serie: richard strauss tros klassiek avro klassiek vier jubilarissen 17 januari 2014, 20.15 uur muzikale meesterwerken inleiding Huib Ramaer 19.30 uur ton koopman & peter eötvös tros vocaal Nederlands Kamerorkest o.l.v. Gordan Nikoli c´ viool Behzod Abduraimov piano Ralph Vaughan Williams The Lark Ascending, 1872-1958 Romance voor viool en orkest (1914) dirigent: Leon Bosch Ludwig van Beethoven Pianoconcert nr. 2 in Bes opus 19 (1788/1795) 1770-1827 Allegro con brio Adagio Rondo: Allegro molto PAUZE
Hendrik Andriessen Variaties en fuga over een thema van Kuhnau 1892-1981 (1935) Thema - Moderato Grazioso ma tranquillo Allegro con spirito Molto moderato e espressivo Sostenuto e espressivo Grave e appassionato Fuga - Allegretto con eleganza
Franz Schubert Symfonie nr. 6 in C D.589 (1817-1818) 1797-1828 Grazioso ma tranquillo Adagio-Allegro Andante Scherzo: Presto Allegro moderato
de concertseries van
2
Het nieuwe TivoliVredenburg Ook zo benieuwd hoe uw nieuwe concertzaal er vanaf volgend seizoen uitziet? Een eerste indruk krijgt u alvast op ➜HTTP://WWW.JURISVERBEELDING.NL/PORTFOLIO/FOTOREPORTAGE-TIVOLIVREDENBURG/ Wij kijken er samen met u naar uit!
Live-uitzending De AVROTROS zendt dit concert vanuit Vredenburg Leidsche Rijn live uit op Radio 4. Denkt u eraan dat uw mobiele telefoon uitstaat en uw horloge geen geluid kan maken? Dan kan iedereen in de zaal en bij de radio volop genieten van het concert. ➜ WWW.RADIO4.NL
Drankje na afloop Na het concert is er gelegenheid om een drankje te nuttigen.
Radio 4 Klassieke ‘Moodbooster’ voor Blue Monday Maandag 20 januari is het ‘Blue Monday’: de somberste dag van het jaar. Verzonnen door de Britse psycholoog Cliff Arnall, die een formule bedacht waarmee hij vaststelde dat de maandag van de laatste volle week van januari de dag is waarop de meeste mensen zich treurig of neerslachtig voelen. Arnall werd overladen met kritiek, maar het fenomeen ‘Blue Monday’ krijgt in de media jaarlijks veel aandacht. Muziek is emotie, maar kan evengoed emoties reguleren: daar is de wetenschap het over eens. Voor Radio 4 aanleiding om op zoek te gaan naar muziek waarmee u deze dag een positieve draai kunt geven. Ga naar adio4.nl/moodbooster voor de lijst, geef uw eigen muzikale oppepper door en luister maandag 20 januari naar Radio 4. ➜ WWW.RADIO4.NL/MOODBOOSTER
vrijdag 17 januari 2014, 20.15 uur
Jeugdwerken en een jonge pianist Had hij dat ooit kunnen bevroeden, Ralph Vaughan Williams? Dat het kwartiertje muziek waartoe de dichter George Meredith hem in 1914 inspireerde precies een eeuw na dato nog overal ter wereld op de lessenaars zou staan? Dat de aanstekelijke Romance ‘The Lark Ascending’ voor viool en orkest (oorspronkelijk voor viool en piano) al zijn symfonieën, negen in totaal, volledig in de schaduw zou stellen? Toen hij in 1958 stierf, tekende de populariteit ervan zich al duidelijk af. Maar dat het een halve eeuw nadien een vaste plaats in de klassieke top tien zou opeisen, was niet te voorzien.
De leeuwerik stijgt op Wat maakt een compositie tot een wereldhit? Het moet het voertuig van emoties zijn. Van overpeinzing en reflectie, innige gevoelssensaties, een droevige bezonnenheid, van melancholie. Zonder effectbejag wel te verstaan. Want het is niet voldoende om dissonanten, mineurtoonsoorten, lage registers, appoggiaturen en seufzers over elkaar heen te laten buitelen. Er moet eenheid zijn, gedragen door eenvoud en transparantie. Echte klassiekers kwamen
dan ook meestal op naïeve wijze tot stand, als bij toeval. Menige gouden vondst was een spontane opwelling. Zo ook The Lark Ascending. Vaughan Williams componeerde in 1914 nog op zijn authentiek-Brits, dat wil zeggen: zonder het modernisme dat in andere Europese landen en vogue was. Zijn stijl was neoromantisch, en hij geneerde zich er niet voor, inspiratie te zoeken bij buitenmuzikale dingen. In dit geval was het een gedicht met de titel ‘The Lark ascending’. De vioolsolo vertegenwoordigt de leeuwerik. ‘He rises and begins to round, he drops the silver chain of sound’, luidt de openingszin – je hoort het in de muziek
In dit geval was het een gedicht met de titel ‘The Lark ascending’. De vioolsolo vertegenwoordigt de leeuwerik. ‘He rises and begins to round, he drops the silver chain of sound’, luidt de openingszin – je hoort het in de muziek gebeuren.
3
4
parantie’ het toverwoord. Ingetogenheid past beter bij de pastorale sfeer van het werk, die eigenlijk een evocatie is van Britse natuurpracht. Het geluid van de leeuwerik was overigens in Vaughan Williams’ tijd veel frequenter en alledaagser dan nu. Juist dat maakt de muziek nostalgisch, alsof we terugblikken op een verloren wereld.
Tussen Bonn en Wenen Schetsen voor Beethovens Tweede pianoconcert zijn geschreven op papier uit zijn tienerjaren in Bonn. Dat betekent dat hij minstens tien jaar aan het concert schaafde. Gedurende die jaren speelde Beethoven het regelmatig voor publiek, en daarbij varieerde en improviseerde hij er duchtig op los. Het Ralph Vaughan Williams publiek had recht op zijn spontane gebeuren. ‘Of many links without a verbeeldingskracht, vond hij, het notenbeeld mocht niet vastliggen. De solobreak, in chirrup, whistle, slur and partij klonk steeds anders, totdat uitshake’ – steeds actiever en vrolijker wordt de vogel, en steeds langer worden eindelijk (in 1800) tot publicatie werd besloten. de melodielijnen. Vaughan Williams had snel door dat hij Het verklaart misschien waarom het concert zo rijk en afwisselend is en met The Lark Ascending een juweel in waarom het zich onderscheidt van handen had. Het stuk kamermuziek concerten van tijdgenoten. Steeds verdiende een beter lot dan een paar uitvoeringen in achterafzaaltjes, bedacht weer is er die varietas, het nog-niethij zich. In 1920 instrumenteerde hij eerder-gehoorde. Overal in het Tweede het daarom, en het was de orkestversie pianoconcert is de pianopartij afwissedie de zegetocht maakte. De vioolsolo lingsrijk, zelden is er herhaling. Het was voor violisten buitengewoon aanwas op dát punt, niet zozeer de structrekkelijk vanwege de eenvoud en ruime tuur van een concert als geheel, dat interpretatieve mogelijkheden. De orkest- Beethoven voortbouwde op de erfenis partij was eveneens geliefd, al ging die van Mozart. De eerste twee pianonogal eens gebukt onder een verstikconcerten dragen nu het stigma kende romantische deken, met een stijl- ‘Mozartiaans’, maar Beethoven zou breuk als gevolg. Tegenwoordig is ‘trans- zich met die karakterisering vast bele-
Het verklaart misschien waarom het concert zo rijk en afwisselend is en waarom het zich onderscheidt van concerten van tijdgenoten. Steeds weer is er die varietas, het nog-niet-eerder-gehoorde. Overal in het Tweede pianoconcert is de pianopartij afwisselingsrijk, zelden is er herhaling. digd hebben gevoeld. Hij stelde zich juist ten doel het Mozartiaanse te vermijden. Dat het muziekpubliek van die dagen er geen raad mee wist, bewijst een venijnig stuk in een Praagse krant met de zinsnede dat kenners bij deze ‘rijzende ster’ weliswaar meesterlijk spel maar ook ‘grote tekortkomingen’ waarnamen. Men bewonderde Beethovens buitengewone vingervlugheid, moeilijke akkoorden en sprongen, maar had geen goed woord over voor het ontbreken van melodische gratie,
natuurlijkheid, smaak en eenvoud: “Hij maakt indruk op onze oren, maar niet op ons hart, en daarom zal hij nooit een tweede Mozart worden.” Oei, die woorden moeten Beethoven pijn hebben gedaan. Of boos hebben gemaakt. Een tweede Mozart worden wilde hij wel, maar zijn idool imiteren was zijn eer te na. Daarom wijkt hij in het Tweede pianoconcert aanzienlijk af van de modellen van zijn grote voorganger, alsof hij de luisteraar wil toeroepen: al treed ik in zijn voetsporen, ik ben géén Mozart!
Kuhnau-variaties
Ludwig van Beethoven
“Variaties”, zo stelde Hendrik Andriessen, “komen voort uit bewondering voor het thema.” Zelf bewonderde hij een thema van de barokcomponist Johann Kuhnau. Zijn dochter had namelijk pianoles en moest van haar leraar het Menuetto uit de Partita nr. 3 instuderen, zodat dagenlang Kuhnau door het huis galmde. Van lieverlee werden deze klanken ‘materiaal’ voor Andriessen, het zette zijn fantasie in werking. Hij analyseerde het thema en ‘verinnerlijkte’ het. In zijn hoofd ontstonden tegenstemmen, nieuwe harmonieën, imitaties, andere ritmes. Het duurde niet lang of een nieuw werk was geboren. Een werk voor strijkorkest dat immens populair werd en dat sinds
5
6
het ontstaan in 1935 nooit meer op het concertpodium heeft ontbroken. Misschien komt dat wel door de onconventionele aanpak. De Kuhnau-variaties wijken namelijk nogal af van klassieke variatiereeksen, waarin het thema als basismateriaal intact blijft. Andriessen voelde zich niet gebonden aan de harmonie of de vorm van het thema. Hij zocht zijn toevlucht tot Debussiaanse akkoorden, waarmee hij zijn voorkeur voor het Franse idioom van die dagen (1935) verraadt. Dan zijn er nog eigenaardige kwintparallellen, een melodische voortgang die in de klassieke harmonieleer eigenlijk ‘verboden’ is. En ook wat vorm betreft is de reeks onorthodox. Andriessen doet zogezegd aan selectief winkelen: hij kiest korte stukken uit Kuhnaus thema, soms zelfs maar een enkele maat, om daar lang bij te verwijlen en de rest van het thema ongebruikt te laten. Het resultaat is fascinerend en uitermate sfeervol. De lugubere vierde variatie bijvoorbeeld zou probleemloos passen onder de meest ijzingwekkende Hitchcock-scène. Kroon op het werk is
Hendrik Andriessen
een dartele dubbelfuga, die alleen in naam aan het verleden refereert: ook hier bewandelt Andriessen wegen die eerder aan Bartók dan aan Kuhnau doen denken.
Andriessen doet zogezegd aan selectief winkelen: hij kiest korte stukken uit Kuhnaus thema, soms zelfs maar een enkele maat, om daar lang bij te verwijlen en de rest van het thema ongebruikt te laten. Het resultaat is fascinerend en uitermate sfeervol. De lugubere vierde variatie bijvoorbeeld zou probleemloos passen onder de meest ijzingwekkende Hitchcock-scène.
De ‘kleine C-groot’ Schuberts Zesde symfonie wordt wel eens de ‘kleine C-groot’ genoemd, ter onderscheiding van de ‘grote C-groot’, de Negende. Er is een kenmerkend verschil tussen de pretentieuze en rijk geïnstrumenteerde Negende uit 1825 en de intieme en kamermuziekachtige Zesde uit 1818. Toen Schubert eens van een organisatie te horen kreeg dat zijn Negende te moeilijk speelbaar was, bood hij meteen zijn Zesde ter vervanging aan. Dit lichtvoetige, dartele werk was meer in overeenstemming met de heersende smaak van die dagen. Eind 1817, toen de twintigjarige aan zijn Zesde symfonie begon, werd Wenen overspoeld met muziek van het Italiaanse operawonder Gioacchino Rossini, wiens kassuccessen Tancredi en L’Italiana in Algeri het gesprek van de dag waren. Toen Schubert na een uitvoering van Tancredi met zijn vrienden huiswaarts keerde en zijn vrienden zich laaiend enthousiast toonden, voelde hij zich gekrenkt. Het lag weliswaar niet in zijn aard om negatief over een collega te zijn, maar het goedkope effectbejag van Rossini vond hij geen vergelijking met wat hij zelf presteerde. Componeren à la manière de Rossini was een fluitje van een cent, verklaarde hij, en in ruil voor een goed glas wijn bewees hij dat met zijn ouvertures ‘Im Italienischen Stil’. Tegelijkertijd werkte hij aan de Zesde symfonie. Ofschoon hij een broertje dood had aan stijlimitatie, is dit werk toch niet helemaal vrij van Rossini-invloeden gebleven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het openingsdeel, als na het speelse en
vriendelijke eerste thema een tweede inzet, dat gemakkelijk uit een Rossiniopera weggelopen zou kunnen zijn. Ook het zangerige tweede deel heeft iets weg van een opera-aria, al wordt dit gecompenseerd door een dansachtig middengedeelte met Weense Gemüthlichkeit. Behalve een Rossini-kenner toont Schubert zich een kenner van de symfonieën van de man die bij hem om de hoek woonde maar die hij nooit durfde te benaderen: Beethoven. Diens geest waart rond in het vinnige Scherzo. Het afsluitende Rondo behoort tot de meest zorgeloze Schubert die we kennen. Jos van der Zanden
Franz Schubert
7
8
uitvoerenden
Gordan Nikolic, ´ viool en artistieke leiding Gordan Nikoli´c is sinds 2005 muzikaal leider en concertmeester van het Nederlands Kamerorkest en inmiddels uitgegroeid tot het gezicht van het orkest. De in Servië geboren Nikoli´c studeerde bij de Franse violist en dirigent Jean-Jacques Kantorow aan de Musikhochschule van Basel. Hij verdiepte zich in barokmuziek, maar werkte ook samen met componisten als Lutos\lawski en Kurtág, omdat ook de hedendaagse muziek hem fascineert. Zijn eerste
Gordan Nikolic´
aanstelling als concertmeester kreeg de nog jonge violist in 1989. Hij soleerde met tal van orkesten in Europa en verwierf diverse prijzen. In 1997 werd hij benoemd tot concertmeester van het London Symphony Orchestra, waar hij een bijzondere band ontwikkelde met Sir Colin Davis. In 2000 werd Gordan Nikoli´c docent aan het Royal College of Music en drie jaar later ook aan de Guildhall School of Music. In 2004 werd hij docent aan het Rotterdams Conservatorium. Nikoli´c bespeelt een viool van Lorenzo Storioni uit 1794.
Leon Bosch
Leon Bosch, dirigent Leon Bosch, afkomstig uit Heerlen, studeerde klarinet en directie aan het Conservatorium te Maastricht. Hij was vanaf midden jaren ’80 een aantal jaren dirigent van orkesten in Abcoude, KoogZaandijk en Marken. Naast veel origineel HaFa-repertoire dirigeerde hij in combinatie met deze orkesten o.a. ook het Volendams Opera Koor, het Rijnlands Mannenkoor en de Maastreechter Staar in diverse koorklassiekers en operarepertoire. Eind jaren ’90 leidde hij een eigen bigband en werkte hij samen met pianist Jan Vayne in Gershwins Rhapsody in blue. Diverse orkesten zoals het CREA orkest, Krashna Musica Delft en Het Orkest nodigden hem regelmatig uit als dirigent voor de blazerssectie. Ook bij het UvA-orkest JP Sweelinck, het Utrechts Studenten Concert, het VU-orkest en de Philharmonie Amsterdam was hij in dezelfde functie enkele malen te gast. Recentelijk werkte hij mee aan de voorbereiding van het project Walküre bij de Utrechtse Muziek Akademie. Het concert van vanavond vormt samen met drie concerten in het Concertgebouw te
Amsterdam zijn debuut als dirigent bij het Nederlands Kamer Orkest. Leon Bosch is, behalve solo-klarinettist bij het Nederlands Philharmonisch Orkest en hoofdvakdocent klarinet aan het Conservatorium te Maastricht, tevens chef-dirigent van Philharmonisch Orkest Mozart Amsterdam, het Symfonisch Blaasorkest Heemstede en artistiek leider/dirigent van Blaasensemble Beaufort, Ensemble COMA (Conservatorium Maastricht ) en dirigent/organisator van Complesso Musicale Cartizze.
Behzod Abduraimov, piano De jonge, in Tasjkent (Oezbekistan) geboren pianist Behzod Abduraimov studeerde bij Tamara Popovitsj aan het Oespenski Centraal Lyceum in Tasjkent, en studeert momenteel aan het International Center for Music aan de Park University in Kansas City bij Stanislav Ioudenitch. Hij trad op met dirigenten als Vladimir Ashkenazy, Krzysztof Urba´nski, Vasily Petrenko, Charles Dutoit, Vladimir Jurowski, David Zinman,
Behzod Abduraimov
9
10
Andrey Boreyko en Pinchas Zuckerman. Op zijn achttiende won Abduraimov de eerste prijs van de International Piano Competition in Londen in 2009, waar hij Prokofjevs Derde pianoconcert speelde. Recentelijk optredens waren bij festivals als La Roque d’Anthéron, Le Festival de Radio France et Montpellier en Bozar in Brussel, en met het Royal Liverpool Philharmonic Orchestra, de Accademia Nazionale di Santa Cecilia, het Tivoli Concert Orchestra, het Royal Philharmonic Orchestra, het Sydney Symphony Orchestra, het Orchestre de Chambre de Lausanne en het Orchestre Philharmonique de Monte Carlo. Zijn debuut-cd ontving een Choc de Classica en een Diapason Découverte. Dit seizoen is Behzod Abduraimov artist in residence bij het Nederlands Philharmonisch Orkest.
Nederlands Kamerorkest Het Nederlands Kamerorkest vormt samen met het Nederlands Philharmonisch Orkest de Stichting Nederlands Philharmonisch Orkest. Beide orkesten zijn de vaste begeleidingsorkesten van De Nederlandse Opera in het Muziektheater Amsterdam. De orkesten verzorgen daarnaast een veelzijdige concertprogrammering in het Concertgebouw Amsterdam, en zijn geregeld te gast in andere Nederlandse concertzalen en op de buitenlandse podia en festivals. Artistiek leider en concertmeester van het Nederlands Kamerorkest is violist Gordan Nikoli´c. Het Nederlands Kamerorkest verzorgt jaarlijks zo’n 25 concerten op het eigen ‘thuispodium’ van het Am-
sterdamse Concertgebouw. Het Nederlands Kamerorkest werd in 1955 opgericht en gaf zijn eerste concert op het Holland Festival van datzelfde jaar. De eerste 22 jaar was de legendarische violist, dirigent en pedagoog Szymon Goldberg muzikaal leider van het ensemble, met David Zinman als secondant. Met zijn unieke werkwijze bracht hij het orkest op het niveau van de internationale topensembles op dit gebied. Antoni Ros-Marbà bouwde die reputatie verder uit en leidde het orkest van 1979 tot 1986. Toen het NKO 25 jaar geleden organisatorisch opging in de Stichting Nederlands Philharmonisch Orkest, werd de begeleiding van producties bij De Nederlandse Opera een van de kerntaken. Voor de opera ontstond daarmee de ideale situatie over een eigen gespecialiseerd orkest te kunnen beschikken voor klassieke opera’s, kameropera’s en nieuw muziektheater in kleinere bezettingen. Internationaal wist het NKO veel indruk te maken tijdens uitgebreide concertreizen naar de Verenigde Staten, Midden- en Zuid-Amerika, Canada, Australië, Japan, China en vrijwel alle Europese landen. Het orkest is een graag gezien ensemble op festivals als de Wiener Festwochen, Prager Frühling, Edinburgh Festival, Festival de Granada, La Folle Journée in Nantes en het Rheingau Festival. In april 2010 voerde het Nederlands Kamerorkest met soliste Julia Fischer onder leiding van Yakov Kreizberg de integrale vioolconcerten van Mozart uit in de Alte Oper in Frankfurt en in Madrid.
Nederlands Kamerorkest CONCERT-MEESTER Gordan Nikoli´c
EERSTE VIOOL Heinz Oberdorfer Beverley Lunt Philip Dingenen Tomoko Katsura Dimiter Tchernookov Melissa Ussery Benjamin Chavrier TWEEDE VIOOL Laura Oomens Maaike Aarts Roosje Reumkens-Dillingh Madeleine Wething Zheng Hu-Gothoni Sergey Arseniev ALTVIOOL Richard Wolfe Leonid Rusanovsky Berdien Vrijland David Marks CELLO Sietse-Jan Weijenberg Jan Bastiaan Neven Guillaume Grosbard Wijnand Hulst CONTRABAS Annette Zahn Walther van Domburg
11
FLUIT Hanspeter Spannring Margreet Niks HOBO Hans Meijer Marjolein Koning KLARINET Arno Piters Lili Schutte FAGOT Margreet Bongers Susan Brinkhof HOORN René Pagen Toine Martens TROMPET Gert Jan Loot Erwin ter Bogt PAUKEN/SLAGWERK Nando Russo
KOMENDE CONCERTEN IN
12 SERIE TROS KLASSIEK / TROS VOCAAL
SERIE RICHARD STRAUSS / AVRO KLASSIEK
24 januari 2014, 20.15 uur inleiding Michel Khalifa 19.30 uur
7 februari 2014, 20.15 uur inleiding Leo Samama 19.30 uur
Honeggers Cantate Jeanne D’Arc Radio Filharmonisch Orkest Groot Omroepkoor Nationaal Kinderkoor
Zonnig hoornconcert Radio Filharmonisch Orkest
solisten: Guillemette Laurens, Sébastien Dutrieux, Benoît de Leersnyder, Arnaud Richard, Monique Krüs, An de Ridder, Élodie Méchain, Donald Litaker
Alexander Vedernikov dirigent Stefan Dohr hoorn Szymanowski Concertouverture Richard Strauss Hoornconcert nr. 1 Badings Symfonische proloog Sjostakovitsj Symfonie nr. 6
Honegger Jeanne d’Arc au Bûcher
radio4.nl/conAlexander Vedernikov
colofon PROGRAMMERING
RANDPROGRAMMERING TROS EN
REDACTIE PROGRAMMABOEK
Astrid in ’t Veld
AVRO RADIO4
Clemens Romijn
Thea Derks en Victor Striker PRODUCTIE
EINDREDACTIE RADIO4 AVRO TROS
EINDREDACTIE
Sandra Eil
Tim Moen
Onno Schoonderwoerd
PUBLICITEIT & PRODUCTIE JONG TALENT
CASTING DIRECTOR
VORMGEVING
Anne Marie van Doorn
Mauricio Fernández
Dorine Verharen
ADMINISTRATIE EN FINANCIËN
ARTISTIEK LEIDER
DRUK
Anneke de Vries
Kees Vlaardingerbroek
Van der Weij BV Hilversum
PRESENTATIE RADIO 4
PROGRAMMATOELICHTING
OMSLAGILLUSTRATIE
Mark Brouwers, Ab Nieuwdorp en Maartje Stokkers
Jos van der Zanden
Gustav Klimt, schets voor een fries in Palais Stoclet, Brussel, 1908-10.