landbouw-service Nu m m er 3 / 2 0 08
Dec e mb e r 2 0 0 8
VOORWOORD
INHOUDSTAFEL
En hoe gaat het in de sector ? Deze vraag krijg ik dagelijks op mijn bord. Meestal antwoord ik: “druk”. Het feit dat diverse mensen mij deze vraag stellen, betekent dat onze sector toch wat betekent in het economische leven. Echter, zonder ons zou het eten niet op een degelijke manier op het bord van de consument terecht komen… De brandstofprijzen zijn de afgelopen maanden terug gedaald. Dit is uiteraard positief voor onze sector. Na onderzoek bleek immers dat onze sector de gestegen brandstofprijzen onvoldoende doorrekende aan de klanten. Daarnaast zitten vele sectoren in een diepe crisis. Dit is een uitloper van de kredietcrisis van begin oktober. Er heerst dan ook veel onzekerheid. Bedrijven gaan snoeien in de kosten, zelfs in de personeelskosten. Diverse leden melden me dat er nu terug arbeiders zich aanmelden om in onze sector te komen werken. Bovendien zullen de mensen steeds moeten eten, waardoor er altijd een toekomst zal zijn voor de toeleveranciers aan de landbouw. Een crisis kan dus ook positief uitdraaien. In deze nieuwsbrief doen wij twee oproepen ! Een eerste oproep is om aanwezig te zijn op het Nationaal Congres van 18 december 2008. Landbouw-Service staat 365 dagen per jaar voor u paraat. Daarom vragen wij u een halve dag van uw vrije te besteden aan Landbouw-Service. Op die manier kan de buitenwereld zien hoe sterk onze beroepsvereniging wel is en krijgen we een sterkere positie in diverse onderhandelingen. Tijdens het congres zullen we bovendien verder ingaan op de realisaties van Landbouw-Service en de toekomstperspectieven. Zeker een reden om aanwezig te zijn ! Een tweede oproep is om u in orde te stellen met IKKB. Ook de landbouwers zullen dit vragen. In de gids voor de plantaardige productie staat immers dat de landbouwers bij voorkeur werken met gecertificeerde loonwerkers. Maar het IKKB-systeem voor loonwerk zal nog belangrijker worden. Ook de landbouwers uit de dierlijke sector moeten voldoen aan het autocontrolesysteem van het Federaal Voedselagentschap. De gids voor de dierlijke productie is in 2008 goedgekeurd. Daarom roepen we alle loonwerkers op om zich in orde te stellen met het IKKB-systeem. Johan VAN BOSCH Algemeen Secretaris Landbouw-Service
[email protected]
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 1
VOORWOORD
1
VERBONDSNIEUWS Nationaal Congres Moeten loonwerkers betalen aan VLAM? Heeft u de overheid als klant? Lidgeld reeds betaald? Betalen voor het Voedselagentschap?
2 2 2 2 3 3
SOCIALE ACTUALITEITEN Lonen Waar vinden we nog arbeiders? Wat krijgt een zelfstandige in ruil voor de sociale bijdragen die hij/zij betaalt? Beroepenpas voor loonwerk-arbeiders
4 4 4 5 7
MILIEU Regels voor ggo’s Boerenbond en Natuurpunt: nulbemesting Minder nitraat in Vlaams oppervlaktewater Uitstoot ammoniak bij uitrijden groter dan gedacht Productie van milieuvriendelijke voedingsmiddelen Controleer de vervaldatum van uw milieuvergunning
8 8 9 9 10 10 11
LANDBOUWMECHANISATIE Fedagrim verwacht sterke stijging verkoop tractoren
12 12
OPLEIDING 13 EDUplus startklaar voor inspirerend vormingsjaar 2008-2009 13 PCLT Roeselare: Het opleidingscentrum voor uw bedrijf! 14 SECTORNIEUWS Landbouwvoertuigen in het verkeer Let op voor de hoofdelijke aansprakelijkheid Kostprijsberekening via internet Meststoffenmarkt
15 15 16 17 18
ONKRUIDBESTRIJDING Toelating gewasbeschermingsmiddelen Vullen en reinigen van het spuittoestel: knelpunten naar puntvervuiling Het belang van drift en haar reducerende technieken voor het milieu in Vlaanderen
19 19
VOEDSELVEILIGHEID IKKB standaard specifiek voor loonwerkers en loonsproeiers !
23 23
LANDBOUWNIEUWS Gebruikersschade op landbouwgronden Wat is Health Check? Plattelandsontwikkeling: evaluatie in Vlaanderen Resultaten landbouwenquête Plattelandsontwikkeling: achtergrond Enquête Boerenbond: Landbouwinkomen Vlaamse boeren gehalveerd in jaar tijd
25 25 25 26 27 31
20 21
32
02-12-2008 17:49:14
VERBONDSNIEUWS
Nationaal Congres De Nationale Centrale Landbouw-Service organiseert op 18 december 2008 haar Nationaal Congres in de gebouwen van Kinepolis te Brussel. Tijdens dit Congres worden de nieuwe bestuurders van Landbouw-Service verkozen, evenals de bestuurders van volgende afdelingen die actief zijn binnen LandbouwService: • Afdeling loonwerk (Nationale Beroepsvereniging van Aannemers van Land- en Tuinbouwwerken v.z.w.) • Afdeling loonsproeiers of sproeistoffenhandelaars (Nationale Beroepsvereniging van Loonsproeiers en Sproeistoffenhandelaars v.z.w.) • Afdeling handelaars in mest en meststoffen (Nationale Beroepsvereniging van Handelaars in Meststoffen v.z.w.) • Afdeling handelaars in veevoeders (Nationale Beroepsvereniging van Handelaars in Veevoeders v.z.w.) De Statutaire vergadering van Landbouw-Service koppelen we aan een editie van AgriFuture. Het programma van die dag: 13.00u: Ontvangst 13.30u: Opening door Lionel Vanneste, Voorzitter Landbouw-Service 13.45u: Wat heeft Landbouw-Service voor U gedaan? 15.00u: Verkiezing van de leden van de Raad van Bestuur • Nationale Centrale Landbouw-Service v.z.w. • Nationale Beroepsvereniging van Aannemers van Land- en Tuinbouwwerken v.z.w. • Nationale Beroepsvereniging van Loonsproeiers en Sproeistoffenhandelaars v.z.w. • Nationale Beroepsvereniging van Handelaars in Meststoffen v.z.w. • Nationale Beroepsvereniging van Handelaars in Veevoeders v.z.w. 16.00u: Pauze 17.00u: Welkom door Lionel Vanneste, Voorzitter Landbouw-Service 17.10u: Uiteenzetting door Jozef Delaporte, Landbouwkrediet: Investeringen in landbouwuitrusting 17.30u: Uiteenzetting door Olivier Miserque en Fabienne Rabier, CRA-W: Kostprijsberekening voor landbouwmachines via internet 17.45u: Panelgesprek “Mechatrends” met: • Bernard Krone - KRONE GmbH • Francis Lacroix - TECNOMA • Egide Vandevelde - NEW HOLLAND BENELUX • Victor Joskin - JOSKIN • Andrea Bedosti - SAME DEUTZ-FAHR • Jorgen Audenaert - JOHN DEERE 19.00u: Receptie Inschrijven is verplicht!
Moeten loonwerkers betalen aan VLAM? Diverse leden hebben een factuur gekregen van VLAM met betrekking tot de bijdrage in het promotiefonds “niet-eetbare tuinbouwproducten”. VLAM maakt promotie voor land- en tuinbouwproducten, waaronder ook de sierteeltsector. Deze promotiecampagnes worden gefinancierd door producenten, groothandel en kleinhandel in bloemen en planten, tuincentra, tuinaannemers, groenvoorzieners. Uiteraard zijn pure loonwerkers niet bijdrageplichtig. LandbouwService heeft zich geëngageerd om de loonwerkers die een factuur hebben gekregen, te groeperen en zo in groep te reageren. Toch benadrukken wij dat loonwerkers die wel actief zijn in het aanleggen van parken en tuinen deze bijdrage WEL moeten betalen. Loonwerkers die niet actief zijn in het aanleggen van parken en tuinen kunnen zich melden bij Landbouw-Service en een brief sturen naar Landbouw-Service, Spastraat 8, 1000 Brussel, met volgende bijlagen: • een brief op uw briefpapier, waarin u attesteert dat u geen tuinaannemer of groenvoorziener bent (Ik, … attesteer dat ik loonwerker ben en niet actief ben als tuinaannemer of groenvoorziener) • Een copie van de factuur die u gekregen heeft
Heeft u de overheid als klant? Diverse leden hebben ook openbare besturen en overheden als klant. Normaal gezien respecteren deze overheden de wettelijke betalingstermijn van 50 dagen. In deze moeilijke economische omstandigheden is het belangrijk dat bedrijven kunnen rekenen op een tijdige betaling van hun facturen door de overheid. Minister Van Quickenborne heeft daarom een meldpunt gelanceerd op ewww.quickonomie.be. Bedrijven die achterstallige betalingen te goed hebben van de overheid kunnen dit voortaal gemakkelijk meedelen. Daarnaast heeft Minister Van Quickenborne tevens een kafkameldpunt voor de administratieve vereenvoudiging.
• 2 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 2
02-12-2008 17:49:14
VERBONDSNIEUWS DOSSIER MEST
Lidgeld reeds betaald? Bloeiende zaken voor u als aannemer van land- en tuinbouwwerken, loonsproeier, handelaar in mest, meststoffen of veevoeders, dat is ook onze enige zorg bij Landbouw-Service. Daarvoor sparen we geen moeite. Het resultaat: als lid van Landbouw-Service hebt u altijd een lengte voorsprong. Landbouw-Service is de beroepsvereniging van alle loonwerkers, aannemers van landen tuinbouwwerken en alle toeleveranciers van de landbouwsector. De leden zijn zowel zelfstandige ondernemers als KMOleiders met personeel, kortom ondernemers die bewust voor Landbouw-Service gekozen hebben om hun belangen te verdedigen en die dagelijks de vruchten ervan plukken. Landbouw-Service wil ook uw partner zijn om u te helpen met uw onderneming: tips om beter zaken te doen, voedselveiligheid, IKKB, GMP, milieu, BTW, personeelszaken, transportproblematiek,… U noemt het, onze experts staan u bij. Uw lidmaatschap bij Landbouw-Service geeft u een lengte voorsprong om nog beter zaken te doen en geeft ons de slagkracht om nog beter voor u op te komen. Wat heeft Landbouw-Service voor u gedaan tijdens de voorbije jaren? Een greep uit de realisaties:
• Samen met de landbouworganisaties werd in september 2006 het landbouwrijbewijs of rijbewijs G gerealiseerd. • Om te voldoen aan het Koninklijk Besluit Autocontrole, heeft LandbouwSer vice een sectorgids en een IKKB-handboek uitgewerkt. Deze sectorgids werd ingediend bij het Voedselagentschap (FAVV) • Loonwerkers die producten vervoeren voor GMP-bedrijven, behoeven niet meer te voldoen aan de GMPreglementering, maar wel aan de IKKBregels, voor zover dit vervoer ondergeschikt is aan de activiteit op het land. • Duidelijkheid over de procedures die gevolgd moeten worden voor brede machines (breedtevergunningen en vergunning voor uitzonderlijk vervoer) • Door de suikerhervorming heeft Landbouw-Service er voor gezorgd dat loonwerkers, actief in cichorei steun kunnen krijgen. Dit dossier werd eind 2006 afgerond. In 2008 werd het dossier gestart voor de suikerbieten. Ook hier is een steun voorzien voor loonwerkers die suikerbieten gezaaid of gerooid hebben in 2007, voor zover dit was voor Tiense Suikerraffinaderij of ISCAL. • Landbouwservice is de enige vertegenwoordiger van de sector bij de onderhandelingen met de vakbonden onder Paritair Comite 132 en het Sociaal Fonds m.b.t. arbeidsvoorwaarden, lonen, opleidingen, uitbetaling eindejaarspremie, enz.
• We zijn vertegenwoordigd bij de onderhandelingen bij het FAVV keuring spuittoestellen,wat geleid heeft tot korting van de bijdrage bij montage van een “schoonwatertank”. • Harde onderhandelingen bij de mestbank en kabinet Minister Crevits in verband met het AGR/GPS systeem en de derogatiewetgeving en de onrealistische administratieve controles geven niet altijd het verhoopte resultaat maar hebben wel er toe geleid dat de mestbank deze opmerkingen analyseert en bepaalde zaken heel ernstig onderzoekt en opvolgt wat later zal leiden tot aanpassingen. • Landbouw-Service is tevens betrokken in een aantal projecten, zoals puntvervuiling bij sproeiwerkzaamheden, opvolging van de GGO-problema tiek, … • Diverse vergaderingen en studieavonden over de meest uiteenlopende onderwerpen die van belang zijn voor de sector. Deze initiatieven gaan door op diverse plaatsen in het land. Tevens worden studiereizen georganiseerd.
Overtuigd? De bijdrage voor 2009 bedraagt 100€. U kunt dit bedrag storten op rekening nr. 426-3156821-31 van het LandbouwService, Spastraat 8, 1000 Brussel. Deze bijdrage is 100 % fiscaal aftrekbaar. Landbouw-Service rekent op U! U mag ook in 2009 op ons rekenen!
Betalen voor het Voedselagentschap? Diverse leden contacteerden reeds het secretariaat van Landbouw-Service omdat zij een aangifte kregen voor het Federaal Voedselagentschap (FAVV).
Zijn loonwerkers in de sector “Primaire productie” de heffing verschuldigd? Loonwerkers zijn de heffing slechts verschuldigd indien ze ook producten (vb. bestrijdingsmiddelen) verhandelen. In dit geval vallen ze onder de sector “detailhandel”. GEVOLG: Loonsproeiers die producten meeleveren moeten bijdrage betalen, de gewone loonwerker niet.
Wat is dan het bedrag dat moet worden betaald? Een forfaitair bedrag: 103,48€ Een variabel bedrag dat verschilt al naargelang van het aantal werknemers (voltijdsequivalenten - VTE): Aantal bezoldigde Forfaitaire heffing Variabele heffing werknemers (EUR) (EUR) 0 103,48 20,70 1-4 103,48 20,70 5-9 103,48 105,55 10-19 103,48 212,13 20-49 103,48 424,26 50-99 103,48 1.059,62 ≥ 100 103,48 2.119,23
Te betalen (EUR) 124,18 124,18 209,03 315,61 527,74 1.163,10 2.222,71
• 3 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 3
02-12-2008 17:49:14
SOCIALE ACTUALITEITEN
Lonen Technische land- en tuinbouwwerken (132.000)
01/10/2008
Lonen Categorie 1A
7,87 €
Categorie 1B
9,60 €
Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €)
9,65 €
Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €)
9,75 €
Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €)
9,85 €
Categorie 2
10,09 €
Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €)
10,14 €
Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €)
10,24 €
Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €)
10,34 €
Categorie 3
10.61 €
Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €)
10,66 €
Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €)
10,76 €
Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €)
10,86 €
Categorie 4
11,68 €
Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €)
11,73 €
Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €)
11,83 €
Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €)
11,83 €
Categorie 5
12.83 €
Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €)
12,88 €
Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €)
12,98 €
Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €)
13,08 €
Vergoedingen Vergoeding op verplaatsing:
14,32 €
Huisvestingsvergoeding
14,32 €
Scheidingsvergoeding per verplichte overnachting
7,75 €
Nachtwerk - in de winteruurregeling (tussen 22u en 6u)
+20 %
- in de zomeruurregeling (tussen 23u en 7u)
+20 %
Waar vinden we nog arbeiders? Steeds meer loonwerkers ondervinden problemen bij het vinden van geschikte medewerkers. Het is ook niet evident om mensen te vinden. Enerzijds zijn er regio’s waar er weinig werklozen zijn. Dat betekent dat je medewerkers moet vinden die van verder komen (zelfs uit het buitenland), of dat je medewerkers vindt bij collega’s, met alle gevolgen vandien met betrekking tot loon- en arbeidsvoorwaarden. Al maar minder mensen willen hard werken, onregelmatige uren kloppen en weekendwerk verrichten. Mensen hechten meer belang aan hun sociaal leven, willen ’s avonds bij het gezin doorbrengen, hebben hobby’s, … Het is allemaal te gemakkelijk, te evident geworden, zeker in tijden dat veel bedrijven volk zoeken. Blijven we met de vraag zitten: waar vinden we nog gemotiveerde en geschikte arbeiders, die in de loonwerksector willen werken. Misschien moeten we ons toch meer concentreren op de bestaande systemen. In de eerste plaats bestaat er de VDAB. Alleen al door het doorgeven van vacatures aan VDAB, zetten we onze sector mee op de kaart en laten we zien dat we volk nodig hebben. Op dit moment wordt er bij de overheid niet nagedacht over knelpuntberoepen in het loonwerk, omdat men onze sector niet kent. En dit is dan weer te wijten aan het feit dat loonwerkers de vacatures niet doorgeven… Het is dus belangrijk om vacatures door te geven aan VDAB, zelfs al bent u overtuigd dat u nooit een geschikte of gemotiveerde medewerker zal vinden via dit kanaal. Wie weet komt er wel een medewerker uit… Daarnaast moeten we ook denken aan de samenwerking met scholen. Schoolverlaters kunnen ideale medewerkers zijn. Ze willen ervaring opdoen, zijn nieuwsgierig en meestal bereid om flexibel te werken. Aangezien ze weinig ervaring hebben, kunnen ze nog opgeleerd worden zodat ze perfect passen in het loonwerkbedrijf. Hou er wel rekening mee dat nieuwe jonge medewerkers niet meer die gebondenheid hebben met een bedrijf, zoals dat vroeger was. Ze zijn niet meer zo loyaal. Vroeger begon een schoolverlater in een bedrijf en bleef er tot zijn pensioen. Dat is nu niet meer zo. Mensen “shoppen” en kijken waar de beste loon- en arbeidsvoorwaarden worden aangeboden. Diverse studies wijzen uit dat arbeiders gemiddeld 2 tot 5 jaar in hetzelfde bedrijf blijven. Dit is uiteraard spijtig aangezien ze hun vorming hebben opgedaan in het bedrijf. Soms hebben ze zelfs een rijbewijs gehaald op kosten van het bedrijf. Dit is een situatie waar we ons mee moeten verzoenen, hoewel het een grote frustratie is voor alle werkgevers.
• 4 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 4
02-12-2008 17:49:14
SOCIALE ACTUALITEITEN
Wat krijgt een zelfstandige in ruil voor de sociale bijdragen die hij/zij betaalt? Zelfstandigen hebben een eigen sociaal statuut, dat grondig verschilt van het statuut van werknemers. Niet alleen worden de sociale bijdragen op een andere manier berekend, ook de rechten die men hieraan ontleent zijn verschillend van deze voorzien in het werknemersstatuut. Hoe worden die bijdragen nu precies berekend, en wat krijgt men ervoor in de plaats? Sociale bijdragen In tegenstelling tot bij de werknemers, gebeuren bij zelfstandigen geen RSZafhoudingen aan de basis. De zelfstandige dient binnen de 90 dagen na de start van de activiteit aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Ieder kwartaal betaalt de zelfstandige een sociale bijdrage aan dit fonds.
Berekening van de bijdrage Het algemene principe is dat de sociale bijdragen gedurende een bepaald jaar berekend worden als een percentage van het netto belastbaar inkomen van 3 jaar eerder. Het netto belastbaar inkomen is het saldo van het bruto-inkomen verminderd met de beroepskosten die fiscaal in mindering gebracht kunnen worden. Een zelfstandige in hoofdberoep betaalt 22% van zijn/haar inkomen van 3 jaar eerder aan sociale bijdragen. Dit inkomen wordt het referteinkomen. Indien het referte-inkomen lager ligt dan € 11420,41 is sowieso een wettelijke minimumbijdrage verschuldigd. Op het gedeelte van de inkomsten gelegen tussen € 49315,47 en € 72675,38 wordt slechts 14,16 percent aan bijdragen aangerekend. Het gedeelte van de inkomsten dat boven de grens van € 72675,38 ligt, is vrijgesteld van sociale bijdragen.1 Omdat voor startende zelfstandigen geen referte-inkomen van drie jaar eerder beschikbaar is, wordt tijdens de eerste drie jaren rekening gehouden met de inkomsten van die jaren zelf. Deze inkomsten worden echter pas twee jaar na datum door de fiscus definitief vastgesteld. Daarom betalen startende zelfstandigen eerst voorlopige bijdragen, die achteraf worden herberekend in functie van de werkelijk genoten inkomsten. Startende zelfstandigen kunnen een verhoogde voorlopige bijdrage betalen om
zware regularisaties achteraf te vermijden. Dit kan ook fiscaal interessant zijn, aangezien de betaalde sociale bijdragen integraal fiscaal aftrekbaar zijn als beroepskost. Bovendien laat dit toe om hogere – en eveneens fiscaal aftrekbare – bijdragen te betalen in het kader van een Vrij Aanvullend Pensioen (zie verder).
standigen liggen dan ook lager dan bij werknemers. Bovendien kan men deze lacune vrij goed opvangen door tegen interessante voorwaarden vrijwillige stortingen te doen in het kader van een Vrij Aanvullend Pensioen (VAP, zie verder).
Voor zelfstandigen in bijberoep of gepensioneerden met een beperkte activiteit als zelfstandige, zijn andere percentages en grenzen van toepassing.2
Dit pensioen wordt vaak het “weduwenpensioen” genoemd. Wanneer aan bepaalde voorwaarden voldaan is, heeft de langstlevende echtgenoot recht op een pensioen dat berekend wordt op basis van de prestaties van de overleden echtgenoot.
Sociale rechten I. Pensioenen Een deel van de sociale bijdragen die een zelfstandige betaalt, is bestemd voor de opbouw van pensioenrechten.
Rustpensioen Het rustpensioen is het pensioen dat men geniet op basis van de eigen beroepsloopbaan en dat in beginsel ingaat vanaf de maand volgend op het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar. Het wordt steeds berekend op basis van de beroepsloopbaan (als zelfstandige, als werknemer, of een combinatie van beide). Wanneer men een beroepsloopbaan van minstens 35 jaren achter de rug heeft, kan men vanaf de leeftijd van 60 jaar vervroegd met pensioen gaan. Men dient er dan wel rekening mee te houden dat het pensioenbedrag met een bepaald percentage wordt verminderd. Het wettelijke pensioen van zelfstandigen ligt doorgaans een stuk lager dan dat van werknemers met een vergelijkbaar nettoinkomen. De sociale bijdragen van zelf-
Overlevingspensioen
Pensioen van uit de echt gescheiden echtgenoot
Wanneer aan bepaalde voorwaarden voldaan is, kan de uit de echt gescheiden echtgenoot aanspraak maken op een rustpensioen op basis van de beroepsloopbaan van de vroegere echtgenoot. Enkel de periodes tijdens dewelke men gehuwd was worden in aanmerking genomen. In het geval van een scheiding van tafel en bed of feitelijke scheiding, kan men onder bepaalde voorwaarden op een gelijkaardige regeling terugvallen.
II. Ziekteverzekering De ziekteverzekering is de tweede grote sector van het sociaal statuut der zelfstandigen en kan worden onderverdeeld in twee subsectoren, namelijk de gezondheidszorgverzekering en de uitkeringsverzekering. Wie steeds de sociale bijdragen betaalde en zich aansloot bij een ziekenfonds, is in regel met de ziekteverzekering. Het zijn de ziekenfondsen die instaan voor het vaststellen van de rechten, de terugbetalingen en het uitbetalen van de uitkeringen.
>>
• 5 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 5
02-12-2008 17:49:14
SOCIALE ACTUALITEITEN >>
Gezondheidszorgen Sinds 1 januari 2008 zijn zelfstandigen op exact dezelfde manier verzekerd als werknemers: zij hebben recht op dezelfde terugbetalingen van het ziekenfonds in geval van ziekenhuisopname, heelkundige ingrepen, doktersbezoeken, tandartsbezoeken, aankoop van voorgeschreven geneesmiddelen, etc. Zelfstandigen kunnen ook genieten van de zgn. maximumfactuur.
Uitkeringen bij arbeidsonge-
Het kraamgeld wordt uitbetaald naar aanleiding van de geboorte van een kind.
IV. Dienstencheques in het kader van de moederschapsh Vrouwelijke zelfstandigen die bevallen zijn en die aan bepaalde voorwaarden voldoen, komen in aanmerking voor het ontvangen van 105 gratis dienstencheques. De cheque is een betaalmiddel waarmee men huishoudelijke hulp kan “kopen”.
schiktheid en moederschapsrust
Het sociaal statuut der zelfstandigen voorziet uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid, en een moederschapsvergoeding voor vrouwelijke zelfstandigen. Wie door de erkend geneesheer van het ziekenfonds als arbeidsongeschikt wordt erkend, kan aanspraak maken op een forfaitaire dagvergoeding. Deze vergoeding wordt pas uitbetaald na een wachtperiode van 30 dagen. De bedragen van de dagvergoeding zijn relatief laag. Ook hier bestaat echter de mogelijkheid om zich als zelfstandige aanvullend te verzekeren (zie verder: verzekering gewaarborgd inkomen).
V. Faillissementsverzekering Dit is een minder bekende sector van het sociaal statuut der zelfstandigen. Deze verzekering biedt gefailleerde zelfstandigen en mandatarissen van vennootschappen die failliet werden verklaard gedurende een bepaalde periode een kosteloze, doch beperkte sociale bescherming. Wie aan de
voorwaarden voldoet, heeft recht op een uitkering gedurende maximaal 12 maanden, en behoud het recht op kinderbijslag en terugbetaling van gezondheidszorgen gedurende maximaal 4 kwartalen.
Aanvullende verzekeringen Uit het bovenstaande blijkt dat het sociaal statuut der zelfstandigen een eerder beperkte sociale bescherming biedt, zeker in vergelijking met de situatie bij de werknemers en de ambtenaren. Daar staat tegenover dat de sociale bijdragen voor zelfstandigen heel wat lager liggen dan de RSZ-bijdragen die werkgevers en werknemers afdragen. Het kan daarom interessant zijn om zich vrijwillig aanvullend te verzekeren. Zowel het Sociaal Vrij Aanvullend Pensioen (SVAP) voor zelfstandigen als de gewaarborgde inkomensverzekering bevatten een aantal bijkomende waarborgen. Bovendien zijn deze aanvullende verzekeringen fiscaal zeer interessant.
1 De cijfers en bedragen vermeld in deze tekst zijn deze zoals van toepassing in 2008 en zijn onderhevig aan jaarlijkse indexaanpassingen. 2 De juiste percentages en grenzen zijn terug te vinden op www.svmb.be
De moederschapsvergoeding wordt door het ziekenfonds uitbetaald aan de vrouwelijke zelfstandige die voor en na de bevalling een bepaalde periode van moederschapsrust in acht neemt. Tijdens deze periode wordt zij verondersteld niet te werken en ontvangt zij een wekelijkse vergoeding.
III. Gezinsbijslag De gezinsbijslag omvat de maandelijkse uitbetaling van de kinderbijslag en de eenmalige uitbetaling van het kraamgeld bij geboorte van een kind. De sociale verzekeringsfondsen zijn verantwoordelijk voor de uitbetalingen. Vooraleer tot uitbetaling wordt overgegaan, wordt evenwel gecheckt of er rechten via het werknemersstelsel kunnen geopend worden (bv. wanneer de echtgeno(o)t(e) een loontrekkend statuut heeft). Indien dit het geval is, wordt de kinderbijslag als werknemer uitbetaald. De bedragen voor werknemers liggen immers dan voor zelfstandigen.
• 6 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 6
02-12-2008 17:49:16
SOCIALE ACTUALITEITEN
Beroepenpas voor loonwerk-arbeiders Overleg CEETTAR – EFFAT In 2007 werd door onze Europese beroepsvereniging voor loonwerkers CEETTAR een akkoord afgesloten met de Europese vakbondsorganisatie EFFAT. Dit akkoord behandelde een aantal spelregels op Europees vlak voor opleiding van arbeiders in de loonwerksector. Het akkoord is zeer belangrijk aangezien de Europese organisaties ongeveer 75.000 werkgevers en 380.000 werknemers vertegenwoordigen, allen actief in de Europese loonwerksector (landbouwloonwerk, bosbouwloonwerk en grondverzet). Samen met de vakbonden hebben we een oplijsting gemaakt van kwalificaties en opleidingen die belangrijk zijn voor de loonwerksector. Het betreft vier modules. • Module 1: Kennis van de landbouw en van landbouwmachines.
Naast het gebruik, onderhoud en herstelling van landbouwmachines, wordt belang gehecht aan alle werken op het land, grondbewerkingen, zaaien, oogsten, transport en stockage. • Module 2: Administratie. Deze module moet de arbeider een inzicht geven in de organisatie van het bedrijf, zijn plaats herkennen in het loonwerkbedrijf. • Module 3: behandelt de omgang met klanten. • Module 4: gaat over kwaliteit, milieu en veiligheid. Van overheidswege worden steeds meer eisen gesteld aan voedselveiligheid en milieu, dat heeft zeker zijn gevolgen voor de arbeiders in de sector.
Beroepenpas Tijdens een gemeenschappelijk overleg tussen EFFAT en CEETTAR werd voorgesteld een beroepenpas voor arbeiders in de loonwerksector te ontwikkelen. Deze beroepenpas laat zien wat arbeiders kennen en kunnen. Uiteraard kan het niet de bedoeling zijn om dergelijke pas verplicht te maken. Het is en blijft een vrijwillig systeem. Toch kan het voor pas afgestudeerden interessant zijn. Zo weet je als loonwerker direct welk vlees je in de kuip hebt. Natuurlijk moeten nieuwe medewerkers eerst op het bedrijf worden uitgetest om te kijken wat ze in de praktijk waard zijn.
Levenslang leren De beroepenpas is geen statisch gegeven. De arbeider komt steeds in nieuwe situaties terecht, leert nieuwe dingen, leert nieuwe machines besturen en dergelijke meer. Dat betekent ook dat de beroepenpas steeds kan en moet worden aangepast. We benadrukken ook dat stilstaan gelijk staat met achteruitgaan. Vanuit de loonwerksector hebben we een samenwerkingsverband met EduPlus. Deze organisatie verzorgt voortgezette vorming voor alle reguliere arbeiders, die zijn ingeschreven onder het Paritair Comité 132 (Technische land- en tuinbouwwerken). Niet alle opleidingen die EduPlus aanbiedt zijn even interessant. Dat is een commentaar die we regelmatig horen. Toch staat het u vrij om zelf een opleiding voor te stellen en te laten goedkeuren door EduPlus, zodat u hiervoor ook een tegemoetkoming ontvangt.
Verzekering voor uw (tijdelijke) werknemers? In de eerste plaats is er de verplichte verzekering tegen arbeidsongevallen. Dit is één van de weinige verzekeringen die elke bedrijfsleider wettelijk moet afsluiten als er gezag, leiding en toezicht is én als er een loon wordt uitbetaald. De verzekering geldt trouwens zowel voor vast personeel als voor gelegenheids- of tijdelijke werknemers. Diverse verzekeraars bieden tevens een
verzekering voor onbezoldigde helpers aan. Deze zorgt onder meer voor een degelijke vergoeding in geval van tijdelijke of blijvende ongeschiktheid en een extra financiële tegemoetkoming bij ernstige blijvende letsels. De bedrijfspolis beschermt uw bedrijf én de mensen die er werken tegen de financiële gevolgen van een ongeval. In de polis
kunt u verschillende verzekeringen afsluiten: de verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid, de verplichte verzekering van de objectieve aansprakelijkheid in geval van brand en ontploffing, de verzekering rechtsbijstand, de ongevallenverzekering gezinsleden, de verplichte arbeidsongevallenverzekering en de ongevallenverzekering voor onbezoldigde helpers.
• 7 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 7
02-12-2008 17:49:17
MILIEU
Regels voor ggo’s Vlaamse aanpak De Vlaamse regering heeft definitief haar fiat gegeven aan een ontwerpdecreet dat de basis moet vormen voor een reglementering rond het telen van genetisch gewijzigde gewassen. Het decreet moet de keuzevrijheid waarborgen tussen genetisch gewijzigde landbouw, conventionele en biologische landbouw. De sector van de biologische landbouw is tevreden dat er een decreet is, maar zit nog met een pak vragen. Het telen van ggo’s is in hoofdzaak een Europese aangelegenheid. Europa bepaalt immers welke ggo’s er wel en welke er niet gezaaid mogen worden. De lidstaten moeten evenwel maatregelen nemen om te voorkomen dat er vermenging tussen ggo’s en niet-ggo’s optreedt. Het ontwerpdecreet van minister van Landbouw Kris Peeters dat de Vlaamse regering goedkeurde, moet de basis leggen voor zo’n maatregelen. Zo zullen landbouwers die ggo’s willen zaaien dat moeten melden. Naburige landbouwbedrijven die schade vrezen kunnen dan bezwaar indienen. Om vermenging te voorkomen zal de Vlaamse regering ook buffers kunnen opleggen. Dat moet wel nog via uitvoeringsbesluiten geregeld worden. Er komt ook een schaderegeling voor het geval er toch ooit vermenging komt.
gewassen met conventionele teelten regelt, heeft Groen!-parlementslid Vera Dua ervoor gepleit om de uitvoeringsbesluiten te baseren op de aanpak van ggo’s in Wallonië. Daar worden grote isolatieafstanden gehanteerd en de procedure voor de creatie van ggo-vrije zones is er haalbaar. “Er is echter een verschil in visie tussen mijn Waalse collega Lutgen en mezelf over deze problematiek”, repliceerde Vlaams minister van Landbouw Kris Peeters. Er bestaan nog altijd geen wetenschappelijke eensgezindheid over wat een veilige isolatieafstand is tussen genteelten en klassieke gewassen. Dua is voorstander van de grote afstanden waarvoor men ten zuiden van de taalgrens opteert. “Voor maïs kiest men voor 600 meter, terwijl in Vlaanderen sprake is van 50 meter, hetgeen absoluut onvoldoende is”. Ook wat de modaliteiten voor de afbakening van ggo-vrije zones betreft, heeft Dua een voorkeur voor de Waalse methodiek. “Kleine boeren die samen 250 hectare aaneensluitend terrein bezitten, kunnen deze zone ggo-vrij verklaren. In Vlaanderen is hiervoor 1.000 hectare vooropgesteld. Dat is in de praktijk
moeilijk werkbaar”. Verder maakt Dua zich zorgen over het feit dat het huidige ontwerpdecreet in geval van contaminatie de bewijslast bij de gedupeerde boer legt. “De grote vraag is dan ook welke repercussies die zal hebben voor de bioteelt”, klinkt het. Peeters achtte het niet opportuun om dieper in te gaan op de uitvoeringsbesluiten terwijl het decreet zelf nog door het parlement moet besproken worden. Maar de minister-president liet wel duidelijk aanvoelen dat hij niet op dezelfde golflengte zit als Lutgen en Dua. Een vraag van Dua om het Handvest van Firenze te ondertekenen, werd door Peeters dan ook afgewimpeld. 230 regio’s in Europa zouden zich inmiddels achter het document geschaard hebben. Ze stellen zich tot doel om de klassieke en biologische landbouw te beschermen tegen transgene gewassen. “De teelt van ggo’s verdient een eerlijke kans, net zoals de teelt van biologische en klassieke gewassen. Het is dus niet de bedoeling om dat handvest onmiddellijk te ondertekenen”, aldus Peeters. Wallonië is van plan om dat wel te doen.
Volgens BioForum Vlaanderen, de koepelorganisatie van de biologische landbouw, heeft de bioboer er niet om gevraagd dat er ggo-teelten komen en toch zal hij of zij moeten bewijzen ggo-vrij te telen. De organisatie wil dat het schadefonds dat zal worden opgericht, alle schadevergoedingen voor bioboeren verzekert. Ondertussen is Landbouw-Service toegetreden tot een project om te bekijken wat de verantwoordelijkheden van de diverse schakels in de keten zijn. Loonwerkers dragen immers een grote verantwoordelijkheid in mogelijke vermenging tussen ggo- en niet-ggo-gewassen.
Waalse aanpak Bij een eerste bespreking van het ontwerpdecreet dat de coëxistentie van transgene • 8 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 8
02-12-2008 17:49:18
MILIEU
Boerenbond en Natuurpunt: nulbemesting Landbouworganisatie Boerenbond en milieuvereniging Natuurpunt hebben overeenstemming gevonden over de nulbemesting in natuurgebieden. Op vraag van Vlaams minister van Leefmilieu Hilde Crevits (CD&V) werd er rond die problematiek naar een oplossing gezocht. In juni 2008 hebben de voorzitter van de Boerenbond, Piet Vanthemsche, en Walter Roggeman, voorzitter van Natuurpunt, een voorstel overgedragen aan de minister. Naast de overeenstemming over de nulbemesting hebben beide organisaties ook een aantal basisprincipes uitgewerkt over de onderlinge verhouding tussen natuur en landbouw. Volgens de organisaties valt het immers niet te ontkennen dat op lokaal vlak de spanning tussen beide sectoren soms te snijden is. “De tegengestelde belangen tussen de betrokken landbouwers en natuurbeheerders zijn immers niet weg te cijferen”, aldus de Boerenbond
en Natuurpunt. Met de uitwerking van een aantal gezamenlijke basisprincipes beogen de organisaties een aantal krachtlijnen vast te leggen die de uitgangsbasis kunnen vormen bij onderhandelingen rond lokale dossiers, zonder de plaatselijke knelpunten te negeren. “Wij zijn er ons goed van bewust dat deze basisprincipes de lokale discussies niet onmiddellijk zullen oplossen. Ze kunnen wel een houvast betekenen en structuur geven aan het zoeken naar meer win-winsituaties voor beide partijen”, zegt Vanthemsche. In de eerste plaats houden de principes
een wederzijdse erkenning in van het feit dat zowel landbouw als natuurbehoud een economische, ecologische en maatschappelijk-sociale functie vervullen, elk met zijn eigen accenten.
Minder nitraat in Vlaams oppervlaktewater De kwaliteit van het Vlaamse oppervlaktewater verbetert. Het aantal overschrijdingen van de nitraatnorm is gedaald van 42 procent tot 37 procent. Dat blijkt uit cijfers van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Volgens de milieuorganisaties is de verbetering geen reden tot overdreven juichen. “De kwaliteit van het oppervlaktewater blijft dramatisch slecht”, luidt de kritiek. Het vernieuwde mestdecreet uit 2007 lijkt de eerste vruchten af te werpen. Uit de jaarlijkse meting op 786 plaatsen blijkt dat het nitraatgehalte in het Vlaamse oppervlaktewater daalt. In 2006 voldeed nog maar 54 procent van de bodemstalen aan de grenswaarde (50 mg/l), in 2007 steeg dit naar 74 procent. Het gemiddelde nitraatresidu daalde in dezelfde periode met 35 kilogram van 107 tot 72 kilogram nitraatstikstof per ha. Die daling wijst er volgens minister Crevits op dat de landbouwers oog hebben gehad voor een “oordeelkundige bemesting”. De verbetering van het nitraatgehalte in
de landbouwgronden vertaalt zich ook in lagere nitraatconcentraties in het oppervlaktewater. Het aantal meetpunten met minstens één overschrijding per jaar is ook in dalende lijn, van 42 procent in de periode juli 2006-juni 2007 tot 37 procent in de periode juli 2007-juni 2008. Ook in de rivieren in Vlaanderen daalt het nitraatgehalte. In het meetnet voor de Vlaamse waterlopen lagen slechts 53 van de 2.814 metingen (of twee procent) boven de grenswaarde. Volgens minister Crevits is de verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater toe te schrijven aan de inspanningen van de industrie en de overheid om het afvalwater te zuiveren en aan de inspanningen van de landbouwers inzake mestverwerking. “Ik zou de cijfers volgend jaar minstens bevestigd en liefst verbeterd willen zien”, voegt de CD&V-minister er nog aan toe. De Bond Beter Leefmilieu (BBL) en Natuurpunt spreken van een positieve evolutie, maar zien geen reden tot juichen.
Hoewel het aantal overschrijdingen van de nitraatnorm voor het eerst sinds de winter van 2001-2002 is gedaald, blijft de vooruitgang beperkt. “De kwaliteit van het oppervlaktewater blijft dramatisch slecht”, luidt het in een persbericht. Vlaanderen zit nog niet op koers om tegen 2010, wanneer een nieuw mestactieplan aan Europa moet worden voorgelegd, de norm te respecteren. De groene organisaties wijzen ook op de sterke provinciale verschillen. Terwijl er in Oost-Vlaanderen sprake is van een sterke daling van het aantal overschrijdingen, stijgt het aantal overschrijdingen in Vlaams Brabant en Limburg. Maar WestVlaanderen blijft “het grootste probleem”. Daar wordt de norm nog steeds in meer dan 6 op de 10 meetpunten overschreden. De BBL en Natuurpunt zien daarin het bewijs dat enkel een beperking van de mestproductie de positieve trend kan bevestigen. Daarom herhalen ze hun pleidooi om de uitbreiding van de varkensstapel “aan banden te leggen” tot minstens 2010.
• 9 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 9
02-12-2008 17:49:19
MILIEU
Uitstoot ammoniak bij uitrijden groter dan gedacht Het Nederlandse Planbureau voor de leefomgeving (PBL), het Nederlandse Rijksinstituut voor vollksgezondheid en milieu (RIVM) en Wageningen UR hebben een studie gemaakt over het ammoniakgat en komen tot de vaststelling dat de uitstoot van ammoniak bij het uitrijden van mest groter is dan gedacht. De belangrijkste conclusie uit het rapport is dat 60 procent van het ammoniakgat kan worden verklaard door het feit dat er meer ammoniak in de lucht blijft dan werd aangenomen, met name boven landbouwgrond.
Hierdoor is ook de depositie kleiner dan eerst gedacht. Verder wordt 20 procent verklaard door een hogere emissie van afrijpende akkerbouwgewassen. De laatste 20 procent wordt deels verklaard door een hogere uitstoot van ammoniak bij het uitrijden van mest. Met name in het voorjaar bij zonnig en drogend weer is de emissie van ammoniak uit uitgereden mest veel hoger dan verwacht. Voorlopig gaan de onderzoeksinstellingen uit van een emissie die enkele kilotonnen hoger
is dan eerst aangenomen. De onzekerheden hierbij zijn echter groot. De wetenschappers gaan uit van een onzekerheidsmarge van 20 kiloton (geschatte emissie tussen de 3 en 23 kiloton per jaar). Landbouwgrond neemt volgens de onderzoekers sowieso veel minder ammoniak op dan natuur. Dat zou komen omdat landbouwgewassen en -gronden al veel stikstof bevatten en dus niet of nauwelijks meer ammoniak opnemen. Keerzijde van dit verhaal is dat natuur waarschijnlijk wel meer ammoniak opneemt.
Productie van milieuvriendelijke voedingsmiddelen voetafdruk bericht. Vooraleer voedingsmiddelen op uw bord belanden, hebben zij, van bij de landbouwer, al een lange weg afgelegd. De verschillende actoren van de voedselketen verenigen zich nu rond één document. Samen onderschrijven zij een milieubeleid dat wordt samengevat in 10 pijlers voor de voedselketen. Deze samenwerking leidt zonder twijfel tot maximale resultaten.
De verenigingen die de landbouwers vertegenwoordigen (Boerenbond, FWA en ABS), de mengvoederfabrikanten (BEMEFAAPFACA), de voedingsindustrie (FEVIA) en de distributie (FEDIS), hebben in november 2008 een charter ondertekend met als titel “Milieubeleid – 10 pijlers voor de voedselketen “. Samen spannen zij zich in om maatregelen te nemen om de milieu-impact van alle voedingsproducten te beperken. Zo dragen zij bij tot een algemeen duurzaam voedingsbeleid Er gaat geen dag voorbij of voeding komt aan bod in de media. Als het niet over prijsstijgingen gaat, wordt er over de ecologische
Bewust van hun taak om de voedselketen milieubewuster te maken, engageren de 6 verenigingen zich om hun acties te versterken teneinde: • De milieu-impact te verminderen in de hele keten door het nemen van maatregelen om het verbruik te beperken van energie, water, pesticiden, grondstoffen, het aantal afgelegde kilometers,… • De verliezen te beperken in de hele productie- en distributieketen (verbetering van de opslag en de logistiek) maar ook de voedselverspilling op het niveau van de consument te verminderen door bijvoorbeeld hoeveelheden ter beschikking te stellen die meer beantwoorden aan zijn behoeften • De milieudimensie te integreren in de innovatie door specifieke onderzoeksen ontwikkelingsprojecten (bijvoorbeeld bio-afbreekbare verpakkingen) • De informatie te verbeteren tussen de schakels van de keten en op het niveau van de consument
• Hun kennis/expertise ter beschikking te stellen zodat een partnership kan gecreëerd worden met de overheden om de initiatieven te promoten die in deze doelstelling kaderen • Hun beleid te meten en te evalueren om het aan te passen Dit zal zich bijvoorbeeld concreet vertalen in: • De promotie van lokale producten als gevolg van de dialoog tussen FEDIS – FWA/Boerenbond/ABS; • Informatie over seizoensfruit en – groenten; • Gemeenschappelijke projecten omtrent mobiliteit met betrekking tot leveringen of de productie van groene energie; • De bewustmaking over voedselverspilling; • De ontwikkeling van specifieke studieprojecten. Vanuit Landbouw-Service stellen we ons de vraag hoe onze sector hierbij betrokken wordt. Het spreekt vanzelf dat dergelijk actieprogramma zijn invloed gaat kennen voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen, mest, meststoffen en dergelijke. Positief is wel dat er teruggegaan wordt naar de lokale markt. Ook de distributie is zich blijkbaar bewust dat het “milieu-vriendelijker” is om op de lokale markt voedingsproducten aan te kopen in plaats van deze te gaan importeren. Het brengt in ieder geval een zekere vorm van werkzekerheid voor onze sector.
• 10 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 10
02-12-2008 17:49:20
MILIEU
Controleer de vervaldatum van uw milieuvergunning Toen VLAREM I in 1991 in werking trad, werden de bestaande ARAB-vergunningen omgezet in milieuvergunningen met einddatum 2011 (looptijd teruggebracht tot 20 jaar). We raden u aan om de einddatum van uw vergunning na te kijken zodat alles op tijd geregeld kan worden en uw bedrijf steeds reglementair is.
de bouwvergunning gelegd. Als er naast de milieuvergunning ook een bouwvergunning nodig is, dan wordt de milieuvergunning geschorst totdat de bouwvergunning is verkregen. Ook omgekeerd is hetzelfde verband van toepassing. Afhankelijk van de mogelijk te veroorzaken hinder, zijn er 3 categorieën in de milieuvergunning: klasse 1,2 en 3. Een milieuvergunning ‘krijgt’ men niet zomaar, er moet een hele procedure gevolgd en doorlopen worden. Voor klasse 3-bedrijven, de minst hinderlijke, is de procedure het lichtst. Deze vergunning kan worden verkregen via een eenvoudige melding aan het college van burgemeester en schepenen. Klasse 2-vergunningen worden uitgereikt door het college van burgemeester en schepenen, klasse 1-vergunningen zijn de bevoegdheid van de Bestendige Deputatie. De maximale looptijd van een milieuvergunning is 20 jaar maar soms wordt er ook voor een kortere periode een vergunning toegekend. Vergunningen die voor 1991 onder de ARAB-regeling werden verleend, hebben soms een looptijd van 30 jaar, maar vervallen toch in 2011. Aan het einde van de looptijd wordt de vergunning niet automatisch verlengd, er moet dus tijdig een vernieuwing worden aangevraagd. Tijdig wil dus zeggen tussen de 18 en 12 maanden voor het verstrijken van de einddatum.
Vergunningen die echter vervallen in 2011 kunnen vanaf nu 4 jaar op voorhand hernieuwd worden (vroeger was dit tussen anderhalf en 1 jaar op voorhand). Momenteel is het dus zo dat vergunningen die op 31 augustus 2011 vervallen al hernieuwd konden worden vanaf augustus 2007. Bij die hernieuwing bestaat tevens de mogelijkheid de toegestane vergunning van 20 jaar pas vanaf 2011 te laten ingaan zodat er geen 4 jaar verloren zou gaan. Op deze manier kan u nu al weten welke toekomstperspectieven uw bedrijf heeft! Vergunningen die vroeger vervallen dan in 2011 moeten tussen de achttiende en de twaalfde maand voor het verstrijken van de lopende vergunning opnieuw worden aan-
gevraagd. Vergunningen die later vervallen kunnen vervroegd hernieuwd worden wanneer een overname van de vergunde inrichting door een andere exploitant is gepland of wanneer de exploitant een belangrijke verandering van de vergunde inrichting beoogt.
Wat is de milieuvergunning ook al weer? Voor het uitbaten van een ‘hinderlijke inrichting’ is nu eenmaal een milieuvergunning vereist. Deze milieuvergunning is met andere woorden een soort uitbatingsvergunning. Zonder milieuvergunning is uitbating dus verboden voor een aantal activiteiten. Bovendien is er een verband met
Ook als uw vergunning nog niet vervalt, is het belangrijk dat alle ingedeelde VLAREM-rubrieken die op uw bedrijf aanwezig zijn, vergund zijn. U doet er goed aan u ook voor deze rubrieken in orde te stellen, vele ervan zijn te regulariseren via een eenvoudige procedure van melding. Volgende rubrieken zijn veelal aanwezig op een bedrijf uit onze sector, maar zijn soms nog niet opgenomen in de vergunning: • opslag van biociden (pesticiden, herbiciden, insecticiden); • lozen van bedrijfsafvalwater; • opslag van brandstoffen (o.a. diesel, stookolie, zware stookolie); • brandstofverdeelinstallaties
In januari 2009 organiseert LandbouwService studiedagen over het vernieuwen van de milieuvergunning.
• 11 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 11
02-12-2008 17:49:22
LANDBOUWMECHANISATIE
Fedagrim verwacht sterke stijging verkoop tractoren
De 84 importeurs en constructeurs van land- en tuinbouwmachines die lid zijn van de beroepsfederatie Fedagrim boekten vorig jaar een totale omzet van 2,35 miljard euro, een stijging van 19 procent in vergelijking met het jaar voordien. De landbouw is goed voor 68 procent van die omzet, terwijl tuin, park en bos 10 procent vertegenwoordigen. Voor dit jaar wordt de verkoop van tractoren geraamd op 2.700 stuks, ongeveer 12 procent meer dan de 2.410 tractoren die in 2007 uit de magazijnen rolden. Terwijl in ons land zo’n 65 procent van de nieuwe tractoren naar Vlaanderen gaat, kiezen de Waalse boeren voor krachtigere exemplaren. In Vlaanderen bezit de gemiddelde tractor een vermogen van zo’n 138 pk. Ten zuiden van de taalgrens is dat 150 pk. Het gemiddelde vermogen voor België bedraagt nu dus 144 pk, een toename van 9 procent in vergelijking met twee jaar geleden. Maar liefst een kwart van de nieuw ingeschreven tractoren
was vorig jaar bestemd voor de provincie West-Vlaanderen. Marktleider is New Holland, gevolgd door John Deere. Alle andere fabrikanten moesten het in 2007 stellen met een marktaandeel van minder dan tien procent. Over het algemeen werd vorig jaar in de landbouwsector een toename van de investeringsbereidheid vastgesteld als gevolg van een hoogconjunctuur op een aantal landbouwmarkten, en dit komt ook tot uiting in de verkoopsprognoses voor land- en tuinbouwmachines van dit jaar. In zowat alle machinecategorieën wordt een status quo of toename van de verkoop voorspeld. Bovendien zijn volgens Fedagrim de verkochte machines en tractoren steeds groter en meer geavanceerd op het vlak van technologie. De verkoop van melkinstallaties is in 2007 toegenomen met twintig procent. Visgraat- en tandemmelkinstallaties en de melkinstallaties in bindstallen boeren achteruit ten voordele van de melkrobots, de
carrousels en zij-aan-zij systemen. De helft van de verkochte melkinstallaties is wel nog altijd een visgraatsysteem, terwijl de andere helft grotendeels wordt ingenomen door de melkrobots (20 pct) en zij-aanzij systemen (25 pct). De melkveehouder kiest duidelijk voor arbeidsbesparing, aldus Fedagrim. Daarnaast is in deze bedrijfstak een «zeer uitgesproken» schaalvergroting aan de gang. 80 procent van de Fedagrim-leden is van oordeel dat de situatie in de toekomst zal verbeteren of gelijk blijven. De machineconstructeurs- en importeurs zijn er zich evenwel bewust van dat de investeringsbereidheid in de land- en tuinbouwsector op dit ogenblik lager is dan vorig jaar. De nieuwe regeling voor investeringssteun in Wallonië blijkt ook stroef te verlopen. Andere bedreigingen voor de sector zijn de stijgende productiekosten, het dalend aantal landbouwbedrijven, de toenemende prijsschommelingen op landbouwmarkten en het vinden van geschikt personeel.
• 12 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 12
02-12-2008 17:49:24
DOSSIER OPLEIDING MEST
EDUplus startklaar voor inspirerend vormingsjaar 2008-2009 “Oogst de vruchten van vorming” Als bedrijfsleider oogst u ieder jaar de vruchten van uw investering en inzet. Als gedreven loonwerker weet u dat niet enkel de kwaliteit van uw machinepark maar vooral de professionele kennis en zorg van u en uw medewerkers instaan voor een geslaagde oogst. Daarom besteedt u uitgebreid aandacht aan de vorming. Elke medewerker die u naar een opleiding stuurt is een investering in uw bedrijf. Voor de kansen die u uw medewerkers biedt, krijgt u heel wat terug. Een hoger rendement, hogere kwaliteitsproducten, een positieve werksfeer of een betere service aan de klanten. U stuurt uw medewerkers naar een EDUplusopleiding en u krijgt trouwe, gemotiveerde en professionele medewerkers terug.
Vormingsaanbod op uw maat Hebt u de nieuwe vormingsbrochure reeds doorgenomen? Prima, want hij is er speciaal voor u. Dan hebt u ongetwijfeld een interessante én kosteloze opleiding aangestipt. Want wie werkt, blijft leren. Met meer dan 85 relevante onderwerpen verspreid over transport, gezondheid, veiligheid, vaktechnische en algemene vaardigheden wil EDUplus ook in 2008-2009 uw meest voorkomende vragen invullen. Want net als u is EDUplus voortdurend op zoek naar nieuwe wegen om in te spelen op de steeds veranderende omgeving waarin de loonwerksector actief is. Hebt u een specifieke vraag die niet in het aanbod staat vermeld? Maatwerk kan ook: als werkgever of werknemer bepaalt u zelf de inhoud en de formule. Hebt u bijvoorbeeld een nieuwe machine in gebruik en geeft u als bedrijfsleider of de leverancier een aangepaste opleiding? Contacteer EDUplus voor een mogelijke erkenning en tussenkomst.
Extra actie opleidingen voor arbeiders loonwerk
Tips en ideeën aangebracht door werknemers, werkgevers, specialisten en docenten worden ieder jaar getoetst in adviescommissies met als enige doel een opleidingsaan-
bod te ontwikkelen dat aanleunt bij de behoeften van de groene sector. Deze opleidingen zijn gratis en ook de loonkost van de medewerkers tijdens de vorming wordt u door het sociaal fonds vanaf de derde dag terugbetaald. Toch ontmoeten we procentueel minder medewerkers uit loonwerk onder de deelnemers. Men weet dat het bestaat, dat er behoorlijk wat geld naar vloeit en heel veel initiatieven zijn. Maar deelnemen ligt heel wat moeilijker. Daarom steken Landbouwservice en EDUplus in december de koppen bij elkaar om actief vorming te promoten en meer mensen uit het loonwerk aan de opleidingen te laten deelnemen. Opleiden motiveert immers medewerkers en zorgt voor een grotere personeeltevredenheid en minder verloop. Tevens is uw bedrijf in orde met wettelijke vereisten zoals het tractorrijbewijs G, een heftruck-, hoogwerk – of kraanattest zoals gevraagd door de firma’s De Cleene te Sleidinge en Jos Van Dijck te Loenhout. Door technische trainingen zoals onderhoud van tractoren, elektriciteit of hydraulica op land – en tuinbouwmachines verhoogt u de kennis van uw medewerkers. Zo kunnen ze sneller op het veld storingen detecteren en eventueel ter plaatse verhelpen. Met een opleiding hef – en tiltechnieken verkleint u de kans op rugletsels en werkverlet. Wenst u de leidinggevende capaciteiten van uw meestergast te verstevigen? Een training leiding geven kan voor hem een serieuze ruggesteun betekenen. Allemaal conclusies waarin u zich ongetwijfeld kan terugvinden.
warm te maken voor preventie. EDUplus en Preventagri slaan de handen in elkaar. Een eerste stap is het opstellen van een gratis risicoanalyse. Hierbij wordt op een gestructureerde wijze zowel de situatie binnen uw loonwerkbedrijf als de werkwijze van uw medewerkers geëvalueerd. Per machine of activiteit wordt een afzonderlijke analyse gemaakt. Dit beeld dient als materiaal om een uitgebreid verslag op te stellen voor het bedrijf en zijn medewerkers met enerzijds de gevaarlijke situaties of handelingen en anderzijds wordt er voor elk van deze risico’s een passend advies en opleiding geformuleerd. Belangrijk is in elk geval dat op een actieve manier de participatie van iedereen in het bedrijf wordt gevraagd.
Jaarthema: Veilig werken in de groene sector
De land-, tuinbouw- en loonwerksector komt in de ongevallenstatistieken op een trieste vierde plaats. Dit terwijl het overgrote deel van de ongevallen kan vermeden worden. Vanuit deze vaststelling is het project PreventAgri ontstaan. Hun doelstelling is om bedrijven uit de groene sector
Hebt u na het doornemen van de brochure nog vragen? We geven u graag telefonisch of ter plaatse gratis en vakkundig advies. Aarzel niet om EDUplus te contacteren op 09/ 245 28 40.
• 13 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 13
02-12-2008 17:49:25
DOSSIER OPLEIDING MEST
Het opleidingscentrum voor uw bedrijf! Praktijkcursussen Mechanisatie • Elektronica op landbouwvoertuigen (28 u) zat 7, 14, 21, 28 feb • Elektriciteit op het bedrijf (28 u) 22, 23, 29, 30 dec • Elektriciteit op landbouwvoertuigen (28 u) zat 10, 17, 24 en 31 jan • Hydraulica (Praktijkcursus van 91 u, 13 volledige zaterdagen) start: 6 dec • Elektrisch lassen: basis (28 u) 22, 23, 29, 30 dec • Speciale lastechnieken (24 u – 4 zaterdagen): 3, 10, 17 en 24 jan • Harde oplas (rotoregtanden, ploegscharen, kraanbakken, hardox,…) • Gietijzer lassen, Aluminium-AC lassen, Inox lassen • Plasma snijden en branden, Speciale lastoepassingen • Ond. en herstel van dieselmotoren (56 u - 2 x 4 dagen) 9, 10, 11, 12 en 23, 24, 25, 26 feb • Ond. en herstel van versnellingsbakken (35 u - 5 dagen) 22, 23, 29, 30, 31 dec • Afstelling en onderhoud oogstmachines (21 u -3 dagen): • Pakkenpersen 2, 3, 4 feb • Hakselaars 26, 27, 28 jan • Maaidorsers 16, 17, 18 feb • Veiligheidsopleidingen (met attest!): • Graafmachinebestuurder (met attest!) (24 u) vanaf 15de, iedere avond v/d week • Bestuurder heftruck (32 u) 16, 17, 18 en 19 dec • Bestuurder verreiker (16 u) 23, 24 feb • Bestuurder hoogwerker (16 u) op vraag
Computeropleidingen Deze opleidingen worden regelmatig herhaald • Initiatie Windows 7 donderdagavonden vanaf 8 jan • Tekstverwerking Word 7 dinsdagavonden vanaf 10 feb • EHBO bij computer (9 u): oplossen van alle computerproblemen (trager werken, virussen, spam, ongewenste mails,…) 3 woensdagavonden vanaf 7 jan • Rekenblad Excel (21u), Internet (9u), Fotoverwerking (9u), Maak je eigen website (21u),… • Efficiënt mailen: overvolle mailbox, berichten backuppen, CC en BCC, adressenbeheer, leesbevestiging,… 3 zat. voormiddagen vanaf 6 dec
NIEUW
G-rijbewijs Doorlopend oefensessies + praktijkexamen !! IN
U SCHRIJF N
PCLT, Zuidstraat 25 – 8800 Roeselaree Tel. 051/24 58 84 – Fax 051/24 23 68 e-mail:
[email protected] – www.pclt.be
• 14 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 14
02-12-2008 17:49:25
SECTORNIEUWS
Landbouwvoertuigen in het verkeer Er zijn heel wat aandachtspunten wanneer we met landbouwvoertuigen in het verkeer komen. We zetten ze op een rijtje: 1. In het loonwerk: • Er is een verscherpt toezicht op de zelfrijdende landbouwmachines en tractoren die uitrusting dragen wat breedte vergunningen aangaat. Er werden ons voornamelijk controles gemeld in de provincies Antwerpen en Limburg. • In de provincies Oost-Vlaanderen en Antwerpen is er een verkeerde interpretatie door de controlerende instanties van het Secundair Transport van geoogste landbouwproducten. (werken voor derden is geen vervoer voor derden) • Bij aanvraag van nieuwe vergunningen Uitzonderlijk-vervoer vraagt men een opgave van de asbelastingen van de voertuigen. Deze kunnen opgegeven worden op de schets of foto waarop de afmetingen worden opgegeven van het voertuig, met een pijl naar onder gericht onder de as. • Opgepast: De Max. Toegelaten Massa van de aangedreven as bedraagt 12 ton., de andere 10 ton tenzij anders opgegeven op het identificatie-plaatje of Technische Fiche van het voertuig. • Voor aanvragen van een vernieuwing van een vergunning van na 2005 is een nieuw document ter beschikking op de web-site van de FODMobiliteit. • LET WEL: De eerste oorspronkelijke vergunning moet in het voertuig blijven en daar de vernieuwing bijvoegen.
2. In het grondverzet en vervoer met landbouwtractoren: (dus niet van toepassing voor loonwerk)
Op 23 oktober 2008 is een principeakkoord afgesloten tussen het Kabinet Schouppe en de drie transportorganisaties (Febetra, SAV en UPTR) waarin beloofd wordt de landbouwvoertuigen voortaan op een gelijkwaardige manier te behandelen en te controleren zoals vrachtwagens. Bovendien is er een verhoogde controle op landbouwvoertuigen. De transportbonden hebben daarbij opgemerkt dat er een
oneerlijke concurrentie is tussen landbouwvoertuigen en het regulier transport. Over welke aandachtspunten gaat het voornamelijk: • Vervoersvergunning (vakbekwaamheid van één van de bestuurders) • Rijbewijzen: Rijbewijs G en de vrijstelling van diegene die geboren zijn voor oct.’82 zijn hier niet van toepassing, DUS enkel CE van toepassing • MTM van de sleep met als gevaarlijkste punt MTM van de achteras van de trekker (zie Technisch Fiche keuring of Europese Type-keuring voor nieuwe types van de trekkers na 1-7-05) • Het max. gewicht van 3 ton op de dissel (sommige 4 ton) van de aanhangwagen. • Max. 10 ton per as op de aanhangwagen. • De maximum toegelaten breedte van de transportmiddelen (trekkers en aanhang-wagens) voor transportdoeleinden is beperkt tot 2.55m. Enkel achteruitkijk-spiegels, breedteverlichting en bevestigingen van het dekzeil mogen daarvan afwijken. Grootste probleem is de breedte van de banden. Hierop kan geen vergunning uitzonderlijk vervoer worden aangevraagd omdat dergelijke vergunningen enkel worden toegestaan voor het vervoeren van ondeelbare stukken. • De max. snelheid van 40 km/u. (met mogelijks afwijking van +10%!!!) • In de wetgeving staat nog altijd dat een landbouwtrekker niet sneller mag kunnen rijden dan 40 km/u. Wat zijn de mogelijke consequenties van te hoge snelheid: mogelijks verlies van gelijkvormigheid attest van “landbouwtrekker (TL)” waardoor: • verhoogde verkeerstaks • Eurovignet • verplichte montage van tachograaf (na aug. 2006 digitaal) • gebruik van witte diesel • Load-index van de banden zal niet meer voldoen (max. draagkracht volgens de snelheid) • Jaarlijkse keuring • “gewone landbouwaanhangwagen traag verkeer” mogen niet gebruikt worden aan hogere snelheden.
3. Gebruik van gemerkte diesel (rode diesel)
Het Ministerieel Besluit van 6 Mei 2008 tot wijziging van het MB van 27 Oktober 2005 gepubliceerd in het staatsblad op 28.05.2008 blz. 27206-27210 bepaald o.a. dat: Land- en tuinbouwtractoren voorzien van een gelijkvormigheidsattest met een eenmalige keuring en ingeschreven onder landbouwtrekker(TL), mogen voor alle werkzaamheden rijden met gemerkte diesel (rode) DUS ook in grondverzet en vervoer voor derden.
4. Vervoersvergunning Indien u als ondernemer werkzaam bent in de transport sector dan moet u beschikken over een vervoersvergunning. Deze vervoersvergunning wordt afgeleverd door de dient DIV te Brussel na het voorleggen van een volledig dossier van uw zaak. Wanneer doet een loonwerker vervoer voor rekening van derden: Als men goederen verplaatst van punt A naar punt B zonder dat de transportactiviteit rechtstreeks gekoppeld is aan het verrichten van een transport vóór of na een loonwerk bij een landbouwer door diezelfde loonwerker valt men onder de wetgeving van het goederenvervoer. Voorbeelden: • Als de opdrachtgever de industrie is en niet gevolgd door loonwerk • Als de opdrachtgever de mestbank is • Als de opdrachtgever een collega loonwerker is • Als men transporteert naar een verwerking of naar een opslag wanneer de eindbestemming geen landbouwer is. In grondverzet ligt het iets gemakkelijker. Bij voorbeeld als men werkt in onderaanneming, dan is dit vervoer. Aangenomen werken met eigen kranen en materiaal, eigen transportmiddelen is geen vervoer voor derden (wel Q-platen). De toegang tot het beroep van “beroepsgoederenvervoerder over de weg voor rekening van derden “ is gereglementeerd, in die zin dat de uitoefening afhankelijk is van de toekenning van een vervoersvergunning. Zonder vervoersvergunning mag
>>
• 15 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 15
02-12-2008 17:49:25
SECTORNIEUWS
men in principe geen beroepsgoederenvervoer verrichten (tenzij men onder een van de uitzonderingsregelingen valt). De onderneming moet aan vier voorwaarden voldoen om een vervoersvergunning te verwerven: • het hebben van een bedrijfszetel in België: de afgifte van de vergunning nationaal vervoer of communautair vervoer, wordt geweigerd aan ondernemingen die geen bedrijfszetel in België hebben. • het voldoen aan de eisen inzake betrouwbaarheid: dit wordt aangetoond aan de hand van een bewijs van goed zedelijk gedrag. Men mag geen ernstige strafrechtelijke veroordelingen hebben opgelopen om te voldoen aan het criterium
van de betrouwbaarheid. • het voldoen aan de eisen inzake vakbekwaamheid: dit wordt aangetoond met een getuigschrift van vakbekwaamheid voor nationaal en internationaal goederenvervoer over de weg. De vakbekwame persoon dient permanent en daadwerkelijk de onderneming te leiden, waarin hij zijn vakbekwaamheid laat gelden. Op dit laatste criterium wordt streng gecontroleerd. De administratieve formaliteiten voor de aanvraag van de vervoersvergunning verschillen naargelang de vakbekwame persoon het ondernemingshoofd is, de zaakvoerder, of afgevaardigd bestuurder, dan wel een werknemer of een externe persoon. Voor de opleiding vakbekwaamheid kan men alle gegevens terugvinden op de
site van ewww.itlb.be (Instituut voor Wegtransport). Zij organiseren de cursussen en nemen de examens af. Op die site is alle informatie over plaats en data van de opleidingen die op een relatief korte periode of op een langere periode kunnen gevolgd worden en wie daarvoor in aanmerking kan komen. • Het voldoen aan de eisen inzake financiële draagkracht: deze vereiste houdt in dat de vervoersonderneming een borgstelling moet vestigen. Het bedrag van de borgtocht bedraagt 9000 euro voor een eerste voertuig en 5000 euro voor elk bijkomend voertuig.
Voor meer informatie: ewww.mobilit.fgov.be
Let op voor de hoofdelijke aansprakelijkheid Sinds 1 januari 2008 is het van belang dat u weet of een aannemer die voor u werkt sociale schulden heeft, vooraleer u zijn factuur betaalt. Als de aannemer dergelijke sociale schulden heeft, dan moet u een inhouding doen op het factuurbedrag.
Doet u dat niet, dan zal u een toeslag moeten betalen aan de RSZ en kan u in sommige gevallen hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor de sociale schulden van die aannemer.
• 16 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 16
02-12-2008 17:49:27
SECTORNIEUWS
Kostprijsberekening via internet De kosten die toegeschreven worden aan landbouwmachines zijn een belangrijk onderdeel van de kostprijs van landbouwproducten. Uit een onderzoek bij het Waalse ministerie van Landbouw blijkt dat de kosten die toegeschreven kunnen worden aan het materiaal 352 € per hectare landbouwoppervlak bedragen (cijfers voor het Waalse Gewest). De kosten van landbouwmachines bedragen meer dan een derde bij de landbouwers. Voor loonwerkers is het belang van de kosten in landbouwmateriaal uiteraard nog groter. De sector ondergaat sedert enige jaren prijsstijgingen door brandstoffen en materiaal. Het is dan ook niet vanzelfsprekend dat kosten worden gerecupereerd bij de landbouwsector, die het steeds moet doen met kleinere marges. Dit heeft gevolgen voor de rendabiliteit van het loonwerk. De landbouwsector aanvaardt de gestegen kosten van het loonwerk nauwelijks, hoewel de kosten verantwoord zijn. Er bestaan verschillende hefbomen om de mechanisatiekosten te verlagen, zoals het optimaliseren van het gebruik van de machines, het uitbesteden van bepaalde werken, eenvoudige landbouwtechnieken,… Steeds nieuwe machines worden aangekocht, daarom is het belangrijk dat de aankoop steeds verantwoord is, rekening houdend met technische eisen, maar ook met de rendabiliteit van deze investeringen. Daarom moeten de kostprijzen berekend op basis van rendabiliteit en verwachte kosten die inherent zijn aan het gebruik van de machines. Om een degelijke kostprijsberekening mogelijk te maken, moet men rekening houden met een aantal vaste kosten, die niet afhangen van het jaarlijks gebruik van de machines: • afschrijvingen • jaarlijkse intrestlast • belastingen en verzekeringen. De variabele kosten (verbonden aan het gebruik van landbouwmachines) die opgenomen zijn in het programma, zijn de volgende: • brandstofverbruik, toegepast in functie van het effectief gebruik van de motor en vermogen; • de onderhoudskosten en kosten van repa-
raties. deze post omvat het geheel van kosten die gemaakt worden voor de machine. Ze zijn berekend op basis van het gebruikelijk onderhoud en het risico op pannes. Naast deze kosten moet men ook nog de loonkost bijtellen,evenals de kosten van de tractor ingeval van getrokken voertuigen. Gelet op deze gegevens publiceert de Waalse dienst CRA-W sedert jaren de «Indicateur des performances et des coûts des machines agricoles». Dit naslagwerk behandelt de kostprijzen van verschillende landbouwmachines volgens gebruik en vermogen. In mei 2008 werd een project opgestart, ondersteund door LandbouwService, met als doel om deze gegevens te actualiseren en ze ter beschikking te stellen van de gebruikers via internet. Via deze internet-versie wordt het ook mogelijk om de noodzakelijke parameters aan te passen, zoals de aankoopprijs van de machine, de onderhoudskosten, de loon-
kosten, … De kostprijsberekening zal zelfs kunnen worden uitgevoerd voor een tractor en één of twee machines. Tevens zal de website op regelmatige basis worden aangepast, dit was immers niet zo gemakkelijk met de papieren versie van de prijsindicatoren. Dit hulpmiddel is interessant om een economische optimale keuze te maken van het gewenste materiaal, in functie van de gebruiker (aantal hectares, aantal uren). Het programma maakt het mogelijk om onverantwoorde investeringen uit te filteren, en zelfs om te vergelijken tussen de verschillende landbouwwerken. Bovendien is het programma nuttig om een richtprijs te bepalen voor de werken. De website zal voorgesteld worden op het Nationaal Congres van Landbouw-Service op 18 décember 2008. Er volgen nog testen bij enkele gebruikers (loonwerkers en landbouwers) en het programma is beschikbaar vanaf mei 2009 in vier talen (NL, FR, EN, DE).
• 17 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 17
02-12-2008 17:49:30
SECTORNIEUWS
Meststoffenmarkt De prijs voor meststoffen zal eind dit jaar en ook in 2009 dalen, na een nooit geziene klim sinds 2003. Voor stikstof en meststoffen op basis van zwavel zal die daling bijna permanent zijn. Fosfaat en kalium zullen meer weerstand bieden. Zo verwachten diverse analisten. Het Duitse Kali + Salz, Europees marktleider in kaliummeststoffen, verlaagde inmiddels zijn productie en zag zijn koers en die van zijn sectorgenoten in elkaar klappen. Na een lange hausse is de landbouwzeepbel bij beleggers sinds deze zomer uiteengespat. Vooral de meststoffabrikanten delen in de klappen. BASF Antwerpen gaf in november 2008 nog aan dat de meststoffenmarkt de jongste weken volledig opgedroogd is. De kunstmest zit niet langer aan het feest, maar op lange termijn zal de vraag en ook de prijs wel op een redelijk niveau blijven. De productie van kunstmeststoffen kende decennialang een zware crisis door een inkrimpende markt, dalende prijzen en goedkope landbouwproducten. Tussen 1975 en 2005 groeide de vraag naar meststoffen wereldwijd slechts met 2 procent per jaar. Een consolidatie deed zich voor en het aantal spelers kromp zienderogen. Sinds 2005 kruipt de sector uit het dal dankzij de wereldwijde landbouwhype en de stijging van de voedselprijzen. De prijzen voor meststoffen schoten de hoogte in door de combinatie van aanbodschaarste en een fors stijgende vraag. Dat kwam de producenten goed uit, want ook de kostprijs voor de aanmaak van de drie soorten meststoffen was fors gestegen. Stikstof wordt gemaakt van ammoniak en die productie is erg energie-intensief. De schaarse fosfaatmijnen in de wereld dreigen uitgeput te geraken, zodat ook de fosfaatertsen veel duurder werden. Voor kalium worden al decennialang geen nieuwe zoutmijnen, meer ontgonnen. De toenemende vraag stuitte voor alle drie de elementen op een beperkt aanbod met ongeziene prijsstijgingen tot gevolg. Voor de boeren in Europa is de prijs voor vrijwel alle soorten kunstmeststoffen het laatste jaar meer dan verdubbeld. Beleggers, die de sector decennialang negeerden, liepen plots storm voor de meststoffenproducenten: de koers van de Canadese wereldmarktleider Potash vertienvoudigde tussen midden 2006 en midden
2008, bij het Noorse Yara en het Duitse Kali & Salz was er een verzesvoudiging. Zelfs het Belgische Rosier ging op de beurs maal vijf. De prijs voor kaliummeststof in Europa vertienvoudigde in vijf jaar tot 900 dollar per ton. De kaliumproducenten proberen nu die hoge prijs te handhaven en wijzen op de beperkte voorraden van exploiteerbare kalium in de wereld. Bovendien duurt het minstens vijf jaar eer een kaliumfabriek operationeel is. De wereldproductie van kaliumoxide of ‘potash’ bedroeg 57,8 miljoen ton in 2007. De productie concentreert zich vooral in Canada, met een derde van de wereldproductie, en Rusland, met bijna een kwart. In hartje Duitsland rond Kassel baat het Duitse bedrijf Kali + Salz de enige kaliummijnen in Europa uit. K + S is goed voor 12 procent van de wereldmarkt met een productie van 6,7 miljoen ton kaliumoxide in 2007. Daarvoor delft het bedrijf jaarlijks 39 miljoen ton ruw steenzout onder de grond per jaar. Een deel van die grondstof wordt ook tot andere meststoffen omgezet, zoals magnesiumsulfaat. De vraag en de extreem hoge prijzen tot de herfst dit jaar zullen K + S dit jaar een bedrijfskasstroom van 1,4 miljard euro opleveren, het viervoudige van in 2007. Maar de trend is gekeerd. De landbouwers aarzelen om tegen de achtergrond van de financiële crisis massaal meststoffen in te kopen. Om de prijs op peil te houden, besloot K + S dit kwartaal 400.000 ton minder steenzout boven te halen, de grondstof voor kaliumoxide. Tegelijk doet het bedrijf een oproep aan de Europese boeren om toch kaliummeststoffen in te kopen. De groothandel en de verwerkers van het basisproduct hebben immers nu al duur ingekocht. Zij worden het slachtoffer van de prijsdaling en blijven met voorraden en hoge verlie-
zen achter. “Op langere termijn hebben we minder vrees dat de prijs sterk naar beneden zal gaan”, zegt Ernst Andres, directeur van K+ S. De sector verwacht dat de vraag naar kaliummeststoffen met 3 tot 5 procent per jaar zal stijgen. Rabobank becijferde het groeiritme voor kalium op 3,2 procent de volgende jaren. K + S koestert de ambitie om binnen 5 tot 7 jaar een nieuwe kaliumfabriek te bouwen nabij Rosleben in Duitsland, een project van 600 miljoen euro. Voor een bedrijf met een omzet van 3,34 miljard euro in 2007 is dat heel veel. Bovendien is K + S door de deelstaten Hessen en Thüringen verplicht tot een milieusaneringsprogramma van 360 miljoen euro. De prijshausse de afgelopen vijf jaar heeft K + S in september dit jaar wel in de Duitse DAX-index gebracht, in plaats van reisgroep TUI. De financiële crisis heeft de beurskapitalisatie sindsdien gehalveerd tot 6 miljard euro. Ook andere bedrijven in Europa profiteerden van de kunstmesthausse, zoals Tessenderlo, DSM en Rosier in de Benelux. Bij Tessenderlo zal kalium- en ammoniumsulfaat dit jaar 20 procent van de omzet uitmaken. Bij het Nederlandse DSM zijn die meststoffen goed voor 7 procent van de omzet. De huidige prijsdaling zal in 2009 wellicht zware gevolgen hebben op de winst van Tessenderlo Chemie. Bij DSM maakt de meststoffenafdeling DSM Agri alvast dit jaar het goede weer in de bedrijfsresultaten. Toch blijft de directie bij haar voornemen om DSM Agri af te stoten, omdat het niet past in de huidige kernactiviteiten.
• 18 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 18
02-12-2008 17:49:30
ONKRUIDBESTRIJDING
Toelating gewasbeschermingsmiddelen De Milieucommissie van het Europees Parlement heeft begin november 2008 een voorstel om zeer schadelijke gewasbeschermingsmiddelen te verbieden aangenomen. Een meerderheid van de parlementsleden keurde in Brussel een regeling goed die meer stoffen verbiedt dan de ingreep waartoe de regeringen van de Europese Unie vandaag bereid zijn. Zo zouden naast substanties die kanker kunnen verwekken en het erfelijk materiaal kunnen beschadigen ook stoffen verboden worden die het immuun- en zenuwstelsel kunnen aantasten, althans als het risico hoog is. De Milieucommissie van het Europees Parlement wil nu dat stoffen direct bij inwerkingtreding van de nieuwe toelatingseisen worden herbeoordeeld. Ze wil daarnaast geen uitzondering voor landbouwkundige onmisbaarheid, en de strenge toelatingseisen ook laten gelden voor stoffen die het zenuwstelsel of immuunsysteem kunnen aantasten of die schadelijk zijn voor bijen. Omdat milieubeleid valt onder de zogeheten ‘medebeslissingsprocedure’ zullen de lidstaten en de Commissie nu met het Parlement in onderhandeling treden over een compromis. Dat wordt dan in januari voorgelegd aan het voltallige EP. Deze maatregelen kunnen enigszins controverse uitlokken. Landbouwers hebben sommige pesticiden immers broodnodig. Maar gezien de mogelijke nefaste impact ervan op volksgezondheid en milieu, zijn ook alle burgers betrokken partij. Vele wetenschappelijke studies wijzen op negatieve gevolgen van sommige pesticiden voor de volksgezondheid en het milieu. Beleidsmakers moeten hun verantwoordelijkheid opnemen en een kader scheppen voor duurzaam en verantwoord gebruik van pesticiden. Objectieve informatie en training van gebruikers zijn daarbij cruciaal. Verder wil Europa de zoektocht naar alternatieven aanmoedigen en indien nodig bijzonder schadelijke producten van de markt weren. De Milieucommissie heeft een akkoord bereikt dat de bezorgheden van de verschillende belanghebben-
den duidelijk reflecteert. Zo kunnen lidstaten in hun nationale actieplannen rekening houden met de specifieke nationale, regionale of lokale omstandigheden. Daarnaast wordt voor de goedkeuring van de stoffen één Europese markt gecreëerd op basis van het principe van wederzijdse erkenning. Tenslotte kunnen lidstaten een uitzondering aanvragen voor gevaarlijke stoffen, indien een speciale nood kan worden aangetoond en geen alternatieven voorhanden zijn.
Petitie tegen de richtlijn De EU-verordening voor gewasbeschermingsmiddelen pakt mogelijk desastreus uit voor de volksgezondheid en economische ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Arme landen moeten de opkomst van ziektedragende insecten en landbouwplagen blijkbaar voor lief nemen, aldus een felle petitie aan de Europese Commissie. Een groep van 160 medici, politici en hulpverleners hebben dit verzoekschrift ondertekend. De ondertekenaars vrezen dat 85 procent van pesticiden en insecticiden van de markt zal verdwijnen, waardoor ziekten voor mensen en gewassen zich sneller verspreiden. De nieuwe Europese gewasbeschermingsrichtlijn beperkt het aantal toegestane werkzame stoffen en daarmee de beschik-
baarheid van middelen. De toelatingsbeoordeling van pesticiden is bij uitvoering over twee jaar niet gebaseerd op risico’s bij toepassing, maar de potentiële risico’s van werkzame stoffen volgens laboratoriumonderzoek. De hieraan gekoppelde residu-normen voor import hebben een groot effect op de economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden, aldus de petitie. In de praktijk is het een niet-tarifaire handelsbeperking. In de meeste ontwikkelingslanden vormen landbouwplagen en ziektedragende insecten een veel groter gevaar dan in WestEuropa, aldus de ondertekenaars. Door de afhankelijkheid van export naar Europa, worden mensen in ontwikkelingslanden gedwongen meer gezondheidsrisico’s te lopen.
Vervolg? Nu volgt nog een stemming in de plenaire zitting van het Europees parlement. Die is gepland in december of januari. Indien daar niet bijgestuurd wordt, dreigen zware gevolgen voor onze Europese land- en tuinbouwers en bijgevolg voor de Europese consumenten. Zij zullen in de toekomst aangewezen zijn op duurdere producten of producten die in minder milieuvriendelijke omstandigheden geproduceerd worden.
• 19 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 19
02-12-2008 17:49:31
ONKRUIDBESTRIJDING
Vullen en reinigen van het spuittoestel: knelpunten naar puntvervuiling Puntvervuilingen of directe verliezen, zijn verliezen die los staan van het eigenlijke gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen maar die het gevolg zijn van de handelingen met die middelen. Ze komen op elk bedrijf voor meestal zonder dat de gebruiker er zich van bewust is. Puntvervuilingen zijn onder meer het morsen bij het afmeten, het overlopen van de tank bij het vullen, lozen van spoel- en reinigingswater, … Daarbij zijn de grootste knelpunten zonder twijfel het vullen en het reinigen van de spuittoestellen. Waarom is het vermijden van deze puntvervuilingen belangrijk? Naast drift is puntvervuiling de grootste oorzaak van de verontreiniging van gronden oppervlaktewater door resten van gewasbeschermingsmiddelen. Een kleine hoeveelheid geconcentreerd spuitmiddel kan zeer grote hoeveelheden water onbruikbaar maken voor drinkwaterproductie. Het resultaat hiervan is dat indien te hoge concentraties van actieve stof in het milieu voorkomen, dit er kan voor zorgen dat erkenningen van bepaalde producten worden ingetrokken, of dat er beperktere toepassingsperiodes en –mogelijkheden worden opgesteld, … . Dit is iets wat de sector zeker dient te vermijden, en het kan enkel voorkomen worden door een gemeenschappelijke inspanning. Zowel de landbouwsector als het milieu heeft er dus alle belang bij
om te vermijden dat gewasbeschermingsmiddelen elders terecht komen dan op het te bespuiten gewas of oppervlak. De handelingen tijdens het spuitproces die het meeste risico inhouden naar puntvervuiling zijn het vullen en het spoelen, reinigen van het spuittoestel. De kritieke punten bij het vullen van het spuittoestel zijn ten eerste de plaats waar het spuittoestel met gewasbeschermingsmiddelen wordt gevuld en het gebrek aan (voldoende) opvangcapaciteit in geval er iets misgaat. Indien er wordt gevuld op een verhard, ondoorlaatbaar oppervlak dan kunnen verliezen bij het morsen of door het overlopen van de tank snel en gemakkelijk afspoelen naar de riolering of naar de gracht, beek. In tegenstelling tot het vullen op een doorlaatbaar oppervlak, kan bij een ondoorlaatbaar oppervlak de nodige opvang voor spuitoplossing of geconcentreerd product worden voorzien. Andere heikele punten naar puntvervuiling toe zijn het spoelen van het spuittoestel en het verwijderen van eventuele overschotten. Reinigen en spoelen gebeurt bij voorkeur zoveel mogelijk in het veld, indien niet dan moet er opvang en een behandeling van het spoel- en reinigingswater worden voorzien. Maar ook in het veld moet er op een correcte manier worden gespoeld zodat er voldoende kan worden verdund en gereinigd, enerzijds om gewasschade in de
Foto: demonstratie van de verschillende stappen met een demotoestel.
volgende teelt te voorkomen anderzijds om puntlozingen te vermijden. Om te kunnen spoelen op het veld, is er vooreerst een schoonwatertank nodig en een voldoende groot volume van deze schoonwatertank. Daarnaast is een 3-voudige spoelmethode nodig om voldoende verdunning (=1/100) te verkrijgen. Wordt de volledige inhoud van de schoonwatertank in 1 maal toegediend dan is de verdunning onvoldoende. Loos in elk geval nooit spoelwater of overschot! Overschotten vermijden kan door exact te berekenen wat nodig is, dit betekent dat er ook rekening gehouden moet worden met bufferzones, perceelsranden, ….. Zorg er daarnaast voor dat het spuittoestel correct staat afgesteld en nauwkeurig werkt (kalibreer daarom jaarlijks zelf het spuittoestel). Beperk de hoeveelheid surplus die je rekent tot een minimum dan zit je achteraf ook niet verveeld met overschot dat je moet zien kwijt te geraken. Is er dan toch overschot, verdun deze en rijd het versneld terug uit op het reeds behandelde gewas. Doe het zelfde met het spoelwater. Indien het spoelwater of de verdunde overschotten niet opnieuw op het veld kunnen worden uitgespoten, dan dient er geschikte opvang en behandeling te worden voorzien (bijvoorbeeld via een erkende firma of biozuiveringssystemen). Ook met de uitwendige reiniging van het spuittoestel dient men voorzichtig te zijn. Onder meer door drift blijft nog heel wat product aan de buitenkant van het toestel kleven. Bij het reinigen of door regen spoelen deze resten af en kunnen zo een verontreiniging veroorzaken. Dit ADLO-project ‘Demonstratie rond spuittechniek versus puntvervuiling door gewasbeschermingsmiddelen’ (met steun van de Europese Unie en Duurzame Landbouwontwikkeling van de Vlaamse overheid) demonstreert enkele mogelijkheden om puntverliezen te reduceren, o.a.: • bij het vullen van de spuitmachine en het bereiden van de spuitoplossing: ingerichte vulplaats, vulsluis op de spuitmachine, … • tijdens het spuiten: driftreducerende
>>
• 20 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 20
02-12-2008 17:49:32
ONKRUIDBESTRIJDING >>
spuittechniek, goede landbouwkundige praktijken, … • na het spuiten: behandeling van spuitoverschotten, reinigen/spoelen van de spuitmachine, ingerichte reinigingplaats, … Er zijn dus heel wat technische oplossingen beschikbaar die puntvervuiling kunnen helpen voorkomen tijdens het proces van het vullen van de spuitmachine, het bereiden van de spuitoplossing tot het reinigen van de spuitmachine en de behandeling van spoelwater. Deze technieken zijn nog niet
op elke spuitmachine/bedrijf aanwezig en het gebruik ervan is vaak nog onvoldoende gekend. Het PCLT (Praktijkcentrum voor Land- en Tuinbouw, promotor) en het WPA (Westvlaamse Proeftuin voor de Akkerbouw, POVLT, partner) willen met dit ADLO demonstratieproject ‘Demonstraties rond spuittechniek vs. puntvervuiling door gewasbeschermingsmiddelen’ de land- en tuinbouw verder sensibiliseren over deze problematiek. Daarvoor nodigen we u graag uit op één
van onze demonstratiedagen. De eerstvolgende gaat door op 16 december om 13.15 u in het POVLT (Ieperseweg 87 RumbekeBeitem).
Voor bijkomende info: West-Vlaams Proefcentrum voor de Akkerbouw (POVLT), Inge Mestdagh, Tel. 051/273248, Fax. 051/240020 Pr a k t i j k c e n t r u m v o o r L a n d - e n Tuinbouw (PCLT), Steven De Meyer, Tel. 051/245884, Fax. 051/242368
Het belang van drift en haar reducerende technieken voor het milieu in Vlaanderen Gewasbeschermingsproducten zijn onontbeerlijk geworden om een economisch rendabele en verantwoorde productie te bekomen van de meeste plantaardige producten. Vanuit diverse hoeken wordt de druk op land- en tuinbouw echter steeds groter om efficiënter gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken bij de productie van hun gewassen. Hierbij wordt de nadruk gelegd op een verminderd verlies naar de omgeving met het oog op de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater, de voedselveiligheid en het blootstellingsrisico van organismen. De belangrijkste factoren voor verlies van middelen naar de omgeving zijn drift en percolatie naar het grondwater. Drift is een term die gebruikt wordt voor de spuitvloeistof die tijdens of na de bespuiting buiten het te behandelen areaal terechtkomt ten gevolge van wind- en luchtstromingen. Drift wordt meestal uitgedrukt als een percentage van de toegepaste hoeveelheid op het te behandelen oppervlak. Wegdriftende middelen komen op allerhande locaties
voor zoals oppervlaktewaters, aangrenzende percelen, tuinen, recreatiegebieden en andere economisch of ecologisch waardevolle gebieden. Dikwijls is er niet enkel het probleem van natuurschade, maar eveneens een mogelijk risico op de volksgezondheid door het eventueel in contact komen van omstanders met de verspoten middelen. Een oordeelkundig en efficiënt gebruik van bestrijdingsmiddelen is noodzakelijk om op lange termijn over te gaan naar een duurzame gewasbescherming. Om dit doel te verwezenlijken worden op het ILVO – T&V – Agrotechniek de mogelijkheden van verschillende driftreducerende technieken nagegaan. Hiervoor werd een wetenschappelijk gefundeerd driftmeetprotocol voor veldspuiten opgesteld die voldoet aan de norm ISO 22866. Op dit moment zijn reeds een 100-tal veld-driftproeven met verschillende spuittechnieken succesvol uitgevoerd. Hierbij wordt op 48 locaties windafwaarts van de bespoten zone zowel depo-
sitie- als airborne drift bepaald met behulp van artificiële collectoren en een fluorescerende tracer. Tijdens elk experiment worden de meteorologische omstandigheden (temperatuur, windrichting en –snelheid, relatieve vochtigheid) continu opgemeten. Een referentiebespuiting werd gedefinieerd om het effect van de klimatologische omstandigheden op de hoeveelheid drift na te gaan. Voor deze referentiebespuiting werd een depositie- en een airborne-driftverge-
lijking opgesteld waarmee de hoeveelheid drift op verschillende hoogtes en afstanden kan voorspeld worden voor verschillende meteorologische condities. Deze informatie maakt het mogelijk om experimenten met andere (driftreducerende) spuittechnieken te gaan vergelijken ook al zijn die uitgevoerd bij verschillende weersomstandigheden. De referentiebespuiting wordt gedefinieerd als een standaard horizontale spuitboom met een spuitboomhoogte van 0.5 m, een dopafstand van 0.5 m, ISO
Figuur: Driftmetingen onder praktijkomstandigheden
>>
• 21 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 21
02-12-2008 17:49:33
ONKRUIDBESTRIJDING
>> is in staat om de hoeveelheid drift te berekenen voor een brede waaier van toepassingsen omgevingsvariabelen. De resultaten van de veldmetingen worden gebruikt ter validatie van dit model.
Figuur: PDPA lasermeetopstelling voor de bepaling van druppelkarakterisitieken 110 03 standaard spleetdoppen bij 3 bar (1.2 l.min-1) en een rijsnelheid van 8 km.u-1. Bij deze instellingen wordt een volume van 180 liter per hectare toegepast. Daarnaast werden metingen uitgevoerd met verschillende doptypes (standaard spleetdoppen, driftreducerende spleetdoppen, luchtmengdoppen), dopgroottes (ISO 02, 03, 04 en 06), spuitdrukken (2, 3 en 4 bar), rijsnelheden (4, 6 en 10 km.h-1), spuitboomhoogtes (0.3, 0.5 and 0.75 m) en luchtondersteuning. De experimenten toonden het belangrijk effect van zowel weersomstandigheden als spuittechniek op de hoeveelheid drift aan. Een hogere windsnelheid en een lagere relatieve vochtigheid doen de hoeveelheid drift stijgen. Rekening houdend met de correlatie tussen temperatuur en relatieve vochtigheid resulteert een hogere temperatuur eveneens in een hoger driftrisico en dit door de toename van de evapotranspiratie waardoor druppels kleiner en dus driftgevoeliger worden. Grotere dopgroottes, driftreducerende doppen, lagere spuitdrukken en spuitboomhoogtes en het gebruik van luchtondersteuning reduceren in het algemeen drift. Driftreductiepercentages
kunnen oplopen tot 90 % ten opzichte van de referentiebespuiting. Het is duidelijk dat bij de toepassing van pesticiden de druppelkarakteristieken een belangrijke invloed hebben op de hoeveelheid drift. Daarnaast hebben de druppelgroottes een belangrijke invloed op de penetratie, de depositie en de biologische efficiëntie. Daarom werd op het CLO-DVL een PDPA lasergebaseerde meetopstelling voor de bepaling van druppelsnelheden en –groottes geconstrueerd. Deze opstelling is in staat om met een grote nauwkeurigheid druppelgroottes en –snelheden van druppels te bepalen en bestaat uit verschillende onderdelen: een klimaatkamer, een spuitgroep, een 3D positioneertafel en een 1 D Aerometrics Phase Doppler Particle Analyser. Uit een reeks metingen met verschillende dop-druk combinaties blijkt het belangrijk effect van doptype en –grootte op het geproduceerde druppelgrootte- en druppelsnelheidsspectrum. Deze resultaten worden gelinkt met deze van de veld-driftmetingen en worden eveneens gebruikt als input voor een Computational Fluid Dynamics driftsimulatiemodel voor veldspuiten. Dit model
In de toekomst zullen nog andere driftreducerende spuittechnieken getest worden. Hiervoor is er concrete interesse van industrie en constructeurs . Daarnaast zal in het kader van dit onderzoek het effect van het gewastype en de vloeistofeigenschappen nagegaan worden en zal een gedetailleerde driftrisi-
co-analyse uitgevoerd worden. Finaal zal een eenvoudige gebruiksvriendelijke softwaretool ontwikkeld worden waarmee zowel het beleid als de landbouwer zelf voor een bepaalde veldbespuiting het risico op driftschade voor bepaalde risicogroepen kan bepalen en kan nagaan of de toepassing verantwoord is. Deze tool moet de gebruiker van gewasbeschermingsproducten in staat stellen om die producten op een zo ecologisch en economisch optimaal mogelijke wijze toe te passen.
Drift curves voor verschillende doptypes en –groottes (bij 3 bar) bij standaard weersomstandigheden (relatieve vochtigheid = 70 %, windsnelheid = 3 m.s-1, temperatuur = 15 °C) en de druppelgroottespectra voor dezelfde dop-druk combinaties
• 22 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 22
02-12-2008 17:49:35
VOEDSELVEILIGHEID
IKKB standaard specifiek voor loonwerkers en loonsproeiers ! Doelstellingen van de IKKB Standaard Al in 1999 hebben de landbouworganisaties en de sector handel, verwerkende industrie en veilingen een uniek systeem uitgewerkt om traceerbarheid, voedselveiligheid en milieuvriendelijke teelt te garanderen. Dit lastenboek heet de IKKB Standaard. Er bestaat een versie voor de landbouwers en een versie voor de aannemers van land-en tuinbouwwerken (hierna loonwerkers).
Wat is IKKB ? Voor diegenen die de standaard nog niet zouden kennen: IKKB staat voor Integraal Keten Kwaliteit Beheer. De IKKB Standaard is van toepassing op alle teelten (excl. grasland, voedermaïs, voederbieten, sierteelten en niet eetbare gewassen) en, wat de aannemers betreft, op al hun dienstverleningen bij de landbouwers. De IKKB Standaard bevat concrete voorschriften die de landbouwers en loonwerkers moeten respecteren om hun toegang tot de markt te verzekeren. De IKKB Standaard voor loonwerkers werd opgesteld door Landbouw Service vzw en de vertegenwoordigers van de afnemers van plantaardige producten.
De IKKB Standaard op het terrein… Vandaag is de IKKB Standaard een onontbeerlijk instrument geworden. In het algemeen draagt certificatie bij tot het goede imago van de landbouw, en in het bijzonder kan de landbouwer dankzij certificatie de eisen van het FAVV inzake voedselveiligheid en traceerbaarheid beantwoorden, alsook de regionale verplichtingen in het kader van de randvoorwaarden; en last but not least, laat certificatie de landbouwer toe de eisen van de afnemers te respecteren. Voor de aannemers van land-en tuinbouwwerken betekent de IKKB certificatie een duidelijke commerciële meerwaarde, omdat dit bedrijfscertificaat de landbouwer een voedselveilige en traceerbare dienstverlening garandeert. Wij herinneren eraan dat iedereen die loonwerk voor derden verricht officieel beschouwd wordt als “aannemer
van land-en tuinbouwwerken”. Vandaag hebben meer dan 13.200 landbouwers en 420 loonwerkers de IKKB certificatie aangevraagd. En ruim 200 ondernemingen uit de handel en verwerkingsindustrie zijn ingeschreven op de vegaplan databank om te kunnen controleren of hun leveranciers wel degelijk een IKKB certificaat hebben verkregen.
Certificatie, concreet Om uw bedrijf te laten certificeren voor het IKKB Standaard moet U een aanvraag indienen bij een certificeringinstelling (OCI). Deze OCI komt controleren of de eisen gerespecteerd zijn en verleent een certificaat dat voor drie jaar geldig is. Dit certificaat geeft de aankoper de garantie dat de plantaardige producten al de voorwaarden respecteren. De IKKB standaard voor de landbouwers voorziet dat de landbouwer zich tot een IKKB gecertificeerde loonwerker moet richten. Daarom werken steeds meer landbouwers met IKKB gecertificeerde loonwerkers. De lijst van IKKB gecertificeerde loonwerkers kan gratis geraadpleegd worden op de website van Vegaplan (ewww. vegaplan.be), de vzw die zich bezig houdt met het administratief beheer van de IKKB Standaarden. De landbouwer die tegelijkertijd loonwerker is, moet twee verschillende certificaten aanvragen. Het IKKB certificaat voor landbouwers heeft immers geen betrekking op de activiteiten die voor derden verricht worden. De twee standaarden bevatten evenwel een aantal gemeenschappelijke verplichtingen, zodat het voor de OCI mogelijk is beide lastenboeken tijdens één combi-audit te controleren, wat uiteraard voor kosten besparingen zorgt. Wat het vervoer naar GMP gecertificeerde producten betreft, heeft OVOCOM het IKKB certificaat als voldoende erkend, mits het bijhouden van het vervoersdocument en het respecteren van enkele bijkomende eisen i.v.m. hygiëne. En wat als men ook in het buitenland plantaardige producten levert? Om internationale handel te vergemakkelijken, wordt er gewerkt aan uitwisselbaarheid
tussen de IKKB Standaard en gelijkaardige systemen in ander landen. Zo heeft bv. de erkenning van de gelijkwaardigheid tussen IKKB Standaard en VKL (Nederland) ervoor gezorgd dat de Belgische en Nederlandse loonwerkers zonder meerkost (dubbel certificatie) aktief kunnen zijn in beide landen. De sectorgids “Aannemers van land-en tuinbouwerken” wordt binnenkort gevalideerd Het FAVV staat erop dat elke sector over zijn eigen instrument beschikt om de verplichtingen betreffende hygiëne, zekerheid en traceerbaarheid te kunnen respecteren: dit zijn de Sector Gidsen. Voor de aannemers van land-en tuinbouwerken is er nu ook een Sectorgids opgesteld, die door Landbouwservice bij het FAVV werd ingediend. Eens door het FAVV gevalideerd, zal deze gids de loonwerkers in staat stellen zich in orde te brengen i.v.m. de verplichtingen die onder de bevoegdheid van het FAVV vallen. Zoals het ook het geval is bij de sectorgids en de IKKB standaard voor primaire plantaardige productie, bevat de IKKB Standaard voor aannemers integraal de Sectorgids voor aannemers van land-en tuinbouwwerken. Zo volstaat één certificatie procedure om twee certificaten af te leveren: één voor de IKKB Standaard (belangrijk voor de aankopers) en één voor de sectorgids (belangrijk voor het FAVV).
Waarom is het ook als loonwerker belangrijk om een
IKKB-certificaat te behalen?
Als aannemer van land- en tuinbouwwerken verleent u diensten aan uw klanten, de land- en tuinbouwers. Klanten verwachten dat de diensten waarvoor zij betalen voldoen aan de eisen naar kwaliteitsborging, traceerbaarheid en voedselveiligheid. Voor land- en tuinbouwers die zijn aangesloten bij Vegaplan (en dus een IKKB-certificaat hebben), is het werken met een loonwerker die aangesloten is bij Vegaplan en gecertificeerd is, een non-conformiteit niveau 2 (NC). Dit wil zeggen dat het certificaat van de land- of tuinbouwer in het gedrang komt indien hij de 70% NC niveau 2 niet haalt. Daarnaast blijft de loonwerker
>>
• 23 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 23
02-12-2008 17:49:36
VOEDSELVEILIGHEID
>>
steeds verantwoordelijk voor de taken die hij uitvoert. Het zal nog belangrijker worden wanneer ook de landbouwers uit de dierlijke sector een certificaat zullen hebben. De gids voor de dierlijke productie is in 2008 goedgekeurd door het Federaal Voedselagentschap, dus zullen ook landbouwers een audit krijgen voor deze gids.
Uitwisselbaarheid met Duitsland en Nederland Recent kreeg ook de uitwisselbaarheid tussen België enerzijds en Duitsland en Nederland anderzijds vorm. Voor Nederland betekent dit dat loonwerkers met een IKKB-certificaat diensten kunnen leveren aan VVAK gecertificeerde landbouwers zonder bijkomende controles. Eerder was er ook al de uitwisselbaarheid tussen het Duitse QS controlesysteem en Vegaplan.
Demonstratie audits In het kader van het ADLO demonstratieproject ‘Vlot op weg met sectorgids en las-
tenboek’ zal in elke provincie een demonstratie audit plaatsvinden. Tijdens deze demonstratie audits wordt ingegaan op de praktische kant van een dergelijk IKKB certificaat onder meer hoe bepaalde punten in de checklist op een eenvoudige, praktische en goedkope manier in orde kunnen worden gebracht. Er kunnen ook praktische vragen of vragen die van toepassing zijn op het bedrijf aan de OCI-inspecteurs worden gesteld. Zo kan een audit worden gevolgd die normaal wordt uitgevoerd voor het behalen van een IKKB-certificaat. Voor wie nog geen ervaring heeft met lastenboeken of graag een idee zou hebben van wat een dergelijke audit/controle inhoudt, is zo’n demonstratie audit zeker een aanrader. Hieronder vindt u een lijst met data en de plaats waar deze demonstraties doorgaan. Inschrijven hoeft niet. Wie meer informatie wenst omtrent IKKB-certificatie of de demonstraties kan contact opnemen met Inge Mestdagh (051/27 32 48) (LCGVlaanderen). Op de website ewww.vegaplan.be kunnen al de nodige documenten betreffende de IKKB Standaard gratis gedownload wor-
den, alsook de lijst van de door Vegaplan erkende certificeringinstellingen.
Voor meer informatie:
Vegaplan Tervurenlaan, 182 1150 Brussel Tél: 02/775.80.67 Fax: 02/775.8075 E-mail:
[email protected] ewww.vegaplan.be LandbouwService Spastraat, 8 1000 Brussel Tel: 02/238.06.33 Fax: 02/238.04.41 E-mail:
[email protected]
• 24 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 24
02-12-2008 17:49:38
LANDBOUWNIEUWS
Gebruikersschade op landbouwgronden De Vlaamse regering heeft haar goedkeuring gegeven aan een voorontwerp van decreet waarbij gebruikers van gronden die - tengevolge van een bestemmingswijziging of bepaalde overdrukken - schade ondervinden bij de uitoefening van hun land- of tuinbouwactiviteit, beroep kunnen doen op een compensatieregeling.
kundig gebruik.
Om de ruimtebalans uit het structuurplan Vlaanderen te realiseren zijn bestemmingswijzigingen onvermijdelijk. Naast de 750.000 ha agrarisch gebied dienen immers zo’n 38.000 ha extra natuur bestemd, en 10.000 ha bijkomend bosgebied gerealiseerd te worden. Concreet zullen hierdoor een hoeveelheid landbouwgronden een bestemming als natuur- of bosgebied krijgen. De landbouwkundige gebruikswaarde daalt daardoor aanzienlijk! Maar ook via andere regelingen worden vaak extra beperkingen opgelegd met betrekking tot het landbouw-
De meeste gebruiksbeperkingen vinden hun oorsprong in sectorale wetgeving die geënt is op de bestemming en/of overdrukken. Vandaar dat prioritair de bestaande en operationele vergoedingssystemen in de sectorale wetgeving aangesproken wordt.
Met de goedkeuring van dit voorontwerp van decreet erkent de Vlaamse regering effectief de gevolgen voor landbouwersgebruikers, en wordt een instrument gecreëerd om die gebruikersschade voor effectief en feitelijk gebruik te compenseren.
Dit decreet zorgt er voor dat ook gebruikschade die nergens geregeld is in sectorale wetgeving, nu opgevangen wordt, en biedt ook voor de gebruikers rechtszekerheid, mochten de bestaande sectorale vergoedingssystemen niet of onvoldoende werken.
Wat is Health Check? Er is al veel gesproken over de Health Check. Maar wat betekent dit? De zogenaamde ‘Health Check’ van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid heeft als bedoeling een evaluatie te maken van het huidig Europees landbouwbeleid dat nog loopt tot 2013. Daarbij werden een aantal aanpassingen gedaan. De aanpassingen die de meeste aandacht trekken zijn de volgende: • In het kader van de ‘zachte landing’ van de melkquotaregeling waarover
reeds in 2003 werd beslist, wordt er verder gegaan met de geleidelijke uitbreiding van het Europees melkquotum. In concreto gaat het over een uitbreiding van jaarlijks 1%. Om snel te kunnen inspelen op de wijzigende marktomstandigheden worden er twee evaluatiemomenten voorzien (in 2010 en 2012), waarbij deze uitbreiding kan herbekeken worden. • Op vraag van Vlaanderen wordt een belangrijke wijziging doorgevoerd van de vetcorrectiecoëfficiënt, waardoor de Vlaamse melkveehouders binnen hun quotum 3,6 % meer melk kunnen produceren. • Extra financiële mogelijkheden om in te spelen op een aantal nieuwe maatschappelijke uitdagingen: klimaat, water, biodiversiteit, hernieuwbare energie. • Onder meer op vraag van Vlaanderen werd bijkomend beslist dat deze extra middelen ook voorzien kunnen worden voor een aantal innovatieve inves-
teringen. • Extra aandacht voor jonge landbouwers door het optrekken van de maximale investeringslimiet voor jongeren die een bedrijf willen overnemen van 55.000 euro naar 70.000 Euro. • Mogelijkheden om middelen vrij te maken om systemen van risicobeheer in de land- en tuinbouw op te zetten. De Raad is in dit kader ook akkoord gegaan om het Vlaamse voorstel te steunen om de middelen van niet gebruikte toeslagrechten hiervoor in te zetten. • De expliciete bevestiging dat de gekoppelde zoogkoeienpremie ook na 2013 kan behouden blijven. Dit is ondermeer zeer interessant voor onze Vlaamse kwaliteitsrundvleesproductie. • Het overeind houden van interventiemechanismen voor de melk- en tarwesector, hetgeen gezien de huidige precaire marktomstandigheden geen overbodige luxe is.
• 25 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 25
02-12-2008 17:49:42
DOSSIER LANDBOUWNIEUWS MEST
Plattelandsontwikkeling: evaluatie in Vlaanderen Na een positieve evaluatie van de voorbije programmaperiode (2000–2006) werd het Europese Programma voor Plattelandsontwikkeling (2007-2013) goedgekeurd. Dit verzekert maximale continuïteit van de lopende engagementen en voorziet in enkele gerichte uitbreidingen en aanpassingen. Vlaams minister Hilde Crevits voorziet 16 miljoen euro voor de beheersovereenkomsten met landbouwers voor 2008 en 2009. Sinds 1 januari 2008 sloten al 830 landbouwers een nieuwe beheersovereenkomst af. In de vorige periode van 2000-2006 hebben 3.500 landbouwers een beheersovereenkomst afgesloten. Minister Hilde Crevits vindt het belangrijk om landbouwers te ondersteunen, omdat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid is om landbouw en natuur in evenwicht te brengen.
Succesvolle programmaperiode 2000–2006 Naast het produceren van voedsel wordt meer dan ooit aandacht besteed aan andere rollen die de landbouwsector kan vervullen in de maatschappij, zoals het uitvoeren van maatregelen die de verbetering van het milieu en de natuur tot doel hebben. Vlaams minister Hilde Crevits onderstreept het belang van de vrijwillige bijdrage van landbouwers aan de realisatie van het Vlaamse milieu- en natuurbeleid. De vorige programmaperiode 2000-2006 was een succes. Toen sloten zo’n 3.500 boeren een beheerovereenkomst af met de Vlaamse Landmaatschappij. Het meest succes kennen momenteel de beheerovereenkomsten water (29.600 ha) en perceelsrandenbeheer (ruim 4.400 perceelsranden goed voor 1.207 ha perceelsranden). In sommige delen van Vlaanderen kunnen landbouwers ook beheerovereenkomsten sluiten gericht op de bestrijding van erosie. Het aanleggen van grasstroken als remedie tegen bodemverlies is trouwens een veel toegepaste maatregel (ruim 2.100 grasstroken tegen erosie – 500 ha grasstroken). De pakketten voor het onderhoud of de aanleg van kleine landschapselementen liggen momenteel iets minder in de markt. Het is dan vooral het onderhoud van bestaande kleine landschapselementen dat in de beheerovereenkomst wordt opgenomen (ongeveer
800 heggen of 136 km, 964 houtkanten of 68 ha houtkant worden onderhouden met een beheerovereenkomst). Voor het beheer van grasland (botanisch beheer of beheerovereenkomst natuur) zagen we de laatste vijf jaar een lichte stijging van het areaal waarop dergelijke beheerovereenkomsten betrekking hebben. In totaal bedraagt deze oppervlakte samen zo’n 1.600 ha. Het succes van de beheerovereenkomsten is mede te danken aan de financiële steun die de Vlaamse en Europese overheid hieraan verlenen. In 6 jaar tijd (2000-2006) investeerde Europa niet minder dan 34.016.298 euro in de Vlaamse beheerovereenkomsten. Vlaanderen trok zelfs nog iets meer uit: 36.219.638 euro.
Nieuwe programmaperiode 2007-2013 Na de succesvolle vorige programmaperiode hebben al 830 landbouwers sinds begin 2008 een beheersovereenkomst afgesloten. Minister Crevits voorziet bijna 16 miljoen euro om de beheerovereenkomsten die starten op 1 januari 2008 en 2009 te financieren. 803 boeren nemen al maatregelen op 740 ha voor een verminderde bemesting met het oog op het verbeteren van de waterkwaliteit. Ze hebben samen bijna 170 ha grasstroken aangelegd of behouden ter bescherming en verbetering van de kwaliteit van waterlopen, holle wegen, waardevolle houtige landschapselementen en andere kwetsbare elementen op ons platteland. Ze nemen samen op 700 ha brongerichte maatregelen op erosiegevoelige percelen om de problemen veroorzaakt door erosie te beperken. Er worden bijna 80 ha grasstroken aangelegd en onderhouden die de overlast van modderstromen zullen verzachten in het geval hevige neerslag in voor- of najaar. Ze zullen ook inspanningen leveren die gericht zijn op het herstel, de ontwikkeling en onderhoud van kleine landschapselementen. Ze beheren actief 1.700 are houtkanten, 100 km heggen en hagen en 23.000 m² poelen. Op 86 ha zullen ze maatregelen nemen die goed zijn voor onze weidevogels. Voor 2009 zijn er nog geen definitieve cijfers voorhanden. Momenteel werden iets meer dan 630 beheerovereenkomsten verwerkt door de Vlaamse Landmaatschappij voor bijna evenveel boeren.
Wat zijn de nieuwigheden in vergelijking met de vorige periode? Binnen de beheersdoelstelling soortenbescherming kunnen nu ook beheerovereenkomsten worden gesloten gericht op het beschermen van akkervogels. Concreet komt het er bij deze beheerovereenkomsten op neer dat landbouwers zorgen voor meer voedsel voor volwassen vogels in de winterperiode (graan en zaden) en de jongen in de zomer (insecten, maar ook zaden). Tegelijkertijd wordt getracht het gebrek aan nestgelegenheid en dekking te compenseren. Een tweede nieuwigheid is dat in de toekomst landbouwers ook beheerovereenkomsten zullen kunnen sluiten gericht op het onderhouden of aanleggen van hagen. Voorts heeft minister Hilde Crevits het principe verder uitgebreid waarbij maatregelen jaarlijks op andere percelen kunnen worden toegepast. Deze flexibele aanpak moet toelaten dat de maatregelen goed kunnen ingepast worden in de bedrijfsvoering. Voor de beheerovereenkomsten ‘water’ bestond deze aanpak al. Landbouwers zullen hetzelfde principe nu ook kunnen toepassen voor de beheerovereenkomsten niet-kerende bodembewerking, directe inzaai en sommige maatregelen die gericht zijn op het beschermen van akker- en weidevogels. Ook sommige vergoedingen werden aangepast. De vergoedingen voor het beheren van bestaande houtige landschapselementen, zowel nieuw aangeplante als bestaande, werden serieus opgetrokken. We willen zo het beeld van onze typische Vlaamse landschappen verbeteren. Landbouwers zijn daarbij de aangewezen partners.
Een klantgerichte aanpak: bedrijfsplanners komen langs op vraag
Het engagement van de boeren is vrijwillig. Minister Crevits heeft evenwel de Vlaamse Landmaatschappij gevraagd elke aanvraag op het terrein te evalueren. Zo’n 13 bedrijfsplanners worden nu overal in Vlaanderen ingezet om landbouwers te begeleiden bij het sluiten van beheerovereenkomsten. 1 De cijfers en bedragen vermeld in deze tekst zijn deze zoals van toepassing in 2008 en zijn onderhevig aan jaarlijkse indexaanpassingen.
2 De juiste percentages en grenzen zijn terug te vinden op www.svmb.be
• 26 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 26
02-12-2008 17:49:42
LANDBOUWNIEUWS DOSSIER MEST
Resultaten landbouwenquête We staan er veel te weinig bij stil. Maar de landbouwenquête die recent werd gepubliceerd, is voor loonwerkers een zeer interessant middel om te kijken waar er nog investeringen kunnen worden gedaan. Landbouwbedrijven en arbeidskrachten
Uit de telling blijkt dat voor de eerste keer in tien jaar de vermindering van het aantal landbouwbedrijven onder de drempel van 3% blijft (van 48 013 in 2007 naar 46 687 in 2008). In het Vlaams gewest is de daling 2,9% (31 091 in 2008). In het Waals gewest bedraagt de vermindering 2,6% (15 596 en 2008). Ook voor het aantal arbeidskrachten in de Belgische landbouw is de daling met 1,9% kleiner dan in 2007 (3,6%); (van 89 041 in 2007 naar 87 349 in 2008).
De cultuuroppervlakte voor aardappelen verminderde in België met 6,5%. Maar een is een duidelijk verschil tussen Vlaanderen (-10,8%) en Wallonië (+0,7%). Na twee opeenvolgende jaren van stijging neemt de oppervlakte koolzaad af (-23,9%). Koolzaad voor voeding zet zijn opgang sinds 2004 echter voort. De daling van koolzaad niet voor voeding hangt samen met de slechte oogsten van de laatste jaren, het verminderde enthousiasme voor biobrandstoffen en de gevolgen van de afschaffing van de braaklegging in het systeem voor niet-voeding.
Dieren In 2008 neemt het aantal runderen over heel het land af (-1,4%). Zowel in het noorden (-1,5%) als in het zuiden (-1,1%) van het land is er aan daling van de veestapel. Het aantal zooikoeien gaat voor het eerst sinds 2003 achteruit (-1,3%). Ook het aantal kalveren daalt met 3,2%. In vergelijking met de cijfers van mei 2007 blijft de varkensstapel over heel het land gelijk (+0,2%). Maar er zijn meer mestvarkens en minder fokvarkens. Op korte termijn kan dus een inkrimping van de varkensstapel worden verwacht. Net als de vorige jaren gaat het aantal rundvee(-3,6%) en varkenshouders (-6,2%) achteruit.
>>
Oppervlakte van de cultuurgrond
Als gevolg van de Europese maatregelen van 2007 inzake verplichte braaklegging is de oppervlakte braakland in 2008 met 57,6% gedaald (-10,8% in 2007). Die daling wordt gecompenseerd door een grote groei van graangewassen (+10%) en voedergewassen (+5,1%). Voor Vlaanderen komt de stijging bij de graangewassen voorall door de korrelmaïs, terwijl in Wallonië meer wintertarwe en wintergerst werd gezaaid. Ook is de oppervlakte industriële gewassen sterk gedaald, wat meer in Vlaanderen dan in Wallonië. Het gaat daarbij vooral over suikerbieten (Vlaanderen: -31,2 %, Wallonië: -18,3 %), maar ook cichorei, koolzaad, vlas en landbouwzaden. De daling van de oppervlakte industriële gewassen wordt gecompenseerd door een grote groei van graangewassen (+10 %) en voedergewassen (+5,1 %). Bij de graangewassen is er een sterkte stijging van de oppervlakte korrelmaïs (+23,3 %). De oppervlakte wintergerst nam in Vlaanderen met ongeveer 3 % af, terwijl deze in Wallonië met 30 % steeg.
• 27 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 27
02-12-2008 17:49:45
LANDBOUWNIEUWS >>
Landbouwenquête van mei 2008 - Voorlopige resultaten België
Vlaams gewest
Waals gewest
Rubrieken
Eenheden
Schatting 2008
Evolutie 2008/2007
Schatting 2008
Evolutie 2008/2007
Schatting 2008
Evolutie 2008/2007
aantal bedrijven
bedr.
46.687
-2,8%
31.091
-2,9%
15.596
-2,6%
landbouw arbeidskrachten
pers.
87.349
-1,9%
61.363
-1,9%
25.986
-1,8%
- voltijdse arbeidskrachten
pers.
45.686
-1,8%
31.099
-1,9%
14.587
-1,5%
• mannen
pers.
35.253
-1,9%
23.886
-2,0%
11.367
-1,6%
• vrouwen
pers.
10.433
-1,2%
7.213
-1,4%
3.220
-0,8%
pers.
41.663
-2,1%
30.264
-2,0%
11.399
-2,3%
• mannen
pers.
22.408
-1,8%
15.794
-1,7%
6.614
-2,3%
• vrouwen
pers.
19.255
-2,3%
14.470
-2,3%
4.785
-2,3%
- deeltijdse arbeidskrachten
oppervlakte cultuurgrond
ha
1.372.192
+0,1%
624.742
+0,4%
747.450
-0,1%
granen voor de korrel
ha
362.858
+10,0%
160.428
+8,8%
202.430
+10,9%
• wintertarwe
ha
207.858
+5,1%
73.400
+2,8%
134.458
+6,4%
• zomertarwe
ha
2.840
+31,7%
1.170
+4,8%
1.669
+60,6%
• spelt
ha
12.961
+27,8%
473
+14,9%
12.488
+28,3%
• winterrogge
ha
523
-23,2%
315
-30,4%
208
-8,9%
• wintergerst
ha
48.979
+13,7%
11.671
-2,9%
37.308
+20,1%
• zomergerst
ha
6.037
+9,5%
1.691
+20,2%
4.345
+5,8%
• haver
ha
5.199
+1,7%
891
+10,6%
4.308
+0,0%
• korrelmaïs
ha
71.807
+23,3%
66.621
+21,5%
5.186
+51,6%
ha
6.128
-6,5%
4.111
-15,8%
2.018
+21,0%
• andere granen
ha
526
-21,7%
84
-24,7%
442
-21,2%
nijverheidsgewassen
ha
95.096
-20,9%
28.990
-29,3%
66.106
-16,5%
• suikerbieten
ha
63.523
-23,2%
21.545
-31,2%
41.978
-18,3%
• cichorei
ha
8.805
-3,5%
1.673
-3,1%
7.131
-3,6%
• vlas
ha
11.986
-16,2%
3.669
-17,2%
8.317
-15,7%
• koolzaad
ha
8.237
-23,9%
284
-72,9%
7.954
-18,7%
• landbouwzaden
ha
1.504
-30,4%
1.226
-32,1%
278
-21,7%
• triticale (kruising tarwe en rogge)
waarvan
• 28 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 28
02-12-2008 17:49:45
LANDBOUWNIEUWS DOSSIER MEST Landbouwenquête van mei 2008 - Voorlopige resultaten België
Vlaams gewest
Waals gewest
Schatting 2008
Evolutie 2008/2007
Schatting 2008
Evolutie 2008/2007
Schatting 2008
ha
63.521
-6,5%
37.822
-10,8%
25.700
+0,7%
ha
10.458
-17,1%
9.202
-18,5%
1.256
-5,1%
- Bintje
ha
34.517
-6,9%
18.194
-11,9%
16.323
-0,6%
- andere variëteiten
ha
16.058
+2,1%
9.200
+0,9%
6.858
+3,8%
• pootaardappelen
ha
2.488
-2,1%
1.225
-10,0%
1.262
+7,1%
droog geoogste peulvruchten
ha
1.442
-13,2%
415
-8,2%
1.027
-15,1%
voedergewassen
ha
268.162
+5,1%
179.704
+6,2%
88.459
+3,0%
• voederbieten
ha
4.008
+21,6%
3.182
+21,7%
826
+21,0%
• voedermaïs
ha
176.600
+7,8%
119.175
+8,1%
57.424
+7,0%
ha
2.836
+8,6%
554
-3,2%
2.281
+11,9%
• groenvoeders
ha
4.302
-7,7%
3.152
+1,1%
1.150
-25,5%
• tijdelijke weiden
ha
80.270
-0,4%
53.539
+1,6%
26.731
-4,3%
groenten in openlucht (aardbeien inbegr.)
ha
38.697
-1,0%
27.259
-1,0%
11.438
-0,9%
sierteelt in openlucht
ha
1.003
-1,9%
941
-1,8%
62
-4,1%
braakland
ha
10.428
-57,6%
2.857
-56,8%
7.571
-57,9%
teelt vaste planten
ha
21.234
+1,3%
18.963
+0,8%
2.271
+5,5%
ha
4.720
+0,3%
4.018
-2,5%
703
+20,1%
• boomgaarden
ha
16.281
+1,9%
14.732
+2,0%
1.549
+1,3%
oppervl. steeds bedekt met blijvend grasland
ha
507.330
+0,0%
165.069
-0,3%
342.261
+0,2%
teelten in serres
ha
2.162
-1,7%
2.106
-1,6%
56
-3,5%
Rubrieken
Eenheden
aardappelen • vroege aardappelen
Evolutie 2008/2007
• bewaaraardappelen :
waarvan
• andere éénjarige voedergewassen
waarvan • boomkwekerijen in openlucht
• 29 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 29
02-12-2008 17:49:45
DOSSIER LANDBOUWNIEUWS MEST Landbouwenquête van mei 2008 - Voorlopige resultaten België
Vlaams gewest
Waals gewest
Rubrieken
Eenheden
Schatting 2008
Evolutie 2008/2007
Schatting 2008
Evolutie 2008/2007
Schatting 2008
runderen
dieren
2.612.605
-1,4%
1.296.354
-1,7%
1.316.251
-1,1%
bedr.
27.443
-3,6%
16.129
-4,0%
11.314
-3,0%
dieren
6.268.706
+0,2%
5.895.092
-0,0%
373.614
+4,4%
bedr.
6.561
-6,2%
5.721
-6,2%
840
-5,8%
• biggen van minder dan 20 kg
dieren
1.612.031
-1,6%
1.559.164
-1,7%
52.867
+1,3%
• varkens van 20 kg tot minder dan 50 kg
dieren
1.295.062
+0,2%
1.209.897
+0,9%
85.165
-9,2%
• mestvarkens van 50 kg en meer (reforme inbegr.)
dieren
2.820.025
+2,6%
2.603.896
+1,8%
216.129
+13,2%
- beren
dieren
7.713
-9,2%
7.183
-9,1%
530
-10,3%
- voor de eerste maal gedekte zeugen
dieren
81.656
-7,2%
78.612
-7,5%
3.044
+0,3%
- andere gedekte zeugen
dieren
344.294
-4,3%
332.559
-4,1%
11.735
-8,5%
- jonge nog niet gedekte zeugen
dieren
50.779
-7,2%
48.282
-7,2%
2.497
-6,8%
- andere niet gedekte zeugen
dieren
57.147
-13,1%
55.499
-13,4%
1.648
-2,8%
schapen
dieren
136.021
-9,6%
85.367
-9,6%
50.654
-9,7%
geiten
dieren
30.438
+5,4%
20.232
+17,0%
10.206
-11,8%
hoefdieren
dieren
35.756
+1,1%
21.632
-2,9%
14.124
+7,9%
pluimvee
dieren
32.660.363
-0,3%
27.258.391
-1,0%
5.401.972
+3,5%
leghennen en poeljen
dieren
11.817.544
-0,7%
10.184.434
-1,2%
1.633.110
+1,9%
vleeskippen
dieren
20.386.020
+1,1%
16.646.197
+0,3%
3.739.823
+4,8%
dieren
180.078
+14,9%
147.312
+17,2%
32.766
+5,3%
varkens
Evolutie 2008/2007
• fokvarkens van 50 kg en meer
waarvan
konijnen
• 30 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 30
02-12-2008 17:49:46
LANDBOUWNIEUWS DOSSIER MEST
Plattelandsontwikkeling: achtergrond Het Europese landbouwbeleid evolueert voortdurend. Naast het produceren van voedsel wordt meer dan ooit aandacht besteed aan andere rollen die de landbouwsector kan vervullen in de maatschappij. Het Europese plattelandsontwikkelingsbeleid geeft hier een aanzet. Federaal Minister van Landbouw Laruelle vindt het belangrijk dat landbouwers op een vrijwillige manier kunnen bijdragen aan de realisatie van het Vlaamse milieu- en natuurbeleid. Tijdens de voorbije Europese programmaperiode, die liep van 1 januari 2000 tot eind december 2006, gingen zo’n 3.500 boeren de kansen en de uitdagingen op vlak van natuur-, milieu- en landschapsbeheer aan. Ze deden dit door een beheerovereenkomst te sluiten met de Vlaamse Landmaatschappij. Het meest succes kennen momenteel de beheerovereenkomsten water (29.600 ha) en perceelsrandenbeheer (ruim 4.400 perceelsranden goed voor 1207 ha perceelsranden). Deze beheerovereenkomsten konden al gesloten worden sinds het begin van de vorige Europese programmaperiode (2000-2006). In sommige delen van Vlaanderen kunnen landbouwers ook beheerovereenkomsten sluiten, gericht op de bestrijding van erosie. Het aanleggen van grasstroken als remedie tegen bodemverlies is trouwens een veel toegepaste maatregel (ruim 2.100 grasstroken tegen erosie – 500 ha grasstroken). De pakketten voor het onderhoud of de aanleg van kleine landschapselementen liggen momenteel iets minder in de markt. Het is dan vooral het onderhoud van bestaande kleine landschapselementen dat in de beheerovereenkomst wordt opgenomen (ongeveer 800 heggen of 136 km, 964 houtkanten of 68 ha houtkant worden onderhouden met een beheerovereenkomst). Voor de pakketten gericht op het beheer van grasland, botanisch beheer of beheerovereenkomst natuur, zagen we de laatste vijf jaar een lichte stijging van het areaal waarop dergelijke beheerovereenkomsten betrekking hebben. In totaal bedraagt deze oppervlakte samen zo’n 1.600 ha. Het succes van de beheerovereenkomsten is mede te danken aan de financiële steun die de Vlaamse en Europese overheid hieraan verlenen. In 6 jaar tijd (2000-2006) investeerde Europa niet minder dan 34.016.298
euro in de Vlaamse beheerovereenkomsten. De Vlaamse regering trok nog iets meer uit: 36.219.638 euro. Na de succesvolle vorige programmaperiode hebben al 830 landbouwers sinds begin 2008 een beheersovereenkomst afgesloten. Er is bijna 16.000.000 euro uitgetrokken om de beheerovereenkomsten die starten op 1 januari 2008 en 2009 te financieren. Daarnaast voorziet de overheid in een aantal nieuwe initiatieven. Binnen de beheersdoelstelling soortenbescherming kunnen nu ook beheerovereenkomsten worden gesloten gericht op het beschermen van akkervogels. Een tweede nieuwigheid is dat in de toekomst landbouwers ook beheerovereenkomsten kunnen sluiten gericht op het onderhouden of aanleggen van hagen. Aangezien er vroeger 4 startdata waren, heeft Vlaanderen er voor gezorgd dat er een overgangsregeling is om lopende engagementen te overbruggen tot 1 januari met 9, 6 of 3 maanden. Er is voor gezorgd dat alle beheerovereenkomst konden starten op 1 januari 2008. Tevens werd het principe uitgebreid waarbij maatregelen jaarlijks op andere percelen kunnen toegepast worden. Deze flexibele aanpak moet toelaten dat de maatregelen goed kunnen ingepast worden in de bedrijfsvoering. Voor de beheerovereenkomsten ‘water’
bestond deze aanpak al. Landbouwers zullen hetzelfde principe nu ook kunnen toepassen voor de beheerovereenkomsten niet-kerende bodembewerking, directe inzaai en sommige maatregelen die gericht zijn op het beschermen van akker- en weidevogels. Ook sommige vergoedingen werden aangepast. De vergoedingen voor het beheren van bestaande houtige landschapselementen, zowel nieuw aangeplante als bestaande, werden serieus opgetrokken. We willen zo het beeld van onze typische Vlaamse landschappen verbeteren. Landbouwers zijn daarbij de aangewezen partners. Zo’n 13 bedrijfsplanners worden nu overal in Vlaanderen ingezet om landbouwers te begeleiden bij het sluiten van beheerovereenkomsten. Het is belangrijk dat de beheerovereenkomsten, in overleg met de landbouwer, zo optimaal mogelijk worden ingezet. Dergelijke aanpak maakt het geheel persoonlijker en verlaagt drempels tussen landbouwers en overheid. Minister Laruelle roept iedereen op om ervaringen en knelpunten rond de toepassingen van de beheerovereenkomsten te melden aan de Vlaamse Landmaatschappij via haar medewerkers en de bedrijfsplanners van de diensten plattelandsbeheer. Ze hebben inzake de beheerovereenkomsten een belangrijke knipperlichtfunctie om het product dat we aanbieden bij te sturen en af te stemmen op de behoeften van het terrein.
• 31 • Landbouw-service •
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 31
02-12-2008 17:49:47
LANDBOUWNIEUWS
Enquête Boerenbond: Landbouwinkomen Vlaamse boeren gehalveerd in jaar tijd Het landbouwinkomen van de Vlaamse boeren is in 2008 gehalveerd in vergelijking met een jaar eerder. Dat blijkt uit een voorlopige raming van de studiedienst van de Boerenbond. In 2007 was er een inkomensdaling van 4,3 procent voor de Vlaamse boeren. De grote boosdoeners zijn de gestegen kosten voor energie, grondstoffen en bestrijdingsmiddelen. De totale kosten zijn met 20 procent gestegen terwijl de totale omzet van de landbouwsector status quo is gebleven. Een duidelijker bewijs dat de landbouwbedrijven niet bij machte zijn om de gestegen kosten door te rekenen kan moeilijk geleverd worden. Uit de voorlopige raming blijkt dat de brutoomzet in 2008 met 3,7 procent is gestegen, in vergelijking met 2007, tot een totaal van 5.324 miljoen euro. De totale kosten kenden een precieze stijging van 17,5 procent in vergelijking met een jaar eerder. De energiekost steeg met 24 procent, de kost voor de meststoffen met 57 procent en die van het veevoeder met 23 procent. Vooral de glastuinbouw in Vlaanderen kent
een moeilijke situatie. Energie bedraagt er soms tot 70 procent van de kostprijs. Voor alle sectoren is het nodig dat er snel een voelbare verbetering komt. De Boerenbond is voorstander van overleg tussen de agrarische sector, de voedingsindustrie, de distributiesector en het beleid. Boerenbond vraagt transparantie in de prijsvorming en een eerlijke prijs voor elke schakel in de keten. Vlaanderen telt vandaag 31.091 landbouwbedrijven, of een daling van 2,9 procent in vergelijking met een jaar eerder. Het aantal voltijdse arbeidskrachten daalde met 1,9 procent tot 31.099 en het aantal deeltijdse arbeidskrachten kende een daling van 2 procent tot 30.264. Uit de cijfers blijkt dat het areaal voor granen met 8,8 procent groeide tot 160.428 hectare in 2008. Het areaal voor nijverheidsgewassen daalde spectaculair met 29,3 procent, vooral een gevolg van de suikerhervorming. Uit de voorlopige raming blijkt bovendien dat er een “duidelijke daling” is van het areaal dat gebruikt wordt voor de teelt van energie-
gewassen. Zo daalde het areaal koolzaad voor de productie van biodiesel van 686 hectare in 2007 tot 116 hectare in 2008. Ook het areaal maïs voor de productie van biogas daalde van 660 hectare vorig jaar tot 508 hectare dit jaar. Uit de voorlopige cijfers blijkt ook dat er momenteel 21 operationele biogas-installaties in Vlaanderen staan. Die halen voor 20 procent hun input uit mest en kunnen in theorie 60.000 gezinnen van stroom voorzien wanneer ze op hun volle capaciteit draaien. Daarnaast zijn er nog negen nieuwe initiatieven in aanbouw, goed voor een stroomvoorziening voor 35.000 gezinnen. Het aantal zorgboerderijen is in een jaar tijd flink gestegen. In november 2007 huldigde Vlaams minister van Landbouw Kris Peeters (CD&V) nog de 200ste erkende zorgboerderij in, en vandaag zijn er al 295. Dit betekent in tien maanden tijd een stijging met 50 procent. In zorgboerderijen kunnen onder meer jongeren uit de bijzondere jeugdzorg en mensen met een handicap hun dag zinvol besteden.
“Landbouw-Service” is een periodieke nieuwsbrief voor de leden van de Nationale Centrale Landbouw-Service, de enig erkende beroepsvereniging voor aannemers van land- en tuinbouwwerken, loonsproeiers, handelaars in veevoeders en in meststoffen.
Copyright: Nationale Centrale Landbouw-Service is niet aansprakelijk voor het gebruik van de informatie in deze publicatie. Citeren mag mits bronvermelding.
Verantwoordelijke uitgever: Johan Van Bosch, Algemeen Secretaris Nationale Centrale Landbouw-Service, Spastraat 8, 1000 Brussel, tel.: 02/238.06.33, fax: 02/238.04.41, e-mail:
[email protected]
0137_08-NBLandbouw-NL.indd 32
02-12-2008 17:49:47