Dyslexieprotocol
Versie: december 2008
Richtlijnen dyslexie 1. Waarom richtlijnen voor dyslexie We werken op school al enkele jaren met het protocol Leesproblemen en Dyslexie. Steeds eerder komen leeszwakkere kinderen in beeld en hulp kan steeds sneller en adequater worden ingezet. Toch komt het nog voor dat we leeszwakke kinderen geen aparte leesbegeleiding geven en dat ze in hogere groepen zelfs te horen krijgen dat er sprake is van dyslexie. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen en de hulp die deze kinderen nodig hebben zo snel en effectief mogelijk te kunnen realiseren, vinden we het belangrijk dat er richtlijnen voor het omgaan met dyslexie op onze school zijn. In het verleden deed zich een aantal keren het geval voor dat we onszelf afvroegen of we de leeszwakke kinderen waarvan we het vermoeden hadden dat ze dyslectisch waren moesten laten testen of niet. Onze school had en heeft als standpunt dat wanneer we niet handelingsverlegen zijn er geen noodzaak is tot testen. Wat ook meespeelde was dat een dyslexieonderzoek erg kostbaar is en het vaak geen nieuwe aanpak voor de leerling opleverde. Inmiddels echter wil het huidige kabinet als proef een dyslexieonderzoek voor kinderen in groep 4 vergoeden via de zorgverzekering. Er bestaat bij ouders vaak een grote behoefte om met zekerheid vast te laten stellen of er sprake is van dyslexie bij hun kind. Dat betekent dat zij meer mogelijkheden krijgen om over te gaan tot het aanvragen van een onderzoek. Aangezien een dyslexieonderzoek inhoudt dat er veel schriftelijke informatie kan worden aangeleverd is het belangrijk dat we binnen onze school stil staan bij dyslexie en dat we richtlijnen maken die door de hele school hetzelfde wordt nageleefd. De zorg voor dyslectische kinderen kun je onderverdelen : 1. Passend onderwijs, acceptatie en begrip voor de belemmeringen die dyslexie met zich meebrengt. 2. In de klas krijgen deze kinderen extra leerhulp, compensatie en dispensatie. 3. Kinderen krijgen extra training en sociaal-emotionele begeleiding. Eventuele externe hulp wordt buiten onze school om georganiseerd. Binnen onze school vinden wij het belangrijk dat voor alle (mogelijk) dyslectische kinderen dezelfde hulp verkrijgbaar is. Dit niet alleen op leesgebied maar ook op het gebied van spelling of het automatiseren bij rekenen, wat voor een aantal dyslectische leerlingen een belemmering oplevert.
2. Protocol Leesproblemen en Dyslexie. Het Protocol voor Leesproblemen en Dyslexie voor groep 1-4 is ingeburgerd in onze school. Al een aantal jaren is er ook een protocol voor de bovenbouw. Dit protocol zit nog in de implementatiefase. Met de verandering van de AVI toets naar een CITO toets voor het lezen zal het een en ander gaan veranderen. In het hele onderwijs houden wij de kinderen in de gaten van groep 1 t/m groep 8. We streven naar Avi-9 eind groep 6. We zijn ervan overtuigd dat de begeleiding het meeste effect heeft in de groepen 3 t/m 6 en dat omgaan met verschillen leidt tot verkleining van de verschillen.
Jaarlijkse toetsen van het Protocol Leesproblemen en Dyslexie en dan? Wij vinden het heel belangrijk dat er een vast aanspreekpunt komt die de vorderingen van alle kinderen nauwlettend volgt. De interne begeleider is daar de geschikte persoon voor. Het is belangrijk om na elke toetsing van het protocol een gesprek te hebben met de interne begeleiding over de opvallende uitslagen. De interne begeleider zal het proces en de daaruit voortvloeiende acties verder begeleiden. Dit kan meerdere dingen inhouden. Ten eerste houdt dit in dat het proces bewaakt wordt en dat er tussendoor met de IB-er geëvalueerd wordt. Verder kan de IB-er helpen met het inrichten van de zorg in de klas. De IB-er is degene die, als er een groot vermoeden van dyslexie is, ervoor zorgt dat er gediagnosticeerd wordt en de bevindingen en plan van aanpak daarna met ouders en leerkracht bespreekt. Een vermoeden van dyslexie ontstaat niet zomaar. Er moet dan regelmatig blijken na extra begeleiding dat de leesvordering en/of spelling niet vooruit gaat. Vandaar dat het heel belangrijk is dat de ondernomen stappen goed op papier komen. Vandaar dat bij de stap “Wat te doen” altijd een groepsplan, begeleidingsplan of handelingsplan zal ontstaan. Het is daarin heel belangrijk om goed aan te geven hoe vaak het kind begeleiding krijgt en wat de vorderingen zijn in dat traject. Dit is nodig om een leerling zo snel en goed mogelijk in beeld te krijgen. Want het gaat er uiteindelijk om dat elke leerling de zorg krijgt die hij of zij nodig heeft! Hieronder wordt in een schema beschreven welke toetsen er in de loop der jaren afgenomen worden. Verder wordt er in het schema aangeven welke stappen er ondernomen moeten gaan worden bij een bepaalde uitslag. Het is belangrijk dat we niet te snel denken het komt wel weer goed. Vandaar dat we bij een CITO score C ook stil willen staan bij het kind. Het hoeft niet altijd te betekenen dat dit kind extra begeleiding krijgt. Op het moment dat bij de volgende toetsing wederom een C score wordt behaald, kun je je wel gaan afvragen of dit kind niet meer zorg nodig heeft. Tenminste als je de doelstelling hebt om het maximale uit een kind te halen!
2.2 Schema “Wat te doen met de uitslag van de verschillende toetsen van het protocol”. Groep 1 Januari juni
Soort toets CITO Taal voor kleuters
Uitslag toets D en E score
2 Januari juni
Cito Taal voor kleuters
C score
Wat te doen Er wordt een preventief plan opgesteld en voorgelegd aan de IB-er. In de klas extra steun geven als dit nodig blijkt te zijn.
D en E score
Januari juni
Toetsen van het protocol
Signaleringslijsten van het protocol Leesproblemen en Dyslexie voor groep 1 en 2: Een of meerdere onderdelen zijn niet beheerst. • fonologisch bewustzijn. • fonemisch bewustzijn. • alfabetisch principe
Er wordt een voorstel van een plan van aanpak voorgelegd aan de IB-er.
Er wordt een voorstel van een plan van aanpak voorgelegd aan de IB-er.
3
Herfstsignalering van de methode VLL.
Zie blz. 73 van het Protocol
Plan van aanpak voorgelegd aan de IB-er
3–6
CITO DrieMinutenToets
C score
In de klas extra steun geven.
D en E score
Er wordt een voorstel van een plan van aanpak voorgelegd aan de IB-er.
C score
In de klas extra steun geven als dit nodig blijkt te zijn.
M: Eind januari – begin februari E: Eind mei – begin juni
3–8 M: januari E: juni
CITO Leestempo en leestechniek
C score met 1 jaar achterstand op AVI niveau. D en E score (doortoetsen met Avi en zo nodig DTLAS)
3-8
Avi toetsen
Bij uitval DMT en/of Leestempoleestechniek Specifiek kijken naar de leesstrategie. (radende of spellende lezer, omdraaien van letters etc.)
Er wordt een voorstel van een plan van aanpak voorgelegd aan de IB-er.
De punten die uit de Avi toets komen meenemen in een handelingsplan.
Als 40% of meer van de groep onder de norm presteert, maakt de leerkracht een groepsplan. (b.v. afspraak eind groep 4 is er Avi 5 behaald, is dat niet het geval dan komt er een groepsplan) Als er minder dan 40% van de kinderen uitvallen op een onderdeel dan maakt de leerkracht een individueel plan of een plan voor een aantal kinderen. Op het moment dat een kind uitvalt bij het lezen, is het altijd verstandig om breder te kijken dan alleen naar het leesproces. Ook het spellingsproces kan dingen aangeven. Vandaar dat het soms verstandig is om te bekijken wat voor fouten het kind maakt op het gebied van spelling. De resultaten van de toetsen worden altijd besproken met de IB-er. Op deze manier krijgt zij een goed beeld van de leesproblemen in de school en kunnen er schoolplannen komen als dit nodig blijkt te zijn. Verder is het wenselijk als er uiteindelijk een vermoeden is van dyslexie dat alles goed gedocumenteerd is en de IB-er is dan het aanspreekpunt. Doordat de Ib-er vanaf het begin op de hoogte is van de vorderingen van het kind, zal zij de leerkrachten goed kunnen begeleiden en het juiste traject kunnen uitzetten samen met de leerkracht voor dat specifieke kind. Er wordt een voorstel van een plan van aanpak voorgelegd aan de IB-er. De toetsen kunnen besproken worden in de groeps- of leerlingbespreking. Als dit te lang duurt, wordt er een extra moment ingepland om de resultaten en de plannen van aanpak te bespreken. De IB-er houdt een handelingsplannenmap (in de map zorg op het netwerk) bij waarin een kopie van alle plannen van aanpak worden verzameld per kind. Op deze manier is er na een aantal jaren een goed gedocumenteerd archief die zo te gebruiken is als er een vermoeden van dyslexie is.
2.3 Schematisch plan van aanpak “Leesproblemen en dyslexie”.
In dit schema spreek ik nog vaak van Avi toetsen. Kinderen die uitvallen bij Cito lezen worden namelijk nog doorgetoetst met Avi. Vandaar dat ik dit nu nog als leidraad in dit schema heb aangehouden. Het kan zijn dat dit in de toekomst nog aangepast gaat worden. Afname Cito taal voor kleuters jan/feb groep 1: De C/D/E leerlingen worden besproken met de IB-er en de leerkracht maakt een plan van aanpak voor in de klas. Er is nog geen sprake van een grote zorg. Wel is dit een eerste signaal voor ons. Het is vooral taak om de kinderen extra onder te dompelen in onze taal en ze extra in aanraking te laten komen met de onderdelen waarop ze uitvallen. Observatiepunten die van belang zijn: • Boekoriëntatie en verhaalbegrip. Boekoriëntatie: Begrijpt de kleuter dat de illustraties en tekst samen een verhaal vertellen. Weet een kleuter dat je de tekst van voor naar achter wordt gelezen en dat je vragen kunt stellen bij een boek. Verhaalbegrip: Begrijpt de kleuter de taal van de voorleesboeken. Kent het kind de opbouw van het verhaal? Kan het kind halverwege het verhaal voorspellingen doen over het verdere verloop? Kan het kind het verhaal navertellen of naspelen.
Afname Cito taal voor kleuters juni groep 1: Als dezelfde C/D/E leerlingen boven komen drijven als in januari dan maakt de huidige leerkracht in samenspraak met de nieuwe leerkracht een handelingsplan voor de desbetreffende leerling en dit plan gaat in het begin van het nieuwe schooljaar van start.
Begin groep 2: De C/D/E leerlingen worden in de klas extra begeleid door de leerkracht. (handelingsplan) Voor zorgleerlingen in groep 2 is het belangrijk dat: • Deze kinderen stimuleren om te experimenteren met letters. (stempels, magnetische letters, ouderwetse typemachine, computer, drukletters uit tijdschriften) Het is van belang om rekening te houden met de interesse van het kind en het oefenen spelenderwijs te laten verlopen. De letters worden het beste aangeleerd als je de klank en het teken met elkaar verbind. Laat het kind altijd de klank bij de letter uitspreken. Observatiepunten die van belang zijn: • Taalbewustzijn en letterkennis. Taalbewustzijn: Kan het kind woorden in klankgroepen verdelen (kin-der-wagen), of het kind eindrijm en beginrijm herkent en toepast en of het kind woorden in fonemen kan verdelen (p-e-n) Letterkennis: Herkent het kind de letter en kan hij dit benoemen. En wordt de koppeling gemaakt tussen de klank en de letter.
Afname Cito taal voor kleuters/ afname protocol jan / feb groep 2:
De kinderen worden op verschillende onderdelen getoetst. De zorgleerlingen die worden specifiek geholpen op de onderdelen waarop zij uitvallen. Het kan zijn dat er individuele kinderen worden geholpen of dat er een groepsplan ontstaat. De leerkracht maakt een plan van aanpak en dit wordt voorgelegd aan de IB-er.
Resultaten protocol van leesproblemen en dyslexie juni groep 2
Juni: De zorgleerlingen worden doorgegeven in de groepsoverdracht. Er wordt specifiek aangegeven waar extra in geïnvesteerd is.
Begin schooljaar groep 3: De zorgleerlingen worden nogmaals getoetst op de onderdelen waar ze in juni in groep 2 op uitvielen.
• • • • •
• • •
Plan van aanpak in groep 3 augustus – oktober: Spelenderwijs worden de zorgleerlingen extra ondersteund. Het doel is om deze kinderen extra steun te geven vanaf het begin van het schooljaar om latere leesproblemen zoveel mogelijk te voorkomen. Alle kinderen kunnen in een circuitvorm extra oefenen met bepaalde onderdelen van het aanvankelijk lezen. Het is van belang dat de zorgleerling samen met de leerkracht extra gaan oefenen. Er kan gedacht worden aan: Spelletjes van de letterdoos. Extra kleine kring inzetten. Oefening van Veilig Leren Lezen. Spelletjes van de methode. Flits nieuw
Herfstsignalering groep 3: De kinderen worden op verschillende onderdelen getoetst. De zorgleerlingen die worden specifiek geholpen op de onderdelen waarop zij uitvallen. Het kan zijn dat er individuele kinderen worden geholpen of dat er een groepsplan ontstaat. De leerkracht maakt een plan van aanpak en dit wordt voorgelegd aan de IB-er. De eerste interventieperiode in groep 3 is gericht op de basisleeshandeling: Het opbouwen van de letterkennis. Het decoderen van klankzuivere woorden: kat opsplitsen in k-a-t. De ontwikkeling van fonemisch bewustzijn: het bewustzijn dat gesproken woorden uit verschillende klanken bestaat.
• • •
• •
• • •
• • •
Er kan gedacht worden aan: Dagelijkse flitsoefeningen met de letters van het alfabet en de woorden van de thema’s van VLL samen met de leerkracht. Het computerprogramma Leesladder wordt extra ingezet. Het computerprogramma woordspel kan extra worden ingezet.
Protocol toetsen januari groep 3: Als dezelfde zorgleerlingen nog steeds boven komen drijven maakt de leerkracht een handelingsplan specifiek gericht op dat kind. Dit plan wordt wederom voorgelegd aan de IB-er. Als er meerdere kinderen uitvallen worden het kleine groepsplannen. Vanaf dit moment gaan we extra inzetten op het tempo lezen. De tweede interventieperiode is gericht op: De volledigheid van letterkennis. De decodeersnelheid: de snelheid waarmee schriftletters in klanken worden omgezet. Typen interventie: Voor zwakke lezers is het heel belangrijk om zoveel mogelijk te lezen. Er moeten heel veel leeskilometers gemaakt worden. De leerlingen met leesproblemen en mogelijk dyslexie zijn globaal te verdelen in leerlingen die lang blijven spellen en leerlingen die te snel raden wat er staat. Ook worden beide strategieën door elkaar gebruikt. Spellende lezer: De nadruk bij deze groep ligt bij het opbouwen van letterkennis. Er kan gedacht worden aan een persoonlijk lettergroeiboek. Bij leerlingen die lang spellend blijven lezen en weinig fouten maken, ligt de nadruk op snelheid. Er kan gebruik gemaakt worden van computerprogramma’s. (zie www.steunpuntdyslexie.nl info over flitsprogramma’s) Kinderen die gespannen zijn hebben meer baat bij wissel of structuurrijen. Radende lezer: Bij radende lezers ligt de nadruk juist op langzamer en nauwkeuriger lezen. Dit kan bevorderd worden door: Met de vinger laten bijwijzen. Moeilijk letters of lettercombinaties in de tekst te laten accentueren. Te laten lezen met boekjes en audio-opname tegelijk. Radende lezers mogen het tempo pas opvoeren als ze alle letters kennen en hebben geleerd het leestempo aan te passen, zonder radend te lezen. Er kan gedacht worden aan: Connect lezen in kleine groepjes. Wisselrijen lezen van De Zuid Vallei. Het computerprogramma Leesladder kan extra ingezet worden.
• •
•
•
Protocol toetsen maart groep 3: De derde interventieperiode is gericht op: de automatisering van het leesproces. Het stevig verankeren van de letter-klankkoppeling en het woordbeeld in de hersenen. Er kan gedacht worden aan: Het blijft belangrijk om in te zetten op het leestempo en het oefenen met verhaaltjes. De zorgleerlingen die boven komen drijven moeten veel hardop lezen met leerlingen die beter kunnen lezen. Leerlingen van groep 8 worden extra ingezet met tutor lezen of de leerkracht van de groep leest extra met deze kinderen. Ook Connect lezen en de wisselrijen van De Zuid Vallei kunnen ingezet blijven worden.
Protocol toetsen juni groep 3: De zorgleerlingen worden doorgegeven in de groepsoverdracht. Er wordt specifiek aangegeven waar extra in geïnvesteerd is en wat van belang is komend jaar om deze leerling goed te begeleiden.
Begin van het schooljaar groep 4: Alle kinderen worden ingepland in het Estafette programma. Kinderen die nog geen Avi niveau hebben behaald komen in de Estafette tijd in ieder geval in een instructiegroep terecht. Deze kinderen kunnen niet starten met de methode Estafette en zullen met De Zuidvallei en/of Connect lezen etc. gaan oefenen. Er wordt per keer gekeken wat elke groep nodig heeft aan begeleiding. Dit gebeurt aan de hand van het observatieschema. (blz 50-51 Houvast bij leesproblemen en dyslexie) De eerste vier weken worden de zorgleerlingen extra geobserveerd in de klas en aan de hand van die observaties wordt een programma opgesteld.
Protocol toetsen okt groep 4: Als er kinderen zijn die op dit moment geen Avi 1 of Avi 2 behalen dan is er sprake van een grote zorg en ontstaat er steeds meer een vermoeden van leesproblemen of dyslexie. De kinderen komen in een ander traject terecht.
Avi 1 niet gehaald:
Avi 2 niet gehaald:
Avi 3 niet gehaald:
Extra instructie tijdens Estafette tijd * Letters flitsen * Connect * Wisselrijen lezen
In de klas instructie tijdens Estafette tijd. * Estafette Lees en werk boek. * Zuidvallei inzetten.
In de klas instructie tijdens Estafette * Estafette programma (leesboek, werkboek
* Connect.
Computer, cd etc.)
Tussentijdse meting in januari groep 4 De plannen voor deze leerlingen worden aangepast.
Protocol toetsen maart groep 4: Als de kinderen uit bovenstaande groep niet vooruit zijn gegaan in hun leesniveau dan komt er een gesprek met de IB-er en de leerkracht. Is er een vermoeden van dyslexie dan wordt er een gesprek ingepland met de ouders. Ouders zijn natuurlijk al eerder in gesprek geweest met andere leerkrachten als dit kind een handelingsplan heeft gehad. Verder zal er bij eerdere rapportbesprekingen ook al gesproken zijn over de leesproblemen van hun kind. Na dit gesprek met ouders zal er een onderzoek komen om te kijken of dit kind dyslectisch is.
Een kind is Dyslectisch We streven ernaar om het kind extra uitleg te geven buiten de klas gericht op het lezen en de spelling.
• • • • •
Een kind heeft een leesprobleem Het kind wordt verder geholpen in het Estafette programma en wordt geplaatst in een instructiegroep.
Wat te doen als een kind leesproblemen heeft of dyslectisch is: Het is ten eerste heel belangrijk dat het kind gemotiveerd blijft om het lezen onder de knie te krijgen. Het gevaar is namelijk groot dat ze het opgeven en dat ze steeds verder achter gaan lopen. Aandachtspunten: Directe instructie op het gebied van woordenschatuitbreiding. Expliciete instructie in morfologische regels. (grammatica) Leesmateriaal zoveel mogelijk laten aansluiten bij de belevingswereld van het kind door middel van Ralfi lezen. Onderscheid maken tussen lees- en uitspraakfouten. Ervoor zorgen dat de leerling regelmatig samen leest met een goede lezer, zodat hij goede voorbeelden hoort.
Op het moment dat de leerling in de bovenbouw zit, is het erg belangrijk om de leerling goed te blijven begeleiden. Het leesniveau kan snel terugzakken als de leerling minder leest. Voor de leeszwakke leerlingen geldt: Als het estafette-lezen stopt en leerlingen nog geen AVI -9 beheersen blijft het technisch lezen een aandachtspunt. Technische leesvaardigheid blijven stimuleren. De interventie is mede afhankelijk van het leesprobleem. In het reguliere programma tijd inruimen voor deze ondersteuning. Liefst dagelijks een kwartier of zo vaak het wekelijks mogelijk is. Plan van aanpak wordt opgesteld door de leerkracht en voorgelegd aan de ib-er. De aandachtspunten zoals gebruikt voor dyslexie zijn ook hier leidraad. Wat te doen bij kinderen in de bovenbouw die dyslexie hebben: De kinderen hebben begeleiding nodig in of buiten de klas. In elk nieuw schooljaar is het goed om als leerkracht deze leerlingen de eerste vier weken extra te observeren in de klas met de observatielijst. (blz. 62 Houvast bij leesproblemen en dyslexie) Op die manier heb je snel zicht op de manier van lezen van deze leerling en kan er een goed plan van aanpak komen voor het nieuwe schooljaar. Per schooljaar stelt de leerkracht ook een nieuw handelingsplan op dat in ieder geval tijdens elke leerling-bespreking wordt geëvalueerd.
•
•
•
•
•
AANDACHTSPUNTEN VOOR EEN HANDELINGSPLAN: Extra leestraining. Dit is nodig om het technisch lezen dusdanig te verbeteren dat de leerling zoveel mogelijk teksten zelfstandig kan lezen. De begeleiding is gericht op het verlagen van het aantal leesfouten. Dat kan worden bereikt door tempoverlaging, waarbij elke vorm van tijdsdruk wordt vermeden. Het kind leert de tijd te nemen voor het lezen, zodat het een beter overzicht krijgt over de zinnen. Het aanleren van leesstrategieën. De leerling leren om gebruik te maken van bepaalde kenmerken van de geschreven taal. Het krijgt bijvoorbeeld inzicht in lettergrepen en in de gelijkenis van woorden. Het leert gebruik maken van de context waarin de woorden voorkomen: de hele zin, de tekst, de illustraties. Emotionele ondersteuning om de motivatie op peil te houden. Emotionele steun is nodig om de moed erin te houden, zodat de leerling ondanks teleurstellingen toch doorgaat met oefenen. Zorgen dat de technische lees- en spellingvaardigheden op een zo hoog mogelijk niveau komen, door extra instructie en oefening. Bij de spelling kunnen de leerlingen compenserende maatregelen krijgen. B.v. het gebruiken van een regelkaart of een tekstverwerker met spellingcontrole. Zorgen dat een kind een zo hoog mogelijk niveau krijgt van begrijpend lezen en in staat is om een boodschap op een begrijpelijke manier op papier te zetten. Leerlingen kunnen hierin steun krijgen door het gebruik van een Daisy speler en Naturally Speaking.
De stap naar het voorgezet onderwijs: Om ervoor te zorgen dat het kind een eerlijke uitslag krijgt bij zijn Cito toets, maken deze kinderen gebruik van de Cito-toets met cd speler. Ook mogen zij er langer over doen dan de andere leerlingen. Er kan ook nog gedacht worden aan de vergrote versie van de Cito. De eerste problemen in het voortgezet onderwijs komen vaak bij de vreemde talen. Om de kinderen hierop voor te bereiden zijn er cursussen ontworpen waar ze aan deel kunnen nemen. Waar ze vooral op misgrijpen is de klanktekenkoppeling van de vreemde taal. Vandaar dat er twee cursussen zijn ontworpen om de kinderen hierin steun te geven. Een is voor henzelf en de andere voor hun ouders. • Cursus ouders: duur 1 zaterdag, georganiseerd door Balans. (Engels, Frans en Duits) Ouders krijgen hulpmiddelen om hun kinderen wegwijs te maken in de vreemde taal. • Opstapprogramma voor de leerlingen: Met behulp van kwartetten, bingo en puzzels worden leerlingen bewust gemaakt van de belangrijkste schrijfwijzen en spellingpatronen van het Engels. Er wordt gewerkt met de bastaardwoorden en leenwoorden. Dit zijn Engelse woorden die wij hebben overgenomen in onze taal. Met deze woorden worden de leerlingen zich al bewust van de spelling. • De schoolkeuze. Het is goed om tijdens de open dagen goed te informeren wat er geregeld is op die school voor dyslectische kinderen. Ouders kunnen gebruik maken van een checklist bij het kiezen van het voorgezet onderwijs. (zie checklist: www.steunpuntdyslexie.nl) Ook is er een stappenplan om de overstap van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs zo soepel mogelijk te laten verlopen. (zie: www.overgangpovo.nl) Het is daarbij belangrijk dat de basisschool goed aangeeft welke hulp baat heeft gehad voor deze leerling, zodat dit voortgezet kan gaan worden. Een dyslexieverklaring blijft altijd geldig, hoelang het ook geleden is dat deze werd opgesteld. Dus als basisschool maakt het niet uit hoe vroeg je een leerling test. Een leerling kan de verklaring in zijn verdere leven altijd gebruiken om extra steun te krijgen op een vervolgschool. Tot slot Voldoende leeservaring opdoen, ook als het technisch leesniveau in orde is, blijft de laatste 2 jaren in de basisschool een belangrijk aandachtspunt. In het voortgezet onderwijs valt het, vooral bij de jongens, op dat de technische vaardigheid ver is weggezakt, waarschijnlijk door te weinig oefening.
Dyslexie Screening Test ( zie bijlage 2 ): De DST is een instrument voor het verkrijgen van een eerste beeld over de mogelijke aanwezigheid van dyslexie bij kinderen vanaf 6,5 jaar. De test geeft slechts een eerste aanduiding hoe groot het risico is dat een kind dyslectisch is, via een PLQ score. ( Psycho Linguïstisch Quotiënt ) De uitkomst van deze test geeft slechts een aanduiding of het kind zich in de ‘grijze’ zone van dyslexie bevindt. Onderzoek en verklaring Dyslexie: • Indien de leerling een PLQ score heeft van 84 of lager ( grijze zone ) wordt de leerling begeleid als een dyslectische leerling met compenserende en dispenserende maatregelen. ( Zie bijlage 3) • Indien een leerling op de DST in het grijze gebied scoort en het Leerling Volgsysteem laat 3 keer achter elkaar een D of E score zien op de DMT, Cito Leestempo en/of Cito SVS, wordt nader onderzoek aangevraagd door de school. De kosten worden geheel door de school gedragen. Afhankelijk van de uitslag van het onderzoek, wordt een verklaring afgegeven. De leerling wordt begeleid als een dyslectische leerling met compenserende en dispenserende maatregelen. ( zie bijlage 3 )
HANDELINGSADVIEZEN VOOR DE LEERKRACHT
Toetsen: De volgende toetsen worden voorgelezen door de groepsleerkracht of door een ander. ….. ….. ….. Deze leerling krijgt zo mogelijk een auditieve versie van landelijk genormeerde toetsen aangereikt. (cdrom) Deze leerling krijgt meer tijd voor het beantwoorden van de vragen (…%). (Bij de toetsafname is de tijdsnorm niet bepalend voor het resultaat.) Deze leerling krijgt een vergrote toetsversie aangeboden (naar de wens van de leerling). Deze leerling krijgt een afdekkaart (naar de wens van de leerling). Deze leerling kan de toets maken op een al dan niet vergrote kopie van de toets. (Geen apart antwoordenblad.) Voor deze leerling geldt dat de groepsleerkracht in overleg met de I.B.-er bepaalt wie een individuele toetsafname uitvoert (groepsleerkracht, R.T.-er, I.B.-er). Dit in verband met de observatie tijdens de toets en het in beeld houden van de ontwikkeling van deze leerling. Lezen: • De leerling krijgt geen onverwachte leesbeurt, maar mag een stukje altijd even voorbereiden voordat hij/zij dit hardop mag voorlezen. • Deze leerling leest in het goede leesniveau (niet te laag). (Vaststellen in overleg met R.T. en I.B.) • Het foutenniveau is meestal het instructieniveau (de tijd is hier dus niet bepalend). Deze leerling krijgt tijdens het niveaulezen extra hulp van de groepsleerkracht met behulp van de volgende materialen: Zuid-Vallei Rader Zuid-Vallei Speller Speciale leesbegeleiding … … Deze leerling leest tijdens het niveaulezen met een maatje woorden op de computer: Lesebanc Flitskikker Begrijpend lezen: Deze leerling krijgt de teksten en de vragen uit de methode, methodetoets of CITO-toets voorgelezen. Deze leerling krijgt meer tijd voor het beantwoorden van de vragen (…%). (Bij de toetsafname is de tijdsnorm niet bepalend voor het resultaat.) Deze leerling krijgt een vergrote toetsversie aangeboden (naar de wens van de leerling). Deze leerling krijgt een afdekkaart (naar de wens van de leerling). Deze leerling kan de toets maken op een al dan niet vergrote kopie van de toets. (Geen apart antwoordenblad.) Spelling: Deze leerling krijgt van het woordpakket dat aan bod is mee naar huis om te oefenen. Deze leerling maakt gebruik van een boekje met spellingafspraken (het zgn. Spelling- spiekboekje). Het boekje is bedoeld om deze leerling bewust te maken van de spellingstructuur. We gebruiken hierbij een eenduidige benoeming van de woorden (m.i.v. gr. 3): korte klinkers, lange klinkers, medeklinkers, tweetekenklanken, luisterwoorden, weetwoorden en regelwoorden N. B. Het Spelling-spiekboekje wordt niet gebruikt tijdens landelijk genormeerde (CITO)-toetsen. Deze leerling krijgt extra hulp van de groepsleerkracht tijdens het zelfstandig werken.
Rekenen: Deze leerling maakt gebruik van een tafelkaart: geheel ingevuld gedeeltelijk ingevuld Deze leerling maakt gebruik van een deeltafelkaart: geheel ingevuld gedeeltelijk ingevuld Deze leerling krijgt meer tijd voor het beantwoorden van de vragen (…%). (Bij de toetsafname is de tijdsnorm niet bepalend voor het resultaat.) Deze leerling krijgt een vergrote toetsversie aangeboden (naar de wens van de leerling). Deze leerling krijgt een afdekkaart (naar de wens van de leerling). Deze leerling kan de toets maken op een al dan niet vergrote kopie van de toets. (Geen apart antwoordenblad.) Deze leerling krijgt de CITO-rekentoets voorgelezen door de groepsleerkracht of een ander, met name de redactiesommen (naar de wens van de leerling). Wereldoriëntatie: Deze leerling krijgt de teksten uit de zaakvakkenboeken voor behandeling in de klas mee naar huis om deze te lezen. Deze leerling krijgt zo nodig de antwoorden op de vragen op papier (gekopieerd uit de handleiding of van een medeleerling).
CONTACT MET EXTERNEN
Deze leerling krijgt R.T. onder schooltijd. Deze leerling krijgt R.T. buiten school buiten schooltijd. De tijd wordt in overleg met de school vastgesteld. Bij het contact met de externen wordt gebruik gemaakt van een heen- en weerschriftje. Daarin schrijven zowel de externen als de groepsleerkracht(en).
HANDELINGSADVIEZEN OUDERS
Doelstelling: • het vergroten en versterken van het zelfvertrouwen tijdens het lezen/spelling; • het optimaliseren van het leesgedrag; • het in stand houden of verbeteren van de motivatie; Lezen: De ouders lezen minstens 5 maal per week samen met deze leerling uit een boek van het juiste niveau voor deze leerling. De ouders lezen samen met deze leerling om de leesmotivatie vergroten. Er kan gekozen worden uit: informatieve boeken, stripboeken, informatie opzoeken op internet, enz. Het gaat hier vooral om het doen en niet in eerste instantie om lezen op het juiste niveau. De ouders lezen deze leerling regelmatig voor. De ouders lezen samen met deze leerling oefeningen uit een (speciaal) leesprogramma dat is aangereikt door school. Spelling:
VOOR
De ouders helpen deze leerling met het oefenen van de woorden van het woordpakket. De ouders maken samen met deze leerling oefeningen uit een (speciaal) spellingprogramma dat is aangereikt door school.
Zaakvakken: De ouders lezen samen met deze leerling de aangeboden teksten uit de zaakvakkenboeken.
LEESTIPS VOOR OUDERS
Plezier krijgen of houden in het lezen komt op de eerste plaats. • Positieve feedback is belangrijk. Probeer tussendoor het kind niet te corrigeren. Niet alle fouten hoeven gecorrigeerd te worden. • Motivatie van het kind is belangrijk. De ouder helpt maar het kind moet het zelf (willen) doen. • Praat regelmatig over de inhoud van het boek. Wat vond je leuk, spannend? Heb je er iets van geleerd? Hoe denk je dat het afloopt? Zou jij het anders laten eindigen? Waar ben je gebleven? Waar ging het vorige keer over? Waarom vond je het geen leuk boek? • Praat zachtjes. Leer de kinderen zachtjes te lezen. In de volgende groepen hebben ze hier profijt van. • Spreek vooraf met het kind wat geoefend wordt. Wissel de oefenvormen af a. Ieder een zin. b. De ouder leest 3 à 4 zinnen voor, het kind herhaalt dezelfde zinnen. c. Volgend lezen: de ouder leest voor, het kind leest zachtjes mee of wijst de woorden aan. d. Lees samen een deel van de tekst “hardop”. e. Laat het kind een lievelingsfragment kiezen om voor te lezen. f. Lees een zin met fouten. Het kind wordt gedwongen goed mee te lezen. • Wat gaat er al goed? Wat wil je nog beter leren? Wat is nog moeilijk? • Lees regelmatig zelf een stukje tekst. Zo blijft er tempo in het verhaal en het kind heeft een voorbeeld om zich aan op te trekken. • Als het kind tempoproblemen heeft probeer het tempo te verhogen door de woorden aan te wijzen. • Gebruik een aanwijsstrook als het kind moeite heeft de regel te volgen, of laat het kind met de vinger bijwijzen. • Als het lezen van langere woorden problemen geeft, dek een deel van het woord af. Niet letter voor letter laten spellen. • Wijs spellende lezers erop het woord altijd weer aan elkaar te plakken. • Maak het kind met een radende stijl zich hiervan bewust.
Datum: Handtekening groepsleerkracht(en): Handtekening I.B.-er: Handtekening ouder(s):