Nieuwe rol accountant bij goedkeuring bestuursverslag Anton Dieleman RA Deze bijdrage aan AccountantWeek besteedt aandacht aan de rol van de accountant bij het bestuursverslag1. Aanleiding hiervoor is, naast de recent gewijzigde wetgeving, de toegenomen belangstelling voor het bestuursverslag. Inhoudelijk gezien zijn bestuursverslagen regelmatig erg ‘mager’. De accountant kan en moet steeds meer doen moet als clienten het bestuursverslag niet in overeenstemming met wet- en regelgeving opmaken. Het consultatiedocument dat de NBA medio november 2015 over het bestuursverslag publiceerde draagt (terecht) de subtitel: ‘Verder kijken dan de jaarrekening’. In de toelichting op de website van de NBA wordt daarover onder meer gezegd: ‘Voor gebruikers van de jaarrekening is het bestuursverslag minstens zo belangrijk. Bevat het bestuursverslag wel voldoende informatie en welke assurance wordt hierbij van de accountant verwacht?’ Dat geeft kernachtig de relevantie van het bestuursverslag weer. Niet alleen bij beursfondsen of andere organisaties van openbaar belang (‘OOB’), maar eveneens bij middelgrote en grote rechtspersonen. In dat kader wijs ik ook op een van de maatregelen uit het rapport ‘In het publiek belang’ om bij het bestuursverslag een afzonderlijke beoordelingsverklaring af te geven2. Aan de andere kant zie ik buiten het OOB-domein, zowel bij directies van middelgrote en grote rechtspersonen, maar evenzeer bij hun accountants, een bepaalde vorm van desinteresse als het gaat om het belang van het bestuursverslag. Reden te meer om hieraan aandacht te besteden, want gebruikers van de jaarrekening willen steeds verder kijken dan de jaarrekening! In dit artikel beperk ik mij overigens tot de wet- en regelgeving voor middelgrote en grote rechtspersonen die onder Titel 9 van Boek 2 vallen en abstraheer ik van de aanvullende regelgeving voor beursfondsen3.
‘Bestuursverslag’ is met ingang van 1 november 2015 de nieuwe wettelijke term voor ‘jaarverslag’ (het verslag van de directie). 2 ‘In het publiek belang – Maatregelen ter verbetering van de kwaliteit en onafhankelijkheid van de accountantscontrole’ (NBA, september 2014). Maatregel 4.3. 3 Het Vaststellingsbesluit Nadere voorschriften inhoud bestuursverslag, de daarop gebaseerde Nederlandse corporate governance code en het Besluit artikel 10 overnamerichtlijn blijven derhalve buiten beschouwing. 1
Inhoud bestuursverslag Voor wat betreft de inhoud van het bestuursverslag constateer ik dat bestuursverslagen regelmatig erg ‘mager’ van inhoud zijn. De inhoud en kwaliteit van het bestuursverslag zijn dan niet in overeenstemming met de volgende verplichtingen van art. 2:391 BW: “Het bestuursverslag geeft een getrouw beeld van de toestand op de balansdatum, de ontwikkeling gedurende het boekjaar en de resultaten van de rechtspersoon en van de groepsmaatschappijen waarvan de financiële gegevens in zijn jaarrekening zijn opgenomen. Het bestuursverslag bevat, in overeenstemming met de omvang en de complexiteit van de rechtspersoon en groepsmaatschappijen, een evenwichtige en volledige analyse van de toestand op de balansdatum, de ontwikkeling gedurende het boekjaar en de resultaten.” Door termen als ‘getrouw beeld’ en ‘evenwichtige en volledige analyse’ blijkt dat het bestuursverslag veel meer moet zijn dan het louter herhalen van cijfermateriaal dat de gebruiker ook al in de jaarrekening kan lezen. Het bestuursverslag – zeker gelet op de eisen die hieraan op dit moment worden gesteld – moet ‘het verhaal achter de cijfers’ duidelijk en volledig weergeven. Het vaak gehoorde argument dat het bestuursverslag nauwelijks wordt gelezen (omdat het in veel gevallen ten kantore van de vennootschap mag worden gehouden) is uiteraard in strijd met de wettelijke bedoeling en daarom nauwelijks serieus te nemen. Huidige rol accountant De rol van de accountant met betrekking tot het bestuursverslag (tot de wetswijziging die per 1 november 2015 van kracht is geworden) omvat de volgende elementen (art. 2:393 lid 3 BW). De accountant moet nagaan – voor zover hij dat kan beoordelen of het bestuursverslag: - overeenkomstig de voorschriften van Titel 9 van Boek 2 BW is opgesteld; en - verenigbaar is met de jaarrekening. Uit de wettekst (art. 2:393 lid 5 BW) blijkt dat de conclusies met betrekking tot het onderzoek van het bestuursverslag afzonderlijk van het oordeel over de jaarrekening worden vermeld in de controleverklaring en bestaan uit: - een vermelding van de gebleken tekortkomingen naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag overeenkomstig Titel 9 is opgesteld (dan wel een vermelding dat geen sprake is van tekortkomingen); en - een oordeel over de verenigbaarheid van bestuursverslag en jaarrekening. Voor de controleverklaring betekent dit dat hiervan in een paragraaf inzake overige aangelegenheden melding wordt gemaakt. De bundel Voorbeeldteksten van de
2
NBA bevat voorbeeldteksten van controleverklaringen die kunnen worden gehanteerd indien sprake is van tekortkomingen in het bestuursverslag4. Recente wijziging in wetgeving Met ingang van 1 november 2015 is de Uitvoeringswet Richtlijn Jaarrekening van kracht geworden5. Dit heeft geleid tot twee aanpassingen: De ‘beperkende’ zinsnede ‘voor zover de accountant dat kan beoordelen’ is vervallen. Daarnaast is een nieuwe verplichting in Titel 9 opgenomen: De accountant moet nagaan of het bestuursverslag, in het licht van de tijdens het onderzoek van de jaarrekening verkregen kennis en begrip omtrent de rechtspersoon en zijn omgeving, materiële onjuistheden bevat. Op basis van dit onderzoek moet de accountant in zijn controleverklaring een oordeel opnemen of er sprake is van dergelijke onjuistheden met (in voorkomende gevallen) een opgave daarvan. De eerste wijziging (waardoor de beperkende zinsnede verdwijnt) vloeit voort uit het feit dat deze beperking niet in de EU-richtlijn voorkwam. De tweede wijzigingen is het gevolg van een nieuwe bepaling in de EU-jaarrekeningrichtlijn6. Terzijde merk ik op dat deze aanvulling voor de controlerend accountant een uitdagend vraagstuk vormt. Het is een vorm van juistheidcontrole waarbij de accountant iedere mededeling in het jaarverslag feitelijk moet toetsen aan alle (!) beschikbare controle-informatie. Zeker naarmate sprake is van grote (internationale) groepen vraagt dit de nodige aansturing van accountants die verantwoordelijk zijn voor groepsonderdelen. Die aandacht geldt evenzeer voor de toelichting in het bestuursverslag op belangrijkste risico’s en onzekerheden; toetsing aan de beschikbare controle-informatie vraagt de nodige aanvullende werkzaamheden om als controlerend accountant een goed overzicht te houden op de controlebevindingen die hierbij relevant kunnen zijn. Het belang hiervan wordt nog extra benadrukt door het feit dat de minister van Veiligheid en Justitie zegt dat sprake is van een actieve onderzoeksverplichting7. Indien hierbij sprake is van materiële onjuistheden dient de accountant dat in de controleverklaring tot uiting te brengen. Interessant is wat de minister hierover zegt8: “Toevoeging van een onderdeel aan de accountantsverklaring betekent dat de accountant de jaarstukken hierop heeft gecontroleerd en daarop zijn oordeel op grond van artikel 2:393 lid 6 BW baseert, dat wil zeggen een goedkeurende dan wel afkeurende verklaring, een verklaring met beperking of een verklaring van
4 5 6 7 8
Handleiding Regelgeving Accountancy, Voorbeeldteksten (onder 1.1.4) Staatsblad 349 en 351, 2015 Art. 34 lid 1b Jaarrekeningrichtlijn Tweede Kamer, 2014-2015, 34176, nr. 6, blz. 7 Tweede Kamer, 2014-2015, 34176, nr. 6, blz. 7
3
oordeelonthouding afgeeft. Wanneer de accountant tijdens het onderzoek van het concept-bestuursverslag dat hem door het bestuur is voorgelegd, een materiële onjuistheid constateert, zal hij aan het bestuur moeten meedelen dat hij geen goedkeurende verklaring kan afleggen wanneer het concept niet wordt aangepast”. De minister lijkt te suggereren dat het oordeel over de jaarrekening moet worden aangepast indien sprake is van materiële onjuistheden in het bestuursverslag. Een interessante gedachte, maar dit lijkt mij – in het licht van art. 2:393 BW – niet de bedoeling. Het oordeel over de jaarrekening staat los van het oordeel over het bestuursverslag. Dit betekent dat een goedkeurend oordeel over de getrouwheid van de jaarrekening samen kan gaan met een niet-goedkeurend oordeel over het bestuursverslag indien dit niet alle relevante informatie bevat, niet verenigbaar is met de jaarrekening of materiële onjuistheden bevat (overigens vraagt dit enige nuancering door de ontwikkelingen in de Controlestandaarden; zie ook de volgende paragraaf). De nieuwe wettelijke bepalingen van Titel 9 zijn van toepassing op boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 20169. Eerdere toepassing is mogelijk. Consequentie daarvan is wel dat bij eerdere toepassing alle bepalingen van het nieuwe Titel 9 moeten worden toegepast. Dus inclusief de uitbreiding van het onderzoek door de accountant naar materiële onjuistheden in het bestuursverslag en de rapportage daarover in zijn controleverklaring. De nieuwe wettelijke bepaling expliciteert ook het volgende: tot nu toe was de toets van het bestuursverslag beperkt tot ‘volledigheid’ en ‘verenigbaarheid’. Als de directie (zeker in situaties van zwaar weer) een (te) rooskleurig toekomstbeeld schetst, is het voor de accountant op grond van de wettekst niet eenvoudig om daaraan in de controleverklaring aandacht te besteden. Dat wordt nu (gelukkig) anders. Bij een te rooskleurig toekomstbeeld heeft de accountant met de nieuwe wettelijke verplichting niet alleen een handvat om hiertegen bezwaar te maken, maar eveneens de mogelijkheid (en de verplichting) om het in de controleverklaring tot uiting te brengen. Nieuwe Controlestandaard 720 De verplichtingen voor de accountant op grond van art. 2:393 BW (inclusief de recente aanvullingen) staan niet op zichzelf. Ook Controlestandaard 720 (‘De verantwoordelijkheden van de accountant met betrekking tot andere informatie in documenten waarin de gecontroleerde financiële overzichten zijn opgenomen’) verplicht de accountant om aandacht te besteden aan inconsistenties tussen de jaarrekening en het bestuursverslag. Ook vraagt die Standaard om actie te ondernemen als het bestuursverslag een van materieel belang zijnde onjuiste voorstel-
9
Staatsblad 351, 2015
4
ling van zaken geeft (waarbij verplichte toelichting in de controleverklaring wat minder expliciet naar voren komt in de Standaard). De NBA heeft eind 2015 een Consultatiedocument gepubliceerd met daarin een herziene Standaard 720. De Standaard bevat dan ook veel onderwerpen die logischerwijs voortvloeien uit de verplichting op basis van art. 2:393 BW. Een interessante aanvulling vormt het vereiste dat informatie in het bestuursverslag die inconsistent is met de jaarrekening ook een signaal kan zijn voor een afwijking van materieel belang in de jaarrekening (en dus aanvullende controle-informatie en – documentatie vraagt). De Standaard bevat tevens de verplichting voor de accountant om – in het uiterste geval – indien onjuistheden in het bestuursverslag niet worden aangepast de opdracht terug te geven. Een nuttig middel als cliënten (zoals hiervoor geschetst) het bestuursverslag niet in overeenstemming met wet- en regelgeving willen opmaken. Als consequentie (eveneens ultimum remedium) kan de weigering van de directie om het bestuursverslag te corrigeren ook aanleiding zijn tot het verstrekken van een controleverklaring van oordeelonthouding bij de jaarrekening10. Interessanter zijn in de nieuwe Standaard 720 echter de voorschriften voor de situatie dat bij de jaarrekening een niet-goedkeurende controleverklaring wordt verstrekt. Zoals ik hiervoor aangaf staat het oordeel over het bestuursverslag in principe los van het oordeel over de jaarrekening; beide worden dan ook in afzonderlijke paragrafen in de controleverklaring opgenomen. Paragraaf 23 van Standaard 720 schrijft voor dat bij een niet-goedkeurend oordeel over de jaarrekening de accountant ook de consequenties moet overwegen voor het oordeel over de andere informatie (in dit geval het bestuursverslag). Een verklaring met beperking of een afkeurende verklaring bij de jaarrekening kan aanleiding geven tot het aanpassen van de verklaring inzake het bestuursverslag als de afwijking in de jaarrekening (die aanleiding geeft tot de nietgoedkeurende verklaring) ook – eenzelfde – invloed heeft op de informatie in het bestuursverslag. Het afgeven van een controleverklaring van oordeelonthouding bij de jaarrekening ligt complexer. Standaard 720 bepaalt in dat geval dat zelfs geen oordeel over andere informatie mag worden gegeven. De achtergrond daarvan is dat het oordeel over die andere informatie de oordeelonthouding over de jaarrekening zou ‘overschaduwen’. Een situatie die vergelijkbaar is met het verbod om kernpunten van de controle op te nemen in een controleverklaring van oordeelonthouding. Terecht merkt het Consultatiedocument daarbij op dat het verbod om bij een controleverklaring van oordeelonthouding in dezelfde verklaring een oordeel op te ne-
10
Standaard 702, par. A45 (Consultatiedocument NBA)
5
men over andere informatie (i.c. het bestuursverslag) in Nederland niet van toepassing is voor rechtspersonen die onder Titel 9 vallen. De wettelijke verplichting om over het bestuursverslag in de controleverklaring te rapporteren is van hogere orde dan het genoemde verbod in de Controlestandaarden. Richtlijnen voor de jaarverslaggeving Als afsluiting van dit artikel resteert de vraag wat in dit licht bezien de status is van de stellige uitspraken in Richtlijn 400 (‘Bestuursverslag’) van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving. De RJ verwacht dat daarvan slechts wordt afgeweken indien daarvoor goede gronden zijn. Een wat mij betreft terecht uitgangspunt; niet alleen voor de stellige uitspraken die de jaarrekening betreffen, maar ook voor het bestuursverslag. De eerdergenoemde toelichting van de minister wijst daar ook duidelijk op met betrekking tot de bepalingen die gelden voor het bestuursverslag als hij onder meer zegt: de bepalingen in Titel 9 zijn algemene bepalingen. De normen bieden ruimte om nader te worden ingevuld. Dit gebeurt onder meer door de RJ-bepalingen. Ook de nieuwe voorschriften voor wat betreft het bestuursverslag bieden ruimte voor zo’n nadere uitwerking. Gegeven deze visie van de minister, gekoppeld aan de zorgvuldige wijze waarop de RJ-bepalingen met betrokkenheid van verschaffers van informatie tot stand komen, het ‘getrouwe beeld en de evenwichtige en volledige analyse’ die de wet vereist en het (publieke) belang dat wordt gehecht aan het bestuursverslag lijkt mij de conclusie voor de controleverklaring helder: als niet aan de stellige RJ-uitspraken inzake het bestuursverslag wordt voldaan, heeft dit consequenties voor de in de controleverklaring opgenomen paragraaf over het bestuursverslag. Anton Dieleman RA is directeur vaktechniek bij Mazars Accountants in Rotterdam Gepubliceerd op www.AccountantWeek.nl op 1 februari 2016
6