Melkveehouderij ING Economisch Bureau
Financiering melkveebedrijven steeds lastiger Nieuwe realiteit na 2015 bemoeilijkt bedrijfsovernames in sterke mate Een aantal trends zal de financiering van de melkveehouderij in het algemeen en die van bedrijfsovernames in het bijzonder veelal negatief beïnvloeden. Door aanhoudende druk op de rentabiliteit, een zakelijker opstelling van familieleden en strengere eisen aan bankbalansen vanwege Basel III zal de aflossingsvrije lening bijvoorbeeld veel minder voor de hand liggen. In de periode na 2015 zullen bedrijven meer momenten van de waarheid kennen. Dit zijn momenten van sterke groei. Voorbeelden zijn dat het bedrijf van de buren te koop komt, bedrijfsovername van vader op zoon of de bouw van een nieuwe (grotere) stal. De bedrijfsvormen BV en CV zullen aantrekkelijker worden ten opzichte van de maatschap. Bancaire leningen voor financiering van bedrijfsoverdracht zullen blijven bestaan, maar familieleningen zullen vaker voorkomen. Erfpachtfinanciering zal eveneens aan belang winnen. Ondernemers zullen investeringen nadrukkelijker aan rendementseisen gaan toetsen. Met het verdwijnen van melkquotum als productieplafond zal er een nieuwe limitatie op de productie komen, in de vorm van strengere milieu- en mestwetgeving. Dit biedt ondernemende melkveehouders kansen. Een investeringsfocus op een duurzamere bedrijfsvoering ligt dan voor de hand. De grote uitdaging voor melkveehouders zal liggen in het vinden van een balans tussen een duurzamere en tegelijkertijd rendabele bedrijfsvoering. Aanleiding In een eerdere ING studie over de melkveehouderij1 werd al geconstateerd dat wanneer de huidige financiële uitgangspositie gezond is (middel)grote melkveebedrijven na de afschaffing van het melkquotum in 2015 kunnen doorgroeien en dat het tot die tijd belangrijk is om het bedrijf in te richten op de nieuwe realiteit. Onder meer werd beschreven dat bij 1
ING Economisch Bureau, mei 2010, `Melkveehouderij op scherp voor 2015, tijd van kilo denken is voorbij“
afschaffing van het melkquotum de vaak gebruikte 40-jarige aflossingsvrije lening niet meer de meest geschikte financieringsvorm is. In de bedrijfsfinanciering zal de levensduur van de activa vaker de basis voor de looptijd bepalen. (Financiering van) schaalvergroting zal bijvoorbeeld meer sprongsgewijs plaatsvinden, in combinatie met nieuwbouw en/of aankoop van grond. Ook voor (financiering van) bedrijfsovernames in de melkveehouderij ziet de wereld er na 2015 anders uit. Deze studie2 poogt de melkveehouder en zijn opvolger voor te bereiden op deze nieuwe realiteit. Melkveehouders zoeken opvolgers… Bijna de helft van de bedrijfshoofden in de Nederlandse melkveehouderij is ouder dan 50 jaar3. Hiervan heeft 56% een bedrijfsopvolger. Met het huidige aantal van zo’n 18.500 melkveebedrijven zijn dit ruim 4.500 overnames die de komende jaren voor de deur staan. Binnen deze groep is een hoger percentage bedrijfsopvolgers waar te nemen bij de gemiddeld grotere bedrijven. Van de groep bedrijven met meer dan 100 koeien (bijna 30% van de bedrijven) beschikt 80% over een opvolger. Naar verwachting komt het merendeel van deze circa 1.300 bedrijven nog vóór 2019 in het overnameproces terecht. Bedrijfsopvolging is in de melkveehouderij een belangrijke gebeurtenis, het is de overdracht van ‘het’ familiebedrijf naar de volgende generatie. Behalve een opvolger dienen er ook voldoende financiële middelen te zijn om het bedrijf voort te zetten. …en financiering voor de bedrijfsoverdracht De financiering van bedrijfsoverdrachten zal in de komende jaren in sterke mate beïnvloed worden door vijf factoren: 1. lage rentabiliteit van melkveebedrijven, 2. toenemende vermogensbehoefte van melkveebedrijven door aanhoudende schaalvergroting en Deze studie is gebaseerd op de thesis van Erik Smale, Wageningen University, die in 2012 stage liep bij ING Sectormanagement Agrarisch. De quotes komen van door hem geïnterviewde adviseurs. 3 LEI, H. van der Meulen, 2010, “Schaalvergroting in de land- en tuinbouw; effecten bij veehouderij en glastuinbouw”. 2
3. 4. 5.
voortzettende stijging van grondprijzen, commerciëler wordende houding van familieleden, invloed van het Basel III akkoord, afschaffing van het melkquotum in 2015.
1.Kosten melkveehouder vaak hoger dan opbrengsten In de periode 2007-2011 was het rendement op eigen vermogen in de Nederlandse melkveehouderij 0,3% en dat is laag in vergelijking met andere agrarische sectoren. Opgemerkt dient te worden dat het positieve rendement deels een gevolg is van de waardestijging van grond. De spreiding van het rendement tussen de bedrijven ligt tussen de -3% en 2%. Het behalen van een redelijk rendement is dus mogelijk. Uit figuur 1 blijkt dat voor het gemiddelde bedrijf echter geldt dat de opbrengsten structureel de kosten niet dekken. Figuur 1. Rentabiliteit* melkveehouderij negatief
lopen jaren laat ook zien dat bedrijven van plan zijn nog meer koeien te melken. Drijfveren van de groei in bedrijfsomvang zijn veelal kostprijsverlaging, automatisering en innovatie, met het doel de arbeidsproductiviteit te verhogen en het inkomen op peil te houden. Arbeid zelf wordt - mede door vergrijzing - schaarser en dus duurder. Bij een groot bedrijf moet de opvolger een hogere overnamesom4 gefinancierd krijgen terwijl de rentabiliteit in de melkveehouderij laag blijft. Tot op heden zijn er geen voorbeelden bekend in Nederland waaruit blijkt dat een melkveebedrijf te groot is voor bedrijfsoverdracht. Wel wordt er verwacht dat in de toekomst bedrijven ‘te groot’ worden voor bedrijfsoverdracht en niet meer financierbaar zijn5. Gemiddeld zijn de bedrijven gegroeid van 60 melkkoeien per bedrijf in 2001 naar 80 in 2011. De oppervlakte cultuurgrond steeg in deze periode met 12 hectare tot gemiddeld 50 hectare. Verwacht wordt dat in de komende tien jaar het aantal melkveebedrijven gaat halveren. De landelijke melkproductie blijft echter gelijk of zal licht stijgen. De melkproductie per bedrijf verdubbelt dus (figuur 2). In 2022 zijn er volgens deze verwachtingen nog ruim 8.000 melkveebedrijven met gemiddeld 160 koeien per bedrijf. Figuur 2. Aantal bedrijven halveert en melkproductie per bedrijf verdubbelt in periode 2012-2022
Bron: LEI; bewerking ING Economisch Bureau; * opbrengst per € 100 kosten
Opvallend is dat bedrijven met een groeistrategie procentueel gezien een hoger rendement hebben ten opzichte van het gemiddelde niet groeiende bedrijf. Echter, in een scenario van 50% groei bij de bedrijfsoverdracht pakt deze strategie anders uit. De financiële lasten van de uitbreiding bovenop de overname zijn dan te hoog. ------------------------------------------------------------------------------
“Naar 2020 toe worden melkveebedrijven steeds zakelijker, mede doordat ze intensiever worden en dus ook meer zakelijk contacten krijgen. Ze worden geconfronteerd met hogere kosten voor voer en mestafzet: directe uitgaven die effect hebben op het inkomen.”
-----------------------------------------------------------------------------2.Verdere schaalvergroting hindert succesvolle overnamefinanciering Voor de bedrijfsoverdracht is rentabiliteit meer bepalend dan de omvang. Bedrijfsoverdracht is vooral problematischer als het bedrijf te ‘klein’ is. De trend is en blijft echter schaalvergroting. De ontwikkeling van de investeringen in de afge-
Melkveehouderij januari 2013 2
Bron: LEI; bewerking en raming ING Economisch Bureau
Hoge grondprijzen hindernis voor bedrijfsoverdracht 12 hectare extra grond impliceert bij een gemiddelde grondprijs van € 48.328 per hectare in 2011 een extra vermogensfinanciering van € 580.000 per bedrijf. Dit zal alleen maar toenemen. De grondprijs is de laatste vijftien jaar met ruim 5% per jaar gestegen, onder druk van schaalvergroting en verstedelijking. Ondanks de aanhoudend sombere economische vooruitzichten en vermindering in grondaankoop door de overheid wordt de komende jaren een geleidelijk verdere stijging van de grondprijs en dus vermogensbehoefte verwacht. De extreme grondprijsdaling die zich in Denemarken voor4 5
Deze wordt bepaald op basis van de liquiditeitsmarge per kilogram melk. NAJK, A.A.de Jong, 2012, “Landbouw en bedrijfsovername over 30 jaar”.
deed, is in Nederland niet te verwachten. Daarvoor is er in Nederland teveel druk op de grond vanuit Rijk, gemeenten en natuur. Een grondprijs die (te) ver boven de agrarische opbrengstwaarde ligt, is mede oorzaak van de lage rentabiliteit in de grondgebonden landbouw. Voor bedrijfsoverdracht is de hoge grondprijs dus regelmatig een obstakel voor een marktconforme overnamesom. 3.Scherpere familieverhoudingen drijven overnamesom op Bedrijfsovername is voor een potentiële opvolger geen vanzelfsprekendheid. Naast de 5% overdrachten die mislukken door economische redenen strandt 95% door problemen met familieverhoudingen6. Deze verhoudingen spelen vaker een rol bij grotere melkveebedrijven, vanwege het grote vermogensbeslag. ------------------------------------------------------------------------------
“Opvallend is dat broers en zussen steeds mondiger worden ten aanzien van de overdracht. Het besef van het familievermogen is sterker aanwezig. Mochten broers of zussen puur op geld uit zijn dan verliest de opvolger onder de huidige omstandigheden altijd. Het bedrijf kan niet tegen marktwaarde worden overgedragen.”
-----------------------------------------------------------------------------Kenmerkend bij de huidige bedrijfsoverdracht is de verhoudingsgewijs lage overnamesom. De reden hiervan is dat de overdracht vanuit het perspectief van de opvolger wordt opgezet. Leidend is dat de opvolger na de overdracht een lonende bedrijfsvoering kan hebben. Er is dan ook een directe link te leggen met de lage rentabiliteit die voor melkveebedrijven kenmerkend is. Een zekere mate van gunning vanuit alle partijen richting de opvolger blijft nodig. Belangrijker wordt het tijdig informeren van de betrokken partijen betreffende de overdracht. Op het moment van de overdracht mogen partijen niet voor verrassingen komen te staan die de overdracht in gevaar kunnen brengen. Een overnamesom die dicht bij de marktwaarde van het bedrijf ligt is niet financierbaar door de opvolger. Een constructie waarbij dit vermogen achterblijft in het bedrijf en een passende vergoeding hierover wordt betaald, lijkt aantrekkelijk. Wel is een duidelijke scheiding tussen het vermogen en het bedrijf nodig. Ongewenste bemoeienissen op de bedrijfsvoering zijn niet wenselijk voor de opvolger en beperken de opvolger in zijn of haar ondernemersvrijheid. Ondernemingsvormen als de BV en de CV bieden meer vrijheden dan de traditionelere maatschapsvorm (box 1). 4.Basel III akkoord stelt zwaardere eisen aan kredietverlening Tegenover de lage rentabiliteit, de toenemende vermogensvraag en de belemmerende rol van hoge grondprijzen en de 6
A.Booy in Veeteelt p.36-39, november 2011
Melkveehouderij januari 2013 3
Box 1. BV, CV of maatschap?
De besloten vennootschap (BV) en de commanditaire vennootschap (CV) zijn vanuit het aspect van familieverhoudingen aantrekkelijke ondernemingsvormen. Beide vormen bieden een duidelijke scheiding tussen het bedrijf en het vermogen. Hierdoor is het mogelijk om gebruik te maken van familievermogen zonder dat de familie invloed heeft op de bedrijfsvoering. De BV is echter pas aantrekkelijk vanaf een winst van € 100.000 per vennoot per jaar. Om deze reden lijkt de CV een realistischer alternatief voor de nu nog veelvuldig toegepaste maatschap. Bron: ING Economisch Bureau
zakelijker opstelling van familie staat de internationale regelgeving, die het voor banken steeds moeilijker maakt kredietvragen te honoreren. De melkveehouderij is voor banken een voorspelbare en relatief veilige sector om te financieren. Anderzijds zit het kapitaal voor lange tijd vast tegen een relatief laag rendement. Voor banken kan de sector door de hogere eisen aan de balans minder interessant worden, met als negatief gevolg voor melkveehouders dat leningen moeilijker en/of tegen hogere rentes worden verkregen. Zoals het er nu naar uitziet zal in de loop van 2013 worden begonnen met het invoeren van de zogenoemde Basel III normen (box 2). Basel III impliceert dat er nog strengere liquiditeit- en kapitaalstandaarden gehanteerd zullen worden bij het verlenen van krediet dan nu. In 2019 moeten alle normen volledig van kracht zijn. Box 2. Basel I, II en III
In 1988 heeft het “Basel Committee on Banking Supervision” het Basel I akkoord opgesteld. Dit had als doel de stevigheid en stabiliteit van het bankensysteem te verbeteren en daarnaast een gelijke basis te creëren voor banken die internationaal actief zijn. Door eisen te stellen aan het kapitaal dat banken in bezit hebben, wordt dit bewerkstelligd. In juni 1999 werd begonnen met het opstellen van een nieuw akkoord dat in 2007 van kracht werd, het Basel II akkoord. Basel II berust op drie pijlers waar financiële instellingen zich aan moeten houden: minimum kapitaaleisen, toezicht en marktwerking. De kredietcrisis heeft laten zien dat de eisen van Basel II niet afdoende zijn voor een gezonde bancaire sector. Aan de eerste pijler zijn de zogenoemde leverage ratio’s toegevoegd. De kapitaaleisen aan de bank zijn verder gedifferentieerd. Naast een minimumeis aan kapitaal is ook de herkomst van het kapitaal van belang. Het kapitaal wordt in kwaliteitsklassen ingedeeld op basis van risico en looptijd. Bij de bepaling van de liquiditeit wordt kapitaal met een hoog risico lager gewaardeerd dan dat met een laag risico. Bron: ING Economisch Bureau
5.Afschaffing melkquotum leidt tot toetsing rendementseisen en duurzamere bedrijfsvoering De Europese Unie heeft besloten om in 2015 het melkquotum af te schaffen. Vanwege het wegvallen van de marktreguleringsinstrumenten die bij het melkquotum horen, verwacht ING melkprijzen die meer fluctueren, zowel tussen de jaren als gedurende het jaar (figuur 3). Deze hogere fluctuaties kunnen leiden tot liquiditeitsproblemen. Het wordt dus nog belangrijker om in periodes met hoge opbrengstprijzen te reserveren om aldus periodes met lage opbrengstprijzen te overbruggen.
Figuur 3. Sterker fluctuerende melkprijzen
Bron: LEI; bewerking ING Economisch Bureau
Uit studies in Nieuw Zeeland en Australië blijkt dat bij het verdwijnen van marktreguleringsinstrumenten ondernemers investeringen nadrukkelijker aan rendementseisen gaan toetsen7. Met het verdwijnen van melkquotum als productieplafond zal er een nieuwe limitatie op de productie komen, in de vorm van strengere milieu- en mestwetgeving. Dit biedt ondernemende melkveehouders kansen. Een investeringsfocus op een duurzamere bedrijfsvoering ligt dan voor de hand. ------------------------------------------------------------------------------
“Bedrijven worden straks afgerekend op hoe ‘groen’ ze zijn, hoe dit invulling gaat krijgen is nog niet bekend. Een soort certificaat met hoe geproduceerd en gerecycled is en aan de CO2 footprint eisen is voldaan, zal dan wellicht als eis worden gesteld.” ------------------------------------------------------------------------------
7
De liberalisering van de zuivelmarkt in Nieuw Zeeland en Australië heeft geleid tot schaalvergroting en een meer kostprijs gerichte bedrijfsvoering. Bedrijven gaan investeren op basis van Return on Investment en lossen sneller af in goede tijden.
Melkveehouderij januari 2013 4
Wijzigingen in financieringsconstructie en ondernemingsvorm Bij bedrijfsoverdracht in de Nederlandse melkveehouderij zijn de maatschap en de eenmanszaak de meest gebruikte bedrijfsvormen. Om de overdracht te financieren zal de bancaire lening blijven bestaan en zal de familielening8 in belang toenemen. Voor de nu bestaande aflossingsvrije leningen is wel een alternatief nodig. In 2020 zullen CV en de BV als bedrijfsvormen vaker toegepast worden. Deze bedrijfsvormen hebben een duidelijkere scheiding tussen vermogen en zeggenschap op het bedrijf. Een zakelijke overnamesom die verspreid wordt betaald, is mogelijk zonder dat de opvolger beperkt wordt in zijn ondernemersvrijheid. De aanhoudende schaalvergroting is geen probleem voor de bedrijfsoverdracht. Een grotere omvang kan zelfs positief werken doordat een BV als bedrijfsvorm mogelijk is. Voldoende rentabiliteit blijft wel problematisch, immers na de overname moet de opvolger een voldoende marge houden om te bestaan. Bij een zakelijker bedrijfsvoering past na 2015 ook een duurzamer bedrijfsvoering. CV of BV en erfpachtfinanciering populairder De aflossingsvrije lening gaat verdwijnen en leningen worden verstrekt met een looptijd van maximaal 25 jaar. Het overdragen van het vermogen bij de lage rentabiliteit wordt hierdoor bemoeilijkt. Dit kan verholpen worden door een CV of BV als bedrijfsvorm te hanteren waarbij het vermogen geleidelijk word overgedragen. Een erfpachtfinanciering9 kan als alternatieve financieringsconstructie in deze omstandigheden voordeliger worden, dankzij haar lange looptijd en het ontbreken van aflossingen (zie ook box 3). Door de afschaffing van melkquotum vervalt een investeringsbron maar ook een bron van afschrijving. Voor de bedrijven betekent dit dat de totale kasstroom (inclusief privé) een kleine verbetering zal laten zien. Fiscaal gezien wordt hierdoor meer winst behaald. De waarde van grond in het economische verkeer met agrarische bestemming blijft hoger dan de agrarische waarde. Door de waardestijging van grond zal dit verschil blijven bestaan en daarmee blijft bedrijfsoverdracht tegen vrije marktwaarde onmogelijk.
Bij de familielening laten de erfverlaters een deel van de overnamesom achter als financiering voor de opvolger. De overnamesom is ongeveer 30% van de vrije marktwaarde van het bedrijf. 9 Een pacht is het zakelijk recht (tegen vergoeding) op het volledige gebruik van een onroerend goed dat iemand anders toebehoort. Reguliere pacht of erfpacht is voor onbepaalde tijd en de pachter geniet het voorkeursrecht bij verkoop van de grond. Geliberaliseerde pacht is gebonden aan een termijn, na de termijn is de verpachter niet verplicht deze pacht te verlengen. Een familiepachtovereenkomst is een liberale pachtovereenkomst. Het doel is het verlagen van de overnamesom voor de opvolger doordat de erflaters de grond in eigendom houden en verpachten aan de opvolger. Aan het einde van de pachtperiode heeft de opvolger voldoende vermogen kunnen opbouwen om alsnog de grond in eigendom te verkrijgen. Familiepacht wordt in de melkveehouderij nog nauwelijks toegepast. 8
Box 3. Populariteit erfpachtfinanciering verschilt per regio
Erfpachtfinancieringen zijn niet overal even geliefd. Met name in Oost-Nederland zijn ondernemers terughoudend; het in het eigendom hebben van grond is hier ‘heilig’. De meeste financieringen worden in Flevoland afgesloten, omdat ondernemers hier van oudsher gewend zijn aan het pachten van de grond. Zij staan pas open voor erfpachtfinanciering als een bancaire financiering niet lukt. Een erfpachtfinanciering biedt de mogelijkheid om vermogen dat vast ligt liquide te maken en de overvloed aan zekerheden te gebruiken om te investeren. Het canonpercentage ligt met 2,6% onder het langdurige rentepercentage van een lening. Een nadeel van deze financieringsconstructie is dat er een contract voor een termijn van 26 jaar wordt vastgelegd, waarbij de jaarlijkse canonlasten op basis van de inflatie worden geïndexeerd. De jaarlijkse lasten zijn door het ontbreken van aflossingen laag, maar aan het einde van de looptijd dient de grond teruggekocht te worden. Bron: ING Economisch Bureau
Melkveehouderij januari 2013 5
Meer weten? Kijk op ING.nl/zakelijk Of bel met
Cor Bruns, Sectormanager agrarische productie 06 5431 3314 Erik Smale, Henk van den Brink, Sectoreconoom agrarisch 020 56 39 506
Wilt u nieuwe publicaties per e-mail ontvangen? Ga naar ING.nl/economischepublicaties Disclaimer De informatie in dit rapport geeft de persoonlijke mening weer van de analist(en) en geen enkel deel van de beloning van de analist(en) was, is, of zal direct of indirect gerelateerd zijn aan het opnemen van specifieke aanbevelingen of meningen in dit rapport. De analisten die aan deze publicatie hebben bijgedragen voldoen allen aan de vereisten zoals gesteld door hun nationale toezichthouders aan de uitoefening van hun vak. Deze publicatie is opgesteld namens ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam en slechts bedoeld ter informatie van haar cliënten. ING Bank N.V. is onderdeel van ING Groep N.V. Deze publicatie is geen beleggingsaanbeveling noch een aanbieding of uitnodiging tot koop of verkoop van enig financieel instrument. ING Bank N.V. betrekt haar informatie van betrouwbaar geachte bronnen en heeft alle mogelijk zorg betracht om er voor te zorgen dat ten tijde van de publicatie de informatie waarop zij haar visie in dit rapport heeft gebaseerd niet onjuist of misleidend is. ING Bank N.V. geeft geen garantie dat de door haar gebruikte informatie accuraat of compleet is. De informatie in dit rapport kan gewijzigd worden zonder enige vorm van aankondiging. ING Bank N.V. noch één of meer van haar directeuren of werknemers aanvaardt enige aansprakelijkheid voor enig direct of indirect verlies of schade voortkomend uit het gebruik van (de inhoud van) deze publicatie alsmede voor druk- en zetfouten in deze publicatie. Auteursrecht en rechten ter bescherming van gegevensbestanden zijn van toepassing op deze publicatie. Overneming van gegevens uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron wordt vermeld. In Nederland is ING Bank N.V. geregistreerd bij en staat onder toezicht van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. De tekst is afgesloten op 20 december 2012.