Nieuw-Zeeland december 2007 & januari 2008
Four Seasons in one Day Wicked Game (I can’t get no) satisfaction King of the Mountain ZOOM-IN: Mount Everest
58 | Nieuw-Zeeland
Nieuw-Zeeland | 59
Four Seasons in one Day Door Griet Na onze prachtige ervaringen in Tasmanië ligt er een nieuwe, groene, avontuurlijke, bergrijke en spannende verblijfplaats te wachten: Nieuw-Zeeland. In oktober kregen we een paar dagen gezelschap van Ludo, de vader van Nico, die samen met zijn vrienden met succes de Island Peak in Nepal beklommen heeft. In Christchurch begroeten we mijn ouders. Een thuiskomend gevoel wanneer bekend volk je verwelkomt in de aankomsthal van de luchthaven. We rijden onmiddellijk door naar Nelson, waar we verblijven bij Jim en Claire, een sympathiek koppel dat ik vijf jaar geleden heb leren kennen. De sfeer zit er meteen in. Ik zeg Nico dat het in Nelson altijd goed weer is. Dat had ik beter niet gedaan, want bij onze aankomst begint het te regenen. Onze eerste barbecue onder de paraplu, gezellig dicht bij elkaar.
Sandflies Onze eerste tramping (want zo heten meerdaagse trekkings hier) is de Abel Tasman Coast Track. Een drie- tot vijfdaagse trektocht via de kustlijn van het Abel Tasman Nationaal Park. In totaal 51 km over een licht heuvelachtig parcours waarbij je wandelt in subtropisch woud afgewisseld met zee en strand. In tegenstelling tot de South Coast Track in Tasmanië ben je hier niet alleen. Vooral tijdens de eerste tientallen kilometers kom je veel wandelaars tegen. Het park is een toeristische trekpleister en een plezier voor iedereen (de trekking vraagt weinig ervaring en is gemakkelijk). De Nederlander Abel Tasman ontdekte in 1642 Nieuw-Zeeland en probeerde aan te meren in de buurt van de Golden Bay. Hij noemde het destijds Moordenaars Baai omdat hij niet echt hartelijk werd ontvangen. Maori’s stuurden kano’s naar de vloot van Tasman die enkele honderden meters voor de kust lag. De communicatie verliep echter niet vlot wegens het taalprobleem. De gesprekken liepen vast, waarna Tasman een sloep met vier personen naar zijn ander groot schip wou sturen met een bericht. De sloep met de vier mannen werd door de Maori’s aangevallen en de bemanning van kant gemaakt, vandaar de benaming van de baai. Tasman heeft bijgevolg geen voet aan wal gezet en droop vruchteloos af richting het noordelijke eiland. Wij daarentegen genieten van een leuke en ontspannende tocht. De helblauwe lucht en parelwitte stranden krijgen we nauwelijks te zien, want het weer is ons minder goed gezind. Na een maand droogte, schreeuwt elke boer om regen en
God geeft gehoor aan hen en draait de hemelsluizen open. Gelukkig heeft hij met ons wat medelijden en houdt hij het overdag nog redelijk droog. De hevigste regenbuien zijn voor ‘s nachts. Erg gezellig in ons tentje! Wij verzuipen bijna, alleen die vervelende zandmuggen blijken er geen last van te hebben. Zolang je in beweging bent, heb je er geen last van, maar van zodra je stilstaat, zitten ze aan je lijf en steken ze enorm. Je hele lichaam vol bubbels en vooral ... zoveel jeuk. Ik moet me inhouden om niet mijn hele lichaam open te krabben. Bij het wandelen van de trek moet je rekening houden met de getijden van de zee. Er zitten vier passages bij die je enkel bij laagtij kan oversteken. Voor ons betekent dit laagtij om 6u ‘s morgens, dus ten laatste om 8u de plaats passeren. Vroeg opstaan is de boodschap en dan nog. Soms staat het water tot aan onze knieën. Naast het subtropische woud krijg je ook heel wat inheemse vogels zoals de klokvogel, scholekster en pinguïn te zien. We maken ook kennis met de zeehonden en -leeuwen die momenteel heel bronstig staan omdat het paringstijd is. Als je te dichtbij komt, worden ze heel lastig. Tja, hoe zou je zelf zijn ... Kortom, alweer een geslaagde tocht.
Paynes Ford Na vijf maanden niet meer te hebben geklommen, vliegen we er opnieuw in in Takaka. Hier ligt het grootste kalkmassief van Nieuw-Zeeland en we willen nog wel eens zien wat we waard zijn. Onze vriend Robin verblijft hier ook en dus vangen we twee vliegen in een klap bij ons verblijf op Hangdog, de klimmerscamping vlakbij Paynes Ford. Het verdict is ontnuchterend. Een 5b gaat lastiger dan ik had gedacht. Nico heeft er blijkbaar minder last van en de eerste 6a’s worden gekraakt. Ik zet door en klim uiteindelijk de routes na. We nemen na twee dagen alweer afscheid van Robin en wensen hem nog een goede reis.
Westcoast = Wetcoast Na een week Golden Bay is het tijd om door te rijden naar de Westcoast. Voor iedereen staat deze kuststrook synoniem met ‘regen, veel regen’. We blijken geluk te hebben, want van zodra we de kust bereiken, klaart het op en komt de zon tevoorschijn. We genieten van de ‘Pancake Rocks’, dit zijn rotsformaties die bestaan uit pannekoeken-rotsen die opeengestapeld zijn. In de late namiddag bereiken we de Franz Josef Glacier (genaamd naar de Oostenrijkse keizer), ons eindstation. Gedurende de hele dag stijgt bij ons de spanning, de opwinding, want vandaag zullen we een eerste blik krijgen op ons eerste groot klimavontuur, namelijk Mount Tasman en inderdaad, we krijgen een prachtige berg te zien en vooral een grote uitdaging. We informeren naar de weersvoorspellingen en verzamelen kliminformatie. Ons klimmershart begint sneller te slaan en we maken ons klaar om twee dagen later in te vliegen naar de gletsjer net onder Katie’s Col. Blijkbaar worden klimmers hier ingevlogen omdat het je anders twee tot drie dagen stappen over de gletsjer zou vragen om tot aan de route te komen. En omdat het weer hier zeer onstabiel is, heb je hiervoor geen tijd. We maken een afspraak om 7u met de piloot.
60 | Nieuw-Zeeland
Bij onze ontmoeting stellen we ons voor en zeggen ‘Okay, let’s go!’, waarop de piloot antwoordt ‘Oh no, we aren’t flying’. Een dik wolkenpak hangt boven de gletsjer en de bergen. Een lokale klimmer die met ons de helikoptervlucht wil delen, zegt ons hetzelfde: “it’s no use”, geen zin dus. Dit is slecht weer en te onstabiel om een lange route te beginnen klimmen. Wat een opdoffer. We wachten nog de hele dag op beterschap, maar tevergeefs. We leren dat hier, meer dan ergens anders, het weer de baas is.
Lake Wanaka We besluiten om later terug te komen voor deze beklimming en eerst door te rijden naar Queenstown, ‘the adventure capital of New Zealand’. Tijdens onze lange rit verandert het landschap compleet. Van tropisch woud langs de kust naar een prachtig berglandschap van zodra je de Haast Pas bent overgereden. Lake Wanaka is het hoogtepunt. Een enorm helblauw meer middenin een heuvelachtig landschap. Wie of wat heeft dit ooit gemaakt!
Nieuw-Zeeland | 61
Wicked Game Door Nico Ons verblijf in Queenstown duurt niet lang. Na anderhalve dag verlaten we dit Sankt-Moritzachtig stadje dat prachtig gelegen is aan het langste meer (77 km) van Nieuw-Zeeland. Buiten een mooie en steile dagwandeling naar de top van Ben Lomond, een berg (heuvel) die zo’n 1.400m boven het stadje uit toornt en je prachtige vergezichten biedt op de omringende valleien, hebben we niet veel uitgespookt hier. Dat mag misschien wat bizar klinken als je weet dat Queenstown er prat op gaat de ‘adventure capital of New Zealand’ te zijn en de meest uiteenlopende activiteiten aanbiedt gaande van skydiving, paragliding, bungeejumping tot zorbing, jetboating, valleyswinging, enz. Je kunt het zo gek nog niet bedenken, het is er allemaal. Vandaar dat het ‘the place to be’ is voor echte adrenaline junkies, maar wij laten die snelle kicks aan ons voorbijgaan en kiezen voor de natuurlijke high die het Fiordland National Park ons te bieden heeft.
Een natte kerst De dag voor Kerstmis bereiken we Te Anau. De rit van Queenstown is net niet lang genoeg om ons helemaal te doen smelten van de warmte. Kerstmis in de zomer, het is echt een aparte ervaring. Het is vreemd om winkelpersoneel met kerstmutsen te zien rondlopen, kerstversieringen te zien rondhangen en kerstsongs over een ‘white, cold Christmas’ te horen terwijl het buiten bijna dertig graden is en iedereen er zomers bijloopt. De Nieuw-Zeelanders doen echt wel hun best hoor, maar de gezellige kerstsfeer weten ze toch niet zo goed na te bootsen. Dat het weer hier even betrouwbaar en standvastig is als de Belgische politiek ervaren we de dag nadien op kerstdag zelf. Hoewel het regent en hard waait, willen we de dag goed inzetten met een fikse dagwandeltocht aan het Lake Manapouri waar we de Circle Track lopen. Een schipper brengt ons in een klein motorbootje tot aan de andere kant van de Waiua River waar de track begint. Gelukkig loopt de wandeling grotendeels door het bos zodat we niet al te nat worden. Van een witte kerst kunnen wij hier dus alleen maar dromen. Maar het kerstbuffet ‘s avonds in het Luxmore Hotel in Te Anau maakt alles goed en samen met de plaatselijke Nieuw-Zeelanders kunnen we dan toch genieten van een geslaagde kerstdag.
In de late namiddag komen we aan we in Queenstown. Benieuwd wat onze volgende avonturen zullen zijn.
Dat we in 2007 blijkbaar heel braaf moeten zijn geweest, ervaren we de volgende dag wanneer de kerstman ons van goed weer voorziet voor een cruise op de Milford Sound, een leuke en verrassende traktatie van Griets ouders. Hoewel het bezoek aan deze wereldberoemde fjord een toeristische trekpleister van jewelste is, kan je zeker niet spreken van een ‘tourist trap’. De boottocht is fascinerend en de wilde, natuurlijke omgeving spectaculair. Zelfs de twee uur durende rit van Te Anau naar Milford is een ervaring op zich, zeker wanneer je door de typische U-vormige valleien rijdt die vroeger volgestouwd waren met gletsjerijs.
62 | Nieuw-Zeeland
Give buzze Het is nog vroeg in de ochtend. Griet en ik zijn reeds op pad en kijken uit over het vredige meer naar het dorpje Te Anau dat nog in een diepe slaap is verzonken. De groene mossige ondergrond in het bos lijkt de eerste zonnestralen, die zich met moeite door het wolkendek hebben weten te wringen, op te zuigen en te weerkaatsen op de talloze bomen en struiken. Het lichtspel is betoverend en je waant je onmiddellijk in een wereld waar elfen en kabouters thuishoren. Ik ben niet echt een Lord of the Rings fanaat, maar ik kan me best inbeelden dat je er hier één kan worden. Kabouters zien we spijtig genoeg niet, anders hadden ze mijn rugzak wel mogen overnemen, maar de vervelende zandmuggen zijn er des te meer. Het kan ons niet deren, want we genieten van de absolute ochtendstilte in het woud als varkens van de modder. De Kepler Track belooft dus leuk te worden. Het is een vierdaagse trektocht van 67 km over zowel alpien als bosrijk terrein. Omdat het een ‘great walk’ is, zijn de hutten hier duur en moet je ook tijdig reserveren. De hutten zitten vol, maar gelukkig is er nog plaats op de twee kampplaatsen. Maar de dag dat we willen vertrekken is het barslecht weer. Het regent niet, het giet. In het Department of Conservation bureau hangt er zelfs een ‘severe weather warning’ uit waarin wordt gesproken over uitzonderlijk hevige regenvallen. Een goede dag om te beginnen wandelen dus. Omdat de eerste kampplaats maar twee à drie uur wandelen van het dorp verwijderd is, besluiten we als echte ‘die hards’ niet te vertrekken en een kamer te zoeken in een lokale hostel. Die eerste twee à drie uur doen we dan de dag nadien er wel bij. In plaats van vier wandeldagen worden het er twee. We genieten zo van de track dat we de tijd uit het oog verliezen en gewoon blijven doorgaan. 67 km op twee dagen is een beetje van het goede te veel als je het mij vraagt. En dat merken mijn beenspieren ook wel wanneer ik de ochtend na de track voor de eerste keer met stijve kuiten uit het bed moet kruipen.
Eindelijk klimmen? Na de Kepler Track besluiten we geen trekkings meer te doen maar ons volledig op het klimmen te storten. Maar dat is natuurlijk buiten het weerbericht gerekend. Met maar één dag goed weer in het vooruitzicht voor de komende vijf dagen en omdat we niet echt mobiel zijn met het openbaar vervoer, worden we dan toch weer gedwongen om datgene te doen wat je zelfs bij regenweer kan doen. Wandelen dus. De keuze valt voor de Caples en Greenstone Track. In tegenstelling tot de Kepler Track kom je hier bijna geen ander volk tegen en dat geeft een extra smaakje aan de hele tocht. Het landschap waardoor je wandelt, is opnieuw geweldig en verrassend. Het is verbazingwekkend hoeveel natuurlijke diversiteit je hier in Nieuw-Zeeland hebt. Op iedere tocht ontdek je weer iets nieuws, iets anders, iets verfrissends. Geen twee omgevingen lijken op elkaar hier. Voor natuurfanaten is Nieuw-Zeeland dan ook een waar paradijs.
Nieuw-Zeeland | 63
Omdat het de vorige dagen hard geregend heeft, ligt het pad er op sommige stukken zeer drassig en nat bij. Echte kiwi’s zullen we nooit worden, want wij houden graag onze stapschoenen droog en lopen daarom steeds blootsvoets door de rivieren. De Nieuw-Zeelanders doen dit niet en gaan er gewoon door, maar wie is nu het slimst? De eerste dag is zwaar. Het is een steile klim naar het McKellar Saddle over een smal en kronkelend pad dat door de boomwortels moeilijk begaanbaar is. Hier wordt duidelijk minder gewandeld dan op de ‘great walks’. Niet dat we daar iets op tegen hebben! Wat echter wel frustrerend is, is dat het weer een vuil spelletje met ons lijkt te spelen. De voorspelde dag goed weer, worden er uiteindelijk drie. Hadden we dat geweten? Uiteindelijk geeft de trekking ons ook een zalig gevoel en doet het verlangen om te klimmen alleen maar toenemen. We zullen zien of het er nog van gaat komen.
64 | Nieuw-Zeeland
Nieuw-Zeeland | 65
(I can’t get no) satisfaction Door Griet We pikken onze huurauto op in Queenstown en rijden onmiddellijk door naar Mt Cook Village. Eindelijk! Het moment waar we al enkele weken naar uitkijken: Mt Cook in zijn volle glorie. Een prachtige berg met een hoog alpien karakter en de hoogste berg van Nieuw-Zeeland. Elke klimmer droomt ervan hem klein te krijgen, maar Mt Cook heeft ook een pijnlijke reputatie. De normale route loopt via de levensgevaarlijke Linda Glacier. Een gletsjer die vol open spleten ligt en waarbij je constant onder dreigende ijstorens en seracs moet wandelen. Het is de staat van deze gletsjer die bepaalt of je de berg kan beklimmen of niet. Ons doel is de ‘grand traverse’ (GT). Een beklimming waarbij je langs de Hooker Valley (gletsjer) naar de Gardener hut gaat en via de NW couloir naar de ‘low peak’ klimt. Vervolgens overschrijd je de hele graat die in totaal 1,6 km lang is. Ten slotte wandel je via de Linda Glacier naar de Plateau hut. Een grote klassieke beklimming die ons al weken goed gezind stemt. Bij onze aankomst in Mt Cook Village verzamelen we kliminfo bij het plaatselijke gidsenbureau en het Department of Conservation bureau. We krijgen te horen dat de toegang tot de Gardener hut niet meer mogelijk is. Bijgevolg wordt ons doel met één worp van de kaart geveegd. Gelukkig hebben we een back-up plan en willen we de berg via de mooie oostgraat beklimmen. Omdat we nog technisch materiaal nodig hebben, rijden we de dag nadien door naar Wanaka, het klimmersmekka. Hier verzamelen de lokale klimmers zich en vind je klimwinkels, gidsenbureaus en vooral een leuke sfeer. Wanaka bevalt ons. Het is bloedheet wanneer we hier aankomen en we laten ons even verwennen met ijsjes en een frisse pint. We bellen nog naar het DOC in Mt Cook Village om zeker te zijn of de oostgraat en de Linda Glacier in goede conditie liggen. Omdat er afgelopen winter heel weinig sneeuw gevallen is, gaan de sneeuwcondities in de bergen heel snel achteruit. Een route die de ene dag nog beklimbaar is, kan de dag nadien onbeklimbaar geworden zijn. Een klimmer hier moet dus bereid zijn om niet te lang vast te houden aan een route/doel en snel over te stappen naar een ander plan. Dat geldt ook voor ons, want het telefoontje levert ons volgende info op: oostgraat - te weinig sneeuw en niet te beklimmen; Linda Glacier - spleten te groot en bruggen te onstabiel om te beklimmen. Verdorie, we kunnen fluiten naar onze grote klassieker.
Mt Tasman We besluiten naar Fox Glacier te rijden en de overschrijding van Mt Torres Tasman - Lendenfeld te beklimmen. Enkele weken geleden stonden we ook klaar voor deze beklimming, maar toen gooide het slechte weer roet in het eten.
Deze keer hebben we meer geluk. We laten ons in de namiddag invliegen naar de Upper Neve. Van daaruit lopen we naar Katie’s Col, waar we onze bivak installeren. Een prachtbivak: een plateau op de rosten, uniek zicht, een relaxed gevoel. Dat hebben we nodig, want van hieruit is de overschrijding nog heel lang. Na een goede nachtrust staan we op voor de grote dag. We vorderen goed en snel en de steile wand en spitse graat zorgen voor ultiem klimplezier. Deze route via de westgraat is NZ gradatie 4, wat voor de Europese klimmers een D course betekent. De rotsgraat die ons uiteindelijk naar de top van Mt Torres brengt, bezorgt ons rillingen. Allemaal losse rots. Bij elke stap moet je goed uitkijken of je niet wegschuift en elke handgreep check je dubbel of die niet kan afbreken. De slechte condities zijn te wijten aan weinig sneeuw in de winter en twee warmteonweerders die alle sneeuw/ijs hebben weggespoeld. Dit ijs is nodig om de rots bij elkaar te houden. NZ is de speelvogel van koude vanuit Antarctica en warmte vanuit Australië. Dit jaar heeft de warmte blijkbaar gewonnen. We genieten maar even van de top van Torres Peak. Een nieuwe teleurstelling. De steile en indrukwekkende col die Torres en Tasman met elkaar verbindt, is niet te overschrijden. Twee enorme rimayes of randkloven versperren elke mogelijke doorgang. Er zit niets anders op dan terug af te klimmen. Een spannende onderneming met de losse rots en wind die tot 60 km/u waait. We komen terug aan in onze bivak rond 18u en besluiten de nacht hier door te brengen en de dag nadien over de sterk gecrevasseerde gletsjer een weg te zoeken naar de Pioneer hut. Deze hut is een gezellig ‘klein kot’ waar zo’n twaalf man kan slapen. Omdat iedereen hier wordt ingevlogen, brengen de klimmers verse groenten, wijn, frisdrank, ... mee naar boven. We trekken grote ogen en giezen wanneer iedereen aan het wokken is en een gastronomisch menu tevoorschijn tovert. Met ons beperkt rantsoen vallen we uit de toon. We hadden immers niet voorzien om in deze hut te zitten en brachten enkel gevriesdroogd eten mee. De klimmers die we hier ontmoeten zijn super vriendelijk en maken wat extra’s voor ons. We kunnen zo genieten van chili con carne (gemaakt door Paul Rogers die NieuwZeeland klimmer van het jaar 2007 is en pionierswerk levert in de Darran Mountains) en worst met broccoli (klaargestoofd door Stuart, een Australische gids en zijn vrouw). Na enkele uren rust in de hut komen we op het idee om Mt Tasman via de ‘north shoulder’ te beklimmen. De route is nog doenbaar ondanks de slechte condities. We pompen ons op en kruipen er vroeg in omdat we om 2u willen opstaan voor de beklimming. Ik voel me wat moe, maar de zin om de top te halen is groot. Om 2u45 vertrekken we. Het tempo ligt goed. Het vriest een beetje en de gletsjer ligt er goed bij. De klim naar Marcel Col is spannend omdat de rotspeilers massa’s losse stenen naar beneden laten vallen. Gezellig klimmen is iets anders, maar we hebben geluk. We traverseren de gevarenzone zonder problemen. Tijdens de zonsopgang klimmen we over de sterk verijsde graat naar de top van Lendenfeld. Een prachtig vergezicht. Mt Tasman reikt ons zo de hand. Toch moeten we beslissen om terug te keren. De teleurstelling is groot. Het gevoel om er zo dicht bij te staan en toch niet het hoofddoel te kunnen bereiken, doet ons vloeken. Ik stel me tevreden met de prachtbeklimming van Torres en de unieke ervaring van het klimmen aan de Westkust. We moeten wachten tot zaterdag om te kunnen uitvliegen.
66 | Nieuw-Zeeland
Nieuw-Zeeland | 67
De helikopter kan enkel komen bij open weer en met de lage bewolking zitten we noodgedwongen nog een dag vast. We worden beloond op zaterdagmorgen. Alweer prachtige beelden van een woest gletsjercomplex. We verwennen onszelf in Fox Glacier met een goed ontbijt en rijden naar Wanaka. Hier hebben we afspraak met Bram, de Dutch Mountaineer, die we eerder leerden kennen op de Ama Dablam Expeditie. We kijken er naar uit om samen nieuwe avonturen te beleven. Even denken we er aan om Mt Aspiring te beklimmen, de Matterhorn van Down Under. Ook hier zijn de sneeuwcondities te erbarmelijk en dus laten we het plan snel varen. We hebben er een slecht jaar uitgekozen om hier te klimmen. Omdat we nog enkele projecten voor ogen hebben in de Darran Mountains, beslissen we om koers te zetten naar Milford, voor een verblijf in de Homer hut. Hopelijk hier meer succes!
presenteert. De Chasm en Babylon Cracks zijn twee brede overhangende rotswanden die zelfs bij hevige regenval droog blijven. “Daar kan je altijd klimmen”, vertelt hij ons. “ I made these routes especially for days like this.” We geloven hem op zijn woord, verzamelen ons klimmateriaal en druipen af naar de sportklimroutes een twintigtal kilometer verderop in de hoofdvallei. De aanloop naar de wand is niet van de poes. Een uur lang ploeteren we door de modder in de natte ‘bush’, hijsen we ons omhoog aan boomwortels en proberen we ons staande te houden op de glibberige, bemoste boomstammen. ‘100% pure New Zealand!’ Wanneer we uiteindelijk aan de voet van de rotswand komen, wordt ons de toegang tot de routes versperd door een watergordijn dat over de bovenste rand van de overhangende rotswand naar beneden sijpelt. De routes zelf liggen er droog bij en gelukkig hangt er een vast touw zodat we ons snel door het water in het droge gebied kunnen hijsen zonder al te nat te worden. Eindelijk kan het klimmen zelf beginnen. Wegens het overhangende karakter van de rotswand zijn de meeste routes hier van een hoog technisch niveau (7a tot 8c). Maar we vinden onze gading op de eerste twee touwlengtes van de routes die een iets gematigder niveau (5c tot 6c) hebben. We kiezen enkele leuke routes uit en genieten van het door watererosie afgeronde en gladde graniet. We mogen niet klagen, want na de rotte en brokkelige rots in het Mt Cook gebied is de rotskwaliteit hier een ware verademing. Het klimmen zelf lijkt behoorlijk te vlotten en iedereen probeert het beste van zichzelf te geven. De komende dagen voorspellen ze toch nog slecht weer, dus kunnen we gerust tot het uiterste gaan en onze spieren en pezen wat uitdagen tot we door de verzuring de grepen niet meer kunnen vasthouden. Onze eerste klimdag in de Darrans is alvast een succes en Paul Rogers is tevreden dat hij er weer nieuwe enthousiastelingen voor het gebied bij gekregen heeft.
‘t Kan verkeren
King of the Mountain Door Nico Een onstabiel weerbericht kan twijfel zaaien voor elke klimtocht, vooral in de wilde natuur van de Darran Mountains. De kracht van een goede klimgroep kan echter zulke kwellingen oplossen en het is meer dan eens bewezen dat toffe kameraden de filter zijn waaruit veel goede tochten zijn voortgekomen. Met die wetenschap zetten we samen met Bram en Jeroen, een verdwaalde Belg die we oppikken op de camping in Wanaka, koers naar de Homer hut naast de Milford Sound Highway die de komende tien dagen ons basiskamp zal worden voor een aantal beklimmingen in deze Bergell-achtige bergketen. Ons eerste plan, de beklimming van de Oostgraat van Mt Talbot (2.105m) die een grote Darrans klassieker is, valt letterlijk in het water. De beloofde dag goed weer blijft uit en alles wijst erop dat we de dag al balend in de hut zullen moeten doorbrengen. Maar gelukkig is er op zulke momenten een beschermengel zoals Paul Rogers die we hier opnieuw ontmoeten en ons enkele slecht-weer-alternatieven
“Nico, Griet het is open weer, geen wolkje aan de lucht.” Met deze woorden licht Bram ons onverwacht uit ons bed de volgende morgen. Hoe? Is het dan geen slecht weer? De beloofde dag goed weer is dan toch gekomen, al is het een dag te laat. In Nieuw-Zeeland leer je als klimmer heel flexibel te zijn en snel te reageren op plotse weersveranderingen. Het ijzer moet hier gesmeed worden wanneer het heet is, anders krijg je maar weinig beklimmingen gedaan. We nemen een snel ontbijt en hoewel het al aan de late kant (8u) is, besluiten we toch onze kans op de Oostgraat van Mt Talbot te wagen. De route moet op een lange dag vanuit de Homer hut zeker te doen zijn. Omdat we tot op de top van Mt Talbot een hoogteverschil van bijna 1.400 m moeten overbruggen, willen we de aanloop naar de route zo snel mogelijk doen. Maar na een kwartiertje wandelen, stuiten we al op de eerste hindernis. Het waterpeil van de rivier is door de hevige regenbuien van de vorige dagen veel te hoog. Dus, schoenen uit en op blote voeten erdoor. Vijfhonderd meter verder is het weer hetzelfde liedje en nog eens enkele honderden meters verder opnieuw. Gelukkig blijft het maar bij drie keren. Als je onder tijdsdruk staat, kan je zulke afremmende factoren eigenlijk wel missen. Ondertussen zijn er al hoge sluierwolken komen binnendrijven en ik vrees dat we het vandaag ook niet helemaal gaan droog houden. We gaan door en de
68 | Nieuw-Zeeland
rest van de aanloop verloopt zonder onverwachte hindernissen zoals gepland en na vierenhalf uur lopen, staan we aan de voet van de driehonderd meter hoge rotswand die de toegang verleent tot het bovenste deel van de Oostgraat. Het is hier echter wel oppassen geblazen. De sneeuwhelling die vanuit de gletsjer tot aan de wand reikt, is behoorlijk steil en tenzij je de sprong van je leven wil maken, kan je hier een uitschuiver best missen. Omdat we lichtgewicht wilden klimmen, hebben we enkel een piolet (ijshouweel) meegenomen en geen stijgijzers zodat we extra voorzichtig moeten zijn. Maar aangezien de zon reeds heel vroeg op dit deel van de berg staat, is de sneeuw zacht genoeg om goede treden te maken. Dat scheelt! Na enig zoekwerk hebben we de juiste inklim van de route gevonden. In de Europese Alpen vind je vaak een oude haak, een vastgelopen klemblokje, een verweerde bandschling of andere sporen als indicatie van vorige klimactiviteiten. In Nieuw-Zeelandse routes vind je die niet. Achtergebleven materiaal is hier niet aanwezig en de routes zijn maagdelijk schoon. Dit is nauwelijks te verbazen als je weet dat veel routes in de Darrans nooit herhaald worden en dat zelfs populaire routes maar een handjevol beklimmingen per jaar kennen. Veel volk zie je hier dus niet. Het is ondertussen al bijna 13u en voorlopig houdt het goede weer stand. Geen enkele reden tot paniek dus. We maken ons klaar om de 300 meter hoge initiële rotswand van de oostgraat te beklimmen. Er wachten ons een viertal zesdegraads touwlengtes tot het begin van de eigenlijke hoofdgraat. De rots ziet er vast en betrouwbaar uit, maar ook zeer compact. Het lijkt erop dat je weinig tussenzekeringen zal kunnen steken. Eén regel uit de topo spookt dan ook door mijn hoofd: “be prepared for the odd healthy run-out”, maar al snel wordt die verdreven door Clint Eastwood’s one-liner: “a man’s got to do, what a man’s got to do.” Met een klein hartje zet ik de eerste passen op de rots en gaandeweg raak ik meer gefocust op het klimmen zelf zodat de zenuwen snel verdwijnen. Na een twintigtal meter kan ik mijn eerste tussenzekering aanbrengen. So far, so good! Gelukkig geeft de rots voldoende wrijving waardoor het klimmen meer techniek dan brute kracht vereist. Voor ik het weet zit ik weer tien meter boven mijn laatste tussenzekering. Niet dat het te snel gaat, maar de rots is hier zo compact dat je geen barsten vindt waar je eventueel wat zekeringsmateriaal kan achterlaten. Komt daar nog eens bij dat er veel mos op de rotsen kleeft die het parcours extra pikant maakt. Ik probeer een mogelijke barst te ontdekken, maar tevergeefs. Er zit niets anders op dan door te klimmen en hopen dat er hogerop wel iets te vinden is. Afklimmen op dit steile zesdegraadsterrein is geen optie. Als ik hier val, lig ik gegarandeerd in de kreukels. Ik mag al blij zijn dat mijn laatste tussenzekering het houdt. Kalm blijven en gewoon doorgaan! Zeven meter hoger vind ik eindelijk een fijne barst waaruit het mos en het zand zijn weggekrabd zodat ik er een klemblokje in kwijt kan. Wat een opluchting! Niet alleen het feit dat ik eindelijk weer een tussenzekering heb weten aan te brengen, maar ook de wetenschap dat hier de voorbije dagen of weken andere klimmers moeten zijn gepasseerd, stemt me goedgezind. We zullen dus wel op de juiste route zitten. Een aantal meters hoger weet ik in een kleine hoekversnijding een standplaats te bouwen zodat Griet kan nakomen. Wat een eerste lengte! En dat doet een mens dan voor zijn plezier!
Nieuw-Zeeland | 69
De volgende drie touwlengtes zijn minder psychisch inspannend omdat er meer tussenzekeringsmogelijkheden zijn. Alleen het mos vraagt nog 100% aandacht, want een plotse schuiver is niet denkbeeldig. Eenmaal Griet en ik op de eigenlijke graat komen, trekken we opnieuw onze bergschoenen aan, stoppen we een touw in de rugzak en klimmen we ‘corde tendu’ over de lange graat (vierdegraadsterrein) in de richting van de top. Wanneer we op de voortop aankomen, zien we Bram en Jeroen net boven komen op de top van de beginwand. Het weer is ondertussen aan het veranderen en vanuit het westen kunnen we de donkere wolken zien binnendrijven. Daar komt serieuze regen van. Ik begin me een beetje ongerust te maken omdat zij nog een lange weg voor de boeg hebben en hoop dat zij nog voor het aankomende slechte weer van de berg geraken. Om 17u staan Griet en ik op de hoofdtop van Mt Talbot en we maken ons snel uit de voeten, want na de graattraverse van de westkant wacht ons nog een lange afdaling naar de Homer hut en we willen zover mogelijk afgedaald zijn wanneer het onweer losbarst. De afdaling zelf verloopt behoorlijk vlot, maar er is maar één gedachte die me bezighoudt: “Waar zijn Bram en Jeroen?” Ik probeer voortdurend de sneeuwhellingen af te speuren, maar kan geen spoor van hen ontdekken. De lucht wordt steeds zwaarder en zwaarder, en het slechte weer laat niet lang meer op zich wachten. Mijn ongerustheid groeit met de minuut. Wanneer het onweer in al zijn hevigheid losbarst, zijn Griet en ik beneden in de vallei. Gelukkig, maar waar zijn Bram en Jeroen? Rond 20u bereiken we de Homer hut en genieten we na van een geslaagde beklimming. Toch blijft de ongerustheid over Bram en Jeroen knagen. Ik probeer mijn zinnen wat te verzetten door mee te helpen met het eten en het materiaal te drogen te hangen. Om 22u30 komt uiteindelijk het verlossende moment wanneer Bram en Jeroen in het donker de Homer hut komen binnen gevallen. Eindelijk! Blijkbaar zijn ze vroeger van de graat kunnen terugkeren zodat ze nog voor het onweer van de berg af waren. We serveren hen wat eten en vooral veel thee en frisdrank zodat we samen kunnen toosten op een mooie beklimming. “Speed and routefinding will always make the difference between an amazing trip and an absolute epic”, schrijft de topo voor. Dat is inderdaad zo, maar het is toch goed om te weten dat wanneer kiwi’s spreken over een dagroute zij een tocht van minstens 12 tot 17 uur in gedachten hebben. Niet te verwonderen dus dat Nieuw-Zeeland grote klimmers levert.
Een hoog pioniergehalte Na twee regendagen die we gebruiken om te rusten en inkopen te doen in Te Anau zijn we terug van de partij. Jeroen heeft het ondertussen voor bekeken gehouden en is doorgereisd naar Wanaka. Griet, Bram en ik maken ons klaar voor het hoofddoel van ons verblijf in de Darran Mountains. Een route die ons al tijdens onze reisvoorbereidingen in België in het oog gesprongen is: de North Buttress-route van Mt Sabre (2.162 m). “The North Buttress is the best long alpine rock route for its grade in the country. 500 metres of seriously exposed climbing. This one was a Darrans classic even before it was succesfully climbed (citaat topo)”. Met maar liefst drie dagen goed weer in het vooruitzicht hebben we dus geen enkele reden om er niet voor te gaan.
70 | Nieuw-Zeeland
Klimmen in de Darran Mountains is een unieke ervaring die zijn gelijke niet kent. Er zijn geen morenevelden of -kammen waar je moet opkruipen en de gletsjers zijn van een veel kleinere omvang dan in het Mt Cook gebied. Maar de bergen zijn allemaal zeer technisch en veeleisend. Voor sommige beklimmingen moet je zelfs een hoogteverschil van 2.500 meter overbruggen. Het vinden van de juiste route is vaak een probleem door duivelse aanlopen over een gevarieerd terrein van dicht en nat woud, steile grashellingen en brokkelige rotsvelden, en door het feit dat de klimlijn vaak discontinu is. Dit wordt ons maar al te vaak duidelijk gemaakt door de lokale klimmers zodat we de eerste dag, na wat laatste richtlijnen van de hutwachter Derek Thatcher, vroeg op pad zijn. Het zullen drie lange dagen worden, dus kunnen we het maar beter zo slim mogelijk aanpakken. Tot aan het Gertrude Saddle (1.410m) is het voor ons bekend terrein en na twee uur stappen over een redelijk pad bereiken we deze bergpas die een mooi uitzicht geeft op de Milford Sound. Dan gaat het steil bergop in de richting van de top van Barrier Knob. Gaandeweg verdwijnt ook het pad en het is een eerste indicatie dat er hier weinig volk passeert en dat we stilaan naar een afgelegen vallei trekken. Ongeveer 200 meter onder de top van Barrier Knob moeten we in de rotswand traverseren over brokkelig terrein in de richting van het Adelaide Saddle dat ons toegang verleent tot de Moraine Creek Valley en het Lake Adelaide waar Mt Sabre ligt. Het touw moet zelfs even uit de rugzak voor een steile traverse van een dertigtal meter waarbij je 400 meter de diepte inkijkt. Dit is extreem bergwandelen op zijn best. Rond de middag bereiken we eindelijk het Adelaide Saddle en krijgen we een eerste zicht op de indrukwekkende monoliet die Mt Sabre heet. We worden stil of is het gewoon omdat we blij zijn dat we onze zware rugzakken even kunnen afgooien? Geen idee. Maar één ding staat vast, we zijn nog maar amper halfweg en het terrein lijkt er niet eenvoudiger op te worden. Via Gifford’s Crack, een zeer steile rots- en grashelling, dalen we tot de valleibodem. Vorig jaar heeft men hier twee rappelstellingen geïnstalleerd wat de veiligheid serieus heeft vergroot. Een schuiver wordt hier namelijk zwaar afgestraft. Ik moet er niet aan denken om hier in regenweer terug naar boven te klauteren. Wat er van veraf goed lijkt uit te zien, kan van dichtbij totaal anders zijn. Zo is het ook hier beneden in de vallei. Een pad is er niet en we moeten ons een weg zien te wroeten door het struikgewas, over de grasbulten, de rotsplaten, de beekjes, enz. Gemakkelijk is het niet, maar met vallen en opstaan en regelmatig wat vloeken en zoeken, bereiken we Phil’s Bivy. Dit zijn twee reusachtige rotsblokken die een droge bivakplaats voor maar liefst veertien personen bieden. De verleiding is zeer groot om de nacht hier door te brengen. We zijn moe en het moeilijke terrein even beu, maar de weg naar de inklim is nog lang. Die willen we morgenochtend echt niet in het donker doen. Op aanraden van Paul en Derek lopen we na een lange rustpauze verder in de richting van de inklim van de North Buttress - route. Het is ondertussen 16u30 en het blijft nog wel enkele uren licht. Via een gelijkaardige gras- en rotshelling als Gifford’s Crack bereiken we na een tiental uren lopen een plaats die ons geschikt lijkt om een bivak op te slaan. We rollen onze slaapzakken, bivakzakken en matjes uit, en koken een uitgebreide maaltijd om onze energietank weer op te laden. Na een verbazingwekkend goede nachtrust brengen we alles in gereedheid voor de eigenlijke beklimming. Maar voor we vertrekken, moeten we eerst nog al het materiaal dat achterblijft goed verstoppen onder rotsblokken om er voor te zorgen dat kea’s er hun lusten niet op kunnen botvieren. Kea’s zijn kleurrijke
Nieuw-Zeeland | 71
bergpapegaaien die vriendelijk en komisch zijn tot ze een onbewaakte auto, tent, bergschoen of slaapzak ontdekken. Binnen de kortste keren heeft er een zijn ganse familie opgetrommeld en laten ze een spoor van vernieling achter. Engelse hooligans zijn er niets tegen. Na onze terugkomst zal een kea zich tegoed doen aan de tong van Brams bergschoen terwijl wij aan het koken zijn. De kea’s zijn een beschermde diersoort in Nieuw-Zeeland en mogen dus niet worden aangeraakt. Trouwens, stenen gooien heeft geen zin, want ze denken gewoon dat het een amusant spelletje is. Vanuit ons bivak is de inklim niet ver meer. Na een half uurtje staan we aan de voet van de route die we makkelijk vinden omdat er een touwgroep Nieuw-Zeelanders, die blijkbaar nog hogerop gebivakkeerd hebben, reeds aan de eerste touwlengte is begonnen. Aan hun aantal tussenzekeringen te zien, zal het weer een boeiende eerste lengte worden. Het enige spijtige aan het ouder worden is dat je de ‘no balls, no glory’-houding uit je jeugd verliest. Op momenten als dit heb ik vaak heimwee naar die jeugdige onstuimigheid. Hoewel?
72 | Nieuw-Zeeland
In ieder geval is het weerom vertrekken met gierende banden. Een loodrechte compacte muur van ongeveer 60 meter met weinig goede zekeringsmogelijkheden is het voorgerecht. Nadien volgen twee makkelijkere lengtes die uiteindelijk leiden tot het meest geëxposeerde deel van de wand en de drie sleutelpassages (6a). Het hoofdgerecht is snel verteerd, maar het dessert van nog 300 meter over vierde- en vijfdegraadsterrein duurt lang. Ook op de North Buttress-route is alles ‘clean’: geen haken en geen geprepareerde standplaatsen. Alles is zelf aan te brengen en 98% van je standplaatsen moet je bouwen met camelots, friends en klemblokjes. Op en rond de top van Mt Sabre vind je verschillende bivakplaatsen. De reden spreekt voor zich.
Nieuw-Zeeland | 73
Mount Everest Vooraleer we de bergen ingaan, willen we eerst zoveel mogelijk informatie verzamelen over de condities en de weersvoorspellingen. We willen weten wat andere klimmers gedaan hebben en of zij belangrijke kliminformatie kunnen meedelen. In een nieuwe klimomgeving is het altijd zoeken waar je al die gegevens kan vinden. Zo rijden we met onze huurauto van Queenstown naar Mount Cook Village. We willen Mount Cook beklimmen. Onderweg passeren we langs het dorpje Twizel waar we stoppen aan het lokale toeristenbureau. We vragen er aan de loketbediende wie ons informatie kan geven over de condities op de berg. De dame bekijkt ons en zegt dan heel charmant: “Jullie willen Mount Cook beklimmen, dat is goed, maar hebben jullie dan Mount Everest al eerder beklommen?” We kijken elkaar aan. Dit moet een grap zijn. De dame blijft er echter serieus bij. We antwoorden haar: “Neen, Mount Everest hebben we nog niet beklommen, maar we hebben wel een berg in de buurt van Everest beklommen.” Waarop we plots als helden worden onthaald en alle nodige informatie krijgen. Dat Edmund Hillary in Nieuw-Zeeland een grote held is, wordt ons duidelijk gemaakt wanneer Sir Ed sterft. Twee weken van nationale rouw. Overal hangen de vlaggen halfstok. Mensen die ontroerd rondlopen. Een massa aan mensen die op groot scherm de begrafenis bijwonen. Hun nationale held is komen te gaan. Als herinnering aan hem houden we het vijf dollarbriefje, waarop zijn gezicht staat afgebeeld, bij. Misschien brengt het ooit nog eens geluk.
Op een berg geraken is een ding, maar er terug af is een ander. De afdaling loopt over de steile oostgraat die we via zeer brokkelige en gevaarlijke banden bereiken. Het is een pak van mijn hart dat we uiteindelijk de rappelstellingen aan de grote gendarme (rotstoren op een graat) bereiken die ons naar de Adelaide-Sabre Col leiden. Vanaf hier gaat het over een steile sneeuwhelling en rotsplaten terug tot aan onze bivakplaats die we net voor valavond bereiken. Er zijn weer hoge sluierwolken komen binnendrijven, dus zit er duidelijk verandering in de lucht. Gelukkig houdt het weer ‘s anderendaags nog stand voor onze lange uittocht uit de verlaten vallei van het Lake Adelaide, die meer weg heeft van een expeditie dan van een bergtocht. Maar al het leed, de vermoeidheid en de pijnlijke voeten zijn gauw vergeten wanneer we ons in de Homer hut de koning te rijk voelen en kunnen terugblikken op drie dagen bergplezier en kameraadschap. ‘s Anderendaags komt wel het bittere besef dat ons verblijf in Nieuw-Zeeland ten einde loopt en dat we stilaan terug noordwaarts moeten keren. In Te Anau moeten we spijtig genoeg afscheid nemen van Bram en rijden we via de Southern Scenic Route langs Invercargill en Dunedin naar Christchurch. ‘Yep, all good things must come to an end’, maar gelukkig zijn er voldoende redenen om terug te komen, want ik had nooit gedacht dat de landen ‘down under’ zo’n diepe indruk op me zouden nalaten.