NEM Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND
NEM Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
Een rapportage van RAVON In opdracht van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Gegevensautoriteit Natuur
Jelger Herder, Annemarie van Diepenbeek & Raymond Creemers
STICHTING RAVON POSTBUS 1413 6501 BK NIJMEGEN www.ravon.nl
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
Colofon © 2013 Stichting RAVON, Nijmegen Tekst: Jelger Herder, Annemarie van Diepenbeek & Raymond Creemers Met medewerking van Peter Frigge Foto omslag: Knoflookpad © Jelger Herder In opdracht van: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Gegevensautoriteit Natuur. Wijze van citeren: Herder, J.E., A. van Diepenbeek & R.C.M. Creemers, 2013. NEM Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013. Stichting RAVON, Nijmegen. Rapport 2013-010.
Stichting RAVON
INHOUD 1 INLEIDING ........................................................................................................................................................5 1.1 Kader ........................................................................................................................................................5 1.2 Vraagstelling ............................................................................................................................................5 2 PRIORITERING .................................................................................................................................................7 2.1 10x10 km-hokken ..................................................................................................................................7 3 VERZAMELDE GEGEVENS ........................................................................................................................9 3.1 Vrijwilligersgegevens ...........................................................................................................................9 3.2 Verkregen via andere organisaties ............................................................................................ 11 3.3 Eindresultaat per doelsoort ............................................................................................................ 11 3.4 Validatie .................................................................................................................................................. 13 4 VERSPREIDINGSBEELDEN DOELSOORTEN ................................................................................... 15 4.1 Doelsoorten reptielen ...................................................................................................................... 15 4.1.1 hazelworm ...................................................................................................................................... 15 4.1.2 zandhagedis ................................................................................................................................... 16 4.1.3 gladde slang ................................................................................................................................... 17 4.1.5 adder ................................................................................................................................................. 18 4.2 Doelsoorten amfibieën .................................................................................................................... 19 4.2.1 vuursalamander ............................................................................................................................ 19 4.2.2 kamsalamander ............................................................................................................................ 20 4.2.3 vinpootsalamander ..................................................................................................................... 21 4.2.4 knoflookpad .................................................................................................................................... 22 4.2.5 rugstreeppad ................................................................................................................................. 23 4.2.6 boomkikker ...................................................................................................................................... 24 4.2.7 heikikker ............................................................................................................................................ 25 4.2.8 poelkikker ......................................................................................................................................... 26 5 WERVING EN BEGELEIDING VAN VRIJWILLIGERS .................................................................... 27 5.1 Excursies & Weekeinde..................................................................................................................... 27 5.2 Cursussen ............................................................................................................................................... 27 5.3 Website, nieuwsbrief en social media ...................................................................................... 28 5.4 Werving en overige public relations ......................................................................................... 29 5.5 Helpdesk ................................................................................................................................................. 29 6 EVALUATIE ..................................................................................................................................................... 31 6.1 Vrijwilligersbestand ............................................................................................................................ 31 6.2 Gegevensinwinning en -verwerking ........................................................................................ 31 6.3 Conclusies, knelpunten en aanbevelingen ............................................................................ 32 6.4 Contractuele verplichtingen ........................................................................................................ 33 7 DANKWOORD ............................................................................................................................................. 35 8 LITERATUUR ................................................................................................................................................... 37 BIJLAGE 1 – excursieoverzicht .................................................................................................................. 39 BIJLAGE 2 – Flora- en faunawet tabel 2 en HR bijlage V soorten ............................................ 41 BIJLAGE 3 – Contractsoorten reptielen ................................................................................................ 43 BIJLAGE 4 – Contractsoorten amfibieën ............................................................................................... 45
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
4
Stichting RAVON
1
INLEIDING
1.1
Kader RAVON is eind 2012 door de Gegevensautoriteit Natuur opnieuw gevraagd om de verspreiding van beleidsrelevante reptielen en amfibieën in kaart te brengen. Deze opdracht is een vervolg op de Inhaalslag verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën en het verspreidingsonderzoek reptielen & amfibieën 2008, 2009, 2010 en 2011 (Spikmans et al., 2006, Kuenen & Creemers, 2007, Kuenen et al.., 2008, Herder et al., 2009, Herder et al., 2010, Herder et al. 2011a, Herder et al., 2011b, Herder et al., 2012b). Sinds 2010 valt het verspreidingsonderzoek onder het NEM. Het Verspreidingsonderzoek reptielen valt samen met het NEM meetnet reptielen en het Verspreidingsonderzoek amfibieën valt samen met het NEM meetnet amfibieën. Formeel zijn dit twee losse opdrachten maar in de praktijk wordt het Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën, net als voorgaande jaren, als één project gezien. Dit verslag behandelt dan ook, net als voorgaande jaren, zowel het Verspreidingsonderzoek reptielen als het Verspreidingsonderzoek amfibieën. Bij het verzamelen van gegevens met betrekking tot reptielen en amfibieën worden vrijwilligers ingezet. De vrijwilligers onderzoeken volgens een vaste methode of de betreffende soort (nog) aanwezig is in potentieel habitat (van Diepenbeek & van Delft, 2006). Hiernaast wordt gebruik gemaakt van losse waarnemingen, gerichte navraag bij waarnemers en van gegevens die door andere organisaties verzameld worden.
1.2
Vraagstelling Er zijn verschillende meetdoelen binnen het NEM. Enerzijds zijn deze meetdoelen gericht op het verzamelen van verspreidingsgegevens. Anderzijds richten ze zich op het verzamelen van trends in aantallen. Deze aantalsmonitoring valt onder de NEM meetnetten Amfibieen en Reptielen. Deze worden hier niet besproken. Meetdoelen voor het NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën zijn: Habitatrichtlijn: verspreiding van soorten: het verzamelen van de distribution (verspreiding op 10 x10 km-hokniveau) van soorten van Bijlage II en IV van de Habitatrichtlijn en het leefgebied (verspreiding op 1x1 km-hokniveau) van alle soorten van Bijlage II en IV van de habitatrichtlijn (Meetdoel 2 uit CBS kwalitetisrapportage) Habitatrichtlijn: structuur & functie van habitattypen (o.a. Rode Lijst-status van typische soorten): Landelijke (trend in) verspreiding op uurhokniveau (5x5 km) van typische soorten van de habitattypen (Bijlage I). Deze gegevens zijn nodig voor het bepalen van de kwaliteit van de habitattypen, ten behoeve van de zesjaarlijkse rapportage aan de EU. Binnen de typische soorten wordt in eerste instantie gestuurd op de zogenaamde ‘urgent bedreigde’ soorten (meetdoel 6) Overige meetdoelen voor reptielen en amfibieën: o Habitatrichtlijn: landelijke trends van soorten van Bijlage V (meetdoel 7) o Rode lijsten: Rode Lijst-status van soorten (meetdoel 10) o Convention on Biological Diversity: landelijke trends (meetdoel 12) o Klimaatverandering: landelijke trends en fenologische verschuivingen (meetdoel 22) o Natuurgraadmeters: landelijke trends, trends per biotoop etc. (meetdoel 23) o Stadsnatuur (meetdoel 24) o Invasieve exoten (meetdoel 25)
5
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
Samengevat richt de gegevensinwinning zich op het vaststellen van het verspreidingsbeeld op 10x10 km-hok niveau vanaf 2012 van amfibieën en reptielen van de Habitatrichtlijn bijlage II en IV en van typische soorten van de HR. Ten behoeve van de rapportage naar de EU voor de Habitatrichtlijn in 2018, onderdeel range van soorten, is het gewenst dat de verspreiding van doelsoorten landsdekkend bekend is op 10x10 km-hokniveau. Voor soorten van de Habitatrichtlijn bijlage I en de Rode Lijst status van typische soorten is een landsdekkende verspreiding op een schaal van 5x5 km-hok gewenst. De periode waarover de gegevens verzameld moeten worden duurt zes jaar en loopt van 2012 tot 2017 waarna de gegevens kunnen worden verwerkt in de rapportage naar Brussel (2018). Het verspreidingsonderzoek concentreert zich met name op de “zwakke plekken” in het verspreidingsbeeld. Om de Gegevensautoriteit Natuur een indruk te geven van de vorderingen gaat deze rapportage in op de volgende zaken: de hoeveelheid verzamelde verspreidingsgegevens per 10x10 en per 1x1 kilometerhok per doelsoort waarbij onderscheid is gemaakt tussen: o Onderzoeksperiode 2012-2017 o 2013 alleen de actualiteit van de gegevens: o waarnemingen die verzameld zijn binnen de huidige onderzoeksperiode (2012 t/m 2017) en waarnemingen van 1980 t/m 2011 evaluatie van het vrijwilligersbestand (aantal vrijwilligers, behoefte aan uitbreiding aantal waarnemers, behoefte aan opleiding/bijscholing) evaluatie van de logistiek van de gegevensinwinning en –verwerking een beschrijving van de problemen die zich tijdens de uitvoering van de opdracht hebben voorgedaan en hoe hiermee is omgegaan verbeteringen die doorgevoerd moeten worden , conclusies en aanbevelingen. Zie voor de contractsoorten en hun beleidsstatus Bijlage 3 en Bijlage 4. Enkele soorten worden voldoende gevolgd binnen de aantalsmonitoring (Meetnetten) waardoor er geen extra inspanning geleverd hoeft te worden vanuit het verspreidingsonderzoek.
Foto 1 De geelbuikvuurpad wordt afdoende gevolgd binnen het Meetnet amfibieën (foto: Jelger Herder).
6
Stichting RAVON
2
PRIORITERING Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de toegepaste priortering. Er zijn twee prioriteiten op de website, gebaseerd op of het hok reeds onderzocht wordt of niet.
2.1
10x10 km-hokken
Er is in 2013 gestuurd op de hokken die nog niet geactualiseerd waren over de periode 2012 -2017. Deze sturing vind plaats via de kaartmodule op de RAVON website. De nog te actualiseren 10x10 km-hokken over de periode 2012-2017 op de RAVON website hebben twee verschillende prioriteiten gekregen: - Hoge prioriteit (als er nog niemand heeft aangegeven in het hok te willen gaan zoeken naar de doelsoort:: nog niet “geclaimde hokken” ) - Normale prioriteit (als er reeds iemand heeft aangegeven in het hok te willen gaan zoeken naar de doelsoort: “geclaimde hokken”) Op deze manier worden vrijwilligers gestimuleerd de nog niet “geclaimde hokken” te onderzoeken maar vormt het reeds “geclaimd” zijn van een hok niet direct een belemmering voor een vrijwilliger om er toch te gaan kijken. Dit systeem is ingevoerd omdat in verleden bleek dat reeds geclaimde hokken niet altijd ook werkelijk bezocht worden door de vrijwilliger (om uiteenlopende redenen). Andere vrijwilligers lieten de reeds “geclaimde hokken” links liggen. Deze nieuwe methode ondervangt dat door enkel de prioriteit naar beneden te stellen als een hok geclaimd is en het hok dus nog wel aan te bieden.
Foto 2: Rugstreeppad, een lastig te inventariseren soort (foto: Jelger Herder).
7
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
8
Stichting RAVON
3
VERZAMELDE GEGEVENS In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de verspreidingsgegevens die in 2013 verzameld zijn. In totaal zijn er 927 10x10 geactualiseerd voor de twaalf doelsoorten met daarbinnen een totaal van 2708 kilometerhokwaarnemingen voor deze soorten.
3.1
Gegevens De verspreidingsgegevens van reptielen en amfibieën die worden verzameld komen uit verschillende bronnen: via de kaartmodule op de RAVON website van het verspreidingsonderzoek Reptielen en Amfibieën via de online invoerportals Telmee.nl en Waarneming.nl via de invoerportals van de NEM Meetnetten (aantalsmonitoring) Losse waarnemingen (op waarnemingskaartjes of in persoonlijke bestanden). Via gerichte oproepen per email of telefonische benadering van lokale natuurverenigingen. waarnemingen die verzameld zijn tijdens (door RAVON) georganiseerde excursies. Gegevens uit professionele opdrachten uitgevoerd door RAVON of door derden. Website verspreidingsonderzoek Reptielen & Amfibieën Op de RAVON website is een aparte pagina aangemaakt voor het verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën: www.ravon.nl/verspreidingsonderzoek. Op deze pagina kunnen de vrijwilligers voor iedere doelsoort van het verspreidingsonderzoek kaartjes vinden met de prioritaire 10x10 km-hokken die onderzocht dienen te worden. Vrijwilligers kunnen op basis hiervan hokken gaan onderzoeken en hun bevindingen doorgeven. Voor het doorgeven van positieve waarnemingen worden de vrijwilligers doorgestuurd naar het invoerportal Telmee.nl. Door een koppeling tussen Telmee.nl en de kaartjes met prioritaire km-hokken worden reeds afgeronde hokken direct groen op de kaartjes zodat er geen dubbel werk wordt gedaan. Tot augustus 2012 was ook Waarneming.nl direct gekoppeld aan de kaartjes op de website van het verspreidingsonderzoek. Een wijziging bij Waarneming.nl heeft deze actuele koppeling echter teniet gedaan. De kaartjes worden sindsdien geupdate met informatie uit de NDFF. Hierdoor zit er nu een vertraging van twee tot vier weken tussen de invoer op Waarneming.nl en de actualisatie van het hok in de kaartmodule. Telmee.nl en Waarneming.nl Via de online invoerportals komen jaarlijks duizenden waarnemingen binnen. Omdat Telmee.nl deels ook voor het verspreidingsonderzoek en de losse waarnemingen uit de Meetnetten wordt gebruikt is het moeilijk onderscheid te maken tussen losse waarnemingen en gericht verzamelde gegevens. RAVON stimuleert invoer van losse waarnemingen op zowel Telmee.nl als Waarneming.nl. Van belang is dat de vrijwilligers zich prettig voelen bij het systeem dat ze kiezen zodat de drempel laag is voor het doorgeven van waarnemingen. Uiteindelijk komen de waarnemingen via beide invoerportals ter beschikking van het verspreidingsonderzoek.
9
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
Meetnetten Via de NEM Meetnetten reptielen en amfibieën worden op gestandaardiseerde wijze gegevens verzameld op trajecten verspreid over heel Nederland. Doel van de Meetnetten is het verkrijgen van trends in aantallen. Naast de doelsoorten worden er op de trajecten ook veel waarnemingen verzameld van andere reptielen en amfibieën. Deze kunnen ook worden ingevoerd in de voor de meetnetten ontwikkelde invoerportals. Zowel het Meetnet Reptielen (2011) als het Meetnet Amfibieën (2012) hebben inmiddels invoerportals in gebruik genomen waardoor de vrijwilligers hun data zelf direct invoeren op Telmee.nl. De data van de doelsoorten zelf worden ook aan de NDFF toegevoegd en dragen dus ook bij aan het verspreidingsonderzoek. Losse waarnemingen Het aantal losse waarnemingen dat bij RAVON binnenkomt in de vorm van losse bestandjes, waarnemingskaartjes en mondelinge mededelingen neemt af. Het overgrote deel van de waarnemingen komt nu digitaal binnen via de online invoerportals. Losse waarnemingen die worden doorgegeven via telefoon of email worden door RAVON medewerkers direct ingevoerd in Telmee.nl of er wordt verzocht aan de vrijwilligers deze waarnemingen zelf door te geven via Telmee of Waarneming.nl. De bestanden die nog wel bij RAVON binnenkomen worden geconverteerd en toegevoegd aan de RAVON-database. Benadering natuurclubs In 2012 zijn ook een groot aantal lokale natuurverenigingen zoals afdelingen van het IVN en de KNNV benaderd met de gerichte vraag of ze waarnemingen hebben van de doelsoorten in nog te actualiseren 10x10 km-hokken in hun gebied. Dit levert enerzijds direct waarnemingen op, anderzijds worden de mensen bewust gemaakt te letten op de doelsoorten in hun werkgebied. Excursies Tijdens de excursies en het Hemelvaartweekend die in 2012 zijn georganiseerd zijn er weer een groot aantal hokken onderzocht op de aanwezigheid van één of meer van de doelsoorten. Professionele opdrachten Tot slot worden gegevens verzameld in het kader van andere opdrachten waarbij professionele inventarisaties worden uitgevoerd door RAVON medewerkers. De door RAVON verzamelde gegevens komen allen in de NDFF. Hieronder vallen ook de gegevens verzameld met Environmental DNA (eDNA), een relatief nieuwe inventarisatiemethode gebaseerd op het feit dat alle organismen die in het water leven daarin DNA achter laten via feaces, urine en huidcellen. Door watermonsters te nemen en deze te analyseren op het DNA van de doelsoort is het voorkomen van deze doelsoort aan te tonen. RAVON is pionier op het gebied van eDNA (gestart binnen het NEM) en voert inmiddels voor een groot aantal opdrachtgevers inventarisaties en onderzoeken uit. Hieronder zitten ook doelsoorten van het NEM reptielen en amfibieën (te weten: de kamsalamander en knoflookpad).
10
Stichting RAVON
3.2
Verkregen via andere organisaties In het kader van het verspreidingsonderzoek wordt er ook gebruikt gemaakt van gegevens die verzameld zijn door andere organisaties zoals adviesbureaus en terreinbeheerders. Het grootste deel van deze gegevens komt binnen via de NDFF. Daarnaast komen er van enkele organisaties ook nog digitale gegevens bestanden binnen. Deze zijn door RAVON verwerkt en toegevoegd aan de NDFF.
3.3
Eindresultaat per doelsoort In 2013 zijn er 927 10x10 kilometerhokken (tabel 3) en 2708 1x1 kilometerhokken (tabel 4) voor de doelsoorten van het verspreidingsonderzoek geactualiseerd. Tabel 3 geeft een overzicht van het aantal geactualiseerde 10x10 km-hokken voor de periode 2012-2017, het totaal aan te actualiseren 10x10 km-hokken, het aantal geactualiseerde 10x10 km-hokken per jaar en de stand van zaken als percentage geactualiseerde 10x10 km-hokken tot op heden.
Tabel 3: Geactualiseerde 10x10 kilometerhokken binnen de periode 2007-2012. In de eerste kolom staan de doelsoorten. In de tweede en derde kolom staat het aantal afgeronde 10x10 kilometerhokken uitgesplitst naar jaar/periode. In de vierde kolom staat het totaal aantal afgeronde 10x10 hokken binnen de periode 2012-2017, in de vijfde kolom staat het aantal te actualiseren 10x10 kilometerhokken (= gezamenlijke actuele en potentiële habitat) en in de zesde kolom staat het percentage dat geactualiseerd is binnen de periode 2012-2017.
Nederlandse Naam 2012 Reptielen hazelworm 91 zandhagedis 70 gladde slang 42 adder 50 Amfibieën vuursalamander 2 kamsalamander 96 vinpootsalamander 30 knoflookpad 28 rugstreeppad 160 boomkikker 23 heikikker 140 poelkikker 114
2013
Totaal
1037
Percentage Totale geactualiseerde Totaal range 10x10 km2012-2017 (10x10 km) hokken
81 74 39 49
100 80 46 52
156 91 69 64
64% 88% 67% 81%
4 77 16 12 150 18 125 99
4 119 33 29 182 25 160 142
4 194 50 36 275 31 229 232
100% 61% 66% 81% 66% 81% 70% 61%
927
1175
1680
70%
11
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
Tabel 4: Aantal geactualiseerde kilometerhokken in 2012 en 2013 en totaal binnen de periode 2012-2017. In de eerste kolom staan de doelsoorten, in de tweede en derde kolom staan het aantal unieke km-hokken waarbinnen de doelsoort in 2012 of 2013 is aangetroffen. In de derde kolom staan het aantal unieke km-hokken waarbinnen de doelsoort in de periode 2012 – 2017 is aangetroffen.
Nederlandse naam Reptielen hazelworm zandhagedis gladde slang adder Amfibieën vuursalamander kamsalamander vinpootsalamander knoflookpad rugstreeppad boomkikker heikikker poelkikker Totaal
12
Aantal geactualiseerde km-hokken 2012
Aantal geactualiseerde kmhokken 2013
Aantal geactualiseerde kmhokken 2012-2017
518 532 158 244
418 518 156 228
746 719 233 335
6 203 87 25 687 89 462 240 3251
6 139 50 22 510 73 394 194 2708
8 297 109 33 946 120 691 396 4633
Stichting RAVON
3.4
Validatie De waarnemingen zijn deels automatisch gevalideerd via Telmee en deels handmatig gevalideerd. Er is in hoofdlijnen gevalideerd op drie punten: locatie, fenologie en determinatie. Alle binnengekomen waarnemingen zijn gevalideerd. Slechts een zeer klein deel van de binnengekomen waarnemingen (ongeveer 1%) is afgekeurd. De automatische validatie in is in 2010 geïmplementeerd in telmee. De validatie loopt via validatieregels die zijn opgesteld in 2008 (Herder en Creemers 2008). De automatische validatie neemt een deel van het werk uit handen. Toch blijft het valideren van het resterende deel van de waarnemingen (Waarneming.nl, losse bestanden en de waarnemingen die niet door de automatische validatie komen) veel tijd en moeite kosten. Deze inspanning is echter cruciaal voor het verkrijgen van een goed en betrouwbaar databestand. Voor het valideren van de data uit Waarneming.nl heeft RAVON in 2012 een handige webtool ontwikkeld. Met deze tool kunnen de waarnemingen uit Waarneming.nl vergeleken worden op een kaart tegen een achtergrond waarop de goedgekeurde waarnemingen uit de NDFF geplot zijn. Zo worden verdachte waarnemingen (buiten bekende verspreiding) overzichtelijk in kaart gebracht. Deze kunnen vervolgens met 1 klik op de muis worden geopend en bekeken worden op Waarneming.nl zelf. Hier kunnen dan vragen worden gesteld aan de waarnemer en wijzigingen worden voorgesteld. Ook kan er direct een foutcode/status aan de waarnemingen worden toegekend. Deze webtool is een enorme vooruitgang t.o.v. het verleden toen de data van waarneming.nl nog offline gevalideerd werd. De validatie zelf loopt goed. Bij Telmee.nl wordt er het gehele jaar door up to date gevalideerd waardoor de waarnemers directe feedback krijgen. Op Waarneming.nl is de data enkel aan het eind van het jaar gevalideerd (na gereedkomen van de webtool). In het verleden werd de data van Waarneming.nl slechts 1 keer per jaar gedownload en gevalideerd. Door de het gemak van de nieuwe webtool is het mogelijk om dit in de toekomst vaker te doen. Tevens zijn er twee RAVON medewerkers toegetreden tot het team van Admins op Waarneming.nl. Hierdoor heeft RAVON meer capaciteit op waarneming.nl voor de validatie. De foto’s op Waarneming.nl zijn eenvoudig online te valideren en werden ook in het verleden al regelmatiger gevalideerd.
Foto 3: Levendbarende hagedis: deze soort wordt nogal eens verward met de zandhagedis (foto: Jelger Herder). 13
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
14
Stichting RAVON
4
VERSPREIDINGSBEELDEN DOELSOORTEN Dit hoofdstuk beschrijft de verspreiding van de doelsoorten amfibieën en reptielen in Nederland. Per soort wordt aan de hand van kaarten een beschrijving gegeven van de verspreiding binnen Nederland, de volledigheid van het verspreidingsbeeld en de actualiteit van de waarnemingen.
4.1
Doelsoorten reptielen
4.1.1
Hazelworm
Verspreiding binnen Nederland Met uitzondering van Zeeland worden in alle Nederlandse provincies hazelwormen waargenomen. In de Noordoostpolder (Flevoland) en de Hollandse duinen gaat het zeer waarschijnlijk om uitzettingen. De verspreiding van de hazelworm in Nederland valt grotendeels samen met de aanwezigheid van pleistocene zandgronden, maar de soort wordt ook aangetroffen op andere bodemsoorten. De voorkeurshabitat van de hazelworm bestaat uit enigszins vochtige, met dichte vegetatie bedekte gebieden. De soort komt voor in bossen, bosranden, heide, houtwallen, struwelen, spooren wegbermen, kalkgraslanden, vestingwerken, steenhopen, ruderale plaatsen en tuinen. De meeste waarnemingen hebben betrekking op bos- en heideterreinen.
Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 km-hokniveau is het verspreidingsgebied van de hazelworm waarschijnlijk nagenoeg compleet. De range van de hazelworm bedraagt 156 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2012-2017. In totaal zijn binnen deze periode reeds 100 10x10 km-hokken afgerond, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 64%. Dit percentage blijft iets achter bij andere soorten. Dit komt door de verborgen levenswijze van de hazelworm gecombineerd met het grote verspreidingsgebied en dus groot aantal te onderzoeken hokken.
15
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
4.1.2
Zandhagedis
Verspreiding binnen Nederland In Nederland is het voorkomen van de zandhagedis gebonden aan de hogere zandgronden en de duinen. De kustduinen en de Veluwe vormen samen de twee belangrijkste kerngebieden. In de Zeeuwse duinen ontbreekt de soort overigens, net als op Texel en Ameland. Op Schiermonnikoog is de soort uitgestorven. De zandhagedis wordt in vooral aangetroffen op droge struikheideterreinen en in open duinstruweel. Daarnaast komt de soort voor langs infrastructuren (weg- en spoorbermen) en op ruderale terreinen. De zandhagedis heeft een voorkeur voor zandige op het zuiden geëxponeerde hellingen. De optimale habitat is een mozaïek van rijk gestructureerde dwergstruikvegetatie, afgewisseld met hogere grassen, ‘kale’ grond en plekken met open zand. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de zandhagedis waarschijnlijk compleet. De range van de zandhagedis bedraagt 91 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2012-2017. In totaal zijn binnen deze periode reeds 80 10x10 km-hokken afgerond, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 88%. Hiermee ligt de actualisatie van de range van de zandhagedis goed op schema. Dit komt mede doordat het een opvallende, gemakkelijk waarneembare soort is, waarvan de verspreiding bijna geheel samenvalt met drukbezochte gebieden zoals de duinen en heideterreinen.
16
Stichting RAVON
4.1.3
Gladde slang
Verspreiding binnen Nederland Het verspreidingsgebied van de gladde slang in Nederland omvatte ooit grote delen van de hogere zandgronden. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt tegenwoordig op de Veluwe (Veluws district). In de andere districten waar de soort voorkomt (Drents, Kempen, Oost-Nederlands district) is de verspreiding vaak beperkt tot grotere hoogvenen en stuwwallen. In Nederland heeft de gladde slang een voorkeur voor hoogveen en heide. Daarnaast komt de soort voor langs infrastructuren (weg- en spoorbermen) en soms ook op ruderale terreinen en langs bosranden. De gladde slang komt met name voor in droge heidegebieden, maar soms ook in open bossen en jonge aanplant op zandgrond. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de gladde slang waarschijnlijk compleet. De range van de gladde slang bedraagt 69 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2012-2017. In totaal zijn binnen deze periode 46 10x10 km-hokken afgerond, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 67%. Hiermee blijft de actualisatie van de range van deze soort iets achter bij de overige soorten. De voortgang is vergelijkbaar met de voortgang in de vorige onderzoeksperiode (2007-2012). Dit komt doordat de gladde slang een zeer verborgen leefwijze heeft. Daardoor is er een erg hoge inspanning nodig om deze soort waar te nemen. Veel overgebleven hokken liggen in marginale habitats waar de dichtheden van de gladde slang laag zijn en actualisatie dus moeilijk is.
17
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
4.1.5
Adder
Verspreiding binnen Nederland De adder komt voor op de hoge zandgronden van Nederland met uitzondering van de duinen. Er zijn momenteel nog twee grote min of meer aaneengesloten leefgebieden van de adder, gelegen in Friesland en Drenthe (het Drents district) en op de Veluwe (in het Veluws district). Daarnaast is de soort nog aanwezig in Overijssel en Limburg. In maar liefst vier provincies (Noord-Brabant, Utrecht, Noord-Holland en Groningen) is de adder uitgestorven. De adder komt met name voor op hoogveen en heide maar soms ook in (open) bos en struweel langs infrastructuur (spoor- en wegbermen). De adder is een vochtminnende soort die vaak wordt aangetroffen op venoevers en op de overgang van natte naar droge gebieden. Binnen zijn leefgebied dienen er voldoende open plekken te zijn om te zonnen en ook voldoende schuilmogelijkheden. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de adder waarschijnlijk compleet. De range van de adder bedraagt 64 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2012-2017. In totaal zijn binnen deze periode 52 10x10 kmhokken afgerond, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 81%. De actualisatie van de range van de adder ligt daarmee goed op schema. Dit komt doordat het een opvallende soort is waarvan de verspreiding bijna geheel samenvalt met relatief drukbezochte natuurgebieden.
18
Stichting RAVON
4.2
Doelsoorten amfibieën 4.2.1
Vuursalamander
Verspreiding binnen Nederland De verspreiding van de vuursalamander beperkt zich tot Zuid-Limburg. Daarnaast zijn er geruchten over vuursalamanders in het zuidoosten van Gelderland. Ondanks herhaalde, intensieve zoektochten zijn ze daar niet aangetroffen. Net over de grens in Duitsland is er wel een populatie aanwezig. Een heuvelachtig landschap met vochtige loofbossen, doorsneden met bronbeekjes vormen het typische leefgebied van de vuursalamander. Kalkrijke bodems, bronnen en een hoge bodemvochtigheid lijken de belangrijkste biotoopeisen te zijn. Een ander belangrijk aspect van dit schaduwrijke biotoop is de aanwezigheid van koele, vochtige schuilplaatsen. Voor het afzetten van de larven is helder, zuurstofrijk water van bronbeekjes, bronputten en bronpoelen noodzakelijk. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de vuursalamander waarschijnlijk compleet. De range van de vuursalamander bedraagt 4 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2012-2017. Dit jaar (2013) zijn de er waarnemingen verzameld uit de laatste 2 nog openstaande 10x10 km-hokken waarmee de range compleet geactualiseerd is (100%). Hiermee is het net als in de vorige periode de eerste soort waarvoor de actualisatie van de range is afgerond. Dit komt mede door de beperkte range en grote aandacht voor de vuursalamander in verband met de sterke achteruitgang van de soort als gevolg van een schimmelziekte. Hierdoor wordt de soort zeer intensief gevolgd en gemonitoord op de locaties waar zij nog voorkomt.
19
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
4.2.2
Kamsalamander
Verspreiding binnen Nederland De kamsalamander komt verspreid over het gehele zuiden, midden en oosten van ons land voor. Hij is vrij zeldzaam en wordt landelijk gezien als een kwetsbare soort die in zijn verspreiding achteruit gaat. Zijn voorkeur gaat uit naar kleinschalige landschappen met bospercelen, heggen en struwelen. Het voortplantingsbiotoop bestaat voornamelijk uit matig voedselrijke tot voedselrijke, stilstaande wateren met een goed ontwikkelde onderwatervegetatie. Veel vindplaatsen zijn beekof rivierbegeleidend. De poel mag niet geheel beschaduwd zijn en moet permanent water bevatten.
Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de kamsalamander waarschijnlijk grotendeels compleet. De range van de kamsalamander bedraagt 194 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2012-2017. In totaal zijn binnen deze periode 119 10x10 km-hokken afgerond, wat neerkomt op een geactualiseerd percentage van 61%. Dit jaar is er een grote slag geslagen voor deze soort (eind 2012 stond de actualisatie nog op 49%). Door de grote range staan er nog steeds veel hokken open voor actualisatie. Daarnaast komt de soort ook veelvoudig voor in landelijk gebied waar minder waarnemers actief zijn en is de soort redelijk lastig te vinden door haar verborgen levenswijze. Hierdoor komen er voor deze soort minder losse waarnemingen binnen en is het nodig gericht op zoek te gaan naar deze soort. Voor een zo compleet mogelijke actualisatie van deze soort is er in veel inspanning geleverd. Dit zal de komende jaren moeten worden doorgezet om de range zo compleet mogelijk te actualiseren
20
Stichting RAVON
4.2.3
Vinpootsalamander
Verspreiding binnen Nederland De verspreiding van de vinpootsalamander beperkt zich in Nederland tot de provincies Noord-Brabant en Limburg. De soort is zeldzaam en gaat achteruit, waardoor zij als kwetsbaar wordt beschouwd. De vinpootsalamander komt voornamelijk voor in bosgebieden op zandgrond. Aan de samenstelling van het bos worden weinig eisen gesteld. In NoordBrabant en het noordelijke deel van Limburg is de soort te vinden in de grotere bos- en heidegebieden, waar de vinpootsalamander zich voortplant in heidevennen, bosvijvers en poelen. In het ZuidLimburgse heuvelland komt de vinpootsalamander vooral voor in en rond hellingbossen waar hij van allerlei typen water gebruik maakt voor zijn voortplanting en zelfs in karrensporen en langzaam stromende beekjes zijn eieren afzet.
Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de vinpootsalamander waarschijnlijk grotendeels compleet. De range van de vinpootsalamander bedraagt 50 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2012-2017. In totaal zijn binnen deze periode 33 10x10 km-hokken afgerond, wat neerkomt op een geactualiseerd percentage van 66%. Hiermee ligt de soort op schema voor de actualisatie. Komende jaren zal er gericht gestuurd moeten worden op de nog openstaande hokken.
21
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
4.2.4
Knoflookpad
Verspreiding binnen Nederland De knoflookpad is gebonden aan de stroomdalen van beken en rivieren in het oosten en zuidoosten van Nederland. Het is een bedreigde soort die slechts op een gering aantal locaties voorkomt, waar zij ook nog eens sterk achteruit gaat. Het leefgebied van de knoflookpad bestaat uit rivierduinen en kleinschalig agrarisch landschap met bos in de nabijheid. Een absolute voorwaarde voor deze soort is de aanwezigheid van open zandplekken, omringd door vegetatie, waarbij het zand een zodanige structuur moet hebben dat het goed vergraafbaar is. Ook extensief bewerkte akkers hebben deze structuur. Het voortplantingsbiotoop van de knoflookpad bestaat vaak uit vrij grote en diepe poelen met een weelderige onderwater- en oevervegetatie en vaak een eutroof karakter. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de knoflookpad waarschijnlijk grotendeels compleet. Door zijn verborgen levenswijze is het echter niet uit te sluiten dat de soort nog op nieuwe locaties ontdekt wordt. De range van de knoflookpad bedraagt 36 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2012-2017. In totaal zijn binnen deze periode 29 10x10 km-hokken afgerond, waarvan 24 met een positieve waarneming en 5 met een nulwaarneming op basis van eDNA onderzoek. Dit komt neer op een geactualiseerd percentage van 81%. De knoflookpad is een zeer moeilijk te inventariseren soort en zo komt het voor dat de soort op een bepaalde plaats na een “afwezigheid” van 15 jaar toch weer opnieuw gevonden wordt. Hierdoor is er een grote inspanning nodig om de complete range te actualiseren. In 2012 is er naast de inzet van onderwatermicrofoons ook met een environmental DNA (eDNA) onderzoek gedaan. Dit heeft een het grootste aantal waarnemingen en actualisatie opgeleverd. In 2013 is daar slechts een extra 10x10 km-hok bij gekomen. Gezien het geringe aantal nog te onderzoeken locaties zou er mogelijk voor gekozen kunnen worden om de ontbrekende hokken met eDNA te onderzoeken. Daarnaast zou er ook gekeken kunnen worden of er naast de bekende locaties nog andere potentieel kansrijke plaatsen onderzocht kunnen worden. .
22
Stichting RAVON
4.2.5
Rugstreeppad
Verspreiding binnen Nederland De rugstreeppad wordt in alle Nederlandse provincies gevonden, behalve in Groningen. Het zwaartepunt van zijn verspreiding ligt in West- en Midden-Nederland, langs de grote rivieren en plaatselijk op de hoger zandgronden. Hij is een bewoner van zandige open terreinen met een betrekkelijk hoge dynamiek, zoals de duinen, de uiterwaarden van de grote rivieren, opgespoten terreinen, heidevelden en akkers, maar kan ook op klei- en veengronden worden aangetroffen. Voor de voortplanting is de rugstreeppad afhankelijk van ondiepe wateren die vrij snel opwarmen. Vaak wordt gebruik gemaakt van tijdelijke poeltjes en plassen, maar ook slootjes en vennen kunnen geschikt zijn.
Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de rugstreeppad waarschijnlijk grotendeels compleet. De rugstreeppad is echter een zeer mobiele soort en het is daarom niet uit te sluiten dat de soort nog in nieuwe 10x10 km-hokken opduikt. De range van de rugstreeppad bedraagt 275 10x10 km-hokken Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2012-2017. In totaal zijn binnen deze periode 182 10x10 km-hokken afgerond, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 66%. De actualisatie ligt op schema. Wel zijn er regionale verschillen. Het westen van het land, waar de soort wijder verspreid voorkomt, is grotendeels vlakdekkend geactualiseerd. Het zuiden en oosten, waar de soort lokaal voorkomt, blijven achter. Door het veelvoudig voorkomen in landelijk gebied waar minder waarnemers actief zijn komen er voor deze soort minder losse waarnemingen binnen en is gericht onderzoek naar deze soort noodzakelijk voor een complete actualisatie. De komende jaren zal daar dan ook op worden ingezet.
23
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
4.2.6
Boomkikker
Verspreiding binnen Nederland De boomkikker komt verspreid voor op geïsoleerde locaties in het oosten en zuiden van Nederland. Door zijn beperkte verspreiding en de sterke afname van het aantal populaties wordt hij als bedreigd beschouwd. Hij heeft een voorkeur voor een kleinschalig landschap waar hij zich ophoudt in de struweelzone van bosranden, houtwallen en moerasgebieden. Vooral de zuidkant van braamstruwelen heeft de voorkeur. Voor de voortplanting dienen wateren met een goed ontwikkelde oever- en watervegetatie in de nabijheid voorhanden te zijn. Dit zijn meestal niet te diepe poelen met een open ligging, veel zoninstraling, waarin vrijwel geen stroming is. Buiten zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied is de boomkikker ook op een groot aantal plaatsen in Nederland uitgezet. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de boomkikker waarschijnlijk compleet. De range van de boomkikker bedraagt 31 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2012-2017. In totaal zijn binnen deze periode 25 10x10 km-hokken afgerond, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 81%. Hiermee ligt de actualisatie van de range van de boomkikker goed op schema.
24
Stichting RAVON
4.2.7
Heikikker
Verspreiding binnen Nederland De heikikker is uit alle Nederlandse provincies (behalve Flevoland) bekend, maar kent zijn grootste verspreiding in de hoger gelegen delen van het land. Hij wordt als kwetsbaar aangemerkt. Hij komt voornamelijk voor in vochtige heidegebieden waar sprake is van veenvorming en in hoog- en laagveengebieden. Ook in de rest van zijn verspreidingsgebied is veenvorming een belangrijk element van zijn biotoop. Maar hij wordt ook wel aangetroffen in vochtige schaalgraslanden, duinvalleien, bosranden, langs meren en rivieren en in komkleigebieden. De aanwezigheid van laag struweel en hoge kruidige gewassen is hier van belang. De heikikker maakt voor zijn voortplanting gebruik van ondiepe stilstaande wateren met een goed ontwikkelde oevervegetatie. Het water zelf is vaak enigszins zuur (pH 4 - 5.5) en voedselarm. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de heikikker waarschijnlijk grotendeels compleet. De range van de heikikker bedraagt 229 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2012-2017. In totaal zijn binnen deze periode 160 10x10 km-hokken afgerond, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 70%. Hiermee ligt de heikikker goed op schema. Wel zijn er nog heel veel hokken te onderzoeken en is er nog een grote inspanning nodig. Dit komt, net als bij de rugstreeppad en kamsalamander, door de wijde verspreiding en het veelvoudig voorkomen in landelijk gebied. Hierdoor komen er voor deze soort minder losse waarnemingen binnen en is gericht onderzoek naar deze soort noodzakelijk voor een complete actualisatie.
25
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
4.2.8
Poelkikker
Verspreiding binnen Nederland De poelkikker komt in Nederland vooral in het oosten en zuiden voor. Het is een zon- en warmteminnende soort die een voorkeur heeft voor onbeschaduwde wateren. De oeverzone hiervan moet bij voorkeur goed begroeid zijn en de wateren zijn vaak vrij omvangrijk of maken deel uit van een groter complex van wateren. De poelkikker is een kritische soort die houdt van voedselarm, schoon water. Poelkikkers hebben een voorkeur voor zwak zure, stilstaande wateren in bos- en heidegebieden op de hogere zandgronden, in vennen, poelen en watergangen in hoogveengebieden en in uiterwaarden.
Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de poelkikker waarschijnlijk grotendeels compleet. De range van de poelkikker bedraagt 232 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2012-2017. In totaal zijn binnen deze periode 142 10x10 km-hokken afgerond, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 61%. Hiermee blijft de actualisatie van de range enigszins achter bij de overige soorten. Het blijft belangrijk om determinatie tot op soort bij groene kikkers te stimuleren. Daarnaast gaat het bij de poelkikker om een erg groot aantal te actualiseren hokken die ook veelal gelegen zijn in het landelijk gebied. Opvallend is dat de kern van de verspreiding reeds goed in kaart is gebracht en dat met name langs de randen nog hokken liggen ter actualisatie.
26
Stichting RAVON
WERVING EN BEGELEIDING VAN VRIJWILLIGERS
5
Het aantal vrijwilligers dat mee doet aan het verspreidingsonderzoek naar reptielen en amfibieën in Nederland en het aantal waarnemingen van deze soortgroepen dat bij RAVON binnenkomt vertoont de laatste jaren een stijgende lijn . In 2013 hebben wederom ongeveer 100 vrijwilligers zelfstandig binnen prioritaire km-hokken gezocht naar reptielen en amfibieën. In totaal zijn er in 2013 ruim 2000 vrijwilligers op pad geweest om verspreidingsgegevens van reptielen en amfibieën te verzamelen.
5.1
Excursies en weekeinden Excursies vormen een geschikt middel om in korte tijd lastige km-hokken of soorten te onderzoeken. Daarnaast zijn excursies bij uitstek geschikt voor het werven en scholen van nieuwe vrijwilligers voor het verspreidingsonderzoek. Er zijn in 2013 achttien excursies voor reptielen en amfibieën georganiseerd. In kleiner verband zijn dit er nog veel meer geweest. De excursies zijn vrijwel altijd in samenwerking met één of twee lokale vrijwilligers georganiseerd. Gemiddeld nemen er zo’n 10 tot 15 mensen deel aan de excursies, met uitschieters tot meer dan 30. In totaal komt dat neer op ruim honderdvijftig vrijwilligers die in 2013 hebben deelgenomen aan een excursie. Naast excursies heeft RAVON ook weer het jaarlijkse Hemelvaartweekend georganiseerd, dit jaar in Zuid-Holland. Dit weekend was dit jaar opnieuw druk bezocht met meer dan 40 deelnemers. Tijdens het vierdaagse weekend verbleven de vrijwilligers in een groepsaccommodatie nabij de Nieuwkoopse Plassen en zijn er dagelijks in kleine groepjes gegevens verzameld. Tijdens dit weekend zijn er een groot aantal hokken voor het verspreidingsonderzoek onderzocht op onder andere zandhagedis, kamsalamander, heikikker, kamsalamander en rugstreeppad. Daarnaast zijn ook enkele soortenrijke terreinen bezocht om minder ervaren deelnemers kennis te laten maken met verschillende soorten. Zie Bijlage 1 voor een overzicht van de excursies die in 2013 zijn gegeven.
5.2
Cursussen In 2013 is er een basiscursus reptielen en amfibieën verzorgd op Schouwen, Zeeland. Er zijn wel meer aanvragen binnengekomen voor cursussen maar in die regio’s konden geen vrijwilligers gevonden worden die bereid waren de cursussen te verzorgen. RAVON biedt bij de cursussen ondersteuning door materiaal ter beschikking te stellen. Tijdens deze basiscursus leren vrijwilligers de soorten herkennen, waar en wanneer ze de soorten kunnen verwachten en hoe ze zelfstandig verspreidingsonderzoek kunnen doen naar reptielen en amfibieën. Deze cursussen leveren een belangrijke bijdrage aan de werving van nieuwe vrijwilligers. Mogelijk kan er in de toekomst tijd worden gereserveerd binnen het verspreidingsonderzoek voor het geven van deze cursussen zodat in gebieden waar er geen sleutelvrijwilligers bereid zijn een cursus te verzorgen toch kan worden ingegaan op aanvragen.
27
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
5.3
Website, nieuwsbrief, media en social media De belangrijkste communicatiemiddelen naar de vrijwilligers toe zijn de website, nieuwsbrief en oproepen in diverse media. Sinds 2011 zijn hier ook de social media (twitter en facebook) bijgekomen. Hiermee worden vrijwilligers geïnformeerd over het verspreidingsonderzoek, wetenswaardigheden en activiteiten. De website, nieuwsbrief en (social) media worden zowel voor informatieverstrekking als voor werving ingezet. Het aantal volgers op Twitter is sterk opgelopen en bedraagt momenteel 2018 (per 31 oktober 2013). Het aantal volgers op Facebook bedraagt 1068 (eveneens per 31 oktober 2013). Dit bekenend dat zowel het aantal volgers op Twitter als op Facebook verdubbeld is ten opzichte van vorig jaar. Zowel op Twitter als Facebook worden dagelijks meerdere berichten per dag verzonden. Dit zorgt voor een sterke binding met de vrijwilligers en achterban. Website Het verspreidingsonderzoek heeft binnen de RAVON website haar eigen pagina. Deze pagina bevat informatie over het doel van het verspreidingsonderzoek, de werking van de kaartmodule en de doelsoorten. Daarnaast zijn de nieuwsbrieven van het verspreidingsonderzoek te downloaden als pdf-document. De pagina bevat ook een agenda die gekoppeld is aan een centrale agenda waarin alle activiteiten zijn opgenomen en die ook wordt weergegeven op de voorpagina en het forum. Op deze manier worden excursies, cursussen en andere activiteiten maximaal onder de aandacht gebracht bij de website bezoekers. Hierdoor zijn de vrijwilligers goed op de hoogte van de geplande activiteiten. Verder zijn op de site van het verspreidingsonderzoek twee grafieken toegevoegd die rechtstreeks aan Telmee.nl zijn gekoppeld en de actuele waarnemingen van de doelsoorten tonen. Deze grafieken geven vrijwilligers een belangrijke indicatie wanneer soorten actief worden. Begin 2013 is de kaartmodule met de nog te onderzoeken 10x10 km-hokken vernieuwd. De waarnemers kunnen nu zowel op de foto van de doelsoort klikken als via een keuzemenu een soort kiezen. Daarnaast is de nieuwe module zo gebouwd dat deze geïntegreerd kan worden in de nieuwe RAVON website. Voorheen stond de module los van de RAVON website op een nieuwe pagina. Via de module kunnen de waarnemers via Google Earthkaarten of topografische kaarten de nog te actualiseren 10x10 km-hokken bekijken. Binnen deze hokken staan de historische vindplaatsen op 5x5 of 1x1 km aangegeven zodat waarnemers nog gerichter kunnen gaan zoeken. Daarnaast is het mogelijk om met Google Streetview in te schatten of een locatie kansrijk is of niet. De module wordt live geupdate met Telmee, waarnemingen via Waarneming.nl worden er ook in verwerkt maar dit loopt tegenwoordig via de NDFF. Hierdoor zit er bij deze actualisatie nu een vertraging van twee tot vier weken. De RAVON website wordt zeer goed bezocht, mede door de hoge ranking in Google. De pagina van het verspreidingsonderzoek profiteert mee van dit hoge aantal bezoekers.
28
Stichting RAVON
Nieuwsbrief Er is in 2009 voor gekozen om verder te gaan met één gezamenlijke nieuwsbrief voor alle NEM-projecten samen: “Schubben & Slijm”. Alle veldprojecten van RAVON zijn nu verenigd in één nieuwsbrief. De nieuwsbrief wordt zeer veel gelezen en ook veelvoudig gedownload op de RAVON website. Vrijwilligers geven ook aan het leuk te vinden nieuws uit de andere projecten te ontvangen. Binnen de huidige contractperiode (januari 2013 tot december 2013) zijn er vier nieuwsbrieven verschenen. Inmiddels wordt Schubben & Slijm onder bijna 1750 personen per post verspreid en naar bijna 250 personen per mail verstuurd. Het surplus aan exemplaren wordt op evenementen uitgedeeld waar ze met groot enthousiasme worden ontvangen. Sinds de start van Schubben en slijm hebben maar liefst 205 vrijwilligers/personen een bijdrage geleverd aan de nieuwsbrief.
Schubben & Slijm 16
Media: Ruim 15 keer verleenden medewerkers of vrijwilligers van RAVON hun medewerking aan interviews of reportages over amfibieën en reptielen op radio of tv. Daarnaast zijn in meer dan 35 tijdschriften (voor een algemeen publiek) en kranten artikelen gepubliceerd over de inheemse amfibieën en reptielen, het inventariseren daarvan, de excursies. 5.4
Follow-up vrijwilligers Alle vrijwilligers die zich sinds 2009 nieuw hebben aangemeld zijn gemaild als follow-up. Hierin is gevraagd of ze voldoende op weg zijn geholpen om aan de slag te gaan en zijn ze tevens persoonlijk uitgenodigd om op de landelijke RAVON-dag te komen waar ze de RAVON medewerkers persoonlijk kunnen ontmoeten. Ook alle vrijwilligers uit het project Padden.nu hebben een persoonlijke uitnodiging ontvangen. Deze follow-up draagt bij aan de binding van vrijwilligers.
5.5
Werving en overige public relations Herkenningskaart In 2013 is gewerkt aan een herkenningskaart voor de vervellingshuiden. Deze is op moment van schrijven nog niet gereed maar zal naar verwachting, begin 2014 verschijnen. Deze herkenningskaart maakt het mogelijk om vervellingshuiden van reptielen van elkaar te onderscheiden. Zeker bij lastig te vinden soorten, zoals bijvoorbeeld de gladde slang, is dit een welkome aanvulling. Geregeld worden er namelijk geen levende dieren gezien maar wel vervellingshuiden gevonden. De herkenningskaart zal met een uitgave van Schubben & Slijm worden meegestuurd naar alle waarnemers en vrijwilligers. Daarnaast wordt de herkenningskaart ook digitaal beschikbaar als PDF via de website.
29
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
Manifestaties Op twaalf verschillende plaatsen nam RAVON met een informatiestand deel aan manifestaties voor een uitgesproken natuurminnend of algemeen publiek. Presentaties/lezingen Door werknemers van RAVON werden in 2012 meer dan 20 lezingen of presentaties verzorgd voor vrijwilligers of een geïnteresseerd publiek, als ondersteuning bij het veldwerk of met het doel vrijwilligers te werven. 5.5
Helpdesk In 2013 kwamen er bij de Helpdesk van RAVON weer honderden vragen binnen. Er zijn er ruim 350 geregistreerd maar in werkelijkheid veel meer beantwoord. Voor een klein deel betrof dit vragen over verspreiding. Het grootste deel van de vragen betrof echter kennisvragen van allerlei aard over de soorten, bescherming en beheer.
Foto 4: Boswachterij Sleenerzand – leefgebied voor diverse reptielen en amfibieën. (foto: Jelger Herder).
30
Stichting RAVON
6
EVALUATIE Het verspreidingsonderzoek 2013 is goed verlopen. Er hebben zich geen problemen voorgedaan. Het vrijwilligersbestand is stabiel gebleven.
6.1
Vrijwilligersbestand
Werving en begeleiding vrijwilligers Het aantal vrijwilligers van RAVON is afgelopen jaar stabiel gebleven. De ranking van milieu- en natuurorganisaties van VARA Vroege Vogels voor 2013 is op het moment van schrijven nog niet bekend. In de ranking over 2012 was het aantal vrijwilligers/donateurs is gelijk gebleven t.o.v. 2011. Hiermee kwam RAVON in 2012 op plaats 58 uit in de lijst. De laatste jaren steeg RAVON sterk in deze ranking (van plaats 70 in 2008 naar plaats 58 in 2010, plaats 56 in 2012 en nu dus weer plaats 58). Waar veel grote landelijke organisaties kampen met een (forse) afname in het aantal leden groeide het aantal bij RAVON de laatste jaren gestaag door. Sinds 2012 is deze groei gestagneerd maar nog steeds licht positief. Dit is in deze economische tijd waar mensen zuinig zijn op hun geld (donateurs) alsnog een verdienste. De donateurs blijven RAVON trouw. Via Twitter en Facebook stijgt het aantal volgers van RAVON sterk. Dit laat zien dat er in de samenleving draagvlak is voor reptielen, amfibieën en vissen. Onder deze volgers zitten ook potentieel nieuwe vrijwilligers. Door activiteiten zoals excursies, cursussen en bijeenkomsten via Twitter en Facebook te verspreiden wordt een nieuwe groep, van vaak jongere, vrijwilligers bereikt. De werving van vrijwilligers loopt onder andere via het project Capacity Building, via de verspreidingsonderzoeken en een goed vindbare en drukbezochte website. Binnen capacity building wordt er dit jaar onder andere ondersteuning geboden aan slangenwerkgroepen en daarnaast gezamenlijk met andere PGO’s gewerkt aan een app. Deze app zal vrijwilligers als ze in een gebied zijn tonen welke soorten er nog gezocht/geactualiseerd moeten worden voor alle soortgroepen samen. Dit geeft vrijwilligers die zich met andere soortgroepen bezig houden mogelijk ook een stimulans om reptielen en amfibieën te zoeken en door te geven. Nieuwe vrijwilligers vinden RAVON via basiscursussen, de website, informatie in folders, publicaties in populaire tijdschriften en kranten en optredens op radio en tv. De algemene naamsbekendheid van RAVON neemt ook nog steeds toe. 6.2
Gegevensinwinning en -verwerking
Uitwisseling gegevens met andere organisaties De ingezette trend dat meer en meer vrijwilligers overstappen naar het digitaal doorgeven van gegevens heeft zich doorgezet. Het overgrote deel van de gegevens komt nu binnen via de online invoerportals Telmee.nl en Waarneming.nl. Ook zijn er handige tools beschikbaar om digitale databestanden te laden naar de Telmee/de NDFF. Bestaande gegevensuitwisselingen met andere organisaties zijn behouden mits deze de gegevens niet zelf in de NDFF uploaden. Als onderdeel van de samenwerking tussen RAVON en Waarneming.nl heeft RAVON ook in 2013 jaar weer alle reptielen en amfibieën gegevens op waarneming.nl gevalideerd en dit op hun website teruggekoppeld naar de waarnemers. RAVON heeft daarnaast een handige webtool ontwikkeld waarmee deze validatie eenvoudiger verloopt.
31
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
Gegevensinwinning bij lokale natuurverenigingen (IVN, KNNV, etc.) Dit jaar zijn wederom een groot aantal lokale natuurclubs benaderd met de vraag of ze gegevens hadden over het voorkomen van de doelsoorten in hun regio. De ervaringen zijn positief. Veel clubs hebben beloofd navraag te doen bij hun leden tijdens de vergaderingen en bijeenkomsten die voor het najaar en de wintermaanden staan gepland. Ook heeft het benaderen direct een aantal waarnemingen opgeleverd van doelsoorten, wat heeft geleid tot het afronden van enkele 10x10 kmhokken. Daarnaast zijn de doelsoorten onder de aandacht gebracht waardoor er in de toekomst sneller waarnemingen doorgegeven zullen worden.
Afstemming tussen Waarneming.nl en de NDFF Aandachtspunt uit het werkplan 2012 was de afstemming tussen Waarneming.nl en de NDFF. Hier zijn een groot aantal zaken verholpen. De koppeling van soorten tussen Waarneming.nl en Telmee.nl verloopt nu goed. Wanneer waarnemingen op Waarneming.nl worden afgekeurd worden ze opnieuw geladen naar de NDFF. De koppeling tussen Waarneming.nl en de kaartmodule van RAVON was verbroken eind 2012, dit is opgelost door de data van Waarneming.nl uit de NDFF te halen en van daaruit te koppelen. Nu worden de waarnemingen, zij het met een vertraging, toch weergegeven in de kaartmodule. Het enige punt dat nog openstaat is het vervaagt doorgeven van waarnemingen aan de NDFF wanneer een waarnemer het vinkje vervagen aanklikt. In samenspraak met Waarneming.nl zijn een aantal kwetsbare soorten onder vervaging geplaatst op de website. Dit houdt in dat bv een waarneming van een adder wordt vervaagd voor andere gebruikers, die zien de adder enkel op 5x5 km-hok. Dit is gedaan om massale toeloop op kwetsbare soorten/locaties te voorkomen. Nu blijkt dat veel waarnemers dit echter niet helder voor ogen hebben en zelf bij dergelijke waarnemingen nog het vinkje “ vervaag deze waarneming” aanzetten. Dat is dus niet nodig omdat ze automatisch vervaagd worden. Hierdoor wordt de waarneming dan vervaagd voor iedereen en met vervaging op km-hok doorgeleverd aan de NDFF. Zo gaat kostbare informatie verloren. Het gaat om maar liefst 25% van de waarnemingen. Waarschijnlijk gaat het met name om waarnemers die niet op de hoogte zijn dat ze de waarneming niet zelf hoeven te vervagen. Als hun intentie is om deze te vervagen of niet door te willen leveren aan de eindgebruikers van de NDFF dan is daar een ander vinkje voor. Dit geldt voor zo een 6% van de waarnemingen. Die komen dus sowieso niet in de NDFF. Voor het verspreidingsonderzoek is dit op zich geen direct probleem omdat de doelstelling gegevensinwinning op 10x10 km-hok en km-hokniveau is. Voor andere toepassingen, denk aan het gebruik van gegevens in het kader van ruimtelijke ordening, is deze vervaging wel onwenselijk.
6.3
Conclusies, knelpunten en aanbevelingen
Het project is in 2013 wederom goed verlopen. Financieel is alles binnen de begroting gebleven. Ook is er goede voortgang geboekt met de actualisatie van de 10x10 km-hokken. De deadline voor gegevens die nog mee konden worden genomen in de rapportage en berekeningen is iets vervroegd i.v.m. de wens van het CBS om de definitieve bestanden voor 1 december 2013 te ontvangen. Hierdoor gaat deze rapportage over iets minder dan een heel jaar. Gegevens die nu net niet meegenomen kunnen worden zullen er bij volgend jaar bijkomen. Zo zal er volgend jaar wel weer exact over een heel jaar gerapporteerd worden (1 dec 2013 tot 1 dec 2014). Hoewel de actualisatie goed op schema ligt zal er een grote inspanning nodig blijven om ook de overgebleven hokken te actualiseren. Juist de laatst over gebleven hokken zijn van groot belang om verschuivingen binnen de range vast te stellen. Deze overgebleven hokken liggen veelal aan de randen van het verspreidingsgebied in marginale habitats. Bij een achteruitgang van een soort zijn
32
Stichting RAVON
juist dat de hokken waar een soort als eerste zal verdwijnen. Onderzoek naar deze hokken is dus van groot belang om vast te stellen of een soort echt verdwenen is (nulwaarneming) of dat de soort niet is opgemerkt tijdens de afgelopen periode. Tegelijkertijd zijn dit ook vaak de lastigste hokken voor onderzoek. Komende jaren zal er daarom gericht op deze hokken gestuurd moeten blijven worden. 6.4
Contractuele verplichtingen
De volgende producten zijn opgeleverd: Verslag voor de waarnemers: in Schubben & Slijm 15 zijn de resultaten van het NEM Verspreidingsonderzoek 2007-2012 Reptielen en Amfibieën gepresenteerd. En is het begin van de nieuwe periode aangekondigd en beschreven. Deze editie is april 2013 verschenen. Voortgangsverslag: ten behoeve van de voortgangsbijeenkomst is op 21 mei 2013 een voortgangsverslag aangeleverd met daarin de stand van zaken (financieel en qua tijdsbesteding), de voortgang en mogelijke knelpunten. Op 22 mei heeft de voortgangsbijeenkomst / het werkvloeroverleg in Amsterdam plaatsgevonden. Jaarverslag 2013 en Werkplan 2014: geleverd op 29 oktober 2013 ten behoeve van de Bcie van 5 november 2013 Actuele verspreidingsgegevens voor alle doelsoorten – opgeleverd op 29 november 2013 Brief met bevestiging van aangeleverde producten aan het CBS: verstuurd op 29 november 2012 Eindrapportage inclusief bevestigings-/aanbiedingsbrief: betreft deze rapportage. Doorlevering gevalideerde gegevens uit Telmee naar de NDFF: dit verloopt gestandaardiseerd continu.
Foto 5: Boomkikker, een van de bijzonderste soorten amfibieën in Nederland (foto: Jelger Herder).
33
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
34
Stichting RAVON
7
DANKWOORD
Ook dit jaar zou zonder de hulp, het enthousiasme en de inzet van de vele honderden vrijwilligers het verspreidingsonderzoek naar reptielen en amfibieën niet mogelijk zijn geweest. Wij bedanken iedereen wederom voor zijn of haar inzet! Daarnaast hebben we ook van een groot aantal organisaties verspreidingsgegevens van reptielen en amfibieën ontvangen. Wij zijn hen hier zeer erkentelijk voor.
Foto 6: Het legen van een amfibieënfuik (goede methode voor kamsalamander) (foto: Jelger Herder).
35
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
36
Stichting RAVON
8
LITERATUUR
Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft, 2001. Dataverzameling en inventarisatie-activiteit in Nederland. RAVON 4 (3), 46-53. Delft, J.J.C.W., van, M. Verdijk, F. Spikmans & R. Zollinger, 2004. Voorbereidende studie Implementatie Amendement Van der ham 2004. Deelproject 1, onderdeel amfibieën , reptielen en vissen. Stichting RAVON. 95 p. Diepenbeek, A. van & J. van Delft, 2006 (herziene druk 2008). Het waarnemen van amfibieën en reptielen. Stichting RAVON, Nijmegen. 61 p. Herder, J.E., A. Valentini & J. Kranenbarg, 2012. Detectie van grote modderkruipers met behulp van environmental DNA. H2O, nr3, pagina 25-27. Herder, J.E. A. van Diepenbeek & R.C.M. Creemers 2012b. Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2012. Stichting RAVON, Nijmegen, Rapport 2012-03. Herder, J.E. A. van Diepenbeek & R.C.M. Creemers 2011b. Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2011. Stichting RAVON, Nijmegen, Rapport 2011-43a. Herder, J.E. A. van Diepenbeek & R.C.M. Creemers 2011a. Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2010. Stichting RAVON, Nijmegen, Rapport 2010-27. Herder, J.E., A. van Diepenbeek & R.C.M. Creemers, 2010. Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2009. Stichting RAVON, Nijmegen, Rapport 2009-27. Herder, J.E., A. van Diepenbeek & R.C.M. Creemers, 2009. Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008. Stichting RAVON, Nijmegen, Rapport 2009-03. Herder, J.E., & R.C.M. Creemers, 2008. Validatieregels Reptielen en Amfibieën. Stichting RAVON, Nijmegen. Kuenen, F.J.A. & R.C.M. Creemers, 2007. Eindrapport Inhaalslag Verspreidingsonderzoek Reptielen en Amfibieën 2006. Stichting RAVON, Nijmegen. Rapport 2007-01. Kuenen, F.J.A. & R.C.M. Creemers 2008. Eindrapportage Inhaalslag Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2007. Stichting RAVON, Nijmegen. Rapport 2008-02. Spikmans, F., A. van Diepenbeek & R. Zollinger, 2006. Inhaalslag verspreidingsonderzoek amfibieën en reptielen; overzicht van de resultaten 2004-2005. Stichting RAVON, Nijmegen. Rapportnr. 2006-2. 67 p. Prudon, B. & R. Zollinger, 2005. Eindrapportage Verspreidingsonderzoek Inhaalslag Reptielen 2004 (Muurhagedis, gladde slang, zandhagedis, adder, ringslang en hazelworm). Stichting RAVON i.o.v. Directie Kennis, Ministerie van LNV. Rapportnr. 2005-5. Spikmans, F. & J.J.C.W. van Delft, 2004. Voorbereidende studie Implementatie Amendement Van der Ham 2004. Deelproject 1, onderdeel amfibieën , reptielen en vissen. Stichting RAVON, Nijmegen, 66 p.
37
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
38
Stichting RAVON
Bijlage 1: excursieoverzicht 2013 Datum 14-apr-13 14-apr-13 27-apr-13 8-mei-13 11-mei-13 17-mei-13 17-mei-13 18-mei-13 1-jun-13
Excursie Ringslangexcursie Krimpenerwaard Wandelexcursie Ringslangen zoeken tussen Muiden en Muiderberg Excursie vuursalamanders oostelijk van Winterswijk Inventarisatie weekend Zuid-Holland # Excursie vinpootsalamander in het zuiden van Zuid-Limburg Amfibieën by night Avondexcursie rugstreeppad rond Zierikzee Avondexcursie rugstreeppad rond Wolphaartsdijk Excursie kamsalamander en knoflookpad in Noord Limburg, omgeving Afferden
15-jun-13 27-jul-13 3-aug-13 14-aug-13 17-aug-13 17-aug-13 24-aug-13 25-aug-13 31-aug-13 21-sep-13
Excursie Gladde slang - Kempen aan de oostkant van de Cartierheide Reptielenexcursie Brunssummerheide Excursie Reptielen Veluwezoom Op zoek naar de adder in Paleispark Apeldoorn Excursie Boomkikkers rond Zelhem Op zoek naar de gladde slang op de Mookerheide Excursie Reptielen en Amfibieen Oostvaardersplassen Excursie Reptielen en Amfibieen Oostvaardersplassen Excursie Reptielen Ginkelse Heide Excursie gladde slang Sint Pietersberg
#) Hemelvaartweekend – Jaarlijkse 4-daagse inventarisatieweekend voor vrijwilligers
39
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
40
Stichting RAVON
Bijlage 2: Flora- en Faunawet tabel 2 en HR bijlage V soorten
Nederlandse naam Reptielen levendbarende hagedis Muurhagedis Amfibieën Alpenwatersalamander vroedmeesterpad geelbuikvuurpad bruine kikker Bastaardkikker Meerkikker Totaal
Aantal geactualiseerde km-hokken 2013
Aantal geactualiseerde km-hokken 2012-2017
Aantal onderzochte 10x10 km-hokken sinds 2012
Totaal aantal 10x10 kmhokken (actuele en potentiële habitat)
792 8
1324 8
193 2
237 2
189 17 9 1716 453 169 3353
410 38 14 3199 979 359 6331
93 5 3 390 274 123 1083
107 7 3 438 372 263 1429
Verspreidingskaartjes reptielen 10 x 10 km.
41
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
Verspreidingskaartjes amfibieën 10 x 10 km.
42
Stichting RAVON
BIJLAGE 3 Contractsoorten reptielen Deze lijst met contractsoorten reptielen is overgenomen uit de conceptrapportage “Landelijk verspreidingsonderzoek 2012 – kwaliteitsrapportage CBS” Tabel Contractsoorten meetprogramma’s reptielen Soort
Beleidsstatus 1)
Contractsoort aantalsmonitoring
Contractsoort verspreidingsonderzoek
Adder Gladde slang Hazelworm Levendbarende hagedis 2) Muurhagedis 3)
TYP, RL HR IV, RL TYP TYP, RL HR IV
ja ja ja ja ja
ja ja ja ja nee
Ringslang 4) Zandhagedis
RL HR IV, TYP, RL
ja ja
nee ja
1) HR: Habitatrichtlijnsoort met nummer van bijlage; TYP: Typische soort Habitatrichtlijn; RL: Rode Lijstaanduiding (gevoelig, kwetsbaar of (ernstig) bedreigd; vet = belangrijk sturend meetdoel 2) Vanwege de herziening van de meetdoelen in 2011 is het wenselijk geworden dat voor de levendbarende hagedis verspreidingsonderzoek wordt uitgevoerd. Deze soort is daarom in 2012 contractsoort geworden. 3) De muurhagedis wordt in de aantalsmonitoring al integraal geteld en is in het verspreidingsonderzoek daarom geen contractsoort. 4) Vanwege de herziening van de meetdoelen in 2011, is de noodzaak om de ringslang als contractsoort te handhaven vervallen. Binnen de aantalsmonitoring kan deze soort echter met geringe extra inspanning meeliften. Voor de aantalsmonitoring zal deze soort daarom contractsoort blijven.
43
Eindrapport NEM verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013
44
Stichting RAVON
BIJLAGE 4 Contractsoorten amfibieën Deze lijst met contractsoorten amfibieën is overgenomen uit de conceptrapportage “Landelijk verspreidingsonderzoek 2012 – kwaliteitsrapportage CBS” Tabel Contractsoorten meetprogramma’s amfibieën Soort
Beleidsstatus 1)
Contractsoort Aantalsmonitoring
Contractsoort Verspreidingsonderzoek
Bastaardkikker 2) Boomkikker Bruine kikker Geelbuikvuurpad Heikikker
HR V HR IV, RL HR V HR II & IV, RL HR IV, TYP
nee ja nee ja ja
nee ja nee ja ja
Kamsalamander Knoflookpad 3) Meerkikker 2) Poelkikker 2) Rugstreeppad
HR II & IV, RL HR IV, RL HR V HR IV, TYP HR IV, TYP, RL
ja nee nee ja ja
ja ja nee ja ja
Vinpootsalamander Vroedmeesterpad Vuursalamander
TYP, RL HR IV, RL TYP, RL
nee ja ja
ja ja ja
1) HR: Habitatrichtlijnsoort met nummer van bijlage; RL: Rode Lijst-soort; TYP: Typische soort Habitatrichtlijn; vet = belangrijk sturend meetdoel 2) Vanwege het moeilijke onderscheid en voorkomende kruisingen tussen de soorten worden poelkikker, meerkikkers en bastaardkikkers ook wel samengenomen onder de naam "groene kikker complex". 3) De knoflookpad is een zeldzaam voorkomende soort met een verborgen levenswijze die tot voor kort moeilijk gevolgd kon worden. Dankzij nieuwe technieken kan deze soort in 2012 ook voor aantalsmonitoring contractsoort worden.
45