Nieuwsbrief gevaarlijke stoffen SafetyNet Electronic journals
Editie 118– Juni 2014
Boeren 'beroepsblind' voor dodelijke mestgassen. Boeren onderschatten het gevaar van mestgassen. Dat zegt Jetty Middelkoop, adviseur gevaarlijke stoffen bij de brandweer. Door het verzwijgen van ongevallen lijkt het risico minder groot en boeren lappen met regelmaat de regels aan de laars. Mestongevallen komen veel vaker voor dan we in de media zien, maar boeren zwijgen erover wanneer het op hun boerderij mis gaat. Een week geleden was het raak op een boerderij in Nieuwveen. Acht koeien stierven nadat tijdens het mixen van mest het levensgevaarlijke H2S-gas ontsnapte. Diezelfde dag raakte in vergelijkbare omstandigheden een boer in Zeewolde onwel en kwam een jong rund in het oosten van het land om het leven. 'En dat is nog maar het topje van de ijsberg,' zegt Jetty Middelkoop, adviseur gevaarlijke stoffen bij brandweer Amsterdam
INHOUD
Algemeen Pag 1
Opslag Pag 4
Rail Pag 5
Vervoer Pag 6
Vaart Pag 7
Bedrijf Pag 8
Abonnement op de Nieuwsbrief gevaarlijke stoffen? Lid worden kan al vanaf € 15,15,per jaar. www.gevaarlijkewww.gevaarlijke-stoffen.com/Lid Adverteren in de Nieuwsbrief gevaarlijke stoffen? mail naar info@
[email protected]
Amstel. Volgens Middelkoop weten de meeste boeren wel dat het werken met mest gevaren met zich meebrengt. 'Mest ligt weken tot maanden stil in putten of kelders, maar de bacteriën die in de mesthoop gevangen zitten, stoppen niet met werken. Als de boer de mest dan tot een egaal mengsel mixt om over zijn land uit te rijden, komt alle troep er in één keer uit. Net alsof je met een colafles hebt staan schudden.' Waterstofsulfide De gassen die dan vrijkomen zijn niet de minste. 'Het grootste deel is methaan, kooldioxide en ammoniak. Maar H2S-gas, of waterstofsulfide, is met afstand het gevaarlijkst. Bij een goede concentratie is één ademteug al dodelijk.' Maar hoe gevaarlijk die gassen precies zijn, dat weten de meeste boeren niet. 'Omdat er gewoonweg niet over gepraat wordt!' roept Middelkoop gefrustreerd. 'En dat werkt de onderschatting alleen maar in de hand. Mestongevallen komen veel vaker voor dan we in de media zien, maar boeren zwijgen erover wanneer het op hun boerderij mis gaat.' De boer laat de regels over het werken met mest bovendien vaak links liggen. 'Het lijkt of het weinig gebeurt en daardoor houden boeren ook minder rekening met de risico's. Bij vrijwel ieder menselijk slachtoffer van mestgassen zie je dat het komt doordat iemand zonder beschermend pak een mestopslag binnen is gegaan. Dat kan echt niet.' REACH: de eerste verboden komen eraan. Het Europese REACH-beleid, dat de meest schadelijke chemische stoffen uit Europa wil weren, heeft grote gevolgen voor de Nederlandse industrie. Al per 1 september mogen bepaalde verbindingen feitelijk niet meer worden gebruikt. De industrie moet op zoek naar meer duurzame alternatieven. TNO kan daarbij helpen, legt Jos van Elshout uit. Jos van Elshout, researcher Energetische Materialen bij TNO: “REACH staat voor Registratie, Evaluatie, Autorisatie, en restrictie van Chemicaliën. Het gaat om Europees beleid dat wordt uitgevoerd door het Europees Agentschap voor Chemicaliën (ECHA). Doel is de volksgezondheid en het milieu beter te beschermen tegen de (mogelijke) risico’s van specifieke chemicaliën in de industrie. Alle chemicaliën die de EU binnenkomen, worden geïnventariseerd en de risico’s worden in kaart gebracht. Er zijn honderden stoffen die idealiter vervangen zouden moeten worden. Het ECHA heeft een shortlist gemaakt van de 22 meest zorgwekkende verbindingen. De importeur of fabrikant van deze verbindingen moet toestemming krijgen om deze materialen te mogen gebruiken of op de markt te brengen. Dit is de zogenoemde autorisatielijst, stoffen die hierop staan krijgen een uiterste gebruiksdatum. Feitelijk komt er een verbod op deze verbindingen, tenzij je toestemmnig krijgt om ze te gebruiken." “Sommige van die stoffen mogen al per 1 september 2014 niet meer gebruikt worden zonder autorisatie. Dat kan voor de industrie een groot probleem opleveren, want van een aantal stoffen op de autorisatielijst wordt binnen de EU tot wel 100.000 ton per jaar gebruikt. De uitdaging is om op korte termijn alternatieven te vinden die minder belastend zijn voor mens en milieu, terwijl ze commercieel haalbaar zijn en bovendien minstens even goed presteren als de stoffen op de autorisatielijst. In sommige gevallen is dat geen probleem. Voor een stof als musk xyleen, die op de lijst staat, gebruikt de industrie eigenlijk al jaren een minder schadelijke vervanger. Maar er zijn ook verbindingen waar eigenlijk nog geen realistisch alternatief voor is. Daar zal nog veel meer onderzoek naar moeten worden gedaan.”
Dangerous goods Database Benelux! 1000-en adressen op 1 CD! Slechts: € 99, Klik hier:
http://tinyurl.com/o8ld6dn
NIEUW—NIEUW PGS15 Cursus online Geef uw medewerkers nu op! www.pgs15.training
1
Medewerkers Defensie mogelijk ernstig ziek van zwaar giftige stoffen. Oud-medewerkers van Defensie in Brunssum en Eygelshoven zeggen ernstig ziek te zijn geworden doordat zij hebben gewerkt met giftige stoffen. Defensie zou te weinig voor het personeel hebben gedaan om de medewerkers te beschermen tegen deze gevaarlijke stoffen. Een aantal van hen heeft nu kanker of een auto-immuunziekte. Dit schrijft de regionale zender L1 donderdag. Het gaat om medewerkers die jarenlang bij de twee zogeheten POMS-depots werkten. Daar zouden ze blootgesteld zijn aan verarmd uranium, benzeen en de gevaarlijke CARC-verf. In deze verf zit de kankerverwekkende stof chroom6. De medewerkers schilderden op de twee bases Amerikaanse voertuigen die gebruikt werden tijdens de oorlog in Irak en Afghanistan. Dit stelt de Heerlense letseladvocaat Rob Bedaux tegenover Omroep L1. Volgens de advocaat gaat het om een groep van 50 mensen. Defensie is vanwege de klachten een eigen onderzoek begonnen. De oud-medewerkers werkten tussen 1984 en 2006 in Brussum en Eygelshoven op de POMS-depots van Defensie. De depots dienden als opslag voor Amerikaans oorlogsmaterieel dat werd ingezet in Irak, Afghanistan en de Balkan. Op de depots werden de tanks en wagens gereinigd, gerepareerd, gezandstraald en geverfd. Daarvoor werd CARC-verf gebruikt. Ook kwamen de medewerkers in contact met verarmd uranium en benzeen. Zij kregen jaren later klachten en ontdekten onlangs dat een grote groep oud-collega's met vergelijkbare gezondheidsproblemen worstelt, zo schrijft Dagblad De Limburger. Twaalf mensen hebben inmiddels al de hulp van letseladvocaat Bedaux ingeroepen. Er is bij Defensie al namens twee cliënten een claim ingediend. Bedaux in de krant over de klachten: 'De klachten zijn zeer divers. Ze lopen uiteen van autoimmuunziekten, bloed- en slokdarmkanker tot het spontaan afbreken van tanden, ademhalingsproblemen en chronische vermoeidheid.' (bron: blikopnieuws)
Chemie en veiligheid in één dagdeel SEVESO / BRZO 2015 - CLP / EU-GHS 2015 ADR 2015 - PGS 2015 Donderdag 18 september 2014 Roermond http://www.safetynet-nederland.nl/Cursusgvst98/ Woensdag 24 september 2014 Dordrecht http://www.safetynet-nederland.nl/Cursusgvst97/
Raad bekijkt luchtalarm en vergunningen Shell. De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft besloten hoe de brand bij het Shell-complex in Moerdijk wordt onderzocht. De onderzoekers gaan onder meer bekijken welke vergunningen Shell had en hoe daar toezicht op is gehouden. Ook wordt onderzocht of het juist was om dinsdagavond geen luchtalarm af te laten gaan. De raad onderzoekt verder wat er is gedaan met de aanbevelingen na de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk in januari 2011. Dat heeft de Onderzoeksraad woensdagmiddag laten weten. Het onderzoek heeft vijf thema's, aldus de raad. De toedracht van de brand is er één van, de inzet van de brandweer ook. Het is nog niet bekend wie in het onderzoeksteam zitten. Het onderzoek zal zeker een half jaar duren. De raad had woensdagochtend al aangekondigd onderzoek te zullen doen naar de explosies en brand van dinsdag. Daarbij raakten twee werknemers van Shell lichtgewond. De onderzoeksraad is onafhankelijk en beslist zelf wat er wordt onderzocht en hoe. De provincie Noord-Brabant is verantwoordelijk voor de vergunningen en de controles bij Shell Moerdijk. Het ligt volgens de provincie voor de hand dat de Onderzoeksraad wil weten of de voorschriften streng genoeg zijn en of ze worden nageleefd, zei een woordvoerder woensdagavond. Vragen over de veiligheid bij Shell Moerdijk en naleving van de vergunningen kon de provincie woensdag nog niet beantwoorden. (bron: Telegraaf) VNCW vernieuwt online Chemiebank Ruim 4 jaar na de eerste publicatie van het kennisplatform werd het volgens Vereniging Nederlandse Warehousingbedrijven (VNCW) tijd voor vernieuwing van de gepresenteerde informatie op de gratis toegankelijke website Chemiebank. Aan documentatie over een veilige opslag van gevaarlijke stoffen geen gebrek, maar een duidelijk overzicht was er tot op heden niet. Met de nieuwe presentatie hoopt Chemiebank dit waar te maken en te actualiseren. Chemiebank richtte zich in het verleden op de ontsluiting van informatie over stoffen en haar bluseigenschappen, nu vormt het een breed informatieplatform waar informatie over de opslag van gevaarlijke stoffen terug te vinden is. Zo treft de lezer links naar documentatie over de PGS15, SEVESO en BRZO, brandbestrijdingssystemen en van toepassing zijnde normen en kan er worden gezocht naar veiligheidsinformatiebladen. Tevens kan er in de online filmzaal worden gekeken naar interessante films over chemische ongevallen van onder andere de ‘Chemical board of safety’. Een deel van de informatie is afgeschermd en alleen toegankelijk voor de leden van de VNCW. Desondanks is er voldoende informatie terug te vinden over de opslag van gevaarlijke stoffen voor alle chemiebank leden. De structuur van de site is daarbij met opzet zo strak mogelijk gehouden. In de komende maanden zal het informatieplatform verder worden aangevuld. Bezoek de vernieuwde website Chemiebank.
2
Eis: 300.000 euro boete voor Afval Terminal Moerdijk (ATM) voor illegale opslag gevaarlijke stoffen. Justitie heeft woensdag driehonderdduizend euro boete geëist tegen Afval Terminal Moerdijk (ATM). Het bedrijf zou gevaarlijke stoffen illegaal hebben opgeslagen buiten het terrein. Tegen de directeur van ATM eiste de officier van justitie een werkstraf van tweehonderd uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Het Openbaar Ministerie (OM) verwijt het bedrijf en de directeur dat zij begin 2010 bijna 4,5 miljoen liter gevaarlijke afvalstoffen aan boord van twee binnenvaartschepen hebben geladen. Deze schepen dienden als tijdelijke opslag voor een mengsel van slib, olie en water. ATM deed dit omdat er op het terrein geen plek meer was. Valse documenten De schepen lagen vervolgens enkele weken aan kades in de omgeving van Rotterdam. Volgens het OM 'met alle risico's van dien'. Uit onderzoek blijkt dat ATM de illegale opslag buiten het eigen terrein probeerde te verhullen met valse documenten. Het bedrijf deed alsof de stoffen zouden worden getransporteerd naar een bedrijf in Farmsum. De officier van justitie laakte de houding van het bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen. "Men kent de gevaren en risico's als geen ander en zou beter moeten weten. Het handelen van ATM is ten koste gegaan van de veiligheid van werknemers en mens en milieu in de omgeving van het bedrijf", benadrukte de officier tijdens de zitting. Volgens de officier blijkt uit onderzoek dat de directeur leiding heeft gegeven aan de opslag buiten ATM en de valsheid in geschrifte. De voorwaardelijke gevangenisstraf ziet de officier dan ook als stok achter de deur om te voorkomen dat dit nog eens gebeurt. In 2007 werd ATM veroordeeld tot een boete van 160.000 euro, omdat het bedrijf eind jaren negentig verontreinigd afvalwater had geloosd waarin kankerverwekkende stoffen zaten. (bron: bndestem)
Opstelten: 'Buitengewoon adequaat gereageerd bij brand Shell Moerdijk'. Minister Ivo Opstelten (Veiligheid) vindt dat er „buitengewoon adequaat” is gereageerd op de explosies en grote brand bij Shell Moerdijk. Hij heeft dat woensdagmiddag gezegd na een bezoek aan Shell Moerdijk en een ontmoeting met burgemeester Jac Klijs. „De brandweer was snel ter plaatse. Omwonenden zijn snel geïnformeerd. Er is buitengewoon adequaat gereageerd. Moerdijk heeft in alle opzichten goed geopereerd. Het was een prima en professioneel optreden. Dat is mijn eerste oordeel, maar het is uiteraard nog te vroeg om conclusies te trekken.” De minister vertelde dat hij de indruk heeft dat er lessen zijn geleerd na de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk. Het allerbelangrijkste is volgens hem dat de twee lichtgewonden het goed maken en het ziekenhuis hebben kunnen verlaten. Het bezoek van de minister aan Moerdijk stond gepland omdat hij woensdagmiddag een boek kreeg overhandigd over de brand bij Chemie-Pack in 2011.
Breda herijkt rioleringsstelsel op veiligheid na treinongeval Wetteren. Om de schadelijke effecten van een nieuwe ramp met een goederentrein met giftige stoffen te beperken, gaat Breda het riool rondom het stationsgebied aanpassen. Daarbij worden afsluitkleppen geplaatst die op afstand bestuurbaar zijn en ervoor zorgen dat giftige stoffen zich niet verder verspreiden. De gemeente Breda volgt hiermee aanbevelingen op uit een verkennend onderzoek dat zij samen uitvoerde met waterschap Brabantse Delta en advies- en ingenieursbureau ARCADIS. Op 4 mei 2013 was er een groot ongeval met gevaarlijke stoffen in het Belgische Wetteren. Na ontsporing van een goederentrein met gevaarlijke stoffen stroomde de toxische lading van een ontspoorde goederenwagon gedeeltelijk via bluswater het riool in. In huizen in de omgeving werden vervolgens zulke hoge toxische waarden gemeten, dat vijfhonderd mensen voor langere tijd moesten worden geëvacueerd. Tientallen mensen belandden in het ziekenhuis. Er viel één dodelijk slachtoffer te betreuren, op een onverwachte plek, namelijk in zijn eigen huis en op hemelsbreed ongeveer 1600 meter afstand van de bron van het incident. Vermoedelijk is hij overleden nadat acrylnitril, omgezet in het giftige blauwzuurgas, via de riolering in zijn huis omhoog was gekomen. Het ongeval maakt pijnlijk duidelijk dat er nog veel verbeterd kan worden rondom de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen. De focus ligt van oudsher op het koelen van lpg-tankwagens met water om grote explosies te voorkomen. Het ongeval in Wetteren en eerder bij Chemie-Pack in Moerdijk tonen aan dat aan blussen/ koelen met water ook risico’s en nadelen kleven. Boven de grond kunnen de risico’s al goed beperkt worden vanuit de ruimtelijke ordening, maar de relatie met de ondergrond (het gebied onder de grond) is tot nu toe onderbelicht gebleven. De Gemeente Breda heeft naar aanleiding van de treinramp in Wetteren een verkennend onderzoek gedaan naar (bestaande en mogelijke) preventieve maatregelen: oplossingsrichtingen of concrete maatregelen die voorkomen dat bij een groot ongeval toxische stoffen via het riool de huizen bereiken. Breda is de eerste gemeente in Nederland die een dergelijke verkenning heeft laten uitvoeren. De gemeente heeft namelijk, net als veel andere steden, met veel van dergelijke treintransporten door de stad te maken. Daarnaast worden over de omliggende snelwegen ook gevaarlijke stoffen vervoerd. Er zijn ook enkele grote bedrijven in Breda die gevaarlijke stoffen opslaan of gebruiken. Het risico dat een toxische stof via het riool de huizen in komt, speelt vooral bij oude (gemengde) rioolsystemen. Daarin worden regenwater en afvalwater niet apart, maar via hetzelfde rioolsysteem afgevoerd. In veel steden ligt in de oudere delen nog gemengde riolering, zo ook in Breda. De verkenning heeft zich gericht op mogelijke maatregelen in de sfeer van isoleren of juist transporteren van een toxische stof. (bron: binnenlandsbestuur)
BLOOTSTELLINGSGEVAAR? http://www.blootstellingsrapportage.nl/
bron: bndestem
3
Staat van de Veiligheid: Sterke daling van ernstige overtredingen
Anlag International BV uit Ede neemt branchegenoot Benelux Milieu Beheer over. Anlag International BV in Ede, gespecialiseerd in het advies, het ontwerpen en leveren van opslagsystemen van (brand) gevaarlijke stoffen en bodembescherming, heeft per 1 mei 2014 branchegenoot Benelux Milieu Beheer uit Lopik overgenomen. Met deze overname verwacht Anlag International BV, een middelgrote speler op de Nederlandse markt, haar positie aanzienlijk te kunnen verstevigen. Want gezamenlijk zijn beide bedrijven in ons land marktleider op het gebied van de innovatie en ontwikkeling van opslagsystemen voor (brand) gevaarlijke stoffen. Elk met meer dan 25 jaar bedrijfservaring. Anlag International BV geniet vooral landelijke bekendheid als ontwerper en leverancier van de Anlag Milieu Units, bedoeld voor de veilige opslag van gevaarlijke stoffen volgens de PGS15. Als gevolg van deze overname wordt niet alleen het productassortiment van Anlag International aanzienlijk uitgebreid, maar ook haar gespecialiseerde advies en de bijbehorende juridisch-administratieve en technische dienstverlening. De overname past bij de ambitie van Anlag International BV om verder te groeien. Beide bedrijven beschouwen de samenvoeging, die overigens geen negatieve personele gevolgen heeft, als een waardevolle bundeling van hun activiteiten. Zij zien de toekomst, waarin alle bedrijfsactiviteiten worden geconcentreerd in Ede, dan ook met vertrouwen tegemoet. (www.anlag.nl)
Publicatie advies ‘Risico’s gewaardeerd, naar een transparant en adaptief risicobeleid’ Op 26 juni 2014 heeft de raad zijn advies ‘Risico’s gewaardeerd, naar een transparant en adaptief risicobeleid’ aangeboden aan minister Schultz en staatssecretaris Mansveld (IenM). Het advies werd samen met het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR): ‘Consistent maatwerk handreikingen voor dossieroverstijgend risico- en veiligheidsbeleid’ gepresenteerd en overhandigd aan staatssecretaris Mansveld. De raad adviseert in zijn advies rekennormen minder bepalend te laten zijn in het veiligheidsbeleid en meer recht te doen aan de afzonderlijke beschrijving van de kansen en de gevolgen die spelen bij risico’s. In de samenleving is er regelmatig discussie over risico’s en veiligheid. Dit speelt op nationaal en op lokaal niveau en op een groot aantal terreinen, van waterveiligheid tot luchtkwaliteit en van vervoer van gevaarlijke stoffen tot de toepassing van technologische innovaties als nanotechnologie. Er is behoefte aan een nieuw risicobeleid, met meer samenhang in de risicobeoordeling en –afweging. bron: rli
Bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen scoren steeds beter met veiligheid. Dit blijkt uit de ‘Staat van de Veiligheid’, een jaarlijks verslag van de inspecties. Staatssecretaris Mansveld heeft de rapportage aangeboden aan de Tweede Kamer. De Kamer krijgt met de Staat van de Veiligheid voor het eerst een integraal overzicht van de veiligheidssituatie bij bedrijven die vallen onder het Besluit Risico Zware Ongevallen (brzo). In deze rapportage over 2013 zijn de monitorgegevens meegenomen van ‘Veiligheid Voorop’, een gezamenlijk programma van brancheorganisaties ter verbetering van de veiligheid bij brzo-bedrijven. Veiligheid Voorop juicht het toe dat de rapportage voor het eerst het type overtredingen duidt in de categorieën licht, middel of zwaar. Hierdoor kan worden vastgesteld of de veiligheid van de omwonenden in gevaar is geweest. De nadere duiding van overtredingen kan brzo-bedrijven verder helpen bij het verbeteren van de veiligheidssituatie. Veiligheid Voorop ziet als belangrijkste conclusie van de Staat van de Veiligheid de sterke vermindering van het aantal geconstateerde ernstige overtredingen waarbij de veiligheid onmiddellijk in het geding is geweest. De inspectiediensten hebben in 2013 bij de ruim 400 brzo-bedrijven in 9 gevallen een dergelijke overtreding geconstateerd tegen 47 in 2012. In totaal hebben de inspectiediensten in 2013 circa 1100 overtredingen van veiligheidsregels vastgesteld tegen 900 in 2012. Er zijn in 2013 echter extra controles uitgevoerd met name op tankopslag. Nagenoeg alle 1100 overtredingen in 2013 vallen in de categorieën minder ernstige en lichte (veelal administratieve) overtredingen. De uitkomsten van de Staat van de Veiligheid duiden er op, dat de inspanningen van de brzo-bedrijven om de veiligheidssituatie steeds verder te verbeteren, vruchten afwerpt. Brzo-bedrijven die meedoen aan Veiligheid Voorop delen kennis en ervaring uit op het gebied van veiligheid en monitoren systematisch de veiligheidsprestaties. Zo gebruiken de tankopslagbedrijven een systeem om op uniforme wijze de veiligheidssituatie van tankterminals vast te stellen en te verbeteren. Brzo-bedrijven meten ook systematisch indicatoren zoals bijna-ongelukken en de veiligheid van kritische systemen en gebruiken die informatie indien nodig om de veiligheid te verbeteren. Uit monitoringsgegevens van Veiligheid Voorop blijkt dat de (petro)chemie bovenmatig scoort met het voorkomen van persoonlijke verzuimongevallen. Het gaat hierbij doorgaans om ongevallen zoals struikelen op de trap of snijwonden. De Nederlandse chemische industrie scoort met verzuimongevallen 2 tot 3 keer beter dan de (petro) chemiebedrijven elders in Europa. Veiligheid Voorop beschouwt de uitkomsten van de Staat van de Veiligheid als een stimulans om de ingeslagen weg voort te zetten en de aandacht ook te richten op de ‘zachte kant’: veiligheid is uiteindelijk een zaak van hearts & minds. Van belang is het versterken van de veiligheidscultuur door het tonen van leiderschap, elkaar aanspreken op veilig gedrag en aandacht voor de ketenpartners. Versterking van de veiligheidscultuur begint in de top van de bedrijven en vereist transparantie in communicatie met de werknemers en de omgeving. Veiligheid Voorop is een initiatief van VNO-NCW, de chemische industrie (VNCI), de petroleumindustrie (VNPI), de tankopslagbedrijven (VOTOB) en de handelaren in chemische producten (VHCP). Inmiddels hebben ook andere organisaties zich aangesloten, zoals de brancheorganisaties van onderhoudsorganisaties (VOMI, NVDO en Profion) en van verf- en drukinktbedrijven (VVVF).
RID overeenkomst 4/2014 door Duitsland geinitieerd. Duitsland heeft de multilaterale RID-overeenkomst 4/2014 geïnitieerd, betreffende het vervoer van UN 1361 (Kool of Roet) of UN 3088 (voor zelfverhitting vatbare organische vaste stof, N.E.G.). Door deze M-overeenkomst wordt het toegestaan deze stoffen onder bepaalde voorwaarden te vervoeren in een open wagon of container. De multilaterale overeenkomst onder sectie 1.5.1 van het RID zal van kracht zijn tot en met 31 december 2014.
Strengere veiligheidsregels rangeerterreinen Nederland’
voor
´Extra maatregelen tegen overlast goederentreinen in WestBrabant niet de moeite waard´ Staatssecretaris Mansveld van infrastructuur vindt het niet nodig om extra maatregelen te nemen tegen de overlast van het groeiende goederenverkeer over het spoor in WestBrabant. Dat antwoordt ze op vragen van D66 en de SP. D66 vreest dat onder meer inwoners van de Oudenbosch veel last krijgen van spoorwegovergangen die straks vaker gesloten zijn. Ook zouden er meer gevaarlijke stoffen over het spoor vervoerd worden. Risico's aanvaardbaar Volgens staatssecretaris Mansveld rijden er in 2020 per etmaal hooguit 33 goederentreinen door Oudenbosch. Verwacht wordt dat de overwegen op het traject niet 'een te groot gedeelte van de dag' gesloten zullen zijn. Mansveld vindt bovendien dat de risico's van het goederenvervoer door Oudenbosch binnen de perken blijven. Geen rechtstreekse spoorverbinding De SP wil dat de staatssecretaris nog eens kijkt naar de aanleg van een rechtstreekse spoorverbinding tussen Vlissingen en Antwerpen. De goederentreinen die met gevaarlijke stoffen naar Antwerpen rijden, zouden dan niet meer onnodig door de gemeenten Roosendaal, Halderberge en Moerdijk hoeven. Nu doen ze dat nog wel om in Dordrecht van rijrichting en locomotief te kunnen wisselen. Staatssecretaris Mansveld zegt dat er jaarlijks hooguit 35 treinen met brandbare gassen vanuit Zeeland via West-Brabant naar Antwerpen gaan. Ze vind het niet de moeite waard om daarvoor een nieuwe spoorverbinding aan te leggen. bron: bndestem
'Kunstmest' uit dierlijke mest stap dichterbij Kunstmest uit dierlijke mest komt een stap dichterbij. Tijdens de officiële start van het Bioeconomy Innovation Cluster Oost Nederland reikte gedeputeerde Annemieke Traag van de provincie Gelderland op 26 juni een cheque uit van 235.000 euro subsidie aan Wilba-techniek, loon- en vergistingsbedrijf Groot Zevert BV en Alterra Wageningen UR voor de bouw van een innovatieve proefinstallatie voor de verwerking van mest. In de te bouwen installatie zullen fosfaten worden teruggewonnen uit dierlijke mest.
Spoorbeheerders volgens OM schuldig aan Kijfhoekbrand. Spoorwegbeheerder ProRail en exploitant Keyrail zijn volgens het Openbaar Ministerie schuldig aan de grote brand op rangeerterrein Kijfhoek. Dat was op 14 januari 2011. Dinsdagochtend diende in Rotterdam een eerste rechtszaak tegen ProRail en Keyrail. Ze zouden hebben gehandeld in strijd met de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen en de milieuvergunning. Op diverse punten ging het mis. Op het rangeerterrein tussen Zwijndrecht en Barendrecht mogen wagons bij het koppelen een snelheid hebben van maximaal 6 km per uur. Op de bewuste vrijdagavond in 2011 was de snelheid vier keer zo hoog. Daardoor botsten wagons te hard op elkaar en brak de brand uit. In de tenlastelegging van het Openbaar Ministerie staat verder dat op het spoor waar het misging 24 wagons stonden. Daarvan waren er twintig gevuld met ethanol (waarvan er eentje de hele avond en nacht brandde) en twee met zwavelkoolstof. Twee lege wagons waren niet gereinigd en bevatten nog chemische resten en dampen. De wagons stonden volgens het OM op Kijfhoek zonder dat de vereiste veiligheidsregels in acht waren genomen. Er werd bovendien geheuveld (een vorm van rangeren), terwijl er een storing was in het begeleidend computersysteem. Het systeem gaf wel waarschuwingsmeldingen, maar daar werd niet volgens de voorschriften op gereageerd. Een rangeermedewerker drukte op het terrein op een bepaald moment een noodknop in. Maar niemand wist wat er aan de hand was en wat er gedaan moest worden, omdat er geen duidelijk protocol was voor het gebruik van de knop en eventuele vervolgacties. Ondanks deze signalen kreeg de machinist van de locomotief die de wagons van de rangeerheuvel duwde géén signaal om te stoppen. Ook verzuimde de verkeersleiding op Kijfhoek om na het uitbreken van de brand onmiddellijk de noodzakelijke maatregelen te treffen. Zo werd verzuimd om 20 wagons die geladen waren met LPG en stikstof van een naastgelegen spoor weg te halen. De wagons werden daardoor urenlang aangestraald door de hitte van de brand. De brandweer van Zwijndrecht werd ook niet goed geïnformeerd. Het informatiesysteem op Kijfhoek was niet in orde. Wagenlijsten, waarop staat waar wagons zijn en wat er in zit, klopten daardoor niet. Bovendien werden de lijsten te laat en in sommige gevallen helemaal niet verstrekt aan de brandweer. Ook kon de brandweer blusputten niet vinden. De putten met aansluitingen voor bluswaterslangen waren in strijd met de vergunning niet goed gemarkeerd en afgedekt met platen. Op grond van al deze zaken, zijn ProRail en Keyrail door het OM voor de rechter gedaagd. Een strafeis zal er dinsdag niet komen. Er is sprake van een regiezitting, waarin wordt afgesproken hoe de rechtszaak de komende maanden gaat verlopen. Inhoudelijke behandeling van de zaak volgt pas eind dit jaar. Veel van de fouten en tekortkomingen die in de tenlastelegging staan, zijn inmiddels verholpen. De partijen hebben nieuwe veiligheidsmaatregelen vastgelegd in afspraken en protocollen. Vooral de gemeente Zwijndrecht, die grenst aan Kijfhoek, heeft daar steeds op aangedrongen. Zo gelden inmiddels afspraken dat wagons met gevaarlijke stoffen op goed bereikbare plekken staan en de brandweer altijd snel te weten komt wat er precies in die wagons zit. De brand in de ethanol-wagon brak uit op vrijdagavond 14 januari 2011 en duurde tot zaterdagochtend vroeg. De spoorweg en de nabijgelegen rijksweg A16 werden afgesloten, woningen in de nabijheid werden ontruimd en de brand hield de hele Zwijndrechtse Waard urenlang in spanning.
5
UN-vergadering goederen
transport
gevaarlijke Ministerie belegt bepaalde VGS-taken bij RIVM
Afgelopen week vergaderde het 'sub-committee of experts on the transport of dangerous goods' van de Verenigide Naties in Genève. Op de site van de UNECE staat de agenda voor deze 45ste vergadering van het comité (zie de documenten ST/SG/ AC.10/C.3/89/Add.1 en ST/SG/AC.10/C.3/89). Agendapunten zijn o.a.: explosieve stoffen; harmonisatie van het transport gevaarlijke goederen met de Model Regulations; Indeling en verpakking; elektrische opslagsystemen; transport van gassen; diverse voorstellen voor amendementen; 'electronic data interchange' (elektronisch berichtverkeer over lading); samenwerking met het Internationaal Atoomenergieagentschap; leidende principes voor de Model Regulations; zaken gerelateerd aan het GHS (wereldwijd systeem voor indeling en etikettering van chemische stoffen). http://www.unece.org/trans/main/dgdb/dgsubc3/c3age.html Rekenmodel weegt schaalvergroting
logistieke
besparing
af
tegen
Kleine chemische fabrieken in containers kúnnen economisch aantrekkelijker zijn dan grootschalige bulkchemie. Vooral wanneer je zo een complete productieketen op één locatie kunt neerzetten, blijkt uit onderzoek onder leiding van de TU Delft.Het gaat lijnrecht in tegen het hardnekkige procestechnologische dogma dat schaalvergroting altijd voordeel oplevert. Projectleider Telli van der Lei, universitair docent Strategic Engineering Asset Management in Delft, geeft toe dat de productie in één zo’n losse container duurder is dan in een grote fabriek. Maar daar staat tegenover dat je tussenproducten rechtstreeks van de ene naar de andere container kunt pompen. Terwijl je ze anders vervoersklaar moet maken, inpakken en transporteren naar de volgende speler in de keten, die soms in een ander werelddeel zit. Het ISPT-project Economy of Chain, waaraan naast de TU onder meer ook DSM, ingenieursbureau Tebodin en de Rotterdam School of Management meewerkten, heeft het eerste rekenmodel opgeleverd dat de mogelijkheden doorrekent voor een wereldwijde toeleverketen, waarbij ook factoren als marktdynamiek, concurrentie en onderlinge samenwerking worden meegenomen. Daar komt dus uit dat die containers inderdaad voordeliger kunnen uitpakken. “Met name als je in een reeds bestaande waardeketen de fabrieken bij elkaar gaat zetten”, verduidelijkt Van der Lei. “Denk bijvoorbeeld aan een keten van grondstoffen via monomeer en polymeer tot eindproduct.” Bijkomend voordeel van die containers is dat ze verplaatsbaar zijn: “Je bent snel bij de markt die je wilt bedienen, en ook even snel weer weg.” Dergelijke minifabrieken zijn nu nog zeldzaam, maar voor een paar toepassingen bestaan ze al. Een recent voorbeeld is de installatie van het Amerikaanse leger, die op een scheepsdek in de Middellandse Zee de Syrische gifgasvoorraad vernietigt. Van der Lei ziet al een commerciële variant opdoemen: “Je laadt je grondstoffen in een schip, zet de containers aan dek en tegen de tijd dat je in China arriveert heb je je product klaar.” bron: c2w
Enige tijd geleden was de Commissie Transport Gevaarlijke Goederen (CTGG) ter ore gekomen dat het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) voornemens is het taakveld 'Vervoer Gevaarlijke Stoffen' over te hevelen naar het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Eind maart heeft de CTGG daarom een brief gestuurd naar minister Schultz van Haegen, om haar zorgen te uiten over deze plannen. Inmiddels heeft het ministerie schriftelijk geantwoord. (bron: Gevaarlijke Lading)
In ontwikkeling: NEN 3656 Zeeleidingen Tussen land- en zeeleidingen in relatie tot wetgeving, constructie en beheer bestaan grote verschillen. NEN 3650:2012 serie kan daarom niet altijd worden toegepast op Zeeleidingen. Om deze reden heeft de Normcommissie Transportleidingen besloten tot de ontwikkeling van een apart deel voor Zeeleidingen. Een nieuwe werkgroep van de normcommissie heeft de ontwikkeling ter hand genomen onder voorzitterschap van NOGEPA. NEN 3656 ‘Eisen voor stalen buisleidingsystemen op zee ‘ is geënt op de Nederlandse situatie en zal o.a. door de wetgever worden gebruikt t.b.v. haar vergunningenbeleid en handhaving. NEN 3656 geeft minimum eisen die met betrekking tot veiligheidsaspecten voor mens, milieu en goederen aan het ontwerp, de aanleg, het in gebruik nemen, de bedrijfsvoering en de bedrijfsbeëindiging van buisleidingsystemen voor het vervoer van stoffen ter zee. De norm is van toepassing op Groep I buisleidingsystemen, bedoeld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en tot productiewaterleidingen in de olieen gaswinning. Het normontwerp zal na de zomer de commentaarronde in gaan. Schaalvergroting krijgt concurrentie van ketenintegratie De chemische industrie werkt traditioneel volgens het economies of scale-model (kostenbesparing door schaalvergroting). Andere bedrijfsmodellen zijn echter helemaal niet zo gek nu er fabrieken ter grootte van een scheepscontainer bestaan. Een van deze modellen is het economy of chain-model: kostenbesparing door ketenintegratie. Bij ketenintegratie plaatsen partners in de toeleveringsketen hun fabrieken op hetzelfde terrein en werken ze samen in een lokaal productienetwerk om grondstoffen direct om te zetten in eindproducten. Daardoor wordt bespaard op interne transportkosten en operaties die geen waarde toevoegen. Een nadeel is alleen dat de voordelen van schaalvergroting, die traditionele grote fabrieken wel bieden, wegvallen. De vraag is nu: hoe concurrerend zijn deze lokale containerproductienetwerken in de chemische industrie? Dat heeft het ISPT (Institute for Sustainable Process Technology)-project Economy of Chain onderzocht. Het project was een samenwerking van DSM, Tebodin, TRI-VIZOR, de stichting Dutch Institute World Class Maintenance, de Rotterdam School of Management, BearingPoint en de TU Delft (projectleider). Met een kosten-batenanalyse is dit nieuwe, complexe en multidisciplinaire concept gekwantificeerd. De uitkomst: flexibele samenwerking in het toeleveringsnetwerk is de volgende stap in de modularisatie en heeft de toekomst. Vervolg op rechts ->
6
In heel Europa chemisch vervuild.
zijn
rivieren
ernstig Rijk, zeehavens en slaan handen ineen
Bijna de helft van de waterlopen in Europa zijn bedreigd door vervuilende chemicaliën zoals gewasbeschermingsmiddelen en PAK’s. Een team van Duitse, Franse en Zwitserse onderzoekers baseerde zich op gegevens afkomstig van de nationale milieudiensten. Hun bevindingen zijn gepubliceerd in de Proceedings of the National Academy of Sciences. Nu wordt pas duidelijk hoe wijdverspreid de vervuiling is in Europa. In het noorden van Europa, waar de meeste industrie zich situeert, vertonen waterlopen een hoger risico op chemische vervuiling dan in het zuiden. Van de 223 onderzochte stoffen in de 4.000 sites komt het grootste risico voor de ecosystemen in de waterlopen van onder meer pesticiden, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), brandvertragers op basis van broom en van tributyltin, een stof die 40 jaar lang toegevoegd werd aan de verf die gebruikt werd voor scheepsrompen. De onderzoekers beklemtonen dat de studie wellicht de reële risico's onderschat, wegens de beperkingen van de controleprogramma's van de verschillende overheden. "De meerderheid van de waterlopen en rivieren zijn ecologisch aangetast of bedreigd met een zeer groot verlies aan biodiversiteit", waarschuwen de onderzoekers. In 14 procent van de gecontroleerde sites zijn de aangetroffen chemische stoffen fataal gebleken voor de verschillende organismen in de rivieren en waterlopen. In 42 procent van de onderzochte sites veroorzaakten ze chronische schadelijke effecten bij vissen, ongewervelden en algen. De chemische vervuiling is naar verluidt "een grootschalig milieuprobleem dat een verregaande, holistische aanpak vergt om ecosystemen weer gezond te maken". De studie pleit dan ook voor uitgebreide milieubeschermingsmaatregelen om de vervuiling zo veel mogelijk te beperken (bron: vilt.be)
Eerste overslagactiviteiten op Tweede Maasvlakte Voor het eerst zijn op de Tweede Maasvlakte commerciële goederen overgeslagen. Het voorbije weekend sloeg de ‘Blue Marlin’ olieproducten over naar de ‘Chemtrans Sea’. De speciaal hiertoe ingerichte ligplaatsen zijn meer beschut dan op zee. Hierdoor kan er sneller, bedrijfszekerder en veiliger worden gewerkt. De overslagfaciliteiten bij de Tweede Maasvlakte zijn een aanvulling op de al bestaande boordboordlocaties in de haven. Er kunnen zowel brandstoffen en andere vloeibare lading, als droge goederen zoals kolen en granen aan de palen worden overgeslagen. Daarnaast zijn het ‘places of refuge’, waar schepen in nood terecht kunnen. Het Havenbedrijf Rotterdam verwacht dat eind dit jaar de eerste containers op de Tweede Maasvlakte zullen worden overgeslagen, wanneer de terminals in bedrijf zijn genomen. bron: Europoortkringen Vervolg van links ...Omdat in een kosten-batenanalyse sommige aspecten, zoals marktdynamiek, concurrentie en samenwerking tussen partners in de toeleveringsketen, niet kunnen worden meegewogen, is binnen het project een agentbased model ontwikkeld. Hiermee kan de marktdynamiek van een realistische productieketen worden nagebootst. In een vervolgproject werkt een aantal van de partners nu opnieuw samen om het agent-based model te verfijnen. Het doel van dit vervolg is om meer inzicht te krijgen in de waardefactoren in economies of chain, en de manier waarop kosten kunnen worden bespaard door ketenintegratie. En wellicht wordt daardoor de overgang mogelijk naar een decentrale en flexibele samenwerking binnen de toeleveringsketen.
havenbedrijfsleven
Minister Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu), de vijf Nederlandse zeehavens, het zeehavenbedrijfsleven en het Topteam Logistiek hebben vandaag een gezamenlijk werkprogramma getekend met daarin de prioriteiten voor de Nederlandse zeehavens tot eind 2016. Met 10 concrete acties voor het Rijk en 10 acties voor zeehavens en bedrijfsleven willen de partijen de positie van de Nederlandse zeehavens versterken. Het bedrijfsleven in de zeehavens ziet zich geconfronteerd met een aantal grote uitdagingen. De keuze van verladers en investeerders voor de Nederlandse zeehavens is niet meer vanzelfsprekend. De slag om de lading is hevig en de gevolgen van de economische dip zijn goed voelbaar. In Noordwest-Europa dreigt overcapaciteit in de raffinagesector en bij containerterminals. Zeehavens in buurlanden ontvangen daarnaast staatssteun, waardoor de concurrentiepositie van de Nederlandse havens onder druk staat. Het is voor het eerst dat Rijk, zeehavens en bedrijfsleven een gemeenschappelijk werkprogramma presenteren. Het actieprogramma besteedt aandacht aan zes thema's: 1) de zeehavens en Europa, 2) bereikbaarheid en logistiek, 3) ondernemerschap en arbeidsmarkt, 4) duurzaamheid en innovatie, 5) zeehavens en hun omgeving en 6) havensamenwerking en de borging van publieke belangen. Binnen elk van deze thema's zijn acties afgesproken om de zeehavens en het bedrijfsleven de komende twee jaren te versterken. Het werkprogramma komt bovenop de lopende investeringen in infrastructuur en de activiteiten van de topsectoren. Minister Schultz noemt het een bijzonder moment in de maritieme geschiedenis. “Onze zeehavens ondervinden stevige concurrentie en dat vraagt om een krachtig antwoord. Niet in de vorm van een Rijksvisie, maar een pragmatische aanpak: hoe kan het Rijk helpen? Willen we onze huidige positie behouden, dan moeten we gezamenlijk aan de slag. Met dit werkprogramma.” Voor de ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken gaat het om concrete ondersteuning. Het Rijk zet zich onder meer in om de staatssteun in de buurhavens Antwerpen en Hamburg te verminderen. Ook zal het Rijk een maritiem loket instellen voor het aanvragen van Europees geld, de regeldruk verminderen rond invoer en achterlandvervoer van zeevracht en maatregelen nemen om de groei van het spoorgoederenvervoer in goede banen te leiden. Ook zal het Rijk onder meer onderzoeken welke knelpunten er zijn in de aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt op de behoeften in de zeehavens, wat de verschillen zijn in de inspectie- en toezichtskosten tussen Nederlandse, Belgische en Duitse havens en hoe de publieke belangen in de Nederlandse zeehavens beter kunnen worden geborgd.
Vragen Besluit externe veiligheid VGS beantwoord In een brief aan de Tweede Kamer heeft staatssecretaris Mansveld (I&M) vragen beantwoord uit het aanvullend Schriftelijk overleg Besluit externe veiligheid in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes. Dit besluit is op 29 november 2013 in hetStaatsblad gepubliceerd (Stb. 2013, 465). Lees hier: http://tinyurl.com/n8wx892
7
Nieuwe ketenpartners in bio-economie moeten bouwen aan vertrouwen Om de bio-economie tot een succes te maken zijn nieuwe waardenketens nodig waarin boeren, chemici, energiebedrijven en andere partners nauw met elkaar samenwerken. Dat zij vaak verschillende verwachtingen hebben is een mogelijke barrière voor de bio-economie. Kennismakelaars kunnen een rol spelen bij het tot stand brengen en soepel laten functioneren van de nieuwe waardenketens. Dit stellen dr. Lotte Asveld en dr. Jurgen Ganzevles op grond van onderzoek in het NWO-programma Maatschappelijk verantwoord innoveren waarin ze intensief samenwerkten met bedrijven en NGO's. Het onderzoek is uitgevoerd onder leiding van prof. dr. Patricia Osseweijer en wordt binnenkort gepresenteerd. In een bio-economie is biomassa een grondstof voor een reeks van producten: geneesmiddelen, voeding, chemische materialen, transportbrandstoffen en energie. Techniekfilosoof dr. Lotte Asveld (Technische Universiteit Delft) en technieksocioloog dr. Jurgen Ganzevles (Radboud Universiteit Nijmegen) onderzochten welke sociale hindernissen er voor de transitie naar een bio-economie te verwachten zijn en hoe deze kunnen worden overwonnen. Daarbij werkten ze nauw samen met belanghebbenden in de nieuwe bio-economie, onder wie vertegenwoordigers van Eneco, DSM, Stichting Natuur & Milieu, de Rabobank, afvalverwerker Van Gansewinkel, consultants en een provincie. Deze partners gaven richting aan het onderzoek, fungeerden als klankbord en droegen pionierprojecten aan, die door de onderzoekers uitgebreid werden geanalyseerd. Rondom een varkensflat, een biogasfabriek en toepassing van synthetische biologie brachten zij aan de hand van interviews en media- en literatuuronderzoek in kaart wat er goed ging, waar men tegenaan liep en welke argumenten een rol speelden in de maatschappelijke discussie. Het ontstaan van de bio-economie zal naar verwachting een grote impact hebben op de landbouw. Van (hoofdzakelijk) voedselproducent verandert de boer in een veel breder opererende ondernemer. Omdat biomassa zoals mest, koolzaad, gras of algen vaak nat is en zich dus lastig over grote afstanden laat vervoeren, is het economisch aantrekkelijk om productie en verwerking bij elkaar te brengen. Verwerkingsinstallaties zullen dus in de buurt van of zelfs op het boerenerf worden gebouwd. Tot op zekere hoogte zouden de chemische, agrarische en energiesector zelfs met elkaar kunnen integreren. Om de bioeconomie efficiënt en rendabel te maken zal technologie een steeds grotere rol spelen. Deze ontwikkelingen luiden een nieuwe fase in de industrialisering van de landbouw in, die zich nu al aftekent in de vorm van biogasinstallaties op het boerenerf en waarvan aannemelijk is dat zij steeds verder zal doorzetten. Om de bio-economie tot een succes te maken, is verregaande samenwerking nodig tussen bijvoorbeeld boeren, bosbouwers en chemici: nieuwe partners en vreemden voor elkaar, met uiteenlopende perspectieven. Zo verschillen ze in hun verwachtingen over de kwaliteit van biomassa of moeten ze wennen aan een nieuwe rol. Boeren aanvaarden dat biomassa grillig van samenstelling is, want een natuurlijk product. Chemici eisen juist een constante kwaliteit; die is nodig voor het industriële proces. Bosbouwers zijn gewend snoeihout als afval te zien, waarvan het niet uitmaakt als het vermengd is met stenen of kluiten aarde. Voor de verwerkers is snoeihout echter een grondstof, waarvan de zuiverheid wel degelijk van belang is. Het komt erop aan verschillen in verwachtingen, behoeften en interpretaties expliciet te maken, maar ook de gedeelde belangen te benadrukken, stellen de onderzoekers. Alleen zo kan een waardeketen ontstaan waarin de partners elkaar vertrouwen en effectief kunnen samenwerken. Kennismakelaars of gedragscodes kunnen hierbij een rol spelen. (lees-> verder)
Ook met de samenleving in brede zin zal de bio-economie die aan het ontstaan is een gezonde verhouding moeten opbouwen. Verdere industrialisering van het landelijk gebied botst met beelden van burgers, die juist de relatieve ongereptheid van het agrarisch landschap waardevol vinden. Toepassing van genetische technologie of synthetische biologie wordt in een industriële setting wel geaccepteerd, maar stuit in een open omgeving op bezwaren van de milieubeweging. De onderzoekers destilleren een reeks van aanbevelingen om deze problemen te ondervangen: garandeer veiligheid, reduceer overlast, betrek omwonenden bij de verandering, ontwerp installaties zo dat ze passen in het landschap, houd ze kleinschalig en stel het gemeenschappelijk doel centraal: vervangen van schadelijke fossiele brandstoffen door duurzame biomassa en het sluiten van de waardeketen door alles uit de natuur te halen wat zij te bieden heeft. Wat betreft de discussie over biotechnologie stellen de onderzoekers voor de nadruk te verleggen van ecologische risico's naar economische onrechtvaardigheid, omdat juist die op dit moment de meeste weerstand oproept. Zo zou de monopoliepositie van de gewasproducenten moeten worden herzien. Een dialoog tussen bedrijven en milieubeweging lijkt steeds beter mogelijk, aldus de onderzoekers. Het is opvallend dat bedrijven concepten die ooit door de milieubeweging zijn gemunt in hun eigen jargon hebben opgenomen. Het project KINESIS, uitgevoerd onder leiding van prof. dr. Patricia Osseweijer, maakt onderdeel uit van een breder opgezet onderzoeksproject voor het NWO-programma Maatschappelijk verantwoord innoveren: Towards a bio-based future: joining forces to maximize conditions of success for the transition towards a more natural and sustainable global food chain. Dit project, uitgevoerd onder leiding van prof. dr. Hub Zwart (Radboud Universiteit Nijmegen), loopt nog door tot januari 2015. Bron: NWO
Ga Voor het aanvragen van een WABO vergunning naar de WABO specialist HTTP://WWW.OMGEVINGSVERGUNNINGAANVRAGEN.NL/
Fosfaaterts op de lijst Critical Raw Materials geplaatst De Europese Commissie heeft op 27 mei de gereviseerde versie van de lijst met schaarse grondstoffen (critical raw materials) gepresenteerd. Van de 20 grondstoffen op de lijst, zijn er 6 nieuwe grondstoffen toegevoegd aan de lijst, fosfaaterts is één van deze nieuwe schaarse grondstoffen. De andere nieuwe grondstoffen die op de lijst verschenen zijn: borates, chromium, coking coals, magnesite en silicon metal. De volledige lijst is via deze link te vinden. Grondstoffen kunnen als schaars benoemd worden, wanneer het leveringsrisico als hoog wordt gekenmerkt. Dit is vooral te wijten aan het feit dat een groot deel van de wereldwijde productie geconcentreerd is in enkele landen. Daarnaast wordt deze risicofactor vaak nog vergroot door lage substitueerbaarheid en lage recyclingpercentages. In het geval van fosfaaterts, wordt het merendeel van het fosfaaterts in Europa geïmporteerd uit Marokko / Westelijke Sahara met een groeiende druk op de mijnbouwactiviteiten door wereldwijde bevolkingsgroei en verbeterd welzijn. Ook is fosfaat niet te vervangen door een andere grondstof. De lijst met schaarse grondstoffen moet helpen met het stimuleren van de Europese productie van schaarse grondstoffen en facilitering bij het lanceren van nieuwe mijn- en recycling activiteiten. Daarnaast wordt deze lijst gebruikt door de Europese Commissie voor het zetten van prioriteiten en te ondernemen activiteiten. Het benoemen van fosfaaterts als schaarse grondstof gaat naar verwachting sterk bijdragen in het legaliseren en harmoniseren van Europese wet- en regelgeving voor het gebruik van secundaire meststoffen zoals struviet en fosfaat-as. bron: nutrientplatform.org
NEN coördineert Europees project rondom certificatie veiligheidsproducten Op 1 april jl. is het Europese project CRISP van start gegaan. CRISP (voluit: Evaluation and certification schemes for security products – Capability project) is een project binnen het zevende kaderprogramma van de Europese Commissie voor het ontwikkelen van een Europees certificatiesysteem voor veiligheidsproducten. In december organiseert NEN een stakeholdersworkshop om belanghebbenden te informeren en de behoefte aan een dergelijk certificatiesysteem te peilen. CRISP heeft een looptijd van drie jaar en wordt uitgevoerd door een consortium van 7 partners, waaronder universiteiten en onderzoeksinstituten. NEN is coördinator van dit project en heeft ook een belangrijke rol in het betrekken en raadplegen van stakeholders en de verspreiding van de projectresultaten. Daarnaast levert NEN veel input voor de beantwoording van vragen rondom het gebruik van normen voor certificatie. Momenteel wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een woordenlijst en de bijbehorende taxonomie. Ook wordt onderzocht wat de huidige status is van certificatie van veiligheidsproducten in Europa. In december as. wordt een grote stakeholderworkshop georganiseerd om belanghebbende partijen te informeren over CRISP en om de behoefte aan certificatie van veiligheidsproducten te peilen. Belanghebbenden kunnen via onderstaand mailadres aangeven of ze interesse hebben en op de hoogte gehouden willen worden van de ontwikkelingen. Lees meer over het CRISP-project op www.crispproject.eu. Voor inhoudelijke informatie over dit project: Jolien van Zetten, consultant Milieu en Maatschappij telefoon (015) 2 690 298 of e -mail
[email protected].
Europese subsidie chemicaliën.
stimuleert
veiliger
onderzoek
Onderzoekers van Maastricht UMC+ gaan uitgebreider onderzoek doen naar de effecten van chemicaliën op het menselijk lichaam door gebruik te maken van voorspellende databases. De Maastrichtse wetenschappers van de vakgroep Toxicogenomics willen onder andere de schadelijke werking van nieuwe chemische stoffen op verschillende plaatsen in het lichaam testen, waaronder gevoeligheid op de huid, schadelijkheid voor de lever en de nieren, potentie tot kankerverwekking en het effect op voortplanting. En dat zonder het gebruik van proefdieren. Om het onderzoek te stimuleren is een Europese subsidie van bijna 2,5 ton beschikbaar gesteld door CEFIC (European Chemical Industry Council). In het zogenoemde DECO-project (Data-integration for Endpoints, Cheminformatics and Omics) is al een schat aan informatie vergaard over de toxische werking van diverse chemische stoffen op de lever. Al die gegevens zijn opgeslagen in een database. “Die informatie willen wij verder gaan uitbreiden en versterken,” zegt projectleider dr. Danyel Jennen. “Uiteindelijk is het ultieme doel om een betere voorspelling mogelijk te maken van de effecten van nieuwe chemische stoffen op een manier dat er zo min mogelijk geld en proefdieronderzoek voor nodig is.” Om dat doel te bereiken wordt het concept van ‘read across’ (het groeperen van chemicaliën) toegepast. ‘Read across’ is een methode om de potentiële schadelijkheid van een chemische stof te voorspellen op basis van overeenkomstigheid. Dat wil zeggen dat stoffen waarvan nog weinig tot niets bekend is worden vergeleken met chemicaliën, waarvan wel uitgebreide kennis beschikbaar is en die qua structuur veel op elkaar lijken. Tot op heden hebben de onderzoekers een database aangelegd om de schadelijke werking op de lever te voorspellen. Jennen: “Nu willen we dat verder uitbreiden, zodat we ook een betere voorspelling kunnen doen van de schadelijke werking op bijvoorbeeld de nieren en de huid. Uiteindelijk leidt dat tot een betere groepering van chemicaliën en tot veel efficiëntere voorspellingen.” Maastricht UMC+ voert het onderzoek uit in samenwerking met TNO, het Duitse chemieconcern BASF en het Amerikaanse chemieconcern DuPont. Meer informatie is te vinden op de website van CEFIC.
Fusie pvc-makers weegt op winst Solvay De oprichting van een gemeenschappelijk pvc-productiebedrijf door de Belgische chemiegroep Solvay en de Zwitserse branchegenoot Ineos drukt op de winst van de Belgische onderneming in het tweede kwartaal. Dat maakte Solvay donderdag bekend. De transactie leidt tot een ,,boekhoudkundige waardevermindering'' van circa 420 miljoen euro, die wordt verrekend met de nettowinst van Solvay in het tweede kwartaal van dit jaar. Het gaat daarbij onder meer om een afschrijving van 142 miljoen euro, een uitgestelde afschrijvingslast van 60 miljoen euro en belastingen en andere kosten van in totaal 70 miljoen euro. De fusie wordt naar verwachting eind dit jaar afgerond. Voor die tijd moeten de desinvesteringen worden gedaan die de Europese Commissie vorige maand als voorwaarde voor de fusie heeft gesteld. De bedrijven zeiden verder de afspraken rond de fusie te hebben vereenvoudigd. Solvay krijgt een voorafbetaling van 175 miljoen euro bij de oprichting van het nieuwe bedrijf dat de naam Inovyn krijgt. Het bedrijf draagt bezittingen ter waarde van 250 miljoen aan de joint venture bij. Na drie jaar stapt Solvay uit de samenwerking en ontvangt daarbij een ,,streefwaarde'' van 250 miljoen euro. (RTL Z / ANP)
Eerste paal geslagen voor pyrolyse-oliefabriek Empyro Op de AkzoNobel-site in Hengelo is eind mei de eerste paal geslagen voor Empyro, ‘s werelds eerste pyrolyse-oliefabriek. De fabriek, afkomstig uit de koker van BTG-BTL, kost 19 miljoen euro en moet aan het einde van dit jaar klaar zijn. Eenmaal in bedrijf kan Empyro 20 miljoen liter groene pyrolyse-olie per jaar produceren op basis van afvalhout. Deze hoeveelheid vervangt 12 miljoen kubieke meter gas, goed voor de consumptie van achtduizend huishoudens. Dit betekent een besparing van 20 duizend ton CO2 per jaar. Bovendien zorgt de fabriek voor werkgelegenheid: omgerekend één jaar voor honderd personen. Gerhard Muggen, managing director BTG Bioliquids BV, is telefonisch zeer tevreden over de start van de bouw. “Empyro moet laten zien dat het concept succesvol is. Het is een hell of a job, maar ik ben heel blij en trots dat het gelukt is.” Hij legt uit dat pyrolyse-olie voor 90 procent duurzaam is. “Die overige 10 procent verlies je door het transport van biomassa en het verlies van hitte via de schoorsteen.” Empyro staat op een gepacht stuk land van AkzoNobel in Hengelo en gaat via restwarmte de komende twaalf jaar circa 5 procent van de vraag naar stoom leveren die de chemiereus heeft. Voor AkzoNobel biedt dit namelijk mogelijkheden om zijn processen te verduurzamen. De eerste afnemer van de pyrolyseolie is Friesland Campina in Burcolo. Deze melkfabrikant verstookt de olie in zijn ketels om 15 procent van zijn stoomgebruik duurzaam te realiseren. Door inzet van de pyrolyse-olie hoeft Friesland Campina minder aardgas te verstoken, wat minder CO2-uitstoot betekent. Animo genoeg dus, en zelfs zoveel dat Empyro een andere geïnteresseerde nog niet kan bedienen: de Universiteit Twente, die de olie wil inzetten voor het produceren van warmte en elektriciteit. Maar ook daar ziet Muggen het voordeel van in. “De Universiteit Twente is een launching customer van een eventuele tweede fabriek. Dat is belangrijk, want bij dit soort projecten is niet het verkrijgen van biomassa het probleem, maar het vinden van toepassingen voor de olie.” De belangrijkste partij voor de bouw van Empyro is Zeton, een bouwer van pilotplants uit Enschede, dat de helft van de fabriek offsite bouwt en dan naar Hengelo verplaatst. De fabriek is namelijk modulair: twintig bouwblokken worden in vijf weken als legosteentjes in elkaar gezet. De andere helft is op locatie geproduceerd, maar op termijn hoopt Muggen dit zelfs op te krikken naar 60 à 70 procent. In complete lokale productie gelooft hij niettemin niet. “De kwaliteit die Zeton levert is hoog, en we willen onze technologie beschermen. Bovendien levert outsourcing pas geld op na de tiende plant. Tot die tijd heb je kwaliteitscontrole nodig en moet je constant mensen heen en weer sturen.” Die modulaire bouw heeft ook als voordeel dat een fabriek relatief eenvoudig opgeschaald kan worden, bijvoorbeeld door er een extra module bij te zetten. Niettemin verwacht de directeur weinig vraag naar opschaling. “Je zult eerder veel kleine pyrolysefabrieken krijgen. Dat komt door transport van biomassa, wat de grootste kostenpost is. De rule of thumb is dat bij vervoer over de weg de biomassa maximaal 100 kilometer kan afleggen. Dan is het bedrijfseconomisch en duurzaam nog te doen. Komt de biomassa van verder weg, dan schieten de prijzen de lucht in. Idealiter zet je een pyrolysefabriek dus daar waar de biomassa beschikbaar en goedkoop is.” Ook betrokken bij de bouw zijn Broeze Steelworks uit Nijverdal en Stork Thermeq uit Hengelo. Stork levert de brander en de ketel voor de pyrolyseolie bij Friesland Campina, de zandkoeler en de zogeheten afgassenketel in de Empyro-plant. Broeze Steelworks is betrokken als toeleverancier van Zeton. Empyro is van plan om 35 duizend droge ton biomassa per jaar te verwerken. Het resultaat, 20 miljoen liter pyrolyse-olie, wordt in eerste instantie gebruikt als brandstof in ketels ter vervanging van aardgas of stookolie. Ook is het mogelijk om de olie te raffineren voor hoogwaardigere toepassingen. ->
Er is bijvoorbeeld bitumen uit te halen, waar dakbedekking van wordt gemaakt. De waterige fractie kan bovendien worden ingezet als pesticide. Ook zitten er fenolen in de olie, waarvan je lijm kunt maken. Het idee om olie uit houtresten en landbouwafval te winnen is bedacht is door de Universiteit Twente en verder ontwikkeld door BTG-BTL uit Enschede. In 2012 legde René Veenendaal van BTG uit dat de fabriek in een paar seconden doet waar de natuur een paar honderd miljoen jaar voor nodig heeft. “De houtresten worden opgewarmd tot een temperatuur van ongeveer 500 graden Celsius. Het verschil met verbranden is dat er bij ons geen zuurstof bij komt. Het is daardoor heel milieuvriendelijk.” De groene olie wordt gewonnen uit bos- en landbouwafval. Deze biomassa wordt via een speciaal proces en onder verhitting tot 500 graden Celsius 'gekraakt' tot kleinere moleculen die de olie vormen. De biomassa wordt dus vloeibaar gemaakt. Doordat de olie klimaatneutraal is, is de energie die eruit voortkomt dat ook. bron: petrochem
Waarom je geen doemdenker bent als je gevaren in tandpasta en make-up ziet. Er is steeds meer wetenschappelijk bewijs dat hormoonverstorende stoffen in alledaagse producten als tandpasta, cosmetica en voedselverpakkingen tot ernstige gezondheidsschade kunnen leiden. Maar terwijl de zorg bij wetenschappers groeit, draait de lobby van de chemische industrie op volle toeren en blijft de Europese Commissie maar broeden op een aanpak Braaf je tanden poetsen kan de kwaliteit van je zaad aantasten. Het op 12 mei gepubliceerde onderzoekHet artikel van Skakkebaek e.a. (achter een betaalmuur) van Niels Skakkebaek waaruit dat zou blijken, veroorzaakte nogal wat ophef.Bericht Nu.nl over het onderzoek. De Deense professor claimt te hebben aangetoond dat het mannelijke zaad zijn levenslust verliest bij blootstelling aan chemicaliën die in heel veel alledaagse producten zitten. Het gaat om zogeheten hormoonverstorende stoffen, lichaamsvreemde goedjes die een ontregelende werking hebben op onze hormonen, de boodschappers van ons lichaam. Bijna achthonderd chemicaliënZie voor dit cijfer het rapport 'State of the Science of Endocrine Disruptors.' die onder meer in cosmetische producten, voedselverpakkingen, elektronica en speelgoed zitten, vallen eronder. Zeep en tandpasta bijvoorbeeld bevatten antibacteriële stoffen als triclosan. In allerlei plastic producten stoppen fabrikanten graag de stof bisfenol A,Overzicht van plasticfabrikanten van de vele toepassingen van bisfenol A. omdat die bijdraagt aan de sterkte, duurzaamheid en hittebestendigheid ervan. Weekmakers worden gebruikt om kunststoffen buigbaar te maken, bijvoorbeeld in medische toepassingen als bloedzakken en maagsondes. Meubels en elektronische apparatuur bevatten vlamvertragers. En in cosmetische producten als shampoos en dagcrèmes zitten parabenen, conserveringsmiddelen die schimmelvorming tegengaan. Dit alles in doses die zo minimaal zijn dat er geen enkele reden tot zorg is, verzekeren vertegenwoordigers van de fabrikanten. Zo stelt de Nederlandse Cosmetica VerenigingInfo van de Nederlandse Cosmetica Vereniging. dat parabenen onmisbaar en volstrekt veilig zijn, ook voor kinderen. bron: decorrespondent.nl
Europees normontwerp over aardgaskwaliteit ter commentaar gepubliceerd. 13-06-2014 De Europese normcommissie CEN/TC 234 ‘Gasinfrastructure’ heeft een norm opgesteld voor de specificaties van gaskwaliteit en parameters voor de gaskwaliteit van hoogcalorisch (aard)gas. De Europese norm is van toepassing op (aard)gas dat getransporteerd, gedistribueerd, opgeslagen en gebruikt wordt. Belanghebbenden kunnen tot 1 augustus as. commentaar leveren op het normontwerp indien de kwaliteit van de norm kan worden verbeterd. De norm is ontworpen in verband met de behoefte aan een Europese norm met betrekking tot de specificatie van de kwaliteit van hoogcalorische gassen (groep H van de tweede familie zoals geclassificeerd in NEN-EN 437). De achtergrond van deze behoefte is het verbeteren van de vrije stroom van gas binnen de EU. Doelstelling daarbij is een positief effect op concurrentie, maar ook de voorzieningszekerheid van gas. Daarbij wordt een minimalisatie van negatieve effecten op de gasinfrastructuur en -netwerken en op het milieu in acht genomen, net als het bevorderen van een maximum aantal gastoestellen dat veilig kan worden gebruikt. prEN 16726 specificeert gaskwaliteit eigenschappen, parameters en hun grenzen, voor gassen ingedeeld als groep H, zoals in EN 437:2003 + A1: 2009. De Europese norm is van toepassing op gassen die worden getransporteerd door een landelijke netbeheerder, gedistribueerd door een regionale netbeheerder, opgeslagen en gebruikt. Via www.normontwerpen.nen.nl kunnen belanghebbende partijen tot 1 augustus as. de conceptversie van prEN 16726 inzien en van commentaar voorzien. Toegang tot het document is mogelijk na registratie. De commentaren die worden aangeleverd, worden door de Nederlandse normcommissie besproken en, zo mogelijk, ingediend in het Europese normontwikkelingstraject. Na publicatie
Gevaarlijke stoffen cursus bij u in het bedrijf? Mail uw wensen naar
[email protected] voor een cursus op maat en zorg ook dat uw medewerkers zijn opgeleid.
'Kostprijs van algen benadert die van visolie en soja' "We naderen de kostprijs van visolie en soja als we voedsel en veevoer uit algen maken en die van olie als we chemische toepassingen en brandstoffen uit algen maken", stelt René Wijffels, hoogleraar Bioprocestechnologie en onderzoeksleider van AlgaePARC van Wageningen UR. Sinds 2010 werken Wageningse onderzoekers aan methoden om waardevolle bestanddelen uit algen te winnen. Ze ontwikkelden productievere algenstammen waardoor de opbrengst met een factor 4 is gestegen. (bron: agriholland).
Uw medewerkers online een Cursus gevaarlijke stoffen www.gevaarlijkestoffen.eu
Havendirecteur: Milieuregels schaden belang Rotterdam Met te ambitieuze milieuregels prijst Nederland zich uit de markt. Dat zegt Allard Castelein, de directeur van het Rotterdamse havenbedrijf. "We hebben de neiging zo ver voor de muziek uit te lopen dat andere landen in de verte staan te zwaaien en zeggen: 'zie ze daar in Nederland eens gaan'. Castelein ziet in Nederland veel bestuurlijke stroperigheid en extra landelijke en lokale regelgeving, bovenop Europese wetten. "We beseffen niet genoeg dat we hard moeten werken om investeringen, bedrijven en mensen aan te trekken." Besluitvorming gaat vaak te traag en Nederland stelt te veel extra eisen en verplichtingen aan bedrijven, vindt de havendirecteur. "Te vaak worden extra eisen opgelegd die ver boven Europese en mondiale afspraken uit gaan." Als voorbeeld noemt Castelein de voorgenomen norm voor stikstofuitstoot. "In Nederland moet een bedrijf straks een vergunning aanvragen bij de uitstoot van één zogeheten nanomol per hectare. In Duitsland hoeft dat pas bij zeven nanomol en er zijn plannen dat naar twintig te verhogen. We moeten uitkijken dat we bedrijven verplichtingen stellen, terwijl ze 150 kilometer verderop, over de grens, een factor twintig vrijer kunnen opereren." Op zo'n manier gaan investeringen aan Nederland voorbij, vreest de havendirecteur. Castelein, die nu bijna een half jaar het havenbedrijf leidt, zegt dat hij graag vooroploopt op het gebied van duurzaamheid. "Het draait natuurlijk niet alleen om geld, zeker duurzaamheid niet. Maar je bereikt niet dat wij als planeet duurzamer worden als alleen onze haven het zo aanpakt, en de rest meer bewegingsruimte heeft." Eerder dit jaar bleek uit een onderzoek in opdracht van het ministerie van infrastructuur en milieu dat de concurrentiepositie van Nederlandse havens onder druk staat. Dat komt doordat havens in België en Duitsland staatssteun krijgen. Die overheden investeren in infrastructuur, zoals kades en havenbekkens. In Hamburg compenseert de overheid ook verliezen die de haven maakt. Het Rotterdams havenbedrijf wil dat de uitgangspositie voor Europese havens gelijkwaardiger wordt. Op dit moment groeien de havens van Hamburg en Antwerpen sneller dan die van Rotterdam. De grootste haven ter wereld zal Rotterdam nooit meer worden, maar de Maasstad heeft volgens Castelein wel de 'beste haven ter wereld'. Zijn doel is dat zo te houden. "Maar de economische crisis heeft er fors ingehakt. Daardoor durft Nederland soms niet meer ambitieus genoeg te denken over wat er nodig is om internationaal aan de top te blijven." De werkgelegenheid in de haven is de afgelopen tien jaar licht gegroeid, ondanks toegenomen automatisering en schaalvergroting, zegt de havendirecteur, die hiervoor bij Shell werkte. "Maar voor de tweeduizend vacatures voor technisch personeel die er jaarlijks in de haven zijn, kunnen we onvoldoende mensen vinden. We hebben een taak, ook als havenbedrijf, om onderwijs aan te laten sluiten bij de vraag naar arbeid in dit complex."
PGS15 cursus 18 november 2014 in Utrecht http://www.safetynet-nederland.nl/Cursusgvst99 8
Veiligheid BRZO-bedrijven besproken in Tweede Kamer Tijdens het algemeen overleg tussen de Tweede Kamer en staatssecretaris Mansveld op 19 juni jl. stond met name de veiligheid bij o.a. BRZO-bedrijven centraal. Besproken werden onder meer het recente incident bij Shell Moerdijk, de Staat van de Veiligheid (de jaarlijkse rapportage nalevings- en veiligheidsperformance van BRZO-bedrijven), de zogenoemde ‘Koepel-vergunning’, de financiële aansprakelijkheid en het betalen voor inspecties, de kwaliteit van de vergunningverlening en het toezicht door de omgevingsdiensten en het Basisnet. Kamerleden en de staatssecretaris complimenteerden overheid en Shell met de wijze waarop het incident op Moerdijk is aangepakt. Lessen uit het incident rond Chemie-Pack waren getrokken, aldus het parlement. Anders dan bij eerdere incidenten, waarna de Kamer vaak aandrong op extra onderzoek en informatie op korte termijn, gaven de parlementariërs te kennen dat ze de uitkomsten van de ingestelde onderzoeken door de diverse overheidsdiensten afwachten. De onderzoeken worden waarschijnlijk voor de zomer van 2015 afgerond. De Staat van de Veiligheid werd neutraal tot positief ontvangen. Wel verzocht de Kamer in een volgende rapportage meer aandacht te besteden aan verdere analyse van de resultaten, zoals de vraag of er verschil is in de inspectieresultaten in de verschillende regio’s wat daarvan de oorzaak is. De staatssecretaris benadrukte dat in het kader van het verder verbeteren van de veiligheid “een goede dialoog en het aangaan van coalities met de industrie van eminent belang is”. Mansveld noemde in dit verband de goede samenwerking met en initiatieven van VNO-NCW en VNCI, zoals Veiligheid Voorop. Verontruste Kamerleden wilden weten of de gehanteerde term ‘safety deals’ betekent dat overheid en industrie tegenwoordig ‘onderhandelen over veiligheid’. De staatssecretaris liet weten dat safety deals geen onderhandelingsresultaat vormen, maar een stimulans om de veiligheid te versterken. Ze benadrukte nogmaals dat de industrie verantwoordelijk is voor de veiligheid en de naleving en dat risico’s nooit zijn uit te sluiten. Ook schonk ze positieve woorden aan de ‘clusteraanpak chemie’, mogelijkheden voor meer horizontaal toezicht bij de koploperbedrijven en faming in plaats van shaming. Het Rotterdams Havenbedrijf heeft bij de politiek aandacht gevraagd voor de mogelijkheden van een koepelvergunning, die moet leiden tot een ‘gebiedsgerichte’ vergunning voor een conglomeraat aan bedrijven (zoals de Maasvlakte). Hierop is terughoudend door Mansveld gereageerd en werd onder meer gewezen op de nieuwe omgevingswet. Verder heeft het havenbedrijf een signaal afgegeven over de toenemende regeldruk. Het betrof onder meer beperking van de ontwikkelingsruimte voor de industrie als gevolg van de regels op het gebied van depositie stikstof, de zogenaamde PAS-regeling. Mede naar aanleiding van het advies van de Raad voor leefomgeving en infrastructuur wil Mansveld serieus kijken wat de mogelijkheden zijn om financiële aansprakelijkheid neer te leggen bij BRZO-bedrijven. Hiermee moet volgens de overheid worden voorkomen dat de financiële gevolgen van een incident en/of faillissement bij de belastingbetaler terechtkomen. Belangrijke randvoorwaarden om eventueel te komen tot financiële aansprakelijkheid zijn onder meer (internationale) concurrentiepositie, proportionaliteit en bestuurlijke lasten. Het mogelijk betalen voor inspecties door bedrijven wordt nader verkend. Kamerleden (waaronder VVD) zijn niet tegen indien bedrijven een ‘rekening’ krijgen voor hercontroles. VNCI zal in samenwerking met VNO-NCW deze thema’s met de overheid bespreken om lastenverzwaring en negatieve gevolgen voor het level playing field en de concurrentiekracht te voorkomen. Lees verder ->
De Kamer heeft haar zorg geuit over de kwaliteit en uniformiteit van de vergunningverlening en toezicht. In 2014-2015 worden de omgevingsdiensten geëvalueerd. De resultaten van de evaluatie worden vóór de zomer van 2015 aangeboden aan het parlement. Mansveld zal nagaan of en zo ja welke maatregelen zij mogelijk moet treffen om verbetering te realiseren. Mansveld benadrukte het belang van de uitgangspunten van het Basisnet: beperkte omvang van vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor, belang van goede voorlichting aan de bevolking en (extra) financiële middelen vanuit de overheid voor knelpunten ten behoeve van onder meer sanering van woningen en zelfredzaamheidsmaatregelen. (bron: vnci)
Transmare mengt bamboevezels in kunststoffen van Sabic Peter Wolf heeft enkele jaren geleden de leiding bij Transmare overgenomen. Wolf zag direct dat het Rotterdams chemiebedrijf van alles deed, maar nergens echt op focuste. Daarom bracht Wolf deze focus aan en koos voor bamboe. Transmare had een manier gevonden om plantenvezels te maken die bijvoorbeeld in autodashboards kunnen worden verwerkt. `Er was veel kennis op dat gebied binnen het bedrijf, alleen deden ze er niet zo veel mee`, aldus Wolf. Deze keuze bleek een succes te zijn. Autofabrikanten vragen steeds vaker om dit soort groene toevoegingen`, stelt Wolf. Chemiebedrijf Sabic, de grootste leverancier van kunststoffen voor de auto-industrie ter wereld, zag dan ook zeker toekomst in deze verwerkte bamboe. Vorig jaar hebben de bedrijven een samenwerkingscontract getekend, waarbij Transmare de bamboevezels in de kunststoffen van Sabic mengt. Gilbert Curtessi, directeur business development van Transmare, meldt dat het bijmengen van bamboe niet voor biologisch afbreekbare dashboards zorgt. `De milieuwinst zit hem vooral in het feit dat er minder fossiele grondstoffen gebruikt hoeven worden, Het is het verhaal van minder olie en minder CO2-uitstoot`, aldus Curtessi. Startsein innovatieve pyrolyse-fabriek in Hengelo Biobrandstofbedrijf Empyro is begonnen met de bouw van haar eerste pyrolyse-fabriek. De innovatieve fabriek komt op het terrein van AkzoNobel in Hengelo. Pyrolyse is een proces waar bij hoge temperaturen, tot 500 graden Celsius, en zonder zuurstof biomassa wordt gekraakt tot houtskool, gas en olie. De fabriek verwerkt tweede generatie biomassa zoals houtsnippers en snoeiafval, die niet concurreert met voedselgewassen. Vooralsnog is de technologie goedkoper dan de productie van biogas. De fabriek van Empyro levert de pyrolyse-olie aan de fabriek van FrieslandCampina in Borculo, die de brandstof de komende twaalf jaar gebruikt om stoom te maken voor de productie van melkpoeder. Het nieuwe proces bespaart het zuivelconcern 12 miljoen kubieke meter aardgas en een uitstoot van 20.000 ton CO2 per jaar. De directe CO2emissie van de locatie daalt met ongeveer 15 procent. Empyro verbrandt zelf het vrijgekomen gas en de houtskool om stoom te maken. “Die stoom gaat naar de fabriek van chemiebedrijf Akzo Nobel. Zo wordt de energie optimaal benut en halen we een rendement die oploopt tot wel 90 procent”, legt directeur Gerhard Muggen van BTG-BTL, de mede-eigenaar van de fabriek, uit. De eerste olieproductie komt volgens Muggen in het eerste kwartaal van volgend jaar op gang. Per jaar produceert de fabriek 20 miljoen liter pyrolyse-olie. Met het ontwerp en de bouw van de pyrolysefabriek is ongeveer € 19 mln euro gemoeid. Een deel daarvan is gefinancierd met subsidies uit Nederland en de Europese Unie.
Vervolg van pagina 1 “We hebben geïnventariseerd wat er in de wetenschappelijke literatuur bekend is over de 22 verbindingen op de autorisatielijst. Welke stoffen betreft het? Welke toepassingen kennen deze materialen? Wie zijn de belangrijkste gebruikers of importeurs? En wat zijn mogelijke alternatieven op basis van de wetenschappelijke literatuur? TNO heeft daarvan een database aangelegd. Ik was verbaasd hoeveel er soms al bekend is over alternatieven. In plaats van bepaalde zeer giftige plasticizers zijn er bijvoorbeeld al geëpoxideerde zonnebloemoliën beschikbaar. Even goed en veel duurzamer. De industrie kan bij ons aankloppen met vragen naar mogelijke alternatieven voor verbindingen op de autorisatielijst. Maar dat niet alleen. We kunnen ook toegepast onderzoek doen naar de vraag wat in een specifiek geval het beste alternatief voor een ‘verboden’ stof is. TNO is hier bij uitstek voor geschikt omdat we veel deskundigheid in huis hebben. Van chemici en materiaalkundigen tot proces-deskundigen.” “REACH is niet vrijblijvend en zal grote gevolgen hebben voor de industrie. Maar de wet biedt mogelijkheden om al te dramatische consequenties af te wenden. Producenten die kunnen aantonen dat ze onderzoek hebben gedaan naar mogelijke alternatieven, en dat deze alternatieven er in hun situatie niet zijn, kunnen toestemming krijgen om toch een verbinding van de autorisatielijst te blijven gebruiken. De vraag is wel of je dit op langere termijn moet willen. Het gaat tenslotte om potentieel schadelijke stoffen. Het is zowel voor mens als milieu goed om naar alternatieven te blijven zoeken. Dat is ook een nevendoel van REACH. Dit beleid wil stimuleren dat de Europese industrie concurrerender, innovatiever en duurzamer wordt. TNO helpt bedrijven graag bij het zoeken naar alternatieven. Wij hebben niet alleen veel knowhow in eigen huis, maar weten ook via welke kanalen en in welke (internationale) informatiebronnen mogelijke antwoorden en oplossingen te vinden zijn.”
We hebben meer ‘dwaze gekken’ nodig Zo verwoordde Dimitri de Vreeze, lid van de Raad van Bestuur van Koninklijke DSM, de behoefte in Nederland aan innovatieve voorlopers. Het kwam aan de orde tijdens het event ‘Waarom blijft een multinational in Nederland?’ in De Balie in Amsterdam. Ruim honderd geïnteresseerden uit het bedrijfsleven, de publieke sector, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties hoorden waarom Nederland belangrijk is voor DSM en waarom DSM belangrijk is voor Nederland. Tijdens het Amsterdamse event vorige week gaf Atzo Nicolaï, president DSM Nederland, antwoord op de vraag ‘Waarom blijft een multinational in Nederland?’ en zette de visie van DSM in Nederland 2020 ‘Bright Connecting’ uiteen. Tijdgeestonderzoeker Farid Tabarki en zakenvrouw en columniste Annemarie van Gaal belichtten het thema ondernemerschap, gevolgd door een debat met Ralien Bekkers, Mathijs Bouman, Annemarie van Gaal en Dimitri de Vreeze.
http://www.safetynet-nederland.nl/MSDS-opstellen/
PlastIQ heeft nieuw masterplan voor kunststofverwerkende industrie. De kunststofverwerkende industrie heeft samen met de sociale partners, verenigd in de paritaire vzw PlastIQ, een nieuw masterplan opgesteld om een antwoord te bieden aan de uitdagingen waarvoor de sector staat. Nieuwe technieken, nieuwe producten en een nieuwe organisatie-aanpak binnen bedrijven vragen immers nieuwe vaardigheden van werknemers. Door hier sterk op in te spelen kan de sector mee het verschil maken in een internationale context. Het masterplan stelt PlastIQ vanavond in Kortrijk voor aan de kunststofverwerkende industrie en diverse stakeholders. De komende jaren staat de kunststofverwerkende industrie voor grote uitdagingen: geschoold technisch personeel vinden, een intern en extern opleidingsbeleid uitwerken rond de (bedrijfs) specifieke verwerkingstechnieken om de technische kennis van medewerkers te verhogen, de taken flexibeler organiseren, de inbreng en inzetbaarheid van medewerkers verhogen,…. Deze knelpunten kwamen naar voren in een studie, uitgevoerd door de Stichting Innovatie en Arbeid (StIA) van de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen (SERV), in opdracht van de sociale partners in de kunststofverwerkende industrie. Doelstelling was om na te gaan welk effect daarvan te verwachten valt op de vereiste competenties van medewerkers in de toekomst. Aan de hand van 15 bedrijfscases werden de competentie- en opleidingsnoden van de toekomst helder in kaart gebracht. De 15 bedrijven zijn Amcor Flexibles Transpac NV, ANL Plastics NV, ATMI Life Sciences, Bayer MaterialScience NV, Deceuninck, Didak Injection, Dyka Plastics NV, McBride S.A., MIKO Pac NV, Quadrant EPP Belgium NV, Samsonite Europe NV, Tekni-Plex Europe NV, Tupperware Belgium NV, Vector Packaging Europe NV, Vitalo Industries NV. “Uit de studie is gebleken dat bedrijven steeds complexere en meer gesofistikeerde producten maken met een grotere toegevoegde waarde. Vaak gaat het om producten op maat van de klant. Het gevolg is dat de productieprocessen ook steeds complexer worden en dat werknemers meer technische kennis nodig hebben bij het uitoefenen van hun job. De competentievereisten van werknemers voor productiefuncties nemen ontegensprekelijk toe”, zegt Frank Beckx, gedelegeerd bestuurder van essenscia vlaanderen. Om op een snelle en doeltreffende manier te kunnen inspelen op deze uitdagingen heeft essenscia vlaanderen in nauwe samenwerking met Federplast.be en de vakbonden uit de kunststofverwerkende sector in de paritaire vzw PlastIQ (het vroegere WVOK vzw) een actieplan voor de sector uitgewerkt met als doel een antwoord te bieden op de nood aan geschoolde en competente, toekomstige en bestaande medewerkers. In de periode 2014-2016 worden verschillende projecten opgezet om geschoolde werknemers naar de sector te trekken en om de competenties van de bestaande werknemers te versterken. Zo komt er een opleidingsaanbod op maat van de bedrijven en hun medewerkers, dankzij een intense samenwerking met het onderwijs, met externe opleidingscentra en met andere sectoren. Daarnaast onderneemt de sector ook verschillende sensibiliseringsacties rond de eigen industrie om mensen kennis te laten maken met de industrie en eventueel te overtuigen om voor een job in de sector te kiezen. “PlastIQ wil met concrete acties direct inspelen op de uitdagingen waarvoor de sector staat. Met ons project Plastic Lab bijvoorbeeld willen we kinderen warm maken voor onze sector. Ze zamelen in de klas zelf plastic in en met behulp van het Plastic Lab dat naar de school komt, verwerken ze het tot een gloednieuwe brooddoos of smart phone houder, ze experimenteren met bioplastics of ze ontwerpen met een 3D-printer een eigen logo of sleutelhanger”, zegt Frans Dieryck, voorzitter van PlastIQ. (http://www.essenscia.be)
Milieuschade verhalen. In Nederland is de kans op milieuschade klein, maar de milieueffecten van een calamiteit of een sanering kunnen groot zijn. Juist bij ongelukken met grote gevolgen is de schade lang niet altijd te verhalen op de veroorzaker. Regering en parlement overwegen de daarom de invoering van een wettelijke zekerheidsstelling voor milieuschade. Op verzoek van staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu stelde de Rli een briefadvies op over de mogelijkheid van financiële zekerheidsstelling voor aansprakelijkheid bij milieuschade die ontstaat of aan het licht komt bij de bedrijfsbeëindiging van risicobedrijven (Brzo- en IPPC categorie 4 -bedrijven). Daarbij heeft de raad ook gekeken naar de verzekerbaarheid van deze aansprakelijkheid. Bij het beoordelen van financiële zekerheidsstelling beschouwde de raad twee effecten: 1. Verhaalbaarheid van kosten 2. De mate waarin bedrijven worden geprikkeld om milieuschade te vermijden Ook moet rekening gehouden worden met de concurrentiepositie van de bedrijven. Uiteindelijk gaat het om een rechtvaardigheidsvraag: is het aanvaardbaar dat de samenleving, regelmatig moet opdraaien voor de schade die door een risicovol bedrijf is veroorzaakt? De raad vindt het een politiekmaatschappelijke keuze om te bepalen of hier sprake is van een probleem dat om een wettelijke regeling vraagt. Randvoorwaarden van een financiële zekerheidsstelsel zijn belangrijk. Indien het politiek-maatschappelijk gevoelen is dat de schade niet of minder bij de overheid of bij de samenleving terecht mag komen, ligt het voor de hand om na te gaan of er een financieel zekerheidsstelsel in de milieuregelgeving moet worden opgenomen. Dit stelsel moet er (a) op gericht zijn het totaalbedrag aan onverhaalbare schade te beperken, (b) mag er in ieder geval niet toe leiden dat de bestaande prikkels tot preventie afnemen en zou bij voorkeur de preventie van incidenten en het beperken van de gevolgen van incidenten juist moeten stimuleren. Verder moet (c) het stelsel rekening houden met de (internationale) concurrentiepositie van bedrijven en slim aansluiten bij internationale ontwikkelingen op het gebied van (Europese) regelgeving en instrumenten. Ten slotte moeten (d) de administratieve kosten voor de totstandkoming en implementatie van het stelsel proportioneel zijn. De eventuele zekerheidsstelling zelf is belangrijk, de invulling ervan moet vrij te kiezen zijn In de praktijk blijkt dat een verzekering, een van de vele vormen voor financiële zekerheidsstelling, niet in alle gevallen het juiste instrument is voor financiële zekerheid. Naast een verzekering zijn er ook andere vormen van zekerheidsstelling mogelijk, zoals een concerngarantie, een bankgarantie, fondsvorming en een onderling waarborgfonds. Uitsluitingsgronden kunnen de zekerheidsstelling ondermijnen. De raad merkt op dat uitsluitingsgronden kunnen worden opgenomen die de zekerheidstelling beperken. Polisvoorwaarden kunnen bijvoorbeeld clausules bevatten over nalatigheid en schuld en daarmee de zekerheid beperken. Dit moet bij het oordeel betrokken worden. Als voor het invoeren van een financieel zekerheidsstelsel wordt gekozen, ligt het in de rede dit stelsel op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur op basis van artikel 4.1 van de Wabo. Uitgangspunt dient te zijn dat de financiële zekerheid een rol speelt bij de beslissing over de vergunning voor een risicovol bedrijf. Aan een te verlenen vergunning kunnen dan voorschriften worden verbonden over financiële zekerheid. Ontbreekt ieder zicht op financiële zekerheid, dan kan op die grond de vergunning worden geweigerd.
Er moet toezicht worden gehouden op het naleefgedrag van bedrijven, waaronder toezicht op de wijze waarop voldaan wordt aan de voorwaarden van de financiële zekerheid. De raad ziet hier niet alleen een taak weggelegd voor de toezichthoudende overheid, maar nadrukkelijk ook voor de markt. Aanleiding en totstandkoming van het advies De directe aanleiding voor de raad was het debat over externe veiligheid in de Tweede Kamer (december 2013) en de aangenomen motie-Van Tongeren. Het advies van de Rli over veiligheid bij Brzo-bedrijven (juni 2013) vormde mede aanleiding voor dit briefadvies. De raad adviseerde toen het toezicht op en de handhaving van de veiligheid bij deze categorie bedrijven te verbeteren. Aangezien veiligheid primair de verantwoordelijkheid is van de bedrijven zelf, gaf de raad tevens een aantal aanbevelingen om bedrijven te prikkelen tot een hoger veiligheidsniveau. Deze aanbevelingen betroffen ondermeer een onderzoek naar de invoering van een verplichte verzekering voor milieuaansprakelijkheid voor deze groep bedrijven en het verkennen van de mogelijkheden van Biobased in MKB Innovatie top 100 Acht biobased innovaties staan in de MKB Innovatie top 100 die afgelopen donderdag in de NRC is gepresenteerd. Twee bedrijven zijn ook betrokken bij een Green Deal. Ruim de helft van de innovaties van de bedrijven in de top 10 zijn aan duurzaamheid gerelateerd. ORGA architect (9) is een architectenbureau gespecialiseerd is biobased bouwen. Om biobased bouwen verder te ontwikkelen heeft ORGA een keten opgezet van innovatieve partijen in de bouw: de Groene Bouwketen. ORGA is ook nauw betrokken bij de Green Deal BioBased Bouwen. Natural Plastics (24) ontwikkelt producten die volledig biologisch afbreekbaar zijn. Met het biobased boomverankeringssysteem is ook een Green Deal afgesloten. Door dit systeem zijn er geen boompalen meer nodig zijn voor het planten van bomen. Bidox (44) is een cilindervormige installatie om biogas op biologische wijze te ontzwavelen. Het systeem heeft al zijn weg gevonden naar de voedingsmiddelenindustrie, de pulp- en papiersector en rioolwaterzuiveringen. BioBTX (52) is een spin-off bedrijf van de Universiteit Groningen dat bioBTX maakt via chemische katalyse. Dat is een mengsel van benzeen, tolueen en xyleen, identiek aan de BTX gemaakt uit raffinage van aardolie. Een ‘drop-in’ product dat, indien het aanslaat en voor de juiste prijs kan worden gemaakt, snel een belangrijk deel van de chemische industrie kan vergroenen. Machines4Green (61) heeft een flexibele opslagmethode voor (berm)gras. Op dit moment wordt veel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor verwerking van bermgras. Voorbeelden daarvan zijn raffinage, duurzame energieopwekking of verwerking in de landbouw. In alle gevallen is er behoefte aan tijdelijke opslag van bermgras omdat het gras slechts tweemaal per jaar vrijkomt in pieken. Eurobagging biedt een mogelijkheid om gras tijdelijk op te slaan, zonder dat geïnvesteerd hoeft te worden in vaste opslaglocaties. EcoXpo (75) heeft een Cradle-to-Cradle tentoonstellingstand voor congressen en exposities ontwikkeld gemaakt van onder andere bagasseafval van suikerriet. De Rooy Transport (85) investeert in voertuigen op Groen Gas. Rijden op aardgas geeft CO2-reductie van circa 5 tot 10%, Groen Gas tot wel 90%. De voertuigen zullen voornamelijk worden ingezet voor stadsdistributie in de regio Utrecht en Houten. Dutch Sustainable Development (93) ontwikkelde een miniraffinagelijn dat de vergistingstijd verkort. In proefboerderij Rusthoeve in Colijnsplaat wordt uitgezocht of deze methode interessant is voor boeren en chemische bedrijven in Zeeland. (bron: http://www.biobasedeconomy.nl)
9
BASF-fabriek krijgt opnieuw groen licht. Een week na het stilleggen van de BASF-fabriek in De Meern kan het productieproces weer worden opgestart. Het concern kreeg daarvoor gistermiddag formeel toestemming. Na de voor omwonenden zichtbare pluim stikstofoxide (NOx) werd de fabriek vorige week woensdag volgens protocol door operatoren stilgelegd. Ook de controlekamer moest worden ontruimd wegens een waargenomen ammoniageur. Ammonia wordt gebruikt als hulpstof in het productieproces van katalysatoren. Na het incident stelde de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied een onderzoek in, dat gisteren op hoofdlijnen is vrijgegeven. Daaruit blijkt dat het incident werd veroorzaakt door een lekkage op een koppelstuk, waardoor de ammoniageur werd gemeten. „Toen een medewerker van de controlekamer de ammoniageur waarnam is de toevoer van ammonia stopgezet en de installatie uitgezet. Hierdoor ontstond ophoping van NOx in het proces en ontstond bij het weer opstarten van het proces de bruine wolk”, aldus een reactie van de milieudienst. De operators van de controlekamer bedienden het proces vanuit een andere locatie van het bedrijf. Volgens de Omgevingsdienst NZKG heeft BASF inmiddels afdoende aangetoond passende maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen. De dienst heeft de gemeente gistermiddag geadviseerd om BASF weer toestemming te geven voor ingebruikname van de installatie. Over het voortbestaan van de fabriek, die al decennialang in De Meern actief is, wordt al langer gediscussieerd in de Utrechtse gemeenteraad. Het fabrieksterrein wordt door de uitbreiding van Leidsche Rijn steeds meer omsloten door woonwijken. Vorige week sloten politie en brandweer het fabrieksterrein Strijkviertel overigens kortstondig af.
Kennis aannemers onvoldoende benut door industrie. De industrie benut de kennis van aannemers onvoldoende bij onderhoudsprocessen. Ze denken nog vrij traditioneel en willen zelf steeds opnieuw het wiel uitvinden. Kansen om het onderhoud te optimaliseren en gezamenlijk kosten te reduceren, blijven onbenut. Dit stelt Rinus van den Driest, business unit manager bij Actemium. De industrie gebruikt aannemers nog te veel alleen voor de extra handjes. Ze worden betrokken bij de uitvoering, maar bij het vaststellen van de onderhouds- en kostenreductiestrategie bepalen de opdrachtgevers zelf de koers. Van den Driest: ‘Het is zonde dat de industrie de kennis die al in huis is bij al haar specialistische aannemers niet ten bate van zichzelf inzet. Ofschoon de aannemers veel kennis hebben van onderhoud en vaak al jaren meelopen op de plant wordt die kennis onvoldoende op waarde geschat.’ Volgens Van den Driest zorgt de traditionele opdrachtgever- leverancier verhouding tussen industriebedrijven en aannemers ervoor dat gesprekken te veel over prijs gaan in plaats van kosten en innovatie. Het is zeker mogelijk om kosten van onderhoud te reduceren én onderhoud te optimaliseren, maar dan moet gezamenlijk het totale onderhoudsproces ter discussie worden gesteld en onder de loep worden genomen. ‘Dat vraagt om partnership waarbij added value en transparantie centraal staat en beide partijen bereid zijn om naar elkaar te luisteren’, aldus Van den Driest.
De gemeente Utrecht laat weten met de directie van BASF in gesprek te blijven „over de toekomstige situatie, We gaan ervan uit dat dit niet de laatste keer was.”
Exemplarisch is de samenwerking tussen Actemium en Zeeland Refinery waar een dergelijke partnership al vorm krijgt. Gezamenlijk kijken de vragende en leverende partij naar manieren om de onderhoudsprocessen te verbeteren en zo gezamenlijk kosten te reduceren en te innoveren. Dit levert voor beide partijen voordelen op, op het gebied van efficiency en kostenbesparing.
bron: Telegraaf
bron: nederlandse-industrie.nl
Nieuw crisiscentrum bij BASF Antwerpen. 'Explosie CP Kelco door knulligheid' Een opeenstapeling van verkeerde maatregelen en gebrekaan controle heeft geleid tot een fatale explosie bij het Nijmeegse chemiebedrijf CP Kelco op 11 juli 2009. Kennis en kunde om de risico's beheersbaar te houden ontbraken, de manier van werken was uiterst knullig. Dat beeld schetst het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat deze week is gepubliceerd. Bij de explosie en brand raakte een 52-jarige medewerker uit Druten zwaargewond. Hij overleed korte tijd later in het ziekenhuis. Het Openbaar Ministerie vervolgde het bedrijf, de toenmalige directeur en een veiligheidscoördinatrice. Enkele maanden geleden kwamen zij voor de rechter in Arnhem. Het bedrijf kreeg een boete van 110.000 euro opgelegd. De directeur en de coördinatrice werden vrijgesproken; hen viel in strafrechtelijke zin niets te verwijten, oordeelde de rechtbank. De conclusies van dat rapport zijn in grote lijnen van gelijke strekking als die van de rechtbank. Het feitenrelaas schetst echter een nog onthutsender beeld van de veiligheidscultuur bij CP Kelco. (bron gelderlander)
Bij BASF in Antwerpen konden ze geen beter moment uitkiezen om hun gloednieuwe crisiscentrum in gebruik te nemen. De dag ná de grote brand bij collega Shell Chemie in Moerdijk. En het was, zeker voor de burgemeester van de op een steenworp afstand gelegen gemeente Woensdrecht, een mooie gelegenheid zijn licht nog eens op te steken bij de buren. Dus was er volop belangstelling voor de ingebruikname van het vernieuwde crisiscentrum van chemieconcern BASF, pal aan de grens. BASF-topman Wouter de Geest was er helder over. Veiligheid voor personeel én alle omwonenden telt. Hij neemt de steamcracker als voorbeeld. Deze installatie is essentieel bij de productie van BASF. Stilleggen kost enorm veel geld. Maar als het niet anders kan, dan wordt dat niet nagelaten, zo stelt de topman. In de gloednieuwe controlekamer is het belangrijkste eigenlijk niet zichtbaar. Dat is namelijk het speciale netwerk waarmee BASF Antwerpen met alle andere fabrieken van het bedrijf in Europa is verbonden.
10
Vopak vergroot opslagcapaciteit benzeen Exxon wil en pygas uitbreiden Tankopslagbedrijf Vopak heeft de opslag voor benzeen en pygas in de Botlek verbeterd. Met de nieuwe tanks en infrastructuur beschikt het over 56.000 m3 opslagcapaciteit in veertien tanks van 4.000 m3 elk. Drie van deze tanks zijn speciaal voor pygas (pyrolyse benzine) en acht voor benzeen. Beide stoffen kunnen in drie tanks worden opgeslagen. De tanks zijn verwarmd en onderling verbonden voor tank-tank-uitwisseling. Met deze verbetering denkt Vopak de handel in aromaten in de ARAregio meer mogelijkheden te bieden.
Shell verkoopt miljardenbelang Shell verkoopt het grootste deel van zijn belang van 23 procent in het Australische olie- en gasconcern Woodside Petroleum. De transactie levert het grootste oliebedrijf van Europa zo'n 5 miljard dollar (3,7 miljard euro) na belastingen op, zo werd dinsdag bekend. Shell verkoopt 78,3 miljoen aandelen Woodside aan beleggers, terwijl Woodside zo'n zelfde aantal stukken terugkoopt van Shell. Dat komt neer op een belang van ongeveer 19 procent. Shell gaf vorig jaar aan de deelneming in Woodside niet meer als strategisch te zien. In 2001 wilde Shell Woodside nog overnemen, maar de Australische overheid blokkeerde die stap. In 2010 deed het Brits-Nederlandse concern al een belang van zo'n 10 procent van de hand. Topman Ben van Beurden van Shell stelde in een toelichting dat de verkoop deel uitmaakt van de doelstelling van het bedrijf om kapitaal efficiënter in te zetten en in Australië te groeien via activiteiten die in eigen bezit zijn. Woodside had al langer om opheldering gevraagd van Shell over zijn plannen met het belang in het bedrijf. Woodside is het op één na grootste olie- en gasconcern van Australië en is onder meer actief in het North West Shelfproject in het westen van het land. Dit gebied is goed voor ongeveer 40 procent van de totale gas- en olieproductie van Australië. Vorige maand zag Woodside nog af van een investering van 2,6 miljard dollar in een groot Israëlisch offshore-gasveld. Door de verkoop van Shell is speculatie ontstaan dat Woodside kan worden overgenomen. Potentiële bieders zijn mijnbouwgigant BHP Billiton, het Maleisische Petronas en het Braziliaanse Petrobras, aldus analisten. bron: Telegraaf
Meeste lng-projecten gaan niet door Slechts een fractie van de geplande projecten voor vloeibaar aardgas gaan door. Dat zegt Matthias Bichsel, directeur Projects & Technology van Shell Nederland. De afgelopen jaren werden in Noord-Amerika, Australië, OostAfrika en het oosten van de Middellandse Zee omvangrijke gasvoorraden ontdekt. In die landen werden plannen ontwikkeld om aardgas in vloeibare vorm (lng) te exporteren. Bichsel wees erop dat de ontwikkelingskosten van deze aardgasvelden hoger is dan voorzien, terwijl de prijzen van lng in bijvoorbeeld Azië met 35% gedaald zijn. Daarom zullen veel projecten geen winst kunnen maken en daarom niet gerealiseerd worden. (Technisch Weekblad, 18-jun-14 )
Rotterdamse
raffinaderij
Het Amerikaanse olie-en chemieconcern ExxonMobil overweegt zijn raffinaderij in het Rotterdamse havengebied flink uit te breiden. Dat hebben bronnen bevestigd aan het Financieele Dagblad. De fabriek in de Botlek, die uit 1960 dateert, is de op twee na grootste in Rotterdam, na die van Shell in Pernis en BP in de Europoort. Het ingenieursbedrijf Fluor uit Haarlem heeft van Exxon de opdracht gekregen om de installaties van de nieuwe kraker aan te leggen. Een medewerker van Fluor bevestigt dat het contract voor de uitbreiding van het complex vorige week is getekend. Verdere details wil het bedrijf niet verstrekken. De investering bedraagt volgens ingewijden in de eerste fase honderden miljoenen euro's. RTL Z / ANP
Bayer bespaart 30 procent energie met slim management Dankzij een zelf ontwikkeld energiemanagementsysteem weet Bayer MaterialScience jaarlijks 1,2 miljoen MWh te besparen. Ook de CO2-uitstoot wordt hierdoor flink de kop ingedrukt. De chemie- en medicijngigant zet dit systeem, Sructese gedoopt, in bij zestig productievestigingen in Europa, Azië en de VS. Het systeem is ook beschikbaar voor andere bedrijven. Via het besturingssysteem brengt Bayer het energieverbruik van een fabriek permanent in kaart. Ook kan het systeem het verbruik optimaliseren. De 1,2 miljoen MWh primaire energie die Bayer bespaart, betekent 360 duizend ton minder CO2 die de lucht ingaat. Tegen 2020 moet dit meer dan verdubbeld zijn naar 750.000 ton. Dit betekent dat Bayer MaterialScience de uitstoot van CO2 per ton materiaal met 40 procent vermindert en het energierendement (in vergelijking met 2005) met 30 procent verbetert. bron: Petrochem
Herbert Fisch nieuwe Managing Director van BASF Nederland B.V. Vanaf 1 juni 2014 is Herbert Fisch de nieuwe Managing Director van BASF Nederland B.V. Hij volgt hiermee Ger van der Lubbe op die sinds 2004 deze functie bekleedde en vanaf 1 juli 2014 met pensioen gaat. Herbert Fisch zal alle bijbehorende taken en mandaten overnemen.
Voorzitter Picanol krijgt Tessenderlo Chemie.
topfunctie
bij
Stefaan Haspeslagh is de nieuwe voorzitter van Tessenderlo Chemie. Hij is dinsdag benoemd als opvolger van Gérard Marchand, wiens mandaat ten einde liep. Haspeslagh is reeds de voorzitter van Picanol, de Ieperse fabrikant van weefgetouwen die in november jaar een belang van 27,6 procent nam in het chemiebedrijf. Marchand was voorzitter/CEO van 1986 tot 2010 en vervolgens voorzitter van de raad van bestuur sinds 2010. Hij krijgt nu de titel van “ere-voorzitter van de raad van bestuur”, zo klinkt het woensdag in een persbericht van Tessenderlo. (bron: nieuwsblad)
11