DE WATER wat e r b e le id e n - b e h e e r in u i t vo e r in g , ja n ua r i 2 0 0 7, n umme r 12 0
n i e uws, ac hte rgron de n, me n i nge n
4 7 12 14
Maaswerken volop in uitvoering Inspiratie uit Japanse superdijk Water rond de Poort van Drenthe ‘Wanneer is de waterhuishouding eigenlijk op orde?’
waternieuws
CO L O FON is een uitgave van het DirectoraatGeneraal Water van het ministerie van Verkeer en Waterstaat in samenwerking met de uitvoeringsorganisatie Nationaal Bestuursakkoord Water (IPO, VNG, Unie van Waterschappen en de ministeries van V&W, VROM en LNV). Het magazine geeft nieuws, achtergronden en meningen over het actuele waterbeleid en de uitvoering daarvan en bericht over activiteiten in het kader van DE WATER
Staatssecretaris loodst Ruimte voor de Rivier door Eerste Kamer Staatssecretaris Melanie Schultz van Haegen van Verkeer en Waterstaat heeft half december goedkeuring van de Eerste Kamer gekregen voor de PKB Ruimte voor de Rivier. Hiermee heeft de Kamer groen licht gegeven voor één van de grootste projecten van het kabinet: de investering van ruim twee miljard euro om het rivierengebied beter te beveiligen tegen overstromingen. Ook wordt de investering gebruikt om de ruimtelijke kwaliteit in het gebied te verbeteren. De Tweede Kamer heeft al op 7 juli 2006 unaniem ingestemd met de PKB. Ruimte voor de Rivier bestaat uit 39 maatregelen langs de IJssel, de Neder-Rijn, de Lek, de Waal en het benedenstroomse deel van de Maas. Per locatie is het
soort maatregel (dijkverlegging, ontpoldering of uiterwaardvergraving) vast-
gelegd. Waar voorheen sprake was van dijkversterking om het rivierengebied
tegen overstromingen te beschermen, wordt nu gekozen voor rivierverruiming. Het versterken van dijken gebeurt nog wel op plekken waar verruiming niet De in dit blad gepubliceerde meningen weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het beleid van de hierboven genoemde organisaties. Geheel of gedeeltelijk overnemen van artikelen uit De Water is toegestaan, mits met bronvermelding. REDACTIE :
Redactie: Rob Bijnsdorp (BCP), Ine Bruijns (BCP), Kees Poot (DWW), Saskia Ras (DGW), Robert-Jan Schoonenboom (DGW), Inka Vogelaar (Unie van Waterschappen), Wim van Wijk (BCP), Ingrid Zeegers (RIZA). FOTOGRAFIE :
inZicht, fotografie en advies, tenzij anders vermeld. BASISONTWERP :
Eindeloos, Den Haag. DTP :
Eurostaq, Amsterdam. DRUK :
Antilope, Lier (België). REDACTIEADRES EN ABONNEMENTENADMINISTRATIE :
Bijnsdorp Communicatie Projecten (BCP), postbus 194, 1000 AD Amsterdam. Telefoon: (020) 320 82 60, e-mail:
[email protected].
De digitale versie van De Water is te vinden op http://projecten.nederlandleeftmetwater.nl onder ‘nieuws’. ISSN: 0926-3462. Dit magazine is gedrukt op chloorvrij papier.
mogelijk is. Langs de Waal zijn de dijkteruglegging Lent bij Nijmegen en de
dijkverlegging Buitenpolder Het Munnikenland in de nabijheid van Gorinchem gepland. Langs de Nieuwe Merwede zal de Noordwaard worden ontpolderd in
combinatie met het afgraven van de uiterwaard Avelingen in de omgeving van Gorinchem. Langs de Bergsche Maas wordt de Overdiepsche Polder in de om-
geving van Waalwijk ontpolderd. Het pakket langs de Neder-Rijn/Lek bestaat
uit ingrepen in zes uiterwaarden: onder andere Vianen, Hagestein, Tollewaard,
Middelwaard en Meinerswijk. Het voorstel is om langs de IJssel een hoogwatergeul bij Veessen-Wapenveld aan te leggen in combinatie met drie dijkverleg-
gingen en enkele uiterwaardvergravingen. De maatregelen worden voor 2015 uitgevoerd. Naar verwachting blijven ook daarna investeringen nodig. Het
kabinet heeft daarom in de PKB al enkele gebieden gereserveerd om daar de rivier meer ruimte te geven als dat nodig is.
Met de vaststelling door de Eerste Kamer eindigt de PKB-fase. Nu volgt de planstudiefase waarin gemeenten, provincies, waterschappen en Rijkswaterstaat
de 39 maatregelen verder onderzoeken. Dat gebeurt weer in nauwe samenwerking met bewoners en regionale bestuurders. De planstudies moeten uiterlijk
in 2010 leiden tot projectbesluiten waarin de inhoud van de maatregelen exact wordt vastgelegd.
De PKB Ruimte voor de Rivier is één van de programma’s van Verkeer en
Waterstaat om overstromingen in Nederland te voorkomen. Andere program-
ma’s zijn onder andere de Maaswerken, de Aanpak van de Zwakke Schakels, het Hoogwaterbeschermingsprogramma en Steenbekleding Zeeweringen Zeeland. De komende jaren wordt via deze programma’s jaarlijks ongeveer 500 miljoen euro geïnvesteerd in de waterveiligheid. meer informatie:
www.ruimtevoorderivier.nl
foto voorpagina: de poort van drenthe
gratis abonnement op de water U wilt op de hoogte worden gehouden van ontwikkelingen in het waterbeleid en -beheer en de campagne Nederland leeft met water? Vul dan de bon in voor een gratis abonnement en stuur deze gefrankeerd naar: De Water, postbus 194, 1000 AD Amsterdam. U kunt de gegevens ook per e-mail sturen naar:
[email protected]
bedrijf/instelling afdeling na am adres postcode en woonpla ats e-mailadres
Decembernota 2006: tempo aanpak wateroverlast verandert niet Het tempo waarin de wateroverlast wordt bestreden, verandert niet. Alleen de aanpak van rioleringen als onderdeel van de stedelijke wateropgave zal trager verlopen. Verder wordt de uitvoering van KRW-maatregelen gefaseerd tot 2027. Dat zijn de belangrijkste conclusies uit de Decembernota 2006, die het kabinet twee weken voor Kerstmis aan de Tweede Kamer heeft aangeboden. Op 15 december stelde het kabinet de Decembernota 2006 vast en nog dezelfde dag is de nota aan de Tweede Kamer aangeboden. De nota geeft aan welke maatregelen nodig zijn om de wateroverlast te bestrijden en de waterkwaliteit te verbeteren. Dit alles om dit jaar en volgend jaar de stroomgebiedbeheersplannen (SGBP’s) voor te bereiden, die immers uiterlijk in december 2009 moeten worden vastgesteld. De Decembernota houdt vast aan het in het Nationaal Bestuursakkoord afgesproken tempo ter bestrijding van wateroverlast (WB21). Uitvoering van deze maatregelen heeft, met het oog op de klimaatverandering, een hoge prioriteit. Een uitzondering is gemaakt voor het
onderdeel stedelijke rioleringsopgave uit WB21 en de Kaderrichtlijn Water (KRW). Daarvoor heeft het kabinet besloten om de maatregelen te faseren tot 2027. De KRW biedt deze mogelijkheid. Door niet alle maatregelen in de eerste planperiode tot 2015 te nemen, worden de kosten gespreid. Als die maatregelen bovendien in samenhang met andere ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden genomen, vallen de kosten ook nog eens lager uit. Verder zullen innovaties worden ingezet om kosteneffectieve oplossingen te ontwikkelen voor maatregelen die het kabinet nu nog disproportioneel acht. Van doelverlaging is voor de KRW evenwel nog geen sprake. Over het eventueel naar beneden bijstellen van de doelen wordt pas in 2021 besloten, op basis van de ervaringen die dan zijn opgedaan. De Decembernota 2006 is beschikbaar op www.kaderrichtlijnwater.nl meer informatie:
ministerie van Verkeer en Waterstaat, Pieter Kroes, tel. (070) 351 93 58,
[email protected]
LBOW stemt in met werknormen voor nutriënten Met de goedkeuring van de werknormen voor nutriënten door het LBOW is een belangrijk onderdeel van de beschrijving van de goede ecologische toestand (GET) bereikt. Opvallend is dat de normen soms lager liggen dan de tot nu toe geldende MTR’s, het maximaal toegestaan risico. Volgens de Kaderrichtlijn Water mogen nutriënten niet uitkomen ‘boven het niveau dat is vastgesteld om te waarborgen dat een ecosysteem functioneert’. Voor de voornaamste groepen waterlichamen die de KRW onderscheidt (rivieren, vennen, meren en plassen, kust- en overgangswateren), zijn de voorgestelde normen zoveel mogelijk gebaseerd op meetgegevens van systemen waarvan de biologie op orde is. De omschrijving ‘waarborgen dat...’ is hierbij pragmatisch vertaald in een kans van ten minste 90 procent dat de biologie behorend bij de GET wordt gehaald. Wat opvalt is dat de normen in sommige gevallen lager zijn dan de nu geldende MTR’s van 0,15 mg P/l en 2,2 mg N/l. De oorzaak is dat de MTR’s alleen voor ondiepe meren zijn afgeleid en bovendien gebaseerd waren op minder ambitieuze biologische doelen dan de GET voor natuurlijke wateren. De werknormen zijn gedifferentieerd naar verschillende watertypen en doen daarom meer recht aan de specifieke eigenschappen van de wateren dan een generieke MTR. De aan de GET verbonden waarden hoeven niet in alle waterlichamen te worden gehaald. Allereerst gelden ze alleen voor de natuurlijke waterlichamen en daar heeft Nederland er bijna geen van. Voor sterk veranderde waterlichamen worden een Maximaal en Goed Ecologisch Potentieel (MEP en GEP) afgeleid, waarbij
illustratie : rws riza
Beslisschema voor de vier mogelijke combinaties van biologische doelen en nutriëntenwaarden wel en niet gehaald.
rekening mag worden gehouden met onomkeerbare fysieke ingrepen. Deze kunnen indirect (via een andere biologie) of direct (via effecten van de ingrepen op de nutriëntenhuishouding) leiden tot aanpassing van de nutriëntenwaarden. Een voorbeeld is belasting met fosfaatrijk kwelwater. Op de tweede plaats kan blijken dat het bereiken van het GET of GEP onevenredig dure maatregelen vergt. Dat kan leiden tot uitstel of zelfs bijstelling van de doelen. In gevallen waar de biologie wel op orde is, maar de nutriëntennorm toch wordt overschreden, moet in eerste instantie worden nagegaan wat er aan de hand is. Als blijkt dat de biologie niet duurzaam op orde is, moeten maatregelen worden
3 de water
januari 2007
overwogen. Blijkt de biologie wel duurzaam op orde, dan kan worden overwogen de norm voor dit specifieke waterlichaam aan te passen. Verder is afgesproken zowel de voorgestelde waarden zelf als ook de afleiding van waarden voor GEP in de loop van dit jaar aan de hand van de ervaringen in de regio te evalueren. Definitieve vaststelling van de normen vindt plaats met het verschijnen van de Algemene Maatregel van Bestuur en de formele rapportage aan de Europese Commissie in het Stroomgebiedbeheersplan van 2009. meer informatie:
Rijkswaterstaat RIZA,
Paul Boers,
[email protected]
Maaswerken volop in uitvoering foto : de ma aswerken
aanleg van hoogwatergeul bij lomm
achtergrond
In tijd gemeten zijn de Maaswerken halverwege. De fase van planvoorbereiding is na tien jaar zo goed als afgerond, de eerste resultaten zijn zichtbaar. Roermond, Venlo en Gennep zijn goeddeels beschermd door kaden, stukjes van de Maas zijn al verdiept en verbreed, een enkel retentiegebied is al aangelegd. De komende tien jaar zullen nog vele kilometers zomerbed worden verbreed of verdiept, talrijke weerden worden afgegraven, enkele hoogwatergeulen aangelegd, vele hectare natuurgebied aangekocht, duizenden tonnen grind gewonnen, en stuwen, sluizen en bruggen worden aangepast. Staande op het dijkje in Meers is het moeilijk voorstelbaar
natuurontwikkeling en grindwinning. Op elf plekken
vele meters dieper aan het dorp, dat even westelijk van
gewonnen dat er geen diepe gaten achterblijven, maar
dat het Maaswater zo hoog kan stijgen. De rivier stroomt Geleen is gelegen, voorbij. Maar de televisiebeelden uit
1993 waarop te zien is hoe koningin Beatrix in laarzen door het onder water staande dorp loopt, zijn zeker bij de Limburgers nog niet in het geheugen weggezakt.
kans op een overstroming moet teruggebracht worden van 1:50 naar 1:250. En als er dan toch van alles onder handen
wordt genomen, moeten in één moeite door ook maar oude plannen ter verbetering van de scheepvaart en de natuur
worden uitgevoerd. ‘Al met al omvatten de Maaswerken nu ruim 50 maatregelen’, vertelt Ben Broens, plaatsvervangend directeur Maaswerken van Rijkswaterstaat. ‘Die
maatregelen worden verspreid tussen Maastricht en Den Bosch uitgevoerd en zijn onderverdeeld in drie projecten:
4 de water
betalen uit de opbrengst van het grind. Broens: ‘Daarvoor is
Natuurmonumenten participeren.’
een betere bescherming tegen hoogwater te bieden. De
gen van een betere bescherming tegen hoog water,
eilandjes en verlaagde weerden. Het graafwerk laat zich
waarin enkele grote aannemers, grindexploitanten en
ken op te zetten. De belangrijkste doelstelling is dan ook
Bij de eerste gaat het om een combinatie van het verkrij-
krijgt de rivier een bredere bedding met glooiende oevers,
het consortium Grensmaas opgericht, een PPS-constructie
Dat hoge water was aanleiding om het project Maaswer-
Grensmaas, Zandmaas en Maasroute.’
tussen Maastricht en Roosteren wordt het grind zo
Juist in Meers is de verruiming van de rivier al ver
gevorderd. In deze wijde bocht, met een brede weerd, plassen en eilanden wordt de Maas ineens ruimer,
vergeleken met een eindje verderop waar de rivier zich een nauw dal heeft ingeschuurd. En het werk is nog lang niet af. Graafmachines zijn druk bezig grond en grind af te
voeren. Onlangs is over de volle breedte van de rivier een “stuw” van grote brokken steen aangebracht die er voor
moet zorgen dat de waterstand niet te ver zakt in perioden
dat de Maas weinig water afvoert. ‘Als straks de Grensmaas een brede bedding heeft en het water dus lager staat, zou dat gevolgen hebben voor de grondwaterstand. Zeker in natuurgebieden mag dat niet, vandaar dat op een paar
januari 2007
plaatsen van dit soort richels worden aangebracht. Dit is de eerste’, wijst hij naar de nauwelijks zichtbare
rij stenen die tot aan de Belgische kant van de rivier doorloopt.
Grindwinning
Vijftig miljoen ton grind zal er
tussen nu en 2017 worden gewonnen
uit de 45 kilometer lange Grensmaas. Deze winning levert
de verruiming van de rivier op waardoor de waterstanden
zullen dalen. Echter, het feit dat er zo lang grind gewonnen
wordt, is voor menige omwonende aanleiding geweest zich te verzetten en het plan tot aan de Raad van State aan te
vechten. Naar verwachting doet dit hoogste rechtscollege binnenkort uitspraak. ‘Dan weten we of we door kunnen
gaan of dat we aanpassingen moeten maken.’ Broens heeft begrip voor de bezwaren van de bewoners. ‘Ik kan me voorstellen dat je als aanwonende tien jaar overlast
zwaarder laat wegen dan het wenkende perspectief dat je
daarna over een prachtige landschap uitkijkt.’ Dat het mooi wordt, staat voor Broens vast. ‘Dat is de hele opzet: de Maas krijgt zijn natuurlijke uiterlijk terug. Hij wordt breder,
dynamischer en krijgt bovendien een grotere variëteit aan oeverlandschappen.’
Kades
Waar het werk aan de Grens- of Grindmaas nog maar net begonnen is, is dat aan de Zandmaas, het gedeelte tussen
Heel en ’s-Hertogenbosch, al enige jaren gaande. ‘Sommige
illustratie : de ma aswerken
onderdelen zijn al klaar. Zo is het stuwpand Belfeld –
het gebied van
de maaswerken
waarmee het stroomopwaartse deel van de Maas wordt
bedoeld waarvan het water als gevolg van de stuw hoger staat dan het van nature zou doen – al verbreed en het
stuwpand Grave al verdiept. Over een paar maanden kan daar de verdieping van het stuwpand Lith aan worden
toegevoegd. Verder is onlangs het graafwerk ter hoogte van Lomm, ten noorden van Venlo, begonnen dat over zeven
jaar een hoogwatergeul moet opleveren. In de gemeente
Haelen ligt al een retentiebekken en in Roermond, Venlo, Gennep en Middelaar zijn al kades opgeworpen.
De kades zijn bedoeld om te voorkomen dat bevolkingscentra blank komen te staan als de Maas weer eens een flinke
bescherming”. De andere helft halen we met typische
er langs de oevers van de Maas 42 kilometer aan kades te
verdieping van het zomerbed en verlaging van het
hoeveelheid water heeft af te voeren. Alles bij elkaar komt
liggen, onderverdeeld in groene, vaste en demontabele. De groene zien eruit als lage dijken en zijn begroeid met gras,
Ruimte voor de Rivier-maatregelen als verbreding en winterbed.’
de vaste kunnen van beton zijn, maar zijn ook uit andere
Complexiteit
demontabele bestaan uit vloedschotten die alleen geplaatst
jaar een begin is gemaakt. Broens: ‘De bedoeling is het peil
materialen opgetrokken, sommige zijn zelfs van glas. En de worden als de nood aan de man komt. Broens: ‘Er zijn nu
eenmaal plekken waar je niet de hele tijd tegen een muur
wilt aankijken. Vanaf een terras kijk je liever op het water uit. Op zulke plaatsen is voor demontabele kades gekozen.’
Eind dit jaar komen ook de laatste stukken kade klaar, waarmee een belangrijk doel van de Maaswerken is
dragen in de Zandmaas voor ruwweg de helft bij aan de realisering van de doelstelling “verhoging hoogwater-
met 30 centimeter te verhogen om daarmee stroom-
opwaartse verdroging ten gevolge van de rivierverruiming te bestrijden. Vlak vóór de stuw treedt dan echter juist
vernatting op, waar boeren en gemeentes weer niet blij
mee zijn. Daarom voeren we tegelijkertijd compensatie-
bereikt. Broens: ‘Natuurlijk zijn we met de kades begonnen, want we willen de mensen snel beschermen. De kades
Bij Grave wordt de stuw aangepast, waarmee eind vorig
maatregelen uit, in de vorm van de aanleg van drainagebuizen of het uitkeren van schadebedragen als drainage niet kan of geen effect heeft.’
Dit voorbeeld grijpt Broens aan om te verklaren waarom
de voorbereiding zo lang heeft geduurd. ‘De Maaswerken 5 de water
januari 2007
Samenwerking van groot belang
Bij de uitvoering van de Maaswerken is samenwer-
Helemaal afgerond is de planfase overigens niet. Zo loopt
provincie Limburg en de ministeries van LNV en V&W
het voornemen om het Julianakanaal te verbreden. Dit
voor de ontwikkeling en uitvoering. Daarnaast
geschikt maken van het traject tussen Maastricht en het
regionale en lokale instanties. Ook met Vlaanderen
een lengte tot 190 meter en een diepgang van 3,5 meter. In
tussen de Nederlandse en Belgische maatregelen. Zo
omgeving aantrekkelijker is. Door niet het gehele kanaal te
Ook in de uitvoering draait het om samenwerking.
gedachten uit naar het maken van slechts enkele passeer-
worden niet alleen geïnventariseerd, maar er wordt
systeem. Vanuit een centrale regelkamer zorg je dan dat
king strekt zich trouwens ook uit naar private
In oktober van het afgelopen jaar is in de buurt van
Maaswerken kosten, draagt de private sector maar
verhogen van de bruggen bij het sluizencomplex van
king het sleutelwoord. Broens: ‘Het convenant tussen
er nog een zogenaamde reparatie van het Tracébesluit over
geeft de noodzakelijke politieke en bestuurlijke basis
onderdeel van het project Maasroute voorziet in het
werken we samen met andere rijksdiensten en
Maas-Waalkanaal, ter hoogte van Mook, voor schepen met
zijn de plannen afgestemd om synergie te bereiken
deze reparatie is gezocht naar een oplossing die voor de
komen we tot een gemeenschappelijke (Grens)Maas’.
verbreden blijven de gevolgen beperkt. Nu gaan de
Wensen van eindbeheerders en belanghebbenden
vakken in combinatie met een scheepvaartbegeleidings-
ook serieus rekening mee gehouden. Die samenwer-
een schipper even wacht totdat zijn tegenligger voorbij is.’
partners. Met succes: aan de 1,8 miljard euro die de
Nijmegen gestart met de werkzaamheden voor het
liefst 600 miljoen bij.
Weurt. Dit is de eerste maatregel in uitvoering van het
zijn in hun uitwerking op de omgeving een van de
Terug naar Meers, waar Broens de uitkomst van het
Nederland uitgevoerd. Werken aan een rivier raakt heel
Maasmechelen een aaneengesloten natuurgebied dat te
Maasrouteproject.
gecompliceerdste infrastructurele projecten ooit in
proefproject al voor zich ziet. ‘Straks ligt hier tot aan
veel belangen. Ga maar na: 220 kilometer rivier waarbij we te maken hebben met twee landsbesturen, 42 gemeentes, twee waterschappen, een drinkwatermaatschappij,
belangengroeperingen van schippers, boeren, natuur-
beschermers en recreanten en, niet te vergeten, de be-
voet, per fiets of met de kano kan worden doorkruist. Als
mensen zien, waarvoor we het allemaal doen, denk ik dat de steun voor de Maaswerken alleen maar groter wordt.’ WvW
langen van de individuele burgers. Voeg daar aan toe een
ongelooflijke hoeveelheid regels en vergunningen en het is
duidelijk dat tien jaar voorbereiding eigenlijk nog meevalt.’
meer informatie: Ben Broens, Rijkswaterstaat Maaswerken, tel. 043 387 03 10, www.maaswerken.nl
meer waternieuws
Hoogwaterprogramma Viking krijgt in 2008 vervolg Een grote, grensoverschrijdende hoogwateroefening in april 2008 moet de in gang gezette samenwerking tussen de Duitse en Nederlandse organisaties en overheden bestendigen. Dat is afgesproken op een symposium in het Duitse Kleef over het hoogwaterprogramma Viking. Het symposium was bedoeld voor Duitse en Nederlandse bestuurders en ambtenaren van gemeenten, waterschappen en hulpdiensten. Het markeerde het einde van het programma voor de verbetering van de informatievoorziening bij overstromingsrampen Viking. De Gelderse commissaris van de koningin Clemens Cornielje benadrukte in zijn openingsspeech het belang van adequaat handelen bij een dreigende overstroming en van afstemming tussen de buurlanden. Hij kondigde aan dat in april 2008 weer een multidisciplinaire hoogwateroefening wordt gehouden. Gedeputeerde Harry Keereweer gaf aan de dat nog niet alle maatregelen om de veiligheid te vergroten zijn uitgevoerd. Alertheid bij hoogwater blijft nodig, waaraan Viking een grote bijdrage levert. Viking verbetert de informatievoorziening
tijdens hoogwater aan overheden, waterschappen en hulpverleners in Nordrhein-Westfalen en Gelderland. Draaiboeken en communicatiesystemen voor rampenbestrijding sluiten door Viking beter op elkaar aan. Het programma heeft de Innovatieprijs 2006 van het ministerie van Binnenlandse Zaken gekregen. Aanbevelingen Op het symposium ging het over de ervaringen van alle deelnemers aan de regionale hoogwateroefening op 16 en 17 mei 2006 en de aanbevelingen die daarna zijn gedaan. Deze worden verwerkt in de organisatie van de volgende hoogwateroefening. Duidelijk is al dat de oefening weer grensoverschrijdend wordt en dat ook de provincie Overijssel, het waterschap Vallei en Eem en de stad Duisburg meedoen. De Duitse deelname wordt groter, een teken dat Nordrhein-Westfalen het belang en de meerwaarde van gezamenlijk oefenen onderschrijft. In 2008 zal iedereen de (oefen)ramp vanaf de eigen werkplek bestrijden, waardoor de simulatie een realistischer karakter krijgt dan de oefening vorig jaar. 6 de water
januari 2007
Afspraken Dankzij Viking hebben de organisaties kennisgemaakt met elkaars processen, procedures en werkwijzen. Dit heeft geleid tot allerlei afspraken op werkniveau. Die afspraken moeten vóór de volgende oefening een plaats krijgen in de organisaties, informatiesystemen en deeloefeningen. De provincie Gelderland werkt ook op landelijk niveau mee aan de verbetering van de veiligheid bij overstromingen. De provincie neemt deel aan de bestuurlijke Taskforce Management Overstromingen (TMO), een initiatief van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Verkeer en Waterstaat. Deze Taskforce neemt de leerpunten uit de hoogwateroefening van Viking mee bij de voorbereiding van de landelijke oefening die eveneens in 2008 op het programma staat. meer informatie: provincie Gelderland, Marga Nijenhuis, tel. (026) 359 90 20,
[email protected] of Bas Overmars, tel. (026) 359 99 70,
[email protected]
foto : frans van de ven
‘Luister en kijk wat we in brede zin kunnen leren van het waterbeheer in Japan’. Dat is de opdracht die Frans van de Ven, werkzaam als universitair hoofddocent stedelijk waterbeheer aan de TU-Delft en adjunct-hoofd van de afdeling Landelijke Zaken van RWS RIZA, mee kreeg op zijn reis naar Japan. ‘Het is daar zo anders dan hier, maar toch zijn de maatregelen die in Japan genomen worden ook van belang voor de discussies die wij hier hebben.’ Japanners blijken te kiezen voor technocratische oplossingen die het goed doen in de typisch Japanse culturele context. Nederland en Japan leren al eeuwenlang van elkaar. Zelfs
‘Op het gebied van polders hebben Nederland en Japan
was van buitenlandse invloeden, maakte het land een
niet’, zegt Van de Ven. Vanuit de Technische Universiteit
toen Japan vanaf de 17e eeuw bijna volledig afgesloten
uitzondering voor Hollandse handelaren. Ondanks deze
historische band ziet het gros van de Nederlanders Japan
anno 2007 niet als een aantrekkelijke reisbestemming. In
het bergachtige eilandenrijk zijn regelmatig aardbevingen, tyfoons, tsunami’s en overstromingen. Japan heeft
nauwelijks stranden en is dus geen land voor een strandvakantie. De meeste reisorganisaties hebben Japan dan
ook niet in het pakket zitten. Maar voor civieltechnische ingenieurs ligt dat anders, voor hen is Japan zeker een
veel overeenkomsten, maar qua aanpak van de problemen Delft werkt hij al 15 jaar samen met Japan, en hij gaf er onlangs een gastlezing tijdens een civieltechnisch
symposium met de veelzeggende naam Lowland techno-
logy. Van de Ven bezocht dit symposium als vertegenwoordiger van de TU-Delft, maar ondertussen kreeg hij ook van het ministerie van VenW een duidelijke opdracht mee:
‘Luister en kijk wat we in brede zin kunnen leren van het waterbeheer in Japan.’
land om te verkennen en een bron van inspiratie.
Japanse maatregelen in culturele context
126 miljoen Japanners een succesvolle hightech-maat-
voor het water, zoals wij dat hier willen, is daar niet aan
Want ondanks die ontembare natuurkrachten houden schappij draaiende. En dat in een gebied waar het vaak pompen of verzuipen is. Hoe doen ze dat toch?
Net als in Nederland is het druk in Japan. Ruimte maken de orde. De helft van de bevolking en driekwart van de
economische waarde is samengepakt op 10 procent van 7 de water
januari 2007
achtergrond
Inspiratie uit Japanse superdijk
het landoppervlak, vooral in delta’s en polders. In en om
hun schade niet. Mensen lijken te accepteren dat “het is
deld 332 Japanners per vierkante kilometer. De economi-
inrichtingsmaatregelen. En na een ramp gaan ze snel en
Tokyo alleen al wonen 12 miljoen mensen. Dat is gemid-
zoals het is” en beperken hun schade door allerlei kleine
sche waarde is 3,3 triljoen US dollars. ‘Het beschermings-
strak georganiseerd aan de slag om de boel weer op de
niveau tegen overstromingen van dit gebied is laag, de
overschrijdingskans is 1/150 jaar. Dat wil men nu drastisch
rails te krijgen.’
verhogen’, weet Van de Ven. Ter vergelijking: in Nederland
Wat maakt dat Japanners na overstromingen en waterover-
een minimum overschrijdingskans van 1/1250 jaar. Wat
belangrijke factor lijkt het groepsgevoel. Van de Ven: ‘De
geldt voor de primaire waterkering in het rivierengebied
hebben de Japanners daarvoor bedacht? ‘Als oplossing kozen de Japanners in Tokyo voor een op het eerste gezicht
technocratische oplossing: een superdijk, gecombineerd met de inzet van pompen.’ En die combinatie lijkt het goed te doen in de typische Japanse culturele context.
last alles weer zo snel hersteld en draaiende hebben? Een Japanse samenleving kent strakke regels van normen en
waarden, die te maken hebben met het functioneren in de
groep’.Wie naar het schoolsysteem kijkt ziet dat de kinderen afhankelijkheid krijgen aangeleerd (in plaats van zelfstandigheid, zoals bij ons), zodat ze goed in een groep kunnen
functioneren. Van de Ven: ‘Japan is goed in het organiseren
De superdijk
van de calamiteitenbestrijding. Het viel me bijvoorbeeld op
De superdijk is een brede, bebouwde dijk met een heel
flauw binnentalud (1:30). Op die manier kan overstromend
water de dijk niet wegspoelen. In Nederland is het vloeken
in de kerk, maar in Japan kan het: bouwen op en in de dijk. Er zijn zelfs tunnels in de dijk. De manier waarop het idee
dat sluizen langs de Ararivier zó zijn ontworpen, dat
schepen razendsnel kunnen worden geschut. Want bij een calamiteit worden goederen en gewonden over water vervoerd. Daar is goed over nagedacht.’
van de superdijk is ontstaan, lijkt diepe culturele wortels te
Een andere culturele factor die de keuze van maatregelen
andere (buitenlandse) gewoontes over te nemen, aan te
trots. Van de Ven: ‘Om wateroverlast in polders in te perken
hebben. In Japan is er van oudsher een bereidheid om
passen en te integreren met behoud van eigen cultuur. Zo lijkt het ook te zijn gegaan met de superdijk.
Van de Ven spreekt enthousiast over deze beslist andere kijk op dijken: ‘De charme van de oplossing is duidelijk. Die is
robuust, zelfs op de lange termijn.’ Hij vervolgt: ‘Omdat de
dijk een flauw talud heeft, zijn de gebouwen die erop staan onderdeel van de dijk. Daardoor heeft iedereen uitzicht op
het water en kijken de mensen niet langer tegen een hoge
bij hoogwaterveiligheid bepaalt, is een gevoel van nationale zet men vooral in op zwaardere pompen. Meer ruimte voor waterberging probeert men wel te vinden, maar de
mogelijkheden zijn domweg beperkt en de hoeveelheid
water die moet worden geborgen, is aanzienlijk meer dan in Nederland. We merkten dat zelfs de gewone Japanners op
straat er trots op zijn dat ze zulke goede pompen maken in Japan. Zo van: “Als we toch zulke goede pompen maken, moeten we ze ook maar gebruiken.”’
dijk aan.’ Van de Ven vervolgt: ‘Door de enorme breedte en
Missie geslaagd
superdijk een visuele verbinding tussen de woonwijk en het
van het waterbeheer in Japan’ lijkt hoe dan ook geslaagd.
de stedelijke herinrichting van het “waterfront” vormt de water, terwijl de oude dijk of een flood wall juist een
barrière vormde tussen de rivier en de bewoners. En tegelijk biedt die hoge bebouwde dijk een soort vluchtheuvel voor het geval het toch fout mocht gaan.’
Ook de manier waarop de dijk tot stand komt, is bijzonder, namelijk gefaseerd en ‘alleen als het zo uitkomt’. Kleine
stukjes oude dijk – soms maar 200 tot 300 meter – worden
bij gelegenheid verbouwd tot superdijk. Van de Ven: ‘Stukje
bij beetje zullen ze zo de hele Ararivier, van de monding tot zo’n 20 km stroomopwaarts, van superdijken voorzien. Dat proces kan nog vele tientallen jaren gaan duren, maar dat vinden ze niet bezwaarlijk. Het is niet anders, zeggen ze,
want de aanleg van de superdijk is onlosmakelijk verbonden met een herinrichting van de bebouwde dijkzone.’
Van de Ven: ‘Naast de superdijk zagen we andere verba-
zingwekkende oplossingen, zoals een dubbellaagse beek, gevoed met effluent voor ecologisch herstel van stedelijk water. (nb: onder de nieuwe beek stroomt de orginele afgeschermde rivier gewoon door) Ook zagen we het
grootschalig gebruik van regenwater en effluent voor het spoelen van toiletten, en fraaie staaltjes van waterlandschappen.’
Toch blijven er altijd wel vragen hangen. Van de Ven: ‘Zo is het ons eigenlijk nog niet helder hoe de maatgevende
hoogte van de superdijk wordt bepaald. De personen die
we hebben ontmoet, leken elkaar tegen te spreken.’ Reden genoeg voor een volgende missie naar Japan? Van de Ven: ‘Wie weet? We willen eigenlijk samen met de Japanners
een boek schrijven over “Innovatief waterbeheer in Japan”,
zodat we een beter inzicht krijgen in de achtergronden van
Groepsgevoel en trots
Iedereen die wel eens naar National Geographic Channel op televisie kijkt, weet het: in Japan leeft niet zozeer de
vraag óf het mis gaat, maar meer de vraag hoe er te werk moet worden gegaan áls het mis gaat. Dat klinkt als
berusting en acceptatie van het lot. Van de Ven: ‘Japan
De missie ‘Luister en kijk wat we in brede zin kunnen leren
hun keuzes. Het is nu alleen nog zoeken naar een uitgever.’ IZ meer informatie:Technische Universiteit Delft / Rijkswaterstaat RIZA, Frans van de Ven, tel. (015) 278 46 73, (0320) 29 87 81,
heeft vaak schade door overstromingen en wateroverlast.
[email protected]
Toch is er vrijwel geen schadevergoeding voor burgers,
want de meesten zijn niet verzekerd en de overheid dekt 8 de water
januari 2007
Maascommissie komt belofte na om verontreinigingen te melden De Internationale Maascommissie (IMC) heeft toegezegd op korte termijn de werking van het Waarschuwings- en Alarmsysteem Maas te verbeteren. Deze toezegging volgde op aanhoudende vragen van Stichting Reinwater, drinkwaterbedrijven en Belgische milieuorganisaties, nadat begin vorig jaar geruime tijd cadmium in de Maas was geloosd. Zeker een half jaar kon het metaalbedrijf Hydrométal uit het Belgische Engis cadmium lozen op de Maas, voordat dit werd opgemerkt. Verontwaardigd schreven drinkwaterbedrijven en milieuorganisaties in juni van het vorig jaar een brief aan de Internationale Maascommissie met de vraag hoe dat kon. Ook werd gevraagd het systeem te verbeteren en tenminste de waterbedrijven op de hoogte stellen als zich weer eens zoiets voordeed. Omdat de beloofde verbeteringen uitbleven, grepen de briefschrijvers de jaarlijkse vergadering van de Internatio-
nale Maascommissie – begin december in Luxemburg – aan om opnieuw aan de bel te trekken. Enkele dagen voor de conferentie lieten zij een persbericht uitgaan om de Maascommissie en de ministers te herinneren aan de afspraken die waren gemaakt naar aanleiding van het cadmiumincident. Nu wel met resultaat. De Commissie zegde toe snel een oefening te houden met het waarschuwingsalarmeringssysteem. Deze maand en in februari zal worden getest of het systeem een bepaalde, gesimuleerde verontreiniging registreert. Ook wordt in februari een workshop gehouden waarin de operationele aspecten van de waarschuwingsprocedures nog eens tegen het licht worden gehouden. Aan deze workshop doen de drinkwaterbedrijven en de milieuorganisaties mee. meer informatie :
Stichting Reinwater, Mark van Kruining, tel. (020) 570 78 14
Oproep aan beleidmakers: pak problemen vismigratie aan Vissen moeten zich vrij kunnen bewegen tussen de zee en de bovenloop van beken om hun levenscyclus te volbrengen. Daarom moeten alle obstakels voor vismigratie worden aangepast of anders worden verwijderd. Dat zijn enkele punten uit een actiepamflet dat deelnemers aan het symposium From sea to source aan de Europese Commissie en de waterbeheerders in Europa hebben aangeboden. Begin november namen ruim 150 deskundigen uit veertien Europese landen deel aan het meerdaagse symposium From Sea to Source dat het waterschap Hunze en Aa’s, samen met . Sportvisserij Nederland en Rijkswaterstaat Noord-Nederland in Groningen had georganiseerd. Speciaal voor dit symposium had het waterschap het Handboek From sea to source ontwikkeld. In dit handboek zijn actuele richtlijnen, ideeën en uitgangspunten opgenomen voor de aanpak van de vismigratieproblema-
tiek. Dammen, sluizen, gemalen en stuwen zijn weliswaar essentieel voor veiligheid, waterhuishouding, scheepvaart, landbouw, drinkwater- en elektriciteitsvoorziening, maar voor de visstand zijn deze kunstwerken desastreus. De vissen kunnen hun paai- en opgroeigebieden niet bereiken of ze raken beschadigd en gaan dood in gemalen en turbines. Karakteristieke riviersoorten als de zalm, forel, rivierprik en paling staan onder druk of zijn op diverse plaatsen al uitgestorven. Actiepamflet De vismigratiedeskundigen stelden gezamenlijk een pamflet op dat de volgende punten bevat. Vissen hebben vrije bewegingsruimte nodig ‘from sea to source’ om hun essentiële habitat in het stroomgebied te bereiken en hun levenscyclus te volbrengen. Er zijn maat-regelen nodig die vissen in staat stellen vrijelijk te migreren. Alle obstakels
moeten visvriendelijk worden aangepast of verwijderd. Waterkrachtenergie kan alleen als groene energie worden bestempeld als er geen negatieve gevolgen zijn voor vissen. Vispassages moeten voor alle soorten werken en de uitwerking op de visstand moet worden gemonitord en geëvalueerd. De uitkomsten moeten worden benut voor verbeteringen aan vispassages en het beleid aangaande biodiversiteit en visserij. Het is nodig de burger bewust te maken van de problemen rond de beschadiging van vis in turbines, gemalen en koelsystemen. Visserij moet zijn gebaseerd op duurzaam beheer en visvriendelijke technieken. Het pamflet wordt dit jaar aangeboden aan de Europese Commissie en de waterbeheerders in de lidstaten van de EU. meer informatie:
www.hunzenaas.nl, www.sportvisserijnederland.nl
Kamers van Koophandel vrezen hogere waterschapslasten Tot 2010 kunnen de waterschapslasten in het deelstroomgebied Rijn-West met wel twintig procent stijgen. Daarna kunnen de kosten verder oplopen, stellen de Kamers van Koophandel in dit gebied. Als veroorzakers voor deze stijging noemen zij de Kaderrichtlijn Water, de aanpassingen in de Water- en Waterschapswet en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Overigens erkennen ze dat water niet alleen een belangrijk onderdeel is van een schoon milieu, maar ook een bouwsteen voor de sociaal-economische ontwikkeling en dat zowel voor de waterkwantiteit als de waterkwaliteit maatregelen nodig zijn om het waterbeheer op orde te krijgen. Indachtig de ervaringen met de dossiers luchtkwaliteit en Natura 2000 voelt het bedrijfsleven er niets voor om opnieuw door een EU-richtlijn, of de wijze waarop Nederland die implementeert, op achterstand te worden gezet. De verontreinigingsheffing kan als gevolg van de KRW hoger uitvallen, net als de rioolrechten. En dan zijn er nog de strengere eisen die de KRW in de vorm van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en/of de milieuvergunningen aan het bedrijfsleven kan stellen. Binnen Rijn-West zijn recent inschattingen gemaakt van de totale kosten van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Tot 2015 kunnen de extra kosten wel een 2 miljard euro bedragen, stellen de Kamers van
9 de water
Koophandel. Zij wijzen verder op de grote verschillen tussen de waterschappen binnen het deelstroomgebied. De tarieven van waterschappen stijgen het meest in Rijnland: met 37 procent tussen nu en 2010. Het laagst is de stijging bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier met 4,7 procent. Dit waterschap is ook het laagst met de stijging van de tarieven voor waterkwaliteit: 1,7 procent, tegenover 38 procent bij Rijnland. De tariefstijging is al lange tijd gaande en verschilt sterk per waterschap. De mogelijke KRW-opgaven betekenen een voortgaande tariefstijging. Tot slot zijn de Kamers van Koophandel bezorgd over beperking van de groeimogelijkheden en aantasting van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. De vervolgacties voor de Kamers van Koophandel in het stroomgebied Rijn-West zijn gericht op vergroting van de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de dicussie over de KRW. Alleen als partijen zich actief opstellen en in gezamenlijkheid gaan opereren, bestaat er een goede kans dat de overheid en het Nederlandse bedrijfsleven de KRW succesvol invoeren met een acceptabele invloed op economie en lastendruk. meer informatie: Kamer van Koophandel Amsterdam, Marcel Sukel, tel. (020) 531 46 29,
[email protected]
januari 2007
Overheden worden beter voorbereid op overstromingen
meer waternieuws
Overheden hebben vaak geen goed beeld van het overstromingsrisico en zijn daardoor onvoldoende voorbereid op een extreme situatie. Het kabinet heeft ingestemd met een programma dat de voorbereiding op organisatorisch vlak moet verbeteren. Een Taskforce Management Overstromingen onder leiding van Jan Franssen, commissaris van de koningin in Zuid-Holland, zal de regie op zich nemen. In het kabinetsstandpunt Rampenbeheersing Overstromingen staat verder dat voor het beheersen van een echt extreme situatie het integraal verscherpen van de normen voor waterkeringen vooralsnog een onrendabele optie is en dat extra fysieke ingrepen in het buitenland de kans op overstromingen in Nederland nauwelijks zullen verminderen. Voor de langere termijn acht het kabinet compartimentering van dijkringen een kansrijke maatregel. Ondanks alle maatregelen die worden genomen, is er nog altijd een kans dat Nederland wordt getroffen door een overstroming. Extreme hoogwaterstanden zijn nu eenmaal niet uit te sluiten, evenmin als het falen van een waterkering. Om dit zogeheten restrisico zo klein mogelijk te maken, werkt het kabinet sinds 2003 aan een strategie die de gevolgen van zo’n overstroming beheersbaar moeten maken. Uit het recente kabinetsstandpunt blijkt dat het kabinet voorkeur houdt voor een combinatie van fysieke en organisatorische maatregelen. Onderzoek toont aan dat de keuze voor slechts één type maatregelen weinig zin heeft en dat beide categorieën maatregelen maar beperkt voor elkaar in de plaats kunnen treden. De fysieke maatregelen beperken zich overigens tot beheersing van overstromingen van de Rijn en de Maas in Midden- en Oost-Nederland. Maatregelen in de organisatorische sfeer blijken zinvol en gewenst voor alle gebieden waar een overstroming kan optreden. Fysieke maatregelen De rampenbeheersingsstrategie noemt naast noodoverloopgebieden (waarvan alleen nog de Beersche Overlaat langs de Maas in beeld is) vier fysieke maatregelen om het restrisico van overstromingen te verkleinen: het verscherpen van de veiligheidsnormen voor waterkeringen, het plegen van extra ingrepen in het buitenland, het nemen van fysieke
noodmaatregelen en compartimenteren. Over de eerste zegt het kabinet dat het integraal verscherpen van de normen weliswaar effectief, maar vooralsnog onrendabel is. Alleen op regionale schaal kan dijkversterking rendabel zijn. Van ingrepen in het buitenland neemt de kans op overstromingen in Nederland niet of nauwelijks af. Noodmaatregelen, zoals het plaatsen van zandzakken of het uitrollen van beschermingsmatten als het water al hoog tegen de dijk is opgekropen, zijn effectief mits de logistieke aanpak ervan goed is georganiseerd. Er moeten immers in korte tijd veel mensen en middelen worden gemobiliseerd en ingezet. Met de vierde maatregel: het opdelen van dijkringen in compartimenten, kan worden voorkomen dat dijkringen volledig onderlopen. Vooral in de grotere dijkringen of in dijkringen met grote bevolkingsconcentraties of een hoge economische waarde kan compartimentering in belangrijke mate bijdragen aan het beperken van de gevolgen van een overstroming. Maar de kans op schade in zo’n kleiner deelgebied neemt toe doordat het sneller onderstroomt en het water tot grotere hoogte stijgt. Het kabinet stelt middelen beschikbaar voor een studie die moet uitmaken waar compartimenteren een optie is. Organisatorische maatregelen Nederland is niet goed voorbereid op wat er gedaan moet worden als delen van het land overstromen. Om de organisatorische voorbereiding op peil te brengen, is een verbeterprogramma uitgewerkt. Omdat het er vooral om gaat de regionale overheden te ondersteunen bij de operationele rampenbeheersing, inclusief het informeren van burgers en bedrijven, heeft het verbeterprogramma een interbestuurlijk karakter. Voor de regie over het programma is de bestuurlijke Taskforce Management Overstromingen ingesteld. Als rijksbijdrage aan het verbeterprogramma is tot en met 2008 een bedrag van 15 miljoen euro beschikbaar gesteld. meer informatie :
ministerie van Verkeer en Waterstaat, DG Water,
Sjoerd Hoornstra,
[email protected]
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Nils Ligthart,
[email protected]
Waterschap werpt integrale blik op water Waterschap Peel en Maasvallei ontving in voorgaande jaren niet voldoende water uit de rijkswateren. Het waterschap heeft Rijkswaterstaat verzocht hierin verbetering te brengen. In 2005 is de wateraanvoer vooral naar het noorden van Limburg aanmerkelijk vergroot doordat Rijkswaterstaat achterstallig onderhoud aan de Noordervaart heeft uitgevoerd en frequenter de waterplanten weghaalt. Dit blijkt uit het onlangs verschenen onderzoeksrapport Blik op het watersysteem 2005 waarin het waterschap de toestand van de watersystemen in haar beheergebied en de ontwikkeling over een reeks van jaren beschrijft. Het integrale rapport doet ook verslag
van de metingen en onderzoeken die het waterschap verricht in het kader van de beleidslijnen WB21 en de Europese Kaderrichtlijn Water. In overeenstemming met de afspraak in het Nationaal Bestuursakkoord Water zijn in 2005 de watersystemen getoetst aan de inundatienormen. Deze normen geven aan waaraan de watergangen moeten voldoen om wateroverlast in aanliggende gebieden te voorkomen. Volgens deze normen is 200 hectare (0,16 procent) van het totale beheersgebied van 130.000 hectare onvoldoende beschermd. Er is behoefte aan circa 450.000 m3 waterberging.
fosfaat. In overeenstemming met de landelijke trend is er wel een duidelijke verbetering te zien voor stikstof. Het beeld voor fosfaat is zorgelijker, omdat de verbeteringen van begin jaren negentig niet door lijken te zetten. De concentraties fosfaat lijken te stagneren op een normoverstijgend niveau. In sommige beken neemt het fosfaatgehalte zelfs toe. Jaarlijks voeren de beken in het beheersgebied ongeveer 178 ton fosfaat af naar de Maas. Andere belangrijke probleemstoffen zijn bestrijdingsmiddelen en zware metalen.
Waterkwaliteit Het water in het beheergebied bevat te veel meststoffen, stikstof en
Claudia Hendrickx
1010 de 2005 dewater waternovember januari 2007
meer informatie:
Waterschap Peel en Maasvallei tel. (077) 389 11 13
Natuurlijk dijkbeheer positief voor roofvogels Het ‘natuurtechnisch’ dijkbeheer van waterschap Groot Salland begint vruchten af te werpen. Vanaf de start in januari 2005 van deze nieuwe manier van beheer en onderhoud van dijken tonen de beworteling, bedekking en daarmee de erosiebestendigheid van de grasmat een stijgende lijn. Bovendien heeft diversiteit in soorten gras en kruiden op de dijken een positieve invloed op de populatie roofvogels. Een grasmat beschermt dijken tegen golfslag bij hoogwater. Als de eerste 20 centimeter van de dijk goed is doorworteld, wordt de grond stevig op zijn plaats gehouden en spoelt deze bij hoogwater niet weg. Hoe meer verschillende soorten planten er op een dijk groeien, hoe beter de doorworteling van de grond. Ook de aanwezigheid van weinig voedingstoffen speelt een belangrijke rol bij de doorworteling. De begroeiing moet dan meer moeite doen om aan voedsel te komen en investeert daarbij in het wortelstelsel. Daarom is
het belangrijk dat er geen voedingstoffen op de dijken terechtkomen en maaisel niet blijft liggen. Voedsel voor roofvogels Volgens de Werkgroep Roofvogels Nederland loopt het aantal roofvogels in Nederland gestaag terug. Alleen de aantallen grauwe kiekendief, buizerd en slechtvalk blijven op peil. Een belangrijke oorzaak is dat landschappen veranderen. Weilanden worden ingezaaid met productiegras en veranderen in biljartlakens die roofvogels weinig hebben te bieden. De terugkeer van verschillende typen begroeiing op dijken is een positieve uitzondering. De diverse grassen en kruiden geven zaden en trekken insecten, vogels, muizen en konijnen aan. En die zijn voedsel voor roofvogels, vooral voor haviken, sperwers, buizerds en torenvalken. Natte natuur Ook de natte natuur die ontstaat als water de ruimte krijgt, draagt een steentje bij.
F O TO : WAT E R S CH A P G R O O T S A L L A N D
een ‘natuurlijke’ grasmat op de dijk
Waterbergingen zijn een goede leefomgeving voor muizen, mollen en amfibieën. Vooral de buizerd, torenvalk en bruine kiekendief profiteren hiervan. Vochtige ruwe gebieden trekken ook andere vogels aan, zoals grutto’s, tureluurs en slobeenden. meer informatie :
Waterschap Groot Salland Herald van Gerner tel. (038) 455 72 19
Verkenning Waterveiligheid 21e eeuw krijgt vervolg De verkenning of het nodig is het waterveiligheidsbeleid te actualiseren, wordt dit jaar voortgezet. Dat heeft staatssecretaris Schultz van Haegen rond de jaarwisseling in een brief aan de Tweede Kamer laten weten. De uitkomsten van de verkenning worden verwerkt in de Beleidsnota Waterveiligheid 21e eeuw die in 2008 uitkomt. Een maatschappelijk verantwoord waterveiligheidsbeleid gaat volgens de staatssecretaris uit van een risicobenadering. Dit betekent dat er meer oog moet zijn voor de specifieke kenmerken van een gebied, afgezet tegen de gevolgen van een mogelijke overstroming. Gekeken moet worden of de veiligheidsnormen nog passen bij de te beschermen waarden. Ook is het belangrijk om te verkennen hoe de gevolgen van overstromingen zijn in te perken, waarbij de staatssecretaris onderkent dat het reduceren van de risico’s tot nul onmogelijk is. Behalve preventiebeleid en beperking van de gevolgen van overstromingen is vergroting van het waterbewustzijn onderdeel van de verkenning. Uit de eerste ronde van gesprekken vorig jaar kwam naar voren dat burgers, bestuurders en bedrijven zich
onvoldoende bewust zijn van de risico’s van het wonen en werken in een delta. De verkenning dit jaar richt zich vooral op de vraag op welke punten het beleid en de systematiek uit de wet moeten worden aangepast aan de nieuwe inzichten. Robuust ontwerpen, dat meer toekomstvast van karakter is, krijgt daarbij zeker aandacht. Gezien de enorme gevolgen die een overstroming kan hebben, is een belangrijke vraag met welke fysieke maatregelen schade valt te beperken of zelfs is te voorkomen. Compartimenteren, waarbij een risicogebied met tussendijken wordt verkleind, is een maatregel die zeker wordt verkend. Verder wordt gezocht naar wegen om bij ruimtelijke beslissingen meer aandacht voor waterveiligheid te verkrijgen. En omdat de maatschappelijke acceptatie van zulke maatregelen afhangt van voldoende waterbewustzijn, wordt ook onderzocht hoe dit valt te vergroten. meer informatie :
ministerie van Verkeer en Waterstaat, DG Water, Isabel van de Geer,
[email protected]
Waterschappen zetten cursus op in Zuid-Afrika Waterschap Groot Salland gaat samen met de Unie van Waterschappen, Wetterskip Fryslân en Stichting Wateropleidingen cursussen opzetten in Zuid-Afrika. Ze zijn bedoeld voor nieuwe bestuursleden van in dat land op te richten waterschappen. Het opzetten van de praktische trainingen is onderdeel van het LOGO Southproject waarin waterschap Groot Salland participeert. De Zuid-Afrikanen zijn enthousiast en willen graag leren van de Nederlandse ervaringen. De cursisten krijgen informatie over hun taken en verant-
woordelijkheden als waterschapsbestuurder. Daarnaast wordt aandacht besteed aan teambuilding, overlegstructuren, samenwerkingsverbanden, communicatie, vergadertechnieken en het bereiken van overeenstemming met verschillende partijen. De cursus is gebaseerd op de cursus Effectief Besturen die de Stichting Wateropleidingen heeft georganiseerd voor Nederlandse waterschappen. Decentraliseren Het waterbeheer in Zuid-Afrika is tot nu toe centraal geregeld. Men wil dit omvormen tot regionale waterautoriteiten met 11 de water
januari
2007
meer inspraak van betrokkenen. In totaal worden in negentien zogeheten ‘stroomgebieden’ waterschappen opgericht, maar er is weinig ervaring met regionaal en decentraal waterbeheer. In eerste instantie worden de waterschapscursussen opgezet in de gebieden Inkomati en Breede-Overberg. De bedoeling is dat de Zuid-Afrikanen het na verloop van tijd overnemen en de cursus landelijk uitzetten. meer informatie :
Waterschap Groot Salland,
Herald van Gerner, tel. (038) 455 72 19
achtergrond
Water rond de Poort van Drenthe
Bij Coevorden leidden plannen tot uitbreiding van een industrieterrein eerst tot verzet. Villabewoners zagen de waarde van hun huizen al kelderen. De benodigde waterberging voor het gebied vormde echter de opening naar een oplossing. Geen rechttoe rechtaan gegraven sloten, maar een meanderende geul waarmee het riviertje de Kleine Vecht zijn oorspronkelijke loop terugkreeg. De vrijgekomen grond werd verwerkt tot een wal die als een visuele afscheiding dient van het bedrijventerrein. Vanaf deze plek keek Prins Maurits in 1592 hoe hij de Spaanse troepen het beste kon verdrijven. Een kunstwerk, de Poort van Drenthe, markeert de ingang van het gebied. Het Pieterpad is hierlangs verlegd. Waterhuishoudkundig, cultuurhistorisch en recreatief werd het een geslaagde oplossing. En daarmee gaven ook de bewoners zich gewonnen. Henk Everts, beleidsmedewerker Cultuur bij de gemeente
hectare aan waterberging, zo had het waterschap Velt en
mingsplan vaststelde voor uitbreiding van een industrie-
gedacht aan brede rechttoe rechtaan sloten in het gebied.
Coevorden, vertelt dat de gemeente in 2000 het bestem-
Vecht berekend. In het bestemmingsplan werd daarvoor
terrein aan de zuidrand van de stad.
Als bufferzone tussen de bedrijfsgebouwen en de woonbe-
‘Dit terrein grenst aan het buurtschap ’t Klooster waar
prachtige, grote woningen staan. De bewoners lieten weten dat zij fel tegen deze plannen waren, omdat zij vreesden
voor een grote waardevermindering van hun bezit. Er werd
vergoeding voor planschade geëist en het geschil liep op tot aan de Raad van State.’ Everts, een man die bruggen tussen mensen weet te slaan, nam het op zich om namens de
gemeente met de bewoners een gesprek aan te gaan over mogelijke compensatie. Eerst bracht hij echter de situatie
voor zichzelf in kaart: ‘Aanleg van het industrieterrein zou een toename van het verhard oppervlak betekenen. Dat vereiste voor opvang van het regenwater een kleine vijf
12 de water
bouwing was een natuurgebied voorzien dat 9 hectare in beslag mocht nemen en ook moest dienen als overloop-
gebied om pieken in de regenafvoer op te vangen. Interessant vonden we eigenlijk wel’, schetst Everts, ‘dat juist in deze omgeving verschillende archeologische vondsten
waren gedaan die samenhingen met de vroegere loop van de Kleine Vecht, de oorspronkelijke handelsroute naar
Coevorden. En voor mij persoonlijk was er de uitdaging dat ik hier, op de grens met Overijssel, een aansprekend
kunstobject wilde realiseren. Alles bij elkaar mocht de
inrichting van de bufferzone 500.000 euro kosten.’ Met deze ingrediënten in het achterhoofd ging Everts op pad. ‘Huis januari 2007
na huis ben ik langsgegaan om te praten over bezwaren,
waterschap was wel bereid om geld te steken in een
recreatief gebruik van het aan te leggen natuurgebied. Zo
wel optisch weer kan worden gelegd.’ Grobbe en Everts
bleek dat een wandelroute wel, maar een fietspad bijvoorbeeld weer niet op prijs werd gesteld. Al pratend over de
geschiedenis van het gebied ontstond het idee om voor de
waterberging de vorm van de Kleine Vecht terug te brengen in het landschap.’
zodanige aanpassing van de omgeving dat de verbinding geven aan dat het resultaat dat nu is bereikt eigenlijk veel
verder reikt. ‘Collega’s van het waterschap, maar ook van de gemeente, kijken nu meer dan vroeger of door kleine
aanpassingen in een ontwerp ook landschappelijk een kwaliteitsverbetering haalbaar is.’
Inrichting van de bufferzone
Poort over het Pieterpad
ons kwam’, zegt Tom Grobbe, specialist waterbeheer van
uitgevoerd. Gaandeweg is de verstandhouding tussen de
‘Wij waren verrast toen de gemeente met dit concept bij het waterschap Velt en Vecht. ‘Enthousiast over de
mogelijkheden om hier iets bijzonders van te maken,
schoven we aan om mee te denken over een oplossing
waarbij de wateropgave op een creatieve manier ruimtelijk kon worden ingevuld. We gingen aan de slag met vragen hoe groen en blauw het gebied kon worden en hoe vaak
het onder water mocht komen, en welke wateropvang op het industrieterrein zelf mogelijk was.’ Everts: ‘Op onze
beurt waren wij aangenaam verrast door de grote expertise op het vlak van water en ecologie die bij het water-
schap aanwezig was. We hebben er als gemeente veel aan gehad dat het waterschap al in de planfase aan tafel
kwam. Om het zo verantwoord mogelijk aan te pakken hebben we samen een landschapsarchitecte in de arm genomen die de ruwe ideeën in samenspraak met de
bewoners tot een concreet plan kon uitwerken. We kozen voor Els Kolff, omdat zij ervaring had met de integratie
van water in het landschap. Dit bleek een gouden greep. De bewoners waren gecharmeerd van haar beeldende
manier van vertellen en schonken in plaats van aan de gemeente aan haar alle vertrouwen. Toen tijdens het
maken van plannen nieuwe bodemvondsten werden
gedaan waarbij in vijf graven stoffelijke overschotten van soldaten uit de 16e eeuw werden gevonden, was dat een
extra stimulans om met de cultuurhistorische betekenis van het gebied iets te doen.’
Het ontwerp dat Kolff samen met de bewoners maakte,
Inmiddels is het ontwerp van Kolff en de bewoners
gemeente en bewoners verbeterd. Everts: ‘De mensen zagen dat er iets moois ontstond en gingen er ook zelf mee aan de slag. Sommige bewoners hebben zelfs hun tuinen aange-
past aan de nieuw ingerichte omgeving.’ Rond het project zijn talrijke initiatieven ontstaan. Zo werd er voor de vele amateur-archeologen die in het gebied bodemvondsten deden een determinatiedag gehouden.
Het materiaal dat is gevonden, werd onder de titel ‘Berich-
ten van het slagveld’ tentoongesteld. Tientallen scholieren
deden mee aan een verhalenwedstrijd over soldaten die niet door wapengekletter, maar door de drassige gronden rond Coevorden werden verrast. Over de wal is een wandelpad
aangelegd dat nu deel uitmaakt van het onder natuurliefhebbers welbekende Pieterpad. Dit is een lange-afstand-
wandelroute van Pieterburen in Noord-Groningen naar de Sint Pietersberg in Zuid-Limburg die eerst voorlangs de
huizen liep. Als bekroning op het werk is er tot slot over het wandelpad een 6,5 meter hoge poort geplaatst. Deze ‘Poort
van Drenthe’, door beeldhouwer Rob Schreefel gemaakt van 33 ton graniet, markeert de ingang naar het gebied, vlakbij de provinciegrens met Overijssel.
Op verzoek van de bewoners plaatst het waterschap nog informatiepanelen en ook een ooievaarsnest mocht niet
ontbreken. In het ruige landschap dat rond de waterberging ontstaat, zullen ooievaars ongetwijfeld smakelijke prooien vinden.
kwam tegemoet aan de wens om met een wal gescheiden te
KP
slingerend en in hoogte verschillend in het landschap
meer informatie:
worden van het industrieterrein. Deze wal is inmiddels aangelegd. ‘Cultuurhistorisch op een interessante plek’, vertelt Everts enthousiast, ‘omdat vanaf dit punt Prins
Maurits tijdens de Tachtigjarige Oorlog kon overzien hoe hij de Spanjaarden uit de vesting Coevorden kon verjagen.’
‘De voor de wal benodigde 100.000 kubieke meter grond
kwam vrij bij het graven van de waterberging’, licht Grobbe toe. De waterberging zoals deze nu is ingericht, is volledig
zelfregulerend. Het gewone regenwater wordt in vijvers op het industrieterrein zelf opgevangen. Alleen bij hevige
regenval stroomt het water via een overlaat, een zogenoem-
de ‘coevoorde’, de bufferzone in, die zo als noodopvang dient. Hier wordt het tijdelijk opgevangen en later gedoseerd
afgevoerd. De dosering zorgt ervoor dat er benedenstrooms, bijvoorbeeld bij het Afwateringskanaal en bij Hardenberg, geen wateroverlast ontstaat. Grobbe: ‘Door de ligging van pijpleidingen van de NAM was het niet mogelijk om de
nieuwe Kleine Vecht weer fysiek in verbinding te brengen met het nog resterende gedeelte van de Kleine Vecht. Het
gemeente Coevorden, Henk Everts, tel. (0524) 59 85 98,
[email protected] waterschap Velt en Vecht, Tom Grobbe, tel. (0524) 59 22 83,
[email protected] de kleine vecht bij buurtschap ’t klooster
achtergrond
visuele afscheidingen, ononderbroken zichtlijnen en het
Evaluatie NBW:
‘Wanneer is de waterhuishouding eigenlijk op orde?’
achtergrond
een wadi, één van de maatregelen tegen wateroverlast
Het inzicht in de wateropgave is onmiskenbaar gegroeid. Alleen waaruit hij binnen de bebouwde kom bestaat, is lastig te bepalen. Zo ook blijkt het niet eenvoudig om grote waterbergingsgebieden aan te leggen. Gelukkig lijkt het uitvoeren van kleinschaliger projecten behoorlijk bij te dragen aan het op orde krijgen van de waterhuishouding vóór 2015. Punt van zorg van de werkgroep die het Nationaal Bestuursakkoord Water heeft geëvalueerd, is de financiering. Geven de overheden hun waterbudget straks niet uit aan de KRW in plaats van WB21? De eerste kent immers een resultaatverplichting, waar WB21 slechts een inspanningsverplichting kent. Een andere vraag is wat eigenlijk wordt verstaan onder het op orde zijn van de waterhuishouding. In 2003 sloten het rijk, de Unie van Waterschappen,
Leerpunten
provinciaal Overleg het Nationaal Bestuursakkoord
waarvan de werkgroep er vijf als belangrijk heeft bestem-
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het InterWater. In een eensgezinde poging zou de waterhuis-
peld. ‘Het eerste leerpunt is dat het inzicht in de water-
houding van Nederland in het jaar 2015 op orde worden
opgave onmiskenbaar gegroeid is, maar dat het nog schort
gebracht, zodat boeren, burgers en buitenlui geen last
aan inzicht in de stedelijke wateropgave.’ Niet verwonder-
meer zullen ondervinden van blank staande velden of
lijk, volgens Den Ouden, ‘want de waterhuishouding in het
kassen, ondergelopen kelders, riolen die het water van
een hoosbui niet meer aankunnen en overlopen, noch van (dreigende) overstromingen van beken of rivieren.
Onderdeel van het akkoord was dat na drie jaar zou
het samenspel van oppervlaktewater, riolering en grond-
slechts eenderde van de gemeenten over een stedelijk
Die evaluatie is net afgerond. Een werkgroep onder
leiding van Otto den Ouden, in het dagelijks leven hoofd
van de dienst Riolering & Waterbeheersing van Den Haag, heeft deze evaluatie begeleid en de bevindingen overlegd aan het Landelijk Bestuurlijk Overleg Water. Den Ouden:
‘We hebben twee dingen gedaan: teruggekeken op wat er
14 de water
landelijk gebied. Vanwege het intensieve ruimtegebruik en
De complexiteit verklaart voor een groot deel waarom nog
verlopen.
gedaan voor het vervolg.’
stedelijk gebied is nu eenmaal complexer dan in het
water, is deze opgave veel lastiger vast te stellen.’
worden geëvalueerd hoe de aanpak tot dan toe was
nu aan resultaten ligt en daarnaast aanbevelingen
De terugblik heeft een lijst van 19 leerpunten opgeleverd,
waterplan beschikt, terwijl in het NBW was afgesproken dat elke gemeente die te maken heeft met wateroverlast, in
2006 daarover zou moeten beschikken. Andere oorzaken
zijn onvoldoende capaciteit, een andere prioriteitsstelling binnen gemeenten of waterschappen en onvoldoende financiële middelen.
Den Ouden: ‘Een oplossing voor dit probleem is het
aanbieden van ondersteuning aan met name de kleinere januari 2007
vervanging van riolereng
gemeenten. Overigens wordt daar al werk van gemaakt.
Er zijn waterambassadeurs aangesteld, functionarissen die gemeenten die nog moeten beginnen, van advies dienen.’
Wanneer dit ook niet leidt tot het gewenste resultaat, zou je andere instrumenten kunnen inzetten, zoals een benchmark. Pas in laatste instantie moet je denken aan het
aanscherpen van de regelgeving, dus door eisen te stellen.’ Het tweede leerpunt heeft met de integrale afweging van de wateropgave van doen. Het beeld bij de ondertekening
van het NBW was volgens Den Ouden dat het zoeken naar een oplossing voor wateroverlast zou leiden tot het
aanwijzen van grote gebieden voor waterberging, maar de
NBW als instrument
‘Logisch, want het is makkelijker om een sloot te verbreden
king die het NBW op gang heeft weten te brengen. ‘Met
praktijk is dat vooral kleine projecten tot uitvoering komen. dan een grote polder te reserveren. We zien wel dat die grote gebieden in streekplannen, omgevingsplannen en struc-
tuurplannen worden opgenomen, maar tot uitvoering komt het toch niet. De reden is dat er maar beperkt draagvlak
voor is of dat de financiële middelen niet beschikbaar zijn. Den Ouden spreekt evenwel niet van een deceptie. ‘Aller-
eerst zitten we nog in het begin van het proces. Alles kan
gewoon nog niet geregeld zijn binnen drie jaar. Vervolgens
maken vele kleintjes ook één grote. Het gaat er tenslotte om dat de knelpunten van wateroverlast worden weggenomen
en als dat op deze manier ook kan, is dat prima. Pas als blijkt dat de grote bergingsgebieden echt nodig zijn, moeten we ons afvragen hoe we dat gaan organiseren.’
Zonder meer positief noemen alle partijen de samenwername gemeenten en waterschappen hebben elkaar
gevonden. Er is veel minder sprake van een scheiding tussen “wij” en “zij”. In veel gevallen heeft het NBW
legitimatie gegeven aan acties van partijen, bijvoorbeeld van waterschap richting gemeente, of van ambtenaar
richting bestuurder. Ook de uitvoerende partijen zelf zien in het NBW een belangrijk instrument om het watersysteem op orde te krijgen.’
Toch plaatst Den Ouden ook hier een kanttekening. ‘Het blijft een gegeven dat het NBW is ondertekend door
koepelorganisaties. Er zijn gemeenten die zeggen zich niet gebonden te achten aan een akkoord dat de VNG namens de gemeenten heeft getekend. Ook hoor je wel van
wethouders dat zij zich storen aan het woord opgave in de
Relatie met KRW
term wateropgave. Dat voelen ze als een verplichting,
Ook al zijn het doorgaans kleine maatregelen die worden
uitgevoerd, feit blijft dat er werk wordt gemaakt van het op
waarop zij reageren met: “Dat zullen we nog wel eens zien!”’
orde brengen van de waterhuishouding. Toch heeft de
Aanbevelingen
‘Gemeenten en waterschappen staan tegelijk voor de taak
gaat lukken om de waterhuishouding binnen tien jaar op
werkgroep ook op dit terrein een knelpunt gesignaleerd.
om maatregelen uit te voeren in het kader van de Kaderrichtlijn Water. Die kosten ook geld. En het zou wel eens
Den Ouden vindt het nog te vroeg om te voorspellen of het orde te hebben. ‘Daarvoor zitten we nog te dicht bij het
startpunt. Ontegenzeggelijk moet er nog veel gebeuren,
kunnen dat gemeenten het geld dat ze voor watermaat-
maar anderzijds is er al het nodige in gang gezet. Het
regelen hebben, daaraan uitgeven. De KRW stelt immers
onderwerp staat in ieder geval in de schijnwerpers, de
resultaatverplichtingen en WB21 slechts inspanningsver-
partijen die het tot stand moeten brengen, zijn bij elkaar
plichtingen.’ De oplossing is volgens Den Ouden simpel:
‘Integreer beide maatregelen of maak de WB21-maatregelen ook resultaatplichtig.’
Over financiën gesproken, de stimulans uit de begintijd was bemoedigend. ‘De 100 miljoen die het rijk toezegde aan de indieners van plannen, heeft nog eens 296 miljoen
gegenereerd van lagere overheden, waarmee een keur aan projecten is uitgevoerd.’ Maar Den Ouden wijst ook op een
tekortkoming. ‘Het is moeilijk vast te stellen hoeveel geld er nodig is om de waterhuishouding op orde te krijgen, zolang je geen gemeenschappelijk beeld hebt van wat het “op orde
zijn” precies inhoudt.’ Verder heeft de evaluatie aan het licht gebracht dat ongeveer de helft van de gemeenten en
provincies vindt dat zij onvoldoende budget hebben om te investeren in projecten van het NBW. Zo ook bestaat er
gebracht, en er zijn onmiskenbaar resultaten geboekt, ook al zijn die dan hoofdzakelijk fijnmazig van aard.’
Resteren de aanbevelingen die de evaluatie heeft opgeleverd – en die net als de leerpunten in de vorm van de
Decembernota onder ogen van de bestuurder komen. Den Ouden: ‘Een nieuw NBW, waar sommigen op aandringen, is volgens de werkgroep niet nodig. Hooguit zou het
akkoord hier en daar geactualiseerd kunnen worden, met
name de definitie van “op orde zijn”. Verder moet iedereen er voor zorgen dat het onderwerp hoog op de bestuurlijke agenda blijft staan.’
Een financiële stimulans zou wat dat betreft wonderen
doen. ‘Misschien wordt het tijd voor een opvolger van de honderdmiljoen-regeling...’
onduidelijkheid over de kostenverdeling. Dit geldt met
WvW
moeten worden genomen: gemeenten en waterschappen
meer informatie:
name voor maatregelen die binnen de bebouwde kom
geven in meerderheid aan dat er bij dit type maatregelen onduidelijkheid bestaat over wie wat moet betalen.
Werkgroep Evaluatie NBW, Otto den Ouden, tel. (070) 353 36 04,
[email protected]
15 de water
januari 2007
[
Een kunstwerk in een onbewaakte zoet-zoutovergang
Wie wil weten hoe het is om als egel de weg over te steken,
Daarom bedacht ik dat het handig zou zijn als je kon nagaan
van het asfalt begrijp je meteen het probleem.
ongeschonden de pompen zou kunnen passeren. Zo kwam
moet eens langs de weg gaan zitten. Met je kin op de hoogte Als ecoloog vind ik het belangrijk dat je probeert je te
verplaatsen in je studieobject. Vanuit dat perspectief kan de situatie heel anders zijn dan je in eerste instantie had inge-
schat. Een probleem kan plotseling heel duidelijk worden en de oplossing voor een vraagstuk kan dan onverwacht eenvoudig blijken.
of een voorwerp met de lengte van een gemiddelde aal ik op het idee van kunstvissen, of ArteFishials zoals ze inmiddels heten.
De ArteFishials bestaan uit drie compartimenten die met elkaar zijn verbonden door flexibele verbindingen. De
compartimenten zelf worden gevormd door een constructie waarbij steeds vijf knikkers zitten vastgeklemd tussen vier satéprikkers. Met behulp van schijfjes PUR-schuim zijn de
Als ecoloog, werkzaam bij Rijkswaterstaat Noord-Holland,
heb ik iets dergelijks gedaan met vissen. In mijn werk houd ik
de waterkant
]
me bezig met vismigratie. Het Noordzeekanaal, dat onder het beheer van onze dienst valt, heeft als belangrijke functie het afvoeren van overtollig water. Het (van oudsher) brakke
kanaal is echter ook van groot belang voor vissoorten die van zoet naar zout water trekken en omgekeerd. Om ervoor te
kunstvissen vervolgens zodanig uitgebalanceerd, dat ze in het zoute water op een diepte van ongeveer vijf meter horizontaal blijven zweven. Wanneer de 50 cm lange
kunstvissen worden geraakt door een blad van de gemaalpomp, schieten de knikkers tussen de satéprikkers uit en gaat het geheel onherroepelijk drijven.
zorgen dat altijd voldoende water kan worden afgevoerd, is in
In juli vonden de experimenten plaats. Ruim 50 kunstvissen
gemaal kan maximaal 260 kuub water per seconde worden
aanzuigende werking van het gemaal bewogen de ArteFis-
IJmuiden het grootste gemaal van Europa gebouwd. Met dit weggepompt. Maar met de waterstroom die hierbij wordt
liet ik aan de kanaalzijde van het gemaal los. Door de
hials automatisch in de goede richting. Aan de zeezijde van
opgewekt, worden uiteraard ook vissen meegezogen.
het gemaal kon ik de schade opnemen. Een kwart tot een
Al langer leefde bij mij het vermoeden dat (trek-)vissen
kunnen worden beschadigd door de pompen van het gemaal.
vijfde van de kunstvissen was boven komen drijven.
En als er één groep vissen is, die een groot risico loopt, dan is
Zij lijken niet voor niets ‘gesneuveld’. Al dit jaar zullen
zich voort te planten. Een passage langs het gemaal kan dan
gemaal. Daarmee wordt het mogelijk een net in een frame
dat wel paling. In het najaar trekt de schieraal naar zee om
slecht voor ze uitpakken, omdat juist vissen met een grotere lengte meer kans maken om geraakt te worden door de
pompwaaiers. In het kader van het Beneluxverdrag voor vrije vismigratie en vooruitlopend op het Herstelplan Aal heeft
Rijkswaterstaat daarom deze zomer onderzoek verricht naar de gevolgen van het malen op vis.
Een moeilijkheid hierbij is, dat de trek van aal zich beperkt tot een specifieke periode in het najaar. Het is daardoor moeilijk om precies op het juiste moment te meten. Bovendien:
probeer maar eens met een net aan de zeekant om doorgespoelde vis op te vangen: het water kolkt er als een gek. Ik kon dus maar in een relatief korte periode metingen
aanpassingen worden gemaakt aan de buitenzijde van het direct achter een pomp te plaatsen, zodat dan ook in praktijk kan worden nagegaan of schieralen beschadigd raken bij
het passeren van het gemaal. Afhankelijk van de resultaten van dat onderzoek overweegt Rijkswaterstaat maatregelen te nemen die vis aan de inlaatzijde met behulp van
bijvoorbeeld stroboscooplampen afschrikt. Trekvissen die naar zee willen, worden dan naar de veilige route via de spuisluizen geloodst. Arjen Kikkert,
Rijkswaterstaat Noord-Holland
verrichten. Daarbij wilde ik niet achteraf vaststellen dat de vis in mootjes was gehakt, maar dat op voorhand zien te voorkomen.
16 de water
januari 2007