Nieuwjaarsspeech 2 januari 2015, burgemeester Henk Jan Meijer van Zwolle Intro: All of Me – John Legend “Prachtig liedje he). Ik word er een beetje verdrietig van. Ik hoorde dit nummer van John Legend op woensdag 20 augustus. Een datum die ik niet snel vergeet. Samen met honderden anderen was ik die dag bij het afscheid van Tamara Ernst. Een jonge vrouw, 34 jaar oud, die via haar werk voor Sportservice Zwolle maar ook in haar vrije tijd jarenlang actief deel uit maakte van het leven in onze stad. Haar leven eindigde abrupt, op donderdag 17 juli 2014. Boven Oekraïne kwam op wrede wijze een einde aan het leven van de honderden inzittenden van vlucht MH17. Die dag was ik in Frankrijk, met mijn gezin op vakantie. De volgende dag hoorde ik via loco-burgemeester Nelleke Vedelaar dat Tamara Ernst een van de slachtoffers was. Ruim een maand later, tijdens de uitvaartdienst in de sporthal van Landstede zag ik om me heen wat we in beleidsstukken wel eens ‘sociale cohesie’ noemen. Vele honderden mensen kwamen afscheid nemen. Van hun dochter, zus. Van hun vriendin. Van hun collega, of teamgenoot. Van hun buurvrouw. En soms gewoon, omdat ze getroffen waren door het lot dat Tamara overkomen was en waarvan ze hadden gehoord of gelezen in de krant. Omdat ze getroffen waren door het leed van de nabestaanden. All of me loves all of you, zingt John Legend. Die paar woorden voelde ik bijna tastbaar worden tijdens de afscheidsdienst. Zoveel verschillende mensen in de zaal, maar allemaal hebben ze wat gemeen, merkte ik daar. Allemaal zijn ze verbonden door een gedeelde ervaring. Door het verdriet vanwege het verlies van Tamara. Maar ook door de troost die de bijeenkomst op die 20ste augustus gaf, wat de aanwezigen elkaar vertelden. In de zaal stonden honderden zonnebloemen. Prachtig, en ook weer verdrietig. Zoals een bloem regen en zonlicht nodig heeft om tot bloei te komen, zo worden wij ook sterker - door onze successen maar ook door het delen van ons verdriet en onze zorgen. We hebben veel gedeeld met elkaar, het afgelopen jaar. Begin vorig jaar, toen ik op dit podium stond, zei ik dat het mensen zijn die de voorzieningen, gebouwen in de stad tot leven wekken. Ik ben daarbij te bescheiden geweest. Op 20 april 2014 hebben bijna twintigduizend Zwollenaren een markant gebouw in Rotterdám tot leven gebracht) die zondagavond voelde ik de tribunes van de Kuip golven, tijdens de bekerfinale van PEC Zwolle tegen Ajax. Letterlijk. Ik had net als iedereen die er bij was en de 2,5 miljoen televisiekijkers thuis al vrij snel door dat het een historische voetbalavond was. Dat gevoel had ik overigens al voor de wedstrijd. Het lint van honderden bussen dat van Zwolle naar Rotterdam reed. In elke bus jongens, meisjes, mannen en vrouwen uit Zwolle en de regio die de moeite namen om onze spelers in die finale naar de overwinning te schreeuwen, zingen en klappen. De logistieke uitdaging om die armada in goede banen te leiden. Hopelijk kent u mij inmiddels een beetje: ik houd graag mijn kop erbij. Loopt alles wel goed? Komen we waar we wezen moeten? Hebben we aan alles gedacht, moeten we bijsturen?
Daar had ik op 20 april eigenlijk helemaal geen zorgen over. In de sport noemen ze dat een ‘flow’. We zaten in een flow die dag. Ik zie ons allemaal graag als ambassadeur van onze mooie stad. Tijdens de bekerfinale moest ik daar aan denken. Keek ik naar rechts dan zag ik in het Zwolse vak enthousiaste mensen, jong en oud, die er wat van wilden maken. Keek ik naar links dan zag ik vooral grimmige mannen die met hele andere zaken bezig waren dan een leuke wedstrijd. We weten hoe het af is gelopen. Onze spelers en supporters waren die avond ambassadeurs. Ambassadeurs van een stad waar we de mouwen opstropen als het tegenzit. Van een stad waar we weten wat belangrijk is. Waar we continu nadenken hoe we zaken kunnen verbeteren, de lat steeds wat hoger proberen te leggen. En waar we ook kunnen genieten van de mooie dingen, groot en klein, die het leven in Zwolle ons biedt Er viel veel te genieten, in 2014. Een dag na de bekerfinale stonden tienduizenden mensen langs onze grachten om de mannen van PEC en hun begeleiders toe te juichen. Wat een feest. Weer dat gevoel in een flow te zitten. Alsof alles vanzelf gaat. U zult begrijpen dat zo’n evenement de nodige voorbereiding vergt. En als het moment dan daar is, kan je je ook overgeven aan het bereikte resultaat. En wat is er dan mooier om die successen samen te vieren. Zo hebben we in Zwolle al veel voor elkaar gekregen. Ik weet niet hoe u dat ervaart, maar de laatste jaren doen we het als stad gewoon goed. De stad heeft er de afgelopen periode prachtige en belangrijke voorzieningen bij gekregen, en we zien de stad en Zwollenaren ook steeds vaker op nationale podia. Onze sporters doen het sowieso goed: in februari kwamen al duizenden Zwollenaren naar de huldiging van onze Olympische schaatstoppers, de broers Michel en Ronald Mulder en Lotte van Beek. Dat was eigenlijk het eerste moment dit jaar waar ik de kracht van samen delen zag. Niet alleen op het podium. Ik zag nuchtere sporters, trots op wat ze gepresteerd hadden, maar ook aangenaam verrast door alle positieve reacties. Ik zag een plein vol mensen die genoten hadden van de prestaties van die Zwolse sporters. En wat me vooral bijgebleven is, is om op een bijeenkomst na afloop van de podiumhuldiging de sporters te zien met hun naasten. Familie, vrienden, trainers. De mensen die delen in de successen, maar er vooral ook zijn als het minder gaat. Ik zie dat ook in de stad. We staan naast elkaar. Als het goed gaat. En we staan naast elkaar als het niet goed gaat. Zo hebben we in Zwolle al veel voor elkaar gekregen. Successen vieren, tegenslag en verdriet delen. Toen ik op 20 augustus naar dat prachtige liedje van John Legend luisterde, besefte ik dat we in datzelfde gebouw van Landstede een paar maanden eerder het Zwolse Sportgala vierden. Een prelude op het mooie sportjaar dat we tegemoet gingen en een terugblik op het ook al bijzondere sportjaar 2013. Je successen vieren, om op diezelfde plek een paar maanden later je verdriet te delen. Een groter contrast lijkt misschien niet mogelijk, maar ik zag ook een constante. Elkaar ontmoeten. Of het nu de Topsporthal van Landstede is, het stadion van PEC Zwolle, de Isala klinieken, Waanders, de Fundatie, de vele scholen die we in de stad hebben, een van onze kroegen of restaurants, winkels of gewoon op straat: we komen elkaar altijd weer tegen. In die ontmoetingen zie ik de kracht van onze stad. “Ik vind het belangrijk dat we elkaar weten te vinden en oog hebben voor elkaar” autociteer
ik mijn speech van vorig jaar nog maar eens. En dat heb ik het afgelopen jaar meer dan ooit bevestigd gezien. Als burgemeester van Zwolle heb ik veel om trots op te zijn. De economische crisis lijkt wat achter ons te liggen. Maar velen zijn er door getroffen, en ook de komende jaren kampen we nog met de gevolgen. We hebben sterke netwerken in de stad. Niet alleen privé weten Zwollenaren elkaar te vinden. Ook ondernemers, mensen uit het onderwijs, medewerkers van allerhande instellingen en organisaties, ambtenaren, bestuurders - de laatste jaren is veel bereikt in samenwerking. Nog niet zo lang geleden was ik een van de vele aanwezigen, in het Provinciehuis, op een werkconferentie van de Regio Zwolle. Een dag lang, met alle belanghebbenden, concrete plannen maken hoe we onze samenwerking nog effectiever kunnen vormgeven. Ik zei het al, de lat steeds wat hoger leggen. Al die vormen van samenwerking koester ik. Ik durf u best te vertellen dat ik de laatste tijd met zorg de ontwikkelingen in de wereld bezie. Onze wereld is kleiner geworden. En de rampspoed misschien niet groter maar ik heb wel het gevoel dat het dichterbij komt. Soms ook letterlijk: de gruwelijke steekpartij in het winkelcentrum aan de Dobbe. Het houdt me bezig op een manier die ik niet eerder zo ervaren heb. Ik kan me voorstellen dat u dat ook zo voelt. Ik hoor het ook van mensen in de stad: de wereld is veranderd, zekerheden lijken weg te vallen. U heeft misschien het gevoel dat het u allemaal overkomt. Dat als u al in actie wilt komen, het toch niet helpt. Op dinsdag 23 september, en de week die daarop volgde, overkwam me iets wat ik de rest van mijn leven blijf herinneren. Ik werd, als burgemeester van Zwolle, gebeld door de directeur van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers. Of Zwolle op hele korte termijn honderden vluchtelingen een dak boven het hoofd kon bieden. Het telefoontje kwam na een lange dag vergaderen met het college. We hadden de eerste dag achter de rug van onze zogenoemde retraite: een tweedaagse waarin we de begroting van het komende jaar afwegen. Altijd een belangrijk moment voor een burgemeester en wethouders. Waar heeft de gemeenteraad al accenten gezet, welke financiële afwegingen maken we. Eigenlijk alles wat wij als gemeente doen en gaan doen wordt dan tegen het licht gehouden. Die eerste vergaderdag was stevig. Niet alleen omdat je met een nieuwe college en een nieuwe raad anders tegen zaken aan kijkt, en soms andere afwegingen maakt. Maar ook omdat zo’n begroting toch echt een afspiegeling is van de tijd waarin we leven. De overgang van de zorg van rijk en provincie naar de gemeente komt dan bijvoorbeeld voorbij. De noodzaak om de stad te blijven ontwikkelen. De kansen zoals ze verwoord staan in het coalitieakkoord. De beperkte financiële mogelijkheden. Het is dat we als college een goed team hebben, een combinatie van ervaring en frisse blikken. Want ook tijdens zo’n belangrijk moment in het besturen van de stad kan het idee postvatten dat het je allemaal overkomt, dat er niets te kiezen valt. De directeur van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers wachtte op antwoord. ‘Dit moeten we doen’, dacht ik. Dus ik zei ‘Ik wil nog even ruggespraak houden met de wethouders). maar ik denk dat we dit moeten doen’. Noem het een flow. Als je weet dat je het niet alleen hoeft te doen, durf je te kiezen. Als burgemeester kán ik kiezen iets te doen voor mensen die een dak, bed en een maaltijd nodig hebben. En de week na
dat telefoontje hebben velen van u óók gekozen om iets te doen voor deze vluchtelingen. Niet eerder maakte het COA mee dat een stad zo spontaan ruimte maakte voor mensen op de vlucht. En zoals u mij inmiddels een beetje kent, denk ik u na 14 jaar redelijk in de peiling te hebben. Maar ook ik was geraakt door de instemmende reactie van de raadsleden en tijdens de informatiebijeenkomst in de IJsselhallen, precies een week na dat eerste telefoontje van het COA. Een bijeenkomst, u begrijpt mijn punt, die past in de momenten die ik u eerder vanavond schetste. Op tweehonderd meter van de eerste tientallen vluchtelingen die na een vaak akelige tocht even op adem konden komen, ontmoetten wij elkaar. Om te delen dat in alle noodzakelijke stappen om deze mensen welkom te heten buurtbewoners later dan wenselijk geïnformeerd konden worden. Om af te spreken hoe de opvang voor iedereen zo goed mogelijk georganiseerd kon worden. En vooral om ondersteuning te bieden. Ik put kracht uit al die ontmoetingen. Ze hebben me het afgelopen jaar laten ervaren wat voor een prachtige stad Zwolle is. Niet alleen vanwege de fraaie gebouwen en belangrijke voorzieningen. Maar vooral vanwege de geweldige mensen die er wonen en de wijze waarop we hier met elkaar omgaan. Die constatering is niet alleen heel fijn. Het is ook noodzakelijk om de toekomst, ónze toekomst met vertrouwen te blijven zien. De stille tocht na de gebeurtenis bij de Dobbe droeg dat ook in zich: rampspoed is niet altijd te voorkomen, maar beter te dragen als we naast elkaar blijven staan, oog hebben voor de ander. Sinds gisteren zijn wij verantwoordelijk voor de zorg voor ongeveer twintigduizend Zwollenaren, jong en oud. Ik zeg nadrukkelijk ‘wij’, omdat verantwoordelijkheid delen en gebruik maken van elkaars kennis en kunde de enige manier is om ook echt zorg voor elkaar te dragen. De afgelopen maanden zijn er regelmatig zorgen uitgesproken over de transitie van zorgtaken van provincie en rijk naar de gemeenten. Dat begrijp ik wel, verandering maakt vaak onzeker. Maar denk niet dat wij de klus onderschatten. Er is door de gemeente en door onze partners keihard gewerkt om ervoor te zorgen dat we, sinds gisteren, de mensen die dat nodig hebben zo goed mogelijk kunnen blijven ondersteunen. Dat biedt een goede basis om in de aankomende periode in die zorg steeds meer maatwerk te kunnen leveren. Het is een grote verantwoordelijkheid, maar juist daarom vertrouw ik erop dat wij in Zwolle die zorg samen willen en kunnen dragen. Met elkaar krijgen we veel voor elkaar. Ook in 2015 krijgen we te maken met de scherpe kanten van het leven. Onvermijdelijk. Zoals we dit jaar ook weer onze successen kunnen delen. Daar kiezen we voor. Daaraan dacht ik, op die woensdagmiddag in augustus. Toen dat liedje klonk. Op dat moment een heel verdrietig nummer. Maar het is óók een liefdesliedje. Even when I lose I’m winning. Ik wens u een gelukkig 2015.”