XXX ONDERZOEK GEVAARLIJKE STOFFEN
Januari 2015
-1-
-2-
XXX ONDERZOEK GEVAARLIJKE STOFFEN
W.J.T. van Alphen, veiligheidskundige (V1) en arbeidshygiënist (12768), chemicus
-3-
SAMENVATTING De aanleiding voor dit onderzoek is de bezorgdheid bij de medewerkers over de mogelijke blootstelling aan stoffen tijdens hun werk. In de aanpak is ervoor gekozen om eerst de situatie van de blootstelling goed in kaart te brengen. Het totale bestand aan stoffen bestaat uit ca. 200 verschillende stoffen. Dit is gebaseerd op de datalijst in het bestand ‘Componenten emulgeerlijnen’ (via het gefilterde bestand (op dubbelingen). In alle mengsels wordt vaak een bepaalde basis gebruikt en daarna worden additioneel bepaalde stoffen qua smaak en geur toegevoegd. Op basis van gegevens van stoffen (uit het bijgaande excelbestand) en op basis van de parameters die in bijlage 2 beschreven zijn, is voor enkele situaties de blootstelling via het softwareprogramma Stoffenmanager bepaald. Hierbij is als volgt te werk gegaan. • De meest gebruikte recepten zijn bekeken op de aanwezige stoffen. • Van de meest gebruikte componenten in de mengsels zijn de VIB’s/SDS-en bekeken. • Daar zijn de H-zinnen (eventueel als er nog geen H-zinnen in staan de R-zinnen) uit gehaald. • Nagegaan is wat de stoffen zijn die het meest stuiven. Dit zijn o.m. calciumhydroxide, vitamine-mix (kleine zakjes), mineralen mix (kleine zakjes), novelose (waarin amylose) en cacao. • Aan de hand van de H-zinnen zijn deze stoffen in gevaarsklassen ingedeeld. Hierbij is van het Controlbanding systeem uitgegaan zoals beschreven in bijlage 2 en is de blootstelling aan de emulgeerlijnen als uitgangssituatie genomen. In de fabrieken kan in alle mengketels alles gemaakt worden. Er zijn dus geen mengketels gereserveerd voor bepaalde mengsels. In de aanpak om tot verbeteringen te komen, kan dan ook niet gekozen worden om bepaalde ketels voor de meer gevaarlijke producten te reserveren (met een zwaarder risicobeheersingssysteem) en bepaalde andere ketels voor de minder gevaarlijke producten. De belangrijkste bevinding is dat de blootstelling aan stoffen in de huidige situatie op veel plaatsen te hoog is (wanneer er geen adembescherming gedragen zou worden). Gegeven is ook het feit dat het gebruik van stoffen in hogere gevaarsklassen niet beperkt is tot bepaalde mengketels maar breed in de twee fabrieken plaatsvindt, zowel bij mengketels die wel voorzien zijn van afzuiging als bij mengketels die niet afgezogen worden. Naast deze technische voorzieningen en zaken als de vorm en grootte van de vulopening, wordt de blootstelling ook sterk bepaald door de wijze van werken van de operator. Deze verschilt sterk per medewerker. Gegeven deze bevindingen is daarna gekeken met welke relatief eenvoudige praktische maatregelen de situatie zodanig kan worden verbeterd dat de blootstelling aan stoffen wordt teruggedrongen. Gelet op bovenstaande en op de grote variatie in samenstelling in de additieven, dient qua risicobeheersing bij elke mengketel daarom eenzelfde veiligheidsvoorziening aanwezig te zijn. Daarbij wordt bij voorkeur gewerkt met de bovenste stappen in de arbeidshygiënische strategie en pas als laatste redmiddel met adembescherming. Ditzelfde geldt ook vor de meer specifieke locaties. Voorgesteld wordt om na het doorvoeren van de in dit rapport beschreven verbetervoorstellen, enkele verificatiemetingen uit te voeren naar de blootstellingsconcentratie. Dit om te bepalen of bij de emulgeerlijnen in het vervolg zonder adembescherming kan worden gewerkt. Zoals ook in het rapport “Beoordeling van de blootstelling aan chemische stoffen op de Voorbereiding van XXX“ van de Arbo Unie van 26 juli 2013 is aangegeven (zie aldaar op blz. 18/42 bovenaan) zal bij verbeterde werkomstandigheden zoals beter werkende lokale afzuiging, minder overschrijding van de grenswaarde zijn.
-4-
-5-
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1. Aanleiding 2. Doelstelling 3. Werkwijze 4. Rapportage 5. Algemene bevindingen 6. Ruimte-specifieke zaken 6.1 Fabriek 1 (drie emulgeerlijnen 1, 4 en 5) 6.2 Fabriek 4 (twee emulgeerlijnen: 2 en 3) 6.3 BIN’s 6.4 Smaak- en geurstoffen toevoegen 6.5 Grondstoffenruimte 6.6 Stort van bulk Bijlagen 1. Bestudeerde documentatie 2. Gegevens gevaarlijke stoffen Aparte excelfiles Aparte excelfile over de meest voorkomende componenten. Aparte excelfile “Voorbeeld van een registratie van gevaarlijke stoffen”
-6-
1. AANLEIDING De eerste aanleiding voor dit onderzoek is de bezorgdheid bij de medewerkers over de mogelijke blootstelling aan stoffen die op de Voorbereiding worden gebruikt. Een bijkomende aanleiding is onvrede met een eerdere rapportage (2013) die te weinig handvaten voor verbetering gaven. 2. DOELSTELLING Vanuit XXX is gevraagd ondersteuning te bieden bij: • de keuze van een effectief stoffenregister • blootstellingsonderzoek op de werkplek • achterhalen van ontbrekende grenswaarden van bepaalde gevaarlijke stoffen • praktische adviezen t.a.v. oplossingen op operatorniveau. 3. WERKWIJZE Om een beeld te krijgen van de werksituaties en een invulling te kunnen geven aan boven gestelde doelen, zijn in de tweede helft van 2014 verschillende werkbezoeken gebracht aan XXX te YYY. Daarnaast zijn documenten bestudeerd zoals de meest gebruikte werkrecepturen, het databestand aan veiligheidsinformatiebladen, de componenten in de emulgeerlijnen, een eerder rapport (2013) van de situatie, e.d. Vervolg is het resultaat van de bevindingen vastgelegd in deze rapportage. Niet erg zinvol is het om ontbrekende grenswaarde van bepaalde stoffen te achterhalen. Voor veel stoffen zijn deze er gewoon niet. Hiervoor kunnen als worst case de kick-offwaardes worden gebruikt. Gelet op de synergetische effecten die stoffen op het menselijke lichaam kunnen hebben, zit hier daardoor tevens een veiligheidsfactor in. De focus van dit onderzoek was daarom en mede gelet op het feit dat er al een uitvoerig blootstellingsonderzoek in 2013 heeft plaatsgevonden, gericht op praktische adviezen over oplossingen op operatorniveau zowel voor de emulgeerlijnen als bij de BIN’s, de ketels waar smaak- en geurstoffen worden toegevoegd, de grondstoffenruimte en de stort van bulk. 4. RAPPORTAGE De bevindingen van het onderzoek zijn hieronder weergegeven. Daarbij zijn eerst de meer algemene zaken beschreven en daarna de locatie-specifieke zaken. Daar waar mogelijk zijn tevens al verbetermogelijkheden op operatorniveau beschreven. In bijlage 1 is beschreven welke documentatie bestudeerd is. In bijlage 2 is in het kort aangegeven welke gegevens gebruikt zijn voor het invoeren in Stoffenmanager, het programma waarmee de hoogte van de blootstellingsconcentratie (van enkele stoffen) is geschat. In een aparte excelfile zijn de meest voorkomende componenten beschreven In een tweede excelfile is een voorbeeld van een registratie opgenomen van gevaarlijke stoffen. Hierbij zijn als items de vereiste parameters uit Stoffenmanager zoals beschreven in bijlage 2 gebruikt. 5. ALGEMENE BEVINDINGEN Hier worden de bevindingen beschreven die meer algemeen voorkomen in de fabriek. Bij de bevindingen worden ook voorstellen ter verbetering gegeven. Blootstelling aan stoffen
-7-
Bij het vullen van de mengketels treedt blootstelling aan stoffen op. Met stoffenmanager (bijlage 2) is geschat dat de concentratie aan bepaalde stoffen boven de grenswaardes uitkomen. Dit is eerder uitvoerig beschreven in het rapport “Beoordeling van de blootstelling aan chemische stoffen op de Voorbereiding van XXX“ van de Arbo Unie van 26 juli 2013. In dat rapport wordt in figuur 4 aangegeven bij welk percentage van de componenten een overschrijding van de grenswaarde wordt gevonden. Daarbij is verschil gemaakt in taakblootstellingen en dagblootstellingen. In dat rapport is al vastgesteld dat bij 24 van de 26 producten een overschrijding van de grenswaarde wordt gevonden bij de taak en bij 14 van de 26 producten als gekeken wordt naar het daggemiddelde (dus gecorrigeerd voor de tijdsduur van de taken). Medewerkers dragen tijdens de handeling adembescherming. In de arbeidshygiënische strategie is dit de minst gewenste oplossing. Verschillende andere mogelijkheden worden hier beschreven om de blootstelling voor de medewerkers aan deze stoffen te reduceren. Bronaanpak: een aanpak aan de bron is nagaan bij de producent van de grondstoffen of de zeer stuivende poeders vervangen kunnen worden door grotere korrels of granulaten of in opgeloste vorm kunnen worden aangeleverd. Zoveel mogelijk de kleppen/deksels van de stortopeningen gesloten houden. Overwegen bij de zeer stuivende poeders (of standaard) de stortopeningen te verkleinen. Daarmee wordt de luchtintredesnelheid in de vulopening veel groter, het beschermende luchtgordijn veel groter en de kans op uittreden veel kleiner (en daarmee de blootstelling). Een praktische optie kan zijn een tweede (scharnierend) deksel aan te brengen. Het bestaande deksel sluit de hele vulopening af. Een tweede deksel zou daaronder gemonteerd kunnen worden bestaande uit een frame (raam) met een kleine vulopening). Indien nodig – bij zeer grote verpakkingen - kan dat tweede deksel omhoog geklapt worden en is de oorspronkelijke grote stortopening weer beschikbaar. Wanneer weer met kleinere verpakkingen wordt gewerkt, wordt het tweede deksel naar beneden geklapt, waardoor de vulopening sterk verkleind wordt en bijgevolg de luchtintredesnelheid in de kleinere opening daar sterk toeneemt. Daarmee wordt bereikt dat er veel minder stof kan ontsnappen naar de werknemer toe en bijgevolg de blootstellingsconcentratie sterk afneemt. De oplossing betreft een eenvoudig raamwerk. Het moet zo gemakkelijk mogelijk zijn, anders wordt het niet gebruikt. Bovendien moet ook deze constructie goed zijn schoon te spuiten. Hieronder is dit in een tekening geschetst voor rechthoekige vulopeningen. Hetzelfde kan ook voor ronde vulopeningen.
-8-
Extra deksel
Huidige klep
Vulopening
Een andere optie is te werken met vulsluizen. Een praktisch bezwaar van deze is de grote variëteit van de verpakkingen: van zeer kleine zakjes tot grotere balen. Voor grotere verpakkingen vraagt dat om grote en daardoor onhandige constructies. Vulsluizen zouden daarbij ingezet kunnen worden voor de kleiner zakken met zeer stuivende materialen. Het werken met vulsluizen (als ‘opzetstuk’) is bewerkelijker dan bovengeschetste oplossing met een extra klep. Daardoor bestaat de kans dat deze niet gebruikt gaan worden. Ook het schoonhouden van zo’n vulsluis is extra bewerkelijk. Een alternatief is werken met een push-pull systeem. Afzuiging is op korte afstand van de afzuigopening al heel ineffectief. Op aan afstand van 1x de diameter van de afzuigopening is er nog maar 10% van de afzuigcapaciteit over. Door relatief open systemen als afzuigopeningen, flexibele armen wordt bovendien veel valse lucht aangetrokken. Met meer omsloten systemen als afzuigkasten, zuurkasten, laminair flowkasten wordt dit voorkómen. Blazen is veel effectiever, ook op grotere afstand. Blazen kan echter tot een grotere en deels ongecontroleerde verspreiding leiden, tenzij de luchtstroom strak ‘getunneld’ wordt. Door met blazen de vrijkomende stoffen gericht te leiden naar een afzuigwand kan een grotere effectiviteit in de verwijdering van vrijkomende stoffen bereikt worden. In de huidige dichtbebouwde opstellingen is dit echter nauwelijks te realiseren. Platmaken en oprollen van geleegde zakken De luchtintredesnelheid in de stortopeningen neemt heel snel af met de afstand. Zie ook daarvoor onderstaande tekening. Daarin wordt aangegeven dat op korte afstand van de aanzuigopening nog maar 10% van de luchtsnelheid over is. Als geleegde zakken buiten de vulopeningen verder worden platgemaakt, komt veel stof vrij dat niet naar binnen wordt getrokken. Blootstelling aan stoffen hangt hierbij dus sterk van de werkwijze van de individuele medewerker af. Maatregel:
-9-
De zakken binnen de ketels op een rustige wijze en langzaam platmaken en de opening van de zakken bij het platmaken en oprollen/opvouwen binnen de vulopening houden. Hierover de medewerkers goed instrueren en daar periodiek toezicht op houden. Filters in de afvoerventilatie van de mengketels in fabriek 1 Bij de afzuigsystemen van de mengketels zit afzuiging. Deze wordt geleid naar een filter, waarna de lucht veelal weer in de werkruimte terecht komt. De specificaties van deze filters worden hieronder beschreven. Bij de flavours wordt de lucht naar buiten afgevoerd.
Volgens de opgevraagde filterspecificaties zitten er F7-filters op de afzuiginstallaties van de mengketels. F7 filters hebben een gemiddeld rendement op 0,4 µm deeltjes van 80-90 %. Het minimum rendement dat deze filters halen met 0,4 µm deeltjes is 35%. (Normstelling: Specificatie luchtfilters voor luchtbehandelingssystemen van de Vereniging Leveranciers Luchttechnische apparaten gebaseerd op de Europese standaard EN 13779.)
Wanneer er relatief schone lucht wordt aangeboden dat slechts tijdelijk enigszins vervuild is, spreekt men van Out Door Air 1 (ODA1). Wanneer er lucht wordt aangeboden met hogere concentraties aan vervuilingen tot de WHO guidelines tot een factor 1,5 dan spreekt men van ODA2.
- 10 -
Zit men qua vervuiling van de aangeboden lucht daarboven (> 1,5) dan spreekt men van ODA3. Zie onderstaande tabel.
Bij de toepassing van filters bij XXX biedt men vuile lucht vanuit de mengketels aan. Deze kan gesteld worden op ODA3. Afhankelijk van de vervuilingsgraad van de aangeboden te filteren lucht, is een bepaald filter nodig. Het soort filter wordt echter ook bepaald door de eisen die men stelt aan de zuiverheid van de lucht aan de uitblaaskant van het filter. Wanneer men in de werkruimte aan de uitblaaskant (dus achter het filter) weer relatief schone lucht de ruimte in wil blazen, dan komt men uit op IDA1 of IDA 2. Volgens onderstaande kruistabel is dan een combinatiefilter van F7 en F9 nodig. Met het huidige F7
- 11 -
filter bereikt men slechts een IDA 3 niveaus aan luchtkwaliteit, dus slechts een matige kwaliteit die onder de gemiddelde luchtkwaliteit ligt. Omdat het bij de vervuiling niet gaat om straatvuil en inert stof, maar om poedervormige chemicaliën, is slechts een matige filtering niet voldoende.
Verbetervoorstel: Wanneer door de elders in deze rapportage beschreven maatregelen qua vulopening en luchtintredesnelheden in de stortopeningen, bij het vullen geen adembescherming meer nodig is, kan dat alleen wanneer de chemische stoffen niet aan de uitblaaskant van de ventilatie (aan de schone zijde van de filters) niet weer de ruimte in geblazen worden. Dan is een combinatie van F7 en F9 filtering noodzakelijk. Door deze betere filtering zal de luchtweerstand in de afvoerventilatie toenemen. Dat betekent dat nagegaan moet worden of de vereiste minimale 0,4 m/s luchtsnelheid in de stortopening nog wel wordt gehaald. Mogelijk dat de ventilator opgetoerd, dan wel de opening van de ketel verder verkleind moet worden. Een beter alternatief is natuurlijk de afvoerlucht direct op de buitenlucht te laten uitkomen. Dat kan worden volstaan met een F7 filter (en mogelijk zelfs een minder fijn filter als F5 en F6), omdat de eis daar maximaal IDA 4 is (laag). Gebruik vegers en borstels Voor het schoonmaken worden vegers en borstels gebruikt. Als dat onder droge condities gebeurt, kunnen stoffen daardoor opdwarrelen en blootstelling voor de medewerkers veroorzaken. Verbetervoorstel: Zoveel mogelijk het gebruik van borstels en vegers vermijden. Beter is het te werken met stofzuigers met speciale fijnstoffilters op de uitblaaszijde. Omkleden Bij het omkleden aan het eind van het werk wordt geen adembescherming gedragen. Mogelijk vindt dan juist een grote blootstelling plaats. Immers tijdens het werk is men blootgesteld aan stoffen welke zich (hopelijk niet) in de longen (door de gedragen adembescherming), maar wel op de werkkleding verzameld heeft. Bij het omkleden kunnen deze stoffen vrijkomen en kunnen deze alsnog worden ingeademd. Dan is sprake van een zogenaamde ‘uitgestelde blootstelling’.
- 12 -
Als met echt ervan uitgaat dat er stoffen vrijkomen tijdens het storten (men beschermt zich immers niet voor niets met filtermaskers) dan zit dat stof ook op de kleding. Eenzelfde ‘uitgestelde’ blootstelling is er ook wanneer men met de bedrijfskleding naar de kantine gaat en daar niet alleen zichzelf besmet maar ook anderen (zowel via de ademhaling als via het eten). Verbetervoorstel: Bedrijfskleding in een ‘vuile’ ruimte uittrekken (fysisch gescheiden van de schone ruimte) en bij voorkeur daarbij filtermaskers dragen. Pas nadat de kleding is uitgetrokken, de filtermaskers afdoen en deze direct in een bus, blik of plastic zak opbergen). Schoonmaken van de ronde filters De ronde filters worden uit de bekasting gehaald op de grond gelegd en in de hal met een hogedrukspuit schoongespoten. Het water loopt weg via de afvoerputjes. Door het schoonspuiten met hoge druk raakt de omgeving vervuild, welke vervolgens daarna wordt schoongespoten. Verbetervoorstel: Een speciale kast maken voor het schoonspuiten van de filters, liefst met aan één zijde een afzuigwand. Gebruik adembescherming Tijdens het storten van poeders en gieten van vloeistoffen wordt adembescherming gedragen: een combinatie van een A2 filter tegen organische dampen en een fijnstoffilter. Het wordt aan de medewerkers zelf overgelaten om periodiek nieuwe filters te pakken. Veelal gaat men daarbij af of de filters qua geur (voor de flavours) doorslaan. Voor doorslag op stof is geen systeem aanwezig. Het wordt aan de waarneming (reuk) van de medewerkers zelf overgelaten om te bepalen of het filter doorlaat of niet en dan het filter te vernieuwen. Wanneer men verkouden is, kan men te laat gewaarschuwd worden voor doorslag van organische dampen. In fabriek 1 vervangt een medewerker de filters 1x per 2 maanden; in fabriek 4 vervangt een medewerker de filters 1x per maand. Dit geeft al aan dat het nu wel zeer subjectief wordt ingevuld.
Verbetervoorstel: Een stringent regime van vervangen van filters invoeren en dit niet van de persoonlijke inschatting of de geurwaarneming van de operators af laten hangen. Het dragen van adembescherming is voor de betreffende medewerkers fysiek belastend. Zeker wanneer daarbij nog andere factoren spelen, zoals tillen van zakken, hoge
- 13 -
omgevingstemperaturen, enz. dan is het dragen van adembescherming in de huidige vorm (actief - zonder pompjes - aantrekken van lucht) extra belastend en daarom onwenselijk. Gestreefd moet dan ook worden naar het creëren van zodanige werkomstandigheden dat eigenlijk geen of zo min mogelijk adembescherming hoeft te worden gedragen. Gemakkelijke test De meeste toevoegingen zijn wit. Als controle op de verspreiding van stoffen kunnen metingen gedaan worden. Deze zijn zeer bewerkelijk en kosten bovendien veel geld. Voorstel voor een test nadat aanvullende maatregelen zijn getroffen Een eenvoudige visuele controle tussentijds is om een medewerker periodiek een dag zwarte wegwerpoverall te laten dragen en aan het eind van die dag te kijken in hoeverre dat overall bedekt is met een laagje wit poeder. Als dan al veel besmetting wordt geconstateerd, is een meting niet nodig. Dan is duidelijk dat de maatregelen onvoldoende zijn en zijn aanvullende maatregelen nodig. Blijft de werkkleding zwart, dan lijken de genomen maatregelen effectief te zijn geweest. Ter verificatie dienen nog wel enkele metingen te worden gedaan. Dit is vergelijkbaar met de testen in ziekenhuizen waarbij verpleegkundigen periodiek testen hoe goed zij hun handen desinfecteren door in het desinfectants een fluorescerende stof te mengen, dan hun handen te desinfecteren op hun gebruikelijke wijze en daarna met UV-licht te controleren of zij alle vlakken van hun vingers en handen ‘geraakt’ hebben met het desinfectants.
- 14 -
6. RUIMTE-SPECIFIEKE ZAKEN
6.1 FABRIEK 1 (emulgeerlijnen 1, 4 en 5)
Lijn 4 Beladen van de ketels met stoffen. Gemiddeld twee batches per dag van elk ca. 45 minuten. Daarnaast ca. 20 minuten bij de smaak- en geurstoffen (flavours). Ventilatiebewaking Bij lijn 4 zit geen ventilatiebewaking op de afzuiging. Als de afzuiging totaal uitvalt, zal dit naar alle waarschijnlijkheid direct door de operator worden opgemerkt aan de grotere stofuittreding bij het storten. Als de ventilatie echter niet uitvalt, maar vermindert (door welke oorzaak dan ook) kan dit mogelijk niet opvallen. De beschermende werking van de afzuiging is dan onvoldoende waardoor een te grote blootstelling kan optreden. In de huidige situatie is de luchtsnelheid in de stortopening van de linker mengketel in lijn 5 slechts 0,28 m/s. Wanneer zeer stuivende stoffen worden toegevoegd, kunnen deze uittreden. Ook kunnen aerosolen uittreden, bijvoorbeeld bij het oplossen van natriumhydroxidepellets ontstaan veel aerosolen en wordt de oplossing warm. Deze kunnen bij onvoldoende luchtintredesnelheden in de stortopening naar buiten komen en worden ingeademd. Natriumhydroxide werkt bijtend op de ogen, de huid en de slijmvliezen van de ogen en op de hogere luchtwegen. In het ergste geval kan logoedeem optreden met kans op overlijden. Bij herhaalde blootstelling van de huid kan eczeem optreden en kans op ontstekingen van de luchtwegen en een verminderde longfunctie.
- 15 -
Maatregel: Iedere ketel voorzien van ventilatiebewaking. Schoonsproeien van binnenkant ketels Als na een lading de binnenkant van de mengketel onvoldoende schoon wordt gesproeid (met de handdouche), dan blijven stoffen aan de binnenkant van de ketel zitten. Wanneer later de ketel weer (deels) met water gevuld wordt, kunnen die stoffen uittreden. Door het binnenstromen van het water ontstaan namelijk zoveel turbulenties dat het beschermende luchtgordijn in de vulopening onvoldoende is. Dit is met een rookpatroon geverifieerd: rook wordt met kracht weggeslingerd de ketel uit. Aerosolen met daarin stoffen van de vorige batch kunnen dan uit de ketel geslingerd worden en zorgen voor blootstelling. Op onderstaande foto’s is dat aan de hand van een rookpatroon duidelijk te zien.
Maatregel: Consequent na het vullen met stoffen, de binnenwand van de ketel goed schoonspuiten. Schoonmaken omgeving Na afloop van een batch werd met de handdouche de omgeving enigszins schoongespoten. Dit werd slechts korte tijd gedaan. Opvallend is dat het water niet echt wegliep naar het afvoerputje, maar bleef staan. Het gevolg is dat dit water na korte tijd verdampt (vanwege de hogere temperaturen in de hal) en de daarin opgeloste stoffen in poedervorm op de grond komt te liggen. Deze kan dan gemakkelijk worden opgewarreld of via de grote ventilatoren verspreid worden in de hal.
- 16 -
Verbetervoorstel: Veel grondiger schoonspuiten en zorgen dat het water grotendeel via het afvoerputje wordt afgevoerd. Hierbij met een spuitlans het water naar het afvoerputje spuiten. Schoonmaken omgeving: adembescherming Bij het schoonspuiten wordt geen adembescherming gedragen. Daardoor bestaat kans op inademing van de aerosolen waarin de stoffen zitten. Verbetervoorstel: Tijdens het schoonspuiten ook de adembescherming dragen. Afvalbak Als de afvalbak te vol wordt gedaan met lege zakken, wordt deze aangedrukt waardoor stof vrijkomt. Secundaire blootstelling. Maatregelen: Vaker een nieuwe afvalzak gebruiken. De inhoud van de afvalzak niet aandrukken voordat de afvalzak is dichtgebonden. Een andere mogelijkheid is grotere afvalzakken te gebruiken. Om ontvouwen en weer uitrollen van de emballage te voorkómen, kunnen de weg te gooien zakken met een tie-ribje worden dichtgebonden. Wanneer dan later de grote afvalzak toch wat aangeduwd wordt, kunnen geen stoffen vrijkomen. Fabriek 1: lijn 5 Hier staan twee mengketels vlak bij elkaar. Een grote ketel (diameter 121 cm en inhoud ca. 2300 liter) en een kleinere ketel (diameter ca. 85 cm en een inhoud van ca. 350 liter). De twee ketels hebben een even grote vulopening: ca. 61,5 x 36 cm. Afzuiging Beide ketels zijn op dezelfde afzuiging aangesloten. De luchtintredesnelheid in de vulopening van de linker (grote) ketel is 0,27 m/s. Die in de kleinere rechterketel is 0,42 m/s. Op basis van de lengte van de afzuigkanalen zou eerder het tegenovergestelde verwacht worden. De kleinere rechterketel zit veel verder van de afzuiging af dan de grotere linker ketel. De geringere flow kan mogelijk verklaard worden door de grotere ketelinhoud van de linkerketel. Maar mogelijk kan ook het afzuigkanaal van de linkerketel deels verstopt zitten.
Verbetervoorstel:
- 17 -
In ieder geval is het zaak om de afzuiging van de linkerketel op te voeren zodanig dat minimaal een luchtintredesnelheid van 0,4 m/s wordt verkregen om voldoende protectie te krijgen. Een tweede deksel aanbrengen (conform de tekening onder ‘Algemene bevindingen’). Zoveel mogelijk de klep gesloten houden. Afstand tot de afvalbak De afstand van de linkerketel tot de afvalbak is ruim 1,5 meter. Dat betekent dat de geleegde zakken eerst over die afstand verplaatst moeten worden voordat zij in de afvalzak gedaan kunnen worden. Dit bevordert de kans op blootstelling aan stof. De ruimte op het bordesje is redelijk beperkt, zeker gelet op het feit dat er twee ketels daar gevuld moeten kunnen worden. Verbetervoorstel: Wanneer de linker ketel het vaakst gebruikt wordt, dan de afvalzak vlak bij die vulopening plaatsen. Eventueel door deze links aan de buitenzijde van de railing op te hangen. Gevarenkaarten Er zijn geen gevarenkaarten (veiligheidsinformatiebladen of material safety data sheets) van de meest gebruikte stoffen aanwezig op de werkplekken. Verbetervoorstel: Van de meest gebruikte stoffen korte werkplekinstructiekaarten in de controlekamers op hangen. Deze kunnen afgeleid worden van de veiligheidsinformatiebladen.
- 18 -
6.2 FABRIEK 4 (twee emulgeerlijnen: 2 en 3) Emulgeerlijn 2 In de hoek bij de ingang worden twee ketels gevuld: een van 600 liter en een van 225 liter. Dit gebeurt 4 à 5 x per dag elk gedurende ca. 1 uur. De totale werktijd bij de ketels is ca. 5 uur. De ketels zijn niet op een afzuigsysteem aangesloten. In 2015 worden deze ketels wel van afzuiging voorzien. De vulopening van de ketels is groot. Om de ergste stofblootstelling in te dammen wordt direct na het storten m.b.v. een handsproeier een nevel aangelegd, maar deze komt dan eigenlijk te laat. Een tweede ongunstige factor is dat de ketels direct grenzen aan een doorgang. Mensen die elders in de fabriek moeten zijn of daarvandaan terugkomen, worden daardoor ook blootgesteld aan de stoffen (zij dragen veelal dan geen filtermaskers). De mate van stofverspreiding is deels afhankelijk van de wijze waarop de operator met de zakken omgaat. Wanneer deze zakken na het legen ruw uit de ketel worden gehaald en wild buiten de ketel worden platgemaakt en in de grote afvalzak worden gefrommeld, is er sprake van een grote blootstelling. Blootstelling wordt nu voornamelijk voorkómen door het dragen van adembescherming wanneer bij de ketels wordt gewerkt. Dit is echter zeer belastend. In versterkte mate is dit het geval wanneer het in de productieruimte zeer warm is. Dat is in zomerse periodes soms het geval.
Verbetervoorstel: Een vaste sproeier aanbrengen die met de voet bediend kan worden waardoor bij stuivende grondstoffen een nevel kan worden aangebracht en toch met twee handen de zakken gehanteerd kunnen worden. Ook hier een tweede deksel met raam (conform de tekening onder ‘Algemene bevindingen’) aanbrengen, zodat de vulopening veel kleiner wordt en de stoffen minder gemakkelijk de ketel kunnen verlaten. Zoals gepland een goede plaatselijke afzuiging aanbrengen met een minimale luchtintredesnelheid in de opening van 0,4 m/s. De geleegde zakken zeer rustig platmaken en dan pas naar de afvalzak brengen. Grotere opname van stoffen bij grotere fysieke belasting Wanneer fysiek grotere inspanningen worden verricht, gaat i.h.a. de ademhaling veel sneller en wordt veel meer lucht per minuut ingeademd dan bij activiteiten met een lage fysieke
- 19 -
belasting. Dit kan oplopen van 5 liter lucht per minuut in een rustige situatie tot 150 à 200 liter per minuut. Opvallend in deze situatie was dat bij het vullen van de ketel met citroenzuur (H319) de zakken van elk 25 kg op een pellet op de grond lagen. De operator moet deze zakken een voor een handmatig op tillen en dan enigszins boven zijn macht op de rand van de ketel plaatsen en dan opensnijden en vervolgens de zak legen in de ketel.
Dit allemaal terwijl ook het filtermasker werd gedragen, hetgeen ook fysiek belastend is. Wanneer het dan bovendien warm is in de ruimte zijn er dus drie factoren die het werk extra fysiek belastend maken. Verbetervoorstel: Het tillen zoveel mogelijk beperken door een laadheffer, zodat voor het tillen geen grote verticale afstand moet worden overbrugd. Een opstapje voor de ketels maken om gemakkelijker bij de rand van de ketels te komen en men niet boven zijn macht hoeft te worden getild. Wanneer het werk zwaar fysiek belastend is (tillen, bukken, heffen enz.) in combinatie met hogere omgevingstemperaturen, en nog gebruik gemaakt moet worden van adembescherming, dan bij voorkeur aangedreven adembescherming gebruiken (pompje en filter aan de heup, die het ademtoestel van verse lucht voorzien. Dit systeem is elders binnen de fabriek al aanwezig. De voorkeur blijft natuurlijk uitgaan naar zodanig goede omstandigheden creëren dat geen adembescherming nodig is.
- 20 -
Emulgeerlijn 3 Bij emulgeerlijn 3 lijn in fabriek zijn vier mengketels met ronde vulopeningen. De twee rechter ketels zijn groter en worden minder vaak gebruikt.
Wel zijn beide ketels van een lichte afzuiging voorzien aan de bovenzijde van de ketel. Maar deze helpt onvoldoende. Bovendien ligt de afzuiging vaak in storing (rode lamp).
Op het bordesje is slechts weinig handelingsruimte. De twee linker ketels zijn qua belading niet ergonomisch uitgevoerd. Het betreft wat oudere ketels. De openingen zijn nagenoeg horizontaal en bij de rechterketel zelfs qua afstand moeilijker bereikbaar.
- 21 -
Opvallend is de grote afstand tussen de mengketels en de afvalzak die rechts achter hangt: ca. 1.30. Wanneer de zakken geleegd zijn moeten zij over deze afstand naar de afvalzak gebracht worden. Afhankelijk van de zorgvuldigheid en snelheid van handelen van de operator kan dan blootstelling plaatsvinden. Verbetervoorstellen: Op korte termijn: Altijd de afzuigventilatie in bedrijf houden. De frequente storingen hierin verhelpen. Een vaste sproeier aanbrengen die met de voet bediend kan worden waardoor bij stuivende grondstoffen een nevel kan worden aangebracht en toch met twee handen de zakken gehanteerd kunnen worden. Ook hier een tweede deksel met raam (conform de tekening onder ‘Algemene bevindingen’) aanbrengen, zodat de vulopening veel kleiner wordt en de stoffen minder gemakkelijk de ketel kunnen verlaten. Een goede plaatselijke afzuiging aanbrengen met een minimale luchtintredesnelheid in de opening van 0,4 m/s. De geleegde zakken zeer rustig platmaken en dan pas naar de afvalzak brengen. Mogelijk de afzuigzak dichterbij ophangen (maar wel zodanig dat er bij het sproeien geen water in kan lopen). Bij voorkeur de oudere ketels vervangen door nieuwere types zoals in fabriek 1. Daar werken met twee deksels: een met een grote vulopening en een met een kleine vulopening (zie de tekening). Daarbij luchtsnelheden van minimaal 0,4 m/s in de stortopening realiseren zodat er een voldoende protectiegraad wordt bereikt. Het dragen van adembescherming is dan niet meer nodig. Ter verificatie daarna metingen uitvoeren. Samengevat komen de verbetervoorstellen bij de emulgeerlijnen op het volgende neer. Combinatie van technische, organisatorische en gedragsmaatregelen Technisch: • bij alle mengketels een voorziening treffen voor een kleinere stortopening. • bij alle mengketels een goede afzuigventilatie installeren en wel zodanig dat de luchtsnelheid op de plaats waar het poeder vrijkomt minimaal 0,4 m/s is. • de afzuigventilatie beter borgen • betere filters in de afzuiging bij de mengketels (alternatief is via een filter rechtstreeks naar buiten afvoer). Organisatorisch en gedrag: • rustig leegstorten van de zakken, • het platmaken en oprollen van de zakken binnen de ketel (achter de vulopening) en borgen met tie-ribs alvorens deze in een verzamelzak op te bergen. • een strenge werkdiscipline instellen waardoor bij de handelingen met volle èn lege zakken zo min mogelijk stofvorming optreedt; niet aandrukken van verpakkingen in de afvalzak. • goed schoonsproeien van de binnenzijde van de ketels voor er weer water wordt ingenomen • grondiger reinigen van de omgeving. Zolang de aanpassingen aan grootte van de vulopeningen, de ventilatie en de filters nog niet gerealiseerd zijn, filtermaskers dragen. Dan ook bij het uittrekken van de bedrijfskleding filtermaskers dragen en een strikter regiem van vernieuwen van filtermaskers instellen
- 22 -
6.3 BIN’s Legen van de BIN’s Gebruikelijke werkwijze is als volgt. De BIN wordt geplaatst. Daarna iets gekanteld, waarna via het kleine luikje de klep iets wordt opengedraaid. Vervolgens wordt het kleine luikje gesloten en via de grote handel rechts wordt de losklep verder geopend. Wanneer er stoffige producten worden verladen, dan ontwijkt al product via het kleine luikje en in veel grotere mate via de ‘afblaasopening’ dat voorzien is van een doekfilter. Voor stoffige producten is het doekfilter te grof. Dat is duidelijk zichtbaar. Incidenteel valt een bovendeksel van een BIN af, maar door het aangebrachte hekwerk aan de bovenzijde, is er geen kans op letsel.
Verbetervoorstel: Bij stoffige producten een fijnmaziger doekfilter gebruiken op de `afblaasopening’. De deksel van de BIM’s beter borgen.
6.4 Smaak- en geurstoffen toevoegen In een ruimte op de begane grond nabij de afvulruimte wordt als laatste stap smaak- en geurstoffen toegevoegd. Daarvoor zijn twee mengketels beschikbaar: de T137 en de T107. De vulopening van de ketels is 61 x 36 cm. De luchtintredesnelheid in de vulopening bedraagt 1 m/s. Dus zeer hoog. Beide ketels zijn voorzien van een afzuigkanaal. Deze twee kanalen komen bij dezelfde filterunit uit. Vanuit die unit loopt een afzuigkanaal naar het plafond en dan naar de nevenliggende ruimte waar het kanaal naar boven verdwijnt door het dak heen naar buiten. De betreffende ruimte zelf is niet voorzien van aanvullende ventilatie, anders dan de twee plaatselijke afzuigingen in de ketels.
- 23 -
Wekelijks worden de afvoerkanalen vanuit de ketels naar de afzuigunit met een nozzle doorgespoeld.
Wanneer in betreffende ruimte smaak- en geurstoffen worden toegevoegd is in de ruimte overduidelijk een zeer pregnante lucht aanwezig. Deze ontstaat al wanneer de zakken op het hefplateau naast de ketels worden open gemaakt. Tijdens het mengen blijft de klep al die tijd openstaan. Soms heeft mengsel een hogere temperatuur (350C) waardoor gemakkelijker dampvorming kan optreden. In onderstaande foto zijn links van de opening duidelijk kleine druppeltjes waarneembaar (inclusief product). De betreffende medewerker draagt het combinatiefilter A2 en fijn stof en ervaart geen hinder van de pregnante lucht. Andere medewerkers die ook in de ruimte verblijven, dragen geen adembescherming; echter deze verblijven daar maar kort. Op 6 augustus bleef een andere medewerkster daar echter wat langer vanwege inregelen van apparatuur. Niet bekend is of dit bij uitzondering was of dat dit vaker gebeurt. Zij probeerde zich te beschermen tegen de pregnante lucht door de mouw van haar jas voor haar neus te houden, maar dat hielp natuurlijk niet. Er is nog geen regime dat wanneer in betreffende ruimte smaak- en geurstoffen worden toegevoegd, andere medewerkers die ruimte gedurende die tijd niet mogen betreden, dan wel alleen met adembescherming. Opvallend was dat de verzamelafvalbak op ca. 5 meter afstand stond van de stortopening van ketel 137 en de betreffende medewerker bij iedere toevoeging met de opgerolde zak door de ruimte heen en weer liep. Gemiddeld wordt 2,5 x per dag gedurende ca. 30 minuten in deze ruimte gewerkt. Wanneer cacao wordt toegevoegd bij grotere partijen is de bewerkingstijd veel langer, tot 2 uur per batch. De ervaring leert dat het daarbij veel meer stuift. Opvallend is dat de mate van verspreiding sterk afhangt van de wijze van handelen van de operator. Wanneer heel zorgvuldig de zakken geleegd worden binnen de ketel en deze binnen de ketelopening al platgemaakt worden en rustig op de tafel daarna gelegd worden is de stofverspreiding veel minder dan wanneer de zakken deels buiten de ketel platgemaakt worden. Ook maakt het uit of alle producten voordat deze worden gestort al op de tafel geopend worden en dan enige tijd blijven
- 24 -
staan, of dat dat pas gedaan wordt per emballage-eenheid vlak voordat deze in de ketel wordt gestort. De tweede meer beheerste situatie werd aangetroffen op 15 augustus. De betreffende medewerker geeft aan geen kennis van de gevaarseigenschappen van de stoffen te hebben. Er zijn geen gevarenkaarten van de meest gebruikte stoffen aanwezig op de werkplek. Mogelijke verbeteringen: • De verpakkingen van de stoffen niet al van te voren openmaken. • De zakken pas openmaken binnen de ketel zelf. • De zakken binnen de ketel (achter de stortopening) platmaken, eventueel oprollen en dichtbinden. • De afvalzak nabij de ketels situeren. • Een tweede klep met raam aanbrengen (zie de tekening onder ‘Algemene bevindingen’) om de vulopening sterk te verkleinen. • Zoveel mogelijk de klep gesloten houden wanneer deze niet open hoeft te staan. • Een lichte ruimteventilatie aanbrengen. Na het aanbrengen van de aanpassingen en het introduceren van de gewijzigde werkwijze, verificatiemetingen uitvoeren.
6.5 Grondstoffenruimte Deze bestaat uit twee units: vetten en mineralen en weegafdeling. Bij de vetafdeling, staan allerlei soorten oliën. Er wordt in open systemen overgeschonken. Opvallend is dat in de voorraadruimte van de vetten een sprinkler zit. Deze sprinkler bevat water. Dat zou voor een opslag van oliën en vetten niet moeten.
Mogelijke verbeteringen: Bij voorkeur niet in open systemen overschenken maar onder plaatselijke afzuiging. De sprinkler binnen deze ruimte inactiveren. Weegafdeling In de weegafdeling wordt de hele dag doorgewerkt (5 ploegendienst). Bij het overscheppen van vaste stoffen en het overschenken van vloeistoffen zijn drie afzuigplaatsen beschikbaar. Bij een van deze is die gedeeltelijk omkast met zijwanden en een bovenwand. De andere twee (van elk 3 afzuigunits) zijn in het geheel niet omkast en zitten relatief hoog t.o.v. de afweegplek.
- 25 -
Duidelijk was gemorst poeder zichtbaar. Vraagtekens moeten geplaatst worden bij de werking van de huidige 2x3 afzuigunits. Door de vlakke structuur (geen omkasting) wordt veel valse lucht aangetrokken. Vrijkomende poeders en deeltjes zakken door hun zwaartekracht naar beneden terwijl de afzuigvlakken relatief hoog zitten. Dit betekent dat er nu geen sprake is van een effectieve afzuiging. Wanneer wordt overgeschonken, is de afstand tot de afzuigwand relatief groot. Men begint op ca. 50 cm van het rooster over te schenken. Als de emmer ongeveer half vol is, plaatst men deze op het tableautje, waarbij de bovenrand van de emmer op ca. 30 cm afstand zit van het afzuigrooster. Op onderstaande foto’s is duidelijk te zien aan de hand van rookproeven dat de rook nauwelijks of niet meer naar de afzuigwand wordt getrokken. Bekend is dat de afzuigende werking met een toenemende afstand tot de afzuigopening zeer sterk afneemt. Dit betekent dat in de huidige situatie waarbij op die grotere afstanden met de bestaande constructies van de afzuigwanden vloeistoffen worden overgeschonken of vaste stoffen worden overgeschept, er geen beschermende werking meer kan worden toegekend aan de afzuigwanden. Wanneer bij een afzuigwand bij een rooster wordt gewerkt, worden ook de andere twee roosters afgezogen. Men kan de hoeveelheid afzuiglucht momenteel niet concentreren op slechts een van de drie werkplekken.
- 26 -
Met een Testo luchtsnelheidsmeter (anemometer) zijn bij de 2x3 afzuigroosters op verschillende afstanden van de roosters luchtsnelheidsmetingen uitgevoerd. Rechter afzuigwand (schuin rechts tegenover de ingang; tegen de lange wand) Luchtsnelheid in m per seconde Afstand tot Linker rooster Midden rooster Rechter rooster aanzuigrooster (in cm) 0 0,87 0,91 0,86 10 0,31 0,33 0,31 30 0,18 0,15 0,16 50 < 0,08 < 0,09 < 0,08 Linker afzuigwand (schuin links tegenover de ingang; tegen de korte wand) Luchtsnelheid in m per seconde Afstand tot Linker rooster Midden rooster Rechter rooster aanzuigrooster (in cm) 0 0,65 0,65 0,97 10 0,21 0,21 0,31 30 0,13 0,12 0,18 50 < 0,06 < 0,06 < 0,09 Om enige afzuiging van betekenis te hebben die vrijkomende stoffen daadwerkelijk wegtrekt, is een afzuigsnelheid van minimaal 0,4 m/s vereist. Uit de meetgegevens blijkt duidelijk dat op met de huidige constructies van de twee afzuigwanden op korte afstand van deze roosters nauwelijks nog afzuiging is. Verbetervoorstel: De huidige afzuigwanden aanpassen en er meer een constructie als een zuurkast van maken: zijschotten, bovenwandje, eventueel een schuifraam aan de voorzijde. Bij de aanpassing de drie afzuigroosters (per afzuigwand) voorzien van een eigen afzuigkanaal (die verderop in een verzamelkanaal terecht komen). In elk van de 3 afzuigkanalen schuifkleppen zetten die gemakkelijk dicht of open gezet kunnen worden. Met de medewerkers afspreken dat op het punt waar afgewogen en overgeschept en geschonken wordt daar de schuifklep opengezet wordt en in de twee andere afzuigkanalen de kleppen dicht geschoven worden. Daarmee wordt bereikt dat op de plaats waar gewerkt wordt een veel hogere afzuigcapaciteit komt. Dat gecombineerd met de kastconstructie (wandjes/schotten), maakt dat dan wèl een goede voorziening aanwezig is. Een nog verdere optimalisatie is wanneer dit gecombineerd kan worden met de andere afzuigwand, zodat wanneer slechts bij één rooster gewerkt wordt, de capaciteit van alle 6 roosters daar wordt ingezet, door de kleppen in de afzuigkanalen van de andere 5 roosters dicht te zetten. Een alternatief voor het aanpassen van de afzuigkanalen is werken met ‘blindplaten’. Dit is veel goedkoper, maar vraagt van de medewerkers wel meer moeite in het gebruik. Wanneer deze voorzieningen goed werken, kan feitelijk zonder maskers worden gewerkt. Ter controle kan men t.z.t. een stofmeting uit laten voeren. Of (gemakkelijker) een dag met een zwart pak daar laten werken en aan het eind van de dag kijken in hoeverre het pak besmet is; door de kleur is dat dan duidelijk zichtbaar. Periodiek toch een controlemeting uitvoeren ter verificatie.
- 27 -
Vegen Gevallen stoffen worden aangeveegd met een bezem en stoffer en blik. Veelal ontstaat bij vegen opwarreling van stoffen. Verbetervoorstel: Zo min mogelijk vegen. Liever opzuigen met daarvoor geschikte stofzuigers.
6.6 Stort van bulk (aan de andere zijde van de fabriek) In deze ruimte worden producten die aangeleverd worden via bigbags of via kleinere zakken overgeladen in BIN’s. Ca. 5 producten worden via bigbags aangeleverd. Veel producten worden aangeleverd in kleinere zakken. Daarnaast worden producten (in kleinere eenheden) aangeleverd die niet eerst afgewogen hoeven te worden. Die gaan rechtstreeks naar de Voorbereiding. Het storten van de bigbags in de BIN’s. Bij de aansluiting van de bigbags aan de BIN’s komt veel product vrij. De aansluiting is niet 100% dicht. De operator stoot regelmatig tegen de zijkant van de bigbag om het product te laten vallen. Het geheel is zeer stoffig. Op de vloer is duidelijk een dikke laag product te zien.
De zakken worden opengesneden en op een stortrooster geleegd. Daarbij vindt afzuiging plaats. Niettemin vindt daarbij wel aanzienlijke stofverspreiding plaats. De roosters worden ook getrild waarbij stof zich kan verspreiden. De operator blijft ook de zakken wat schudden.
- 28 -
De stortbakken zijn wel voorzien van afzuiging, maar deze helpt onvoldoende. Vooral bij zeer stuivende producten zoals novelose (bevat amylose).
Met perslucht en met vegers wordt schoongemaakt waarbij stofverspreiding plaatsvindt. Er is wel een stofzuiger aanwezig. Niet duidelijk is welke filters daarin zitten op de uitblaasopening Verbetervoorstel: Zie hieronder onder ‘Nieuwbouw voorziening stort.
Nieuwbouw voorziening stort Er is een nieuwe locatie in aanbouw voor deze activiteiten bij de weeg- en mineralenafdeling. Eind 2014 verhuist de stort daar heen. De twee stortunits blijven naast elkaar staan, maar zijn niet via een tussendeur in de gemeenschappelijke wand te betreden. De operator moet nog steeds nabij de bigbags staan. Wel wordt de aansluiting tussen bigbag en BIN verbeterd. De werkwijze met de kleinere zakken blijft ongewijzigd. De kleinere zakken worden zoals nu gebeurt, handmatig leeg gekieperd op het stortrooster. Verbetervoorstel: Nagaan hoe de nieuwe aansluiting van de bigbags met de BIN’s wordt. Bij voorkeur de bediening van het leegstorten van de bigbags vanuit buiten de cabine regelen. Dus een fysieke scheiding tussen de opstelling (bigbag en BIN) en de operator. De twee cabines daarbij op onderdruk houden zodat toch nog vrijkomend product niet naar de operators en de grote hal kan ontsnappen.
- 29 -
De stortbakken met de roosters voor de kleinere zakken aanpassen. Meer gesloten uitvoeren. De opening verkleinen waarin de zak wordt gelegd, een bovenschot aanbrengen, waardoor (zoals bij een afzuigkast of zuurkast) waardoor een veel sterkere en gerichte luchtstroming ontstaat die vrijkomende stoffen veel effectiever van de operator afvoeren.
- 30 -
Bijlage 1
BESTUDEERDE DOCUMENTATIE Diverse werkrecepturen. Componenten emulgeerlijnen. Het databestand aan veiligheidsinformatiebladen (HSE-MSDS) The technical basis for COSHH essentials: easy steps to control chemicals. DOHSBase. Stoffenmanager. Het rapport ‘Beoordeling van de blootstelling aan chemische stoffen op de Voorbereiding van XXX.’ van 26 juli 2013 van de Arbo Unie. Kick-off-grenswaarden voor stoffen zonder grenswaarden. T. Scheffers en G. Wieling, Tijdschrift voor toegepaste Arbowetenschap, nr. 3, 2005. Specificatie Luchtfilters voor luchtbehandelingssystemen, Vereniging Leveranciers. Luchttechnische Apparaten, FME & CWM, 2011. Specificatie luchtfilters van de mengketels. SER-lijst kankerverwekkende stoffen een processen, Staatscourant, juli 2014. Handboek Arbeid en Gezondheid 2014 Grenswaarden Gezondheidsschadelijke stoffen Chemiekaartenboek Grenswaarden Wettelijke/publieke grenswaarden Arbeidsomstandighedenregeling: Bijlage XIII SER-database: http://www.ser.nl/nl/themas/grenswaarden.aspx RIVM: Zie http://tinyurl.com/k69xg8n Gezondheidsraad, SCOEL, REACH-DNEL DFG MAK, ACGIH-TLV, AIHA WEEL, AGS, Zweden SCOEL; Scientific committee on Occupational Exposure Limits http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=148&langId=en&intPageId=684 GESTIS International Limit Values: http://limitvalue.ifa.dguv.de/Webform_gw.aspx REACH database: http://echa.europa.eu/web/guest/home GESTIS – DNEL’s: http://www.dguv.de/ifa/Gefahrstoffdatenbanken/GESTIS-DNEL-Datenbank/index.jsp IFA GESTIS > International limit values NIOSH: Pocket guide to chemical hazards http://www.cdc.gov/niosh/npg/npgdcas.html AIHA WEELs http://www.tera.org/OARS/WEEL.html
- 31 -
Bijlage 2
GEGEVENS GEVAARLIJKE STOFFEN Basisgegevens van de gevaarlijke stoffen • Naam van het product • Publicatiedatum VIB • Leverancier • Bij vaste stof: stoffigheid van het product • Bij vloeistof: dampspanning • Samenstelling van het product in componenten (plus percentages) • CAS-nrs. • Is de stof carcinogeen, mutageen, reprotoxisch of sensibiliserend (CRMS)? • Locatie waar het product gebruikt wordt (i.v.m. registratie CRM-stoffen). • Verbruik per jaar • Molgewicht. • Wettelijke grenswaarde • Bedrijfsgrenswaarde • De gebruikte etikettering (WMS of CLP). • R- en S-zinnen; H- en P-zinnen. Voorgeschreven PBM's EHBO- en andere instructies (opslag, opruimen, blussen e.d.) volgens het VIB Op basis van de R of H-zin wordt de gevaarsklasse bepaald (A, B, C, D of E). A is het minst gevaarlijk E is het gevaarlijkste.
In het bijgaand excelbestand is via het Control banding systeem aangegeven dat er verschillende componenten in de gevaarsklasse C en D zitten. In het eerdere rapport van Arbo Unie (26 juli 2013) zijn zes klasse D en 10 klasse C stoffen geselecteerd (om via Stoffenmanager een blootstellingsschatting uit te voeren).
- 32 -
Intrinsieke emissie bij vaste stoffen (1b): granulaten, korrels, grof stof, fijn stof Handelingen met vaste stoffen (2c): transport, afwegen,handmatig uitschudden van zakken en aanvegen van vloer; schoonblazen met perslucht. Handelingen met vloeistoffen (2d): transport mengen door roeren, mechanisch dompelen van werkstukken, met hoge snelheid mengen/mixen, spuiten, vernevelen, activiteiten met hogere procestemperaturen Locale beheersmaatregelen (3): omkasting met afzuiging in de omkasting; omkasting zonder afzuiging; plaatselijke afzuiging. emissie verhinderen door nathouden, geen bronmaatregelen. Algemene ventilatie (4a): geen; mechanisch/natuurlijk; spuitcabine indelen in groottes van de ruimtes: < 100m3. tussen 100 en 1000 m3, > 1000m3 en buiten. Verschil maken in near field bronnen (in de ademzone van de wn.). Far field is verder op); zijn er meer werknemers in de ruimte; is er uitdampen, drogen of uitharden. geldt alleen voor stoffen met een dampspanning van > 10 Pa. Vermenigvuldigingsfactor voor diffuse achtergrondbronnen (5): wel of geen reguliere inspecties en onderhoud, wel of geen schoonmaak. Reductie van immissie door (6): wn is afgezogen cabine; in een open cabine (trekker of vrachtauto) zonder ventilatie; niet in een cabine. Welke PBM's? Filters (7). Duur van de blootstelling: hoeveel minuten/uur per dag? (8). Frequentie van de blootstelling (9).
- 33 -