40 JAAR
TIJDSCHRIFT VOOR ZORGADMINISTRATIE EN INFORMATIE
NTMA
JAARGANG 40
151
DEC 2013
EEN KWARTAALUITGAVE VAN DE VERENIGING VOOR ZORGADMINISTRATIE EN INFORMATIE
NIEUWE MEETLAT VOOR PRESTATIEINDICATOREN NODIG? DE BIO- PIN EEN BIOLOGISCHE PIN CODE VOOR BIOBANKEN EN KLINISCHE DATABANKEN
COLUMN: WORDT ZORG ZO GOEDKOPER? € € € € €€ € € €€ € €€€€ €
€
MEDICATIE: RICHTLIJN ELEKTRONISCH VOORSCHRIJVEN PER 2014
TIJDSCHRIFT VOOR ZORGADMINISTRATIE EN INFORMATIE NR. 151 DEC 2013 EEN KWARTAALUITGAVE VAN DE NVMA VERENIGING VOOR ZORGADMINISTRATIE EN INFORMATIE, JAARGANG 40
REDACTIE NTMA HOOFDREDACTIE Han Runnenberg REDACTIE-SECRETARIAAT Erik Noordhuis
WEET U HOE ZELFREDZAAM EEN CLIËNT IS BIJ EEN ONTRUIMING
REDACTIEMEDEWERKERS Matthieu Dekker Pieter Hooftman Erik Noordhuis Frans van Tilburg REDACTIE-ADRES Erik Noordhuis Rivierduinen Schuttersveld 9 Postbus 405 2300 AK Leiden E-mail:
[email protected]
PAG.
14
PAG.
22
PAG.
32
AAN DIT NUMMER WERKTE MEE Herman Pieterse COPYRIGHT 2013 Overname van artikelen is in alle gevallen mogelijk in overleg met de redactie ABONNEMENTEN Leden van de NVMA ontvangen NTMA gratis. Voor niet-leden bedraagt het abonnementsgeld €26,– per jaar, los n ummer €9,–. Een abonnement kan op elk gewenst tijdstip ingaan. Abonnementen kunnen alleen schriftelijk tot uiterlijk 2 maanden voor het beëindigen van het lopende abonnement worden opgezegd. Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch voor een jaar verlengd.
ROM OPTIMAAL RESULTAAT OF MOEIZAAM MEETINSTRUMENT?
LEZERSSERVICE Opgave abonnement en adreswijziging bij: Bureau NVMA Alkmaar E mail:
[email protected] VORMGEVING & PRODUCTIE DesignPeople, Amsterdam/Sittard UITGEVER NVMA, Hoorn, www.nvma.nl DRUK Marcelis Dékavé Alkmaar FOTOGRAFIE Erik Gevaert ADVERTENTIE-COÖRDINATIE Telefoon 072 - 5483916 Telefax 072 - 5482170 Telefoon Telefax
50 JAAR
NVMA & LMR 5 JAAR DHD
Op het snijvlak van passie en vakmanschap
NVMA - DHD JUBILEUMBOEK
071 - 8906610 0252 - 531995
DISTRIBUTIE NIC.Oud Direct-mail, Heerhugowaard ISSN 1381-3072
bijeenkomst
correct registreren en declareren in 2014
Zoals u weet, is er in de media en ook vanuit de NZa en zorgverzekeraars steeds meer aandacht voor het correct registreren en declareren van zorgkosten. Daarnaast staat voor 2014 een aantal gerelateerde veranderingen op de agenda, zoals het vermelden van zorgactiviteiten op de nota. Op dinsdag 28 januari 2014 organiseert Q-Consult een intervisiebijeenkomst over deze en andere actuele issues rondom correcte registratie en declaratie in 2014. Tijdens deze bijeenkomst staan de volgende onderwerpen op het programma: • Ervaringen bij het verwerken van materiële controles. • Implicaties van het DOT-2014 pakket voor registratie, declaratie en controle. • Zorgactiviteiten op de nota. • Uw controleplan op orde. Aanmelden en meer informatie Kijk op www.qconsultzorg.nl voor meer informatie en om u aan te melden. Deelname is kosteloos. Praktijkvoorbeeld doorlichting zorgregistratie Vanaf het begin van DOT is Q-Consult al betrokken bij het correct registreren in vele ziekenhuizen. Na de invoering in 2012 is de vraag aan ons vaak: “kunnen jullie inzichtelijk maken of wij correct registreren?” Bent u benieuwd naar onze ervaringen? Op onze website vindt u meer informatie en een recent praktijkvoorbeeld, genaamd “Operatie DOT”. Meer weten?
[email protected] 026 383 05 65 www.qconsult.nl @QConsult www.facebook.com/QConsultBA
28 j a nu a
ri 20 14
INHOUD NTMA DEC 2013 In Memoriam Hans Hollaers De redactie
4
De Bio- PIN Een biologische PIN code voor biobanken en klinische databanken Dr. J.J. Nietfeld
6
Weet u hoe zelfredzaam een cliënt is bij een ontruiming Maurice J.T. Berkhout, Peter J.C. van Binsbergen
14
40 jaar NTMA
20
ROM optimaal Resultaat Of Moeizaam meetinstrument Nathalie van Vemde, Yvonne van Vught
22
Column: Wordt zo de zorg goedkoper? Viktor Strefonis
26
Nieuwe meetlat voor prestatie-indicatoren nodig? Tie Tjee
28
Rubriek Recht: Medicatie: Richtlijn elektronisch voorschrijven per 2014
30
Column: Om helemaal krankjorum van te worden Sam Sterk
31
NVMA - DHD jubileumboek
32
SKZB informatie
34
NVMA informatiepagina
36
ADVERTEERDERS
SKZB
Vossius Consultancy, Q-Consult (2), Allgeier Scanfactory (12), Rivierduinen (19), Studelta (27), Allgeier Medical Viewer (33), MarcelisDékavé (37), Jalema (achterzijde)
De Stichting bevordert de kwaliteit van de beroepsuitoefening van zorgadministratieve functionarissen. Meer informatie op pagina 31.
AGENDA Opleiding tot Zorgadministrateur (Niveau B) start op donderdag 9 januari 2014. Opleiding voor Medisch Codeurs start op maandag 3 maart 2014. Zie voor beide opleidingen www.nvma.nl
3
IN MEMORIAM
HANS HOLLAERS VAN ALLGEIER O VERLEDEN
4
Hans Hollaers van de firma Allgeier overleed in juli 2013 op 49-jarige leeftijd. Vrij lang heeft Hans, goedlachs als altijd en onmiskenbaar innemend, leiding gegeven aan Allgeier Nederland en later aan Allgeier Benelux. Hij was een buitengewoon karakteristieke verschijning met een charismatisch en vriendelijk karakter, die nimmer zijn zwakheden toonde. Hij was een ras-positivist, en bloedserieus maar hij kon ook de draak met je steken als hij daar zin in had. ‘Het is over, het is voorbij, ik heb een mooi leven gehad,’ zo luidde zelf zijn bericht over zijn komend overlijden. Hans werd sinds mei 2013 overvallen door een ernstige aandoening en dat werd hem noodlottig, na een periode van bijna twee maanden thuisverzorging. In maart 2013 hebben een aantal redactieleden nog uitgebreid contact met Hans gehad. Hij was voornemens nog jaren te genieten, zijn netwerk uit te breiden en zichzelf ook in het buitenland ten dienste te stellen van de firma. Het mocht niet zo zijn. De ziekte gunde hem veel minder tijd dan hij had gehoopt en hij had, zo wist hij al te goed, nog maar kort te gaan. Hij hield van blauwe spa, lekker eten, muziek, varen met zijn motorboot en van interacties met mensen die hij graag mocht. Hij was op de werkvloer bijzonder trouw, veerkrachtig en altijd scherp. Je moest van hele goede huize komen wilde je in zijn vakgebied van hem winnen. Hij was bewonderenswaardig in zijn vermogen klanten te overtuigen van de uitstekende producten welke hij graag aan de man bracht. Hans, een man met het hart op de tong die confrontaties geenszins schuwde, maakte Allgeier Nederland in 20 jaar tot de belangrijkste speler van digitalisering en het viewen van gedigitaliseerde data in de intramurale zorg; zijn nimmer aflatende enthousiasme voor het bedrijf werkte aanstekelijk op anderen in zijn netwerk. Veel van zijn relaties zullen hem herinneren aan zijn markante en vrolijke gezegden die hij bezigde om iemand te prikkelen en op zijn nummer te zetten waar hij elke ontmoeting, telefoongesprek of tekstbericht mee kon verrijken. Hij was een directeur Sales pur sang, die mensen stevig kon bezighouden, nimmer onder druk zette. Meer dan eens ondersteunde hij ons vakgebied van de zorgadministratie via de NVMA events en de tijdschriftuitgave NTMA. Hans kon mensen voor zich winnen en de gevoelige snaar raken. Ook in lastige tijden wist hij je een hart onder de riem te steken. Hij luisterde altijd en kon zich in anderen inleven. Twee van de belangrijkste elementen in het dagelijkse leven om met mensen door een deur te kunnen. Wij zullen Hans erg missen, die veel te vroeg is heengegaan, na alle prettige en waardevolle contacten die hij in de zorgbusiness heeft achtergelaten. Hij was betrouwbaar, een kanjer in zijn vak, zorgvuldig en voorkomend, iemand waar je er niet zoveel van hebt in deze wereld. Redactie NTMA
5
De BioDR. J.J. NIETFELD, UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM UTRECHT
6
VOOR IEDERE PERSOON KAN ZIJN/HAAR BIO-PIN GEPRODUCEERD WORDEN, EEN UNIEKE PIN CODE DIE GEBASEERD IS OP HET ONDERSCHEIDEND BIOLOGISCH KENMERK VAN DIE PERSOON. MET DE BIO-PIN, KUNNEN PATIËNTENMATERIALEN/GEGEVENS ANONIEM OPGESLAGEN WORDEN IN EEN BIOBANK/DATABANK, MAAR ER KAN TOCH MET DIE PATIËNTEN GECOMMUNICEERD WORDEN, BIJ VOORKEUR VIA EEN BEVEILIGDE WEBSITE. DE ANONIMITEIT VAN EEN DERGELIJK BIO-PIN SYSTEEM BIEDT MAXIMALE PRIVACYBESCHERMING VOOR DE PATIËNTEN, TERWIJL DIE OOK HUN ANDERE RECHTEN NOG STEEDS KUNNEN UITOEFENEN. DOOR DE ANONIMITEIT IS VOOR BIOBANKEN/DATABANKEN DIE HET BIO-PIN SYSTEEM GEBRUIKEN SIMPELER WET- EN REGELGEVING VAN TOEPASSING. DAARDOOR KUNNEN BIOBANKEN/DATABANKEN WERK, TIJD EN KOSTEN BESPAREN. VERDER VERGEMAKKELIJKT DE BIO-PIN DE UITWISSELING VAN PATIËNTENMATERIALEN/GEGEVENS, VOORAL IN INTERNATIONALE ONDERZOEKSPROJECTEN. HET BIO-PIN SYSTEEM IS ROBUUSTER, VEILIGER, DUURZAMER EN TOEPASBAARDER DAN VEEL ANDERE CODERINGSYSTEMEN VOOR BIOBANKEN/DATABANKEN. HET BIO-PIN SYSTEEM KAN BIOBANKEN/DATABANKEN EEN VOORSPRONG GEVEN DOOR MEER EN BETERE PARTICIPATIE VAN PATIËNTEN DIE LICHAAMSMATERIAAL EN/OF GEGEVENS WILLEN AFSTAAN VOOR WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK.
-PIN
EEN BIOLOGISCHE PIN CODE VOOR BIOBANKEN EN KLINISCHE DATABANKEN
7
INLEIDING Al heel lang worden lichaamsmateriaal en/of gegevens verzameld van patiënten ten behoeve van klinisch en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek om de geneeskunde en de gezondheidszorg vooruit te helpen. Dat gebeurt in toenemende mate in zogeheten biobanken of klinische databanken. Omdat klinische data veelal voortkomen uit onderzoek van lichaamsmateriaal, geldt het meeste van wat hieronder voor biobanken beschreven wordt ook voor klinische databanken. Omdat bij veel ziektes niet één maar meerdere factoren een rol spelen, is het voor de statistische significantie van het wetenschappelijk onderzoek nodig om over het materiaal en/of de data van grote aantallen individuen te kunnen beschikken1. Om binnen afzienbare tijdsbestekken tot voldoende grote aantallen te komen wordt meer en meer samengewerkt in internationale verbanden. De meeste mensen zijn desgevraagd bereid om voor medisch wetenschappelijk onderzoek lichaamsmateriaal af te staan en/of gegevens ter beschikking te stellen. Dan gaat het bijvoorbeeld om bloed, respectievelijk gegevens betreffende hun medische voorgeschiedenis, eet – en leefgewoonten, woonomgeving, demografische status. Onder patiënten die gevraagd wordt om materiaal en/of gegevens af te staan aan een biobank is er bezorgdheid over hun privacybescherming, waarbij de mate van bezorgdheid afhangt van welke gegevens op welk medisch gebied er verzameld worden2. In Nederland valt het gebruik van patiëntenmateriaal/gegevens voor wetenschappelijk onderzoek onder de WMO (Wet Medischwetenschappelijk Onderzoek met mensen). Op persoonsgegevens is op dit moment de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WPB) van toepassing3. Daarin wordt onder een persoonsgegeven elk gegeven verstaan betreffende een geïdentificeerd of identificeerbaar natuurlijk persoon. Internationale uitwisseling van patiëntenmateriaal/gegevens uit biobanken/databanken wordt belemmerd doordat tussen de meeste landen verschillen bestaan wat betreft privacywetten. Voor de 28 lidstaten van de EU gaat dat echter veranderen, als in 2014 de nieuwe regeling voor gegevensbescherming aangenomen wordt4, die uiterlijk in 2016 ingevoerd moet zijn. De uitvoering van die nieuwe regeling zal naar verwachting een hogere administratieve belasting met zich brengen en hogere kosten, o.a. vanwege de veelal verplichte aanstelling van een ‘Data Protection Officer’. Verschillen in privacywetten tussen landen binnen en buiten de EU blijven dan bestaan. VRAAGSTELLING Is het mogelijk om een systeem te maken voor biobanken/databanken, waarin de privacy van de participerende patiënten maximaal beschermd wordt, zonder dat hun andere rechten ingeperkt worden, terwijl bovendien de internationale uitwisseling van patiëntenmaterialen/gegevens voor wetenschappelijk onderzoek vergemakkelijkt wordt? 8
OPLOSSING Omdat identiteitsgegevens zoals naam en adres geen biomedische betekenis hebben, zijn ze niet nodig in biomedisch wetenschappelijk onderzoek. Indien lichaamsmaterialen en/of biomedische gegevens zonder identiteitsgegevens (dus zonder naam, adres, etc.) opgeslagen worden in een biobank, wordt de privacy van de participerende patiënten maximaal beschermd. Verder wordt de internationale uitwisseling van de materialen en/of de gegevens uit die anonieme collecties dan niet belemmerd door verschillen in privacywetten, omdat die wetten niet van toepassing zijn. Anonieme opslag zonder meer, heeft echter tot gevolg dat er geen communicatie meer mogelijk is tussen de biobank en die patiënten. Dat heeft de volgende nadelen: 1. De biobank kan aan de patiënten a) niet vragen om meer lichaamsmateriaal en/ of extra gegevens ter beschikking te stellen; b) geen onverwachte bevindingen laten weten; c) geen voorstel voor nieuw wetenschappelijk onderzoek voorleggen. 2. De patiënten kunnen bij de biobank a) geen bezwaar kenbaar maken tegen het gebruik van hun materiaal en/of gegevens bij het voorgestelde nieuwe wetenschappelijk onderzoek, noch die zaken helemaal terugtrekken, omdat ze niet langer willen participeren; b) niet vragen om de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek met hun materiaal en/of gegevens; c) geen materiaal en/of gegevens toevoegen (als de vraag daarnaar hen al op de een of andere indirecte manier zou bereiken). Om die communicatie toch mogelijk te maken terwijl de anonimiteit behouden blijft, is de Bio-PIN uitgevonden. Dat is een biologische PIN code die voor elke persoon uniek is en die gebaseerd is op een onderscheidend biologisch kenmerk dat in het lichaamsmateriaal van die persoon bepaald kan worden. Als een biobank een collectie heeft van anonieme patiëntenmaterialen/gegevens en die gelabeld zijn met de Bio-PINs die daarvoor zijn geproduceerd, terwijl ook de anonieme patiënten van wie de materialen/gegevens afkomstig zijn over hun Bio-PIN beschikken, kan er met die Bio-PINs een nieuw biobanksysteem opgezet worden. Daarin kunnen de patiënten en de biobank met elkaar communiceren, zonder dat de anonimiteit hoeft te worden opgeheven, door gebruikmaking van de respectievelijke Bio-PINs. Door de productiemethode van de Bio-PIN vormt die geen persoonsgegeven (zie pag.3). In een geavanceerde uitvoering van het Bio-PIN systeem verloopt die communicatie via een ‘biobankrekening’ die voor elke participerende patiënt wordt ingericht op een beveiligde website van de biobank (zie pag.3 en verder). De patiënten kunnen dan op een wijze die vergelijkbaar is met Internetbankieren toegang krijgen tot de informatie die hun afgestane materiaal en gegevens betreft en in de gelegenheid gesteld
worden om mee te beslissen over het gebruik daarvan. Dit kan ‘biobankieren’ genoemd worden. HOE WORDT DE BIO-PIN GEPRODUCEERD? De productie van de Bio-PIN voor een bepaald persoon begint met de bepaling van een onderscheidend biologisch kenmerk van die persoon, op basis van een kleine hoeveelheid bloed of ander lichaamsmateriaal. Daarvoor kan gebruik gemaakt worden van de bepaling volgens Sanchez et al5 of andere in de literatuur beschreven methoden. De resultaten van een dergelijke bepaling vullen een tabel die zo groot is als 1 vel A4. Als Excelbestand heeft zo’n tabel een omvang van ongeveer 90KB. Dat is niet geschikt om op een etiket af te drukken en bijvoorbeeld op een buisje met bloed of op een formulier met uitslagen van diagnostische tests te plakken. Bij de transformatie van het onderscheidend biologisch kenmerk in de Bio-PIN wordt dan ook datacompressie toegepast. De grootte kan daardoor teruggebracht worden van ongeveer 90KB tot 40 á 50 tekens van een QWERTYtoetsenbord (1 teken = 1 byte). Voor een automatische optische herkenning van die karakters kan de Bio-PIN ook weergegeven worden als een 2-dimensionale streepjescode, bijvoorbeeld een DataMatrix, waarmee een etiket gemaakt kan worden dat klein genoeg is om op een reageerbuisje geplakt te worden (zie Fig. 1). Bij de datacompressie blijft het onderscheidend vermogen van het kenmerk behouden en zo kan voor ieder individu in de wereld een unieke Bio-PIN geproduceerd worden (> 1095 mogelijkheden). Verder vindt in het transformatieproces behalve de datacompressie ook een irreversibele encryptie plaats. Dat betekent dat er na versleuteling geen ‘ontsleuteling’ meer kan plaatsvinden. Dientengevolge kan de geproduceerde Bio-PIN niet meer aan het onderliggende onderscheidend biologisch kenmerk gerelateerd worden en dus ook niet herleid worden tot de persoon voor wie dat kenmerk is bepaald. Daardoor is de Bio-PIN geen persoonsgegeven zoals gedefinieerd in de Data Protection Convention6. Als alle stappen in het productieproces van de Bio-PIN bekend zijn (om die in alle openheid te kunnen evalueren en bediscussiëren en zo tot verbeteringen te komen), zou in principe iedereen met de benodigde apparatuur en kennis van de toe te passen technologie die een beetje bloed of ander lichaamsmateriaal van iemand in handen zou krijgen, de Bio-PIN van die persoon kunnen produceren. Om ongeautoriseerde productie van Bio-PINs tegen te gaan, kan een stap toegevoegd worden aan het transformatieproces, waarin een permutatie plaatsvindt (met > 10154 mogelijkheden), zonder dat openbaar gemaakt wordt welke permutatie het betreft.
eisen en wensen. Hieronder wordt het systeem in zijn meest geavanceerde vorm beschreven, waarbij stap voor stap het diagram in Fig. 2 gevolgd wordt. - Een patiënt staat een monster lichaamsmateriaal (bijvoorbeeld een buisje bloed) en gegevens af, die anoniem worden opgeslagen in een biobank onder een tijdelijk anoniem nummer dat zonder enige betekenis is. Daarbij geeft de patiënt toestemming om dat materiaal en die gegevens te gebruiken voor het beoogde wetenschappelijk onderzoek. Meestal gebeurt dat afstaan via een ziekenhuis of andere bevoegde instantie, maar minstens eenmaal dienen anoniem materiaal en gegevens direct aan de biobank te worden afgestaan. Door de biobank wordt dan aan die patiënt het tijdelijke anonieme nummer verstrekt, al of niet door overhandiging van een biobankpas met een ‘smart chip’, waarop dat nummer is opgeslagen, beveiligd met een door de patiënt te kiezen wachtwoord. In de nabije toekomst zal het waarschijnlijk mogelijk zijn de Bio-PIN zo snel te produceren, dat de patiënt daarop kan wachten en de Bio-PIN zonder het tussenstadium van een tijdelijk anoniem nummer verstrekt kan worden, al of niet opgeslagen op de “smart chip” van een biobankpas. - De biobank gebruikt een fractie van het monster om in een lab een onderscheidend biologisch kenmerk (OBK) te laten bepalen, dat uniek is voor die persoon. Aan de gegevens uit de fractie van het monster wordt in het geval van een identieke twee-, drie-, of vierling het geboortenummer 1, 2, 3, of 4 toegevoegd (eveneens een biologisch gegeven). Vanwege procedurele eenvormigheid wordt bij alle andere personen het geboortenummer 1 toegevoegd. - Het lab stuurt het OBK naar de biobank en die stuurt het door naar de Bio-PIN faciliteit, waar het OBK getransformeerd wordt in een Bio-PIN. Daarbij wordt gebruik gemaakt van speciale software die het transformatiealgoritme uitvoert. - De faciliteit stuurt de Bio-PIN naar de biobank en die slaat de Bio-PIN op bij het anonieme lichaamsmateriaal en de anonieme gegevens van de persoon waarvoor de Bio-PIN is bepaald. Verder richt de biobank op een beveiligde website voor die persoon een Figuur 1
HOE WERKT HET BIO-PIN SYSTEEM? De Bio-PIN laat toe dat het Bio-PIN systeem flexibel is en aangepast kan worden aan lokale 9
-
-
Figuur 2
biobankrekening in onder het afgegeven tijdelijke anonieme nummer, met daarin de Bio-PIN voor die persoon. Opdat patiënten veilig van hun biobankrekening gebruik kunnen maken, implementeert de biobank speciale software, die te vergelijken is met software voor Internetbankieren. - Door op de beveiligde website van de biobank in te loggen met het verstrekte tijdelijke anonieme nummer (na een vooraf overeen gekomen wachtperiode voor de productie van de Bio-PIN), kan de patiënt toegang krijgen tot zijn/haar biobankrekening die daar is ingericht en zijn/haar Bio-PIN ophalen. Daarna schrapt de biobank het tijdelijke anonieme nummer uit de administratie en fungeert de biobankrekening verder onder de Bio-PIN. Patiënten die geen Internet hebben, kunnen 10
-
-
na de wachtperiode naar de biobank gaan en daar anoniem hun Bio-PIN ophalen, tegen inlevering van het verstrekte tijdelijke anonieme nummer. Degenen die over een “smart card reader” beschikken waarmee de chip op de biobankpas uitgelezen kan worden, kunnen thuis het tijdelijke anonieme nummer, dat is opgeslagen op die chip, vervangen door hun Bio-PIN. De biobank gebruikt de Bio-PINs om daaronder de verzamelde anonieme monsters en/ of gegevens ter beschikking te stellen van bonafide onderzoekers die bij de biobank geaccrediteerd zijn, voor wetenschappelijk onderzoek dat aan de gestelde normen voor goed en verantwoord onderzoek voldoet. Onderzoeksresultaten worden bij voorkeur ook teruggekoppeld naar de biobank. Of onderzoekers al of niet dienen te betalen voor de door de biobank gemaakte kosten voor de patiëntenmaterialen/gegevens, dient goed te worden geregeld en zou afhankelijk gemaakt kunnen worden van hun al of niet commerciële doeleinden en hun bereidheid om onderzoeksresultaten terug te koppelen naar de biobank. De biobank gebruikt de Bio-PINs tevens om daaronder een kopie van de status van de verzamelde monsters, het (toekomstige) gebruik en/of de bijbehorende gegevens, inclusief de onderzoeksresultaten, in een nationaal of internationaal register te plaatsen. Hoe meer biobanken bij dat register aangesloten zijn, hoe meer nut onderzoekers zullen hebben van de catalogus die in dat register gevormd wordt. Onderzoekers zouden het register ofwel direct kunnen raadplegen, of via de biobank waarbij ze geaccrediteerd zijn. Onderzoekers zullen in het register direct kunnen zien van hoeveel personen er monsters en/of gegevens die zij voor een bepaald onderzoek nodig hebben opgeslagen zijn in welke biobanken, welke hoeveelheden van de diverse monsters beschikbaar zijn en welke onderzoeksresultaten er al mee behaald zijn. Zo kan dubbel onderzoek vermeden worden. Met zo’n register zijn ook monsters/gegevens van dezelfde persoon te vinden die onder dezelfde Bio-PIN in verschillende biobanken zijn opgeslagen. Het register zou gefinancierd kunnen worden door betaling per geraadpleegd gegeven, of via een abonnementensysteem. De biobank, of een consortium van biobanken, kan/kunnen ook gebruiksklare anonieme gegevens ter beschikking stellen van datagebruikers, met daaronder wet- en regelgevers, beleidsmakers, toezichthouders en financiers. Afhankelijk van het type datagebruikers kunnen/zullen gegevens alleen in geaggregeerde toestand en/of onder bepaalde voorwaarden ter beschikking gesteld worden en al of niet tegen betaling. Patiënten die hun Bio-PIN ontvangen hebben kunnen die vervolgens gebruiken om in te loggen op de beveiligde website van de biobank en om via hun biobankrekening de voor
hen bestemde informatie van de biobank in te zien, of informatie voor de biobank achter te laten. Op die manier kan er ondanks de anonimiteit toch in twee richtingen gecommuniceerd worden tussen de patiënten en de biobank. Als dat zo is overeengekomen, kunnen de patiënten op die manier kennis nemen van de status en het gebruik van het door hen afgestane lichaamsmateriaal en de bijbehorende gegevens en de al of niet onverwachte resultaten die daarmee zijn verkregen. Die resultaten kan de biobank voorzien van advies hoe daarmee om te gaan, of van informatie waar zulk advies ingewonnen kan worden. Tevens kan de biobank langs die weg ook de plannen laten weten voor nieuw wetenschappelijk onderzoek met het materiaal en/of de gegevens en kunnen de patiënten daar bezwaar tegen aantekenen. Verder kan de biobank zo één of meer individuele patiënten vragen om extra monsters lichaamsmateriaal en/of additionele gegevens.
Patiënten kunnen langs die weg op ieder moment hun toestemming helemaal intrekken voor het doen van welk toekomstig wetenschappelijk onderzoek dan ook met hun materiaal/gegevens en tevens aangeven, dat nog voorhanden materiaal/gegevens vernietigd dienen te worden. Verder kunnen patiënten via hun biobankrekening vragen stellen, hun gegevens laten corrigeren of verwijderen en/of extra gegevens aanleveren, al of niet in reactie op de boodschappen die door de biobank in hun biobankrekening zijn geplaatst. Volgens de huidige wet- en regelgeving in Nederland hoeft alleen maar de mogelijkheid geboden te worden aan een patiënt om bezwaar te maken tegen gebruik van zijn/ haar anonieme lichaams materiaal en/of gegevens. Toch kan er binnen het Bio-PIN systeem overeengekomen worden, dat voor het gebruik van bepaalde materialen/gegevens in een specifiek nieuw wetenschappelijk onderzoek extra toestemming gevraagd zal worden. - Omdat in het Bio-PIN systeem de biobank geen namen en (e-mail) adressen heeft bij patiëntenmateriaal/gegevens, kan de biobank de patiënten niet direct benaderen per post, telefoon of e-mail. Indien het ongewenst is dat de biobank moet afwachten of en wanneer een patiënt inlogt op de website van de biobank en met zijn/haar Bio-PIN toegang krijgt tot zijn/haar biobankrekening, is het mogelijk dat de biobank via een dienstverlenende derde partij een ‘alert’ stuurt naar de telefoon van die patiënt, met de mededeling dat er nieuwe informatie in de biobankrekening te vinden is. Daarbij wordt de anonimiteit van die patiënt niet doorbroken.
-
-
-
IMPLICATIES
Voordelen voor biobanken / databanken - Anonieme patiëntenmaterialen/gegevens vallen binnen een simpeler wettelijk en ethisch kader dan wanneer ze direct gekoppeld zijn
-
-
-
- -
aan de identiteitsgegevens van de patiënten, of indirect daaraan te koppelen zijn via een code en een sleutel die code en identiteitsgegevens verbindt. Bij anonieme patiëntenmaterialen/gegevens is de identiteit van de patiënten niet bekend en is hun privacy daardoor maximaal beschermd. Privacywetten, zoals de Nederlandse WBP of de komende EU-regeling voor bescherming van zulke gegevens zijn niet van toepassing. Hierdoor is de internationale uitwisseling van zulke materialen en/of gegevens gemakkelijker. Doordat er geen maatregelen genomen hoeven te worden om de privacy te beschermen en geen audits en certificeringen hoeven plaats te vinden, wordt bespaard op werk, tijd en kosten. Doordat de biobank maximale privacybescherming kan bieden, mag gerekend worden op verhoogd vertrouwen en betere participatie van patiënten. Hun antwoorden op indringende vragen zullen waarschijnlijk betrouwbaarder zijn als die in anonimiteit gegeven kunnen worden, dan schriftelijk, telefonisch, of in een vraaggesprek, waarbij hun identiteit bekend is. Daardoor geeft het Bio-PIN systeem een voorsprong aan biobanken die het implementeren. Fouten die nogal eens gemaakt worden in de spelling van namen en de notering van geboortedata komen in het Bio-PIN systeem niet voor. Bij verlies of onleesbaarheid van de Bio-PIN (bijvoorbeeld vanwege een losgelaten of beschadigd etiket) kan die uit het monster lichaamsmateriaal gereproduceerd worden. Dat maakt het Bio-PIN systeem robuuster dan andere coderingsystemen. Patiëntenmaterialen/gegevens die in verschillende biobanken zijn opgeslagen maar van dezelfde persoon afkomstig zijn, zullen dezelfde Bio-PIN kennen. Daardoor kunnen zulke materialen/ gegevens naadloos gecombineerd worden. Dat maakt het BioPIN systeem breder toepasbaar dan systemen die bijvoorbeeld op lokale patiëntennummers gebaseerd zijn. Het Bio-PIN systeem is flexibel en kan ingericht worden zoals gewenst is onder de lokale omstandigheden. Vanwege de anonimiteit zullen biobanken met het Bio-PIN systeem geen doelwit zijn voor de politie, zoals toegestaan in het wetsontwerp voor de WZL (Wet Zeggenschap Lichaamsmateriaal)7 en zullen elektronische verstuurde biobankgegevens niet interessant zijn voor spionage door de NSA.
Voordelen voor patiënten - Allereerst is er natuurlijk het voordeel van maximale privacybescherming doordat hun materiaal en gegevens anoniem worden opgeslagen en gebruikt. - Verder wordt de veiligheid verhoogd doordat een patiënt altijd kan bewijzen dat een bepaalde Bio-PIN van hem/haar is. - Dan is er ook het voordeel van de duurzaamheid. De Bio-PIN hoeft in principe maar één keer in het leven bepaald te worden. Daarna 11
kan de patiënt zijn/haar Bio-PIN telkens ter beschikking stellen bij het labelen van nieuwe monsters lichaamsmateriaal en/of biomedische gegevens voordat die in een biobank worden opgeslagen. - Naast het recht op privacybescherming zijn ook de andere rechten van patiënten beschermd. a. Het recht om geïnformeerd te worden, het recht op ‘niet weten’ en het recht om ‘vergeten te worden’. b. Het recht om bezwaar te maken en het recht om de gegeven toestemming in te trekken. c. Het recht gegevens te corrigeren, te laten verwijderen, of toe te voegen. - Verder is er geen noodzaak om toestemming te geven voor onderzoek in de toekomst waarvan de aard nog helemaal niet bekend is. - In het kader van de trend om mensen meer verantwoordelijkheid te geven voor hun eigen gezondheid kan de biobank aan de participerende patiënten de mogelijkheid bieden om hun biobankrekening te gebruiken als hun eigen elektronisch patiëntendossier, waarbij zij kunnen bepalen aan welke arts of andere hulpverlener ze via een Internetaansluiting inzage geven. Daardoor kan de autonomie van die patiënten vergroot worden. DISCUSSIE Kan er voor een anoniem biobanksysteem niet volstaan worden met het toekennen van anonieme nummers die verder geen betekenis hebben, in plaats van het produceren van Bio-PINs? Er kleeft een aantal nadelen aan anonieme nummers: - Als aan de kant van de patiënt het nummer verloren zou gaan, zou hij / zij geen toegang meer kunnen krijgen tot zijn/haar biobankrekening. Het zou niet mogelijk zijn om hetzelfde anonieme nummer nog eens te produceren voor die persoon. - Als een patiënt anoniem een monster lichaamsmateriaal en gegevens afstaat aan meerdere biobanken en telkens opnieuw een tijdelijk anoniem nummer zou worden gegenereerd, zouden die monsters en gegevens onder verschillende anonieme nummers in die biobanken opgeslagen worden. Hoewel afkomstig van dezelfde persoon, zouden monsters en gegevens toch niet gecombineerd kunnen worden. - Van een patiënt kan niet aangetoond worden dat een anoniem nummer aan die persoon toebehoort. Vergissingen en fraude zullen daardoor onopgemerkt kunnen blijven. - Als aan de kant van de biobank anonieme nummers verloren zouden gaan (bijv. door losgelaten en of onleesbaar geworden etiketten op monsters/gegevens), dan zouden die monsters/gegevens niet meer gekoppeld kunnen worden aan nieuwe monsters/ gegevens van de betreffende personen. Dat geldt natuurlijk ook voor andere soorten labeling (met codes, of op naam) waarbij het niet mogelijk is de labelgegevens uit de opgeslagen monsters te reproduceren.
biobanken mogelijk, zowel vanuit wettelijk, ethisch, als maatschappelijk perspectief. Ook de biobanken en klinische databanken die werken met materiaal en/of gegevens van patiënten waarvan de identiteitsgegevens bekend zijn, of onder een code met daarbij een sleutel die de code verbindt met de identiteitsgegevens, kunnen later overgaan naar het BioPIN systeem. Zolang er in de biobank of elders wat lichaamsmateriaal van deze patiënten beschikbaar is, kunnen (met hun toestemming) de betreffende Bio-PINs geproduceerd worden. Indien niet beschikbaar, kan die patiënten gevraagd worden wat materiaal aan te leveren, of hun Bio-PIN ter beschikking te stellen als die elders al bepaald is. Nadat alle materialen en/of gegevens in de biobank of klinische databank gelabeld zijn met de juiste Bio-PINs, kunnen alle identiteitsgegevens worden vernietigd en kan het Bio-PIN systeem in werking worden gezet. REFERENTIES
1 Burton PR et al. Size matters: just how big is BIG? Quantifying realistic sample size requirements for human genome epidemiology. Int J Epidemiol. 2009; 38(1): 263-73. 2 Kaufman DJ et al. Public opinion about the importance of privacy in biobank research. Am J Hum Genet. 2009; 85(5): 643-54. 3 http://wetten.overheid.nl/BWBR0011468/geldigheidsdatum_01-11-2013 4 http://ec.europa.eu/justice/data-protection/document/review2012/com_2012_11_en.pdf 5 Sanchez JJ et al. A multiplex assay with 52 single nucleotide polymorphisms for human identification. Electrophoresis. 2006 27(9): 1713-24. 6. http://conventions.coe.int/Treaty/en/Treaties/ Html/108.htm 7. http://content1b.omroep.nl/urishieldv2/ l27m7f4bb6a97baf4e9f0052731471000000. ee0af4811515de781257fd42d48e991e/kro/documents/reporter/20121019_concept_wzl.pdf
De Bio-PIN heeft deze nadelen niet en maakt een heel nieuwe modus operandi voor 13
(L) MAURICE J.T. BERKHOUT, COÖRDINATOR KLINIEK RIJNAARDE, GGZ RIVIERDUINEN, LOCATIE GGZ RIJNSTREEK (R) PETER J.C. VAN BINSBERGEN, VERPLEEGKUNDIGE KLINIEK RIJNAARDE, GGZ RIVIERDUINEN, LOCATIE GGZ RIJNSTREEK
14
Weet u hoe zelfredzaam een cliënt is bij een ontruiming Een brand binnen een instelling komt helaas met enige regelmaat voor. Dit heeft veelal geen tot weinig gevolgen voor de cliënten en/of personeelsleden. Een brand, zoals een brandgat in een stoel, in een dekbed, een vlam in de pan of een prullenbakbrand blijven onder andere klein door het gebruik van vlamwerende materialen en een correct werkende en gecertificeerde brandmeldcentrale. Hierdoor heeft de beginnende brandhaard niet de mogelijkheid om groter te worden omdat de brand snel ontdekt wordt of het materiaal niet snel brand. Ook adequate en goed opgeleide bedrijfshulpverleners dragen bij aan het niet groter worden van deze brandjes. Het hebben van een BHV-organisatie is voor iedere instelling, maar ook ieder ander bedrijf een verplichting van de overheid.
15
De kleine brandjes, zoals hierboven beschreven, halen de media meestal niet. Er zijn echter ook incidenten waarbij er sprake is van een grote brand met ingrijpende gevolgen. Zodra er een grote brand heeft gewoed in een (psychiatrisch) ziekenhuis, een verzorgingshuis of een andere soort instelling dan lees je dit in de landelijke kranten en op internet. Zo ook nadat er in maart 2011 een grote brand heeft gewoed bij GGZ Rivierduinen waarbij 3 cliënten om het leven zijn gekomen. De vraag die men zich achteraf stelt is: Hoe heeft het zo mis kunnen gaan? Volgens de onderzoeksraad voor de veiligheid is een van de oorzaken de (beperkte) zelfredzaamheid van cliënten welke door instellingen niet goed in kaart is gebracht. DE DEFINITIE VAN ZELFREDZAAMHEID Het Van Dale woordenboek omschrijft dit begrip als ‘het vermogen om het leven in te richten zonder dat hulp van anderen nodig is’. Dit betekent dat je niet afhankelijk bent van derden. Zelfredzaamheid in het kader bedrijfshulpverlening heeft betrekking op het vermogen/onvermogen om aanwijzingen van de bedrijfshulpverlening op te volgen wanneer er sprake is van een (gedeeltelijke) ontruiming HOE REAGEREN MENSEN OP BRAND Over menselijk gedrag bij brand bestaan verschillende theorieën. Aannames die men vroeger gedaan heeft bleken, na de diverse studies die wereldwijd plaatsgevonden hebben, niet correct te zijn. Het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid heeft ook een literatuurstudie gedaan met betrekking tot zelfredzaamheid bij brand. Uit deze studie kwam naar voren dat een aantal zaken helemaal niet zo vanzelfsprekend is als waar men vanuit ging. In de publicatie van het NIFV heeft men 10 mythen omtrent zelfredzaamheid ontkracht. De mythen zijn: Mythe 1: Mensen kennen de gevaren van brand. Mythe 2: Mensen vluchten zodra ze een brandalarm horen. Mythe 3: Mensen maken bij het vluchten gebruik van de groene vluchtrouteaanduidingen. Mythe 4: Mensen vluchten via de dichtstbijzijnde nooduitgang. Mythe 5: In gebouwen met een hoge bezettingsdichtheid wordt de zelfredzaamheid bij brand bepaald door het aantal nooduitgangen en de deurbreedte. Mythe 6: Liften en roltrappen zijn niet geschikt voor het vluchten bij brand. Mythe 7: Bedrijfshulpverleners zijn overbodig. Mythe 8: Mensen met een permanente functionele beperking zijn het minst zelfredzaam bij brand. Mythe 9: Mensen zijn zelfredzaam bij brand als zij zich onder normale omstandigheden zelfstandig in een gebouw kunnen verplaatsen. Mythe 10: Mensen raken in paniek in geval van brand. 16
Voor uitleg over de ontkrachting verwijs ik naar de publicatie van de NIFV welke te downloaden is vanaf de website www.nifv.nl. In samenwerking met het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid is er tevens een promotieonderzoek uitgevoerd naar het menselijk gedrag bij brand. Uit dit onderzoek komt wederom naar voren dat sommige aannames in het huidige brandveiligheidsbeleid niet in overeenstemming zijn met het menselijk gedrag bij werkelijke (brand)evacuaties. Het is dan ook van essentieel belang om inzicht te hebben in de psychonomie van de mens om zodoende brandveiligheidsmaatregelen goed af te stemmen op het werkelijk gedrag. Binnen de geestelijke gezondheidszorg is er ten slotte ook nog sprake van factoren die de zelfredzaamheid van cliënten belemmeren. WAR-SYSTEMATIEK De bestuursadviseur kwaliteit van GGZ Rivierduinen heeft, naar aanleiding van de brand in maart 2011, de WAR-systematiek ontwikkeld. WAR staat voor Waarschuwen, Assisteren, Redden. In het rapport, welke opgesteld is door de onderzoeksraad voor veiligheid (OVV) en het instituut voor veiligheids- en crisismanagement (COT), staat duidelijk aangegeven dat het voldoen aan wet- en regelgeving niet meer voldoende is. Instellingen moeten hun brandveiligheidsmaatregelen afstemmen op de mate van zelfredzaamheid van de cliënten. Het voldoen aan wet- en regelgeving is in deze onvoldoende. Men moet de onderlinge samenhang tussen mate van zelfredzaamheid en wet- en regelgeving zien. In het kader van brandveiligheid moet een instelling dan ook risicogestuurd werken en niet alleen regelgestuurd. De WAR-systematiek is een gebruikersvriendelijk classificatiemiddel om de zelfredzaamheid van cliënten in kaart te brengen. Middels een stroomschema, welke verderop nog wordt besproken, kun je binnen enkele seconden een inschatting maken of een cliënt bij een ontruiming gewaarschuwd moet worden dat er ontruimd moet worden, geassisteerd moet worden bij een ontruiming of gered moet worden bij een ontruiming. Bij de ontwikkeling van de systematiek is er bewust gekozen voor een model met maar 3 uitkomsten om zodoende zo min mogelijk onduidelijkheid te creëren. WAARSCHUWEN De categorie waarschuwen is de lichtste categorie wanneer het gaat om de WARsystematiek. Wanneer de cliënt is ingedeeld in deze categorie dan gaat men er vanuit dat de cliënt zichzelf in veiligheid kan brengen wanneer hij/zij op een visuele dan wel akoestische wijze op de hoogte wordt gebracht van een ontruiming. Hij/zij kan zich zelfstandig naar een volgend brandcompartiment begeven, dan wel naar een vooraf afgesproken verzamelplaats. ASSISTEREN De categorie assisteren is de middelste categorie wanneer het gaat om de WAR-systematiek. Wanneer de cliënt is ingedeeld in deze categorie
dan gaat men er vanuit dat de cliënt niet in staat is om zichzelf, zonder hulp van bedrijfshulpverleners, in veiligheid te brengen wanneer hij/zij op een visuele dan wel akoestische wijze op de hoogte wordt gebracht van een ontruiming. Met behulp van een bedrijfshulpverlener zal de cliënt naar het volgende brandcompartiment begeleid worden, dan wel naar een vooraf afgesproken verzamelplaats. REDDEN De categorie redden is de zwaarste categorie wanneer het gaat om de WAR-systematiek. Wanneer de cliënt is ingedeeld in deze categorie dan gaat men er vanuit dat de cliënt niet in staat is om zichzelf, zonder hulp van bedrijfshulpverleners, in veiligheid te brengen wanneer hij/ zij op een visuele dan wel akoestische wijze op de hoogte wordt gebracht van een ontruiming. Ook de hulp van één bedrijfshulpverlener is onvoldoende. De cliënt wordt door minimaal 2 bedrijfshulpverleners, fysiek naar het volgende brandcompartiment gebracht, dan wel naar een vooraf afgesproken verzamelplaats. ‘CLASSIFICEREN’ VAN ZELFREDZAAMHEID Middels een stroomschema classificeer je de cliënten in een van de drie categorieën. Je moet hierbij rekening houden met de wijze waarop de onveilige zone moet worden verlaten (bijvoorbeeld afstand, gebruik van trap). Wanneer er sprake is van een sterk wisselende zelfredzaamheid dan kies je altijd voor de hoogste categorie. Het gaat daarbij om een (subjectieve) inschatting. De classificatie beoogt uitsluitend een extra hulpmiddel te zijn. Zo kan bij een ontruiming, binnen de grenzen van de mogelijkheden, de inzet van de bedrijfshulpverlening zo optimaal mogelijk verlopen.
Is er bij de cliënt sprake van: - een lichamelijke/fysieke beperkingen (bijvoorbeeld: bed gebondenheid, rolstoelgebruik met assistentie, blindheid, doofheid) en/of; - een verstandelijke beperkingen (bijvoorbeeld: onvoldoende begrip van ernst situatie) en/of; - een psychische beperkingen (bijvoorbeeld: derealisatie, psychose). Als het antwoord op deze vraag JA is dan wordt de cliënt gecategoriseerd in de groep ‘redden’. Er is dan hulp noodzakelijk en deze hulp is intensief gedurende de ontruiming. Gedurende de ontruiming is er volledige inzet nodig van twee BHV/personeelsleden.
Gedurende de ontruiming zal de assistentie niet meer vergen dan de volledige inzet van één BHV/personeelslid. Wanneer er op voorhand geen lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen gesignaleerd worden die hulp bij ontruiming noodzakelijk maken, dan worden alle vragen met NEE beantwoord. De cliënt wordt dan gecategoriseerd in de groep ‘waarschuwen’. De cliënt zal dan vermoedelijk in staat zijn om zichzelf in veiligheid te brengen gedurende een ontruiming. De cliënt wordt in staat geacht om algemene (collectieve) aanwijzingen op te volgen. Ondanks alle zorgvuldige afwegingen, zoals hierboven beschreven staan, garandeert de WAR-systematiek niet een vlekkeloze ontruiming. Het menselijk gedrag bij brand is van dermate groot belang en is niet op eenvoudige wijze meetbaar te maken. Ook eerdere ervaringen met betrekking tot brand en ontruimingen kunnen van invloed zijn op de categorisering. WAR-SYSTEMATIEK IN DE PRAKTIJK GGZ Rijnstreek is in augustus 2011 benaderd met de vraag of zij de theorie naar de praktijk wilden vertalen. Naast mensen die de theorie kunnen vertalen naar de praktijk heb je ook gangmakers nodig die de bewustwording aangaande zelfredzaamheid vergroten. De sleutel tot succes is voor GGZ Rivierduinen de bewustwording. Zonder het vergroten van de bewustwording zal de implementatie dan ook niet slagen omdat het dan alleen gezien zal worden als weer een extra formulier/taak. Het is bij de invoering van de WAR van belang dat je duidelijk kunt zien in welke categorie een cliënt is ingedeeld. GGZ Rivierduinen heeft gemeend dat dit middels een plattegrond het meeste duidelijkheid biedt. GGZ Rijnstreek heeft de WAR-systematiek toegevoegd aan de tot dan toe bestaande werklijst en plattegrond. De vertaling van werklijst naar plattegrond, in Excel, gaat geheel automatisch waardoor het voor de verpleegkundigen geen extra taak is om een plattegrond (Zie figuur 1) te genereren met daarop overzichtelijk welke cliënt ingedeeld is in de categorieën waarschuwen, assisteren of redden. Deze plattegrond hangt onder andere naast de brandmeldcentrale in de verpleegpost.
Wordt de cliënt enigszins gehinderd door: - een lichamelijke beperkingen (bijvoorbeeld: slecht ter been, rolstoelgebruik zonder assistentie, slechthorend, matig ziende) en/of; - een verstandelijke beperkingen (bijvoorbeeld: traag van begrip) en/of; - een psychisch beperkingen (bijvoorbeeld: vertraagd/geïnactiveerd, permanent angstig). Als het antwoord op deze vraag JA is dan wordt de cliënt gecategoriseerd in de groep ‘Assisteren’. Bij hen is assistentie in de vorm van individuele begeleiding nodig bij de ontruiming. 17
Als een cliënt gewaarschuwd moet worden dan is de kamer groen van kleur. Als een cliënt geassisteerd moet worden dan is de kamer oranje van kleur. Als een cliënt gered moet worden dan is de kamer rood van kleur. Tijdens diverse formele en informele overleggen is er vervolgens gesproken over zelfredzaamheid in relatie tot de WAR-systematiek. Ook wordt er tijdens de BHV (herhalings)training aandacht geschonken aan zelfredzaamheid en de WAR-systematiek. De gespreksonderwerpen zijn dan: - Wat betekent het voor je BHV organisatie als je veel cliënten zou moeten redden; - Hoe kun je de cliënten over de afdeling verdelen zodat de te redden cliënten niet aan een kant van de afdeling liggen c.q. in één compartiment; - Hoe is de indeling van het gebouw en waar zijn de nooduitgangen? Door op bovenstaande wijze te kijken naar de afdeling en je BHV-organisatie kun je de veiligheid van de cliënten vergroten. De WARsystematiek is dan ook een prima hulp/preventie instrument om de brug te slaan tussen zelfredzaamheid van cliënten en de bestaande wet- en regelgeving aangaande brandveiligheid. GGZ Rivierduinen heeft inmiddels de WARsystematiek volledig omarmd. De doelstelling is om voor het eind van 2013 alle klinische afdelingen te laten werken met een uniforme werklijst en plattegrond. De Rivierduinen brede uitrol wordt verzorgd door de verpleegkundigen die bij GGZ Rijnstreek de pilotfase hebben vormgegeven. Zij gaan bij de diverse locaties langs en bouwen het systeem waarbij rekening wordt gehouden met de wensen van de gebruiker. Hiervoor hebben zij allereerst een verkennend gesprek met ploegleiders, management en vertegenwoordigers van de afdeling om deze wensen in kaart te brengen. De lay-out van de werklijst en de plattegrond staan vast zodat de eenvoud en uniformiteit gewaarborgd blijven. Na het bouwen van het systeem wordt er een afspraak gemaakt om de producten af te leveren. De ‘aflevering’ bestaat uit een korte presentatie waaruit duidelijk wordt wat het preventieve karakter van het systeem is en heeft als doel om de bewustwording aangaande zelfredzaamheid te vergroten. Hierna moeten de ‘gangmakers’ van de desbetreffende afdeling aan de slag om de collega’s te instrueren en bewust te maken van zelfredzaamheid. WANNEER MAAK JE GEBRUIK VAN DE WAR Binnen de GGZ is er een grote diversiteit wanneer je het hebt over afdelingen en hun zorgaanbod. Je hebt crisisafdelingen, woonafdelingen, wooneenheden, woonzorgwijken, beschermde woonvormen etcetera. De WAR-systematiek is met name ontwikkeld voor afdelingen waar 24/7 cliënten zijn. Tevens zijn er op deze afdelingen hulpverleners aanwezig dan wel in de nabijheid. Dit zijn over het algemeen de afdelingen waar ook een brandmeldcentrale hangt. 18
ROL VAN DE ZORGADMINISTRATIE De WAR-systematiek wordt binnen GGZ Rivierduinen gebruikt door afdeling welke een klinisch karakter hebben. Het classificeren gebeurt in samenspraak met artsen en verpleegkundigen. Toch kan de zorgadministratie een rol van betekenis spelen. Bij enkele afdelingen van GGZ Rivierduinen worden de werklijsten en bijbehorende plattegronden bijgewerkt door een medewerker van de zorgadministratie. Deze medewerkers hebben veelal een overall beeld van de opgenomen cliënten en kunnen zodoende accuraat de wijzigingen doorvoeren. SAMENVATTING Het in kaart brengen van zelfredzaamheid bij brand is anno 2013 evenzo belangrijk als het voldoen aan wet- en regelgeving. Alleen voldoen aan wet- en regelgeving is niet meer voldoende. Je moet als instelling niet regelgestuurd werken maar risicogestuurd. Binnen instellingen is de zelfredzaamheid van cliënten onderbelicht gebleven. De komst van de WAR-systematiek brengt hier verandering in. Middels de WARsystematiek kun je immers op eenvoudige wijze deze zelfredzaamheid van cliënten in kaart brengen. De WAR-systematiek is een eenvoudig classificatiemiddel waarmee een inschatting gemaakt kan worden of een cliënt een gewaarschuwd, geassisteerd of gered moet worden wanneer er sprake is van een ontruiming. Het vergroten van de bewustwording aangaande zelfredzaamheid moet onderdeel zijn van het implementatieproces. De bedrijfshulpverleners moeten zich bewust zijn van de gevaren van brand en de zelfredzaamheid van cliënten. Door het vergroten van de bewustwording zal de veiligheid van cliënten, aangaande zelfredzaamheid, toenemen. Om dit te bewerkstelligen heb je ‘gangmakers’ nodig en mensen die de theorie vertalen naar de praktijk waarbij eenvoud en uniformiteit de sleutelbegrippen moeten zijn. Het is moeilijk te definiëren hoe zelfredzaam een cliënt is bij brand. Er zijn diverse studies geweest naar zelfredzaamheid en menselijk gedrag bij brand. De uitkomsten zijn soms verbazingwekkend en laten je anders kijken naar zelfredzaamheid. BIBLIOGRAFIE
- VROM-inspectie, Rapport Brandveiligheid van zorginstellingen. Publicatienummer: VI-2011-129. 9 december 2011 - Kobes, M. Understanding Human Behavior in Fire. 2010 - NIFV, Zelfredzaamheid bij brand - tien mythen ontkracht. Publicatienummer: ISBN 978-90-5643348-2. Voorjaar 2008 - COT, Brand bij Rivierduinen – evaluatie van de gebeurtenissen en aanpak. 6 juli 2011
WEBSITES
- http://www.veiligezorgiederszorg.nl/speerpuntbrandveiligheid/handreiking-brandveiligheid-deflos.pdf
Onder het motto ‘Beter binnen bereik’ biedt Rivierduinen geestelijke gezondheidszorg aan de inwoners van het noorden en midden van Zuid-Holland. Onze zorg helpt mensen beter te worden of zich beter te voelen. We hebben zes regionale centra en een centrum voor de zorg aan kinderen en jeugd, vijf specialistische centra die veelal landelijk werkzaam zijn, en een Servicebedrijf. Met ongeveer 2.700 medewerkers en een jaaromzet van 185 miljoen euro, behoort Rivierduinen tot de grootste GGZ-instellingen van Nederland. Toch weet zij door een sterk decentrale structuur kleinschalige, en daardoor voor cliënten, hun familie en verwijzers bereikbare en herkenbare zorg te leveren. De afdeling Zorgadministratie maakt deel uit van het cluster Informatiemanagement van het Servicebedrijf. Het Servicebedrijf ondersteunt de centra van Rivierduinen met diverse producten en diensten op het gebied van facilitaire, administratieve en behandelondersteunende dienstverlening. Klantgericht en kostenbewust samenwerken is onze missie. Daarbij zijn wij op zoek naar de balans tussen klantwensen en efficiënt werken. Werken bij de Servicebedrijf is dynamisch, dus boeiend. De Zorgadministratie is verantwoordelijk voor een adequate registratie van cliënt- en productiegegevens. Hiertoe worden cliëntinformatiesystemen beheerd en wordt de wet- en regelgeving ten aanzien van zorgadministratie gevolgd.
Functioneel beheerder/Testcoördinator Het Servicebedrijf zoekt een proactieve, communicatief vaardige functioneel beheerder/testcoördinator Werkzaamheden Voor de diverse applicaties, waarvan Psygis Quarant de belangrijkste is, zijn we op zoek naar een testcoördinator / functioneel beheerder. Het doel van de functie is, namens de eindgebruikers de continuïteit van de patiëntenregistratie te borgen en een belangrijke bijdrage te leveren aan vernieuwing van de informatievoorziening met betrekking tot de patiëntgegevens. Als testcoördinator bewaak jij de testtrajecten binnen onze afdeling. In de door deze afdeling opgestelde testplannen wordt de norm voor het gehele testtraject bepaalt. Als testcoördinator ben je ervoor verantwoordelijk dat het testtraject volgens het opgestelde testplan verloopt. Jouw verantwoordelijkheden bestaan uit het maken van risicoanalyses en testplannen in samenwerking met de functioneel beheerders. Het laten uitvoeren en begeleiden van het testtraject conform plan. Rapporteren over de voortgang van het testtraject. Verbetervoorstellen doen m.b.t. het testbeleid en het testproces; Uitdragen van het testbeleid. Als functioneel beheerder kun je worden ingezet op alle zorg gerelateerde applicaties. Je zult een belangrijke rol vervullen bij de invoering van nieuwe releases. Je bent verantwoordelijk voor het (laten) oplossen van incidenten. Waar nodig verleen je gebruikersondersteuning. Je onderhoudt de functionele documentatie van de applicaties waarvoor je verantwoordelijk bent. Je geeft opleidingen, trainingen en instructies aan (toekomstige) gebruikers van de applicaties. Je bent het aanspreekpunt voor de gebruikersorganisatie bij vragen over of problemen met de applicaties. Voor de realisatie van veranderingen ga je meedenken en meewerken in projecten. Daarin moet je namens en met de gebruikers een adviserende rol vervullen bij het verwoorden van de eisen en wensen. Je levert een belangrijke bijdrage in de vertaling van de gebruikerswensen naar de systeemeisen die opgeleverd moeten worden naar de externe leveranciers. Verder ben je verantwoordelijk voor het correct uitvoeren van acceptatietesten van de producten die door softwareleveranciers worden opgeleverd. Profiel en ervaring Wij zoeken een communicatief vaardige collega voor wie samenwerken een vanzelfsprekende zaak is. Een proactieve houding is hierbij essentieel. We zoeken iemand op niveau HBO+. Iemand met een open mind, bereid om te leren, maar ook om meters te maken. We zoeken een leuke collega, die sociaal en politiek gevoelig is. Je bent geen automatiseerder, maar je hebt wel affiniteit met dat vakgebied. Je voelt je thuis op de werkvloer van onze instelling en beweegt je makkelijk binnen verschillende afdelingen. Daarnaast zijn BiSL en kennis van zorgadministratie en registratie binnen de GGZ een pre. Affiniteit met de Zorgsector is een must. Wat kun jij van ons verwachten? We heten je graag welkom in ons team van circa 20 personen. We zijn onderdeel van het cluster Informatiemanagement van het Servicebedrijf. We willen de beste zorg aan cliënten geven. Daarom zoeken wij naar betrokken medewerkers die met kennis van zaken oplossingsgericht willen werken. Dat begint bij onze medewerkers, met het bieden van een professionele werkomgeving, opleidingen binnen Rivierduinen en gevarieerd werk. In de omgang met elkaar hechten we aan openheid, respect en deskundigheid. Salariëring en arbeidsvoorwaarden zijn volgens de CAO GGZ. Ook kun je rekenen op aantrekkelijke extra’s zoals collectieve verzekeringen en een meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden. Je krijgt een dienstverband voor de duur van 1 jaar van 36 uur per week met conform de CAO GGZ een maximaal maandsalaris van € 2955 bruto. Heb je vragen? Matthieu Dekker, manager Zorgadministratie, telefoonnummer 071-8906610 staat je met plezier te woord. Maar je kunt ook direct solliciteren:
[email protected]
19
Zorgadministratie en Informatie
102
Zorgadministratie en Informatie
jaargang 27
december 2 0 0 0
100
Zorgadministratie en Informatie
jaargang 26
juli 2 0 0 0
■ Diabeteszorg en epd ■ Verpleegkundige gegevens en dbc’s
epd
■ Kwaliteitsbeleid GGZ ■ Business intelligence
SPECIAL
■ Careview ■ EPD en privacy-
■ Schatgraven in
Neurale routeplanner
bescherming
databases
120
■ Datawarehousing
jaargang 31
■ Datamining
juni 2005 ■ Business intelligence
1973 NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR MEDISCHE ADMINISTRATIE
een kwartaaluitgave van de Vereniging voor Zorgadministratie en Informatie
■ Internet en zorgadministratie
■ IT-trends en e-health
Blinde vlekken Oogafwijkingen bij diabetes mellitus
NTMA omsla
Z e
40 JAAR
• Klinisch pad als sturend proces • Zorg voor de regie
• Het verpleegkundig deel EPD
continuity of care-2
100
Zorgadministratie en Informatie
jaargang 26
juli 2 0 0 0
■ Schatgraven in databases
■ Datawarehousing ■ Datamining ■ Business intelligence ■ Internet en zorgadministratie
■ IT-trends en e-health
Blinde vlekken Oogafwijkingen bij diabetes mellitus
jaargang 26
juli 2 0 0 0
102
Zorgadministratie en Informatie
■ Schatgraven in databases
■ Datawarehousing
Z e
Tijdschr
NTMA
100
Zorgadministratie en Informatie
NTMAomslag2
H E A LT H I N F O R M AT I O N D E V E L O P M E N T S I N T H E N E T H E R L A N D S
■ Datamining
jaargang 27
december 2 0 0 0
■ Business intelligence ■ Internet en zorgadministratie
■ IT-trends en e-health
Blinde vlekken Oogafwijkingen bij diabetes mellitus
TijdschrifT voor ZorgadminisTraTie en informaTie ■ Diabeteszorg en epd ■ Verpleegkundige gegevens en dbc’s
■ Kwaliteitsbeleid GGZ ■ Business intelligence
■ EPD en privacy-
Neurale routeplanner
bescherming
20
jan 2012 een kwartaaluitgave van de vereniging voor Zorgadministratie en informatie
TijdschrifT voor ZorgadminisTraTie en informaTie
142
jaargang 37
NTMA TIJDSCHRIFT VOOR ZORGADMINISTRATIE EN INFORMATIE 2013
145
jaargang 38
■ Careview
jan 2011 een kwartaaluitgave van de vereniging voor Zorgadministratie en informatie
een wankele basis of een stevig fundament? tJongeRsCHans ‘infoRmatieveilig’
Patiënt beHeeRt eigen gegevens
HsmR geen doel maaR tool!
dE praktijk ondEr dE loEp: zorg voor En na dE ict E-SpoEd, informatiE ovErdracht in dE acutE zorg
EEnmaligE vaStlEggingvoor mEErmalig gEBruik. dE dhd diagnoSEthESauruS
aBc van informatiEBEvEiliging, awarEnESS, BalancE, commitmEnt
Zorgadministratie en Informatie
Zorgadministratie en Informatie
Z o rg krijgt innovat i e s t i m u l a n s
Elektronisch verpleegkundig dossier
104 jaargang 27
Zorgadministratie en Informatie
Zorgadministratie en Informatie
117
juni 2001 een kwartaaluitgave van de Nederlandse Vereniging voor Medische Administratie
jaargang 31
oktober 2004
Informatiebeveiliging of bureaucratie
Special epd symposium
een kwartaaluitgave van de Vereniging voor Zorgadministratie en Informatie
122
jaargang 32
december 2005 een kwartaaluitgave van de Vereniging voor Zorgadministratie en Informatie
108 jaargang 28 juni 2002 een kwartaaluitgave van de Vereniging voor Zorgadministratie en Informatie
ag 2007-131.qxd:NTMA omslag
21-03-2008
12:46
Pagina 1
• Internet in de gezondheidszorg • Teledermatologie • Elektronisch voorschrijfsysteem • Recht en epd in de ggz • Het VISY verpleegplan
registratie en presentatie in de toekomst
Zorgadministratie en Informatie
• DBC’s brengen creativiteit terug in de zorg
DBC’s kunnen meer dan je denkt
• DBC het kan met minder • BSN en UZI als nieuwe thema’s in de zorg
•I m p l e m e n t atie van het EMD •Ook flink de P in uw politiek •DBC's en de toekomst van
NTMAomslag2008-134:NTMA omslag 18/12/08 21:33 Page 1
• Mobiel epd
t ra n s m u rale zo rg
• E-health • Telemedicine • Biometrie
e
D
De basisregistratie op orde, DBC verbeterplan
ro
o vo oe rz
jaargang 34
k
september 2007 een kwartaaluitgave van de Vereniging voor Zorgadministratie en Informatie
een kwartaaluitgave van de Vereniging voor Zorgadministratie en Informatie
ie
ce en llig rg te zo In de s es in in n us ere l B nt vo e es m cc ple Su im
129
e nd
maart 2008
IN
Succesvolle optimalisatie zorgprocessen met ICT
N BS
jaargang 34
Zorgadministratie en Informatie
IAL! SPECNESS ENCE BUTESI LLIG
et H
at is an rg 1) so el id de he ? ( nd it zo eru ge at e nt t d lle ie ce e z ex ho
131
Zorgadministratie en Informatie
Zorgadministratie en Informatie
40 jarig jubileum NVMA een rijk verleden klaar voor de toekomst
IT noodzakelijk maar niet voldoende
134
jaargang 35 december 2008 een kwartaaluitgave van de Vereniging voor Zorgadministratie en Informatie
Twee werelden gaan elkaar vinden • Voortzetting LMR en LAZR definitief na besluit NVZ en NFU • Meer concurrentie en meer samenwerking gaan hand in hand • Mijn rechterknie
Het individuele zorgdossier als bouwpakket • Kiezen voor kwaliteit. Waarom bent u nog niet geregistreerd? • Een rol voor de patiënt in het EPD? • Klinisch gecodeerde gegevens
van23/03/09 goede00:24 kwaliteit. 2009-135-v2:NTMA omslag Pagina 1
113
Business Intelligence onmisbaar gereedschap voor manager en medicus
jaargang 30
Zorgadministratie en Informatie
september 2003 jubileum special
rift voor
een kwartaaluitgave van de Vereniging voor Zorgadministratie en Informatie
• Sturen op patiëntenstromen • Van Business Intelligence naar performance management in de Zorg • Overheveling GGZ, weerbarstig in de praktijk
NTMAomslag2009-136:NTMA omslag 14/05/09 12:47 Pagina 1
Zorgadministratie en Informatie
Tijdschrift voor
n
pe
O
Op zoek naar best practices voor scanning
en llig te ? in lue s es va sin igh bu , h ce st ur co w lo
so
DL! PIA E SPEC
135
jaargang 35
:
H
ce
maart 2009
. nt tië r pa de de aan en st r en ie ss uit do e b en v nt tie tië rela pa n ch ee nis an ro g v kt zin ele ba et er V
een kwartaaluitgave van de Vereniging voor Zorgadministratie en Informatie
Zorgaanbieders verliezen geld op zorgproductie awbz
De cardiostick. Een mobiel grensoverschrijdend patiëntendossier. Omdat het hart nodig is…
136
jaargang 35 juni 2009 een kwartaaluitgave van de Vereniging voor Zorgadministratie en Informatie
• De behandeling van hoge bloeddruk en cognitieve functies bij de ziekte van alzheimer • Langdurig herstel zorgadministratie en informatie drie jaar na katrina
sP
d aL ePeci
TijdschrifT voor ZorgadminisTraTie en informaTie
TijdschrifT voor ZorgadminisTraTie en informaTie
OpenEHR een goed beheerd dossier
• Elektronisch Kinddossier Jeugdgezondheidszorg • Samenwerking Centric en Maasstad ziekenhuis patiëntenvolgsysteem
148
juni 2010
jaargang 39
140
jaargang 36
NTMA omslag 2007-130.qxd:NTMA omslag
dec 2012
10-12-2007
03:39
Page 1
Zorgadministratie en Informatie
een kwartaaluitgave van de vereniging voor Zorgadministratie en informatie
een kwartaaluitgave van de vereniging voor Zorgadministratie en informatie
,h
08
20
Impact van zorgzwaartebekostiging voor zorgaanbieders
130
ij)
(b te
jaargang 34
n
le ho
sc
epd ontwikkelingen van ict techniek naar nationale en europeSe infoStructuur
om
nog altijd op zoek naar een wettig epd
de interne controle van de toekomst
ar
Structurele integriteit van patiëntkritiSche ict SyStemen
Het vertrouwen van de zorgconsument moet weer toenemen
ja
langdurige zorg en zorg voor ouderen
et
SubSidie inStrumenten externe financiering voor innovatieS in de
Bestralen, afwacHten of opereren?
december 2007 een kwartaaluitgave van de Vereniging voor Zorgadministratie en Informatie
Het pad van de patiënt
Connectivity, privacy en aansprakelijkheid • Zorgadministratie : de klanten en producten • Vele EPD’s hebben kans van slagen • Zijn EPD’s afdoende gevalideerd
21
DOOR Y. VAN VUGT, AFSTUDEERONDERZOEK, UNIVERSITEIT VAN WAGENINGEN. N. VAN VEMDE (FOTO), CONSULTANT KWALITEIT & VEILIGHEID IN DE ZORG, Q-CONSULT
ROM OPTIMAAL RESULTAAT
OF MOEIZAAM MEETINSTRUMENT?
ONDERZOEK NAAR DE
INTRODUCTIE EN DE
TOEPASSING VAN ROM
BINNEN DE GGZ Het onderzoek bestond uit een literatuurstudie en interviews met projectleiders en behandelaren bij zes willekeurige GGZ-instellingen (De Bascule, De Viersprong, Dimence, GGZ Oost-Brabant, Pro Persona en Tactus) en met een beleidsadviseur ROM bij GGZ Nederland. Op deze manier hebben we een kwalitatieve inventarisatie gedaan van de succes- en belem22
merende factoren die een rol spelen in het implementatieproces. ROM STAAT NOG LOS VAN DE REGULIERE BEHANDELPRAKTIJK GGZ-instellingen hebben verschillende maatregelen getroffen om de implementatie van ROM te bevorderen. Ook overkoepelende
organisaties en beroepsverenigingen zijn ermee bezig. Tijdens de interviews werd duidelijk dat de toepassing van ROM moeilijk blijft. ROM staat namelijk nog los van de reguliere behandelpraktijk. In 2012 moesten instellingen voor 30% van alle patiënten begin- en eindmetingen aanleveren aan de SBG (Stichting Benchmark GGZ).
ie R init
De f
DE DRUK OM INZICHT TE GEVEN IN DE BEHANDELRESULTATEN DOOR MIDDEL VAN ROM (ROUTINE OUTCOME MONITORING) NEEMT TOE IN DE GGZ. Q-CONSULT HEEFT BEGIN 2013 BIJ VERSCHILLENDE GGZ-INSTELLINGEN ONDERZOEK GEDAAN NAAR DE KRITIEKE SUCCESFACTOREN EN RANDVOORWAARDEN BIJ DE IMPLEMENTATIE VAN ROM. RESULTAAT: ROM IS NOG NIET GEÏNTEGREERD IN HET STANDAARD BEHANDELPROCES. WAT ZIJN SUCCES- EN BELEMMERENDE FACTOREN RONDOM ROM? EN WAT HEBBEN INSTELLINGEN NODIG OM ROM TE INTEGREREN IN HET GEHELE BEHANDELPROCES?
OM
“ROM is een methode om de geleverde zorg inzichtelijk te maken, te evalueren en te verbeteren. Een ROM-methode bestaat uit een meetinstrument, afspraken over de wijze en mate van af te nemen metingen bij patiëntengroepen en een meetuitkomst. In de praktijk wordt ROM toegepast door één of enkele vragenlijsten, die ten minste aan het begin en aan het einde van een behandeling wordt afgenomen.” (Stuurgroep ROM GGZ, 2010)
Dit percentage is niet gehaald¹. Ook lijkt het erop dat de doelstelling voor 2013 niet gehaald wordt. Maar de boodschap van zorgverzekeraars is heel duidelijk: er volgen financiële consequenties als er onvoldoende gegevens aan de SBG worden aangeleverd. Bij de GGZ-instellingen ontstaat hierdoor de neiging om de ROM-lijsten alleen in te vullen omdat het financieel verplicht 23
is en niet omdat zij ROM zien ter ondersteuning van de behandeling. De ROM-lijsten worden dan ook maar zelden door de behandelaar besproken met de patiënt. Het verbeteren van de behandelresultaten van cliënten door middel van ROM, wordt op die manier niet gerealiseerd. En dat was toch het doel van ROM? Hoe kunnen we er dan toch voor zorgen dat ROM een optimaal en kwalitatief hoog resultaat oplevert en niet alleen een moeizaam meetinstrument is? SUCCESFACTOREN IMPLEMENTATIE ROM Duidelijk succesvol bij de ROM-implementatie is het gebruik van een goed logistiek systeem. Zo helpt een online applicatie bij de koppeling aan het EPD. En ook bij het automatisch en routinematig benaderen van respondenten om online vragenlijsten in te vullen. Door ROM standaard in te plannen in de agenda’s van de behandelaren, krijgen zij ruimte om ROM ook daadwerkelijk toe te passen. Bovendien werkt het als herinnering. Door patiënten te vragen een kwartier voor aanvang van een behandelgesprek aanwezig te zijn, kunnen ze op locatie de lijst invullen en zo kunnen instellingen de medewerking van patiënten bevorderen. Daarnaast maakt een duidelijk geprotocolleerde behandeling het gebruik van ROM eenvoudiger. Hoe meer geprotocolleerd een behandeling is, hoe gemakkelijker ROM in het behandelproces is toe te passen. Verder helpt het standaard bespreken van de ROM-lijsten in het MDO om behandelaren te motiveren. Duidelijke afspraken zijn hierbij nodig. Zo kan de organisatie bijvoorbeeld afspreken om patiënten zonder ingevulde ROM-lijst niet in het MDO te bespreken. Om meer druk te geven kun je als organisatie ook besluiten om patiënten zonder begin-ROM geen behandeling te geven. De vraag is alleen in hoeverre het acceptabel en rechtvaardig is om een patiënt niet te behandelen wanneer dat wel nodig is. BELEMMERENDE FACTOREN IMPLEMENTATIE ROM In veel instellingen ligt de nadruk op de financiële consequenties wanneer ROM onvoldoende wordt toegepast. Bovendien vindt de communicatie vooral top-down plaats. Er is weinig overleg met en inspraak vanuit de behandelaren. Hierdoor wordt ROM een door de top van het bedrijf opgelegde methodiek ‘omdat het moet’. Hierdoor is het eigenlijk al gedoemd te mislukken. Veel behandelaren hebben inmiddels wel
Tabel 1 Bevorderende en belemmerende factoren bij implementatie ROM
24
de kennis over en het inzicht in ROM, maar het ontbreekt hen aan de bereidheid om te veranderen. Dit is vooral zichtbaar omdat de behandelaren geen routine hebben in het toepassen van ROM. Een gebrek aan intrinsieke motivatie en urgentiebesef van zowel behandelaren, maar ook van de teamleiders, werkt hierbij belemmerend. Behandelaren geven aan dat het invullen van de ROM-lijsten veel tijd kost en dat het er simpelweg bij inschiet. De resultaten worden bovendien maar zelden met de patiënt besproken. Pas wanneer ROM standaard in het behandelplan wordt opgenomen, zal ROM onderdeel worden van de routine en daadwerkelijk waarde kunnen toevoegen. Verder ontbreekt het vaak aan medewerking van patiënten doordat ze het nut van de vragenlijst niet snappen en er daardoor geen prioriteit aan geven. Het is daarom belangrijk om patiënten tijdig te informeren. Veel ingevulde lijsten blijken buiten de gestelde eisen van de SBG te vallen, waardoor deze niet meetellen. In veel GGZ-instellingen zagen we dat de ROM-metingen plaatsvinden op behandelniveau, terwijl de SBG meet op DBC-niveau. Dat de SBG op DBC-niveau meet is lastig, omdat instellingen tegelijkertijd ook willen dat behandelaren hun behandeling afstemmen op het resultaat van de ROM-metingen. Een aantal GGZ-instellingen kiest daarom het perspectief ‘wij gaan meten omdat wij de kwaliteit van zorg inzichtelijk willen maken en níet omdat wij cijfers moeten aanleveren. Wij meten op de manier die bij ons past’. Feit is wel dat ook deze instellingen lagere ROM-cijfers hebben dan in werkelijkheid door de meting op DBC-niveau. In tabel 1 worden de belangrijkste bevorderende en belemmerende factoren samengevat. RANDVOORWAARDEN VOOR BORGEN ROM Hoe kunnen instellingen er nu voor zorgen dat ROM wel succesvol en structureel wordt geïmplementeerd? Een eerste randvoorwaarde om te zorgen dat het gebruik van ROM een routinematige handeling wordt, is ROM integreren in het standaard behandelplan. Er moet voldoende tijd en ruimte zijn om het proces zo min mogelijk belastend te maken. Want als de organisatie er geen tijd en ruimte voor maakt, waarom zou een behandelaar dit dan wel doen? Een enthousiaste projectleider met voldoende
expertise is ook een essentiële randvoorwaarde. Dat wil zeggen iemand met inhoudelijke kennis over de ROM-lijsten en SBG-eisen, maar ook met kennis over verandermanagement en implementatiestrategieën. De projectleider moet in staat zijn om draagvlak te creëren en een cultuurshift te realiseren. Hij of zij moet consequent zijn en druk kunnen zetten. De prioriteit moet bij ROM komen te liggen en hiervoor zijn heldere afspraken rondom communicatie, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden noodzakelijk. Doel is om voortdurend een dialoog tussen management en werkvloer te creëren. Korte lijntjes van het management, de projectleider en de teamleider naar de behandelaar en van de behandelaar via dezelfde route weer terug naar het management. Daarnaast is het van belang dat de teamleider een duidelijke en afgebakende rol in het ROM-proces heeft. Maak in deze rol helder welke verantwoordelijkheid de teamleider heeft; is de teamleider de regisseur voor ROM in zijn/haar team, faciliteert de teamleider de randvoorwaarden voor ROM, is de teamleider eindverantwoordelijk over het percentage ROM en spreekt de teamleider de behandelaren aan op gebruik van ROM in behandelproces? De meerwaarde van ROM voor de patiënt moet benadrukt worden en een goede terugkoppeling naar patiënten is hierbij belangrijk. Vanuit behandelaren is het essentieel dat zij de metingen consequent herhalen en terugkoppelen naar de patiënt. Dan komt het de kwaliteit van de behandeling en het behandelproces ook daadwerkelijk ten goede. De patiënten moeten goed geïnformeerd worden, zodat ook zij op de hoogte zijn van de gang van zaken. Informeren vóór aanvang van de behandeling is daarvoor belangrijk, maar ook het terugkoppelen van de resultaten na afloop. Dit motiveert de patiënt, maar ook de behandelaar om er actief mee aan de slag te gaan. Daarnaast wordt het gebruik van ROM zinvoller door vragenlijsten te gebruiken die zijn afgestemd op de behandelpraktijk. Wanneer meer aandacht gegeven wordt aan het gebruik van ROM in de behandeling, zullen de cijfers voor de SBG op den duur hoger uitvallen, dan wanneer instellingen zich puur en alleen richten op de financiële consequenties.
Wat betreft het gebruik van ROM als feedbackinstrument, is een goed logistiek systeem met goede ICT-ondersteuning een randvoorwaarde. Een snelle en heldere visuele presentatie van ROM-uitkomsten en een beperking van de hoeveelheid gegevens is hierin onmisbaar. 12 PRAKTISCHE TIPS VOOR BORGING ROM Op basis van de interviews heeft Q-Consult twaalf praktische adviezen opgesteld om de implementatie van ROM te bevorderen (zie tabel 2).
Tabel 2 Praktische tips om ROM-implementatie te bevorderen
CONCLUSIE: ROM NIET OMDAT HET MOET, MAAR VANUIT EEN VISIE Wat opvallend is uit de interviews, is dat het belang van het meetinstrument door GGZinstellingen verschillend wordt ingevuld. Dit komt grotendeels door de cultuur van de organisatie. Een introductie van een meetinstrument als ROM gaat nooit alleen om het instrument zelf. Bij de introductie van een nieuw meetmiddel, -methode of -systeem is het essentieel voor de organisatie om het nut ervan helder te hebben. Dit nut moet in dialoog tussen management en werkvloer bepaald en gecommuniceerd worden. Hierbij is de centrale vraag: ‘hoe bedden wij deze nieuwe ontwikkeling in onze bestaande organisatie?’ Wordt deze centrale vraag als GGZ-instelling gesteld, dan wordt ROM ingezet daar waar het voor bedacht is. Het behalen van de externe doelstellingen is daarbij van secundair belang.
25
S T R EF O NIS V I K TO R C OL UM N 26
WORDT ZO DE ZORG GOEDKOPER? In het kader van de bezuinigingen wordt de GGZ in Nederland hervormd. Onze GGZ instelling wordt nu aanbieder van Gespecialiseerde (top) GGZ en gaat zich richten op de behandeling van patiënten met de zwaardere, complexe psychiatrische stoornissen. Om de kosten verder te drukken heeft onze directie in al haar wijsheid besloten om de somatische dienst binnen onze GGZ-instelling op te heffen. Hoe dit te rijmen is met de keuze voor complexe psychiatrie ontgaat mij. Onderbouwde protesten van de artsen van de dienst, (ouderen)psychiaters, arts-assistenten en verpleegkundigen van vooral de afdelingen voor ouderenpsychiatrie mochten niet baten. Onze vaste consulent neuroloog, en een van de twee huisartsen van de dienst konden gaan. De achterblijvende huisarts kon zijn biezen pakken naar een (behandel)kamer op een afdeling voor langdurig verblijvende chronische psychiatrische patiënten. De fysiotherapie en de diëtiste gaan er ook uit en worden vervangen door externe aanbieders, bij voorkeur de goedkoopsten natuurlijk. Dat hierdoor belangrijke en bijzondere expertise verloren gaat is eufemistisch gezegd jammer. Somatische zorg verlenen aan mensen met een ernstige psychiatrische aandoening is een andere tak van sport dan het bedrijven van de reguliere geneeskunde. De Nederlandse Vereniging van Artsen Somatisch werkzaam in de Psychiatrie (NVASP) beijvert onder andere het voorkomen van teveel en te weinig onderzoek bij psychiatrische patiënten met lichamelijke aandoeningen. Algemene ziekenhuizen zien psychiatrische patiënten liever gaan dan komen. En de psychiatrie lijkt nu het omgekeerde te gaan doen, de somatische zorg voor zijn
patiënten zoveel mogelijk in externe handen leggen. Onze oudere patiënten met geheugenproblemen in combinatie met psychiatrische en neurologische verschijnselen, die op onze geheugenpolikliniek voorheen ook onderzocht werden door onze neuroloog, moeten wij nu voor dat ene onderdeel van ons onderzoek verwijzen naar een neuroloog elders, 16 km verderop, voor een (in principe eenmalig) consult. Klinisch opgenomen ouderen, bijvoorbeeld met een ernstige depressie bij de ziekte van Parkinson, moeten nu voor de evaluatie van hun bewegingsstoornis naar een neuroloog in een ander algemeen ziekenhuis, op 11 km afstand. Röntgenfoto’s, MRI, CT-scan, etcetera. kunnen aangevraagd worden in een algemeen ziekenhuis hier 3 km vandaan. Alleen de bespreking van de onderzoeksbevindingen van deze drie verschillende neurologen hebben we nog niet voor elkaar. Gaan wij naar hen toe of komen zijn naar ons? Wie wil zijn productietijd inleveren voor reistijd? Tot voor kort was dat allemaal in één hand en intern, inclusief het samen bekijken van de foto’s. Het beoordelen van de ECG’s (standaard voor alle ouderen) wordt uitbesteed en het controleren en doseren van de antistolling gaat de trombosedienst doen. De totale kosten van taxi- en of ambulancevervoer van onze patiënten naar en van die centra, de uren die een begeleidende verpleegkundige onttrokken wordt aan de afdeling, het eerste (en tevens duurste) consult en de vervolgconsulten bij een specialist, ze zijn nog onbekend. En dat nog afgezien van de verlenging van de opnameduur als een patiënt niet direct bij een specialist terecht kan, of een patiënt nog te ziek is om vervoerd te worden. Ik hou mijn hart vast. Viktor Strefonis, psychiater
Jong talent voegt daadkracht en innovatie toe Werkt u ook aan continue verbetering? Onze talenten komen graag helpen! Dat er veranderingen in de zorg moeten plaats vinden is voor niemand een verrassing. We kunnen nu meer dan ooit grote stappen voorwaarts maken. Onze talenten kunnen met hun capaciteiten, kennis en frisse blik meewerken aan de hervorming en innovaties die noodzakelijk zijn binnen de zorg. Ze kunnen uw organisatie ondersteunen door onder andere de volgende werkzaamheden uit te voeren: • • • • •
Berekening en analyseren van kostprijzen Functioneel applicatiebeheer van diverse EPD’s Analyse en (her)inrichting van de AO/IC Analyse en ontwikkeling van zorgprofielen (DBC ggz/DOT) Ontwerp en uitvoering van communicatieplannen en/of reguliere werkinstructies
Inmiddels hebben wij ons ontwikkeld tot de meest vooruitstrevende talentenorganisatie van Nederland. Hierdoor selecteren wij altijd het meest geschikte talent voor uw organisatie. Wij zijn tweederde van alle ziekenhuizen, vele GGZ-instellingen en andere zorgorganisaties in heel Nederland van dienst.
T Z O R G Z W A A R T E B
A K O E S O N G A I D V E
L O O T L E G E R L E P S
E N T I C D10 Z T S T P R I J S OG N R N S G MD N L EOVE SR I T E S G MD A T R W I ANAOH E T I F EDBCP SR KO L I I ULUA KR E ROS E L I E P RR ANGCN L G GGZOE Y E I R T I E R R C E NO L I S B OOM G Z
Woordzoeker
Zoek alle woorden in deze woordzoeker. De overgebleven letters vormen een woord. Stuur het juiste antwoord naar
[email protected] en maak kans op 1 van de 5 boeken: “Generaties! Werk in uitvoering” van Aart Bontekoning.
DOT Beslisboom Bron Codes Cyclus DBC Diagnose DSM GGZ Grouper ICD10
Kostprijs NVMA Ontwikkeling Regel Releasen Spelregeltool Talent Trainee Verrichting Zorgprofiel Zorgzwaarte
TIE TJEE, EXTERN LID DATA IN DE ZORG, RVZ
We hebben het over transparantie in kwaliteit van zorg, het programma Zichtbare Zorg (inmiddels is deze taak overgenomen door het Kwaliteitsinstituut voor de zorg, dat is ondergebracht bij het Zorginstituut Nederland, zijnde de nieuwe naam van het College voor Zorgverzekeringen) en de gedachte dat de overheid in de toekomst naar ‘meer loon naar prestatie’ wil gaan. Prestatie-indicatoren bieden in de vorm van kengetallen inzicht in de kwaliteit van zorg en kunnen voor verschillende doelen gebruikt worden. Hierbij zijn twee doelen te onderscheiden: de interne kwaliteitsverbetering en de externe verantwoording. Bij interne kwaliteitsverbetering worden de indicatoren gebruikt voor sturing en verbetering van het eigen zorgproces in zorginstellingen en bij beroepsbeoefenaren. Bij externe verantwoording gaat het om informatie over zorgprestaties voor verantwoording en de transparantie die wordt gevraagd en gebruikt door anderen dan de zorgverleners zelf, zoals zorgverzekeraars, patiënten- en cliëntenorganisaties, beleidsmakers en overheden, de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en raden van toezicht van zorginstellingen. ER ZIJN DRIE SOORTEN PRESTATIE-INDICATOREN Een prestatie-indicator is te beschouwen als een meetlat die de prestatie van personen of organisaties in beeld brengt. De meetlat moet een goede indicatie geven van de te leveren prestatie. Er zijn meerdere soorten prestatieindicatoren, daarom eerst een korte uitleg. 28
Vervolgens maken we de keuze voor de soort indicator. Er zijn 1) structuurindicatoren (voorwaarden), 2) procesindicatoren (langs welke weg), 3) resultaatindicatoren (uitkomstindicatoren). In de zorg gaan wij ons steeds meer richten op de resultaatindicatoren, omdat inkoop van zorg hiernaar zal kijken en de uitkomst van zorg in belang toeneemt. De Inspectie voor de Gezondheidszorg kiest bij voorkeur voor uitkomstindicatoren omdat deze het beste inzicht geven in de resultaten die de zorg beoogt. Indien geen uitkomstindicator beschikbaar is, kan gekozen worden voor een structuur- of procesindicator maar deze moet een bewezen of aannemelijke relatie hebben met de uitkomst. Voorbeeld hiervan is een minimum aantal uitgevoerde operaties als kwaliteitseis voor een aantal ingewikkelde operaties. Er is wel een risico verbonden aan het toenemend belang en gebruik van prestatie-indicatoren. Het kan tot gevolg hebben dat de zorgaspecten waarover geen verantwoording wordt gevraagd, verwaarloosd worden. Hetzelfde kan opgemerkt worden over het vermijden van slechte scores door het niet opnemen van hoogrisicopatiënten of afstand nemen van hoogrisico handelingen. Een ander risico is het manipuleren van gegevens om een wenselijk score te bereiken. DAAR KOMEN WE OP EEN PUNT DAT ER VANAF DE ZIJLIJN VREEMD UITZIET! Generiek gezegd vragen we hier aan een zorgverlener of zorgorganisatie of ze het goed doen en dat ze dat zelf mogen uiten in getallen.
NIEUWE MEETLAT VOOR PRESTATIEINDICATOREN NODIG? GEEN SCHOOLRAPPORT DAT EEN KIND ZELF MAG INVULLEN IN DE ZORGSECTOR IS HET INKOPEN VAN ZORG OP BASIS VAN PRESTATIE-INDICATOREN INMIDDELS OP MEERDERE GEBIEDEN DOORGEDRONGEN. MET ZORGSTANDAARDEN IN DE HAND WILLEN ZORGVERZEKERAARS, NAMENS DE PATIËNT, ZORG INKOPEN OP BASIS VAN PRESTATIE-INDICATOREN (RESULTAAT-INDICATOREN). VOOR HET GOED FUNCTIONEREN VAN ONS ZORGSYSTEEM MOET DE KWALITEIT VAN ZORGAANBIEDERS ZICHTBAAR ZIJN. PAS DAN KAN IEDEREEN DE PRESTATIES VAN ZORGINSTELLINGEN EN ZORGVERZEKERAARS MET ELKAAR VERGELIJKEN EN EEN KEUZE MAKEN UIT HET ZORGAANBOD. MAAR HOE WETEN WE OF PRESTATIES BETROUWBAAR WORDEN GEMETEN? KORTOM, WAT WORDT DE NIEUWE MEETLAT?
Vervolgens wordt de beloning op deze getallen afgestemd. Dat is hetzelfde als jouw kind te beloven dat hij beloond zal worden bij een goed rapport en vervolgens krijgt het een leeg rapport dat hij zelf mag invullen! Hier geldt: je krijgt wat je ‘vraagt’! Het is dus de vraag om informatie die voor de zorginkoper en zijn patiënt geen waarborg in zich heeft van integriteit. INTEGERE DERDE PARTIJ OF EEN ICT-SYSTEEM? In veel andere sectoren worden de resultaatindicatoren door derden gemeten of geaudit. Dit gebeurt ter verhoging van de betrouwbaarheid van de gegevens. Ik verwacht dat dit ook in de zorgsector zal gaan plaatsvinden, als eerste aangezwengeld door zorgverzekeraars en al snel daarna door de patiënten die steeds meer zelfredzaam worden en medebeslisser worden. Uitgangspunt is dan wel dat zorgverzekeraars geen inzage mogen hebben in de achterliggende gegevens. Daarom zijn er volgens mij twee scenario’s: 1 Een TTP (Trusted Third Party) die de integriteit van de gegevens waarborgt. De zekerheid dat gegevens volledig zijn en niet door onbevoegden zijn gewijzigd. 2 Een ICT systeem inzetten dat de resultaatindicatoren afleidt uit de primaire zorgregistraties en vervolgens dient dit systeem geaudit te worden. Bij een dergelijk ICT systeem zou het bronsysteem (EPD/HIS/AIS) deze functie kunnen leveren. Het kan ook een separaat systeem zijn dat
de gegevens afleidt uit het bronsysteem. Van deze gedachte zie je bijvoorbeeld al een voorloper bij de integrale bekostiging, waarbij men het liefst de primaire zorgregistraties ziet gebeuren op EPD’s die zijn ingericht volgens Detailed Clinical Models (DCM) om de resultaatindicatoren te kunnen afleiden. In het algemeen geldt dat afleiding het makkelijkst kan plaatsvinden bij EPD’s die hun inhoud goed geordend hebben. NAAR EEN NEUTRAAL EN SEPARAAT ICT-SYSTEEM? Mijn voorkeur heeft een neutraal separaat ICT systeem, opdat de EPD/HIS/AIS leveranciers niet weer een opdracht meekrijgen waar alle aandacht naar uitgaat. Zoals de EPDleveranciers die aan het Landelijk Schakelpunt (LSP) wilden koppelen, moesten voldoen aan de door NICTIZ opgestelde eisen voor een Goed Beheerd Zorgsysteem (GBZ). Hierdoor ging zeer veel tijd en aandacht uit naar deze GBZ-eisen. Terwijl de zorgverleners juist nu alle aandacht voor toegevoegde functionaliteit nodig heeft van deze leveranciers. Het moet een neutraal systeem zijn opdat zorgverzekeraars niet bij de zorgregistraties van de zorgverleners kunnen komen, maar wel waarborgen krijgen over de integriteit van de resultaatindicatoren. Dergelijke systemen bestaan al in andere sectoren. Het mes snijdt aan meerdere kanten als zo’n systeem wordt ingezet. Ik hoop dat u uw kind heeft beloond voor zijn goede schoolrapport! 29
RUBRIEK RECHT
Medicatie Richtlijn elektronisch voorschrijven per 2014 In de praktijk schrijf ik regelmatig handgeschreven recepten voor. De apotheek belt mij geregeld met de vraag wat er eigenlijk staat. Naast het feit dat dit gezondheidsrisico’s oplevert voor de patiënt, is het ook vervelend dat ik voor dit soort vragen word gestoord. Per wanneer geldt de richtlijn elektronisch voorschrijven eigenlijk en wat is erin geregeld? Elektronisch voorschrijven is essentieel voor een goede bewaking van interacties tussen geneesmiddelen en van contra-indicaties voor het gebruik van geneesmiddelen. Artsen en andere voorschrijvers mogen daarom per 1 januari 2014 geneesmiddelen alleen nog elektronisch voorschrijven, aldus de richtlijn Elektronisch voorschrijven die is opgesteld door een groot aantal zorgorganisaties. De richtlijn heeft als hoofdregel dat geneesmiddelen elektronisch voorgeschreven worden. Er zijn enkele uitzonderingen voor bijzondere situaties, zoals de situatie dat een elektronisch voorschrijfsysteem tijdelijk niet goed werkt. De voorschriften moeten dan wel achteraf alsnog in het systeem worden ingevoerd. Verder stelt de richtlijn een aantal eisen aan functionaliteiten van elektronische voorschrijfsystemen. Zorgaanbieders die op 1 januari 2014 nog niet elektronisch voorschrijven moeten een realistisch plan kunnen overleggen waaruit blijkt dat dit uiterlijk vanaf 1 januari 2015 wel kan. De inspectie beschouwt het gebruik van medicatiebewakingssystemen als een onderdeel van het leveren van verantwoorde zorg. Zij vindt het niet langer verantwoord een geneesmiddel voor te schrijven zonder gebruik te maken van een elektronisch systeem dat ook de medicatie bewaakt, tenzij andere maatregelen zijn getroffen. Die andere maatregelen zijn ook te vinden in de richtlijn.
30
Op grond van artikel 36a Wet BIG kan de minister in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) bepaalde voorbehouden handelingen toekennen aan beroepen. Een van die voorbehouden handelingen is het voorschrijven van geneesmiddelen. Dit is in twee verschillende AMvB’s toegewezen aan de physician assistant (PA) en de verpleegkundig specialist (VS). Deze AMvB’s zijn sinds 1 januari 2012 van kracht voor de duur van vijf jaar. De bevoegdheid om UR-geneesmiddelen voor te schrijven is niet onbeperkt. De grenzen aan deze zelfstandige bevoegdheid zijn gesteld door: a het deskundigheidsgebied van de PA/VS; b beperktere complexiteit van de handeling; c de routinematigheid ervan; d door de eis dat risico’s goed te overzien moeten zijn; e de landelijke richtlijnen, standaarden en daarvan afgeleide protocollen die moeten worden gevolgd; f de individuele bekwaamheid van de PA/VS. Welke geneesmiddelen de PA/VS mag voorschrijven is afhankelijk van de invulling van de diagnose die door de arts is gesteld, het protocol wordt nageleefd en er een reikwijdte van de bevoegdheid door de arts is bepaald. Voor de VS geldt bovendien dat deze UR-geneesmiddelen mag voorschrijven binnen een van de vijf specialismen waarin de VS is ingeschreven. De PA is bevoegd om UR-genees-middelen voor te schrijven binnen het deelgebied van de geneeskunst waarbinnen de PA is opgeleid. Als een PA in een ander deelgebied wil gaan werken moet hij zich, volgens de systematiek van de beroepsgroep, eerst onder supervisie van een specialist in dat deelgebied bekwamen voordat hij in dat deelgebied geneesmiddelen mag voorschrijven.
kenhuis overlijden, sterven ten gevolge van zeer duidelijk zorg-
maar in andere ziekenhuizen is het net zo slecht, dan conclu-
gerelateerde vermijdbare schade in Nederland. In 2012 stierven
deert de commissie Danner dat het dus allemaal wel meevalt.
in Nederland 140.813 mensen aldus de statistieken van het CBS.
Schiet mij maar lek!
Een percentage van 3,9 % betekent 5.492 sterfgevallen die te vermijden waren. Dat betekent dat de kans dat het u of uw
Op 17 september 2013 verscheen het rapport naar aanleiding
familie treft behoorlijk hoog is.
van een dossieronderzoek betreffende alle overleden patiënten in de periode 01-01-2010 tot en met 30-11-2013 in het
Daarom moeten de verantwoordelijke zorgverleners zich de
Ruwaard van Putten ziekenhuis . De resultaten werden
ogen uit de kop schamen, want we spreken hier niet van dood
vergeleken met de resultaten van een landelijk dossieronderzoek
ten gevolge van de ziekte of toeval, maar uitsluitend over zeer
uit 2008.
duidelijk zorggerelateerde vermijdbare schade.
Om mijn stelling goed te kunnen onderbouwen beperk ik me
Gelukkig hebben we weer een rapport. Hebben we het er weer
tot de categorie van zeer duidelijk zorggerelateerde vermijdbare
uitgebreid met elkaar over gehad. Maar zoals een oude zegswijze
schade. Dat is schade die absoluut te vermijden was, als een ieder
vanuit het Amsterdamse zo elegant zei: “Na ontvangst van het
zijn taakopvatting maar eens echt serieus neemt, en waarvan de
rapport, hief men het glas, deed men een plas en bleef alles zoals
commissie heeft moeten constateren dat er zeer duidelijk een
het was”.
relatie was tussen de mate van zorg en de schade.
Geachte minister, wanneer treedt u op?
Bij vijf en vijftig (55) van de 770 patiënten werd zeer duidelijk
Sta erop dat de Kwaliteitswet Zorginstellingen (KWZ) ook voor
zorggerelateerde schade vastgesteld die bij 18 patiënten mogelijk
de medische processen nu eindelijk eens serieus wordt geimple-
en bij 30 patiënten zeer waarschijnlijk vermijdbaar was. De dood
menteerd. Zowel de geest als de letter van de KWZ is duidelijk:
van deze 30 patiënten was dus te vermijden geweest.
Aan alle zorgprocessen moet een gevalideerd en geïntegreerd
Maar niet getreurd. In het landelijk dossieronderzoek van 2008
zorgkwaliteitssysteem ten grondslag liggen. Als dat er niet is, dan
werd een steekproef van 1015 patiënten genomen om hetzelfde
kun je nimmer aantonen hoe je je eigen zorg kunt en gaat ver-
fenomeen te onderzoeken. De hoeveelheid mogelijk of zeer
beteren.
waarschijnlijk vermijdbare schade verschilde niet. Ook werd er
Ik word er van tijd tot tijd krankjorum van.
geen verschil gevonden in het aantal doden ten gevolge van zeer waarschijnlijk zorggerelateerde vermijdbare schade.
S T E R K
Dus een percentage van 3,9 % van de mensen die in een zie-
zorg in het Ruwaard van Putten ziekenhuis ronduit slecht is,
S A M
Als de resultaten van een dossieronderzoek aantonen dat de
C O L U M N
Om helemaal krankjorum van te worden
Sam Sterk, Esq uw razende reporter
31
2EU5RO
0 5 JAAR
NVMA & LMR 5 JAAR DHD
Op het snijvlak van passie en vakmanschap EXTERNE OPSLAG
U wilt toch ook niet dat uw medische gegevens op straat liggen? EXTERNE ARCHIEFOPSLAG
KIES DAN VOOR VEILIGE, EXTERNE OPSLAG BIJ JALEMA ARCHIEFSPECIALIST • Tot 15 jaar zorgeloos bewaren in het kader van de WGBO. • In een pand dat aan de archiefwet voldoet. • Opslag minstens zo veilig als in het eigen archief. • Kostenbesparend. • Concurrerend opslagtarief. • Informatie blijft op afstand snel en makkelijk toegankelijk. • Gecertificeerde vernietiging.
Reeds velen gingen u voor.
JUBILEUMBOEK
50 JAAR Jalema heeft meer dan 60 jaarNVMA & LMR - 5 JAAR DHD ervaring in archiefoplossingen en 14 jaar in de opslag voor derden.
September 2013 is het jubileumboek 50 jaar NVMA verschenen i.s.m. DHD i.v.m. 50 jaar LMR. Diverse auteurs uit de zorgadministratie en aanpalende vakgebieden schrijven over hun passie en vakmanschap. Een zeer geslaagde editie die u kunt aanschaffen voor slechts € 25,00. Bestellen? U kunt het boek bestellen door een mail te sturen naar
[email protected]. U ontvangt een factuur.
32
www. archiefs pecialist.com Na ontvangst van de betaling wordt het boek naar u toegestuurd onder opgave van uw verzendadres.
SKZB DE STICHTING KWALITEITSBEVORDERING ZORGADMINISTRATIEVE BEROEPEN Wanneer u werkzaam bent als Zorgadministrateur of Medisch Codeur kunt u zich laten inschrijven in het register van de SKZB. Een werkgever op zoek naar goed geschoold en ervaren personeel kan het register raadplegen op www.skzb.nl. Het doel van de SKZB is het bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van zorgadministratieve functionarissen. Om dit te bewaken wordt een register in stand gehouden en voorlichting gegeven. Ook wordt samengewerkt met organisaties in gezondheidszorg, onderwijs en maatschappelijke dienstverlening. E.e.a. in nauwe afstemming met de NVMA. Daarnaast worden contacten onderhouden met instanties die bevoegd zijn tot het opleiden van zorgadministratieve medewerkers en erkent de stichting nieuwe opleidingen. De administratie van de SKZB wordt uitgevoerd door het Bureau SKZB en is per e-mail bereikbaar via
[email protected]
34
B
G G E N
WAAROM OPNAME IN HET REGISTER VAN DE SKZB? - Inschrijving in het register, gevolgd door activiteiten voor behoud van registratie biedt waarborg voor de kwaliteit die nodig is voor de uitoefening van het beroep van zorgadministrateur of zorgcodeur (zie reglement op www.skzb.nl). - De ingeschrevene toont zijn/haar deskundigheid op zorgadministratief gebied (bv. bij sollicitaties, in cv). - Verhoging van de marktwaarde van de beroepsgroep bevordert de kwaliteit van de werkzame zorgadministrateurs / zorgcodeurs. - SKZB beoordeelt opleidingen en nascholingen, geeft voorlichting en werkt samen met organisaties in gezondheidszorg, onderwijs en maatschappelijke dienstverlening. - De zorg heeft kwalitatief hoogwaardig personeel nodig i.v.m. de toenemende eisen aan de kwaliteit van de basisadministratie (DBC’s, DOT). - Bij accreditatie van zorginstellingen wordt steeds meer gekeken naar het percentage gekwalificeerd (lees geregistreerd) personeel. - Met een goed register heeft Nederland meer internationale aansluiting. WAAROM EEN BUREAU SKZB? - Het Bureau verwerkt alle verzoeken voor mutaties in de registergegevens of aanvulling van punten en ook de nieuwe inschrijvingen en verlengingen van inschrijving. - Tevens verzorgen wij regelmatig artikelen en vermeldingen m.b.t. het register in NTMA Tijdschrift voor Zorgadministratie en Informatie en in eventuele andere relevante organen, zoals de nieuwsbrief van DHD Dutch Hospital Data. - Bij themadagen, congressen, etc. die door de NVMA of een verwante organisatie worden georganiseerd, verzorgen wij een stand. U kunt daar uw vragen en opmerkingen kwijt, maar ook de presentielijst tekenen, waardoor uw punten “automatisch” in het register worden verwerkt: dagdeel = 4 punten, 1 dag = 6 punten, meerdere dagen = 12 punten. VOORTGANGSRAPPORTAGE EN MEDEDELINGEN BUREAU SKZB NAJAAR 2013 - Het register van de SKZB bestaat inmiddels al geruime tijd. Diegenen die t/m 2008 zijn ingeschreven dienen hun registratie te verlengen. Bij vragen hierover kunt u contact met ons opnemen via
[email protected]. - De NVMA transitiecursus ICD9/ICD10 is direct gekoppeld aan inschrijving bij SKZB (RZC), mits u verder qua opleiding en ervaring aan de voorwaarden voldoet. Uiteraard hebben we dan wel uw gegevens en handtekening nodig. Reeds geregistreerden ontvangen 12 PE punten. - De HBO opleidingen voor zorgadministrateurs zijn eveneens gekoppeld aan inschrijving in het register
(RZA). Na het succesvol afsluiten van de opleiding kunt u uw gegevens met handtekening indienen via
[email protected] en/of via het onderstaande postadres. - Momenteel zijn wij bezig onze website geheel te vernieuwen. Aandachtspunten zijn o.a. de puntenpagina, de puntenverwerking en het doorgeven van mutaties via de site. Suggesties en wensen zijn van harte welkom op:
[email protected]. - U kunt uw deelname aan symposia e.d. bevestigen bij SKZB via aanwezigheidsformulieren bij de entree of in de zaal of digitaal via de website www.skzb.nl (knop: aanvullen gegevens). - Indien u als zorgaanbieder of opleider inschrijfformulieren voor opname in het register wenst, om bijvoorbeeld neer te leggen binnen uw organisatie, kunt u dit per e-mail kenbaar maken via info@skzb. nl. Het bureau SKZB zal u dan per post een stapeltje formulieren toesturen. Aantal geregistreerden per 05 november 2013 65 RZA + 47 RZC = Totaal 112 geregistreerden 65 RZA • 2005 = 6 • 2006 = 10 • 2007 = 8 47 RZA • 2008 = 10 2008 = 6 • 2009 = 2 2009 = 5 2010 = 8 • 2010 = 7 • 2011 = 6 2011 = 10 • 2012 = 5 2012 = 17 2013 = 1 • 2013 = 11 • Te verwachten aantal inschrijvingen voor eind november: 5 (nieuwe aanvragen ontvangen voor 4 RZA en 1 RZC). - Het Bureau is actief in de promotie van SKZB bij symposia etc. via onze folder en map met informatie bij vrijwel elk evenement. Bovendien hebben we vaak een laptop ter beschikking met presentaties en/ of Internet aansluiting voor presentatie van het register alsmede een grote showmap voor uitleg van het belang van inschrijving. Laatstelijk stonden we bij het DOT controle symposium NVMA en het jubileumcongres NVMA – DHD in oktober 2013. - Steeds meer geregistreerden vermelden hun titel in brieven en mailings en we zien ook de wens voor een geregistreerd Zorgadministrateur of Zorgcodeur in advertenties. Het Bureau SKZB wordt gevormd door mw. J.G. Muiselaar-Engel, RZA en mw. N.J. Wijnands. Postadres: Bureau SKZB, p/a VU medisch centrum t.a.v. N.J. Wijnands, ruimte PK 6X 192 Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam
35
NVMA i n f o r m a t i e Het bestuur wordt terzijde gestaan door een aantal commissies.
Verkorte missie NVMA: De NVMA bevordert de kwaliteit van de zorgadministratie en -informatie en wil daarvoor een ontmoetingspunt zijn voor alle betrokkenen en belanghebbenden in de gezondheidszorg.
Financiële commissie Mevr. H. Baars J.D.A. de Lange
Visie NVMA: Sturing van zorgprocessen bij verantwoorde aanwending van de middelen vereist geïntegreerde informatie, verkregen uit de gegevens van de zorgprocessen. De NVMA ziet het als haar taak om de zorgadministratie te bevorderen door verbetering van classificaties en coderingen en door standaardisatie en uniformering van begrippen. Zij streeft naar een register voor gekwalificeerd opgeleide medewerkers binnen de zorgadministratie. Bestuur NVMA Mevr. N. Steeman, secretaris Postbus 750 1782 GZ Den Helder M.J.G.M. Dekker P.P. van Kempen H. Pieterse, voorzitter J. Runnenberg, vice-voorzitter, penningmeester Mevr. N. Steeman, secretaris
E-mail:
[email protected]
|
PR commissie M.J.G.M. Dekker Rivierduinen Schuttersveld 9 Postbus 405 2300 AK Leiden M.J.G.M. Dekker, secretaris J. Runnenberg, voorzitter Redactie NTMA E.Noordhuis Rivierduinen Schuttersveld 9 Postbus 405 2300 AK Leiden M.J.G.M. Dekker, voorzitter P. Hooftman E. Noordhuis J. Runnenberg, hoofdredacteur F.W.J. van Tilburg
NVMA-site: www.nvma.nl
|
Commissie informatiebeveiliging Mevr. A. Hulshof- Buurman J. van der Kamp, secretaris C. de Keizer H. Nabavi, voorzitter J.J.N. van der Palen, adviseur G. Stroeve J. van der Wel Congrescommissie M.J.G.M. Dekker P.J.M.M. Epping J. Runnenberg, voorzitter S.A.M. Schermer Voest, secretaris/penningmeester Commissie Basisadministratie i.o. P.P. van Kempen mevr. N. Steeman Commissie Opleidingen W.A. Dekker M.A.M. van der Haagen R. Klap H. Pieterse W. Tromp, voorzitter M.J.S.M. Verhoeven
Leden- en abonnementenadministratie:
[email protected]
NOG GEEN NVMA LID? SURF NAAR WWW.NVMA.NL 36
Dé complete information management oplossing
one stop organIzIng fYsIek dIgItaal toekomstIg
vraag de gratIs QuIckscan aan InformatIe Is pas waardevol als het gevonden kan worden Met een goed doordacht archief kunt u klantgerichter en efficiënter werken. Of dit nu fysiek of digitaal of een combinatie van beide is. Jalema is al meer dan 65 jaar expert in het slim, veilig en vooral vindbaar opslaan van archieven. Met een allesomvattend product- en dienstenpakket kan Jalema u volledig ontzorgen op het gebied van al uw bedrijfsinformatie.
www.JALEMA.COM
de voordelen: • Eén aanspreekpunt voor het managen van al uw bedrijfsinformatie; • Gratis en vrijblijvende Quickscan, waarbij Jalema u adviseert wat voor u de meest optimale oplossing is; • Expertise op het gebied van zowel fysiek, digitaal en toekomstig Information Management; • Efficiënt en kostenbesparend.
Organize it