Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
April 2011
Nieuwsbrief
80
Nieuwsbrief no 80 pag. 1
April 2011
Beste Vrienden,
Van 5 april tot 17 mei staat dus de tentoonstelling in de bibliotheek te Gorinchem, Groenmarkt 1. Ze hebben een eigen parkeerplaats. Tel. 0183-631037 Openingstijden: Ma 10.00 – 13.00 en 14.00 – 17.00 Di en Do 14.00 – 20.00 Wo en Vr 10.00 – 17.00 Za. 10.00 – 13.00. Graag wil ik jullie attent maken op de cabaret voorstelling van Diederik van Veuten. Het gaat over zijn oom die in Indië woonde, zo waarheidsgetrouw als een geschiedenisles, met humor en ontroering. Hij is op tournee tot 28./5. en waarschijnlijk weer in 2012. Lovende kritieken! Kijk voor info op : www.diederikvanvleuten.nl. Dit keer heel wat verhalen en artikelen om kennis van te nemen. Namens het bestuur hartelijke groet
Inhoud. Zeeslag op 11 november 1942 maakte een eind aan de Japanse piraterij in de indische oceaan .... 2 Vereniging Vrienden Gastdocenten ............................................................................................... 4
Molukkers herdenken aankomst in 1951’Verlangen naar eigen land blijft’ ................................... 4 Indrukwekkende Indië-dag .......................................................................................................... 5 Jeugdwebsite, Oorlogs Graven Stichting ......................................................................................5 De vergeten held. ........................................................................................................................ 6 The Diary of Prisoner 17326 .........................................................................................................6
Zover de wereld strek (We deden kwaad, maar vooral ook veel goed in Indië) .............................7 Ver g e et 1 5 a u g u s t u s ni et . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Oorlogsverhaal van Elizabeth (Elly) Hoefhamer – Harders ............................................................8 Jogchum hoornveld was eigen graf aan het graven. Toen de atoombom viel… ..............................9 Fotoboek “Het Verhaal van Indië “ in de maak. ............................................................................11 Programma Dodenherdenking 4 mei 2011 te Loenen. .................................................................12 President morrelt aan Javaanse monarchie ................................................................................12 Veroverd en vergeten .................................................................................................................13 Folder jeugd website (Oorlogsgraven Stichting ...........................................................................14
Onze activiteiten worden mede mogelijk gemaakt door de opbrengsten uit de Giroloterij en de Bankloterij. Uw deelname aan de Giro- c.q. Bankloterij wordt daarom van harte aanbevolen.
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
April 2011
Nieuwsbrief no 80 pag. 2
ZEESLAG OP 11 NOVEMBER 1942 MAAKTE EEN EIND AAN DE JAPANSE PIRATERIJ IN DE INDISCHE OCEAAN. Willem Geluk, Steenwijk.
Onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering te Londen hebben in de jaren 1940 – ’45 Nederlandse zeelieden deelgenomen aan acties om Japan en Duitsland te verslaan in hun beheersing van de Indische Oceaan. Hierbij moet worden opgemerkt dat de Nederlandse koopvaarders een vaarplicht hadden tijdens de Tweede Wereldoorlog. In het begin van de Tweede Wereldoorlog voerden geallieerde tankers olie en andere producten uit het Midden-Oosten naar Australië. Duitse piraten trachtten echter deze transporten aan te vallen en te plunderen. De band tussen de Japanners en de Duitsers was niet zo sterk als die tussen de geallieerde troepen; ze wantrouwden elkaar vanaf het begin van hun bondgenootschap. Een groot deel van de lagere Japanse officieren was onder de indruk van de prestaties van de Duitsers inzake het plunderen en torpederen van de geallieerde bevoorradingslijnen. De Japanse Keizerlijke Marine had daarom halverwege 1941 besloten om druk op de scheepvaartroutes te houden. Veertien koopvaardijschepen – de Tokusetsu Junyokan - werden omgebouwd tot raiders; van deze schepen werden de Aikoku Maru en Hokoku Maru (van de Osaka Shipping Line in beslag genomen voor militair gebruik) direct operationeel ingezet. De overige schepen waren de Kinjosan Maru, Kinryu Maru, Asaka Maru, Kongo Maru, Awata Maru, Noshiro Maru, Bangkok Maru, Saigon Maru, Ukishima Maru, Kiyosumi Maru, Akagi Maru en Gokoku Maru. De resultaten van hun acties waren o.a. het torpederen en bombarderen van de Vincent (USA), Malama (USA), Elysia (Brits) en het prijsmaken van de Genota (Nederland) en de Hauraka (Nieuw Zeeland). Hieronder wordt het relaas van hun laatste actie beschreven. In november 1942 stoomde het Nederlandse tankschip Ondina (van de N.V. Petroleum Maatschappij La Corona, Lloyd’s register 79860 / PGMT, 6341 ton, 11 mijl, uitgerust met één kanon van 10,5 cm en luchtafweermitrailleurs, verspreid over het schip), onder bevel van kapitein Willem Horsman, door de Indische Oceaan, ingezet op de lijn tussen Fremantle in Australië en Abadan op de olierijke kust van de Perzische Golf. De Ondina werd geëscorteerd door het korvet Bengal (455 ton, 16 mijl, uitgerust met één kanon van 7,5 cm en enkele luchtafweermitrailleurs), onder bevel vanluitenant-ter-zee 1ste klasse William J. Wilson, RNR, van de Royal Indian Navy. De Bengal voer onder de vlag ‘White Ensign’. Dit korvet kon de oversteek naar Brits-Indië niet
zelfstandig maken, omdat de brandstofvoorraad ontoereikend was. Het was de bedoeling dat dit kleine konvooi in Diego Garcia uit elkaar zou gaan: de Ondina naar de Perzische Golf en de Bengal naar Colombo. De escorte van de Bengal was van weinig betekenis. Toen de commandant van H.M.I.S. Bengal aan kapitein Willem Horsman meedeelde dat hij de Ondina onder zijn hoede moest nemen, glimlachte Horsman. Hij zei tegen de commandant “ik ben erg dankbaar voor uw escorte, want twee zijn meer waard dan één. Maar uw scheepje is zo klein, dat u er op kunt rekenen dat ik u niet in de steek zal laten, wanneer het onverhoopt op vechten aankomt”. De Ondina was, zoals alle geallieerde koopvaardijschepen, door de Defensive Equipment Merchant Service uitgerust met één kanon. De Conventie van Geneve had besloten dat een schip, waarbij het kanon achterop stond in plaats van voorop, niet getorpedeerd mocht worden; het was dan alleen defensief bewapend. Op 11 november voeren de Ondina en de Bengal in kiellinie met 10 mijl vaart. Toen dit konvooi zich op ongeveer 1470 mijl ten NW van Fremantle bevond (19050’ ZB en 92040’ OL), doken plotseling twee grote schepen aan de kim op. Met hoge vaart kwamen zij op het geallieerde konvooi af. (Deze schepen waren op 1 november 1942 uit Singapore vertrokken voor een piratentocht in de Indische Oceaan.) De commandant van de Bengal vorderde het verkenningssein met zijn seinzoeklicht, maar de naderende schepen bleven het antwoord schuldig. Aan boord van de geallieerde schepen begreep men dat het konvooi op een verband van twee Japanse raiders was gelopen. Deze raiders hadden op 5 november 1942 Singapore verlaten voor een offensief tegen de koopvaardij. De Bengal seinde aan de Ondina zich uit de voeten te maken, terwijl ze tevens een ontmoetingsplaats voor de volgende dag opgaf. Daarna stoomde het kleine fregat op volle kracht recht op de vijand af om de aftocht van zijn beschermeling, de Ondina, te dekken. Kapitein Horsman dacht echter niet aan weglopen. Hij had beloofd de Bengal in geval van nood te zullen bijstaan en “een man een man, een woord een woord.” De voorstomende Japanse raider (Hokoku Maru, 10.439 ton, kapitein-ter-zee Hirohi Imazato) opende om 12.05 uur het vuur en concentreerde dit op de Ondina. De Bengal, die was afgedraaid en achter de Ondina langs gevaren, opende om het vuur op de kaper Hokoku Maru.
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË (De rapporten van Ondina en Bengal over de tijdstippen, inzake het openen van het vuur, verschillen van elkaar.) De tweede Japanse kaper (de Aikoku Maru, 10.439 ton, kapitein-ter-zee Tamotsu Oishi) bevond zich toen op 6 mijl van de gevechtsscene. Om 12.07 was de Hokoku Maru binnen bereik van de Ondina gekomen; Op de brug van de tanker bevonden zich naast kapitein Willem Horsman, de eerste stuurman M.J. Rehwinkel en een Chinese roerganger. De tweede stuurman B.B. Bakker, die als geschutscommandant optrad en bij het kanon stond, vroeg om het vuur te mogen beantwoorden. Bakker kreeg van Horsman de gevraagde toestemming. De eerste salvo’s misten, maar bij de derde salvo sloeg een granaat in op de midscheepse opbouw van de Hokoku Maru. Het vijfde schot veroorzaakt een geweldige explosie op de Hokoku Maru: een ‘lucky shot’. De Bengal wendde zich nu naar de tweede raider. De Japanner schoot terug en boekte op de Bengal een aantal treffers. Op het korvet brak brand uit. De bemanning van het oorlogsscheepje wierp een aantal neveltonnen over boord en was weldra aan het oog van de Ondina onttrokken. Op de Ondina nam men aan dat het was afgelopen met het dappere kleine fregat. De tweede Japanse raider - de Aikoku Maru verlegde nu zijn vuur op de Ondina, die verwoed terugschoot. De gezagvoerder van de Ondina dacht dat hij nu alleen was. Hij zou de strijd pas staken nadat alle ladingen waren afgevuurd. De Ondina kreeg het zwaar te verduren; één van de treffers haalde de steng van de achtermast met de antenne omlaag. Hierdoor was het onmogelijk om het noodsein RRR uit te zenden. Om 12.45 was de munitie geheel opgeschoten; dit werd door de tweede stuurman Bakker aan gezagvoerder Willem Horsman gerapporteerd. Horsman gaf order om smokefloats vrij te zetten. Dit had weinig effect; Horsman zag zich toen gedwongen om de ongelijke strijd te staken. Horsman liet de witte vlag hijsen ten teken van overgave en gaf opdracht tot het stoppen en verlaten van het gehavende schip. Direct hierna kreeg de brug een voltreffer; Horsman werd dodelijk gewond. De eerste stuurman nam met even grote zelfverzekerde kalmte de taak van Horsman over. De Ondina werd verlaten, sloepen en vlotten verwijderden zich van de verloren gewaande tanker. Om 13.10 uur zag de bemanning van de Ondina het voorschip van de kaper Hokoku Maru met de boeg omhoog in de diepte zinken. De kaper Aikoku Maru naderde de Ondina, sloepen en vlotten tot op 400 meter. Om 13.15 uur vuurde deze kaper twee torpedo’s af op de Ondina; de tanker werd aan stuurboord getroffen in tank I en II. Hierdoor kreeg
April 2011
Nieuwsbrief no 80 pag. 3
de Ondina zware slagzij. Kapitein Tamotsu Oishi gedroeg zich na het zien zinken van de Hokoku Maru als een ‘Major War Criminal’: hij liet de sloepen en vlotten van de Ondina mitrailleren. Alle sloepen werden lek geschoten; een aantal mensen werd ernstig gewond. De hoofdmachinist en drie Chinese schepelingen waren gedood. Volgens Japanse opvattingen behoorde een koopvaardijschip zich niet als een oorlogsschip te gedragen. De Aikoku Maru draaide nu af en ging drenkelingen oppikken van de gezonken raider Hokoku Maru. Van de 354 koppen waren 76 mensen omgekomen, inclusief kapitein Hiroshi Imasato. Toen alle zwemmende Japanners binnen boord waren, keerde de vijandelijke raider terug naar de Ondina. Omdat deze nog steeds dreef, lanceerde de raider nogmaals een torpedo. Deze miste de tanker echter. De Japanners gaven er nu de brui aan. Zij begonnen zich onveilig te voelen op een terrein waar geallieerde kruisers in de buurt konden zijn. De Aikoku Maru liet de Ondina en haar overlevenden, die op enige afstand in reddingboten het verloop van de gebeurtenissen afwachtten, aan hun lot over en verdween via Singapore naar Rabaul. Nadat de raider verdwenen was verzamelde de bemanning zich in de reddingbotenop een afstand van vier mijl van de Ondina. Er werd nagegaan welke bemanningsleden gesneuveld of gewond waren; ook werd er algemene scheepsraad gehouden. Bakker stelde voor om naar het schip terug te keren om te trachten water en voedsel van het wrak te halen. In de buurt van het schip gekomen vroeg Bakker aan een paar vrijwilligers om met hem aan boord te gaan. Aan dek bleek dat het schip niet veel dieper gezonken was sinds het moment dat de bemanning het schip verlaten had. De gedachte kwam op dat het wellicht mogelijk zou zijn om het schip te behouden. Door verschillende afsluiters te openen kwam de Ondina weer ‘recht’ te liggen. Onderzoek in de machinekamer wees uit dat deze in ‘geringe’ mate beschadigd was. Om zeven uur in de avond waren alle overlevenden weer aan boord van de Ondina; de vele branden werden geblust. Er werd koers gezet terug naar Fremantle. De zwaar beschadigde tanker, die aanvankelijk voer met 35 graden slagzij, bereikte op 18 november de haven. Na aankomst vernam men dat ook de Bengal, waarvan de opvarenden de Ondina reeds hadden afgeschreven, op 17 november de haven van Diego Garcia had gehaald. De Ondina was het eerste koopvaardijschip dat na de bevrijding een Nederlandse haven binnenliep. Het schip werd onderscheiden met de Koninklijke Vermelding ‘Dagorder’. Horsman (postuum) en Bakker werden onderscheiden met de Militaire Willems Orde. Kapitein Oishi Tamotsu werd nooit vervolgd voor het mitrailleren van de overlevenden van de Ondina. De kapiteins Oishi Tamotsu en Imazato Hiroshi
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
KelderA.R. , ‘ “Ondina” wreekt “Genota” ‘, in: “de blauwe
Literatuur Bezemer K.W.L., Geschiedenis van de Nederlandse Koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog, Elsevier, Amsterdam/Brussel, MCMLXXXVI. Edwards B., ‘Blood and bushido: Japanese atrocities at sea, 1941-1945’. Edwards B., ‘Beware the Grey Widow-Maker: The Ungoing Harvest of the Sea’, Brick Tower, 2004. Hampshire A.C., ’Lilliput Fleet’, William Kimber, London,
Nieuwsbrief no 80 pag. 4
1957.
werden postuum bevorderd tot Schout-bij-nacht. Van de originele raiders waren er vijf gezonken; de overwinning van de Ondina en Bengal zorgde er vervolgens voor dat de Japanse Keizerlijke Marine het plunderen en kapen van koopvaardijschepen in de Indische Oceaan werd gestaakt.
April 2011
wimpel”, 38e jaarg. nr. 12, 1983. Kroese A., ‘Neerland’s Zeemacht in Oorlog’, The Netherland Publishing Company, London, 1944. Kroniek van de Week,“Een tanker vecht met twee oorlogsschepen …doorB.B. Bakker” No. 8, 20 november 1948. Münching L.L. von, ‘De Nederlandse koopvaardijvloot in de Tweede Wereldoorlog’. ‘Oranje’, 1ste Jaargang No. 11, Melbourne, 1943. Poniewrski B., ‘HMAS SydneyInquiry 1997 – Submission’. Prime Minister’s Office, ‘Scrapbook 3’, Sydney, 1942. Roskill S.W., ‘War at sea 1939-1945, volume II The period of balance’ in “History of the Second World War”, London, 1956. Satyindra Singh AVSM, ‘Blueprint to Bluewater–The Indian Navy 1951-65’. Sukani, ‘Hearts of Oak’, in: “India Review”, Washington, December 2008. Supplement to The London Gazette, 12 July, 1948 (Nr. 38349). The London Gazette: 29 January 1943, 30 July 1943, 17 September 1946, 8 and 9 July 1948. The Naval Review,“Actions against raiders”, Vol. XXXVI, No. 4, November 1948. ValkenierW.A.J.P., ‘Op de valreep’, Lanasta, Emmen, 2008. Wolf K., ‘Twaalf dagen schipper’, in: “Panorama”, 43ste jaarg. No 3, 1956.
<<<>>>
Vereniging Vrienden Gastdocenten De Stichting Gastdocenten kent ook een Vereniging Vrienden van Gastdocenten (rek.nr.3057866). De ontvangen giften op die rekening zijn het reservepotje van de Stichting om nog enkele jaren door te kunnen gaan als de subsidies wegvallen en voor kosten die niet subsidiabel zijn. Het saldo bedraagt ultimo 2010: € 12.319,04. Giften bestaan onder andere uit donaties van scholen waar gastdocenten optreden en tegemoetkoming voor kosten deelname landelijke dag en die voor ontvangen CD’s, boeken en postzegels. <<<>>>
Molukkers herdenken aankomst in 1951’Verlangen naar eigen land blijft’ door Charles Sanders
AMERSFOORT, maandag Precies 60 jaar nadat de eerste groep van in totaal 12.500 Molukkers met de Kota Inten vanuit Java in Rotterdam aankwam, ontmoeten passagiers elkaar daar vandaag opnieuw. Met een bus gaat de reis vervolgens van de Maasstad naar Leusden, naar het voormalige Kamp Amersfoort. Want de KNIL-militairen die tijdens de Tweede Wereldoorlog en Politionele Acties voor Koningin en vaderland hadden gevochten, werden door Nederland in nazikampen als Westerbork, Amersfoort en Vught gehuisvest. Ruim 350 jaar streden ze voor Nederland. Molukkers golden als de beste soldaten die generaal Simon Spoor tot zijn beschikking had, toen Nederland na 1945 probeerde de voormalige kolonie Indië te behouden. Ook daarvoor al hadden ze grote moed getoond bij de inval van de Japanners in de grootste archipel van de wereld.
Nadat de regering besefte dat Indië voorgoed verloren was als kolonie, kwamen ze naar Nederland. Waar een al even kille ontvangst wachtte. Maar het was slechts tijdelijk; ze zouden immers terugkeren, naar hun eigen republiek. Dat gebeurde nooit, Nederland kwam beloften niet na. Ook Charlie Saptenno (69) is vandaag van de partij, zoon van majoor Petrus Saptenno, veteraan uit Tweede Wereldoorlog en Politionele Acties. De gepensioneerd bouwkundig tekenaar: „Ons verlangen naar een eigen land is altijd gebleven. Nederland heeft de mond vol over schendingen van mensenrechten wereldwijd, over vrijheid en democratie. Tegenover ons was Den Haag vooral afstandelijk. Ik ben het nooit eens geweest met de kapingen en gijzelingen door jonge Molukkers om de RMS af te dwingen. Maar voor hun idealen heb ik begrip.”
<<<>>>
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
April 2011
Nieuwsbrief no 80 pag. 5
Indrukwekkende Indië-dag
Op woensdag 27 januari stond voor alle derde klassen alles in het teken van 'Indië'. De docenten geschiedenis zetten met een gevarieerd programma de schijnwerpers vol op de 'de gordel van smaragd'. Veel aspecten uit de soms roerige geschiedenis van de relatie tussen Nederland en Nederlands-Indië / Indonesië kwamen aan bod. De Japanse bezetting en de onafhankelijkheidsstrijd, de gedwongen repatriëring en de 'Molukse kwestie': alles werd besproken door mensen die het zelf hadden meegemaakt. De themadag over Indië werd in de nieuwe gymzaal geopend door Hetty Naaijkens-Retel Helmrich. Zij heeft een meerdere malen bekroonde documentaire gemaakt over de kille ontvangst in Nederland van de Indische Nederlanders die na de onafhankelijkheid van Indonesië hun moederland moesten verlaten. Daarna volgde elke klas drie workshops waarin telkens een aspect van de relatie t ussen N ederl and en Nederlands-Indië / Indonesië centraal stond. Zo waren vijf sprekers naar Tilburg afgereisd die vertelden over hun (onbezorgde) jeugdjaren onder de tropenzon en hun (ellendige) verblijf in een zogeheten 'Jappenkamp'. Een Indiërveteraan vertelde over zijn betrokkenheid bij de politionele acties. In twee workshops stond de
OGS
'Molukse kwestie' centraal. De voormalige directeur van het Moluks Historisch Museum in Utrecht vertelde op afgewogen manier het hele verhaal vanaf het optreden van Jan Pietersz. Coen tot aan de rellen in Culemborg in 2010. Het meest indrukwekkend was echter het verhaal van Geert Kruit, die als 9-jarig jongetje een van de gegijzelde leerlingen in de school in Bovensmilde was. Samen met zijn steun en toeverlaat Ruud 'Velo' Bierman had hij anderhalf uur de leerlingen aan zijn lippen hangen. Behalve informatieve verhalen van direct betrokkenen waren er ook luchtiger onderwerpen, zoals het spelen met de Indonesische talen, oefening in Pensak Silat, demonstratie met Wayang Golek en Javaanse dans. De afsluitende woorden werden - weliswaar in het Engels - uitgesproken door Ferdaus Dahlan, de cultureel attaché van de Indonesische ambassade. Goed dat er tijdens de middagpauze een bakje nasi of bami gegeten kon worden, want de sprekers waren zo goed op dreef dat het programma heel wat later kon worden af gesloten dan vooraf gepland. Dat veel leerlingen dat zelf amper gemerkt hadden, geeft aan dat deze themadag een groot succes genoemd mag worden.
<<<>>>
Oorlogs Graven Stichting JEUGDWEBSITE
Over de erevelden kun je alles vinden op de site:
www.eenlevenverloren.nl "Uit verhalen over de Tweede Wereldoorlog kennen we indrukwekkende voorbeelden van persoonlijke moed, toen mensen die zichzelf niet moedig achtten, toch voor hun principes bleven staan. Hun keus had grote gevolgen voor anderen en voor henzelf... Die wereld van de oorlog ligt gelukkig ver achter ons. In het geschiedenisverhaal van jongere generaties spelen dan ook andere voorbeelden een rol. Opnieuw zijn er mensen - ver weg en soms dichtbij - die in actie komen waar onrecht heerst." Kersttoespraak 2010 H.M. de Koningin Nadere informatie: Oorlogsgravenstichting —Postbus 85981— 2508 CR Den Haag Telefoon: (070) 3131080 • Fax (070) 3621546 Website: www.ogs.nl • E-mail:
[email protected]
<<<>>> secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
April 2011
Nieuwsbrief no 80 pag. 6
De Telegraaf, dinsdag 15 mrt 2011
De vergeten held. door MARJOLEIN SCHIPPER, BILTHOVEN,
De 95-jarige Kees de Lathouder had vooraf bepaald niet op een grote opkomst gerekend. „Er komt hooguit twintig man", liet hij het personeel van zorgcentrum De Bremhorst weten. Maar met ruim tachtig mensen, onder wie de burgemeester van Bilthoven, puilde het kleine zaaltje meer dan uit. De Lathouder stond dan ook centraal in een heel bijzondere gebeurtenis: zeventig (!) jaar na dato kreeg hij alsnog het Mobilisatie-Oorlogskruis opgespeld. En daarmee is hij één van de laatste WOII-veteranen die nog een dergelijke onderscheiding mag ontvangen. Hij hoorde het gisteren allemaal een beetje verlegen aan, trots in zijn blauwe blazer met op het borstzakje 'Veteraan' geborduurd. Voor 95 procent blind maar nog in staat zich de kleinste details van 'toen' te herinneren. In januari 1942 trachtten de Japanse strijdkrachten het eiland Borneo (het huidige Kalimantan) in te nemen. De Lathouder, ingedeeld bij het zogenaamde 'vernielingskorps' van het Koninklijk NederlandschIndisch Leger (KNIL), had tot taak de havensteigers van de toen al door de meeste Nederlanders verlaten stad Bandjermasin op te blazen. ,,Ik moest tientallen kistjes dynamiet, detonators en de bedrading aanbrengen onder de steigerplanken. Ik voelde mij als laatste Europeaan moederziel alleen en verlaten tijdens dit niet ongevaarlijke werk. Nu volgde het spannende moment. Achter een paar ijzeren platen moest ik de hendel overhalen, niet wetend of ik de explosie zou overleven. Rondom mij vlogen de balken en planken in het rond. Gelukkig bleef ik ongedeerd en kon ik mij uit de voeten maken uit een brandend Bandjermasin." Maar de moeilijkste periode voor De Lathouder was zijn lange verblijf in de Japanse interneringskampen. Hij overleefde dit, getroffen door dysenterie, beriberi en
geelzucht, maar ternauwernood. „Ik at letterlijk varkensvoer, maar ook slangetjes, slakken en zelfs engerlingen, dikke witte rupsen. Die roosterden we boven een vuurtje. Toen we werden bevrijd, woog ik nog maar 45 kilo..." Nooit ontving De Lathouder een onderscheiding voor zijn verdiensten. Ongelooflijk, vindt Jacques Brijl, die De Lathouder voordroeg en het Oorlogskruis namens het ministerie van Defensie en de vereniging Dragers Militaire Dapperheidonderscheidingen gisteren mocht opspelden. Die taak liet Brijl echter graag over aan A.J. Gerritsen, burgemeester van Bilthoven. „Het lijkt allemaal zo lang geleden. Waarden als moed en opofferingsgezindheid en plichtsgetrouwheid zijn naar de achtergrond verdwenen. Juist daarom is het voor jongeren belangrijk om kennis te nemen van de moedige daden van de heer Lathouder", aldus de burgemeester. Jacques Brijl is blij dat hij De Lathouder, beter laat dan nooit, heeft kunnen voordragen. „Ik hoorde via via van zijn verdiensten en vond het ongelooflijk dat hij nooit is onderscheiden. Soms lopen zaken zo. Hij heeft echt ontzettend veel ontberingen ondergaan en daar nooit een bedankje voor gekregen. Toen ik contact opnam met het ministerie van Defensie was men het roerend met mij eens dat deze held een medaille verdient." Verrassing De held zelf ondergaat het hele gebeuren trots. „Een ontzettende verrassing was het voor mij. Ik deed gewoon mijn plicht en heb het nooit als iets bijzonders gezien. Als militair deed je gewoon wat je opgedragen werd, punt. Geen haar op mijn hoofd die eraan dacht mezelf uit de voeten te maken omdat het gevaarlijk zou zijn! Er is maar één ding wat ik erg vind. En dat is dat mijn enkele jaren geleden overleden vrouw dit niet heeft mogen meemaken...." <<<>>>
The Diary of Prisoner 17326: A Boy's Life in a Japanese Labor Camp John K. Stutterheim In this moving memoir, a young man comes of age in an age of violence, brutality, and war. Recounting his experiences during the Japanese occupation of the Dutch East Indies, this account brings to life the shocking day-today conditions in a Japanese labor camp and provides an intimate look at the collapse of Dutch colonial rule. As a boy growing up on the island of Java, John Stutterheim spent hours exploring his exotic surroundings, taking walks with his younger brother and dachshund along winding jungle roads. His father, a government accountant, would grumble at the pro-German newspaper and from time to time entertain the family with his singing. It was a fairly typical life for a colonial family in the Dutch East Indies, and a peaceful and happy childhood for young John. But at the age of 14 it would all be irrevocably shattered by the Japanese invasion. With the surrender of Java in 1942, John's father was taken prisoner. For over three years the family would not know if
he was alive or dead. Soon thereafter, John, his younger brother, and his mother were imprisoned. A year later he and his brother were moved to a forced labor camp for boys, where they toiled under the fierce sun while disease and starvation slowly took their toll, all while suspecting they would soon be killed. Throughout all of these travails, John kept a secret diary hidden in his hand-made mattress, and his memories now offer a unique perspective on an often overlooked episode of World War II. What emerges is a compelling story of a young man caught up in the machinations of a global war-struggling to survive in the face of horrible brutality, struggling to care for his diseasewracked brother, and struggling to put his family back together. It is a story that must not be forgotten. Fordham University Press, 2009 - 228 pagina's ISBN 9780823231508
<<<>>>
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
April 2011
Nieuwsbrief no 80 pag. 7
Zover de wereld strekt – W. van den Doel (We deden kwaad, maar vooral ook veel goed in Indië) Pijnlijke koloniale kwesties net iets te vrijblijvend benaderd Boek bespreking.
MAG JE SCHRIJVEN over historisch pijnlijke onderwerpen zonder de grote morele kwesties expliciet aan de orde te stellen? In het geval van de Tweede Wereldoorlog ligt het antwoord besloten in de vraag. Zowel Loe de Jong als zijn eigentijdse erfgenaam Chris van der Heijden schreef zijn oorlogsgeschiedenis met een pen gedoopt in morele gevoeligheid, en zo droegen ze ieder op eigen wijze bij aan de publieke meningsvorming over dit lastige verleden. Maar hoe is het gesteld met dat andere moeilijke verhaal uit onze vaderlandse historie: het koloniale verleden dat in de West is getekend door slavernij, in de Oost door bloedige oorlogen, en in beide gebieden door bevoogding en superioriteitsbesef? Kan een historicus daarover schrijven zonder ook maar iets van een Multatuli te hebben? Het is deze gedachte die telkens weer opkomt bij het lezen van het nieuwste deel in de monumentale serie publieksboeken over ons verleden, de 'Algemene Geschiedenis van Nederland'. De titel van Zo ver de wereld strekt. De geschiedenis van Nederland overzee vanaf 1800, een boek van de Leidse historicus Wim van den Doel, wijst op een te prijzen streven naar objectiviteit. Toch rest na lezing een licht onbehagen. Want worden de grote pijnlijke kwesties van een koloniaal rijk niet net iets te vrijblijvend benaderd? 'Mensen en machten uit Nederland hebben een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan van de moderne wereld,' schrijft Van den Doel, als hij anderhalve eeuw kolonialisme samenvat als onze bijdrage aan de ontwikkeling van de mensheid. We waren er, we deden kwaad, we deden vooral ook veel goed, en we gingen weer. Zo ongeveer luidt de strekking van zijn verhaal. Als historicus van een niet onschuldig verleden lijkt hij het zich te makkelijk te maken. Als historicus weet Van den Doel absoluut waar hij het over heeft. Het wetenschappelijke perspectief tekent zijn boek, dat de historie van koloniale reus Nederland als het even kan behandelt in internationaal verband. Daar ook ligt de betekenis van dit werk, dat precies om de reden dat het als wetenschappelijk handboek geslaagd is, als publieksboek tekortschiet. We lezen en leren veel. Dat de geschiedenis van de moderne koloniale staat feitelijk begint als in het westen het Ancient Régime op zijn eind loopt. Dat er begin negentiende eeuw al verlichte geesten waren die vonden dat de kolonie er niet was om specerijenbomen te kappen en godsdienst te onderdrukken, maar om de inlanders te helpen deugdzame mensen en onderdanen te worden (de latere ethische politiek' had vroege voorlopers). Verder leren we dat het zogenoemde cultuurstelsel waarbij i nl anders werden gedwongen handelsgewassen te verbouwen -een tijdlang effectief
was. Het was niet alleen 'fout', want het zorgde er ook voor dat de Javaan 'deel ging uitmaken van een kapitalistische wereldeconomie'. We lezen over de goede bedoelingen van de ethische politiek, de befaamde 'ereschuld' die de kolonisator had in te lossen, maar niet kón inlossen 'omdat het kleine Nederland simpelweg niet in staat bleek het enorme koloniale rijk werkelijk te ontwikkelen'. En we lezen over de Atjéh-oorlog, die neerkwam op een Blitzkrieg, gevolgd door een opgelegde administratieve erkenning van het gezag van de overheerser. Op het moment dat hij deze smerige oorlog aansnijdt, blijkt dat ook Van den Doel zijn Multatuli heeft gelezen en geenszins blind is voor het leed van het kolonialisme. Hij beschrijft bijvoorbeeld helder hoe de pacificator Van Heutz alle kritiek op zijn 'lichtvaardige menschenafmakerij' afdoet als 'praatjes van snaterende Kamerleden'. Alleen is dat voor Van den Doel net iets te vanzelfsprekend - zo gaat de geschiedenis nu eenmaal - om er een punt van te maken. Anders gezegd: de rotzooi en het geweld uit onze koloniale geschiedenis zijn voor de vakman schijnbaar zo 'gewoon' dat hij lijkt te vergeten dat de lezer bij het bloedbad van Rawagede uit 1947 en andere onmenselijkheden - want ze worden allemaal genoemd - naar lucht zit te happen. Indien er een rode draad is in dit boek, dan is het naast de internationale context het feit dat Nederland eigenlijk niet wil geloven dat de inlanders ooit volwaardige mensen zullen worden. 'Ze leven nog in staat van kinderlijke eenvoud,' schrijft gouverneurgeneraal Van der Capellen begin negentiende eeuw over de 'bergjavanen'. Alles wat 'de vervulling der gewone dierlijke behoeften te boven gaat' is verspilde moeite, constateert minister van Koloniën Baud in 1842 met betrekking tot de Surinaamse slaven. En over 'het negervolk op Curaçao' schrijft de ethicus Van Kol: 'Het verkeert nog in de periode der kindsheid van de beschaving. Aan ons de schoone taak, de heerlijke zending, het daartoe op te leiden. Dien heiligen plicht zullen wij niet van de hand wijzen.' Dat laatste zou maar mondjesmaat lukken, in Suriname, op de Antillen en in Indonesië. De ethici van de koloniale overheid bedoelden het goed, maar het zwaarst woog het belang van de Nederlandse staat en van de koopmanhandelaar - van de Koninklijke Shell evenzeer als van de negentiendeeeuwse koffie- en indigoplanter. Dat ze Ons Indië meetrokken in de vaart der volkeren, daar heeft Van den Doel vast gelijk in (voor de Antillen en Suriname geldt dat overigens in zeer beperkte mate). Dat Indië net voldoende werd ontwikkeld om een nationalistisch en patriottistisch kader te creëren dat de onafhankelijkheid kon dragen, is ook zonneklaar. De kleine natie met een groots koloniaal verleden kon zichzelf nauwelijks anders zien dan als een
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
April 2011
Nieuwsbrief no 80 pag. 8
welwillende en zo nodig hardhandige vader. Dat wordt ook bij Van den Doel nog eens overduidelijk. Dankzij de Japanse bezetting en dankzij de Verenigde Naties was de vader uiteindelijk in 1949 bereid zijn rijkste kind af te staan. En tijdens de linkse lente van 1975 verstootte hij in een opwelling het lastige kind dat Suriname heette. Maar vanzelf ging het allemaal niet. In zijn poging ons koloniale verleden te historiseren heeft Van den Doel deze witte en zwarte bladzijden uit onze geschiedenis te veel willen normaliseren. Er werd iets slechts verricht', en 'er werd iets groots verricht'. Dat is uiteindelijk de boodschap van de historicus, die de nadruk legt op het laatste, want wij' brachten 'ze' toch maar mooi in contact met de wereldeconomie en de moderne tijd. Achter zijn betoog zijn ondanks de vele welgekozen citaten de grote vragen en de mens zo goed als helemaal verdwenen. Zoiets mag misschien in een academisch geschrift, bij een publieksboek heet het een zonde. —Jos PALM ISBN 9789035127791 - Prometheus BV Vassallucci, Uitgeverij, 2010 - Hard cover, 516 pag. Historisch Nieuwsblad - maart 2011
<<<>>>
MUSEON
Vergeet 15 augustus niet Een speciaal ochtendprogramma voor kinderen van 8 tot 12 jaar in het Museon. Georganiseerd door de Stichting Herdenking 15 augustus 1945, Museon en de Stichting Gastdocenten WO II. Het Museon ligt vrijwel naast het World Forum en is met de auto en openbaar vervoer goed bereikbaar. De kinderen gaan na het ochtendprogramma vanuit het Museon met een speciale bus naar het monument. Na de kranslegging zien ouders en kinderen elkaar weer in het World Forum! Wat gaan we doen in het Museon: 9.45 uur 9.50 uur 9.55-10.20 uur
Verzamelen in het Museon, Stadhouderslaan 37, Den Haag Welkom door Bert Molsbergen directeur van het Museon Ad Fermin werd als kind geïnterneerd en vertelt daarover met een powerpoint-presentatie pauze met consumptie 10.30-10.50 uur Joke van Grootheest, de samensteller van de tentoonstelling Achter de kawat, vertelt het bijzondere verhaal van Charles en Sophie Burki. 10.50-11.10 uur Bekijken van de tentoonstelling Achter de kawat met tekeningen van Charles Burki, die zijn kampleven tekende. 11.10-11.25 uur De keuze is: een kaartje met tekening en tekst om te versturen of een kaartje met een wens en tekening voor aan de bloem die bij het monument wordt gelegd. 11.30 uur Vertrek met de bus naar het Monument, waar alle kinderen een bloem leggen. In de bus krijgt iedereen een lunchpakket! Zin om te komen? Geef je dan snel op via www.indieherdenking.nl of bel 070 3305145
<<<>>>
Oorlogsverhaal van Elizabeth (Elly) Hoefhamer – Harders Elly Hoefhamer woont in Waiwera, Nieuw-Zeeland
Ik ben geboren op 14 juli 1930 in Medan, wij woonden in Brastagi waar mijn ouders beiden gyminstructeurs waren op de Plantersschool.De PSV was een internaat voor planterskinderen, het klimaat was ideaal, Brastagi is in de bergen en koel. Mijn ouders waren ook in charge van een slaapzaal met 24 jongens. In augustus 1941 verhuisden wij naar Soerabaja, ik was toen in de hoogste klas van de lagere school. In december brak de oorlog uit met Japan en mijn vader moest in ’t leger. Er waren zware bombardementen, want Soerabaja was een Marinehaven. Mijn moeder had een vriendin die in een heel groot
huis woonde met een grote tuin, boomgaard en moestuin en vele bedienden, die ook op het terrein woonden. Het geheel was omringd met een hoge muur en prikkeldraad. Wij trokken bij haar in, ’t hek ging op slot en daar bleven we tot een paar weken nadat de Jappen waren ingevallen. Mijn vader werd gevangen genomen in Malang, wij trokken in bij een half Indonesische oudere dame met een groot huis, zij gaf 3 moeders met kinderen een onderkomen. Na een paar maanden werd mijn broertje geboren in juni ’42 en we mochten eenmaal, op de verjaardag van de Japanse Keizer, begin juli, de mannen bezoeken in ’t mannenkamp. Dat was de laatste maal dat wij mij vader hebben gezien. In oktober was ineens het mannenkamp leeg, ze waren stiekem ’s nachts per
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
April 2011
Nieuwsbrief no 80 pag. 9
trein weggevoerd. Pas in oktober 1945 kregen we bericht van ’t Rode Kruis, dat hij in ’t noorden van Thailand is overleden op 25 augustus 1943. Hij heeft aan de “dodenspoorlijn” gewerkt en is omgekomen door honger, ziekte en mishandeling.
bamboe langs de muren. Iedereen mocht 50 cm innemen, dus voor ons drieën woonden we op 2 meter bij 1½ meter voor ongeveer een jaar. Het eten was erg slecht, vele mensen, vooral kleine kinderen, stierven.
Na een paar maanden kwam ’t bevel van de Jappen, dat we allemaal moesten verhuizen naar “de Wijk”. Een groot aantal straten werd afgerasterd met een omheining van gevlochten bamboe en prikkeldraad, met een pasar in de hoek van de wijk. De kooplieden hadden toegang tot de pasar maar niet “de Wijk” en wij hadden toegang tot de pasar maar niet buiten “de Wijk”. We leefden met 5 moeders + kinderen in één huis, wij woonden in de garage. We hadden geen geld, maar een groot aantal moeders hadden wel geld, vooral als ze vrienden buiten de wijk hadden.
In ± november 1944 kwam ’t bevel om aan te treden om 5 uur ’s morgens en we liepen bijna 3 uur naar weer een ander kamp, woonden daar met 60 mensen in 1 huis, met 9 mensen in een kamer van 3m x 3m! De omstandigheden werden steeds slechter, met veel ziektes en doden. Op een dag, 23 augustus 1945 was ik op weg naar de keukens om eten te halen, kwamen er een paar vliegtuigen over, Rood wit en blauw! Ze strooiden pamfletten, we waren vrij!!! Zomaar, opeens, geen bevrijdingsleger, niets veranderde, er waren nog steeds Jappen, maar wel meer eten. We konden ’t kamp niet uit want de Indonesiërs probeerden ons te vermoorden! Na ± 5 weken kwamen de Gurka’s met Engelse officieren.
Ik werkte (12 jaar) als boodschapper voor een mevrouw die voor andere mensen kookte, als de maaltijden klaar waren bracht ik ze rond naar haar klanten op mijn rolschaatsen! Mijn moeder deed ook klusjes voor andere mensen en zo konden we eten kopen voor onszelf. In 1943 kregen we bevel om al onze bezittingen in te pakken, ½ m3 per familie, en die kist in de voortuin te zetten. Wij zouden naar een ander kamp worden gebracht, per trein, en mochten alleen meenemen wat we zelf konden dragen. De kisten en matrassen hebben we nooit weergezien! We brachten 3 dagen door in een overvolle stikhete geblindeerde trein en stapten uit in Semarang, toen op een open truck naar een afgerasterde school met internaat. Alle lokalen waren leeg en er waren platforms van
In november werden we weer op trucks geladen naar de haven, op een overvol schip naar Batavia. In december gingen we met 2 Britse vliegdekschepen naar Ceylon (nu Sri Lanka) en pas op 4 mei 1946 kwamen we in Holland aan. Ik was al die jaren niet op school geweest, alleen hier en daar wat lessen in “de Wijk”. Nu moest ik naar de 1ste klas van de HBS, ik was 16 jaar! Ik vroeg om bijlessen en deed mijn eindexamen in juli 1949. De schooljaren in Holland waren een kwelling voor mij, vooral de eerste 2 jaar. In augustus 1951 emigreerde ik met mijn verloofde naar Nieuw Zeeland.
<<<>>>
JOGCHUM HOORNVELD WAS EIGEN GRAF AAN HET GRAVEN, TOEN DE ATOOMBOM VIEL… Oud KNIL-militair (97) leeft mee met zwaar getroffen JAPANNERS ’Ik geloof NIET in WRAAK’ door ROB HAMMINK
Hij leed onder ’de Jappen’ en nu lijdt hij om hun lot. Het levensverhaal van de 97-jarige oudKNILmilitair Jogchum Hoornveld omspant de geschiedenis en de wereld. Van bakkersknecht tot oorlogsveteraan. Al zijn herinneringen komen weer tot leven nu hij dagelijks beelden ziet van bange Japanners en hun angst voor de dood. „De dood zoals ze die mij ook lieten zien." Maar Hoornveld gelooft niet in wraak. „Dit is een andere generatie. Ik heb al geld gestort voor die arme drommels en dat blijf ik doen tot die ellende is opgelost.” De sergeantmajoor bespiegelt de ramp van Fukushima, op een kleine kamer in Heeg zijn avontuurlijke leven, zijn verlies en zijn hoop. „Gek hoe die atoombommen, die kernrampen in augustus 1945 ook dood en verderf zaaiden, maar wél mijn leven redden. Als je heel oud wordt, zie je gekke parallellen.” HEEG, zaterdag „Dáár hebben we dagenlang, in een zinderende tropenzon, onder toezicht van sadistische Jappen
ons eigen graf moeten graven. Het was een diepe kuil van vijf bij vijf meter en zeker zo’n drieënhalve meter diep. Als ik toen een mitrailleur zou hebben gehad, had ik ze allemaal neer gemaaid.” Het gapende gat was op 14 augustus bijna klaar en toen viel de alles vernietigende bom op Hiroshima… „Onze redding, maar de dood van vele anderen. Ik wist dat natuurlijk niet. We waren sowieso van de gehele wereld afgesneden in de jungle. Ik zag alleen de Japanse kampbewakers die opeens de volgende dag, ’Heiwa’ (vrede) riepen, na drie jaar en zeven maanden gevangenschap. Tja, het leven is vreemd. Een paar dagen daarvoor hadden ze me nog gedwongen om een vriend met een knuppel te slaan. Ik zal zijn woorden nooit vergeten. ’Sla maar. Ik heb liever dat jij het doet dan zij’.” Op de tv begint het dagelijkse nieuws met als aftrap de gekte in Libië, waar schreeuwende mensen iets anders willen dan ze nu hebben. Wat, dat weten ze nog niet precies. Daarna zoomt het internationale journaille in
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË op de nucleaire ramp in Japan. Hoe mensen daar in paniek flessen water hamsteren. De 97-jarige Jogchum Hoornveld hervat echter met rustige stem zijn reis in het verleden. „Gek. Ik timmerde doodskisten. Regelmatig overleed iemand. De zwakkeren zaten onder de zweren en bijna iedereen was ondervoed. Al die herinneringen komen onwillekeurig terug nu die nieuwsbeelden, zeker uit Japan, voorbijtrekken.” INTERNERINGSKAMP De kwetsbare mens loopt als een rode draad door dit geschiedkundige verhaal. Als hij spreekt, zit zijn wijsvinger vast op een oude zwartwitfoto met een paar barakken, opgetrokken uit rivierklei. De bewuste plek, waar het leven van de jonge sergeant in augustus 1945 op een kruispunt van leven en dood stond, is Poeroek Tjahoe, ooit een verslofte kazerne van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, maar tijdens de oorlog een interneringskamp op Borneo, vijfhonderd kilometer landinwaarts, in het domein van de koppensnellende Dayaks en alleen te bereiken via de Baritorivier.
In hun kleine appartement in Heeg volgt het echtpaar Hoornveld het wereldnieuws tot in detail.
Met een zwierig handschrift reageerde de vieve Fries deze week op een achtergrondartikel in onze krant. Daarin riep een jonge Nederlander landgenoten op om deel te nemen aan een bijzondere en zware voetreis in de sporen van dr. Nieuwenhuis. De arts trok eind 19e eeuw dwars door donker Borneo en bekeerde de lokale koppensnellers tot brave burgers die hun morbide rituelen aan de lokale wilgen hingen. Hoornveld schreef: ’Echt iets voor mij. Heeft u contactgegevens voor mij? Die man moet mij meenemen! Ik spreek de taal, ken de lokale bevolking, ken het gebied en de gevaren goed.’ Dat hij momenteel een rollator nodig heeft voor lange afstanden, hield hij in zijn sollicitatie-epistel wijselijk verborgen. De hulpvaardige vierwielers staan inwisselbaar voor vele deuren in dit Heegse verzorgingstehuis als wij de ambitieuze globetrotter opzoeken. Grauwe sfeer en linoleum op de vloeren waarin het schijnsel van tl-licht weerspiegelt. Slechts één muur, bij huisnummer 135, valt op. Er schittert een heroïsch portret van een jonge sergeant én v an generaal Spoor. De legercommandant in Indië van 1946 tot 1949 kijkt schalks vanonder zijn generaalspet. Ook hangt er een
April 2011
Nieuwsbrief no 80 pag. 10
doek met daarop een schilderachtig decor, de diepe binnenlanden van Borneo. Bootje, huisje, rust en weelde. Tempo doeloe druipt er vanaf. Trijntje Hoornveld-Atsma (84) doet open en gaat voor naar de kleine woonkamer waar haar echtgenoot wacht. Achter een studentikoos brilletje zitten natte ogen die steeds slechter worden en de krant met een vergrootglas opnemen. Oren die afhankelijk zijn van een gehoorapparaat. De oude man wijst trots op een draadloze koptelefoon die gekoppeld is aan zijn televisie. „Ik volg doorlopend het nieuws uit Japan. Met dat ding kan het zelfs op de wc!” Naast hem staat een doos met opschrift ’Heinz Honig macaroni’. Het blijkt de doos van Pandora, waarin zowel verdriet als hoop volgens de Griekse mythologie zijn opgeslagen. Steeds weer haalt de veteraan er een foto of een brief of een vergeelde landkaart uit. Het is een grabbelton die de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw een hard en soms kwetsbaar gezicht geven terwijl een Japanse vrouw op de televisie uitlegt dat nu ook het drinkwater in Tokio is besmet. Een mooie jonge verpleegster uit de grabbelton lacht daarentegen de wereld in, nietsvermoedend. Ook zij heeft een kruisje op haar witte zusterskeppeltje, net zoals de huidige hulpverleensters in Japan, die overigens zeer bezorgd kijken. „Mijn eerste vrouw. Lenie Bollen. Ik heb haar ontmoet in Indië, toen ik in Bondowoso op Java bij de marechaussee kwam. We zijn, na drie jaar verkering, getrouwd op 15 januari 1942. Dat was heel wat. Ze wilde al eerder trouwen, maar ik wilde eerst sergeant zijn. Ik verbond me immers aan de dochter van een onderluitenant.” Veel rust was het nieuwe echtpaar niet gegund. Na de heimelijke huwelijksnacht en een dag zonder zorgen kreeg de ambitieuze 26-jarige onderofficier op 17 januari zijn eerste en enige geheime missie. Met tachtig inlandse soldaten werd hij in een Lockheed Lodestar van Soerabaja overgevlogen naar Borneo. „De captain vroeg aan me of ik wapens bij me had. Ik wees op mijn karabijn en zei: ’Dat ding en een broodmes.’ Hij zei: ’Er zijn wat Japanse vliegtuigen in de omgeving, maar we zijn de wolken ingeklommen.
Statig en trots. Oorlogsveteraan Hoornveld is dankbaar voor alles wat hij meemaakte in de Verre Oost. FOTO: ANNE VAN DER WOUDE
Mocht je ze toch zien, schiet dan door dat gat.’” Aan de oostkant van het enorme eiland, het vroegere Kalimantan, moest het geheime vliegveld van
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË Samarinda 2 worden verdedigd tegen oprukkende Japanners. Geallieerde toestellen maakten vanaf daar vluchten naar Singapore, Malakka en andere plekken in de regio waar de Jappen havens hadden ingenomen. „Toen ik vertrok, heb ik mijn kersverse vrouw een handje gegeven. Daarna heb ik haar nooit meer gezien.” Zwanger Weer een foto uit de doos. Een kruis op het ereveld Kembang Koening in Soerabaja steekt wit af tegen de strak blauwe lucht. Ieder jaar laat Hoornveld bloemen neerzetten. „Lenie overleed tijdens de oorlog, op 8 januari 1943, aan suikerziekte omdat de Japanners geen juiste medicatie wilden verkopen. Het nieuws van haar dood kwam pas in november 1945 tot me via een brief van de dominee. Aan de oever van de rivier liet ik de brief aan een maat lezen. Hij was meelevend, maar wilde liever mijn situatie dan de zijne. Zijn vrouw was onderweg naar huis, zwanger van een Jap.” Tijdens het gesprek luistert Trijntje naar de verhalen die ze kent. Ze schenkt koffie, maakt broodjes en legt stilletjes, naast het kopje van haar man, een pil waarmee zijn hartprobleem wordt bestreden. Jogchum Hoornveld is even naar de wc als ze zegt: „Gelukkig kan hij goed praten over zijn verleden. Ik ken genoeg huwelijken die slecht waren wegens al die oorlogstrauma’s. Hoe we met elkaar in contact kwamen? Mijn zus was getrouwd met de broer van Jogchum. Net na de oorlog moedigde men mij aan om eens met Joghum in de Verre Oost te schrijven. Hij had zoveel meegemaakt en kon wel een steuntje gebruiken. Ik dacht met zo’n oude man? Wat moet ik daarmee? Vooruit dan maar. Hij stuurde een brief terug mét foto waarop hij met die militaire politieband om zijn bovenarm op een stoel zit. Ik werd direct verliefd. Ja, ik ben een stuk jonger. Mijn man zegt altijd ’Wie wil kopen en kopen kan, die koopt iets jongs dat komt nog an.’” Dan wijst ze op een paar F-16’s die in de verte voorbij vliegen. „Mooi uitzicht hier. Zeker aan het oefenen voor Libië.” De glimlachende poppen in de hoek van de kamer staren naïef voor zich uit. Ze dragen opvallende kleding. Zonder vraag kleurt Trijntje de korte stilte in. „Zij draagt delen van mijn trouwjurk en hij delen van het tropenpak van Jogchum. Zelf gemaakt.” Over stof gesproken. Net als je denkt dat de jaren veertig in relatie tot het heden genoeg stof tot
April 2011
Nieuwsbrief no 80 pag. 11
nadenken geeft en je de blocnote wilt opbergen, graaft de onvermoeibare Fries bij terugkeer in de kamer nóg dieper in zijn geschiedenis, opent een nieuw hoofdstuk van zijn levensboek en komt uit in Duitsland waar hij werd geboren en waar zijn ouders, zoals vele Friezen en Groningers, probeerden een beter bestaan op te bouwen dan in eigen land mogelijk was. „Mijn vader was er melkknecht, maar in 1914 moest pa de dienst in en kwam terug naar Nederland. Mijn zeer sterke moeder is toen vanaf Keulen teruggelopen met het gezin. Ik was één jaar! Misschien is toen de reislust ontstaan. Eenmaal in Nederland kregen we een huis.” Over de mimiek van de oude man ligt voor het eerst een zweem van verbittering. „Het was niet meer dan een prauw met een dakje er op. We hadden het zeer arm. Voor kinderen was weinig hoop. Je ging of bij de boer werken of bij touwfabriek Lankhorst.” Na wat ongelukkige momenten op het land vluchtte Jogchum toen zijn vader niet oplette. Thuis liet hij zijn moeder weten naar Sneek te gaan, de wijde wereld in. Door het lot gedreven, vond hij een betrekking als bakkersknecht. De eerste week was de verdienste een rijksdaalder, de tweede week drie gulden. De jonge man kneedde letterlijk een nieuwe toekomst voor zichzelf. Pas toen de antimilitaristische pa overleed werd in 1938 de weg geopend naar zijn echte droom: marechaussee worden en de grote wereld in. Rijk mens In januari 1939 stoomde de Johan de Witt op naar Indië met aan boord een eenvoudige, maar ambitieuze fuselier, die niet wist dat hij in vijf interneringskampen zou belanden. En ondanks alle verdriet, de levensgevaarlijke patrouilles waar hij stammen uit elkaar moest houden en schorriemorrie van het vasteland in de gaten, noemt hij zichzelf een rijk mens. „De wereld lijkt nu in brand te staan, met al die problemen, maar neem van mij aan: er komen altijd weer betere tijden.” Dan loopt hij mee naar de lift, achter zijn rollator. „Dat wordt niets met ons hè, die voettocht naar Borneo?” De liftdeur sluit een milde glimlach langzaam in.
<<<>>>
Indisch Herinneringscentrum Bronbeek Nieuwsflits, 23 februari 2011 Fotoboek “Het Verhaal van Indië “ in de maak. Het Indisch Herinneringscentrum is bezig met de productie van een fotoboek over de overzichtstentoonstelling Het Verhaal van Indië. Als alles volgens plan verloopt, rolt het boek in de loop van mei 2011 van de persen. In de afgelopen maanden bleek dat veel bezoekers aan Het Verhaal van Indië thuis graag het verhaal van de tentoonstelling wilden nalezen en het thuisfront wilden laten zien waar ze geweest waren. Met het fotoboek hoopt het Indisch Herinneringscentrum tegemoet te komen aan deze wens. Aansprekende foto's in het boek geven een sfeerimpressie van Het Verhaal van Indië. Korte teksten vertellen het verhaal van de tentoonstelling. Daarnaast bevat de uitgave persoonlijke verhalen en enkele bijdragen van bekende auteurs die 'iets' met Indië hebben. Kortom, een mooi uitgevoerd geheel dat niet in uw boekenkast mag ontbreken.
<<<>>> secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
April 2011
Nieuwsbrief no 80 pag. 12
OORLOGSGRAVENSTICHTING BESCHERMVROUWE: HARE MAJESTEIT DE KONINGIN
Onderwerp: Dodenherdenking 4 mei 2011 te Loenen. Den Haag, maart 2011 Jaarlijks op 4 mei herdenken wij op ons ereveld te Loenen, gemeente Apeldoorn, de Nederlandse oorlogsslachtoffers. Graag willen wij u voor deze plechtige bijeenkomst uitnodigen. De herdenking zal plaatsvinden voor de kapel op woensdag 4 mei 2011, aanvang 14.00 uur. Programma 1. Klokgelui. 2. Openingstoespraak door Zijne Excellentie de heer Mr. J.P.H. Donner, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 3. Muziek door de Regionale Politiekapel Noord- en Oost-Gelderland o.l.v. de heer F. de Wever. 4. Toespraak door de weleerwaarde heer P.M. van der Meulen, predikant Hoofdkrijgsmacht. 5. Muziek. 6. Declamaties door leerlingen van de Koninklijke Scholengemeenschap Apeldoorn. 7. Kranslegging bij 'de vallende man', het monument van de Oorlogsgravenstichting. 8. Taptoe. 9. Een minuut stilte. 10. Wilhelmus (leen 6e couplet). Wij verzoeken u om uiterlijk 13.45 uur aanwezig te zijn. In de kapel wordt om 11.30 uur een oecumenische dienst gehouden, verzorgd door de zeereerwaarde heer H.W.J.M. Rekveld, pastoor en de weleerwaarde heer J.W.C. van Driel, Nederlands Hervormd predikant te Loenen. Het ereveld, gelegen aan de Groenendaalseweg 64, is op 4 mei geopend van 9.00 uur tot 22.00 uur. Bij de ingang van het ereveld worden bloemen verkocht. Postzegels en ansichtkaarten erevelden INDONESIË In het kader van het 65-jarig bestaan van de Oorlogsgravenstichting hebben wij in samenwerking met TNT Post besloten een set postzegels met ansichtkaarten uit te geven met afbeeldingen van de Nederlandse erevelden op Java in Indonesië. De uitgiftedatum van deze postzegels is 4 mei 2011 en de verkoop start die dag op het ereveld Loenen. Deze set kost € 3,95 en is verkrijgbaar via de Stichting. U kunt het bedrag overmaken op onze bankrekening 24.62.44.097 onder vermelding van postzegels Indonesië. De postzegels worden u na ontvangst van dit bedrag en na de uitgiftedatum toegestuurd. N.B. Op 4 mei vindt u bij de ingang van het ereveld een verkoopstand van de Stichting waar u boeken, dvd's, postzegels en puzzels kunt kopen. Kijk op onze website www.ogs.nl voor meer informatie.
<<<>>>
President morrelt aan Javaanse monarchie Sultan ontleent status aan de onafhankelijkheidsstrijd. De INDONESISCHE PRESIDENT Yudhoyono wil de sultan van Yogyakarta het ambt van gouverneur ontnemen. Yogyakarta is de enige provincie waar de gouverneur niet wordt gekozen, maar dit ambt automatisch door de sultan wordt bekleed. Volgens de president is er echter in een republiek geen ruimte voor monarchieën, zo zei hij afgelopen november. Daar denken de inwoners van Yogyakarta anders over. Velen gingen de straat op om hun woede te uit en ov er Yudhoyono's uitlatingen. Voor Javanen heeft de sultan een bijzondere status, ontleend aan de jonge geschiedenis van Indonesië. I n j an ua ri 19 46 we rd Yogyakarta het toevluchtsoord van Soekarno en zijn regering, toen zij door Nederlandse troepen uit Batavia waren v erjaagd. Sultan Hamengkubuwono IX ontving de ministers gastvrij. Nadat Yudhoyono ® en de Sultan in 2008. Nederlandse parachutisten in Betere dagen december 1948 Yogyakarta Foto Rumga Presiden/ Cahyo hadden veroverd, bleef hij in het geheim de republikeinse guerrillastrijders steunen. Als beloning kreeg de sultan na de soevereiniteitsoverdracht van de Indonesische regering het recht om voor altijd het ambt van gouverneur van Yogyakarta te bekleden. secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
April 2011
Nieuwsbrief no 80 pag. 13
Door dit recht ter discussie te stellen heeft president Yudhoyono een kapitale blunder begaan. Kwade tongen beweren dat Yudhoyono en zijn Democratische Partij zelf hun zinnen hebben gezet op het gouverneurschap van Yogyakarta, om daarmee hun electorale positie in Midden-Java te consolideren. Ook zouden de uitspraken van de president een politiek schot voor de boeg zijn geweest, als reactie op de ambitie van de huidige sultan Hamengkubuwono X om president of vicepresident te worden in 2014. Begin december zond de Indonesische nieuwszender Metro TV dagenlang beelden uit van woedende Javanen die schande spraken van hun president. Sommige lokale leiders eisten zelfs een referendum over het gouverneurschap van de sultan. Hiermee hebben zij een gevoelige snaar geraakt in Indonesië, dat het geannexeerde Oost-Timor in 1999 verloor als gevolg van een referendum. Sultan Hamengkubuwono zelf houdt nog wijselijk zijn mond. Jan Lepeltak is correspondent in Jakarta. Historisch Nieuwsblad - maart 2011
<<<>>>
VEROVERD EN VERGETEN Koloniaal verleden nog steeds niet afgerond OP 14 JUNI I904 poseren zwaarb e wape nde KNI L marechaussees bij een stapel dode lichamen in het dorp Koetö Réh op Sumatra. Naast een van de soldaten op de grond zit een nog levend kind. De foto is gemaakt tijdens de Atjeh-oorlog. Deze en andere door het KNIL vrijgegeven beelden lieten op schaamteloze wijze door Nederl and se soldaten uitgemoorde dorpsbewoners zien. De publicatie van het beeldmateriaal zorgde in Nederland voor uiteenlopende reacties en riep de vraag op wat Nederland nu eigenlijk in Indië deed. Toch ging niet vanaf het eerste moment van publicatie de beerput open. Volgens Paulus Bijl, auteur van het proefschrift Emerging Memory, kwam dit doordat de foto's, hoewel ze steeds zichtbaar zijn geweest voor het publiek, op de een of andere manier als ‘afwezig' werden ervaren, Bijl behandelt de verschuivende betekenissen die in de afgelopen honderd jaar in de publieke sfeer aan de foto's zijn toegekend. Tijdens de koloniale periode riepen de foto's bij het publiek verontwaardigde, soms ook trotse reacties op; in de jaren daarna werden ze in het licht van de nostalgische tempo doeloe-cultuur bewust genegeerd. Behalve publieke verontwaardiging hebben de foto's geen verregaande gevolgen gehad. Dit kwam volgens Bijl doordat ze weliswaar vermoedens bevestigden, maar geen gebeurtenissen onthulden waar nog niemand bekend mee was. Pas vanaf 1960, ruim na het einde van de Nederlandse koloniale aanwezigheid in Indonesië, kwam er een kritische discussie over de beelden op gang. Dat de betekenis van de foto's steeds is verschoven en nog steeds verschuift, komt volgens Bijl voort uit de nooit bereikte consensus over Nederlands koloniale verleden. Tot op de dag van vandaag velt geen enkele historische benadering hier op gezaghebbende wijze een moreel oordeel over, waardoor de geschiedenis niet is afgerond. Bijl stelt dat de foto's een waarheid laten zien die niet alleen Indische Nederlanders', maar alle Nederlanders aangaat. Ons koloniale geheugen moet voortdurend worden opgefrist. PlETER SLÖETJES. Boek: Paulus Bijl, Emerging Memory. Photographs of Colonial Atrocity in Dutch Cultural Remembrance 247 p. Utrecht Historisch Nieuwsblad - maart 2011
<<<>>> secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
April 2011
Nieuwsbrief no 80 pag. 14
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)