantensoorten die sedert 1998 alle jaren zijn waargenomen bij de Slagendijk: Soortnaam Nederlandse naam bijzonderheden Achillea ptarmica Wilde bertram Anthyllis vulneraria Wondklaver Centaurea jacea Echt knoopkruid Dianthus deltoides Steenanjer Echium vulgare Slangekruid Galium mollugo Glad walstro Galium verum Echt walstro Hieracium umbellatum Schermhavikskruid Medicago lupulina Hopklaver Ononis repens ssp spinosa Kattedoorn
Origanum vulgare Pimpinella major Potentilla argentea Rhinanthus angustifolius Sanguisorba minor Silene vulgaris
Wilde marjolein Grote bevernel Viltganzerik Grote ratelaar Kleine pimpernel Blaassilene
Thymus serpyllum Berteroa incana Carduus crispus
Wilde thijm Grijskruid Kruldistel
Eerst massaal
Tabel 2: Voorbeelden van soorten die de eerste jaren zijn aangetroffen en daarna verdwenen: Soortnaam Nederlandse naam bijzonderheden Barbarea stricta Stijf barbarakruid Cynoglossum officinale Hondstong Dianthus armeria Ruige anjer Dipsacus pilosus Kleine kaardenbol in 2000 veel Isatis tinctoria Wede Picris hieracioides Echt bitterkruid Pimpinella saxifraga Kleine bevernel Reseda lutea Wilde reseda Reseda luteola Wouw Saxifraga granulata Knolsteenbreek Torilis japonica Heggedoornzaad Tabel 3: Voorbeelden van soorten die de laatste twee jaar zijn opgedoken: Soortnaam Nederlandse naam Bijzonderheden Aquilegia vulgaris Wilde akelei Briza media Bevertjes Massaal Campanula rapunculus Rapunzelklokje Centaurea scabiosa Grote centaurie Crepis biennis Groot streepzaad Toenemend Dactylorhiza praetermissa Rietorchis Ca. 10 exx. Dianthus carthusianorum Karthuizer anjer Galium cruciatum Kruisbladwalstro Knautia arvensis Beemdkroon Plantago media Ruige weegbree Primula veris Gulden sleutelbloem Tragopogon porrifolius Paarse morgenster Landschapspark Middelveen Landschapspark Middelveen is aangelegd in 1997 als een natuurlijke zone tussen de nieuwste woonwijk en het agrarisch gebied aan de zw-kant van Zuidwolde. Ook hier wordt het onderhoud door Gradiënt uitgevoerd. Wanneer Jaap Mekel van Gradiënt iets nieuws vindt, belt hij ons erover zoals vorig jaar, toen hij voor het eerst bloeiende Klokjesgentianen in het gebied aantrof. Het landschapspark is ongeveer 600 meter lang en maximaal ca 50 meter breed. Er loopt een schelpenpad doorheen dat door de gemeente onderhouden wordt met een gasbrander die het oprukkend gras en onkruid een beetje tegenhoudt. Je vindt hier en daar tuinafval met opslag van planten als Geranium endressii, Jacobsladder en Vrouwenmantel. Overigens valt op dat de bodem schraal is. Bij de aanleg is het cultuurdek grotendeels weggehaald, zodat zwak leemhoudend zand bloot kwam te liggen met hier en daar keileem in de onderlaag. Naast zeggesoorten en allerlei russen en biezen zie je nu een veelheid aan wilde planten verschijnen. Behalve een overvloed aan klaversoorten in rood, wit en geel, zie je Grote ratelaar en Knoopkruid. Ook Rolklaver komt veel voor en dat verklaart waarom hier zoveel Icarusblauwtjes rondvliegen, een dagvlindersoort waarvan vooral de mannetjes met hun felblauwe kleur opvallen. Deze soort komt verder in Zuidwolde maar uiterst spaarzaam voor. Temidden van deze gewone weelde komen we nu en dan echte bijzonderheden tegen. Hier en daar groeien kleine exemplaren van de Gevlekte orchis en we zien veel Bleekgele droogbloem. Ieder jaar bloeien honderden exemplaren van deze in Drenthe zeldzame soort. Ook vinden we veel Stijve ogentroost, die later in het jaar met haar fraaie paarswitte bloempjes kleurige tapijten vormt. Het pad kruist via enkele
brugjes afwateringsslootjes die in verbinding staan met de grote plas in het midden van het park. Hier vissen buurtkinderen met veel succes. Het wandelpad wordt druk gebruikt, natuurlijk ook om de onvermijdelijke honden uit te laten en het is duidelijk dat dit zijn sporen achterlaat in het park. Vooral de rand langs het schelpenpad is rijker begroeid met hoge klavers, Wilde cichorei, Bijvoet etc. Opvallend genoeg komt ook na 5 jaar nog weinig Grote brandnetel of Fluitenkruid voor. Rond de plas wordt dikwijls door kinderen gespeeld en gegraven, maar dat zorgt juist voor enige dynamiek waardoor de afwisseling alleen maar beter gehandhaafd blijft. Aan één kant wordt toegelaten dat rand van de plas wat begroeid raakt met Lisdodde, Gele lis en wat wilgensoorten. Verder blijft er genoeg ruimte voor een kleurrijk tafereel van Gewone wederik en Grote Kattenstaart. Achter de plas is een verhoging waar enkele grote betonnen buizen zijn ingegraven met kleine openingen, waar vleermuizen hun woning kunnen vinden. De woonwijk is van het park gescheiden door een oude houtwal, waarin opzettelijk een aantal bomen omver is getrokken. Deze zijn blijven liggen en daaromheen hebben zich bramen en allerlei heesters gevestigd. Ze zorgen voor grote afwisseling en een betere bescherming van het gebied. Daartussen bevinden zich weer soorten als Gewone salomonszegel en Wilde kamperfoelie. De Grote bonte specht vindt er zijn broedplaats. Het meest oostelijk deel van het pad loopt door het schraalste deel van het park. Hier heeft zich in de loop van vijf jaar een heischrale vegetatie ontwikkeld. Ook hier vinden we Gevlekte orchis. Overal zien we Struikheiplantjes opkomen en hier en daar Gewone dophei. Opvallend is ook het enorme aantal exemplaren van Blauwe knoop en Knoopkruid. Juist in dit deel komt ook de Bruine vuurvlinder de laatste jaren regelmatig voor. Deze vlinder is elders in Zuidwolde vrijwel niet te vinden. Vijf jaar geleden hadden wij beslist niet verwacht dat het park er nu zo uit zou zien. De combinatie van wonen, recreatie en natuurontwikkeling is hier wel een heel bijzonder succes geworden. Natuurlijk kun je je afvragen wat hier natuurlijk aan is. Bij de aanleg is er wat ingezaaid, later is maaisel uit andere natuurgebieden hier heen gebracht en je ziet dan ook dat er bijzondere soorten (tabel 4) opkomen. Toch was het een verrassing toen we in juni van 2002 een bloeiend exemplaar van Valkruid vonden. Je gelooft je ogen niet. Overal in Drenthe kost het veel moeite om bestaande populaties van Valkruid te beschermen en hier komt de soort spontaan op en bloeit de plant onder de rook van woningen. Wat is er mooier dan dit te bereiken: een landschap met zoveel afwisseling, zoveel bijzonderheden aan bloemen, insecten, amfibieën, etc, zo dicht bij de mensen, zo toegankelijk en zo open voor iedereen. Wij denken dat het een heel mooi voorbeeld is van hoe een gemeente met het openbaar groen om kan gaan. Tabel 4: Voorbeelden van bijzondere plantensoorten in Landschapspark Middelveen Soortnaam Nederlandse Bijzonderheden naam Arnica montana Valkruid 1 ex. in 2002 Centaurium erythraea Echt 1 exemplaar duizendguldenkruid Coronilla varia Bont kroonkruid 1 plant tot 2001 Cynosurus cristatus Kamgras Vanaf 2000 Dactylorhiza maculata Gevlekte orchis Vanaf 2000 Dianthus deltoides Steenanjer In 2002 Euphrasia stricta Stijve ogentroost Massaal Gentiana pneumonanthe Klokjesgentiaan 1 ex. In 2002 Gnaphalium luteo-album Bleekgele Grote aantallen droogbloem Gnaphalium sylvaticum Bosdroogbloem Tot 1999 Potentilla norvegica Noorse ganzerik Ieder jaar enkele ex. Senecio aquaticus Waterkruiskruid Sedert 2001 Succisa pratensis Blauwe knoop Laatste jaren massaal Nu terug naar de titel boven dit artikel: Echt of namaak? Deze vraag dringt zich bij ons op. Er zijn al zoveel bijzondere soorten, die we in de loop van de jaren aangetroffen hebben. Moeten we die nu “tellen”. Lezend in de Atlas van de Flora van Drenthe zie je bij veel “ondrentse soorten” incidentele waarnemingen vermeld, die soms wel en soms niet bevestigd zijn, maar waarvan dikwijls de herkomst onduidelijk of twijfelachtig is. Hier weten we dat er aangelegd is, dat er vreemde grond is opgebracht, dat er zaden uitgestrooid zijn en dat er maaisel uit andere gebieden naar toe is gebracht. De grens tussen wat natuurlijk en wat “gekweekt” is, is hier wel erg lastig. Daarom willen we tijdens de excursie van 14 juni de tijd nemen om juist wat betreft de inventarisatie van een dergelijk gebied stil te staan bij een aantal vragen:
1. Is een gebied als landschapspark Middelveen nog te beschouwen als een natuurlijk gebied? En hoe zit dat m.b.t. de wal bij de Slagendijk? Moeten we alle soorten die we tegenkomen aanstrepen en hoe geven we aan dat de herkomst (waarschijnlijk) niet natuurlijk is? 2. Wanneer beschouwen we een soort als ingeburgerd? 25 jaar zichzelf in stand houdend? Hoe zit dat dan met een boom die geplant is? Zichzelf langdurig ter plekke handhavend en uitzaaiend? Hoe zit dat dan met een soort als Lathraea squamaria aan de Molenoevers, Zuidwolde, die daar al bijna 20 jaar staat en zich uitbreidt en uitzaait? Of volgen we Heukels’ Flora van Nederland met de definitie dat een soort als ingeburgerd wordt beschouwd wanneer drie generaties op meer dan één plaats zonder hulp standhouden? 3. In Zuidwolde ligt een volkstuincomplex, waar dankzij de voortdurende grondbewerking en (onvolledige) compostering een bonte rij van soorten ieder jaar terugkomt (voor enkele soorten moet geschoffeld worden om er niet in om te komen) zoals bijvoorbeeld: • Agrimonia eupatoria Gewone agrimonie • Amaranthus caudatus Kattenstaartamarant • Asparagus officinalis Asperge • Chenopodium botrys Druifkruid • Chrysanthemum segetum Gele ganzebloem • Erysimum cheiranthoides Gewone steenraket • Leonurus cardiaca Hartgespan • Misopates orontium Akkerleeuwenbek • Reseda luteola Wouw • Solanum tuberosum Aardappel • Tanacetum partheniumMoederkruid • Verbascum nigrum Zwarte toorts • Viola tricolor Driekleurig viooltje Wat doen we met deze soorten, want wat is het verschil met de oude akkerkruiden? Nieuw FLORON-project voor 2003: aandacht voor bedreigde soorten Ben Hoentjen Tekst deels overgenomen uit FLORON DC-mededelingen voorjaar 2003 en toelichting op project door Arnout-Jan Rossenaar en Bart Vreeken (coördinatie project vanuit FLORON- Landelijk Bureau). Een uitgebreide beschrijving van het project en de achtergronden ervan zijn te vinden in het net verschenen voorjaarsnummer van Gorteria (Rossenaar & Groen, 2003). Aanleiding Nederland heeft een rijke flora. Veel plantensoorten staan echter onder druk. Van de 1490 vaatplanten van de Standaardlijst van de Nederlandse flora (1996) staan er 499 (33%) op de Rode lijst (Gorteria 2000-4). Om de ontwikkeling van populaties van een groot aantal bedreigde soorten te volgen, ging in 1999 het Landelijk Meetnet Flora-Aandachtsoorten (LMF-A) van start. Hoewel vele vrijwilligers hiermee enthousiast aan de slag zijn gegaan, moest in 2002 helaas de conclusie getrokken worden, dat het meetnet te ambitieus was opgezet. Bij de kaalslag van het natuurbeleid door het demissionaire kabinet is ook dit project gesneuveld: de financiering is stopgezet en daarmee het LMF-A. Ondanks de korte levensduur heeft het LMF-A toch veel belangrijke gegevens over het voorkomen en de grootte van populaties van bedreigde soorten opgeleverd. Omdat FLORON vanuit haar doelstellingen het verzamelen van actuele informatie over deze soorten erg belangrijk vindt, is voor 2003 een beperkt alternatief voor het LMF-A bedacht: het gedetailleerd in kaart te brengen van de verspreiding en populatiegrootte van 25 bedreigde soorten. Het streven is om de verzamelde gegevens in de komende winter te verwerken tot een rapport, dat in het voorjaar van 2004 gepresenteerd kan worden. Geselecteerde soorten Bij de selectie van de 25 bedreigde soorten is geprobeerd deze zo goed mogelijk te spreiden over alle FLORON-districten. Dat dat niet zo simpel is moge blijken uit de in tabel 1 opgesomde soorten. Voor Drenthe ligt er in elk geval een taak voor Rozenkransje (Antennaria dioica), Zweedse kornoelje (Cornus suecica) en Waterlobelia (Lobelia dortmanna) (tabel 1). Net als vrijwel alle andere soorten uit de lijst groeien deze zeldzaamheden thans alleen nog in natuurgebieden. Daarom is aan de lijst van te inventariseren soorten ook nog Spaanse ruiter (Cirsium dissectum) toegevoegd. Dit is een voor Nederland karakteristieke distel van blauwgraslanden. De soort lijkt sterk achteruit te gaan, zowel binnen als buiten natuurgebieden.
FLORON wil in het voorjaar van 2004 uitspraken kunnen doen over het recente voorkomen in Nederland door dit jaar van zoveel mogelijk Spaanse ruiter-populaties gegevens te verzamelen, verspreid over het land. Methode Van de 25 bedreigde soorten en Spaanse ruiter worden in eerste instantie gegevens verzameld over nog niet tijdens LMF-A bezochte populaties. Waarnemingen van populaties uit de eerste ronde van het LMF-A (1999-2003) zijn actueel genoeg en hoeven niet nogmaals bezocht te worden (mag wel natuurlijk). Bij veldbezoek wordt de precieze groeiplaats vastgelegd (zo mogelijk ook met GPS) en het aantal exemplaren geteld of geschat volgens de LMF-A methode. Voor het vastleggen van de gegevens wordt per vindplaats een blanco-LMF-A formulier gebruikt. Ook meedoen? Wie mee wil doen aan dit project kan zich bij mij aanmelden. Omdat de groeiplaatsen van Waterlobelia en Zweedse kornoelje bekend zijn, gaat het met name om het nalopen van de na 1970 nog opgegeven vindplaatsen van Rozenkransje en Spaanse ruiter. In de Atlas van de Drentse flora kun je op het verspreidingskaartje van deze soorten aflezen of er vindplaatsen bij je in de buurt liggen (fig. 1). Om te voorkomen dat iedereen naar dezelfde plekken gaat, zal ik in volgorde van opgave de hokken aan iemand ‘toewijzen’. De medewerker ontvangt per populatie voor zover beschikbaar een zo nauwkeurig mogelijke groeiplaatsopgave of kaartje, gegevens over de populatieomvang en natuurlijk formulieren en een toelichting voor het vastleggen van de te verzamelen informatie. De constatering dat een groeiplaats verdwenen is dient uiteraard ook opgetekend te worden. Omdat de meeste van te bezoeken groeiplaatsen in natuurterreinen liggen, moet van te voren contact opgenomen worden met de betreffende beheerder of boswachter. Deze worden binnenkort door mij van dit project op de hoogte gesteld. Om alle gegevens op tijd te kunnen verwerken moeten de formulieren uiterlijk 15 oktober aan mij worden teruggestuurd. Dan kan ik ervoor zorgen dat ze begin november bij FLORON in Leiden zijn. Uiteraard blijven ook meldingen van andere Rode lijst of anderszins bijzondere soorten van harte welkom. Je kunt ze natuurlijk ook kwijt op onze website: www.home.zonnet.nl/florondrenthe Handig!
1 Aceras anthrophoprum
Poppenorchis
2 Antennaria dioica 3 Apium repens
Aantal km-hokken in Drenthe *3
Nederlandse naam
RL categorie *1
Wetenschappelijke naam
Aantal km-hokken in NL (FlorBase 2H) *2
Tabel 1. Lijst van soorten van het nieuwe Landelijk Meetnet Flora-Bedreigde soorten 2003.
KW-5
8
Rozenkransje
EB-13
60
Kruipend moerasscherm
BE-9
12
4 Arctostaphylos uva-ursi
Berendruif
BE-9
3
5 Asplenium viride
Groensteel
GE-1
2
6 Ceterach officinarum
Schubvaren
GE-1
14
7 Cornus suecica
Zweedse kornoelje
EB-13
8 Crithmum maritimum
Zeevenkel
GE-1
9 Eriophorum latifolium
3 26
Breed wollegras
EB-13
2
10 Erysimum cheiri
Muurbloem
EB-13
13
11 Gentianella ciliata
Franjegentiaan
EB-13
3
12 Herminium monorchis
Honingorchis
EB-13
14
13 Juncus capitatus
Koprus
EB-13
6
20
2
14 Lobelia dortmanna
Waterlobelia
EB-13
17
15 Melampyrum arvense
Wilde weit
EB-13
5
16 Moneses uniflora
Eenbloemig wintergroen
GE-1
4
17 Ophrys insectifera
Vliegenorchis
EB-13
18 Orchis simia
Aapjesorchis
GE-1
19 Orobanche rapumgenistae 20 Pinguicula vulgaris
Grote bremraap
EB-13
36
Vetblad
EB-13
23
21 Spiranthes spiralis
Herfstschroeforchis
EB-13
3
1
14 2
22 Teucrium scordium
Moerasgamander
BE-9
3
23 Vaccinium uliginosum
Rijsbes
BE-9
26
24 Viola lutea subsp. Calaminaria 25 Viola persicifolia
Zinkviooltje
EB-13
Melkviooltje
BE-9
26 Cirsium dissectum
Spaanse ruiter
KW-15
1
3 22 380
24
*1 EB = ernstig bedreigd; BE = bedreigd; KW = kwetsbaar ; GE = gevoelig. De getallen verwijzen naar de noten bij tabel 4 : Rode lijst 2000 (Van der Meijden e.a., 2000). *2 meldingen vanaf 1975 t/m 2001 *3: aantal km-hokken in Drenthe volgens Atlas van de Drentse flora (1999), op basis van gegevens tussen 1970 – 1995. Literatuur: Meijden, R. van der, B. Ode, C.L.G. Groen, J.-P.M. Witte & D. Bal (2000): Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode lijst. Gorteria 26-4: 85-208. Rossenaar, A.-J. Rossenaar & C.L.G. Groen (2003): Veranderingen in het Landelijk Meetnet FloraAandachtsoorten. Gorteria 29-1/2: 22-28. Werkgroep florakartering Drenthe (1999): Atlas van de Drentse flora. Schuyt & Co, Haarlem.
Figuur 1: De verspreiding van Rozenkransje (Antennaria dioica) en Spaanse ruiter (Cirsium dissectum) in Drenthe 1970-1995. Bron: Atlas van de Drentse flora (1999).
Excursies Werkgroep Florakartering Drenthe/ FLORON-district 5 Drenthe in 2003 Nadere inlichtingen over de excursie en voor het maken van afspraken over vervoer naar het vertrekpunt: Hester Heinemeijer (0521-351057) ) of Ben Hoentjen (050-4061990 (thuis) / 0592365509 (werk)/ e-mail:
[email protected]). Kijk ook op http://www.home.zonnet.nl/florondrenthe voor uitgebreide informatie over de excursie en de gebieden. Zaterdag 10 mei: Hoe staat de Zweedse kornoelje erbij? Op bezoek in de Zeijer strubben, het Noorsche veld en het Oostervoortsche diep e.o. Zie ook project Aandacht voor bedreigde soorten, elders in deze nieuwsbrief (p. 22) Verzamelen om 10 uur in Café-restaurant Hingstman, Hoofdstraat 18 in Zeijen (0592-291236). Zaterdag 24 mei: Grassen en zeggen, in de oeverlanden van de Reest, Wildenberg en andere terreinen van Het Drentse Landschap in deze omgeving. Een mooie gelegenheid om je kennis van deze lastige groepen op te vijzelen. ’s Ochtends verzamelen we in het veld materiaal, dat we ’s middags (tot uiterlijk 16 uur) gaan determineren met hulp van binoculairs én oude rotten in het vak. Start van deze zeggen- en grassendag om 10 uur in Café-restaurant Poortman, Bloemberg 5, Veeningen (0528-391462). Tussen de middag is er soep van het huis (voor rekening van de WFD) voor bij de zelf meegebrachte boterham. Koffie, thee of andere dranken zijn uit voorraad leverbaar. Zaterdag 14 juni: De on-Drentse flora van enkele natuurontwikkelingsprojecten in de dorpsranden van Zuidwolde onder de loupe. Vanaf 10 uur te gast bij de Vereniging voor Natuurbescherming Zuidwolde e.o. in “De Boerhoorn”, Oosterweg 14 , nabij het centrum van Zuidwolde. Met de auto: vanaf N48 afslag Alteveer. Direct na afslag weg volgen naar rechts; aan het eind links is de Oosterweg. Vanaf Meppel: in Zuidwolde bij rotonde rechtsaf de Marsen op. 4e weg links is de Vennen, die rechtdoor uitloopt in de Oosterweg. Met de bus: vanuit Hoogeveen buslijn 31 naar Dedemsvaart/Ommen met een halte bij de bibliotheek in het centrum van het dorp. Voor meer informatie: zie artikel van Roel Hoving en Joop Verburg in deze Nieuwsbrief. Zaterdag 23 augustus: Zwerven door het hart van het Drents-Friesche Wold (Doldersummerveld/Wapserveld, Vledder Aa en Bouwersveld) met een uitstapje over de Friese grens voor inventarisatie van het km-hok 210-549 in het kader van het FLORON Witte gebiedenplan. Verzamelen in Hotel-restaurant Doldersum/De Bosrand, Huenderweg 11, Doldersum (0521387296). Zaterdag 13 september: Wat heeft de zuidelijke Hondsrug in de nazomer te bieden? Is Rozenkransje hier echt verdwenen? Verzamelen om 10 uur in Hotel-restaurant café De Stee, Hoofdstraat 24, Odoorn (0591-512263). WFD bestuur Ben Hoentjen voorzitter en FLORON-coördinator Felland 50, 9755 TC Onnen, 050-4061990 email:
[email protected] Hester Heinemeijer secretariaat Anserweg 8, 7975 PB Uffelte, 0521-351057 Jan van Ginkel penningmeester Oranjekanaal NZ 51, 9441 TZ Orvelte, 0593-322223 email:
[email protected] Eef Arnolds lid dagelijks bestuur Holthe 21, 9411 TN Beilen, 0593-523645 Bert Blok webmaster Duinstraat 22, 9494 RP Yde, 050-3137090 email:
[email protected]
Walter ten Klooster bestuurslid Nieuwe Oostersestraat 28, 4331 TE Middelburg Koos Roggeveld bestuurslid Taxuslaan 14, 7875 EA Exloo, 0591-549566 Joop Verburg bestuurslid Waardeel 4, 7921 WG Zuidwolde, 0528-373131 Yzaak de Vries bestuurslid Zuidlaarderweg 29, 9756 CG Glimmen, 050-4062192
Rozenkransje (Antennaria dioca), tekening Ate Dijkstra