Prestatie-indicatoren NVRO V3.1 Onderstaand treft u de vragen die gesteld worden in het online invoerformulier. De vragen geven u inzicht in de benodigde informatie. Gelieve dus niet dit formulier te retourneren!
Algemene gegevens 1. Instituut 2. Ingevoerd door: 3. Jaar waarop kerngegevens betrekking hebben: 2011 4. Aantal linacs per 1 juli 5. Aantal radiotherapeuten (personen) per 1 juli 6. Aantal radiotherapeuten FTE per 1 juli 7. Aantal klinisch fysici (personen) per 1 juli 8. Aantal klinisch fysici (FTE) per 1 juli 9. Aantal laboranten (personen) per 1 juli 10. Aantal laboranten (FTE) per 1 juli 11. Aantal radiotherapeutisch behandelingen gestart in kalenderjaar (T+B) 12. Aantal IMRT behandelingen in kalenderjaar
Indicatoren 1. Pijnmanagement 13. Percentage palliatieve radiotherapeutische behandelingen van pijnlijke botmetastasen waarbij de ernst van de pijn vóór start wordt vastgelegd op een schaal van 0 tot 10. 14. Percentage palliatieve radiotherapeutische behandelingen van pijnlijke botmetastasen waarbij de ernst van de pijn binnen 8 weken na afloop wordt vastgelegd op een schaal van 0 tot 10. Toelichting: Teller (aantal palliatieve radiotherapeutische behandelingen van een pijnlijke botmetastase waarbij de ernst van de pijn vóór start wordt vastgelegd op een schaal van 0 tot 10) Noemer (Totaal aantal palliatieve radiotherapeutische behandelingen van een pijnlijke botmetastase). Percentage (100% * teller/noemer)
15. Indien u meent deze vraag anders te hebben moeten interpreteren, hier de door u gehanteerde vraagstelling invoeren 16. Percentage palliatieve radiotherapeutische behandelingen van pijnlijke botmetastasen die met een 1 x 8 bestraling worden behandeld en op dezelfde dag gesimuleerd en bestraald wordt? Toelichting: Teller (aantal palliatieve radiotherapeutische behandelingen van pijnlijke botmetastasen die met een 1 x 8 bestraling worden behandeld en op dezelfde dag gesimuleerd en bestraald wordt) Noemer (Totaal aantal palliatieve radiotherapeutische behandelingen van pijnlijke botmetastasen). Percentage (100% * teller/noemer) 17. Indien u meent deze vraag anders te hebben moeten interpreteren, hier de door u gehanteerde vraagstelling invoeren 2. Risicoanalyse 18. Worden alle meldingen volgens een bepaalde methodiek geanalyseerd in oorzakelijke categorieën? 19. Indien er een satelliet bij de afdeling is, geldt daar hetzelfde meldingen systeem? 20. Worden er prospectieve risicoanalyses uitgevoerd, bijv. HFMEA? 21. Zijn er afspraken wanneer een dergelijke analyse wordt ingezet, bijv. in gebruik nemen van nieuwe apparatuur of nieuwe technieken? 22. Geef een voorbeeld van een verbeteractie wat het gevolg was van risicoanalyse. Toelichting: Veiligheid is 1 van de 6 kwaliteitsdomeinen. Veiligheid wordt bevorderd door het systematisch melden van incidenten en bijna-incidenten. De meldingen moeten op een systematische manier geanalyseerd worden zodat duidelijk wordt hoe
incidenten en bijna-incidenten ontstaan en er acties kunnen volgen die leiden tot het voorkomen van herhalingen. 3. Organisatie brachytherapie 23. Voldoet uw afdeling met betrekking tot de brachytherapie aan de Algemene Kwaliteitseisen zoals deze in 2006 door de ALV van de NVRO zijn geaccordeerd? 24. Indien u meent deze vraag anders te hebben moeten interpreteren, hier de door u gehanteerde vraagstelling invoeren. 25. Zo ja, wie vormen het zogenaamde brachyteam? Geef aantallen radiotherapeuten, fysici en laboranten en het aantal dagdelen per week die deze personen per individu gemiddeld aan (alle soorten) brachytherapie besteden. a. Aantal radiotherapeuten: Aantal dagdelen per radiotherapeut per week: b. Aantal klinisch fysici: Aantal dagdelen per klinisch fysicus per week: c. Aantal laboranten: Aantal dagdelen per laborant per week: Toelichting: Berekening: Totaal aantal dagdelen dat per week door alle brachy-radiotherapeuten (=bij brachytherapie betrokken radiotherapeuten) samen aan patientgerelateerde brachytherapie activiteiten wordt besteed gedeeld door het aantal brachy-radiotherapeuten (ongeacht hun werktijdfactor) 26. Opgave aantallen patiënten voor brachytherapie: a. Totaal b. Van de blaas c. Van de prostaat d. Van de cervix Toelichting: Aantal patiënten dat in het kalenderjaar waarop deze opgaaf betrekking heeft een brachytherapiebehandeling heeft ondergaan in totaal en t.b.v. resp. blaas, prostaat en cervix 27. Opgave aantallen behandelingen met interstitiele implantaten niet zijnde blaas, prostaat en cervix. Toelichting: Aantal patiënten dat in het kalenderjaar waarop deze opgaaf betrekking heeft een brachytherapiebehandeling heeft ondergaan d.m.v. een interstitieel implantaat niet zijnde blaas, prostaat en cervix. 4. Follow-up beleid mammacarcinoom 28. Worden patiënten met een mammacarcinoom, waarvoor zij in opzet curatief behandeld werden, structureel gecontroleerd door de radiotherapeut (al dan niet alternerend met de chirurg)? Ja/Nee Toelichting: Antwoord met ja als 80% van alle patiënten met een mammacarcinoom tenminste 1 x per jaar wordt gecontroleerd door de radiotherapeut. Geef dit aan voor het eerste jaar na de behandeling. Met 'structureel' wordt verondersteld dat er duidelijke afspraken over het follow-up beleid zijn binnen de afdeling en met de verwijzers. Follow-up is controle door een radiotherapeut en/of verwijzend specialist na afsluiting van de behandeling met als doel inzicht verkrijgen in zowel de positieve (locoregionale controle) als de negatieve
(late effecten/complicaties) behandelresultaten van radiotherapie bij het mammacarcinoom. Follow-up is ook actief registreren/ verzamelen van behandelresultaten uit andere bronnen dan de controle bij de radiotherapeut zelf. 29. Indien u meent deze vraag anders te hebben moeten interpreteren, hier de door u gehanteerde vraagstelling invoeren. 30. Analyseert u de behandelresultaten van uw instituut/afdeling voor het mammacarcinoom (locoregionale controle)? Ja/Nee 31. Indien u meent deze vraag anders te hebben moeten interpreteren, hier de door u gehanteerde vraagstelling invoeren. 32. Zo ja, vergelijkt u uw behandelresultaten met gerapporteerde nationale of internationale resultaten? Ja/Nee 33. Indien u meent deze vraag anders te hebben moeten interpreteren, hier de door u gehanteerde vraagstelling invoeren. 34. Verzamelt u actief gegevens over late toxiciteit ook van patiënten die ontslagen zijn uit follow-up? Ja/Nee 35. Indien u meent deze vraag anders te hebben moeten interpreteren, hier de door u gehanteerde vraagstelling invoeren. 36. Indien u gegevens over late toxiciteit verzamelt en analyseert, vergelijkt u deze instituutsspecifieke gegevens met gerapporteerde (inter)nationale resultaten? Ja/Nee 37. Indien u meent deze vraag anders te hebben moeten interpreteren, hier de door u gehanteerde vraagstelling invoeren.
5. Wachttijd tot start postoperatieve radiotherapie mammacarcinoom 38. Percentage mammasparend geopereerde patiënten dat binnen 28 dagen na laatste operatie of laatste adjuvante chemokuur begint met radiotherapie. Toelichting: Teller (aantal mammasparend geopereerde patiënten (mammacarcinoom of DCIS) dat binnen 28 kalenderdagen na laatste operatie of laatste adjuvante chemokuur begint met radiotherapie.) Noemer (Alle patiënten met een mammacarcinoom of DCIS die mammasparend zijn geopereerd en worden aangeboden voor radiotherapie.) Percentage (100*Teller/Noemer) 39. Indien u meent deze vraag anders te hebben moeten interpreteren, hier de door u gehanteerde vraagstelling invoeren. 40. Percentage mammasparend geopereerde patiënten dat binnen 21 dagen na aanmelding begint met radiotherapie. Toelichting: Teller: aantal mammasparend geopereerde patiënten (mammacarcinoom of DCIS) dat binnen 21 kalenderdagen na aanmelding begint met radiotherapie. Noemer: Alle patiënten met een mammacarcinoom of DCIS die mammasparend zijn behandeld en worden aangeboden voor radiotherapie. Percentage: 100*Teller/Noemer 41. Welke definitie hanteert u voor ‘aanmelding’? 42. Indien uw antwoord op vraag 39 en 41 meer dan 10% uit elkaar liggen, kunt u hiervoor een verklaring geven? 43. Indien u meent deze vraag anders te hebben moeten interpreteren, hier de door u gehanteerde vraagstelling invoeren.
6. Ketentest klinische procedures 44. Hoe vaak heeft uw instituut gedurende het laatste jaar op een fantoom de hele keten van CT-scan t/m bestraling zoveel mogelijk volgens de klinische procedures uitgevoerd om de kwaliteit hiervan te waarborgen? Als het afgelopen jaar minimaal drie maal een ketentest is uitgevoerd, kan deze indicator positief (100%) gescoord worden. Alle voorkomende typen bestralingen (bv. ook elektronen, stereotaxie, brachytherapie) kunnen meetellen in een ketentest. Toelichting: Teller: Aantal keren dat een volledige ketentest is uitgevoerd, een ketentest zonder CT telt voor de helft, maximum waarde van teller is 3. Noemer: 3. Score: 100*Teller/Noemer. Een ketentest dient minimaal te omvatten:, maken van een CT-scan van een fantoom; Opstellen van een bestralingsplan; Oversturen van de bundelgegevens naar het bestralingstoestel; Bestralen van het fantoom en meten van de dosis in een relevant punt; Vergelijken van gemeten en berekende dosis; Evaluatie van de positionering van het fantoom. 45. Wanneer uw centrum geen fantoom ketentest heeft uitgevoerd, hoe garandeert u dan de integriteit van uw keten? 7. Positioneringscontrole bij prostaatbehandelingen 46. Geef aan voor welk percentage van de patiënten die bestraald worden voor een prostaatcarcinoom de positie van de prostaat wordt geverifieerd en eventueel een positiecorrectie wordt uitgevoerd. Het gaat om specifieke positiecontrole van de prostaat en niet om positioneringcontrole van de benige structuren van de patiënt.. Het gaat om patiënten die in opzet curatief behandeld worden, met een 2 Gyequivalente dosis > 72 Gy en geen radicale prostatectomie hebben ondergaan. Toelichting: Teller: (aantal patiënten met prostaatcarcinoom die in opzet curatief behandeld worden, dosis is > 72 Gy en geen radicale prostatectomie hebben ondergaan die op hun prostaat wordt bestraald waarbij voor een aantal fracties de positie van de prostaat wordt bepaald, hetzij door afbeelding van prostaatmarkers d.m.v. een EPID of d.m.v. (cone beam) CT of een andere methode en waar vervolgens volgens een wetenschappelijk onderbouwd protocol (bv. NAL, SAL, online) eventuele afwijkingen in de positie gecorrigeerd worden.) Noemer: (alle patiënten met prostaatcarcinoom die in opzet curatief behandeld worden, dosis is > 72 Gy en geen radicale prostatectomie hebben ondergaan) Score: 100*Teller/Noemer. 47. Geef aan voor welk percentage van de patiënten die bestraald worden voor een prostaatcarcinoom bij iedere bestralingsfractie de positie van de prostaat wordt geverifieerd en eventueel een positiecorrectie wordt uitgevoerd. Het gaat om specifieke positiecontrole van de prostaat en niet om positioneringcontrole van de benige structuren van de patiënt d.m.v. EPID protocollen. Het gaat om patiënten die in opzet curatief behandeld worden, met een 2 Gy-equivalente dosis > 72 Gy en geen radicale prostatectomie hebben ondergaan. Toelichting: Teller: (aantal patiënten met prostaatcarcinoom die in opzet curatief behandeld worden, dosis is > 72 Gy en geen radicale prostatectomie hebben ondergaan die op hun prostaat wordt bestraald waarbij met een gevalideerd protocol
de positie van de prostaat wordt bepaald, hetzij door afbeelding van prostaatmarkers d.m.v. een EPID of d.m.v. (cone beam) CT of een andere methode en waar vervolgens volgens een wetenschappelijk onderbouwd protocol (bv. NAL, SAL, online) eventuele afwijkingen in de positie gecorrigeerd worden.) Noemer: (alle patiënten met prostaatcarcinoom die in opzet curatief behandeld worden, dosis is > 72 Gy en geen radicale prostatectomie hebben ondergaan) Score: 100*Teller/Noemer. 8. Complicaties RT bij patiënten met een prostaatcarcinoom 48. Wat is van de patiënten die voor een prostaatcarcinoom curatief met teletherapie zijn bestraald het aantal graad 3 of 4 lage gastrointestinale toxiciteit (proctitis) volgens de definitie van Common Terminology Criteria for Adverse Events 3.0. Grade 3: stool incontinence or other symptoms interfering with ADL; operative intervention indicated. Grade 4: life-threatening consequenses(e.g. perforation). a. aantal prostaatpatienten met teletherapie bestraald en met graad 3 of 4 proctitis tijdens jaarlijks follow-up in het kalenderjaar waarop deze opgaaf betrekking heeft. b. aantal patiënten behandeld voor prostaatcarcinoom in het kalenderjaar waarop deze opgaaf betrekking heeft. c. aantal prostaatpatiënten in het verleden behandeld met teletherapie gezien in jaarlijkse follow-up in het kalenderjaar waarop deze opgaaf betrekking heeft. 49. Welke systematiek hanteert u voor het registreren van graad 3 of 4 complicaties als gevolg van bestraling van het prostaatcarcinoom? (bijvoorbeeld: CTC/RTOG/Somalent) 50. Welk percentage van deze patiënten werd met een lage dosis radiotherapie bestraald (2 Gy-equivalente dosis ≤70 Gy)? 51. Welk percentage van deze patiënten werd met een hoge dosis radiotherapie bestraald (2 Gy-equivalente dosis ≥74 Gy)?
9. Multidisciplinaire oncologiebespreking In welk percentage van alle naar u verwijzende ziekenhuizen worden alle nieuwe oncologie patiënten standaard multidisciplinair besproken voordat een behandeling ingezet wordt? Toelichting: Teller: aantal verwijzende ziekenhuizen voor wie dit geldt. Noemer: alle verwijzende ziekenhuizen. Percentage: Teller*100/noemer 52. Long: 53. Urologie: In welk percentage van alle naar u verwijzende ziekenhuizen worden alle geopereerde patiënten standaard multidisciplinair besproken? Toelichting: Teller: aantal verwijzende ziekenhuizen voor wie dit geldt. Noemer: alle verwijzende ziekenhuizen. Percentage: Teller*100/noemer
54. Long: 55. Urologie: In welk percentage van alle naar u verwijzende ziekenhuizen resulteert dit in een voor alle zorgverleners toegankelijk behandelplan? Toelichting: Teller: aantal verwijzende ziekenhuizen voor wie dit geldt. Noemer: alle verwijzende ziekenhuizen. Percentage: Teller*100/noemer 56. Long: 57. Urologie: In welk percentage van alle naar u verwijzende ziekenhuizen wordt dit voor alle hulpverleners toegankelijke behandelplan bij nieuwe informatie (verslechterde conditie waardoor de behandeling niet kan worden gegeven zoals gepland, ontwikkeling recidief, metastasen op afstand etc) binnen een week geactualiseerd? Toelichting: Teller: aantal verwijzende ziekenhuizen voor wie dit geldt. Noemer: alle verwijzende ziekenhuizen. Percentage: Teller*100/noemer 58. Long: 59. Urologie 60. Zijn bij het MDO Long de volgende specialisten aanwezig: longarts, (thorax)chirurg en radiotherapeut? Ja/nee 61. Zijn bij het MDO Urologie de volgende specialisten aanwezig: uroloog, medisch oncoloog en radiotherapeut? Ja/nee 10. Evaluatie indicatoren 62. Hoeveel uur (schatting) heeft u als contactpersoon besteed aan het invullen van deze indicatoren en het opzoeken van de relevante gegevens? 63. Hoeveel uur (schatting) heeft uw afdeling voor de uitvraag van 2011 besteed aan het aanpassen van de systemen zodat de gegevens gemakkelijker op te zoeken zijn? 64. Bent u van plan systeemaanpassingen te maken t.b.v. de indicatoren? 65. Verwacht u volgend jaar meer of minder tijd kwijt te zijn met het invullen en opzoeken van de indicatoren dan dit jaar? 66. Welke indicator vindt u het meest relevant voor het in kaart brengen van de kwaliteit van de radiotherapeutische zorg? 67. Welke indicator vindt u het minst relevant voor het in kaart brengen van de kwaliteit van de radiotherapeutische zorg?