Nederlands カリキュラム テキスト オランダ語 レベル 2
レベル 2
オランダ語 dutch
カリキュラム テキスト Curriculum Text
RosettaWorld.co.jp
CTB-NED-L2-J
Version 2
Nederlands
レベル 2
オランダ語 dutch
カリキュラム テキスト Curriculum Text
Version 2
TRW-NED2-1.0 ISBN 978-1-58022-054-5 All information in this document is subject to change without notice. This document is provided for informational purposes only and Rosetta World Ltd. makes no guarantees, representations or warranties, either express or implied, about the information contained within the document or about the document itself. Rosetta World®, Language Learning Success™, and Dynamic Immersion™, are trademarks of Rosetta World Ltd. Copyright © 2007 Rosetta World Ltd. All rights reserved. Printed in the United States of America
RosettaWorld.com
Dutch II
Front Matter
10/3/01 9:19 AM
Page 3
Inhoud Tekst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 HOOFDSTUK NEGEN 9-01 Vergelijkingen: dezelfde – hetzelfde en verschillend(e) .................................. 3 9-02 Vragen stellen; Vragend voornaamwoord, bijvoeglijk naamwoord en bijwoord .................................................................................................. 4 9-03 Gewoon en ongewoon .................................................................................. 5 9-04 Aanspreekvormen: formeel en informeel, enkelvoud en meervoud ................ 5 9-05 Dood, levend, slapen, dromen, denken ........................................................ 6 9-06 Persoonlijke voornaamwoorden: enkelvoud en meervoud ............................ 6 9-07 Nodig hebben – willen hebben; Lijdend en meewerkend voorwerp .............. 7 9-08 Lekker of mooi vinden, kiezen, aanbieden, raden.......................................... 7 9-09 Op kantoor .................................................................................................... 8 9-10 Kunnen; Om hulp vragen .............................................................................. 8 9-11 Hoofdstuk 9 Herhaling .................................................................................. 9 HOOFDSTUK TIEN 10-01 Opeenvolgende handelingen: schrijven, eten en wassen ............................ 10 10-02 Gangbare omgangsvormen .......................................................................... 10 10-03 Reis en vervoer ............................................................................................ 11 10-04 De was: wassen, drogen, vouwen en dragen................................................ 11 10-05 Passief: verleden, tegenwoordige en toekomende tijd .................................. 12 10-06 In de keuken en bij het eten; Apparaten en keukengerei .............................. 12 10-07 Wassen, aankleden en verzorgen ................................................................ 13 10-08 Maten: lengte, gewicht, volume, temperatuur en afstand ............................ 13 10-09 Maten: temperatuur, snelheid, afstand en tijd .............................................. 14 10-10 Begroeting en gesprek; Omgangsvormen; Telefoongesprekken .................... 15 10-11 Hoofdstuk 10 Herhaling .............................................................................. 15 HOOFDSTUK ELF 11-01 Inlichtingen en verzoeken; Vragen en antwoorden ...................................... 16 11-02 Passief: tegenwoordige, toekomende en voltooide tijd ................................ 16 11-03 Kleding voor beroep, vrije tijd en klederdracht ............................................ 17 11-04 Gebaren, lichaamshouding en lichamelijke interactie.................................. 17 11-05 Ingaan en uitgaan; Opendoen en dichtdoen; Weggaan en teruggaan .......... 18 11-06 Eenvoudige lichamelijke activiteiten ............................................................ 18 11-07 Voertuigen en verkeerstekens; Naar boven en naar beneden ...................... 19 11-08 Vragen en antwoorden in de tegenwoordige, verleden en toekomende tijd .. 19 11-09 Bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden voor schade en verval; Actief en passief .......................................................................................... 20 11-10 Infinitieven; Tegenstellingen: goed – slecht, begin – eind, goed – fout ........ 21 11-11 Hoofdstuk 11 Herhaling .............................................................................. 21
Dutch II
Front Matter
10/3/01 9:19 AM
Page 4
HOOFDSTUK TWAALF 12-01 Frequentie: altijd, soms, nooit, sommige, meestal, vaak, zelden .................. 22 12-02 Begrip, interesse en betekenis; Kunnen ........................................................ 22 12-03 Reizen en bankhandelingen; Kunnen, moeten ............................................ 23 12-04 Wederkerende en verwante werkwoorden .................................................. 24 12-05 Geluiden .................................................................................................... 24 12-06 Imperatief, uitroepen; Gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid .................. 25 12-07 Eten, drinken en verwante werkwoorden .................................................... 25 12-08 Vragen; Classificatie van dieren en gebouwen; Tien dingen om te lezen ...... 26 12-09 Aanvoegende wijs en bijzinnen .................................................................. 27 12-10 Dierklassen, hun geslacht en wat ze doen.................................................... 28 12-11 Hoofdstuk 12 Herhaling .............................................................................. 28 HOOFDSTUK DERTIEN 13-01 Kunnen en niet kunnen; Hoe weten we dat?; Bijzinnen .............................. 29 13-02 Nieuwe werkwoorden ................................................................................ 30 13-03 Boodschappen doen; Winkels, prijzen en waarde........................................ 30 13-04 Thuis en buitenshuis eten; Eten klaarmaken ................................................ 31 13-05 Boodschappen doen in de supermarkt ........................................................ 31 13-06 Snel spreken; Vragen om langzaam te herhalen .......................................... 32 13-07 Opeenvolgende handelingen: een reis met de auto .................................... 33 13-08 Om dingen vragen; Om hulp vragen .......................................................... 34 13-09 Te groot, de juiste maat, te koud, te veel, te weinig...................................... 34 13-10 Vergeten – onthouden, verliezen – finden, liegen – de waarheid zeggen .... 35 13-11 Hoofdstuk 13 Herhaling .............................................................................. 35 HOOFDSTUK VEERTIEN 14-01 Winnen – verliezen; Slagen – zakken; Verstoppen – zoeken – vinden .......... 36 14-02 De vijf zintuigen; Smaak, geluid, gevoel, reuk, zicht.................................... 37 14-03 Mensen, auto's; Tegenwoordige, verleden en toekomstige tijd .................... 37 14-04 Ziekte, gezondheid; Medische beroepen .................................................... 38 14-05 Modale hulpwerkwoorden .......................................................................... 38 14-06 Stoffen; Passief; Infinitief .............................................................................. 39 14-07 Meetkunde; Hoeken, lijnen, breuken en procenten .................................... 40 14-08 Een bezoek aan de dokter............................................................................ 40 14-09 Oorlog, wapens, legerafdelingen ................................................................ 41 14-10 Voltooide handelingen; Schatting; Oorzaak ................................................ 42 14-11 Hoofdstuk 14 Herhaling .............................................................................. 42
Dutch II
Front Matter
10/3/01 9:19 AM
Page 5
HOOFDSTUK VIJFTIEN 15-01 Emoties en het uitdrukken daarvan .............................................................. 43 15-02 De kalender; Dagen en maanden ................................................................ 43 15-03 Handbewegingen ........................................................................................ 44 15-04 Tien nationaliteiten: personen, landen, talen................................................ 44 15-05 Het schoolsysteem van basisschool tot universiteit ...................................... 45 15-06 Voor en na in tijd en plaats; Met elkaar en tegen elkaar; Nieuwe voorzetsels 45 15-07 De Europese en Amerikaanse kalender ........................................................ 46 15-08 In de klas; Rekenen...................................................................................... 47 15-09 Aardrijkskunde en windstreken.................................................................... 47 15-10 Inspanning, succes, falen; Infinitief .............................................................. 48 15-11 Hoofdstuk 15 Herhaling .............................................................................. 49 HOOFDSTUK ZESTIEN 16-01 Het weer en passende kleding; Verdere tijdsaanduidingen .......................... 49 16-02 Buitenshuis eten; Met een ober spreken; Modale werkwoorden .................. 50 16-03 Liefde en huwelijk ...................................................................................... 50 16-04 Geschiedenis aan de hand van architectuur, kleding, techniek en het leger 51 16-05 Politie, de wet en de gemeentelijke diensten .............................................. 52 16-06 Tijd: vroeg – laat; Bijzinnen ........................................................................ 52 16-07 Geschiedenis en aardrijkskunde: van Rome tot nu ...................................... 53 16-08 Beroemde namen ........................................................................................ 54 16-09 Mogelijkheid, onmogelijkheid, toeval en waarschijnlijkheid; Infinitief ........ 55 16-10 Het beschrijven van voorwerpen en het aangeven van voorkeuren .............. 55 16-11 Hoofdstuk 16 Herhaling .............................................................................. 57 HOOFDSTUK ZEVENTIEN 17-01 Moppen 1.................................................................................................... 58 17-02 Moppen 2.................................................................................................... 58 17-03 Moppen 3.................................................................................................... 59 17-04 Moppen 4.................................................................................................... 60 17-05 Moppen 5.................................................................................................... 61 17-06 Moppen 6.................................................................................................... 61 17-07 Moppen 7.................................................................................................... 62 17-08 Moppen 8.................................................................................................... 63 17-09 Moppen 9.................................................................................................... 64 17-10 Moppen 10.................................................................................................. 65
Dutch II
Front Matter
10/3/01 9:19 AM
Page 6
HOOFDSTUK ACHTTIEN 18-01 School ........................................................................................................ 66 18-02 Elektronische apparatuur en huishoudelijke apparaten ................................ 67 18-03 Delen van het huis en meubilair .................................................................. 67 18-04 Lichaamsdelen ............................................................................................ 68 18-05 Gebouwen .................................................................................................. 68 18-06 Kleding ........................................................................................................ 69 18-07 Landen ........................................................................................................ 69 18-08 Dieren ........................................................................................................ 70 18-09 Planten ........................................................................................................ 70 18-10 Eten en drinken............................................................................................ 71 HOOFDSTUK NEGENTIEN 19-01 Auto-onderdelen.......................................................................................... 71 19-02 Aardrijkskunde ............................................................................................ 72 19-03 Keukengerei ................................................................................................ 72 19-04 Beroepen .................................................................................................... 73 19-05 Sport en spel................................................................................................ 73 19-06 Gereedschap .............................................................................................. 74 19-07 Groente en fruit .......................................................................................... 74 19-08 Voertuigen .................................................................................................. 75 19-09 Kantoor........................................................................................................ 75 19-10 Wiskunde .................................................................................................... 76
Alfabet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77 Woordenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Dutch II
Front Matter
10/3/01 9:19 AM
Page 7
TEKST
Dutch II Text 2/10/99 2:25 PM Page 3
9-01
Vergelijkingen: dezelfde – hetzelfde en verschillend(e)
01
Deze bloemen hebben dezelfde kleur. Deze bloemen hebben verschillende kleuren. Deze soorten vissen zijn hetzelfde. Deze soorten vissen zijn verschillend.
02
De kinderen springen op hetzelfde moment. De kinderen springen op verschillende momenten. Deze twee kledingstukken zijn gemaakt van dezelfde stof. Deze twee kledingstukken zijn gemaakt van verschillende stoffen.
03
De stukjes metaal hebben beide dezelfde vorm. De stukjes metaal hebben verschillende vormen. Deze soorten dieren zijn verschillend. Deze soorten dieren zijn hetzelfde.
04
Deze mensen zijn even lang. Ze zijn allebei 1,67 m. Deze mensen zijn niet even lang. De ene persoon is langer dan de andere. Deze soorten voertuigen zijn hetzelfde. Deze soorten voertuigen zijn verschillend.
05
Deze mensen hebben dezelfde kleur ogen. Deze mensen hebben een verschillende kleur ogen. Deze wielen zijn even groot. Deze wielen zijn niet even groot.
06
Dit zijn mensen van hetzelfde geslacht. Het zijn allemaal mannen. Dit zijn mensen van verschillend geslacht. De een is een man en de ander is een vrouw. Het waterpeil in deze flessen is hetzelfde. Het waterpeil in deze flessen is verschillend.
07
Deze boeken zijn even dik. Deze boeken zijn niet even dik. Er zitten verschillende hoeveelheden water in. Er zit dezelfde hoeveelheid water in.
08
Deze mensen gaan dezelfde kant op. Deze mensen gaan verschillende kanten op. Deze soorten vloeistoffen zijn hetzelfde. Deze soorten vloeistoffen zijn verschillend.
09
Deze mensen zijn even oud. Ze zijn allebei twintig jaar. Deze mensen zijn niet even oud. De een is ouder dan de ander. Deze vloeistoffen zitten in dezelfde soort fles. Deze vloeistoffen zitten niet in dezelfde soort fles.
10
3
Welke mensen zijn even oud en even lang en van hetzelfde geslacht? Welke mensen zijn even oud en van hetzelfde geslacht, maar niet even lang? Welke mensen zijn even lang en van hetzelfde geslacht, maar niet even oud? Welke mensen zijn van hetzelfde geslacht, maar niet even oud of even lang?
Dutch II Text 2/10/99 2:25 PM Page 4
9-02
Vragen stellen; Vragend voornaamwoord, bijvoeglijk naamwoord en bijwoord
01
Wat is dat? Dat is een brug. Wat is dat? Dat is een auto. Wat is dit? Dit is een banaan. Wat is dit? Dit is een stuk papier.
06
Hoe heet u? Ik heet Marlies Terveen. Hoe heet u? Ik heet Jan Minderhoud. Waar gaat u heen? Ik ga boodschappen doen. Waar gaat u heen? Ik ga een eindje rijden.
02
Wie is dat? Dat is Roos. Wie is dat? Dat is Jan. Waar is mijn notitieboekje? Hier is het. Waar is mijn jas? Hier is hij.
07
Van wie is deze auto? Dit is zijn auto. Van wie is deze auto? Dit is mijn auto. Van wie is dit boek? Dat is mijn boek. Van wie is dit boek? Ik weet het niet.
03
Wie is dat? Ik weet het niet. Waar zijn we? Ik weet het niet. Welke kant moeten we op? Ik weet het niet. Zij zegt deze kant op en hij zegt die kant op. Wat is dit? Ik weet het niet.
08
Welke kant moeten we op? We moeten die kant op. Welk overhemd vind jij mooi? Ik vind het witte overhemd mooi. Welk stuk wil je? Ik wil dit stuk. Welke hand kies je? Ik kies deze hand.
09 04
Waarom is zij nat? Omdat ze uit het zwembad komt. Waarom ligt zij in bed? Omdat ze slaapt. Waarom ligt zij in bed? Omdat ze ziek is. Waarom schreeuwt zij? Omdat ze pijn heeft.
Hoe spel je dit? VOGEL Hoe spel je dit? HOND Hoe spel je dit? AUTO Hoe spel je dit? MEISJE
10 05
Waarom ligt zij in bed? Wie weet? Wat is dat? Dat is een fiets. Wat is dit? Wie weet? Welke kant moet ik op? U moet die kant op.
Hoe laat eten de meeste mensen ’s ochtends? De meeste mensen ontbijten om half acht. Hoe laat eten de meeste mensen ’s middags? De meeste mensen lunchen om 12 uur. Hoe laat eten de meeste mensen ’s avonds? De meeste mensen dineren om 7 uur. Hoe laat gaan de meeste mensen naar bed? De meeste mensen gaan ’s avonds om 11 uur naar bed.
4
Dutch II Text 2/10/99 2:25 PM Page 5
9-03
Gewoon en ongewoon
9-04
Aanspreekvormen: formeel en informeel, enkelvoud en meervoud
01
Dit is geen normale grootte voor een paard. Dit is de normale grootte voor een paard. De bus staat op zijn normale plaats. De bus staat niet op zijn normale plaats.
01
Meneer Willemse, komt u eens even kijken. Komt u binnen, mevrouw Peters. Pardon mevrouw, is dit van u? Heeft u zich bezeerd, mevrouw Smit?
02
Dit is de gebruikelijke lengte voor een mannenkapsel. Dit is geen gebruikelijke lengte voor een mannenkapsel. Deze boot ligt op een voor een boot gebruikelijke plaats. Deze boot ligt niet op een voor een boot gebruikelijke plaats.
02
Kom eens even kijken. Kom binnen. Is dit van jou? Heb jij je bezeerd?
03
Dit is een gewone haarkleur. Dit is een ongewone haarkleur. Dit is een gewone kleur voor een schaap. Dit is een ongewone kleur voor een schaap.
Komen jullie eens even kijken. Komen jullie binnen. Zijn deze van jullie? Hebben jullie je bezeerd?
04
Dit is een gebruikelijk vervoermiddel. Dit is een ongebruikelijk vervoermiddel. een gewoon gebouw een ongewoon gebouw
Komt u eens even kijken. Komt u binnen. Zijn deze van u? Heeft u zich bezeerd, mevrouw Roberts?
05
Gezichten zien er meestal zo uit. Gezichten zien er meestal niet zo uit. Dit was vroeger een gebruikelijke manier om te reizen. Dit is nu een gebruikelijke manier om te reizen.
Pas op! Kijk eens! Wacht even op mij! Gooi maar naar mij.
06
Past u op! Kijkt u eens. Meneer Thomassen, wacht u even op mij! Pardon, kunt u mij zeggen hoe laat het is?
07
Dit is een zeldzame steen. Dit is een gewone steen. Dit is een zeldzaam dier. Dit is een gewoon dier.
Mag ik uw bestelling opnemen, mevrouw? Brengt u mij maar een salade, alstublieft. Henk, wil je wat peper? Ja graag, mag ik de peper even, Roos?
08
Dit is een gewone plaats om te werken. Dit is een ongewone plaats om te werken. Deze hond is niet aangekleed. Dat is gewoon. Deze hond is aangekleed. Dat is niet gewoon.
Niet aankomen! Het is heet! Voorzichtig daarmee! Het is scherp! Kunnen jullie mij helpen? Kunt u me zeggen waar het toilet is?
09
Mag ik u wat vragen, meneer? Mag ik je wat vragen, mam? Kun je dat even voor me pakken, mam? Kunt u dat even voor me pakken, meneer Anders?
10
Joop, kun je me helpen? Aangenaam met u kennis te maken. Deze kant op, alstublieft. Suzan, kan ik je helpen?
03
04
05
06
07
08
09
10
Dit is een gewone diersoort. Dit is een zeldzame diersoort. Deze diersoort is uitgestorven. Deze diersoort bestaat niet.
Zijn kleding is geschikt voor een kantoorbaan. Zijn kleding is niet geschikt voor een kantoorbaan. Zijn kleding is geschikt voor op de maan. Zijn kleding is niet geschikt voor op de maan. Dit is een gewoon stuk gereedschap, maar het is niet het geschikte. Dit is een gewoon stuk gereedschap en het is het geschikte. Dit is een gebruikelijke plaats om te studeren. Dit is een ongebruikelijke plaats om te studeren. 5
Dutch II Text 2/10/99 2:25 PM Page 6
9-05
Dood, levend, slapen, dromen, denken
01
De bladeren leven. De bladeren zijn dood. een levende olifant een dode olifant
02
Deze olifant is echt, maar hij is dood. Deze olifant is echt en hij leeft. De vogel is niet dood en niet levend. De vogel is niet echt. Deze vogel is echt. Hij leeft.
03
04
05
06
07
08
09
10
9-06
Persoonlijke voornaamwoorden: enkelvoud en meervoud
01
Ik draag een rood T-shirt. Jij draagt een blauw T-shirt. Jij draagt een rood T-shirt. Hij draagt een groen T-shirt. Wij dragen rode T-shirts. Zij dragen groene T-shirts. Zij dragen rode T-shirts.
02
De man leest een boek. De man denkt aan een boek. De vrouw eet een appel. De vrouw denkt aan een appel.
Ik draag een rood T-shirt. Jij draagt een rood T-shirt. Wij dragen rode T-shirts. Zij dragen rode T-shirts.
03
Ze slaapt. Ze droomt niet. Ze droomt. Hij denkt. Hij droomt.
Zij dansen. Jij danst. Wij dansen. Zij danst.
04
Denkt de man? Ja, hij denkt. Droomt de man? Ja, hij droomt. Leven de mensen? Ja, ze leven. Zijn de mensen dood? Ja, ze zijn dood.
Ik geef jou een boek. Ik geef haar een boek. Zij geven haar een boek. Zij geven ons een boek.
05
De man denkt na over een rekensom. De man denkt na over een schaakspel. De vrouw denkt na. De vrouw spreekt.
Ik ga de winkel in. Jij gaat de winkel in. Wij gaan de winkel in. Zij gaan de winkel in.
06
Ik geef hem een jas. Jij geeft hem een jas. Zij geven hem een jas. Wij geven hem een jas.
07
Ik geef jou een doos. Jij geeft hun een doos. Hij geeft ons een doos. Wij geven jullie een doos.
08
Hij denkt. Hij werkt. Hij droomt. Hij slaapt, maar hij droomt niet.
Zij krijgen koffie van haar. Zij krijgen koffie van hem. Zij geeft hem een overhemd. Zij geeft haar een overhemd.
09
Leven deze mensen? Ja, ze leven. Leven deze bladeren? Nee, ze zijn dood. Leven deze mensen? Nee, ze zijn dood. Leven deze bladeren? Ja, ze leven.
Jij geeft mij geld. Ik geef jou geld. Wij geven jou geld. Jij geeft ons geld.
10
Jij bent groter dan ik. Jij bent groter dan zij. Jullie zijn even groot. Zij is groter dan hij.
Waar denkt de man aan? Hij denkt aan vissen. Waar denkt de vrouw aan? Ze denkt aan paardrijden. Waar denk jij aan? Ik denk aan paardrijden. Waar denk jij aan? Ik denk aan vissen.
Ze rekt zich uit. Ze gaapt. Ze slaapt, maar ze droomt niet. Ze droomt. 6
Dutch II Text 2/10/99 2:25 PM Page 7
9-07
Nodig hebben – willen hebben; Lijdend en meewerkend voorwerp
9-08
Lekker of mooi vinden, kiezen, aanbieden, raden
01
Zij wil de koffie. Zij wil de koffie niet. Hij wil een appel. Hij wil geen appel.
01
De jongen vindt het snoep lekker. Het meisje vindt het snoep lekker. De jongen vindt het snoep niet lekker. Het meisje vindt het snoep niet lekker.
02
Ik heb een overhemd nodig. Ik heb schoenen nodig. Ik heb hulp nodig. Jij hebt dit medicijn nodig.
02
De jongen vindt de hoed niet mooi. De jongen vindt de hoed mooi. De vrouw vindt de jurk niet mooi. De vrouw vindt de jurk mooi.
03
een raket een paspoort geld een stok
03
04
Dit heb je nodig om in de ruimte te reizen. Dit heb je nodig om naar andere landen te reizen. Dit heb je nodig om dingen te kopen. Dit heb je nodig als je ouder wordt.
De man kiest uit wat hij wil eten. De man kiest uit wat hij wil dragen. De man kiest uit wat hij wil lezen. De man kiest uit wat hij wil kopen.
04
Hij biedt iets aan. Hij neemt iets aan. Zij biedt iets aan. Zij neemt iets aan.
05
Hij biedt haar een glas frisdrank aan. Zij besluit om het glas frisdrank aan te nemen. Zij besluit om het glas frisdrank niet aan te nemen. Zij biedt hem een glas frisdrank aan.
06
Er zijn drie petten. De man verstopt een erwt onder de zwarte pet. De jongen denkt dat de erwt onder de bruine pet ligt. Hij wijst naar de pet. De erwt ligt niet onder de bruine pet.
07
De jongen probeert te raden of de erwt onder de roze pet ligt. De jongen probeert te raden of de erwt onder de bruine pet ligt. De jongen probeert te raden of de erwt onder de zwarte pet ligt. De jongen denkt na welke pet hij moet kiezen.
05
06
Mensen willen graag juwelen hebben, maar ze hebben ze niet nodig. Mensen willen graag eten hebben en dat hebben ze nodig. Mensen hebben soms medicijnen nodig, maar ze willen ze niet altijd graag hebben. Mensen hebben geen afval nodig en ze willen het ook niet graag hebben. Dit is iets wat mensen graag willen hebben, maar niet nodig hebben. Dit is iets wat mensen graag willen hebben en nodig hebben. Dit is iets wat mensen soms nodig hebben, maar niet altijd graag willen hebben. Dit is iets wat mensen niet nodig hebben en niet graag willen hebben.
07
Zij geven hem het boek. Wij geven haar het paspoort. Zij geeft ons het paspoort. Hij geeft hun het boek.
08
Ik wil dit speelgoed niet hebben. Zij willen het speelgoed graag hebben. Willen jullie het speelgoed graag hebben? Wij willen het speelgoed graag hebben.
08
De jongen kan kiezen welk fruit hij eet. De jongen kan niet kiezen welk fruit hij eet. De jongen kan kiezen welk boek hij leest. De jongen kan niet kiezen welk boek hij leest.
09
Zij heeft een ladder nodig om bij het raam te komen. Zij heeft geen ladder nodig om bij het raam te komen. Zij wil hem de handdoek geven. Zij wil hem de handdoek niet geven.
09
De jongen en het meisje vinden elkaar aardig. De jongen en het meisje vinden elkaar niet aardig. De jongen kiest iets van het blad. De jongen kiest niets van het blad.
10
Kun je me de jas aangeven? Kun je me dragen? Gooi de bal naar mij toe. Gooi de bal naar hem toe.
10
De man probeert te raden. De man kiest een boek uit. De man laat haar het overhemd zien. De man kiest een overhemd uit.
7
Dutch II Text 2/10/99 2:25 PM Page 8
9-09
Op kantoor
9-10
Kunnen; Om hulp vragen
01
Ze typt op de computer. Ze typt op de typemachine. Ze doet een diskette in de computer. Ze doet papier in de prullenmand.
01
Deze vrouw kan zien. Deze vrouw kan niet zien. Deze man kan praten. Deze man kan niet praten.
02
Ze gebruikt een muis. Ze niet enige vellen papier aan elkaar. Ze doet enige vellen papier aan elkaar met een paperclip. Ze doet papier in de kopieermachine.
02
De man kan horen. De man kan niet horen. De vrouw kan ruiken. De vrouw kan niet ruiken.
03
Het meisje helpt haar vriend om op te staan. Het meisje helpt haar vriend niet om op te staan. Het meisje helpt haar vriend om de bank op te tillen. Het meisje helpt haar vriend niet om de bank op te tillen.
04
Het meisje tilt de stoel alleen op. Het meisje vraagt hulp bij het optillen van de stoel, omdat ze hem niet alleen kan optillen. Het meisje probeert de kast alleen te verschuiven. Het meisje krijgt hulp bij het verschuiven van de kast, omdat ze hem niet alleen kan verschuiven.
05
Jeannette kan de deur open maken. Jeannette kan de deur niet open maken. Michiel kan Jeannette helpen de deur open te maken. Hij heeft de sleutel. Michiel kan Jeannette niet helpen de deur open te maken. Hij heeft geen sleutel.
06
Kun je me helpen op te staan, alsjeblieft? Kun je me helpen deze piano op te tillen, alsjeblieft? Kun je me helpen dit kleed te dragen, alsjeblieft? Kun je me helpen het speelgoed te pakken, alsjeblieft?
07
De jongen kan de zonnebril niet alleen pakken, maar met hulp kan hij hem pakken. De jongen kan het kleed niet alleen dragen, maar als de vrouw hem helpt kan hij het dragen. De man kan het kleed alleen dragen. De jongen kan de zonnebril alleen pakken.
08
Hij helpt haar om op te staan. Zij helpt hem om op te staan. Zij helpt hem niet om op te staan. Hij helpt haar niet om op te staan.
09
Ze probeert de bank alleen op te tillen. Ze vraagt hulp om de bank op te tillen. Iemand helpt haar de bank op te tillen. Ze vraagt hulp om de kast op te tillen.
10
Ik heb hulp nodig. Ik heb geen hulp nodig. Heb je hulp nodig? Het spijt me, ik kan je niet helpen.
03
De telefoon gaat. Ze neemt de telefoon op. Ze neemt een boodschap aan. Ze hangt op.
04
Julia kopieert een vel papier. Ze verstuurt een fax. Julia doet papier in de printer. Ze typt.
05
Ze legt een pakje op de weegschaal. Ze meet het pakje. Julia likt aan een postzegel. Ze bergt een map op in de archiefkast.
06
Ze weegt iets. Ze meet iets. Julia doet een postzegel op het pakje. Julia bergt iets op.
07
De doos weegt ongeveer een kilo. De doos weegt ongeveer 20 kilo. De doos is 60 centimeter lang. De doos is 40 centimeter breed.
08
Ik zoek een telefoonnummer op. Ik zoek een woord op in het woordenboek. Ze kijkt naar het beeldscherm. Ze zoekt iets onder het bureau.
09
Julia spreekt met iemand aan de telefoon. Ze hangt op. Julia draait een telefoonnummer. Ze gaat de telefoon opnemen.
10
Ze schrijft een cheque. Ze maakt een brief open. Julia plakt een doos dicht. Julia maakt een doos open.
8
Dutch II Text 2/10/99 2:25 PM Page 9
9-11 01
Hoofdstuk 9 Herhaling
Welke mensen zijn even oud en even lang en van hetzelfde geslacht? Welke mensen zijn even oud en van hetzelfde geslacht, maar niet even lang? Welke mensen zijn even lang en van hetzelfde geslacht, maar niet even oud? Welke mensen zijn van hetzelfde geslacht, maar niet even oud of even lang?
02
Waarom ligt zij in bed? Wie weet? Wat is dat? Dat is een fiets. Wat is dit? Wie weet? Welke kant moet ik op? U moet die kant op.
03
Dit is een gewoon stuk gereedschap, maar het is niet het geschikte. Dit is een gewoon stuk gereedschap en het is het geschikte. Dit is een gebruikelijke plaats om te studeren. Dit is een ongebruikelijke plaats om te studeren.
04
Joop, kun je me helpen? Aangenaam met u kennis te maken. Deze kant op, alstublieft. Suzan, kan ik je helpen?
05
Waar denkt de man aan? Hij denkt aan vissen. Waar denkt de vrouw aan? Ze denkt aan paardrijden. Waar denk jij aan? Ik denk aan paardrijden. Waar denk jij aan? Ik denk aan vissen.
06
Denkt de man? Ja, hij denkt. Droomt de man? Ja, hij droomt. Leven de mensen? Ja, ze leven. Zijn de mensen dood? Ja, ze zijn dood.
07
Ik geef hem een jas. Jij geeft hem een jas. Zij geven hem een jas. Wij geven hem een jas.
08
De man probeert te raden. De man kiest een boek uit. De man laat haar het overhemd zien. De man kiest een overhemd uit. 9
09
Julia spreekt met iemand aan de telefoon. Ze hangt op. Julia draait een telefoonnummer. Ze gaat de telefoon opnemen.
10
Ze probeert de bank alleen op te tillen. Ze vraagt hulp om de bank op te tillen. Iemand helpt haar de bank op te tillen. Ze vraagt hulp om de kast op te tillen.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 10
10-01
Opeenvolgende handelingen: schrijven, eten en wassen
01
Marijke denkt erover om Laura een brief te schrijven. Marijke pakt een blad papier. Marijke pakt een envelop. Marijke pakt een pen.
02
03
04
10-02
Gangbare omgangsvormen
01
Marijke schrijft een brief. Marijke vouwt de brief. Ze doet de brief in de envelop. Ze adresseert de envelop.
Hallo. Tot ziens. Hoe gaat het? Goed, dank u. Hoe gaat het met u? Het is voor jou. Dank je wel.
02
Marijke pakt een postzegel. Marijke likt aan de postzegel. Ze plakt de postzegel op de envelop. Ze likt aan de envelop.
Ik heet Karel. Mijn adres is Westerstraat 486. Mijn telefoonnummer is 023-5173590. Ik ben jarig op 28 juni.
03
Marijke plakt de envelop dicht. Marijke legt de envelop bij de andere enveloppen. Ze opent de brievenbus. Ze doet de brief in de brievenbus.
Wat is uw telefoonnummer? Dank je wel! Tot ziens! Pardon.
04
Wacht u maar niet op mij. Wat is uw telefoonnummer? Komt u binnen. Neemt u me niet kwalijk.
05
Nee, dank u. Ja, graag. Kan ik je helpen? Kunt u me alstublieft helpen?
06
Wie is dat daar? Daar? Dat is Suzan. Suzan, dit is Hans. Hans, dit is Suzan. Aangenaam, Hans. Aangenaam, Suzan.
07
Hoe heet je? Ik heet Peter. Hoe heet jij? Ik heet Marjan. Dit is voor jou, Yvonne. Dank je wel, Paul.
08
Hallo Rita. Hallo Vincent, hoe gaat het? Goed, Rita, en hoe gaat het met jou? Prima, Vincent, dank je.
09
Gefeliciteerd! Ga zitten. Met Hans. Kun je me dat aangeven, alsjeblieft?
10
Neem me niet kwalijk. Tot ziens. Dank je. Alsjeblieft.
05
Ik heb honger. Marijke gaat naar de koelkast en doet de deur open. Er ligt iets te eten. Marijke pakt het eten.
06
Marijke doet de deur van de koelkast dicht. Marijke doet de deur van de magnetron open. Ze doet het eten in de magnetron. Ze doet de deur van de magnetron dicht.
07
Marijke zet de magnetron aan. Marijke pakt het eten eruit. Ze snijdt het eten. Ze eet het eten op.
08
Martine’s gezicht is vies. Martine gaat naar de badkamer. Ze pakt een waslapje. Ze pakt de zeep.
09
Martine zet de kraan open. Martine maakt het waslapje nat. Ze doet zeep op het waslapje. Ze wast haar gezicht.
10
Martine spoelt de zeep uit het waslapje. Martine wast de zeep van haar gezicht. Ze droogt haar gezicht af met een handdoek. Ze hangt de handdoek op.
10
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 11
10-03
Reis en vervoer
10-04
De was: wassen, drogen, vouwen en dragen
01
Dit is een luchthaven. Dit is bagage. Dit zijn tickets. De man checkt zijn bagage in.
01
Bob denkt erover zijn was te doen. Bob doet zijn kleren in een wasmand. Hij draagt de kleren naar de wasmachine. Hij legt de kleren naast de wasmachine.
02
Hoe laat komt de trein aan? De trein komt om tien uur aan. Hoe laat vertrekt deze trein? Deze trein vertrekt om kwart over tien.
02
Bob doet de klep van de wasmachine open. Bob doet de kleren in de wasmachine. Hij doet het wasmiddel in de wasmachine. Hij doet de klep van de wasmachine dicht.
03
Het vliegtuig stijgt op. Het vliegtuig landt. Het vliegtuig taxiet over de startbaan. Dit vliegtuig staat bij de gate.
03
Bob zet de wasmachine aan. Bob doet de klep van de wasmachine open. Bob haalt de natte kleren uit de wasmachine. Bob doet de natte kleren in de wasmand.
04
Dit is een parkeerplaats. Dit is een taxi. Deze man is een kruier. Deze man is een piloot.
04
05
Hij heeft vakantie nodig. Zij zijn niet op vakantie. Ze werken. Hij is op vakantie. Zij zijn op vakantie.
Dit is een droger. Dit is een wasknijper. Bob gebruikt wasknijpers om een overhemd aan de waslijn te hangen. Bob gebruikt wasknijpers om een broek aan de waslijn te hangen.
05
Dit is een treinstation. Deze mensen staan in de rij om een kaartje te kopen. Deze persoon draagt bagage. Dit is een busstation.
Bob opent de deur van de droger. Bob doet de natte kleren in de droger. Bob doet de deur van de droger dicht. Bob doet de droge kleren in de wasmand.
06
Deze sokken passen bij elkaar. Deze sokken passen niet bij elkaar. Deze kleren passen bij elkaar. Deze kleren passen niet bij elkaar.
De trein komt aan. De trein vertrekt. De bus komt aan. De bus vertrekt.
07
Bob vouwt de waslapjes op. Bob vouwt de handdoek op. Bob zoekt de sokken bij elkaar. Bob vouwt de sokken op.
08
Bob strijkt het overhemd. Bob naait een knoop aan het overhemd. Bob hangt het overhemd op een hanger. Bob hangt het overhemd in de kast.
06
07
08
Deze mensen staan in de rij voor de kassa in een supermarkt. Deze mensen staan in de rij voor de bus. Deze mensen wachten niet meer op de bus. Deze persoon staat niet in de rij.
09
Er staan veel mensen op de bus te wachten. Deze passagiers zitten. Dit is een buschauffeur. Dit is een metropassagier.
09
Dit overhemd wordt ondersteboven gedragen. Dit overhemd wordt binnenstebuiten gedragen. Dit overhemd wordt achterstevoren gedragen. Dit overhemd wordt normaal gedragen.
10
een piloot een bestuurder een passagier bagage
10
Hij draagt vrijetijdskleding die past. Hij draagt nette kleding die niet past. Hij draagt vrijetijdskleding die niet past. Hij draagt nette kleding die past.
11
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 12
10-05
Passief: verleden, tegenwoordige en toekomende tijd
01
De vrouw wordt door het meisje getrokken. De vrouw trekt het meisje. Het haar van de man wordt door de vrouw geborsteld. De man borstelt het haar van de vrouw.
02
Het haar van de vrouw wordt door het meisje gekamd. Het haar van het meisje wordt door de vrouw gekamd. Het haar van de man wordt door de vrouw gekamd. Het haar van de vrouw wordt door de man gekamd.
10-06
In de keuken en bij het eten; Apparaten en keukengerei
01
Ze zijn nog niet begonnen met eten. Ze zijn aan het eten. Ze zijn klaar met eten. Er staat geen eten op tafel.
02
Er is nog niemand aan het eten. Ze gebruikt geen maaltijd. Ze eet een snack. Ze gebruiken een maaltijd. Hij gebruikt geen maaltijd. Hij eet een snack.
03
Anneke zet de afwas in de gootsteen. Anneke doet de afwas met een spons. Anneke spoelt de afwas af. Anneke droogt af.
04
Ze schenkt de melk in een maatbeker. Ze schenkt de melk in een glas. Ze warmt de melk op. Ze heeft de melk gemorst.
03
De man wordt door de vrouw gekust. De vrouw wordt door de man gekust. Het paard wordt door de vrouw gekust. De man en de vrouw kussen elkaar.
04
De man zal door de jongen getrokken worden. De man wordt door de jongen getrokken. De man trekt de jongen. De man zal de jongen trekken.
05
De man wordt gekust. Hier wordt geen man gekust. Hier wordt een paard gekust. De man is gekust. De man is niet gekust.
Het water staat te koken. De aardappels liggen te poffen. De uien staan te bakken. De tomaten worden niet gekookt.
06
De aardappels staan te koken. De aardappels staan te bakken. De aardappels liggen te poffen. De aardappels worden niet gekookt.
Het bord is gebroken. Het bord is niet gebroken. De vrouw is gekust. De vrouw is niet gekust.
07
De jongen zal gegooid worden. De jongen wordt gegooid. De jongen is gegooid. De jongen zal iets gooien.
Ze zet de melk in de koelkast. Ze zet de aardappels in de oven. Hij schenkt de melk in de pan. Hij zet aardappels in de magnetron.
08
Het bord zal niet op de grond worden gegooid. Het bord zal op de grond worden gegooid. Het bord wordt op de grond gegooid. Het bord is op de grond gegooid.
Zij zet eten in de kast. Zij zet de pan op het fornuis. Zij zet de cakepan in de oven. Zij zet eten in de koelkast.
09
Iemand roert iets. Iemand snijdt iets. Iemand wast iets. Iemand droogt iets af.
10
Sanne gebruikt een lepel. Sanne gebruikt een doekje. Sanne gebruikt een mes. Sanne gebruikt een vork.
05
06
07
08
09
10
Deze lap zal gescheurd worden. Deze lap wordt gescheurd. Deze lap is gescheurd. Deze lappen zullen niet gescheurd worden. Het haar van de man wordt door de vrouw geknipt. Het haar van de vrouw wordt door de man geknipt. De klep van de wasmachine wordt door de man opengedaan. De klep van de wasmachine wordt door de man dichtgedaan. 12
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 13
10-07
Wassen, aankleden en verzorgen
10-08
Maten: lengte, gewicht, volume, temperatuur en afstand
01
Hij scheert zich. Hij neemt een douche. Hij neemt een bad. Hij wast zijn handen.
01
een liniaal een kaart een snelheidsmeter een thermometer
02
Ze droogt haar haar. Ze neemt een bad. Ze neemt een douche. Ze maakt zich op.
02
een weegschaal een klok een kilometerteller een maatbeker
03
De jongen maakt de wastafel schoon. De jongen maakt het bad schoon. De jongen maakt de vloer schoon. De jongen maakt de tafel schoon.
03
04
Iemand strijkt een broek. Zij naait een knoop aan. Hij repareert een overhemd. Iemand strijkt een overhemd.
Een liniaal wordt gebruikt om lengte te meten. Een kaart wordt gebruikt om afstanden tussen steden te meten. Een snelheidsmeter wordt gebruikt om snelheid te meten. Een thermometer wordt gebruikt om temperatuur te meten.
04
Een weegschaal wordt gebruikt om gewicht te meten. Een klok wordt gebruikt om tijd te meten. Een kilometerteller wordt gebruikt om afstand te meten. Een maatbeker wordt gebruikt om volume te meten.
05
Men gebruikt dit om gewicht te meten. Men gebruikt deze beide om tijd te meten. Men gebruikt dit om afstand te meten. Men gebruikt deze beide om volume te meten.
06
Men gebruikt dit om temperatuur te meten. Men gebruikt dit om snelheid te meten. Men gebruikt dit alleen om volume te meten. Men gebruikt dit om volume en prijs te meten.
07
Het linker potlood is korter dan het rechter potlood. Het linker potlood is langer dan het rechter potlood. Het brood bovenop is langer dan het brood onderop. Het brood bovenop is korter dan het brood onderop.
08
Dit potlood is vijftien centimeter lang. Dit potlood is tien centimeter lang. Het brood is zestig centimeter lang. Het brood is dertig centimeter lang.
05
Ze gebruikt een waslapje. Ze is zich aan het wassen. Ze gebruikt een bezem. Ze is aan het vegen. De man gebruikt een scheermesje. Hij is zich aan het scheren. De man gebruikt zeep. Hij wast zijn handen.
06
Zij draagt een badjas. Hij draagt pantoffels. Hij draagt een pyjama. Zij draagt een nachtpon.
07
De jongen gebruikt een waslapje om zijn gezicht te wassen. De jongen gebruikt een tandenborstel om zijn tanden te poetsen. Zij gebruikt een kam om haar haar te kammen. Zij gebruikt een spiegel om zich op te maken.
08
Zij lakt haar nagels. Zij doet tandpasta op de tandenborstel. Zij poetst haar tanden. Zij doet lippenstift op.
09
Hij doet after-shave op. Hij is aan het strijken. Zij doet parfum op. Zij knipt haar nagels.
10
Zij gebruikt een bezem. Hij gebruikt een scheermesje. Hij draagt een pyjama. Zij draagt een badjas.
13
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 14
10-08 09
10
Vervolg
10-09
Maten: temperatuur, snelheid, afstand en tijd
Parijs en Londen liggen dichter bij elkaar dan Parijs en Madrid. Madrid en Londen liggen verder uit elkaar dan Madrid en Parijs. De kleine munten liggen dichter bij elkaar dan de grote munten. De kleine munten liggen verder uit elkaar dan de grote munten.
01
Dit water heeft een hoge temperatuur. Dit water heeft een lage temperatuur. Deze doos weegt veel. Deze doos weegt weinig.
02
Dit water is 100 graden Celsius. Dit water is 0 graden Celsius. Deze doos weegt een halve kilo. Deze doos weegt dertig kilo.
Het is 1030 kilometer van Parijs in Frankrijk naar Barcelona in Spanje. Het is 545 kilometer van Parijs in Frankrijk naar Bern in Zwitserland. Het is 4370 kilometer van Mexico-Stad in Mexico naar Lima in Peru. Het is 2040 kilometer van Tokyo naar Beijing.
03
Deze auto rijdt 80 kilometer per uur. Deze auto rijdt 40 kilometer per uur. Deze auto heeft 145.897 kilometer gereden. Deze auto heeft 75.128 kilometer gereden.
04
Deze auto rijdt meer dan zestig, maar minder dan negentig kilometer per uur. Deze auto rijdt minder dan zestig, maar meer dan dertig kilometer per uur. Deze auto heeft meer dan 100.000 kilometer gereden. Deze auto heeft minder dan 100.000 kilometer gereden.
05
Deze stopwatch geeft vijf seconden aan. Deze stopwatch geeft tien seconden aan. Deze klok geeft twee uur later dan drie uur aan. Deze klok geeft vijftien minuten later dan drie uur aan.
06
twee uur vroeger dan zes uur twee uur later dan zes uur drie uur vroeger dan zes uur drie uur later dan zes uur
07
Het verschil in tijd tussen deze twee klokken is een uur. Het verschil in tijd tussen deze twee klokken is twee uur. Het verschil in tijd tussen deze twee klokken is 50 minuten. Het verschil in tijd tussen deze twee klokken is 35 minuten.
08
Dit is een periode van 10 jaar. Dat is een decennium. Dit is een periode van 20 jaar. Dit is een periode van 40 jaar. Dit is een periode van 100 jaar. Dat is een eeuw.
09
Dit is het aantal dagen in een jaar. Dit is het aantal weken in een jaar. Dit is het aantal maanden in een jaar. Dit is het aantal uren in een jaar.
10
Dit is een eeuw. Dit zijn drie eeuwen. Dit is minder dan een eeuw. Dit zijn tien eeuwen. Dat is een millennium.
14
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 15
10-10
Begroeting en gesprek; Omgangsvormen; Telefoongesprekken
10-11
Hoofdstuk 10 Herhaling
01
Dank je wel. Pardon! Hallo. Tot ziens.
01
Marijke schrijft een brief. Marijke vouwt de brief. Ze doet de brief in de envelop. Ze adresseert de envelop.
02
Hallo Thea! Hallo Rob! Tot ziens, Thea! Tot ziens, Rob!
02
Hallo Rita. Hallo Vincent, hoe gaat het? Goed, Rita, en hoe gaat het met jou? Prima, Vincent, dank je.
03
Dag, hoe gaat het? Gerard, kun je me dat tijdschrift even aangeven? Dank je wel, Gerard. Alsjeblieft, Marjan.
03
Hoe laat komt de trein aan? De trein komt om tien uur aan. Hoe laat vertrekt deze trein? Deze trein vertrekt om kwart over tien.
04
04
Ralf kan niet zien waar hij loopt. Ralf botst tegen de vrouw op. O, pardon! Geeft niets!
Bob doet de klep van de wasmachine open. Bob doet de kleren in de wasmachine. Hij doet het wasmiddel in de wasmachine. Hij doet de klep van de wasmachine dicht.
05
Kunt u me misschien zeggen hoe laat het is? Zeker. Het is drie uur. Dank u wel. Geen dank.
De man wordt door de vrouw gekust. De vrouw wordt door de man gekust. Het paard wordt door de vrouw gekust. De man en de vrouw kussen elkaar.
06
Joop, ken je mijn vriend Rob? Joop en Rob geven elkaar een hand. Hallo Rob, leuk je te ontmoeten. Dank je, hetzelfde. Tot ziens!
Anneke zet de afwas in de gootsteen. Anneke doet de afwas met een spons. Anneke spoelt de afwas af. Anneke droogt af.
07
Tom gaat bellen. Met Tineke. Met Tom. Is Elsbeth er ook? Tineke geeft de telefoon aan Elsbeth.
De jongen gebruikt een waslapje om zijn gezicht te wassen. De jongen gebruikt een tandenborstel om zijn tanden te poetsen. Zij gebruikt een kam om haar haar te kammen. Zij gebruikt een spiegel om zich op te maken.
08
Een liniaal wordt gebruikt om lengte te meten. Een kaart wordt gebruikt om afstanden tussen steden te meten. Een snelheidsmeter wordt gebruikt om snelheid te meten. Een thermometer wordt gebruikt om temperatuur te meten.
09
Het verschil in tijd tussen deze twee klokken is een uur. Het verschil in tijd tussen deze twee klokken is twee uur. Het verschil in tijd tussen deze twee klokken is 50 minuten. Het verschil in tijd tussen deze twee klokken is 35 minuten.
10
Joop, ken je mijn vriend Rob? Joop en Rob geven elkaar een hand. Hallo Rob, leuk je te ontmoeten. Dank je, hetzelfde. Tot ziens!
05
06
07
08
Hallo, met Tineke. Met Tom. Heb jij het telefoonnummer van Daan? Ja, het is 023-6175843. Dank je. Ik schrijf het meteen op.
09
Dat ziet er lekker uit. Wil je een hapje? Een klein hapje. Alsjeblieft!
10
We hebben geen enveloppen meer. Kun je ze nu gaan halen? Ja, maar dan heb ik wel geld nodig. Bedankt. Ik ben zo terug.
15
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 16
11-01
Inlichtingen en verzoeken; Vragen en antwoorden
01
De man struikelt. De man botst tegen de vrouw op. Sorry, juffrouw. Neemt u me niet kwalijk. Geeft niet.
02
Chris is zijn sleutels kwijt. Marjolein, kun jij me helpen mijn sleutels te zoeken? Ik heb ze gevonden! Hier zijn ze. Bedankt voor je hulp.
03
11-02
De klant vraagt: ‘Kunt u me alstublieft een cola brengen?’ De serveerster brengt de cola en zegt: ‘Uw cola, meneer.’ De klant zegt: ‘Dank u wel.’ De klant drinkt van zijn cola.
Passief: tegenwoordige, toekomende en voltooide tijd
01
De kleren worden ingepakt voor een reis. De kleren zijn ingepakt voor een reis. De kleren zullen worden opgehangen om te drogen. De kleren zijn opgehangen om te drogen.
02
Het water zal worden ingeschonken. Het water wordt ingeschonken. Het water is ingeschonken. Het water zal niet worden ingeschonken.
03
Het sinaasappelsap zal gedronken worden. Het sinaasappelsap wordt gedronken. Het sinaasappelsap is gedronken. Het sinaasappelsap is gemorst.
04
De stenen zullen de ladder worden opgedragen. De stenen worden de ladder opgedragen. De stenen zijn de ladder opgedragen. Deze stenen zullen nergens worden heengedragen.
05
Op dit dier zal gereden worden. Op dit dier wordt gereden. Op dit dier werd gereden, maar er wordt nu niet op gereden. Op dit dier wordt nooit gereden.
06
Dit papier zal doorgeknipt worden. Dit papier wordt doorgeknipt. Dit papier is doorgeknipt. Dit papier zal niet doorgeknipt worden.
04
De vrouw is alleen. Ze draagt een paar dozen. Een man vraagt: ‘Kan ik u helpen?’ De man helpt de vrouw. De vrouw zegt: ‘Bedankt voor uw hulp.’
05
Een vrouw laat haar tas vallen. Een andere vrouw raapt de tas op. De tweede vrouw zegt: ‘Hier is uw tas.’ De eerste vrouw zegt: ‘Bedankt.’
06
Een man kijkt op een kaart. Een vrouw vraagt: ‘Kan ik u helpen?’ De man vraagt: ‘Hoe kom ik bij het politiebureau?’ De vrouw zegt: ‘Het politiebureau is die kant op.’
07 07
De vrouw is in de openbare bibliotheek. Ze zoekt een boek. Ze vindt het boek dat ze wil lenen. Ik wil graag dit boek lenen, alstublieft. Alstublieft. Het moet over vier weken terug zijn.
De appel zal gegeten worden. De appel wordt gegeten. De appel is gegeten. Deze appel zal niet gegeten worden.
08
Kunt u de deur alstublieft voor me opendoen? Maar natuurlijk. De man gaat de deur in. Dank u.
De jongen gooit. De jongen wordt gegooid. Het brood is gesneden. Het brood zal gesneden worden.
09
Wil je sinaasappelsap of melk? Ik wil graag sinaasappelsap. Hier is je sinaasappelsap. Dank je wel.
Zij zal hem met het kussen slaan. Zij slaat hem met het kussen. Hij werd met een kussen geslagen. Hij viel. Zij zal met een kussen geslagen worden.
10
Hij slaat haar met het kussen. Hij wordt door haar met het kussen geslagen. Zij helpt hem op te staan. Zij wordt door hem geholpen op te staan.
08
09
10
Ik heb een stuk plakband op mijn rug zitten. Kun je dat eraf halen? Ja hoor! Met plezier. Hij haalt het stuk plakband van haar rug af. Hij gooit het in de afvalbak. 16
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 17
11-03
Kleding voor beroep, vrije tijd en klederdracht
11-04
Gebaren, lichaamshouding en lichamelijke interactie
01
De volwassenen zijn verschillend gekleed. De volwassenen zijn hetzelfde gekleed. De kinderen zijn hetzelfde gekleed. De kinderen zijn verschillend gekleed.
01
De man en de vrouw houden elkaars hand vast. De man en de vrouw omhelzen elkaar. De man en de vrouw geven elkaar een hand. De man en de vrouw lopen gearmd.
02
Hij strikt zijn das. Hij strikt zijn veter. Zij ritst haar jas dicht. Zij knoopt haar jas dicht.
02
Zij leunt tegen de boekenkast. Hij leunt tegen de boekenkast. Zij staat bij de boekenkast. Hij staat bij de boekenkast.
03
De man draagt een pak. Deze mensen dragen zwemkleding. Deze mensen dragen werkkleding. De man draagt een uniform.
03
Hij knipoogt. Hij knippert met zijn ogen. Hij buigt. Hij kruist zijn armen.
04
De vrouwen dragen uniform. De vrouw draagt een uniform. De mannen dragen uniform. De mannen dragen geen uniform.
04
Zij ligt met haar hoofd op zijn schoot. Zij ligt met haar hoofd op zijn schouder. Zijn armen liggen om haar middel. Hij houdt haar hand vast.
05
De vrouw draagt een militair uniform. De vrouw draagt een uniform, maar het is geen militair uniform. De vrouw draagt een bruidsjurk. Haar man draagt een uniform. De vrouw draagt een bruidsjurk. Haar man draagt geen uniform.
05
Hij zwaait. Zij zwaaien. Zij buigen. Hij knikt.
06
Hij heeft zijn armen gekruist. Hij heeft zijn benen gekruist. Zijn armen zijn recht en zijn benen zijn gebogen. Zijn armen zijn gebogen en zijn benen zijn recht.
07
Hij wrijft in zijn handen. Hij wrijft over zijn voorhoofd. Hij wrijft over zijn kin. Hij haalt zijn vingers door zijn haar.
08
Hij wrijft over zijn neus. Hij krabt aan zijn neus. Zij wrijft over haar arm. Zij krabt over haar arm.
09
Zij tikt hem op de schouder. Hij tikt met zijn vingers op het bureau. Zij knijpt in zijn hand. Hij knikt.
10
Zij knijpt zijn arm. Zij drukt op zijn arm. Zij krabt over zijn arm. Zij stompt tegen zijn arm.
06
07
08
Deze mensen zijn gekleed voor een ruimtevlucht. Deze mensen zijn gekleed voor een optocht. Deze mensen zijn gekleed voor sport. Deze mensen zijn gekleed voor een bruiloft. Deze mensen dragen traditionele Japanse kleding. Deze mensen dragen traditionele Griekse kleding. Deze man draagt traditionele Arabische kleding. Deze man draagt moderne westerse kleding. Deze mensen dragen traditionele Indiaanse kleding. Deze mensen dragen speciale kleding voor een muzikaal optreden. Deze mensen dragen speciale kleding voor een theateruitvoering. Deze mensen dragen speciale kleding voor een operatie.
09
Deze mensen zijn formeel gekleed. Deze mensen zijn informeel gekleed. Deze man is formeel gekleed. Deze man is informeel gekleed.
10
Zij strikt iets. Zij ritst iets dicht. Zij knoopt iets dicht. Zij is formeel gekleed.
17
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 18
11-05
Ingaan en uitgaan; Opendoen en dichtdoen; Weggaan en teruggaan
11-06
Eenvoudige lichamelijke activiteiten
01
Ze gaat het gebouw uit. Ze gaat het gebouw in. Hij gaat het gebouw uit. Hij gaat het gebouw in.
01
Iemand loopt. Iedereen staat. Iemand zit en niemand staat. Iemand zit en anderen staan.
02
Hij is in het huis. Hij gaat het huis uit. Het is te koud buiten. Hij gaat terug naar het huis.
02
03
Zij gaat het huis uit. Zij gaat terug naar het huis om haar aktentas te halen. Hij gaat het huis uit. Hij gaat terug naar het huis om zijn aktentas te halen.
De jongen is alleen en hij buigt voorover. De jongen is niet alleen. Hij is met een volwassene. De jongen is alleen en hij ligt op de grond. De jongen is niet alleen, maar hij is niet met een volwassene.
03
De jongen zit en de hond ligt. De jongen en de hond staan allebei. De jongen buigt voorover. De jongen en de hond staan allebei. De jongen buigt niet voorover. De jongen en de hond liggen allebei op de grond.
04
Hij strikt zijn veters. Hij maakt zijn veters los. Hij ritst zijn jas dicht. Hij ritst zijn jas open.
Het kind is ondersteboven. Het kind is niet ondersteboven. De foto is ondersteboven. De foto is niet ondersteboven.
05
De mensen komen bij het huis aan. De mensen gaan van het huis weg. De bus komt bij de bushalte aan. De bus gaat van de bushalte weg.
De ezel staat. De clown zit op de ezel. De ezel en de clown staan allebei. De ezel ligt op zijn rug. De clown zit op de ezel. De clown is niet bij de ezel.
06
Geert doet de kofferbak open. Geert doet de kofferbak dicht. Geert doet de deur van de auto dicht en op slot. Geert doet de deur van de auto dicht maar niet op slot.
De jongen ligt op zijn buik. De jongen ligt op zijn rug. De man ligt op zijn buik. De man ligt op zijn rug.
07
Het dier staat in een hol in de grond. Het dier staat aan het water. Het dier staat voor een muur. Het dier zit en geeft een pootje.
08
De man heeft zijn armen gekruist. De man heeft zijn armen uitgestrekt. De man heeft zijn handen in de zij. De man heeft zijn handen om zijn knieën.
04
05
06
07
Een boemerang komt terug als hij wordt gegooid. Een honkbal komt niet terug als hij wordt gegooid. Een jojo komt terug als je hem laat vallen. Een ei komt niet terug als je het laat vallen.
08
De bruine deur is op slot. De bruine deur is niet op slot. Hij doet de voordeur dicht en op slot. Hij doet de voordeur van het slot en doet hem open.
09
Hij gaat het huis uit. Zij strikt iets. Zij ritst iets dicht. Hij gaat het huis in.
09
Hij knielt. Hij hurkt. Zij knielen. Zij hurken.
10
Noortje gaat het huis uit. Noortje doet de voordeur dicht en op slot. Noortje gaat terug naar het huis, omdat ze iets vergeten is. Noortje doet de deur van het slot en doet hem open.
10
Hij hurkt. Hij buigt voorover. Zij knielt. Zij strekt zich uit.
18
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 19
11-07
Voertuigen en verkeerstekens; Naar boven en naar beneden
01
De karretjes gaan naar boven en zijn bijna bovenaan. Sommige karretjes gaan naar boven en sommige karretjes gaan naar beneden. Ze hangen niet ondersteboven. Alle karretjes gaan naar beneden. De karretjes hangen ondersteboven.
02
De karretjes zijn bijna bovenaan. De karretjes zijn bovenaan en beginnen naar beneden te gaan. De karretjes gaan snel naar beneden. De karretjes gaan door een bocht.
03
04
05
11-08
Op het bord staat ‘stop’. Er staat niets op het bord. Op het bord staat iemand in een rolstoel. Op het bord staat ‘wandelen naar links, klimmen naar rechts’. Voor auto’s betekent dit verkeerslicht ‘stoppen’. Voor auto’s betekent dit verkeerslicht ‘rijden’. Voor voetgangers betekent dit verkeerslicht ‘niet oversteken’. Voor voetgangers betekent dit verkeerslicht ‘oversteken’. Het bord betekent ‘stoppen’. Het verkeerslicht betekent ‘stoppen’. Het verkeerslicht betekent ‘langzaam rijden, voorzichtig zijn’. Het bord betekent ‘voor gehandicapten’.
Vragen en antwoorden in de tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
01
Is dat vliegtuig een straalvliegtuig? Ja, het is een straalvliegtuig. Is dat vliegtuig een straalvliegtuig? Nee, het is geen straalvliegtuig. Is dit gebouw een wolkenkrabber? Ja, het is een wolkenkrabber. Is dit gebouw een wolkenkrabber? Nee, het is geen wolkenkrabber.
02
Is dit een modern gebouw? Ja, het is een modern gebouw. Is dit een modern gebouw? Nee, het is geen modern gebouw. Is dat een raket? Ja, het is een raket. Is dat een raket? Nee, het is geen raket. Het is een ruimtestation.
03
Ze kijkt verrast, vind je niet? Ja. Hij kijkt blij, nietwaar? Nee, hij kijkt boos. Hij kijkt verrast, vind je niet? Ja. Ze kijkt blij, nietwaar? Ja, ze kijkt blij.
04
Dat is toch een horloge? Ja. Dat is toch een horloge? Nee, dat is het niet. Dat is een klok. Dat is toch een zwembad? Ja. Dat is toch een zwembad? Nee, dat is het niet. Dat is het strand.
05
Is de zon al ondergegaan? Ja, hij is ondergegaan. Is de zon al ondergegaan? Nee, hij is nog niet ondergegaan. Hij heeft de deur van de koelkast opengelaten, nietwaar? Nee. Heeft hij de deur van de koelkast opengelaten? Ja.
06
Zijn deze mensen getrouwd? Ja, ze zijn net getrouwd. Zijn deze mensen getrouwd? Waarschijnlijk wel. Ze hebben een kind. Zijn deze mensen getrouwd? Nee, ze zijn niet getrouwd. Is deze persoon getrouwd? Nee, hij is niet getrouwd.
06
Dit is een politieauto. Dit is een politieagent. Dit is een snelheidsbeperkingsbord. Dit is een verkeerslicht.
07
De toegestane snelheid is 35 kilometer per uur. De auto rijdt 35 kilometer per uur. De toegestane snelheid is 55 kilometer per uur. De auto rijdt 55 kilometer per uur.
08
Dit is een benzinestation. Hij tankt benzine. Dit is een jerrycan met benzine. Dit is een benzinepomp.
07
09
De tank is bijna leeg. De tank zit vol. Pardon, kunt u me zeggen waar er een benzinestation is? Jazeker, er is daar een benzinestation.
Hij gaat de kaart omdraaien, hè? Ja. Hij gaat de kaart omdraaien, hè? Nee. Gaat hij het brood snijden? Ja. Gaat hij het brood snijden? Nee.
08
Heeft ze de gloeilamp laten vallen? Ja. Ze heeft de gloeilamp laten vallen, hè? Nee. Is de zomer voorbij? Ja, hij is voorbij. Is de zomer voorbij? Nee, hij is niet voorbij.
10
De man rijdt op een motor. De man rijdt in een bus. De man rijdt in een vrachtauto. De man staat te liften.
19
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 20
11-08
Vervolg
11-09
Bijvoeglijke naamw. en werkw. voor schade en verval; Actief en passief
09
Hij gaat het brood toch snijden? Ja. Hij is het brood aan het snijden, hè? Ja. Hij heeft het brood gesneden, hè? Ja. Hij gaat het brood toch snijden? Nee.
01
Dit papier is gescheurd. Zij scheurt het papier. Deze lap is gescheurd. Zij scheurt de lap.
10
Gaat hij de deur opendoen? Ja. Doet hij de deur open? Ja. Heeft hij de deur opengedaan? Ja, hij heeft hem open laten staan. Kan hij de deur opendoen? Nee, dat kan hij niet.
02
Het stuk draad is recht. Het stuk draad is krom maar niet verbogen. Het stuk draad is krom en verbogen. De stukken draad zijn verbogen.
03
Het metaal is verroest. Het metaal is verkleurd. Het overhemd is gescheurd. De mok is gebroken.
04
De toast is verbrand. Deze bladzijde is bevlekt. Het sap is gemorst. De bladzijde is gescheurd.
05
Het spijt me, ik heb hem verbrand. Het spijt me, ik heb er vlekken op gemaakt. Het spijt me, ik heb het gemorst. Het spijt me, ik heb hem gescheurd.
06
De vork is verbogen. De vork is niet verbogen. De lijn is recht. De lijn is niet recht.
07
Het mes is roestig. Het mes glimt. De stukken hout zijn vlak en ongeverfd. Het stuk hout is geverfd.
08
Het bureau is rommelig. Het bureau is netjes. Dit handschrift is slordig. Dit handschrift is netjes.
09
De gloeilamp is niet kapot. De gloeilamp is kapot. Het ijs is niet gesmolten. Het ijs is gesmolten.
10
De banaan is rot. De banaan is vers. De appel is rot. De appel is vers.
20
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 21
11-10
Infinitieven; Tegenstellingen: goed – slecht, begin – eind, goed – fout
11-11
Hoofdstuk 11 Herhaling
01
Dit is goede koffie. Dit is slechte koffie. Dit is goede muziek. Dit is slechte muziek.
01
De vrouw is alleen. Ze draagt een paar dozen. Een man vraagt: ‘Kan ik u helpen?’ De man helpt de vrouw. De vrouw zegt: ‘Bedankt voor uw hulp.’
02
Dit is een makkelijke som. Dit is een moeilijke som. Het is mogelijk om dit vliegtuig op te tillen. Het is onmogelijk om dit vliegtuig op te tillen.
02
Op dit dier zal gereden worden. Op dit dier wordt gereden. Op dit dier werd gereden, maar er wordt nu niet op gereden. Op dit dier wordt nooit gereden.
03
Deze pot gaat makkelijk open. Deze pot gaat moeilijk open. Deze koffer gaat makkelijk dicht. Deze koffer gaat moeilijk dicht.
03
04
Dit is het goede antwoord. Dit is het verkeerde antwoord. Dit overhemd is de goede maat. Dit overhemd is de verkeerde maat.
Deze mensen dragen traditionele Japanse kleding. Deze mensen dragen traditionele Griekse kleding. Deze man draagt traditionele Arabische kleding. Deze man draagt moderne westerse kleding.
04
De man en de vrouw houden elkaars hand vast. De man en de vrouw omhelzen elkaar. De man en de vrouw geven elkaar een hand. De man en de vrouw lopen gearmd.
05
het begin van een schaakspel het eind van een schaakspel het begin van een boek het eind van een boek
De bruine deur is op slot. De bruine deur is niet op slot. Hij doet de voordeur dicht en op slot. Hij doet de voordeur van het slot en doet hem open.
06
Ze is de eerste die de deur uitgaat. Ze is de laatste die de deur uitgaat. Er staan veel mensen in de rij. De man is de laatste in de rij.
De ezel staat. De clown zit op de ezel. De ezel en de clown staan allebei. De ezel ligt op zijn rug. De clown zit op de ezel. De clown is niet bij de ezel.
07
Voor auto’s betekent dit verkeerslicht ‘stoppen’. Voor auto’s betekent dit verkeerslicht ‘rijden’. Voor voetgangers betekent dit verkeerslicht ‘niet oversteken’. Voor voetgangers betekent dit verkeerslicht ‘oversteken’.
08
Hij gaat het brood toch snijden? Ja. Hij is het brood aan het snijden, hè? Ja. Hij heeft het brood gesneden, hè? Ja. Hij gaat het brood toch snijden? Nee.
09
Het spijt me, ik heb hem verbrand. Het spijt me, ik heb er vlekken op gemaakt. Het spijt me, ik heb het gemorst. Het spijt me, ik heb hem gescheurd.
10
Dit is de goede manier om de vloer te vegen. Dit is de verkeerde manier om de vloer te vegen. Dit is de goede manier om een hamer te gebruiken. Dit is de verkeerde manier om een hamer te gebruiken.
05
06
07
De wedstrijd begint. De wedstrijd eindigt. De dag begint. De dag eindigt.
08
Dit smaakt lekker. Dit smaakt vies. Dit ruikt lekker. Dit ruikt vies.
09
Dit is de goede manier om de vloer te vegen. Dit is de verkeerde manier om de vloer te vegen. Dit is de goede manier om een hamer te gebruiken. Dit is de verkeerde manier om een hamer te gebruiken.
10
Hij begint te drinken. Hij heeft gedronken. Hij begint de trap op te lopen. Hij is de trap opgelopen.
21
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 22
12-01
Frequentie: altijd, soms, nooit, sommige, meestal, vaak, zelden
01
Dit dier is altijd in het water. Dit dier is soms in het water en soms aan land. Dit dier gaat nooit het water in. Dit voertuig hoort niet in het water thuis.
02
03
04
05
06
07
12-02
Begrip, interesse en betekenis; Kunnen
01
De man vindt het boek interessant. De man vindt het boek vervelend. De man vindt het televisieprogramma interessant. De man vindt het televisieprogramma vervelend.
De zon is altijd heet. Vuur is nooit koud. Water is soms heet en soms koud. Dit is nooit heet.
02
Dit boek is interessant. Dit boek is vervelend. Dit programma is interessant. Dit programma is vervelend.
Dit is nooit koud. Mensen kunnen het te koud krijgen. Deze zijn soms koud en soms heet. Deze zijn altijd koud.
03
De man is geïnteresseerd. De man is verveeld. De vrouw is geïnteresseerd. De vrouw is verveeld.
04
De man kan niet pakken wat hij wil. De man heeft een idee. De man gaat een stoel halen. Nu kan de man wel pakken wat hij wil.
05
Sommige mensen hebben deze kleur haar. De meeste paarden zijn zó groot. Sommige paarden zijn zó groot. Niemand heeft deze kleur haar.
De vrouw kan de doos niet optillen. De vrouw heeft een idee. De vrouw haalt een paar dingen uit de doos. Nu kan de vrouw de doos wel optillen.
06
Deze persoon draagt vaak een vuurwapen. Deze persoon draagt zelden een vuurwapen. Deze persoon draagt nooit een vuurwapen. Honden dragen zelden kleren, maar deze draagt wel kleren.
De jongen begrijpt het huiswerk niet. De jongen vraagt zijn oudere broer om hulp. De oudere broer legt het huiswerk uit. Nu begrijpt de jongen het huiswerk wel.
07
Deze zoogdieren klimmen vaak in bomen. Deze zoogdieren klimmen soms in bomen. Deze zoogdieren klimmen nooit in bomen. Deze reptielen klimmen nooit in bomen.
De leerling begrijpt de rekensom niet. De leerling vraagt de lerares: ‘Kunt u me helpen?’ De lerares legt de rekensom uit. Nu begrijpt de leerling de rekensom wel.
08
Wat betekent dit verkeersbord? Het betekent ‘wegversmalling’. Wat betekent dit verkeersbord? Het betekent ‘verboden linksaf te slaan’. Wat betekent dit verkeersbord? Het betekent ‘verboden rechtsaf te slaan’. Wat betekent dit verkeersbord? Het betekent ‘slipgevaar’.
Welk dier zwemt altijd, loopt nooit en vliegt nooit? Welk dier zwemt nooit, loopt zelden en vliegt veel? Welk dier zwemt soms en loopt soms, maar vliegt nooit? Welk dier zwemt soms, loopt soms en vliegt soms?
08
Welke dieren vliegen vaak? Welke dieren vliegen zelden? Welke dieren vliegen nooit? Dit zijn geen dieren.
09
Mensen eten vaak appels. Mensen eten soms taart. Paarden eten soms wortels. Mensen eten nooit schoenen.
09
Dit bord betekent ‘slipgevaar’. Dit bord betekent niet ‘slipgevaar’. Dit symbool betekent ‘vrede’. Dit symbool betekent niet ‘vrede’.
Mensen zitten hier vaak op. Mensen zitten hier zelden op. Mensen zitten hier nooit op. Iemand zit op de schoot van iemand anders.
10
Dit verkeersbord betekent ‘stop’. Dit verkeersbord betekent niet ‘stop’. Dit symbool betekent ‘liefde’. Dit symbool betekent niet ‘liefde’.
10
22
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 23
12-03
Reizen en bankhandelingen; Kunnen, moeten
01
Kunt u me misschien zeggen waar er een bank is? Jazeker, daar is de bank. Dank u wel. Geen dank. Carla wil geld wisselen.
02
Carla gaat de bank binnen. Dit is de kassier. Dit is een cheque. Dit zijn biljetten en munten. Het is allebei geld.
03
Ik wil graag geld storten. Ik wil graag geld opnemen. Ik wil graag een biljet van twintig dollar wisselen in twee biljetten van tien. Ik wil graag een biljet van twintig dollar wisselen voor Japanse yen.
04
Ik wil graag een cheque verzilveren. Ik wil graag twintig dollar opnemen. Ik wil graag twintig dollar wisselen in vier biljetten van vijf. Ik wil graag twintig dollar wisselen voor Duitse marken.
05
munten een credit card bankbiljetten een cheque
06
Iemand betaalt met een credit card. Iemand betaalt met een cheque. Iemand betaalt contant. Iemand haalt geld van de bank.
07
Waar is het herentoilet? Daar is het herentoilet. Waar is mijn paspoort? Hier is je paspoort. Hoeveel kost een krant? Een krant kost één gulden vijftig. Mag ik uw kaartje, alstublieft? Alstublieft.
08
Hoe ver is het van Parijs naar Madrid? Het is 1270 kilometer. Hoe ver is het van Brussel naar Londen? Het is 310 kilometer. Met een enkele reis kun je van Parijs naar Venetië. Met een retour kun je van Parijs naar Venetië en weer terug naar Parijs. 23
09
Pardon, kunt u ons zeggen waar we zijn? Natuurlijk. U bent hier. Ik denk dat we deze weg moeten nemen. Ik denk het niet. Ik denk dat we deze weg moeten nemen. Ik denk dat we deze weg moeten nemen. Ik denk het ook.
10
Pardon, kunt u me zeggen waar het museum is? Jazeker, daar is het museum. Betaalt u met een cheque, met een credit card of contant? Ik betaal contant.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 24
12-04
Wederkerende en verwante werkwoorden
12-05
Geluiden
01
De vrouw kijkt naar het paard. De vrouw kijkt naar de bloemen. De vrouw kijkt nergens naar. De vrouw kijkt naar zichzelf.
01
Dit dier miauwt. Dit dier blaft. Dit dier loeit. Dit dier blaat.
02
De vrouw wast het gezicht van iemand anders. De vrouw wast haar eigen gezicht. De vrouw kamt haar eigen haar. De vrouw kamt het haar van iemand anders.
02
belletjes een fluitje gitaren een trommel
03
Het meisje wijst naar zichzelf. Het meisje wijst naar haar moeder. Het meisje kijkt naar zichzelf in de spiegel. Het meisje kijkt naar haar moeder, maar ze wijst niet naar haar.
03
De raket maakt geluid. De raket maakt nog geen geluid. De gitaar maakt geen geluid. De gitaar maakt geluid.
04 04
Het meisje smeert zich in. Het meisje smeert iemand anders in. Het meisje giet water over zichzelf heen. Het meisje giet water over iemand anders heen.
De man schreeuwt. De vrouw schreeuwt. De man fluistert. De vrouw fluistert.
05 05
Het meisje smeert haar eigen gezicht in. Het meisje smeert de rug van haar moeder in. Het meisje giet water over haar eigen haar. Het meisje giet water over haar moeders haar.
Het geluid van fluisteren is zacht. Het geluid van schreeuwen is hard. De jongen maakt een hard geluid. De jongen maakt geen hard geluid.
06 06
Hij leest alleen. Hij leest anderen voor. Hij omhelst de vrouw. Hij omhelst het meisje.
Hij rinkelt met het belletje. Zij blaast op het fluitje. Zij speelt op de gitaar. Hij speelt op de trommel.
07 07
De kinderen zijn alleen. De kinderen zijn samen met hun ouders. De vrouw in het midden zingt alleen. De vrouwen zingen samen met drie mannen.
Als je fluistert, spreek je zachtjes. Als je schreeuwt, spreek je hard. Het jongetje maakt geen lawaai bij het werken. Het jongetje maakt lawaai bij het spelen.
08 08
De vrouw ligt te zonnen. De vrouw kookt. De vrouw kijkt naar zichzelf. De vrouw weegt zichzelf.
Dit dier maakt soms lawaai. Het maakt harde geluiden. Dit dier maakt geen lawaai. Het maakt zachte geluiden. Dit water maakt lawaai. Dit water maakt geen lawaai.
09
De man wijst naar zichzelf. De man wijst naar hem. De vrouw omarmt zichzelf. De vrouw omarmt haar.
09
Dit voertuig maakt lawaai. Dit voertuig maakt geen lawaai. Dit instrument maakt een hoog geluid. Dit instrument maakt een laag geluid.
Zij kijken naar zichzelf. Wij kijken naar onszelf. Zij kijken naar ons. Wij kijken naar hen.
10
Deze persoon heeft een hoge stem. Deze persoon heeft een lage stem. Sommige dieren maken een hoog geluid. Sommigen dieren maken een laag geluid.
10
24
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 25
12-06 01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
Imperatief, uitroepen; Gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid
Dirk is op het bed aan het springen. Dirk’s moeder is net de kamer binnengekomen. Dirk’s moeder zegt: ‘Hou op met op het bed springen!’ Dirk houdt op met springen en komt van het bed af.
12-07
Eten, drinken en verwante werkwoorden
01
Hij kauwt. Hij slikt. Zij kauwt. Zij slikt.
02
Dirk gooit met papier. Dirk’s moeder zegt: ‘Raap het papier op!’ Dirk raapt het papier op. Dirk gooit het papier in de prullenmand.
Zij zuigt aan een rietje. Zij zuigt niet aan haar rietje. Zij zuigt aan een fles. Zij zuigt niet aan een fles. Zij heeft een speen.
03
Geef me die jas even aan, alsjeblieft. Help me even dit op te tillen, alsjeblieft. Geef me even een handdoek aan, alsjeblieft. Geef me even de boter aan, alsjeblieft.
Hij neemt een hap van de banaan. Hij neemt een hap van de appel. Hij kauwt. Hij slikt.
04
Geef me dat boek even aan, alsjeblieft. Pak dit boek even aan, alsjeblieft. Geef me dat glas even aan, alsjeblieft. Pak dit glas even aan, alsjeblieft.
Iemand schilt een aardappel. Iemand snijdt een banaan. Iemand snijdt een aardappel. Iemand pelt een banaan.
05
Ga maar in bed liggen. Ga maar slapen. Welterusten. Komen jullie eens hier. Gaan jullie eens buiten spelen.
Zij zuigt aan een rietje. Zij blaast door een rietje. Hij zuigt aan een rietje. Hij blaast op een trompet.
06
Zijn jullie eens stil. Komen jullie eens aan tafel. Ga je handen eens wassen. Ga weg!
Zij pelt een banaan. Zij snijdt een banaan. Zij neemt een hap van de banaan. Zij kauwt.
07
Pas op! Glasscherven! Pas op! Het is heet! Voorzichtig! Laat het niet vallen! Stop! Er komt een auto aan!
Zij likt aan de lollie. Zij bijt op de lollie. Hij likt aan het ijsje. Hij bijt in het ijsje.
08
Wees voorzichtig. Het is scherp. Hou op, mam. Het doet pijn. Pas op! Hij bijt! Voorzichtig, het is vol.
De hond drinkt. Hij neemt een hap. Hij slikt. Hij likt.
09
De vader zegt: ‘Gooi dat papier weg, alsjeblieft.’ De jongen gehoorzaamt zijn vader. De jongen gehoorzaamt zijn vader niet. Het meisje gooit het papier weg.
Zij neemt een klein slokje. Zij drinkt met grote slokken. Zij nemen een klein slokje. Zij drinken met grote slokken.
10
Zij neemt een klein slokje. Zij drinkt met grote slokken. Zij zuigt. Zij blaast.
De lerares zegt: ‘Draaien jullie je eens om en kijken jullie naar het bord.’ Beide leerlingen gehoorzamen. Geen van beide leerlingen gehoorzaamt. De ene leerling gehoorzaamt, de andere gehoorzaamt niet.
25
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 26
12-08
Vragen; Classificatie van dieren en gebouwen; Tien dingen om te lezen
01
Hoe oud is ze? Ze is tien. Hoe oud is ze? Ze is zeventig. Hoe warm is het water? Het is ongeveer 25 graden Celsius. Hoe koud is het water? Het is ongeveer 0 graden Celsius.
09
Welk ei wil je? Ik wil het gele. Welke handschoenen wil je? Ik wil het gele paar. Op welke stoel wil je zitten? Op geen van de twee. Er zitten al mensen op. Op welke stoel wil je zitten? Dat maakt me niet uit. Ze zijn allemaal hetzelfde.
02
Wat voor soort dier is dit? Het is een reptiel. Wat voor soort dier is dit? Het is een zoogdier. Wat voor soort dier is dit? Het is een insect. Wat voor soort dier is dit? Het is een vogel.
10
03
Wat voor soort gebouw is dit? Het is een kathedraal. Wat voor soort gebouw is dit? Het is een wolkenkrabber. Wat voor soort gebouw is dit? Het is de ruïne van een fort. Wat voor soort gebouw is dit? Dat weten we niet.
Waarom heeft de man zijn mond open? Omdat hij lacht. Waarom heeft de man zijn mond open? Omdat hij eet. Waarom heeft de hond zijn bek open? Omdat hij blaft. Waarom heeft de hond zijn bek open? Omdat hij het warm heeft.
04
Wat leest hij? Hij leest een boek. Wat leest hij? Hij leest een tijdschrift. Wat leest hij? Hij leest de krant. Wat leest hij? Hij leest de spelregels.
05
Wat leest hij? Hij leest een kaart. Wat leest hij? Hij leest de menukaart. Wat leest hij? Hij leest een briefje. Wat leest hij? Hij leest de aanwijzingen op zijn medicijnflesje.
06
Wat leest hij? Hij leest een bord. Wat leest hij? Hij leest een gedichtenbundel. Wat voor soort meubels zijn dit? Dit zijn huismeubels. Wat voor soort meubels zijn dit? Dit zijn kantoormeubels.
07
Waar komt die vrouw vandaan? Zij komt uit Hawaï. Waar komt die vrouw vandaan? Zij komt uit China. Waar ligt de stad Parijs? Parijs ligt in Frankrijk. Waar ligt de stad Rome? Rome ligt in Italië.
08
Van wie is dat paard? Het is het paard van de man. Van wie is dat paard? Het is het paard van de vrouw. Van wie is die fiets? Het is de fiets van de man. Van wie is die fiets? Ik weet niet van wie die is.
26
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 27
12-09 01
Aanvoegende wijs en bijzinnen
De man kan bij het schilderij, omdat hij op de stoel staat. De man zou bij het schilderij kunnen als hij op de stoel stond. De vrouw kan snel zijn, omdat ze in een auto rijdt. De vrouw zou sneller kunnen zijn als ze in een auto reed.
02
De vrouw eet, omdat ze iets te eten heeft. De vrouw zou kunnen eten als ze iets te eten had. De vrouw drinkt, omdat ze melk heeft. De vrouw zou kunnen drinken als ze melk had.
03
De man kan zien, omdat hij zijn ogen open heeft. De man zou kunnen zien als hij zijn ogen open had. De man kan bovenop het gebouw klimmen, omdat hij een ladder heeft. De man zou bovenop het gebouw kunnen klimmen als hij een ladder had.
04
De man kan praten. De man zou kunnen praten als de vrouw haar hand niet voor zijn mond hield. Zij kan schrijven. Zij zou kunnen schrijven als ze een pen had.
05
De vrouw heeft het warm, omdat ze een jas aan heeft. De vrouw zou het warm hebben als ze een jas aan had. De vrouw droogt haar gezicht af met een handdoek. De vrouw zou haar gezicht afdrogen als ze een handdoek had.
06
Zij mag de auto besturen, omdat ze volwassen is. Zij zou de auto mogen besturen als ze volwassen was. Zij zit aan tafel. Zij zou aan tafel zitten als er een stoel was.
07
Hij kan de krant lezen. Hij zou de krant kunnen lezen als hij hem niet ondersteboven hield. Zij zou de paraplu gebruiken als het regende. Zij gebruikt een paraplu, omdat het regent.
08
Zij gaat melk drinken. Zij zou melk drinken als ze melk had. Hij gaat iets eten. Hij zou iets eten als hij iets te eten had.
27
09
Zij gaat autorijden. Zij zou autorijden als ze een auto had. Zij gaat de bal vangen. Zij zou de bal hebben gevangen als ze niet gevallen was.
10
Zijn voeten zijn droog, omdat hij laarzen draagt. Zijn voeten zouden droog zijn geweest als hij laarzen had gedragen. Haar haar is droog, omdat ze een paraplu gebruikt. Haar haar zou droog zijn geweest als ze een paraplu had gebruikt.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 28
12-10
Dierklassen, hun geslacht en wat ze doen
01
Slangen zijn reptielen. Schildpadden zijn reptielen. Vlinders zijn insecten. Kikkers zijn amfibieën.
02
Dit dier is een vogel. Dit dier is een vis. Dit dier is een reptiel. Dit dier is een zoogdier.
03
Dit dier is een amfibie. Dit dier is een insect. Dit dier is een reptiel. Dit dier is een zoogdier.
04
Dit is een vogel die niet kan vliegen. Dit is een zoogdier dat kan vliegen. Dit is een zoogdier dat in het water leeft. Dit is een vogel die kan praten.
05
Dit reptiel eet vlees. Het is een vleeseter. Dit zoogdier eet vlees en planten. Het is een alleseter. Dit zoogdier eet planten. Het is een planteneter. Deze vogel eet dode dieren. Het is een aaseter.
06
Dit insect kan vliegen. Dit reptiel kon vliegen. Deze amfibie kan niet vliegen. Dit zoogdier kan vliegen.
07
Deze vogel is een mannetje. Deze vogel is een vrouwtje. Dit zoogdier is een mannetje. Dit zoogdier is een vrouwtje.
08
Dit dier is een mannetje. Dit dier is een vrouwtje. Deze persoon is een man. Deze persoon is een vrouw.
09
Deze vogel is een wild dier. Deze vogel is een tam dier. Dit zoogdier is een tam dier. Dit zoogdier is een wild dier.
10
12-11
Dit tamme dier is geen huisdier. Dit wilde dier is gevaarlijk. Dit wilde dier is niet gevaarlijk. Dit tamme dier is een huisdier.
28
Hoofdstuk 12 Herhaling
01
Welk dier zwemt altijd, loopt nooit en vliegt nooit? Welk dier zwemt nooit, loopt zelden en vliegt veel? Welk dier zwemt soms en loopt soms, maar vliegt nooit? Welk dier zwemt soms, loopt soms en vliegt soms?
02
De leerling begrijpt de rekensom niet. De leerling vraagt de lerares: ‘Kunt u me helpen?’ De lerares legt de rekensom uit. Nu begrijpt de leerling de rekensom wel.
03
Ik wil graag een cheque verzilveren. Ik wil graag twintig dollar opnemen. Ik wil graag twintig dollar wisselen in vier biljetten van vijf. Ik wil graag twintig dollar wisselen voor Duitse marken.
04
Zij kijken naar zichzelf. Wij kijken naar onszelf. Zij kijken naar ons. Wij kijken naar hen.
05
Als je fluistert, spreek je zachtjes. Als je schreeuwt, spreek je hard. Het jongetje maakt geen lawaai bij het werken. Het jongetje maakt lawaai bij het spelen.
06
Pas op! Glasscherven! Pas op! Het is heet! Voorzichtig! Laat het niet vallen! Stop! Er komt een auto aan!
07
Zij neemt een klein slokje. Zij drinkt met grote slokken. Zij zuigt. Zij blaast.
08
Hoe oud is ze? Ze is tien. Hoe oud is ze? Ze is zeventig. Hoe warm is het water? Het is ongeveer 25 graden Celsius. Hoe koud is het water? Het is ongeveer 0 graden Celsius.
09
Hij kan de krant lezen. Hij zou de krant kunnen lezen als hij hem niet ondersteboven hield. Zij zou de paraplu gebruiken als het regende. Zij gebruikt een paraplu, omdat het regent.
10
Dit reptiel eet vlees. Het is een vleeseter. Dit zoogdier eet vlees en planten. Het is een alleseter. Dit zoogdier eet planten. Het is een planteneter. Deze vogel eet dode dieren. Het is een aaseter.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 29
13-01
Kunnen en niet kunnen; Hoe weten we dat?; Bijzinnen
01
We kunnen de auto helemaal zien. We kunnen de auto niet helemaal zien, omdat hij afgedekt is. We kunnen de jongen helemaal zien. We kunnen de jongen niet helemaal zien, omdat hij zich achter een boom verstopt.
02
We kunnen de jongen helemaal zien. We kunnen alleen de bovenste helft van de jongen zien. We kunnen alleen de onderste helft van de jongen zien. We kunnen de jongen niet zien, omdat hij zich onder een jas verstopt.
03
We kunnen de jongen helemaal zien. We kunnen de onderste helft van de jongen niet zien. We kunnen de bovenste helft van de jongen niet zien. We kunnen de jongen niet zien.
04
We kunnen het gezicht van de man niet zien. We kunnen de neus van de man niet zien, omdat er rook voor hangt. We kunnen het hoofd van de vrouw niet zien. We kunnen het gezicht van de vrouw niet zien, omdat ze met haar rug naar ons toe staat.
05
We kunnen het hoofd en de voeten van de man niet zien. We kunnen de voeten van de man niet zien, maar we kunnen wel zijn hoofd zien. We kunnen de voeten van de vrouwen niet zien. We kunnen de hoofden van de vrouwen niet zien.
06
Het haar van deze vrouw is blond. We weten niet wat voor kleur haar deze vrouw heeft, omdat we haar haar niet kunnen zien. Deze man is Mikhail Gorbatchev. We weten niet wie deze man is, omdat we zijn gezicht niet kunnen zien.
07
Er zitten drie mensen in deze zeilboot. We weten niet hoeveel mensen er in deze zeilboten zitten. We weten hoeveel knikkers dit zijn. We weten niet hoeveel knikkers dit zijn.
08
We weten niet wat de vrouw drinkt. We weten wat de vrouw drinkt. We weten wat het meisje in haar hand heeft. We weten niet wat het meisje in haar hand heeft. 29
09
We kunnen zien dat dit kind een meisje is. We kunnen zien dat dit kind geen baby is, maar we weten niet of het een jongen of een meisje is. We kunnen zien dat dit kind een jongen is. We kunnen niet zien of deze baby een jongen of een meisje is.
10
We kunnen zien wie er wint. We kunnen niet zien wie er wint. We kunnen zien hoe laat het is, omdat de klok dichtbij is. We kunnen niet zien hoe laat het is, omdat de klok te ver weg is.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 30
13-02
Nieuwe werkwoorden
13-03
Boodschappen doen; Winkels, prijzen en waarde
01
Hij telt op zijn vingers. Hij telt met potlood en papier. Hij sleept een papieren zak achter zich aan. Hij sleept een stoel achter zich aan.
01
Dit is een markthal. Dit is een supermarkt. Dit is een restaurant. Dit is een warenhuis.
02
Hij trekt zijn riem aan. Hij maakt zijn riem los. Hij loopt voorop. Hij loopt achteraan.
02
Dit is een frisdrankenautomaat. Dit is een snackautomaat. Deze man verkoopt fruit. Deze man verkoopt kleding.
03
Zij lopen achter hem aan. Zij loopt achter hen aan. Hij loopt achter hen aan. Zij lopen achter haar aan.
03
Iemand koopt een blikje frisdrank uit de automaat. Iemand koopt een snack uit de automaat. Iemand koopt een krant uit de automaat. Iemand koopt een krant in een winkel.
04
Hij bouwt iets van blokken. Hij balanceert iets op zijn hoofd. Zij bouwen iets van blokken. Zij balanceren iets op hun hoofd.
04
De man verkoopt planten. De man koopt brood. De vrouw koopt planten. De vrouw verkoopt brood.
05
Zij balanceert een kan op haar hoofd. Zij houdt de kan boven haar hoofd. Zij houdt de kan op haar schouder. Zij houdt de kan in haar armen.
05
06
Het boek is boven de tafel. Het boek is onder de tafel. Het boek is op de tafel. Hij balanceert het boek op zijn hoofd.
Hoeveel kost de krant? Hij kost 1,50 gulden. Hoeveel kost het overhemd? Het kost ongeveer 40 gulden. Hoeveel kost de televisie? Hij kost ongeveer 500 gulden. Hoeveel kost de auto? Hij kost ongeveer 40.000 gulden.
06
Zij rust uit op het gras. Zij neemt hen mee naar buiten. Zij rusten uit op het gras. Zij neemt hen mee naar binnen.
Hoeveel kost dit? Dat is 1,50 gulden. Hoeveel kost dit? Dat is ongeveer 40 gulden. Hoeveel kost dit? Dat is ongeveer 500 gulden. Hoeveel kost dit? Dat is ongeveer 40.000 gulden.
07
Het is makkelijk voor hem om op het hek te balanceren. Het is moeilijk voor hem om op het hek te balanceren. Het is makkelijk om te lopen terwijl je een kan water in je hand houdt. Het is moeilijk om te lopen terwijl je een kan water op je hoofd balanceert.
Wat kost het meest: een auto, een T-shirt of een televisie? Wat kost minder dan een auto, maar meer dan een T-shirt? Wat kost het minst: een T-shirt, een krant of een televisie? Wat kost meer dan een krant, maar minder dan een televisie?
08
Dit is goedkoop eten. Dit is duur eten. Dit is een dure auto. Dit is een goedkope auto.
09
Deze hoed is van de vrouw. Deze supermarkt is niet van de vrouw. Deze auto is van de man. Deze trein is niet van de man.
10
Deze armband is niet veel waard. Deze armband is veel geld waard. Deze auto is niet veel waard. Deze auto is veel geld waard.
07
08
09
10
Hij telt de ballonnen. Hij prikt de ballonnen kapot. Hij telt de dozen. Hij sleept een doos achter zich aan. Hij trekt zijn stropdas strak. Hij maakt zijn stropdas los. Zij bouwen iets van blokken. Zij bouwen niets. Zij balanceren iets op hun hoofd. 30
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 31
13-04
Thuis en buitenshuis eten; Eten klaarmaken
13-05
Boodschappen doen in de supermarkt
01
een bakkerij een automaat een terrasje een kantine
01
een supermarkt rijen winkelwagentjes een kassa De klant bekijkt een boodschappenlijst.
02
een supermarkt een benzinestation een kiosk een restaurant
02
Hij duwt het winkelwagentje. Zij doet melk in het winkelwagentje. Hij doet frisdrank in het winkelwagentje. Zij kijkt naar vlees.
03
Hij koopt brood bij de bakker. Hij past schoenen in een schoenenwinkel. Hij past kleren in een kledingwinkel. Hij laat zijn haar knippen bij de kapper.
03
Welke bananen heb je liever? Ik heb liever deze. Zij doet de bananen in het winkelwagentje. Zij doet sinaasappels in het winkelwagentje.
04
Ze dekt de tafel. Ze maakt het eten klaar. Ze serveert het eten. Ze eet.
04
Zij kiest diepvriesgroente. Zij kiest verse groente. Zij kiest groente in blik. Zij kiest vers fruit.
05
Ze wast iets. Ze schilt iets. Ze snijdt iets. Ze doet iets in een pan.
05
Zij houdt een taart vast. Zij doet brood in het winkelwagentje. Zij geeft een kool aan Henk. Hij doet de kool in het winkelwagentje.
06
Ze bakt een ei. Ze kookt een ei. Ze breekt een ei. Ze klopt een ei.
06
Zij weegt sinaasappels af. Zij weegt verse groente af. Zij doet aardappels in een zak. Zij doet uien in een zak.
07
Hij eet buitenshuis. Hij eet thuis. Zij eet buitenshuis. Zij eet thuis.
07
Henk, hoe heet dit fruit? Dat is een ananas. Henk, hoe heet deze groente? Dat is sla.
08
Hier kun je eten kopen om thuis een maaltijd te koken. Hier kun je een maaltijd kopen en eten. Hier kun je snacks kopen. Hier kun je geen hele maaltijd kopen. Hier kun je een krant kopen. Hier kun je geen eten kopen.
08
De klanten staan in de rij voor de kassa. De klant legt de boodschappen op de band. De caissière slaat de boodschappen aan op de kassa. De caissière doet de boodschappen in een zak.
09
Zij schrijft een cheque uit. Zij geeft de cheque aan de caissière. De caissière opent de kassa. De caissière legt de cheque in de kassa.
10
De caissière geeft de klant de bon. De klant draagt de boodschappen de winkel uit. Ze doet de achterdeur van de auto open. Hij zet de boodschappen in de auto.
09
10
Repen zijn snacks. Chips zijn snacks. De man eet geen snack. Hij eet een maaltijd. De man eet geen maaltijd. Hij eet een snack. Deze schoolkinderen eten in een kantine. Deze mensen eten in een restaurant. Deze mensen eten thuis. Deze mensen eten snacks.
31
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 32
13-06
Snel spreken; Vragen om langzaam te herhalen
01
Hij spreekt geen enkele taal. Alleen mensen kunnen spreken. Deze persoon kan niet spreken. Deze persoon is te jong om te spreken. De vrouw spreekt met de man. De vrouw spreekt met het meisje.
02
Deze mensen spreken Koreaans. Deze mensen spreken Engels. Deze persoon spreekt Arabisch. Deze persoon spreekt Russisch.
03
Deze mensen spreken Chinees. Deze mannen spreken Grieks. Deze mannen spreken Duits. Deze mensen spreken Engels.
04
In dit land spreken de mensen Frans. In dit land spreken de mensen Japans. In dit land spreken de mensen Spaans. In dit land spreken de mensen Italiaans.
05
Die banaan ziet er lekker uit. Ik heb honger. Neem me niet kwalijk, ik ben net begonnen Nederlands te leren. Kunt u het langzaam herhalen? Ik zei: ‘Die banaan ziet er lekker uit. Ik heb honger.’ Ik vind die paarse hoed leuk. Neem me niet kwalijk, ik ben net begonnen Nederlands te leren. Kunt u het langzaam herhalen? Ik zei: ‘Ik vind die paarse hoed leuk.’ Dat is een leuke baby. Neem me niet kwalijk, ik ben net begonnen Nederlands te leren. Kunt u het langzaam herhalen? Ik zei: ‘Dat is een leuke baby.’ Ik wou dat ik zo’n limousine had. Neem me niet kwalijk, ik ben net begonnen Nederlands te leren. Kunt u het langzaam herhalen? Ik zei: ‘Ik wou dat ik zo’n limousine had.’
06
Er hangen heel veel hoeden. Neem me niet kwalijk, ik heb je niet verstaan. Kun je dat nog eens langzamer zeggen? Ik zei dat er heel veel hoeden hingen. Er hangen maar twee hoeden. Neem me niet kwalijk, ik heb je niet verstaan. Kun je dat nog eens langzamer zeggen? Ik zei dat er maar twee hoeden hingen.
Er is maar één fietser. Neem me niet kwalijk, ik heb je niet verstaan. Kun je dat nog eens langzamer zeggen? Ik zei dat er maar één fietser was. Er zijn veel fietsers. Neem me niet kwalijk, ik heb je niet verstaan. Kun je dat nog eens langzamer zeggen? Ik zei dat er veel fietsers waren. 32
07
Deze persoon heeft een snor en geen baard. Kunt u dat nog eens zeggen, alstublieft? Ik spreek maar een beetje Nederlands. Deze persoon heeft een snor en geen baard. Deze persoon heeft een baard en geen snor. Kunt u dat nog eens zeggen, alstublieft? Ik spreek maar een beetje Nederlands. Deze persoon heeft een baard en geen snor. Deze persoon heeft een snor en een baard. Kunt u dat nog eens zeggen, alstublieft? Ik spreek maar een beetje Nederlands. Deze persoon heeft een snor en een baard. Deze persoon heeft geen snor en geen baard. Kunt u dat nog eens zeggen, alstublieft? Ik spreek maar een beetje Nederlands. Deze persoon heeft geen snor en geen baard.
08
Op dit T-shirt staan katten. Ik ben pas begonnen Nederlands te leren. Kun je dat langzaam herhalen? Ik zei dat er op dit T-shirt katten staan. Op dit T-shirt staat een beer. Ik ben pas begonnen Nederlands te leren. Kun je dat langzaam herhalen? Ik zei dat er op dit T-shirt een beer staat. Op dit T-shirt staat een gezicht. Ik ben pas begonnen Nederlands te leren. Kun je dat langzaam herhalen? Ik zei dat er op dit T-shirt een gezicht staat. Op dit T-shirt staat niets. Ik ben pas begonnen Nederlands te leren. Kun je dat langzaam herhalen? Ik zei dat er op dit T-shirt niets staat.
09
Hoeveel bloemen zijn er? Ik weet het antwoord op uw vraag. Er is één bloem. Hoeveel ballonnen zijn er in de lucht? Ik weet het antwoord op uw vraag. Er zijn drie ballonnen in de lucht. Hoeveel ballonnen zijn er in de lucht? Ik weet het antwoord op uw vraag niet. Hoeveel bloemen zijn er? Ik weet het antwoord op uw vraag niet.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 33
13-07 10
Hoeveel fietsen zijn er? Wat zei u? Ik vroeg u hoeveel fietsen er waren. Er is één fiets. Hoeveel hoeden hangen er? Wat zei u? Ik vroeg u hoeveel hoeden er hingen. Er hangen heel veel hoeden. Hoeveel hoeden zijn er? Wat zei u? Ik vroeg u hoeveel hoeden er waren. Er zijn twee hoeden. Hoeveel fietsen zijn er? Wat zei u? Ik vroeg u hoeveel fietsen er waren. Er zijn meerdere fietsen.
33
Opeenvolgende handelingen: een reis met de auto
01
Anita wil bij haar vriendin op bezoek gaan. Zij borstelt haar haar met de borstel. Zij poetst haar tanden met een tandenborstel. Zij doet lippenstift op.
02
Anita bedenkt wat ze in moet pakken. Ze doet haar tandenborstel en tandpasta in haar toilettas. Anita doet shampoo in haar toilettas. Ze doet een stuk zeep in haar toilettas.
03
Ze doet haar toilettas dicht. Ze doet haar toilettas in haar koffer. Anita legt haar kleren in de koffer. Anita doet haar koffer dicht.
04
Ze zet de televisie uit. Anita doet het raam dicht. Ze doet de gordijnen dicht. Anita doet het licht uit.
05
Ze pakt haar zonnebril. Anita zet haar zonnebril op. Ze draagt haar koffer naar buiten. Ze pakt de huissleutel uit haar tas.
06
Anita doet de voordeur op slot. Anita draagt haar koffer naar de auto. Ze pakt de autosleutels uit haar tas. Ze doet de kofferbak open.
07
Anita doet de koffer in de kofferbak. Anita doet de kofferbak dicht. Ze doet de motorkap open. Ze controleert de olie.
08
Anita vult olie bij. Anita vult water bij. Ze controleert de bandenspanning. Ze stelt de spiegel bij.
09
Anita gaat naar een benzinestation. Anita brengt een band op spanning. Ze tankt benzine. Ze haalt wat frisdrank.
10
Anita neemt een kaart. Anita betaalt voor alles wat ze gekocht heeft. Ze krijgt geld terug. Ze rijdt weg.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 34
13-08
Om dingen vragen; Om hulp vragen
01
Mag ik de moersleutel even? Mag ik het zout even? Mag ik de zaag even? Mag ik de handdoek even?
02
De monteur heeft gekregen wat hij had gevraagd. De monteur heeft niet gekregen wat hij had gevraagd. De persoon in de keuken heeft gekregen wat ze had gevraagd. De persoon in de keuken heeft niet gekregen wat ze had gevraagd.
03
Deze persoon had om een moersleutel gevraagd. De secretaresse had niet om een moersleutel gevraagd. Deze persoon had om een handdoek gevraagd. De timmerman had niet om een handdoek gevraagd.
04
Deze persoon vraagt om een moersleutel. Deze persoon vraagt om de post. Deze persoon vraagt om een zaag. Deze persoon vraagt om een handdoek.
05
Geef mij de post maar. Geef mij de telefoon maar. Geef mij de hamer maar. Geef mij de afstandsbediening maar.
06
De man vraagt om de peper. De man vraagt om de hamer. De vrouw vraagt om het zout. De vrouw vraagt om de afstandsbediening.
07
De jongen vraagt iets aan de lerares. De lerares geeft de jongen antwoord op zijn vraag. Het rode symbool is een vraagteken. Het rode symbool is een punt.
08
Waar zijn mijn autosleutels? Ze liggen naast de lamp. Hoe laat is het? Het is twee uur.
09
10
13-09
Ze vraagt iets. Hij geeft antwoord op haar vraag. Hij vraagt iets. Zij geeft antwoord op zijn vraag. Ze vraagt ergens om. Hij vraagt iets. Hij geeft haar de telefoon. Ze geeft hem de telefoon. 34
Te groot, de juiste maat, te koud, te veel, te weinig
01
Dit overhemd past de jongen niet. Het is te groot. Dit overhemd past de jongen. Het is de juiste maat. Dit overhemd past de man niet. Het is te klein. Dit overhemd past de man. Het is de juiste maat.
02
De sleutel past niet in het slot. De sleutel past in het slot. De jongen past door het gat. De jongen past niet door het gat.
03
De jongen kan alleen op de fiets rijden. De jongen is te klein om alleen op de fiets te rijden. De fiets is te klein voor de man. Het overhemd is te klein voor de man.
04
Het is te koud om te gaan zwemmen. Het is niet te koud om te gaan zwemmen. Het is te hoog om hier vanaf te springen. Het is niet te hoog om hier vanaf te springen.
05
Het is te ver om naar deze planeet te gaan. Het is niet te ver om naar deze planeet te gaan. Het is de planeet aarde. Het is te koud om een korte broek te dragen. Het is niet te koud om een korte broek te dragen.
06
De vrouw vult iets. De vrouw leegt iets. De vrouw heeft iets gevuld. De vrouw heeft iets geleegd.
07
Er is niet genoeg melk om het glas te vullen. Er is te veel melk voor dit glas. Er zijn genoeg vorken voor het bord. Er zijn niet genoeg vorken voor het bord.
08
Deze knikkers zullen het glas niet vullen. Deze knikkers zullen het glas misschien precies vullen. Er zijn meer dan genoeg knikkers om het glas te vullen. Er is meer dan genoeg melk om het glas te vullen.
09
Er zijn niet genoeg knikkers om het glas te vullen. Er zijn te veel knikkers voor het glas. Er zijn precies genoeg knikkers om het glas te vullen. Er is te veel melk voor het glas.
10
Er zijn een paar knikkers te veel voor het glas. Er zijn veel te veel knikkers voor het glas. Er zijn precies genoeg knikkers om het glas te vullen. Er zijn niet genoeg knikkers om het glas te vullen.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 35
13-10
Vergeten – onthouden, verliezen – finden, liegen – de waarheid zeggen
13-11
Hoofdstuk 13 Herhaling
01
Deze man heeft vergeten zijn riem vast te maken. Deze man heeft eraan gedacht zijn riem vast te maken. Deze man heeft vergeten zijn veters te strikken. Deze man heeft eraan gedacht zijn veters te strikken.
01
We kunnen zien wie er wint. We kunnen niet zien wie er wint. We kunnen zien hoe laat het is, omdat de klok dichtbij is. We kunnen niet zien hoe laat het is, omdat de klok te ver weg is.
02
Hij heeft vergeten zijn haar te kammen. Hij heeft eraan gedacht zijn haar te kammen. Hij heeft vergeten benzine te tanken. Hij heeft eraan gedacht benzine te tanken.
02
Zij lopen achter hem aan. Zij loopt achter hen aan. Hij loopt achter hen aan. Zij lopen achter haar aan.
03
Hij heeft zijn aktentas vergeten. Hij heeft zijn paspoort vergeten. Hij heeft zijn aktentas niet vergeten. Hij heeft zijn paspoort niet vergeten.
03
04
Zij heeft haar sleutels verloren. Zij heeft haar sleutels gevonden. Hij heeft zijn kleingeld verloren. Hij heeft zijn kleingeld gevonden.
Wat kost het meest: een auto, een T-shirt of een televisie? Wat kost minder dan een auto, maar meer dan een T-shirt? Wat kost het minst: een T-shirt, een krant of een televisie? Wat kost meer dan een krant, maar minder dan een televisie?
04 05
Hij is zijn pen kwijt. Hij heeft zijn pen gevonden. Zij is haar lippenstift kwijt. Zij heeft haar lippenstift gevonden.
Hij koopt brood bij de bakker. Hij past schoenen in een schoenenwinkel. Hij past kleren in een kledingwinkel. Hij laat zijn haar knippen bij de kapper.
05 06
Zij luistert naar muziek. Hij luistert naar wat ze zegt. Hij luistert naar muziek. Zij luistert naar wat hij zegt.
De caissière geeft de klant de bon. De klant draagt de boodschappen de winkel uit. Ze doet de achterdeur van de auto open. Hij zet de boodschappen in de auto.
06 07
Zij luisteren naar wat ze zegt. Zij luisteren naar de muziek. Zij luistert naar wat ze zeggen. Zij kan hen niet horen, omdat ze een koptelefoon op heeft.
08
De jongen heeft de mok gebroken. Moeder vraagt: ‘Wie heeft de mok gebroken?’ De jongen liegt. Hij zegt: ‘Ik heb het niet gedaan. Hij heeft het gedaan.’ De jongen zegt de waarheid. Hij zegt: ‘Ik heb de mok gebroken.’
09
De jongen heeft de mok gebroken. Moeder vraagt: ‘Wie heeft de mok gebroken?’ De jongen liegt. De jongen zegt de waarheid.
Er is maar één fietser. Neem me niet kwalijk, ik heb je niet verstaan. Kun je dat nog eens langzamer zeggen? Ik zei dat er maar één fietser was. Er zijn veel fietsers. Neem me niet kwalijk, ik heb je niet verstaan. Kun je dat nog eens langzamer zeggen? Ik zei dat er veel fietsers waren. Er hangen heel veel hoeden. Neem me niet kwalijk, ik heb je niet verstaan. Kun je dat nog eens langzamer zeggen? Ik zei dat er heel veel hoeden hingen. Er hangen maar twee hoeden. Neem me niet kwalijk, ik heb je niet verstaan. Kun je dat nog eens langzamer zeggen? Ik zei dat er maar twee hoeden hingen.
10
De man zegt: ‘Ik heb geen boek.’ Hij zegt de waarheid. De man zegt: ‘Ik heb geen boek.’ Hij liegt. De vrouw zegt: ‘Ik heb geen geld.’ Ze liegt. De vrouw zegt: ‘Ik heb geen geld.’ Ze zegt de waarheid.
07
Anita gaat naar een benzinestation. Anita brengt een band op spanning. Ze tankt benzine. Ze haalt wat frisdrank.
35
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 36
13-11
Vervolg
08
Ze vraagt iets. Hij geeft antwoord op haar vraag. Hij vraagt iets. Zij geeft antwoord op zijn vraag.
09
Er zijn een paar knikkers te veel voor het glas. Er zijn veel te veel knikkers voor het glas. Er zijn precies genoeg knikkers om het glas te vullen. Er zijn niet genoeg knikkers om het glas te vullen.
10
14-01
De jongen heeft de mok gebroken. Moeder vraagt: ‘Wie heeft de mok gebroken?’ De jongen liegt. De jongen zegt de waarheid.
36
Winnen – verliezen; Slagen – zakken; Verstoppen – zoeken – vinden
01
De kinderen rennen de trap op. Ze hebben een wedstrijd. De kinderen zijn de trap op gerend. Het meisje heeft gewonnen. Wit heeft gewonnen. Wit heeft verloren.
02
De vrouw heeft het spel gewonnen. De vrouw heeft het spel verloren. De man heeft het spel gewonnen. De man heeft het spel verloren.
03
Nog niemand heeft dit examen gedaan. Erik doet het examen. Frans is voor het examen geslaagd. Paul is voor het examen gezakt.
04
Hij is geslaagd. Hij is gezakt. Hij heeft gewonnen. Hij heeft verloren.
05
Zij heeft de wedstrijd verloren. Zij heeft de wedstrijd gewonnen. Zij heeft haar oorbel verloren. Zij heeft haar oorbel gevonden.
06
Hij laat zijn sleutels vallen. Hij zoekt zijn sleutels. Hij heeft zijn sleutels gevonden. Hij gebruikt zijn sleutels.
07
De ogen van het meisje zijn dicht. De jongen verstopt zich. Het meisje zoekt de jongen. Het meisje heeft de jongen gevonden.
08
De jongen verstopt zich. Het meisje verstopt zich. De jongen zoekt het meisje. De jongen heeft het meisje gevonden.
09
De man is de weg kwijt. Hij weet niet waar hij is. De man vouwt zijn kaart open. De man vindt op de kaart waar hij is. Nu weet de man waar hij heen moet.
10
Ik verstop me. Ik zoek. Ik heb gewonnen. Ik heb verloren.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 37
14-02
De vijf zintuigen; Smaak, geluid, gevoel, reuk, zicht
01
Hier ruiken we mee. Hier zien we mee. Hier horen we mee. Hier proeven we mee.
02
03
04
05
14-03
Mensen, auto’s; Tegenwoordige, verleden en toekomstige tijd
01
Tegenwoordig wordt dit soort voertuigen gebruikt. Vroeger werd dit soort voertuigen gebruikt. Tegenwoordig wordt dit soort kleding gedragen. Vroeger werd dit soort kleding gedragen.
De man ruikt aan een bloem. De man ruikt aan de koffie. De vrouw proeft het zout. De vrouw proeft de soep.
02
een auto van tegenwoordig een auto van vroeger een vrachtauto van tegenwoordig een vrachtauto van vroeger
De man ruikt aan de koffie. De man proeft de koffie. De vrouw ruikt aan de soep. De vrouw proeft de soep.
03
Deze persoon was eens een klein meisje. Deze persoon is een klein meisje. Deze persoon was eens een kleine jongen. Deze persoon is een kleine jongen.
Citroenen smaken zuur. Suiker smaakt zoet. Pepers smaken heet. Zout smaakt zout.
04
Deze persoon is een vrouw. Deze persoon zal eens een vrouw zijn. Deze persoon is een man. Deze persoon zal eens een man zijn.
Dit smaakt zuur. Dit smaakt zoet. Dit smaakt heet. Dit smaakt zout.
05
Dit is een vervoermiddel dat vroeger gebruikelijker was. Dit is een vervoermiddel dat tegenwoordig gebruikelijker is. Dit is een bouwwerk uit een oude beschaving. Dit is een bouwwerk uit een moderne beschaving.
06
Dit is een jaar uit het nabije verleden. Dit is een jaar uit het verre verleden. Dit is een jaar in de nabije toekomst. Dit is een jaar in de verre toekomst.
07
Dit is een oude auto. Dit is een moderne auto. Dit is een oud gebouw. Dit is een modern gebouw.
08
In het verleden woonden er mensen in zo’n huis. Nu wonen er mensen in zo’n huis. In het verleden droegen er mensen zulke kleren. Nu dragen er mensen zulke kleren.
09
Dit is een ouderwetse camera. Dit is een moderne camera. Deze mensen dragen ouderwetse kleding. Deze mensen dragen moderne kleding.
10
Zo ging het in het verre verleden. Zo gaat het nu. Zo zou het in de toekomst kunnen gaan. Zo ging het in het nabije verleden.
06
Iets ruikt lekker. Iets ruikt vies. Dit voelt ruw en hard aan. Dit voelt glad en hard aan.
07
Dit smaakt lekker. Dit smaakt vies. Dit voelt zacht aan, niet ruw en hard. Dit voelt hard en ruw aan.
08
De vrouw voelt dat het potlood scherp is. De vrouw voelt dat het potlood stomp is. Deze kant van het mes voelt scherp aan. Deze kant van het mes voelt bot aan.
09
Deze man maakt een hard geluid. Hij schreeuwt. Deze man maakt een zacht geluid. Hij fluistert. Dit muziekinstrument maakt een hoog geluid. Dit muziekinstrument maakt een laag geluid.
10
Deze persoon schreeuwt. Deze persoon fluistert. Deze raket maakt lawaai. Deze raket maakt geen geluid.
37
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 38
14-04
Ziekte, gezondheid; Medische beroepen
14-05
Modale hulpwerkwoorden
01
Ik heb keelpijn. Ik heb maagpijn. Ik heb hoofdpijn. Ik heb koorts.
01
Ze speelt op de computer, omdat ze dat wil. Ze kijkt televisie, omdat ze dat wil. Hij maakt zijn huiswerk, omdat hij dat moet. Hij eet de sla, omdat hij dat moet.
02
Hij is verkouden. Hij heeft koorts. Deze mensen zijn allebei ziek. Geen van beide mensen is ziek.
02
Ze doet wat ze wil doen. Ze doet wat ze moet doen. Ze eet wat ze wil eten. Ze eet wat ze moet eten.
03
Mijn hand doet pijn. Mijn voet doet pijn. Ik ben erg moe. Mijn knie doet pijn.
03
04
Deze persoon moet naar de tandarts. Hij heeft kiespijn. Deze persoon moet naar de dokter. Hij heeft koorts. Dit is een dokter. Dit is een tandarts.
Ze wil buiten spelen, maar ze moet binnen blijven. Ze wil een ijsje eten, maar ze moet sla eten. Ze wil televisie kijken, maar ze moet haar huiswerk maken. Ze wil domino spelen, maar ze moet oefenen op de piano.
04
Ik wil ijs eten. Dat mag niet. Je moet je sla eten. Ik wil televisie kijken. Dat mag niet. Je moet je huiswerk doen. Ik wil buiten spelen. Dat mag niet. Je moet binnen blijven. Ik wil een koekje. Je mag een koekje hebben. Alsjeblieft.
05
Ze doet haar huiswerk. Ze zou haar huiswerk moeten doen in plaats van een computerspelletje te spelen. Ze zou het glas niet omhoog moeten gooien. Ze had het glas niet omhoog moeten gooien.
06
Ze zou moeten ophouden met schenken als de mok vol is. Ze had moeten ophouden met schenken toen de mok vol was. Ze zou niet binnen moeten rennen. Ze had niet binnen moeten rennen.
05
Heb je koorts? Ben je verkouden? Deze persoon belt een ziekenauto. Dit is een ziekenauto.
06
Dit is een patiënt in het ziekenhuis. Dit is geen patiënt. Dit zijn patiënten in het ziekenhuis. Dit zijn geen patiënten.
07
De man loopt op krukken. De man stikt. De vrouw draagt een steunkraag. De vrouw draagt een spalk.
08
De jongen hoest. De jongen niest. De jongen snuit zijn neus, omdat hij verkouden is. De jongen rilt, omdat hij het koud heeft.
09
Hij voelt zich ziek. Hij voelt zich goed. Zij voelt zich ziek. Zij voelt zich goed.
07
Ze doet wat ze zou moeten doen. Ze doet niet wat ze zou moeten doen. Hij doet wat hij zou moeten doen. Hij zou niet moeten doen wat hij doet.
10
Zij neemt haar medicijn. Hij neemt zijn medicijn. De patiënt krijgt een injectie. De doktersassistente geeft een injectie.
08
Ze zou spelen als dat mocht, maar dat mag niet. Ze moet huiswerk doen. Ze zou televisie kijken als dat mocht, maar dat mag niet. Ze moet de afwas doen. Ze zou ijs eten als dat mocht, maar dat mag niet. Ze moet de sla eten. Ze zou opblijven als dat mocht, maar dat mag niet. Ze moet naar bed.
38
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 39
14-06 09
10
Dat zou je niet moeten doen. Ze zou liever televisie kijken dan de vloer schrobben. Ik wil niet stofzuigen. Ik zou liever een boek lezen. Ze zou de pan wel van de kast af willen pakken, maar dat kan ze niet. Ze heeft een stoel nodig. Wat wil je liever doen – een spelletje doen of televisie kijken? Ik wil liever televisie kijken. Wat wil je liever eten – fruit of een koekje? Ik zou fruit moeten eten, maar ik wil liever een koekje.
39
Stoffen; Passief; Infinitief
01
metaal hout baksteen glas
02
leer papier klei stof
03
meel steen wol plastic
04
Dit is gemaakt van wol. Dit is gemaakt van metaal en hout. Dit is gemaakt van baksteen. Dit is gemaakt van glas en steen.
05
Deze zijn van leer. Deze zijn van papier. Deze zijn van klei. Deze zijn van plastic.
06
Dit is van stof. Dit is van steen. Dit is van hout. Dit is van metaal.
07
Huizen worden van dit materiaal gemaakt. Boeken worden van dit materiaal gemaakt. Cake wordt van deze ingrediënten gemaakt. Soep wordt van deze ingrediënten gemaakt.
08
Dit gereedschap wordt gebruikt om met stof te werken. Dit gereedschap wordt gebruikt om computers te repareren. Dit gereedschap wordt gebruikt om met hout te werken. Dit gereedschap wordt gebruikt om auto’s te repareren.
09
Dit materiaal wordt gebruikt om stoelen te maken. Deze ingrediënten worden gebruikt om brood te maken. Deze materialen worden gebruikt om kleren te maken. Dit materiaal wordt gebruikt om ramen te maken.
10
Dit is van papier. Dit wordt gebruikt om boeken van te maken. Dit wordt gebruikt om huizen en meubels van te maken. Dit is van baksteen.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 40
14-07
Meetkunde; Hoeken, lijnen, breuken en procenten
01
Het stuk hout is verticaal. Het stuk hout is horizontaal. Het stuk hout is noch horizontaal noch verticaal. Het stuk touw is horizontaal.
02
Dit is een lijn. Dit is een hoek. De straal van de cirkel is rood. De boog van de cirkel is rood.
03
Dit is een hoek van 90 graden. Dit is een hoek van 45 graden. Dit is een hoek van 30 graden. Dit is een hoek van 70 graden.
04
De rode lijn snijdt de hoek middendoor. De rode lijn snijdt de hoek niet middendoor. Lijn AD snijdt lijn BC middendoor. Lijn AD snijdt lijn BC niet middendoor.
05
1 en 2 liggen verder uit elkaar dan 3 en 4. 3 en 4 liggen verder uit elkaar dan 1 en 2. 5 en 6 liggen verder uit elkaar dan 7 en 8. 7 en 8 liggen verder uit elkaar dan 5 en 6.
06
3 ligt dichter bij 4 dan 1 bij 2. 1 ligt dichter bij 2 dan 3 bij 4. 7 ligt dichter bij 8 dan 5 bij 6. 5 ligt dichter bij 6 dan 7 bij 8.
07
Dit is een volledige ster. Dit is een onvolledige ster. De lijn van A naar B is volledig. De lijn van A naar B is onvolledig.
08
14-08
Dit is het juiste antwoord op de vermenigvuldiging. Dit is een fout antwoord op de vermenigvuldiging. Tweeëntwintig gedeeld door twee is elf. Tweeëntwintig gedeeld door twee is niet tien.
09
Tweederde van deze cirkel is rood gekleurd. Een derde van deze cirkel is rood gekleurd. Tien procent van deze cirkel is groen gekleurd. Negentig procent van deze cirkel is groen gekleurd.
10
De helft van het oppervlak van deze cirkel is rood. Meer dan de helft van het oppervlak van deze cirkel is rood. Een kwart van het oppervlak van dit vierkant is rood. Meer dan een kwart van het oppervlak van dit vierkant is rood. 40
Een bezoek aan de dokter
01
Janneke kijkt op de kalender. Vandaag moet ze naar de dokter. Janneke zit in de wachtkamer. Janneke zit in de spreekkamer. De doktersassistente komt de spreekkamer binnen.
02
De doktersassistente vraagt Janneke: ‘Wanneer ben je geboren?’ Janneke zegt: ‘Ik ben geboren op 11 november 1978.’ De doktersassistente weegt Janneke. De doktersassistente meet Janneke’s lengte.
03
Janneke weegt 56 kilo. Janneke is 1 meter 67. De doktersassistente meet Janneke’s temperatuur. De doktersassistente meet Janneke’s polsslag.
04
Janneke’s temperatuur is 36,8 graden Celsius. Janneke’s pols is 72 slagen per minuut. De doktersassistente meet Janneke’s bloeddruk. De doktersassistente vertelt Janneke dat haar bloeddruk 130 over 84 is.
05
De doktersassistente vertelt Janneke dat ze een urinemonster moet afgeven. De doktersassistente neemt Janneke een bloedmonster af. De dokter onderzoekt Janneke’s keel. De dokter onderzoekt Janneke’s oor.
06
Janneke houdt haar adem in. De dokter luistert naar haar hartslag. De dokter controleert Janneke’s reflexen. Janneke ademt in. De dokter luistert naar haar ademhaling. Janneke ademt uit. De dokter luistert naar haar ademhaling.
07
De dokter gebruikt een stethoscoop om Janneke’s hartslag te controleren. De doktersassistente gebruikt haar vingers om Janneke’s pols te controleren. De doktersassistente gebruikt een naald om Janneke bloed af te nemen. De doktersassistente gebruikt een weegschaal om Janneke te wegen.
08
De dokter doet een spalk om haar been. De patiënt heeft een spalk om haar been. Deze persoon gebruikt krukken. Deze persoon heeft een verband om zijn hand.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 41
14-09 09
De doktersassistente gaat een injectie geven. De doktersassistente geeft Janneke een pil. De doktersassistente bekijkt röntgenfoto’s. De doktersassistente doet druppels in Janneke’s oor.
10
De dokter schrijft een recept uit. De dokter geeft het recept aan Janneke. Janneke geeft het recept aan de apotheker. Janneke krijgt haar medicijn van de apotheker.
41
Oorlog, wapens, legerafdelingen
01
Dit zijn drie soldaten. Veel soldaten vormen samen een leger. Dit zijn atleten. Dit is een soldaat.
02
Deze mensen zijn bij de landmacht. Deze mensen zijn bij de marine. Deze mensen zijn bij de luchtmacht. Deze mensen zijn niet bij het leger.
03
Dit wordt gebruikt bij de landmacht. Dit wordt gebruikt bij de marine. Dit wordt gebruikt bij de luchtmacht. Dit wordt niet bij het leger gebruikt.
04
Soldaten dragen een helm om hun hoofd te beschermen. Boksers dragen een helm om hun hoofd te beschermen. Deze muur werd gebouwd om een land te beschermen. Dit kasteel werd als bescherming gebouwd.
05
Deze mannen vechten in een oorlog. Deze mannen vechten, maar niet in een oorlog. De soldaat werkt aan de helikopter. De kinderen spelen met speelgoedsoldaatjes.
06
De mannen vechten met zwaarden. De mannen dragen geweren en ze vechten. De mannen dragen geweren, maar ze vechten niet. Deze mannen hebben geen wapens.
07
Dit is een legerhelikopter. Dit is een civielhelikopter. Dit is een legervliegtuig. Dit is een civielvliegtuig.
08
oorlog vrede een wapen een stuk gereedschap
09
Deze mensen vechten in een oorlog. Deze mensen vechten niet. Zwaarden zijn wapens. Geweren en pistolen zijn wapens.
10
Dit is een wapen. Dit is geen wapen. Deze mensen vechten. Deze mensen omhelzen elkaar.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 42
14-10
Voltooide handelingen; Schatting; Oorzaak
14-11
Hoofdstuk 14 Herhaling
01
Ik verstop me. Ik zoek. Ik heb gewonnen. Ik heb verloren.
02
De man heeft de appel nog niet gegeten. De man heeft de appel gegeten. Deze persoon is nog niet van het paard gevallen. Deze persoon is van het paard gevallen.
Hier ruiken we mee. Hier zien we mee. Hier horen we mee. Hier proeven we mee.
03
03
Ze hebben de grond nog niet geraakt. Ze hebben de grond geraakt. Hij heeft het water nog niet geraakt. Hij heeft het water geraakt.
Zo ging het in het verre verleden. Zo gaat het nu. Zo zou het in de toekomst kunnen gaan. Zo ging het in het nabije verleden.
04
04
Het is bijna half vijf. Het is precies half vijf. Het is bijna één uur. Het is precies één uur.
Deze persoon moet naar de tandarts. Hij heeft kiespijn. Deze persoon moet naar de dokter. Hij heeft koorts. Dit is een dokter. Dit is een tandarts.
05
Hij heeft het boek bijna uit. Hij heeft het boek uit. Hij is bijna klaar met het vouwen van de was. Hij is klaar met het vouwen van de was.
05
Ze doet wat ze zou moeten doen. Ze doet niet wat ze zou moeten doen. Hij doet wat hij zou moeten doen. Hij zou niet moeten doen wat hij doet.
06
Waarom eet de jongen? Omdat hij het eten lekker vindt. De jongen eet niet, hoewel hij het eten lekker vindt. De jongen eet, hoewel hij het eten niet lekker vindt. Waarom eet de jongen niet? Omdat hij het eten niet lekker vindt.
06
meel steen wol plastic
07
Het stuk hout is verticaal. Het stuk hout is horizontaal. Het stuk hout is noch horizontaal noch verticaal. Het stuk touw is horizontaal.
08
De dokter doet een spalk om haar been. De patiënt heeft een spalk om haar been. Deze persoon gebruikt krukken. Deze persoon heeft een verband om zijn hand.
09
Dit wordt gebruikt bij de landmacht. Dit wordt gebruikt bij de marine. Dit wordt gebruikt bij de luchtmacht. Dit wordt niet bij het leger gebruikt.
10
De man heeft de appel nog niet gegeten. De man heeft de appel gegeten. Deze persoon is nog niet van het paard gevallen. Deze persoon is van het paard gevallen.
01
02
07
Het meisje heeft nog niet gesprongen. Het meisje heeft niet gesprongen en zal niet springen. De jongen heeft niet gesprongen en zal niet springen. De jongen heeft nog niet gesprongen.
De man heeft de hoed nog niet opgezet. De man zet een witte hoed op. Hoewel hij al een hoed op heeft, zet hij nog een hoed op. Hoewel hij al een jas aan heeft, trekt hij nog een jas aan.
08
Ondanks het weer gebruikt ze een paraplu. Vanwege het weer gebruikt ze een paraplu. Vanwege het tijdstip slaapt ze. Ondanks het tijdstip slaapt ze.
09
De vrouw is zo gekleed vanwege het weer. De vrouw is zo gekleed ondanks het weer. De man is zo gekleed, hoewel het warm is. De man is zo gekleed, omdat het warm is.
10
Omdat ze groot is, kan ze bij de doos. Hoewel ze groot is, kan ze niet bij de doos. Omdat ze klein is, kan ze niet bij de doos. Hoewel ze klein is, kan ze bij de doos. 42
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 43
15-01
Emoties en het uitdrukken daarvan
15-02
De kalender; Dagen en maanden
01
Zij is ontspannen. Zij maakt zich zorgen. Zij is moe. Zij huilt.
01
maandag dinsdag woensdag donderdag
02
Hij snapt er niets van. Hij is ongeduldig. Hij schaamt zich. Hij is bang.
02
vrijdag zaterdag zondag donderdag
03
Hij is trots. Zij is jaloers. Zij is bang. Hij is moe.
03
zondag vrijdag dinsdag woensdag
04
Hij is kwaad. Hij verveelt zich. Hij is blij. Hij is bedroefd.
04
januari februari maart april
05
Hij is verdrietig. Hij huilt. Zij is verdrietig. Ze huilt. Hij is verrast. Hij heeft net iets gezien. Zij is verrast. Ze heeft net iets gezien.
05
mei juni juli augustus
06
De vrouw fronst haar voorhoofd. De man fronst zijn voorhoofd. De vrouw verveelt zich. De man verveelt zich.
06
september oktober november december
07
Hij is kwaad. Hij snapt er niets van. Hij is bang. Hij is ontspannen.
07
januari april juni september
08
De vrouw is bang dat ze nat wordt. De vrouw huilt, omdat ze verdrietig is. De vrouw is blij, omdat haar kinderen van haar houden. De vrouw verveelt zich, omdat ze niets te doen heeft.
08
een dag een week een maand een jaar
09
de eerste week van de maand de derde week van de maand de tweede dinsdag van de maand de derde dinsdag van de maand
10
Een normale werkweek loopt van maandag tot en met vrijdag. Een weekeinde is een zaterdag en een zondag. Kerstmis is een feestdag. Nieuwjaarsdag is een feestdag.
09
10
Zij zijn moe. Zij zijn kwaad. Zij is kwaad. Zij is bang. Hoe gaat het met je, Jolanda? Ik ben verdrietig. Hoe gaat het met je, Frank? Goed. Hoe gaat het met je, Jolanda? Ik ben blij. Hoe gaat het met je, Frank? Ik maak me zorgen. 43
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 44
15-03
Handbewegingen
15-04
Tien nationaliteiten: personen, landen, talen
01
De jongen slaat het meisje met een kussen. Het meisje slaat de jongen met een kussen. Deze persoon ademt in. Deze persoon ademt uit.
01
Dit is Prins Charles. Hij is een Engelsman. Dit is Ronald Reagan. Hij is een Amerikaan. Dit is Mikhail Gorbatchev. Hij is een Rus. Dit is Nelson Mandela. Hij is een Zuidafrikaan.
02
De man stuitert een bal. De vrouw stuitert een bal. De man laat een bal draaien. De vrouw laat een bal draaien.
02
Deze man is een burger van Groot-Brittannië. Deze man is een burger van de Verenigde Staten. Deze man is een burger van Rusland. Deze man is een burger van Zuid-Afrika.
03
De vrouw draait de kaart om. De vrouw draait zich om. De man draait de kaart om. De man draait zich om.
03
Deze artiesten komen uit Griekenland. Deze artiesten komen uit Nederland. Deze artiesten komen uit Hawaï. Deze artiesten komen uit Japan.
04
Hij schudt de fles. Hij laat de fles vallen. Hij laat de fles draaien. Hij knijpt in de fles.
04
Hij schrijft in het Chinees. Zij schrijft in het Engels. Dit gebouw staat in India. Dit gebouw staat in Japan.
05
Zij ademt in. Zij ademt uit. Hij knijpt het water uit de spons. Hij doopt de spons in het water.
05
In Australië spreken de meeste mensen Engels. In Midden-Amerika spreken de meeste mensen Spaans. In Frankrijk spreken de meeste mensen Frans. In India spreken de meeste mensen Hindi.
06
De vrouw steekt er een stekker in. De vrouw trekt er een stekker uit. De vrouw draait er een lamp in. De vrouw draait er een lamp uit.
06
een Japanse een Amerikaanse cowboy Britse soldaten een Arabier
Hij doopt zijn verfkwast in de verf. Hij laat zijn verfkwast in de verf vallen. Zij doopt haar potlood in het water. Zij laat haar potlood in het water vallen.
07
Hier staat iets in het Engels op. Hier staat iets in het Japans op. Hier staat iets in het Russisch op. Hier staat een symbool van een dier op.
Zij veegt het fornuis af met een doekje. Zij spoelt het doekje uit. Zij wringt het doekje uit. Zij hangt het doekje op.
08
Dit is Russisch schrift. Dit is Japans schrift. Dit is Hindi schrift. Dit is Arabisch schrift.
Hij slaat een handdoek uit. Zij vouwt een handdoek op. Zij droogt haar handen af met een handdoek. Hij droogt zijn haar af met een handdoek.
09
Dit is Hebreeuws schrift. Dit is oud Egyptisch schrift. Dit is Engels schrift. Dit is Koreaans schrift.
Hij veegt iets af. Hij wringt iets uit. Hij vouwt iets op. Hij hangt iets op.
10
Deze mensen wonen in Rusland. Deze mensen wonen in de Verenigde Staten. Deze mensen wonen in China. Deze mensen wonen in Groot-Brittannië.
07
08
09
10
44
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 45
15-05
Het schoolsysteem van basisschool tot universiteit
15-06 Voor en na in tijd en plaats; Met elkaar en tegen elkaar; Nieuwe voorzetsels
01
Dit is een basisschool. Dit is een schoolbus. Dit is een universiteit. Dit is een studente aan de universiteit.
01
Hij staat voor haar. Deze persoon staat voor de auto. Deze persoon staat achter de auto. Hij staat achter haar.
02
Dit is een klaslokaal. Dit is een scheikundelokaal. Dit is de aula. Dit is de gymzaal.
02
Deze dag komt direct voor donderdag. Deze dag komt direct voor zaterdag. Deze dag komt direct na maandag. Deze dag komt direct na zondag.
03
Dit is een leerling op de basisschool. Dit is een leerling op de middelbare school. Dit is een studente aan de universiteit. Deze man zit niet meer op school.
03
Deze datum is voor februari. Deze datum is direct na februari. Deze datum is tussen oktober en december. Deze datum is in de maand februari.
04
Iemand die op een basisschool lesgeeft, is een leraar. Iemand die op een universiteit lesgeeft, is een hoogleraar. Iemand die op de basisschool zit, is een leerling. Iemand die aan de universiteit studeert, is een student.
04
voor het knippen van het papier tijdens het knippen van het papier na het knippen van het papier voor het springen
05
Dit is een rugzak. Dit is een schrift. De leerling schrijft in het schrift. De leerling doet het schrift in de rugzak.
Dit getal komt direct na 23. Dit getal komt ver na 23. Dit getal komt direct voor 23. Dit getal komt ver voor 23.
06
Hij zit te leren. Zij zit te leren. Hij geeft les. Zij geeft les.
Het meisje kruipt door het hek. De jongen loopt om het hek heen. Zij klimt over het hek. Hij kruipt onder het hek door.
07
De leerlingen doen een proef. De leerlingen leggen een examen af. De leerlingen zitten te leren. De leerlingen praten.
De man zegt: ‘Kruip door het hek!’ De jongen kruipt door het hek. De man zegt: ‘Klim over het hek!’ De jongen klimt over het hek.
08
De leerling is voor het examen gezakt. De leerling is voor het examen geslaagd. De leerling legt het examen af. De leerlingen leggen geen examen af.
De mannen zijn tegen elkaar aan het duwen. De mannen zijn samen aan het duwen. De mannen zijn tegen elkaar aan het touwtrekken. De mannen zijn samen aan het touwtrekken.
09
Hij werkt hard. Hij ontspant zich. Zij werkt hard. Zij ontspant zich.
De twee mannen praten met elkaar. De twee mannen praten, maar niet met elkaar. Ze houdt de deur voor hem open. Ze houdt de deur voor hem dicht.
10
De jongen duwt met iemand samen. De jongen duwt tegen iemand. De jongen gaat ergens omheen. De jongen gaat ergens doorheen.
05
06
07
08
09
10
Hij studeert. Zij ontspannen zich. Zij studeren. Hij geeft les.
45
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 46
15-07 01
02
03
De Europese en Amerikaanse kalender
Voor Amerikanen is dit 1 februari. Voor Europeanen is dit 2 januari. Voor Amerikanen is dit 12 januari. Voor Europeanen is dit 1 december. Voor Amerikanen zowel als voor Europeanen is dit 3 maart. Voor Europeanen is dit 12 november. Voor Amerikanen is dit 11 december. Wat is de datum vandaag? Volgens de Europese schrijfwijze is het vandaag 6 januari. Wat is de datum vandaag? Volgens de Europese schrijfwijze is het vandaag 6 februari. Wat is de datum vandaag? Volgens de Europese schrijfwijze is het vandaag 14 januari. Wat is de datum vandaag? Volgens de Europese schrijfwijze is het vandaag 14 februari. We weten dat deze datum is geschreven volgens de Europese schrijfwijze. We weten dat deze datum is geschreven volgens de Amerikaanse schrijfwijze. Deze datum is volgens de Europese en de Amerikaanse schrijfwijze hetzelfde. Als het de Europese schrijfwijze is, is dit een datum in januari.
04
Dit is de maand maart. Volgende maand is het juli. Welke maand is het nu? Vorige maand was het oktober. Welke maand is het nu? Over twee maanden is het april. Welke maand is het nu?
05
Vandaag is het maandag. Vandaag is het zondag. Vandaag is het woensdag. Vandaag is het zaterdag.
06
De dag na vandaag is het zondag. Welke dag is het vandaag? De dag na vandaag is het dinsdag. Welke dag is het vandaag? De dag na vandaag is het donderdag. Welke dag is het vandaag? De dag na vandaag is het zaterdag. Welke dag is het vandaag?
07
Morgen is het zondag. Welke dag is het vandaag? Morgen is het dinsdag. Welke dag is het vandaag? Morgen is het donderdag. Welke dag is het vandaag? Morgen is het zaterdag. Welke dag is het vandaag? 46
08
Gisteren was het zaterdag. Welke dag is het vandaag? Gisteren was het maandag. Welke dag is het vandaag? Gisteren was het donderdag. Welke dag is het vandaag? Gisteren was het vrijdag. Welke dag is het vandaag?
09
Eergisteren was het zondag. Welke dag is het vandaag? Overmorgen is het dinsdag. Welke dag is het vandaag? Eergisteren was het donderdag. Welke dag is het vandaag? Overmorgen is het woensdag. Welke dag is het vandaag?
10
Dit is de eerste dag van het jaar. Dit is de laatste dag van het jaar volgens de Amerikaanse schrijfwijze. Dit is de eerste dag van mei volgens de Europese schrijfwijze. Dit is de laatste dag van mei volgens de Amerikaanse schrijfwijze.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 47
15-08
In de klas; Rekenen
15-09
Aardrijkskunde en windstreken
01
Dit is een optelsom. Dit is een aftreksom. Dit is een vermenigvuldiging. Dit is een deling.
01
De pijl wijst naar boven. De pijl wijst naar beneden. De pijl wijst naar links. De pijl wijst naar rechts.
02
Als deze getallen worden opgeteld, is de som 10. Als deze getallen worden opgeteld, is de som groter dan tien. Als deze getallen worden opgeteld, is de som kleiner dan tien. Als deze waarden worden opgeteld, weten we niet wat de som is.
02
De pijl wijst naar het vierkant. De pijl wijst van het vierkant af. De pijl wijst naar de driehoek. De pijl wijst van de driehoek af.
03
De pijl wijst naar het noorden. De pijl wijst naar het zuiden. De pijl wijst naar het oosten. De pijl wijst naar het westen.
04
De pijl wijst naar het noordwesten. De pijl wijst naar het noordoosten. De pijl wijst naar het zuidwesten. De pijl wijst naar het zuidoosten.
05
De pijl wijst naar Europa. De pijl wijst van Europa af. De pijl wijst naar Afrika. De pijl wijst van Azië af.
06
Het land met de rode kleur ligt ten zuiden van het land met de groene kleur. Het land met de rode kleur ligt ten noorden van het land met de groene kleur. Het land met de rode kleur ligt ten westen van het land met de groene kleur. Het land met de rode kleur ligt ten oosten van het land met de groene kleur.
03
Als deze getallen worden opgeteld, is de som iets groter dan 100. Als deze getallen worden opgeteld, is de som veel groter dan 100. Als deze getallen worden opgeteld, is de som iets kleiner dan 100. Als deze getallen worden opgeteld, is de som veel kleiner dan 100.
04
Dit getal is twee keer zoveel als tien. Dit getal is de helft van tien. Dit getal is twee keer zoveel als twintig. Dit getal is de helft van twintig.
05
Hoeveel is 367 min 58? 367 min 58 is 309. Hoeveel is 529 plus 52? 529 plus 52 is 581. Hoeveel is 217 keer 5? 217 keer 5 is 1085. Hoeveel is 648 gedeeld door 2? 648 gedeeld door 2 is 324.
06
Hij werkt een wiskunde-opgave uit op papier. Hij werkt een wiskunde-opgave uit op een rekenmachine. Hij werkt een wiskunde-opgave uit op een computer. Hij werkt een wiskunde-opgave uit in zijn hoofd.
07
Iemand slijpt een potlood. Iemand breekt een potlood. Iemand schrijft met een potlood. Iemand tekent met een potlood.
De groene stip ligt in de Atlantische Oceaan. De groene stip ligt in de Stille Oceaan. De rode stip ligt in de Middellandse Zee. De rode stip ligt in de Atlantische Oceaan.
08
Dit land is een eiland. Dit land is geen eiland, maar het heeft een lange kustlijn. Dit land heeft geen kust. Het is door andere landen ingesloten. Dit land is geen eiland en het heeft een korte kustlijn.
09
Het land met de rode kleur is door water van alle andere landen gescheiden. Het land met de rode kleur grenst maar aan één ander land. Het land met de rode kleur grenst maar aan twee andere landen. Het land met de rode kleur grenst aan meer dan zes andere landen.
07
08
Iemand meet met een liniaal. Iemand tekent op het bord. Iemand tekent op een stuk papier. Iemand gebruikt een gum.
09
Hij trekt een lijn met een liniaal. Hij gumt de lijn uit met een gum. Hij schrijft. Hij veegt uit wat hij op het bord geschreven heeft.
10
Iemand schrijft op het bord. Iemand veegt het bord uit. Iemand tekent op het bord. Iemand tekent op papier. 47
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 48
15-09 10
Vervolg
15-10
Dit land heeft kusten aan twee oceanen. Dit land heeft een kust aan de Atlantische Oceaan en een kust aan de Middellandse Zee. Dit land heeft een kust aan de Middellandse Zee en een kust aan de Zwarte Zee. Dit land heeft één kust. Het ligt aan de Zwarte Zee.
48
Inspanning, succes, falen; Infinitief
01
Hij probeert de wedstrijd te winnen. Hij probeert niet een wedstrijd te winnen. Ze probeert iets van de plank te pakken. Ze probeert niet iets van de plank te pakken.
02
Hij probeert de pot open te maken. Hij probeert niet een pot open te maken. Hij probeert een raam open te doen. Hij probeerde de pot open te maken en het is gelukt. Hij probeerde de pot open te maken en het is niet gelukt.
03
Hij probeert het raam open te doen. Hij probeert niet een raam open te doen. Hij probeert een pot open te maken. Hij probeerde het raam open te doen en het is gelukt. Hij probeerde het raam open te doen en het is niet gelukt.
04
Hij maakt zijn huiswerk. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt. Hij doet de was. Hij heeft de was gedaan.
05
Heb je de afwas gedaan? Ja, ik heb hem gedaan. Heb je de was gevouwen? Ja, ik heb hem gevouwen. Heb je de afwas gedaan? Nee, ik heb hem niet gedaan. Heb je de was gevouwen? Nee, ik heb hem niet gevouwen.
06
Hij loopt van het huis weg. Hij loopt naar het huis toe. Hij loopt van Merel weg. Hij loopt naar Merel toe.
07
Welke kant moeten we op? We moeten naar links. Ik verveel me. Wat wil je doen? Ik heb zin om te kaarten.
08
Ze lopen naar haar toe. Ze lopen van haar weg. Ze loopt naar hem toe. Ze loopt van hem weg.
09
Hij probeert te zien. Hij probeert te praten. Hij probeert dit op te tillen. Hij probeert dit te buigen.
10
Hij gaat het huis binnen. Hij probeert het huis binnen te gaan. Hij gaat proberen het huis binnen te gaan. Hij is het huis binnen gegaan.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 49
15-11 01
02
03
04
05
Hoofdstuk 15 Herhaling
De vrouw is bang dat ze nat wordt. De vrouw huilt, omdat ze verdrietig is. De vrouw is blij, omdat haar kinderen van haar houden. De vrouw verveelt zich, omdat ze niets te doen heeft. januari april juni september De man stuitert een bal. De vrouw stuitert een bal. De man laat een bal draaien. De vrouw laat een bal draaien. Dit is Russisch schrift. Dit is Japans schrift. Dit is Hindi schrift. Dit is Arabisch schrift. De leerlingen doen een proef. De leerlingen leggen een examen af. De leerlingen zitten te leren. De leerlingen praten.
06
De jongen duwt met iemand samen. De jongen duwt tegen iemand. De jongen gaat ergens omheen. De jongen gaat ergens doorheen.
07
Eergisteren was het zondag. Welke dag is het vandaag? Overmorgen is het dinsdag. Welke dag is het vandaag? Eergisteren was het donderdag. Welke dag is het vandaag? Overmorgen is het woensdag. Welke dag is het vandaag?
08
16-01
Hoeveel is 367 min 58? 367 min 58 is 309. Hoeveel is 529 plus 52? 529 plus 52 is 581. Hoeveel is 217 keer 5? 217 keer 5 is 1085. Hoeveel is 648 gedeeld door 2? 648 gedeeld door 2 is 324.
09
De pijl wijst naar het noorden. De pijl wijst naar het zuiden. De pijl wijst naar het oosten. De pijl wijst naar het westen.
10
Hij gaat het huis binnen. Hij probeert het huis binnen te gaan. Hij gaat proberen het huis binnen te gaan. Hij is het huis binnen gegaan. 49
Het weer en passende kleding; Verdere tijdsaanduidingen
01
regen wolken de zon sneeuw
02
Het regent. De zon schijnt. Het sneeuwt. Het is bewolkt, maar het regent niet.
03
Je gebruikt een paraplu als het regent. Je gebruikt een parasol als de zon schijnt. Je draagt een muts en een sjaal als het koud is. Je draagt een zwempak als het warm is.
04
Hoe laat is het? Op het horloge is het half vijf. Hoe laat is het? Op het horloge is het twaalf uur. Wat voor weer is het? Het is warm en zonnig. Wat voor weer is het? Het is koud en bewolkt.
05
Het is half acht ’s morgens. Het is half acht ’s avonds. Het is één uur ’s nachts. Het is één uur ’s middags.
06
De meeste mensen ontbijten tussen 6.00 en 9.00 uur ’s morgens. De meeste mensen lunchen tussen 11.00 uur ’s morgens en 2.00 uur ’s middags. De meeste mensen eten de avondmaaltijd tussen 6.00 en 9.00 uur ’s avonds. De meeste mensen slapen tussen 11.00 uur ’s avonds en 7.00 uur ’s morgens.
07
Het regent buiten. Wat heb ik nodig? Het sneeuwt buiten. Wat heb ik nodig? De zon schijnt buiten. Wat heb ik nodig? Ik ben op de maan. Wat heb ik nodig?
08
Het is tijd om op te staan. Het is tijd om naar het werk te gaan. Het is tijd om te lunchen. Het is tijd om naar huis te gaan.
09
Het is half zeven ’s morgens. Het is twaalf uur ’s middags. Het is half vier ’s middags. Het is half acht ’s avonds.
10
Als het bewolkt is, kun je hierop niet zien hoe laat het is. Hoe laat is het? Het spijt me. Ik heb geen horloge. Hoe laat is het? Het is half zes. Hoewel het bewolkt is, kun je hierop zien hoe laat het is.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 50
16-02
Buitenshuis eten; Met een ober spreken; Modale werkwoorden
01
Ik heb honger. Laten we dit restaurant eens proberen. Een tafel voor twee, alstublieft. Deze kant op, alstublieft.
02
03
04
16-03
Liefde en huwelijk
01
een menu een rekening een ober een serveerster
Dit paar is verliefd. Deze twee mensen zijn niet verliefd en ze zijn ook niet bevriend. Deze twee mensen zijn niet verliefd. Ze zijn alleen bevriend. Dit is een groep vrienden.
02
Hier is het menu. Wat kunt u aanbevelen? Ik kan u de biefstuk aanbevelen. Wilt u alvast iets drinken?
De man loopt naar de deur. De man klopt op de deur. De vriendin van de man doet de deur open. De man geeft zijn vriendin bloemen.
03
Mag ik uw bestelling opnemen? Voor mij graag de biefstuk. Voor mij graag de salade. Salade voor mevrouw en biefstuk voor meneer.
De man en de vrouw zijn uit eten. De man en de vrouw dansen. De man en de vrouw winkelen. De man en de vrouw kussen elkaar.
04
Deze man is de echtgenoot van de vrouw. Zij zijn net getrouwd. Deze man is een vriend van de vrouw. Zij werken samen. Deze man is de vriend van de vrouw. Zij houden van elkaar. De man kent de vrouw niet.
05
Deze vrouw is de echtgenote van de man. Deze vrouw is een vriendin van de man. Deze vrouw is de vriendin van de man. De vrouw kent de man niet.
06
Deze twee mensen zijn net getrouwd. Deze twee mensen zijn te jong om getrouwd te zijn. Dit paar is al heel lang getrouwd. Dit is een trouwring.
07
De moeder is dol op haar kinderen. De man en de vrouw zijn dol op elkaar. Ik ben dol op ijs. Wij zijn dol op dit televisieprogramma.
08
Zij picknicken. Zij eten een normale maaltijd. Zij hebben een romantisch etentje. Zij eten een snack.
09
Ik hou van jou, papa. Ik hou van jou, mama. Ik hou van jou, Laura. Ik hou van jou, Joep.
10
Ik hou van jou, Ellen. Ik hou ook van jou, Ton. Wil je met me trouwen? Ja, ik wil met je trouwen.
05
Mag ik de peper, alsjeblieft? Alsjeblieft, hier is de peper. Mag ik het zout, alsjeblieft? Alsjeblieft, hier is het zout.
06
Ober, ik heb geen bord. Neem me niet kwalijk, meneer. Hier heeft u een bord. Ober, ik heb geen vork. Neem me niet kwalijk, mevrouw. Hier heeft u een vork.
07
Wilt u misschien dessert? Ik had graag een stuk taart. Ik had graag ijs. Hier is uw dessert.
08
Waar is het herentoilet? Het herentoilet is daar, meneer. Waar is het damestoilet? Het damestoilet is daar, mevrouw.
09
Ober, mogen wij de rekening? Alstublieft, de rekening. Harry rekent met de ober af. Harry laat een fooi achter op tafel.
10
Deze kant op, alstublieft. Mag ik uw bestelling opnemen? Hier is uw dessert. Hier is het menu.
50
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 51
16-04
Geschiedenis aan de hand van architectuur, kleding, techniek en het leger
01
Tussen 1100 en 1500 droegen ridders een harnas. Rond 1800 werden kanonnen gebruikt. Tegenwoordig worden tanks gebruikt. Tegenwoordig worden machinegeweren gebruikt.
08
Dit bouwwerk staat in Egypte. Dit bouwwerk staat in de Verenigde Staten. Dit bouwwerk staat in China. Dit bouwwerk staat in Italië.
02
Dit soort bouwwerken wordt tegenwoordig gebouwd. Dit soort bouwwerken werd tussen 1100 en 1500 gebouwd. Het is een kathedraal. Dit bouwwerk werd rond 1889 gebouwd. Dit bouwwerk werd duizenden jaren geleden gebouwd.
09
Deze monumenten staan in de Verenigde Staten. Dit monument staat in India. Dit monument staat in de Verenigde Staten. Deze monumenten staan in Egypte.
10
Dit bouwwerk is alleen in Parijs te vinden. Het is uniek. Dit bouwwerk is alleen in San Francisco te vinden. Het is uniek. Dit bouwwerk is alleen in Beijing te vinden. Het is uniek. Dit bouwwerk is alleen in Moskou te vinden. Het is uniek.
03
Dit bouwwerk werd tussen 1100 en 1500 gebouwd. Het is een kasteel. Dit bouwwerk werd tussen 1600 en 1700 in India gebouwd. Dit bouwwerk werd meer dan 2000 jaar geleden in China gebouwd. Dit bouwwerk werd ongeveer 2000 jaar geleden in Italië gebouwd. Tegenwoordig is het een ruïne.
04
Deze vorm van vervoer werd voor het eerst rond 1780 gebruikt. Deze vorm van vervoer werd voor het eerst aan het eind van de twintigste eeuw gebruikt. Deze vorm van vervoer werd voor het eerst in het begin van de twintigste eeuw gebruikt. Deze vorm van vervoer wordt al duizenden jaren gebruikt.
05
Een middeleeuwse ridder droeg een harnas. Een Romeinse soldaat droeg dit soort kleding. Een koningin droeg dit soort kleding. Een koning droeg dit soort kleding.
06
Vroeger droegen soldaten deze uniformen, maar nu niet meer. Vroeger droegen soldaten deze uniformen en ze dragen ze nu nog. Tegenwoordig dragen soldaten dit soort uniformen, maar vroeger droegen ze die niet. Soldaten dragen niet zo’n uniform.
07
Zulke kleding wordt in het Midden-Oosten gedragen. Zulke kleding wordt in de ruimte of op de maan gedragen. Zulke kleding werd vroeger in Europa gedragen. Zulke kleding werd vroeger door de Indianen gedragen.
51
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 52
16-05
Politie, de wet en de gemeentelijke diensten
16-06
Tijd: vroeg – laat; Bijzinnen
01
Dit is een politieagent. Dit is een politieauto. Dit zijn handboeien. Dit is een ziekenauto.
01
een horloge een klok een zonnewijzer een zandloper
02
In Frankrijk is het verboden aan deze kant van de weg te rijden. In Groot-Brittannië is het verboden aan deze kant van de weg te rijden. Het is verboden hier om te keren. Het is verboden hier linksaf te slaan.
02
Dit is de minutenwijzer van de klok. Dit is de secondenwijzer van de klok. Dit is de urenwijzer van de klok. Dit is een digitale klok. Hij heeft geen wijzers.
03
Hier is parkeren toegestaan. Hier is parkeren verboden. Hier is links afslaan toegestaan. Hier is links afslaan verboden.
Volgens dit horloge is het één uur. Volgens dit horloge is het half vier. Volgens dit horloge is het kwart over vier. Volgens dit horloge is het kwart voor vier.
04
Dit is een brandweerkazerne. Dit is een brandweerauto. Dit is een brandweerman. Dit zijn brandslangen.
Het is één seconde over twee. Het is één minuut over twee. Het is één uur over twee. Het is precies twee uur.
05
Als het twee uur is, dan moet dit horloge vijf minuten voorlopen. Als het twee uur is, dan moet dit horloge tien minuten voorlopen. Als het twee uur is, dan moet dit horloge vijf minuten achterlopen. Als het twee uur is, dan loopt dit horloge precies goed.
06
Lang geleden werd dit gebruikt om te zien hoe laat het was. Nog niet zo lang geleden werd dit gebruikt om te zien hoe laat het was. Tegenwoordig wordt dit gebruikt om te zien hoe laat het is. Dit wordt niet gebruikt om te zien hoe laat het is.
07
De zon komt ’s morgens op. Dat noemen we de zonsopgang. De zon staat hoog om twaalf uur ’s middags. De zon gaat ’s avonds onder. Dat noemen we de zonsondergang. ’s Nachts kunnen we de zon niet zien.
08
vroeg op de dag laat op de dag op jonge leeftijd op late leeftijd
03
04
05
Dit is een brievenbus. Dit is een postbode. Dit is een pakje. Dit is een brief.
06
Dit is een vuilnisman. Dit is een zak met vuilnis. Dit is een bibliotheek. Dit is een bibliothecaresse.
07
De man steelt iemands portemonnee. De man zegt: ‘Hij heeft mijn portemonnee gestolen!’ De politieagent heeft de dief gepakt. De dief zit in de gevangenis.
08
een postbode een ziekenvervoerder laboratoriumpersoneel ziekenhuispersoneel
09
De dief steelt. De man vertelt het aan de politieagent. De dief is gepakt. De dief kan niet meer stelen. Hij zit in de gevangenis.
10
Stelen is verboden. Hier is parkeren toegestaan. Hier is parkeren verboden. In sommige landen is het toegestaan aan deze kant van de weg te rijden. 52
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 53
16-07 09
10
De winkel gaat om negen uur open. We zijn te vroeg. De winkel gaat om vijf uur dicht. We zijn te laat. De kerkdienst begint om tien voor elf. We zijn te vroeg. De kerkdienst begint om tien voor elf. We zijn te laat. Veel mensen ontbijten om deze tijd. Dit is vroeg op de dag. Veel mensen eten ’s middags om deze tijd. Veel mensen eten ’s avonds om deze tijd. Veel mensen gaan om deze tijd naar bed. Dit is laat op de dag.
53
Geschiedenis en aardrijkskunde: van Rome tot nu
01
In dit land wonen meer mensen dan in enig ander land. Dit is het grootste land van de wereld. Dit is het enige land dat ook een werelddeel is. Dit land is een eiland. Het is geen werelddeel.
02
In dit land spreken de mensen Swahili. In dit land spreken de mensen Japans. In dit land spreken de mensen Spaans. In dit land spreken de mensen Arabisch.
03
De taal van dit land is Spaans. De taal van dit land is Chinees. De taal van dit land is Engels. De taal van dit land is Frans.
04
De mensen spreken Spaans in deze landen, omdat Spanje er vroeger over regeerde. De mensen spreken Frans in deze provincie, omdat Frankrijk er vroeger over regeerde. De mensen spreken Engels in deze landen, omdat Groot-Brittannië er vroeger over regeerde. De mensen spreken Portugees in dit land, omdat Portugal er vroeger over regeerde.
05
Vroeger regeerde Groot-Brittannië over dit land. Vroeger regeerde Frankrijk over dit land. Vroeger regeerde Spanje over dit land. Vroeger regeerde Japan over deze landen.
06
Vroeger regeerde Groot-Brittannië over al deze landen. Dit was het Britse Rijk. Vroeger regeerde Frankrijk over al deze landen. Dit was het koloniale rijk van Frankrijk. Vroeger regeerde Rome over al deze landen. Dit was het Romeinse Rijk. Vroeger regeerde Spanje over al deze landen. Dit was het koloniale rijk van Spanje.
07
Dit was het Britse Rijk. Dit was het koloniale rijk van Frankrijk. Dit is het tegenwoordige Groot-Brittannië. Dit is het tegenwoordige Frankrijk.
08
Deze landen maakten vroeger deel uit van het Britse Rijk. Nu zijn ze onafhankelijk. Deze landen maakten vroeger deel uit van het koloniale rijk van Frankrijk. Nu zijn ze onafhankelijk. Deze landen maakten vroeger deel uit van het koloniale rijk van Spanje. Nu zijn ze onafhankelijk. Deze landen maakten vroeger deel uit van de Sovjet-Unie. Nu zijn ze onafhankelijk.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 54
16-07 09
10
Vervolg
16-08
Voordat het Suezkanaal was aangelegd, voer een schip deze route van Londen naar Bombay. Nadat het Suezkanaal was aangelegd, voer een schip deze route van Londen naar Bombay. Voordat het Panamakanaal was aangelegd, voer een schip deze route van New York naar San Francisco. Nadat het Panamakanaal was aangelegd, voer een schip deze route van New York naar San Francisco. Dit is nu een onafhankelijk land. Dit is geen onafhankelijk land. Het maakt deel uit van de Verenigde Staten. Dit is geen land. Het is een werelddeel. Dit was lang geleden een onafhankelijk land. Nu maakt het deel uit van Groot-Brittannië.
54
Beroemde namen
01
Deze keizer werd geboren in 742 en stierf in 814. Deze kunstenaar werd geboren in 1606 en stierf in 1669. Deze wetenschapper werd geboren in 1564 en stierf in 1642. Deze uitvinder leefde van 1400 tot 1468.
02
Deze politieke leider werd geboren in 1890 en stierf in 1970. Deze wetenschapper leefde van 1642 tot 1727. Deze componist leefde van 1770 tot 1827. Deze uitvinder leefde van 1847 tot 1931.
03
Deze persoon was een ontdekkingsreiziger. Deze persoon was een schilder. Deze persoon was een filosoof. Deze persoon was een generaal.
04
Deze persoon was een koningin. Deze persoon was een koning. Deze persoon was een filosoof. Deze persoon was een toneelschrijver.
05
Deze persoon regeerde over Mongolië. Deze persoon was een leraar in Griekenland. Deze religieuze leider wordt in verband gebracht met de stad Mekka. Deze religieuze leider wordt in verband gebracht met de Tien Geboden.
06
Deze man schreef de roman ‘Oorlog en vrede’. Deze man schreef poëzie. Deze man schreef ‘De afstamming van de mens’. Deze man schreef over het zonnestelsel.
07
Deze persoon was een schilder. Deze persoon was een wetenschapper. Deze persoon was een politieke leider. Deze man was een religieus leider.
08
Deze persoon was een militaire leider. Deze persoon was een wetenschapper. Deze persoon was een religieus leider. Deze persoon was een filosoof.
09
Deze persoon regeerde over Egypte. Deze persoon heeft de telefoon uitgevonden. Deze persoon heeft in de slag bij Waterloo gevochten. Deze man was een Romeinse generaal.
10
Deze persoon heeft zich ingezet voor de onafhankelijkheid van India. Deze persoon is de leider van de katholieke kerk. Deze persoon was een Romeinse keizer. Deze persoon was een Amerikaanse schrijver.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 55
16-09
Mogelijkheid, onmogelijkheid, toeval en waarschijnlijkheid; Infinitief
01
Het is voor haar mogelijk om het boek te lezen. Het is voor haar onmogelijk om het boek te lezen. Het is voor hem mogelijk om te kijken. Het is voor hem onmogelijk om te kijken.
02
Hij probeert iets te doen dat onmogelijk is. Hij probeert iets te doen dat mogelijk is. Zij probeert iets te doen dat onmogelijk is. Zij probeert iets te doen dat mogelijk is.
03
Hij probeert dit op te tillen, maar dat is onmogelijk. Hij probeert dit op te tillen en dat is mogelijk. Hij probeert dit te buigen, maar dat is onmogelijk. Hij probeert dit te buigen en dat is mogelijk.
04
Deze persoon wordt zeker niet nat. Deze persoon wordt zeker nat. Deze persoon zou nat kunnen worden. Deze persoon is nat geworden.
05
Dit boek valt zeker niet van de tafel. Dit boek zou van de tafel kunnen vallen. Dit boek valt zeker van de tafel. Het boek is van de tafel gevallen.
06
Dit is mogelijk. Het gebeurt vaak. Dit is onmogelijk. Het gebeurt nooit. Deze worp van de dobbelstenen is mogelijk, maar onwaarschijnlijk. Ze zouden de auto misschien kunnen optillen, maar dat is onwaarschijnlijk.
07
Het is waarschijnlijk dat ze valt. Het is niet waarschijnlijk dat ze valt. Het is waarschijnlijk dat ze nat worden. Het is niet waarschijnlijk dat ze nat worden.
08
De man gooit de dobbelstenen. De man gooit een munt op. Er is een kans van één op vier dat hij de tien trekt. Er is een kans van één op vier dat hij de vijf trekt.
09
Dit paard is echt. Dit paard is denkbeeldig. Dit reptiel is echt. Dit reptiel is denkbeeldig.
10
Deze vrouw is echt. Deze afbeelding van een vrouw is door een kunstenaar gemaakt. Deze dieren zijn echt. Deze afbeelding van dieren is door een kunstenaar gemaakt.
16-10
55
Het beschrijven van voorwerpen en het aangeven van voorkeuren
01
Kijk eens naar die auto. Welke? Die rode. Kijk eens naar die auto’s. Welke? Die rode. Kijk, een gele auto. Waar? Op de foto met de man en de jongen. Doe niet zo gek! Dat is geen auto! Kijk eens naar die gele auto. Ik vind hem leuk. Ik vind hem niet leuk. Ik vind hem lelijk. Nou, ik vind hem leuk.
02
Vind je deze auto mooi? Nee, ik houd niet van roze auto’s en ik houd niet van oude auto’s. Vind je deze auto mooi? Ja, ik houd van gele auto’s en ik houd ook van oude auto’s. Vind je de blauwe auto mooi? Ja, het is een heel mooie auto. Ik wou dat ik zo’n auto had. Vind je deze auto mooi? Ja, ik houd van rode sportauto’s. Ik houd van hard rijden. Nou, sportauto’s van alle kleuren rijden hard.
03
Vind je deze auto mooi? Nee, hij is te oud. Vind je deze auto mooi? Eigenlijk niet. Hij is te groot. Vind je deze auto mooi? Eigenlijk niet. Hij is te klein. Vind je deze auto mooi? Ik zou hem mooi hebben gevonden voor het ongeluk.
04
Vind je deze auto mooi? Ik weet het niet. Hij is afgedekt. Het is vast een mooie auto. Misschien. Vind je deze auto mooi? Nee. Ik dacht dat je oude auto’s mooi vond. Ja, maar deze is zwart. Ik houd niet van zwarte auto’s. Vind je deze auto mooi? Je weet dat ik niet van oude auto’s houd. Dit is de oudste auto die ik ooit heb gezien! Vind je deze auto mooi? Ja, ik houd van cabriolets.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 56
16-10 05
06
Vervolg
Hou je van boten? Ja, vooral van zeilboten. Hou je van boten? Ja, maar ik geef de voorkeur aan kano’s. Waarom? Ik denk omdat ze kleiner zijn. Hou je van vliegtuigen? Ik vind het leuk om ernaar te kijken, maar ik ben bang om te vliegen. Echt? Ja, echt. En heteluchtballons? Zou je daar niet graag mee omhoog gaan? Nee, dan zou ik bang zijn.
En jij? Waar ga jij liever heen? Naar het strand. Waarom? Omdat ik van de zon en het zand houd.
Welke boot vind jij het mooist? Ik vind dat schip met al die witte zeilen mooi. Welke boot vind jij het mooist? Ik vind die met de rode en gele zeilen mooi. Ben je wel eens in een onderzeeër geweest? Nee, jij wel? Nee, ik ook niet. Vind je windsurfen leuk? Ik weet het niet. Ik heb het nog nooit gedaan. Bij deze man ziet het er gemakkelijk uit, maar het is best moeilijk.
07
Welke auto vind jij het mooist? Ik vind ze geen van allen mooi. Welke vind je het minst mooi? Dat wrak natuurlijk. Vind je een van deze auto’s mooi? Nee, eigenlijk niet. Welke vind je het minst mooi? Nou, weet je, die oude roze auto vind ik echt niet mooi. Die taxi ziet er echt oud uit, hè? Nou! Dat busje ziet er helemaal niet mooi uit. Je hebt gelijk. Ik vind het ook niet mooi.
08
Wat zou je liever gaan doen – zwemmen of varen? Ik ga liever varen. En jij? Wat doe jij liever? Ik ga liever zwemmen. Waar ga je liever heen – naar het strand of naar de bergen? Naar de bergen. Waarom? Omdat ik graag wandel. 56
09
Waar zou je het liefst willen wonen – in de grote stad, op het platteland of in een dorp? Ik geef de voorkeur aan een dorp. Waarom? Daar is het rustig, maar je hebt er toch mensen om je heen. En waar zou jij willen wonen? In een grote stad. Waarom? Daar is veel te doen. Ik zou ook wel in een huis op het platteland willen wonen. Ja, daar zou het rustig zijn. Ik zou wel in een kasteel bovenop een heuvel willen wonen. Ja, dat zou ook leuk zijn.
10
Wat is je lievelingsseizoen? Ik vind de zomer fijn, omdat de bloemen dan zo mooi zijn. Wat is jouw lievelingsseizoen? Ik vind de lente fijn, omdat het niet te warm of te koud is om te sporten. Welk seizoen vind jij fijner – de winter of de herfst? Ik vind de winter fijn, omdat ik dan kan skiën. Welk seizoen vind jij fijner – de herfst of de winter? Ik geef de voorkeur aan de herfst, omdat de bladeren aan de bomen dan zulke mooie kleuren hebben.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 57
16-11
Hoofdstuk 16 Herhaling
01
Het regent buiten. Wat heb ik nodig? Het sneeuwt buiten. Wat heb ik nodig? De zon schijnt buiten. Wat heb ik nodig? Ik ben op de maan. Wat heb ik nodig?
02
Mag ik uw bestelling opnemen? Voor mij graag de biefstuk. Voor mij graag de salade. Salade voor mevrouw en biefstuk voor meneer.
03
Deze man is de echtgenoot van de vrouw. Zij zijn net getrouwd. Deze man is een vriend van de vrouw. Zij werken samen. Deze man is de vriend van de vrouw. Zij houden van elkaar. De man kent de vrouw niet.
04
Dit soort bouwwerken wordt tegenwoordig gebouwd. Dit soort bouwwerken werd tussen 1100 en 1500 gebouwd. Het is een kathedraal. Dit bouwwerk werd rond 1889 gebouwd. Dit bouwwerk werd duizenden jaren geleden gebouwd.
05
Stelen is verboden. Hier is parkeren toegestaan. Hier is parkeren verboden. In sommige landen is het toegestaan aan deze kant van de weg te rijden.
06
Als het twee uur is, dan moet dit horloge vijf minuten voorlopen. Als het twee uur is, dan moet dit horloge tien minuten voorlopen. Als het twee uur is, dan moet dit horloge vijf minuten achterlopen. Als het twee uur is, dan loopt dit horloge precies goed.
07
Vroeger regeerde Groot-Brittannië over al deze landen. Dit was het Britse Rijk. Vroeger regeerde Frankrijk over al deze landen. Dit was het koloniale rijk van Frankrijk. Vroeger regeerde Rome over al deze landen. Dit was het Romeinse Rijk. Vroeger regeerde Spanje over al deze landen. Dit was het koloniale rijk van Spanje.
08
Deze persoon was een koningin. Deze persoon was een koning. Deze persoon was een filosoof. Deze persoon was een toneelschrijver. 57
09
Dit is mogelijk. Het gebeurt vaak. Dit is onmogelijk. Het gebeurt nooit. Deze worp van de dobbelstenen is mogelijk, maar onwaarschijnlijk. Ze zouden de auto misschien kunnen optillen, maar dat is onwaarschijnlijk.
10
Welke boot vind jij het mooist? Ik vind dat schip met al die witte zeilen mooi. Welke boot vind jij het mooist? Ik vind die met de rode en gele zeilen mooi. Ben je wel eens in een onderzeeër geweest? Nee, jij wel? Nee, ik ook niet. Vind je windsurfen leuk? Ik weet het niet. Ik heb het nog nooit gedaan. Bij deze man ziet het er gemakkelijk uit, maar het is best moeilijk.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 58
17-01
Moppen 1
17-02
Moppen 2
01
Riemen? Zuster! Mevrouw, is dit uw kind? Natuurlijk is hij blij. Hij zit op de kat.
01
Vijfde verdieping. Bijna. Bergopwaarts doet hij het niet best. Goed zo. Je hebt hem. En nu? Haal je vinger uit je oor en luister!
02
Hij kent me nog! Doe nou niets om hem kwaad te maken! Laten we het nou maar een ‘kat’ noemen en daarmee uit. Wacht even, ik ben eerst.
02
Je hebt me goed opgevangen. En nu? Hij is de snelste hardloper van het land. Het was verkeerd verbonden. Ja, hij is er.
03 03
We zitten hier nu met vier intelligente mensen – vijf, als je Fred meerekent… Hij was hier eigenlijk niet erg gelukkig. Volgens mij is Harry nog niet helemaal wakker. Je hebt je speer ondersteboven.
En wat doen we nu? Nu! Help! Ja, hallo.
04
Het is ook goed om jouw stem te horen. Neem het Fred maar niet kwalijk. Hij werkt ’s nachts. De herenafdeling, alstublieft! Klaar?
05
Zij hebben nog een kamer. Waar is Jantje? Hij moet aan de voet die het dichtst bij het raam is. Hé Joost. Wat langzamer! Hij heeft er eindelijk een gevangen.
06
Nu? Herman boft. Hij vangt altijd de grote. Hij lijkt er niet groter door, vind ik. Alleen maar een half kopje. Ik kan nog geen vol kopje optillen.
07
Ik zie dat je weer in bed hebt gegeten. Ik dacht dat die beer ons de camera nooit zou teruggeven! Het is in ieder geval besmettelijk. Laten we hem hier planten.
08
Ik heb die vrouw nog nooit van mijn leven gezien! O ja, en hij heeft een rode jas aan. Hoi mam. Wie is dat kind? Ik zie dat u uw drankje ingenomen heeft.
04
En als het nou geen paraplu is? Pak die bal en gooi hem, snel! Het ei, Karel! Gooi dat ei naar me toe! Het is zeker veel kouder dan het eruitziet.
05
Niks aan de hand, Eduard. Het zijn viseters. Welke vriendin? Dat zijn mijn handschoenen! Mijn zoon is acht en zijn vader is vierendertig. Geert, we zijn de kinderen vergeten!
06
Paul rookt veel. Goed zo! Hij heeft de vlinder gevangen! De camera, Fred! Gooi de camera naar beneden. Neem me niet kwalijk, meneer, maar die is van mij.
07
Hij is volgroeid. Hopen we! Ik kan ook niet zwemmen. De koffie zal nu wel klaar zijn. Je ergert je tegenwoordig blijkbaar aan alles wat ik doe.
08
Peter heeft altijd ongelukjes. Houd de dief! Ik heb drie vrijwilligers nodig. Het is een geweldig huisdier.
09
Maar het eten is hier geweldig. Ik heb hem! Ik wil een ongeluk melden. Het kan geen kwaad om het te controleren, maar ik weet bijna zeker dat het twee honden zijn.
09
Op maandag heeft zij 80 milliliter melk gedronken, vergeleken met de gebruikelijke 90… Heb je een ander? Woef! Woef! Flink geluid voor een beginner, hè?
10
Misschien loop ik wat voor, Rein – ik heb het 4.21 uur. Help! En wat nu? Wat zal ik blij zijn als we je moeder vinden.
10
Je kunt niet je huiswerk maken en tegelijkertijd televisie kijken. Ben je bang dat hij wegloopt? Die foto van je vader is net echt! Heb je niets anders te lezen?
58
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 59
17-03
Moppen 3
01
Nog één winter, alsjeblieft! Voelt u zich iets beter vandaag? Op welke knop moet ik drukken? Na een drukke dag op kantoor weet hij niet hoe snel hij onder de douche moet springen.
02
Hoe gaat het verder? Het klinkt alsof hij op haar voet staat. Lieve hemel, papa is op Daantje’s trommel gaan staan. Het is heerlijk rustig zonder je broertje.
03
Dit was het probleem. Liesbeth dacht dat ZIJ de duurste hoed in de hele stad had! Worstjes, aardappelsalade, limonade. O jé, we zijn moeder vergeten! Tot ziens, Els. Tot gauw, Lisa. Barbara. Hanneke.
04
Deze vogels zijn een teken dat er hier vis zit. Ik heb wel betere bonbons gegeten. Mijn moeder komt zo. Ze doet me in bad. En wat heeft papa’s kereltje vandaag gedaan?
05
De linker schoen is iets te krap. Mag ik de suiker? Ik zal zeggen wat u hebt, als u het aan niemand vertelt. Ik wil geen paniek veroorzaken. Pak hem niet te hard aan, Marie. Het was vast een ongelukje.
06
Ik ben alleen maar gekomen om weer warm te worden. En, kereltje, wat heb jij vandaag gedaan? Voor mijn hebberige broer Willem… Jij hebt hem gevangen. Dan mag je hem ook klaarmaken.
07
Ik zeg je, dat ding heeft mijn boterhammen gestolen. Snap je nu waarom hij maar twee concerten per jaar geeft? Gaat u meteen naar bed. U heeft iets heel besmettelijks. Het ziet ernaar uit dat Fred iets gevangen heeft.
08
Voor mij zien alle auto’s er hetzelfde uit. Laat vallen die steen! O fijn, jij bent de hond al aan het wassen! Gelukkig, papa heeft de bal gevonden.
09
Dáár heb je Kees! Jij met je lokroep. Draaien de wielen? Uw paard komt er zó aan.
10
59
Nu goed opletten. Nu komt het stuk, waarover ik jullie heb verteld. Hier moeten uw röntgenfoto’s tussen zitten. Pardon meneer, hoe lang staat u al te wachten om over te steken? Ik geloof dat hij probeert je iets duidelijk te maken.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 60
17-04
Moppen 4
01
Pas op, achter je! We hebben het erover gehad en hij heeft me ervan overtuigd dat het in orde is. Wat nu? Zoveel verf hoeft er niet op je kwast, Harriët.
02
Wat moest ik ook al weer doen? Dat is een van onze betere lokfluitjes. Eindelijk! Ik dacht dat er nooit een einde zou komen aan deze trein. Het is voor u.
03
Dat klinkt als een brandweerauto aan de overkant. Het is voor u. Was het heet in de stad, schat? Brave hond!
04
Kan ik zó terugbellen? Nog nieuws? Barend, wat lees je? Zal ik een grote ster in het circus van je maken?
05
Voor jou. Dank je, schat. Nu de koffie nog. Vier meter en vijf centimeter. Heeft u liever dat ik niet rook?
06
Uw eerste vlucht? Ik hèb mijn haar gekamd. Els vertelde dat je basketbal speelt. Hier staat dat het antwoord twee is.
07
Mag ik je een nachtkus geven, Doortje? Elizabeth? Sophie? Bij mij staan er nu zes. En bij jou? Een nieuw record, mam. We zitten er met zijn vijven in. Natuurlijk kunnen mensen niet denken. Ze herhalen alleen wat ze horen.
08
O, jij bent het! Deze nieuwe jas is fantastisch. Er kunnen 200 sneeuwballen in! Meneer Gerlings is in de kopieermachine gevallen! Leuk hoor! Je weet best dat ik maar drie minuten te laat ben.
09
Ben jij er een van mij? Vertelt u ons eens iets meer over uw reis naar Afrika, meneer de baron. Weet je zeker dat we op het goede adres zijn, Martha? Kun je je voorstellen dat iemand met zulk weer binnen wil blijven?
10
60
De vorige keer dat we er waren, zat het hier vol dinosaurussen! Kom binnen! Kom binnen! Wat leuk om jullie weer eens te zien! Voor u. Niet naar beneden kijken.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 61
17-05
Moppen 5
17-06
Moppen 6
01
Moeder, bedankt voor de stropdas die je Karel hebt gestuurd. Hij gebruikt hem bijna iedere dag. Wie is daar? Het spijt me, mijn man is niet thuis. Achteruit allemaal. Geloof het of niet, maar het is voor mij.
01
Jazeker meneer, een tafel voor zes personen. Hoe lang bent u al automonteur? Ik hoop niet dat je dat natte glas op tafel hebt gezet zonder iets eronder. Degene die jullie over beren vertelde, maakte een grapje. Er zijn hier geen beren.
02
En nu? Hij heeft een groter hondenhok nodig. Hij zegt dat hij niets ziet. Stuur een lamp naar beneden. En houd deze deur dicht als de wasmachine draait.
02
U zegt het maar als hij u lastig valt. Wat zou u zeggen als ik u vertelde dat ik nog nooit in mijn leven één dansles gehad heb? Als dat Wouter is, wie is dit dan? Mijne heren, uw haargroeimiddel werkt goed, maar…
03
Gelooft u nu dat het bedrag klopt, meneer? Ik zeg het nog één keer: doe de deur niet open! Houd de hoorn maar dicht tegen je oor, dan zal ik je laten horen wat ik voor mijn verjaardag heb gekregen. Klaar om te kappen?
03
Laten we hem hier planten. Hij is eindelijk in slaap gevallen. Waar wacht hij op? Heeft u een grote gevlekte hond?
04
Het eten is slecht, maar de service is geweldig! Ach kom, Bertus, een paar dagen weg van kantoor zullen je goed doen. Warm hè? Ik geloof dat die blauwe lijn op de kaart toch geen weg was.
04
Willem, ik heb er weer één gevangen! Een frisse ochtendwandeling en je bent zó wakker. Let nu goed op en doe precies alles wat ik doe. Ik heb thuis nog zo’n paar.
05
05
Tel de kinderen! Tel de kinderen! Frank, kun je wat harder praten? Telefoon! Doe open!
Het zijn heel schone dieren. Ik geloof dat hij probeert ons iets duidelijk te maken. Hoe ver zijn we nog van de rivier, Sjaak? Dit ding begint zwaar te worden. Ik geloof dat ze met elkaar spreken.
06
U moet wat harder spreken. Ze zijn allemaal de verkeerde maat. Het ziet er toch wel erg koud uit. Volgens uw gewicht moet u twee meter achtenzestig zijn.
06
Je bedoelt dat hij zijn rol nog niet kent? Laten we deze kant op gaan en kijken waar hij geweest is. U zegt het maar, als het u stoort. U bent zeker de nieuwe monteur?
07
Ik geloof dat hij zich vandaag veel beter voelt. Kunt u me horen, baas? Ik heb hier een probleempje in de dierentuin. Dat is een teken dat het een koude winter wordt. Heeft u een afspraak?
08
Hoe weet u dat u hem niet mooi vindt? U kunt hem helemaal niet zien. Je moet leren je te ontspannen. O, Ronald, wat mooi! Kon je je dat wel veroorloven met jouw salaris als bankbediende? Ik ben bang dat we te laat zijn.
09
Daar komt er een aan. Wat een vreselijk gezicht. Heeft u misschien een jongetje verkleed als Indiaan voorbij zien komen? Jansen is een geweldige verkoper. Zij geven veel feestjes.
07
08
Sst! Hij slaapt! Je bent de sleutel kwijt? Als u naar fouten zoekt, vindt u ze natuurlijk ook. De sleutels! De sleutels! Je hebt mijn autosleutels! Vader heeft de sleutels in de auto laten zitten. Ja, dat lukt je wel. Papa is wakker! Ben jij dat, lieverd? Weet je dat er een foto van je in de krant staat?
09
Heb je een ogenblikje? Gerard! Hij is niet van ons! Je armen zijn te kort. Dat begint al goed!
10
Ik dacht toch echt dat ik hier net een konijn had gezien. Hij is enig kind. En hoe is het verder? Natuurlijk, dit is pas de eerste laag.
61
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 62
17-06 10
Vervolg
17-07
Het schijnt dat mijn man gelooft – GA RECHTOP ZITTEN ALS IK TEGEN U SPREEK – dat ik dominant ben. Ik zie dat ze het probleem nog steeds niet ontdekt hebben. Zeg het maar als het lawaai je stoort. Blijf rustig zitten, Ida. Ik kom er wel uit.
62
Moppen 7
01
O, maak je over mijn vader maar geen zorgen. Hij is al uren geleden naar bed gegaan. Wacht eens even, jongeman! Goh, hier moeten we vaker gaan eten. Ze laten geld voor je achter onder de borden. Wat ben ik blij dat u er weer bent!
02
Het is sluitingstijd, meneer. Zware dag gehad in de garage? Breng ons naar de dichtstbijzijnde kapper. O, u hebt het gemerkt. Ja, ik ben inderdaad wat afgevallen!
03
Een flinke golf, hè? Mag ik de bouwtekeningen nog eens zien, Henk? Au! O jee!
04
Hij is zacht, aardig, eerlijk, voorkomend, behulpzaam, hoffelijk, begrijpend, trouw en dodelijk vervelend. Ik denk dat we ondervoeding wel kunnen uitsluiten. Ach, de claxon doet het tenminste nog. Ik weet dat u het wel beter kunt.
05
Er is vast niets aan de hand, lieverd – hier buiten hoor je veel vreemde geluiden. Je snapt toch wel, Gerard, dat dit een reden tot echtscheiding is? Maar als het nou geen reclamestunt is? Maar waarom vallen we er nou eigenlijk niet vanaf, Wouter?
06
Waarom je met zo’n kluns als ik getrouwd bent, zal ik wel nooit te weten komen. Ik heb gehoord dat u een dieet hebt gevonden dat werkt. Ik wil heel graag over je reis horen. Mag ik weten wat je van plan bent?
07
Beste vrienden, sinds de laatste kerstkaart is er bij ons in de familie veel gebeurd… Wie was het? Ben je nog boos, liefje? Goed mannen, hier slaan we ons kamp op.
08
Ik heb hem alleen maar gevraagd hoe hij zich voelt. Hoe moet ik weten wanneer zij alleen willen zijn? Je laat de bal te vroeg los. Het zal wat te groot aanvoelen, totdat u eraan gewend bent.
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 63
17-08 09
Probeer er niet aan te denken. Dat is dan afgesproken. We laten airconditioning in het gebouw aanleggen. Loes zei al dat je voor tandarts studeert. Laat maar lieverd, ik heb hem al!
10
Ik zei dat mensen me niet schijnen te mogen. Zet je oren eens open, dikkop! Ja meneer, ik zeg altijd: het geheim van een gelukkig huwelijk zit hem in het samen dingen doen. Doe geen moeite. Ik heb gisteren het laatste fotorolletje volgeschoten. Een van uw verrukkelijke kippen liep vanmorgen in mijn tuin rond.
63
Moppen 8
01
Maar ik dacht dat het planteneters waren! Wanneer heb jij voor het laatst gekampeerd, Fred? Ik heb je baas gebeld om te zeggen dat je vandaag niet zou komen en hij vond het prima. Heb je gezien wat Piet meegebracht heeft van het vissen?
02
Schitterend! Morgen beginnen we met je benen. Als hij over de koe begint, moet je proberen van onderwerp te veranderen. Je bent een stoute, stoute python geweest! Rust maar lekker uit, lieverd. Ik moet je morgenochtend iets vertellen.
03
Het is mijn hobby. Wat is er aan de hand, agent? Je mist de hapjes en de drankjes. Iedereen kan toch een fout maken!
04
Op zulke momenten kun je dat extra vermogen goed gebruiken! Je zult het niet geloven, maar toen deze opera voor het eerst werd opgevoerd, vonden de critici hem verschrikkelijk. Het is een politiehond. Iedere idioot weet dat dat plan niet zal werken. Fransen, zegt u het hem maar.
05
Ik maakte me geen zorgen. Jij verzint altijd wel wat. Je doet je best niet. Dit moet een vergissing zijn. Zoveel geld heb ik helemaal niet. Ik wil u weer op controle zien zo gauw u genoeg geld hebt gespaard.
06
Klaag toch niet zo! Iedere man moet toch een hobby hebben. Probeert u hem dit keer wat steviger vast te houden. Probeert u zich alstublieft te ontspannen. Ik betwijfel of er iemand op deze planeet leeft.
07
Heeft u even tijd voor me? Ik ben drie keer een blokje om gereden om haar in de war te brengen, toen de brug over, door de stad en heb haar er toen bij de vuilnisbelt uitgezet. Die zwerfkat zien we nooit meer terug. Ik zou er vandaag maar niet in gaan, Ralf. Zo, Huisman, en wat is uw excuus deze keer?
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 64
17-08
Vervolg
17-09
Moppen 9
08
Let maar niet op hem. Hé, jullie missen alle pret! Tjonge, wat zullen ze verrast zijn jullie te zien! Wordt u op staande voet beter, Koopmans! Morgen begint uw vakantie.
01
Hoe lang wacht u al? En we hoeven pas in september weer naar school! Laten we nog eens naar het adres kijken. Ik ben hier en ik eet een stuk taart.
09
Doe nu het licht maar uit en ga om een glas water roepen. Dank je, Maarten. Mag ik nu het zout? Toegegeven, het is meer werk. Maar zeker is zeker! Kees is ziek en kan vandaag niet naar school komen. U spreekt met mijn vader.
02
Nee, je mag mijn mes niet lenen! Stop met groeien! Weet u zeker, dat uw ‘nee’ definitief is? U heeft de verkeerde trein.
03
Ik weet zeker dat ik mijn kaartje hier ergens heb. Is het ontbijt al klaar, schat? Als hij de boot ramt, zijn we er geweest. U hoeft me niet te betalen voor het babysitten. Ik heb honderd gulden van de kinderen gewonnen.
04
Hoe spel je ‘kannibalisme’? Ik had hem, geloof ik, langer moeten bakken. In twintig woorden of minder, hoe gaat het met het gezin? O, dat ben ik vergeten je te vertellen. Ik kwam Wim Jansen vandaag tegen. Heleen is ziek en het feest gaat niet door.
05
Ik kom al! Ik kom al! Geef me dat grote zware ding eens. Nou, hoe je dat dan ook uitspreekt, dat wil ik! Laat u niet in de war brengen door al deze juridische terminologie! Het betekent gewoon dat u twintig jaar gevangenisstraf krijgt.
06
Je moet naar de kapper. Mag ik van iemand uit het publiek een horloge lenen? Houd hem even vast, dan roei ik naar een betere plek. En voor het diner…
07
Hemel, ben ik weggegaan en heb ik de televisie de hele dag aan laten staan? Voor ik u zeg of hij van mij is, wil ik weten wat hij heeft gedaan. Goed gedaan, Smit, maar eigenlijk is de brand bij de buren. Taxi, meneer?
08
Geweldig! Je hebt hem gevonden! Hij doet het weer prima! De bal raken? Bedoel je zó? Hoe was de vakantie?
10
Ik heb in geen vijftien jaar in een kano gezeten. Verder nog symptomen? Bedient u me nog of moet ik de kinderen loslaten? De ochtend is de slechtste tijd van de dag voor Harm.
64
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 65
17-10 09
Ik zei dat mijn claxon blijft hangen! Dat is volgens mij het probleem! Pap, mag ik de auto lenen? Je werkt te hard, Leo. Ik snap niet hoe u uw huis zo netjes houdt met vier kinderen.
10
En wat zegt het poesje? Goed zo! En wat zegt het hondje? Papa’s grote jongen heeft het alweer goed! En wat zegt het vogeltje? Vertel me nog eens hoeveel we zo besparen. Hij is een goede loodgieter, maar ik ben niet weg van zijn knecht. Ons nieuwste speelgoed zal geweldig aanslaan bij de kinderen.
65
Moppen 10
01
U moet hem gewoon laten merken dat u niet bang voor hem bent. Het deed helemaal geen pijn. U heeft de prik aan mijn beer gegeven. Ik geef hem zijn neusdruppels – hoezo? Wat u ook gedaan hebt, u moet precies het tegenovergestelde doen.
02
Dank u, meneer de directeur, het gaat goed met haar, maar ik bel eigenlijk voor iets anders. Toe nou, meneer Peters, u moet uw medicijn innemen. Mag ik hem houden, mam? Het verleidelijke aan vervalsen is, dat je het al met een balpen van twee gulden kunt doen.
03
Ik moet overwerken, lieverd. Er is hier het een en ander veranderd. Ziet u hoe een gestreept pak u langer maakt! Tussen haakjes, ik heb het met de huisbaas over een grotere woning gehad. Het is een beterschapskaart van je baas. Het klinkt als een bevel.
04
Het duurt altijd even voor hij op maandagmorgen op gang komt. Je kunt niet zomaar weggaan omdat het feest voorbij is! Je woont hier! Vind je niet dat je moeder hem verwent? Gefeliciteerd meneer! U bent mijn eerste klant.
05
Bartels is een goede werknemer. Hij heeft in eenenveertig jaar nog geen dag werk gemist. Er wordt niet meer naar griezelfilms gekeken en daarmee uit! Nee, ik ben met niemand uitgeweest terwijl jij weg was. Dat was de remtest! Nu doen we de snelheidstest.
06
Eerlijk gezegd was ik gelukkiger toen we muizen hadden, Ellie. Ja, ze verwachtte je al, maar ze is toch thuis. Nou, dan staan we quitte. Dit is de eerste keer dat ik er een geef. Ik denk erover om dit mijn laatste reis te maken.
07
Hij is gewoon een grote, onhandige, aardige boerenjongen. Dat ding achter de schuur is een oliebron. Hij is niet zwaar, pap. Je staat op zijn ski’s. Hij is zesenveertig, maar hij heeft de energie van een man die twee keer zo oud is. Alsjeblieft Simon, iedereen kijkt!
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 66
17-10 08
09
10
Vervolg
18-01
Laten we iets afspreken. Jij vertelt me niet hoe jouw dag was en ik vertel je niet hoe mijn dag was. Laten we even nadenken, mevrouw Gosewijn, hoe we dit gaan oplossen! Waarom verstopt hij zich niet gewoon onder het bed zoals andere honden? Maak je geen zorgen, het is maar een rotte appel. Eerlijk gezegd stelt u ons voor een raadsel. Maar we horen bij de autopsie wel wat er met u aan de hand is. Hoe lang bowlt u nu al, meneer Jacobse? Negen keer zes is tweeënzeventig! Val moeder nou niet meer lastig als ze het huishoudboekje bijwerkt. Ik had me eigenlijk een veel jongere man voorgesteld. Aangezien geld me alleen maar ellende en ongeluk heeft gebracht en ik deze last niet aan degenen die ik achterlaat wil doorgeven, heb ik besloten het mee te nemen. Hij is prachtig, tante Martha. Nu moeten we er nog een goed plaatsje voor vinden. Ik blijf nog eens een winter wakker om te zien hoe die blaadjes weer aan de bomen komen. Ik geloof dat je je vergist. Degenen die vroeger nootjes uit de bomen naar ons gooiden, waren kleiner en hadden staarten.
66
School
01
het klaslokaal het bord de leraar de leerling
02
de speelplaats de trampoline schommels de glijbaan
03
de gum de liniaal het schrift het leerboek
04
de overheadprojector de diaprojector het krijtje de bordewisser
05
de gang kluisjes het schoolgebouw het slot
06
de trompet de viool de piano de blokfluit
07
het basketbalveld het voetbalveld het zwembad de tennisbaan
08
de muziekles de tekenles de wiskundeles de natuurkundeles
09
de gymnastiekles het scheikundelokaal de kantine de aardrijkskundeles
10
de schoolbus de rugzak het examen de schoolbank
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 67
18-02
Elektronische apparatuur en huishoudelijke apparaten
18-03
Delen van het huis en meubilair
01
de televisie de computer de radio de videorecorder
01
de vloer het plafond de muur de deur
02
het cassettebandje het cassettedeck de cd de cd-speler
02
gordijnen de kleerkast de tafel de boekenkast
03
de magnetron de koelkast het fornuis de mixer
03
de kroonluchter de open haard de lamp de lichtknop
04
de broodrooster de stofzuiger het strijkijzer het koffiezetapparaat
04
de kleerhanger de veranda de wasmachine het raam
05
de plaat de platenspeler de luidspreker de microfoon
05
de ladenkast het tapijt het bed de spiegel
06
de draagbare radio de haardroger het scheerapparaat de elektrische gitaar
06
de zolder de kelder de garage de oprit
07
het toetsenbord de muis de monitor de stroomkabel
07
de douche de wastafel het toilet het bad
08
de afstandsbediening de mobiele telefoon de printer de antenne
08
de leunstoel de kruk de tuinbank de sofa
09
het stopcontact de diskette het analoge horloge het digitale horloge
09
de hangkast de trap de slaapkamer de eetkamer
10
de satellietschotel de schrijfmachine de koptelefoon batterijen
10
de zitkamer de keuken de badkamer de schoorsteen
67
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 68
18-04
Lichaamsdelen
18-05
Gebouwen
01
de arm de rug de benen het haar
01
de gevangenis de bank de fabriek de tempel
02
het hart de longen de hersenen de maag
02
de bibliotheek de bioscoop het vliegveld de bakkerij
03
de pols de elleboog de schouder de hand
03
de huizenrij het flatgebouw de parkeergarage de schuur
04
de wijsvinger de handpalm de rug van de hand de vuist
04
de piramide de kathedraal het kasteel het huis
05
de hals de duim het gezicht het hoofd
05
het benzinestation de ondergrondse de circustent de toren
06
de enkel de grote teen de voet de hiel
06
de moskee de universiteit de kerk de synagoge
07
de knie de dij de buik de kuit
07
de supermarkt het ziekenhuis het politiebureau de apotheek
08
de kaak de wang de kin de neus
08
het warenhuis de tent de kapperszaak het restaurant
09
de tanden de lip de tong de mond
09
de brug de watertoren het stadion de weg
10
het voorhoofd de wenkbrauw het oor het oog
10
een gebouw met één verdieping een gebouw met twee verdiepingen een gebouw met drie verdiepingen een wolkenkrabber
68
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 69
18-06
Kleding
18-07
Landen
01
de blouse de rok de panty hoge hakken
01
Indonesië Colombia Venezuela Peru
02
de armband de ketting de ring de oorbel
02
Polen Zweden Turkije Rusland
03
de kraag de mouw de knoop de riem
03
de Verenigde Staten van Amerika Canada Mexico Brazilië
04
schoenen laarzen sandalen sokken
04
Groot-Brittannië Ierland België Nederland
05
pantoffels de spijkerbroek het pak de badjas
05
Frankrijk Italië Duitsland Spanje
06
het jak de overjas de regenjas de trui
06
India Irak Pakistan Saoedi-Arabië
07
de onderrok de sluier de haarspeld de hoed
07
Israël Nigeria de Democratische Republiek Congo Zuid-Afrika
08
de broek de stropdas wandelschoenen nette schoenen
08
Noord-Korea en Zuid-Korea Vietnam China Japan
09
handschoenen wanten de sjaal de tuinbroek
09
Algerije Libië Egypte Australië
10
de handtas het T-shirt de korte broek het sweatshirt
10
Portugal Zwitserland Noorwegen Finland
69
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 70
18-08
Dieren
18-09
Planten
01
insecten zoogdieren vogels reptielen
01
bloemen de boom de struik het onkruid
02
de spin de panda de uil de vis
02
bloembollen zaden wortels de stam
03
de giraffe de papegaai de neushoorn de eekhoorn
03
de tak het blad de doorn de paardenbloem
04
de wolf het hert de koe het paard
04
de pijnboom de appelboom de eikeboom bamboe
05
de hagedis de eend de zwaan de kip
05
madeliefjes de iris de cactus de wei
06
de draak de eenhoorn de elf de zeemeermin
06
het mos paddestoelen het korstmos varens
07
de mens de beer de gorilla het aapje
07
de tulp het gras waterlelies rozen
08
de leeuw het schaap de kalkoen de walvis
08
de schors de klimop de hulst de stronk
09
de haan de kikker de hond de kat
09
denneappels kamerplanten eikels de klaver
10
de vlinder de krokodil de slang het varken
10
de naaldboom het bos noten bessen
70
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 71
18-10
Eten en drinken
19-01
Auto-onderdelen
01
het fruit de groente het vlees de melk
01
de kofferbak de motorkap het dak de voorruit
02
de koffie de thee de suiker de koffiemelk
02
de versnellingspook het rempedaal het gaspedaal het koppelingspedaal
03
de jam het brood de boter eieren
03
het stuur de snelheidsmeter de kilometerteller de benzinemeter
04
koekjes de toast de pasta de pizza
04
de temperatuurmeter de band de motor de accu
05
de taart de pastei gepofte aardappelen de soep
05
de veiligheidsgordel de wieldop de benzinedop het nummerbord
06
de frisdrank crackers de kaas noten
06
de bumper de ruitenwisser het wiel de radio
07
het spek de ham de biefstuk de kip
07
de voorbank de achterbank het kinderzitje de reserveband
08
de salade de slasaus cornflakes het sinaasappelsap
08
de uitlaat de achteruitkijkspiegel het handschoenenvakje de radiateur
09
het zout de peper de ketchup de mosterd
09
de asbak de sigarettenaansteker de handrem de antenne
10
de knakworst de hamburger frites chips
10
de luidspreker de koplamp de achterlamp bougies
71
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 72
19-02
Aardrijkskunde
19-03
Keukengerei
01
de Indische Oceaan de Atlantische Oceaan de Noordelijke IJszee de Stille Oceaan
01
het bord het mes de vork de lepel
02
de Middellandse Zee de Zuid-Chinese Zee de Japanse Zee de Adriatische Zee
02
het zoutvaatje de pepermolen de blikopener het servet
03
de Mississippi de Nijl de Amazone het Suezkanaal
03
de koelkast de opscheplepel de spatel de koekenpan
04
Noord-Amerika Zuid-Amerika Europa Azië
04
de mengkom het keukenkastje het vriesvak het koffiekopje
05
Australië Antarctica Afrika de poolcirkel
05
het theekopje het glas de theepot het fornuis
06
de noordpool de zuidpool de evenaar de wereld
06
de pan maatlepels het vaatdoekje de afwasmachine
07
de Andes de Alpen het Himalayagebergte de Rocky Mountains
07
de snijplank de steelpan de maatbeker de lade
08
de rivier de beek het meer de oceaan
08
het tafelkleed het slagersmes het bestek de keuken
09
de vulkaan de woestijn de berg de vallei
09
de oven de deegroller het botermesje het broodmes
10
het eiland het schiereiland het werelddeel de baai
10
de kurkentrekker de eetstokjes het wijnglas de kom
72
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 73
19-04
Beroepen
19-05
Sport en spel
01
de duiker de bouwvakker de ober de boer
01
basketbal bobsleeën biljarten polo
02
de scheidsrechter de schaapherder de tandarts de brandweerman
02
darts voetbal rugby hoogspringen
03
de chirurg de verpleegster de dirigent de kunstenaar
03
tennis kogelstoten schoonspringen turnen
04
koks acrobaten dansers monteurs
04
worstelen skiën boksen schermen
05
de piloot de secretaresse de kruier de leraar
05
golf ijshockey gewichtheffen hardlopen
06
de politieagent de bakker de soldaat de musicus
06
schaken dammen domino kaarten
07
de dokter de kapper de priester de astronaut
07
autoracen paardenrennen boogschieten zwemmen
08
de wetenschapper de verslaggever de fotograaf de officier
08
bergbeklimmen kunstschaatsen motorracen honkbal
09
de vrachtwagenchauffeur de architect de cowboy de kleermaker
09
zeilen surfen waterskiën polsstokhoogspringen
10
de computermonteur de lijnwachter de clown de postbode
10
dobbelen backgammon volleybal tafeltennis
73
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 74
19-06
Gereedschap
19-07
Groente en fruit
01
de hamer spijkers schroeven de schroevendraaier
01
wortels bloemkool sla kool
02
de cirkelzaag de handzaag de boormachine de handboor
02
rijst maïs erwten aardappelen
03
de lantaarn de Engelse sleutel de oliespuit de krik
03
ananas tomaten sperziebonen paprika’s
04
de winkelhaak de waterpas de ijzerzaag het zakmes
04
appels sinaasappels bananen druiven
05
de tang de steeksleutel de rolmaat de gereedschapskist
05
aardbeien kokosnoten dadels kersen
06
de kruiwagen de schop de schoffel de hark
06
champignons pinda’s komkommers radijsjes
07
de bankschroef de koevoet de bijl de handbijl
07
pompoenen rapen olijven watermeloenen
08
het kapmes de troffel de verfkwast de ketting
08
koren meel brood haver
09
de ladder het touw de schaaf de grasmaaier
09
grapefruits citroenen limoenen frambozen
10
de naaimachine de vingerhoed de schaar het naaigaren
10
perziken peren uien aubergines
74
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 75
19-08
Voertuigen
19-09
Kantoor
01
de bus de trein de auto de vrachtauto
01
de zakenman de aktentas de grafiek het prikbord
02
de cabriolet de stationcar de bestelwagen de minibus
02
het pak de fax de kopieermachine het kantoor
03
de trekker de vrachtwagen met oplegger de monorail de ondergrondse
03
de lift het schrijfblok de mobiele telefoon paperclips
04
motoren fietsen de trike de rolstoel
04
de dossiermap de ringband de pen het bureau
05
de zeilboot de roeiboot de kano de onderzeeër
05
het spreadsheet het plakband de nietmachine de prikker
06
het vliegtuig de helikopter de raket de politieauto
06
de secretaresse de baas de lade de zakenbrief
07
de kabelbaan de arreslee de heteluchtballon de kinderwagen
07
de postzegel het adres de briefopener de presse-papier
08
de limousine de taxi het maanvoertuig de waterfiets
08
de kassa de perforator de telefoon de schaar
09
de koets de brandweerauto de ziekenauto de jeep
09
de dossierkast de prullenmand elastiekjes de printer
10
het vlot de speedboot het straalvliegtuig het propellervliegtuig
10
de brandblusser de stoel het koffiezetapparaat de bureaukalender
75
Dutch II
Text 2/10/99 2:25 PM Page 76
19-10
Wiskunde
01
de cirkel het vierkant de driehoek de vijfhoek
02
parallelle lijnen loodrechte lijnen de breuk het gehele getal
03
de optelsom de aftreksom de vermenigvuldiging de deling
04
de vergelijking de grafiek de kubus de bol
05
de straal de doorsnede het positieve getal het negatieve getal
06
rekenkunde meetkunde algebra kansberekening
07
de lijn het oppervlak de omtrek het ovaal
08
de hoek de exponent de vierkantswortel het procent
09
de rechthoek de scherpe hoek de stompe hoek de rechte hoek
10
een hoek van minder dan 90 graden een hoek van 90 graden een hoek van meer dan 90 graden getallen
76
Dutch II
Front Matter
9/24/01 9:31 AM
Page 9
ALFABET
Dutch II
Front Matter
9/24/01 9:31 AM
Page 10
Alphabet A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X IJ Z
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x ji z
Dutch II
Front Matter
9/24/01 9:31 AM
Page 11
WOORDENLIJST
Dutch II
Front Matter
9/24/01 9:31 AM
Page 12
Woordenlijst In deze index staan achter ieder woord de Hoofdstukken en Lessen vermeld, waarin het woord voorkomt. Het aantal keren dat het woord in een les voorkomt, staat tussen haakjes. In this index, each word is followed by the Unit and Lesson in which it occurs. The number of times that the word appears in the lesson is enclosed in parentheses. En este índice, cada palabra está seguida por la Parte y la Lección en que aparece. El número de veces que aparece la palabra en cada lección está entre paréntesis. Dans cet index, chaque mot est suivi de la Partie et de la Leçon correspondantes. Le nombre de fois où le mot apparaît dans chaque leçon est indiqué entre parenthèses. In diesem Index steht nach jedem Wort der Teil mit der Lektion, in der das Wort vorkommt. In Klammern wird angegeben, wie oft ein Wort in einer Lektion auftritt.
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 81
aan
9-05 (10), 9-08 (8), 9-09 (5), 9-11 (9), 10-01 (3), 10-03 (4), 10-04 (4), 10-06 (2), 10-07 (5), 10-09 (4), 1010 (1), 10-11 (2), 11-04 (1), 11-05 (2), 11-06 (1), 11-08 (1), 11-11 (1), 12-01 (1), 12-06 (10), 12-07 (8), 1209 (4), 12-11 (1), 13-02 (8), 13-05 (3), 13-08 (1), 13-11 (4), 14-02 (10), 14-08 (2), 14-09 (1), 14-10 (2), 1505 (3), 15-06 (4), 15-09 (9), 16-04 (1), 16-05 (4), 16-10 (4), 16-11 (1), 17-01 (2), 17-02 (2), 17-03 (4), 17-04 (2), 17-06 (1), 17-07 (2), 17-08 (1), 17-09 (1), 17-10 (5) aanbevelen 16-02 (2) aangekleed 9-03 (2) aangelegd 16-07 (4) aangenaam 9-04 (1), 9-11 (1), 10-02 (2) aangeven 9-07 (1), 10-02 (1), 10-10 (1) aangezien 17-10 (1) aankomen 9-04 (1) aanleggen 17-07 (1) aanslaan 17-09 (1) aantal 10-09 (4) aanvoelen 17-07 (1) aanwijzingen 12-08 (1) aapje 18-08 (1) aardappel 12-07 (2) aardappelen 18-10 (1), 19-07 (1) aardappels 10-06 (7), 13-05 (1) aardappelsalade 17-03 (1) aardbeien 19-07 (1) aarde 13-09 (1) aardig 9-08 (2), 17-07 (1) aardige 17-10 (1) aardrijkskundeles 18-01 (1) aaseter 12-10 (1), 12-11 (1) accu 19-01 (1) ach 17-05 (1), 17-07 (1) acht 9-02 (1), 16-01 (3), 17-01 (1) achtenzestig 17-05 (1) achter 13-01 (1), 13-02 (7), 13-11 (4), 15-06 (2), 16-02 (1), 17-04 (1), 17-07 (1), 17-10 (1) achteraan 13-02 (1) achterbank 19-01 (1) achterdeur 13-05 (1), 13-11 (1) achterlaat 17-10 (1)
achterlamp 19-01 (1) achterlopen 16-06 (1), 16-11 (1) achterstevoren 10-04 (1) achteruit 17-05 (1) achteruitkijkspiegel 19-01 (1) acrobaten 19-04 (1) adem 14-08 (1) ademhaling 14-08 (2) ademt 14-08 (2), 15-03 (4) adres 10-02 (1), 17-04 (1), 17-09 (1), 19-09 (1) adresseert 10-01 (1), 10-11 (1) Adriatische Zee 19-02 (1) af 10-01 (1), 10-06 (3), 10-11 (2), 1101 (1), 12-06 (1), 12-09 (1), 13-05 (2), 14-05 (1), 14-08 (2), 15-03 (4), 15-05 (3), 15-09 (4), 15-11 (1), 16-02 (1) afbeelding 16-09 (2) afdrogen 12-09 (1) afgedekt 13-01 (1), 16-10 (1) afgesproken 17-07 (1) afgevallen 17-07 (1) afgeven 14-08 (1) Afrika 15-09 (1), 17-04 (1), 19-02 (1) afslaan 16-05 (2) afspraak 17-06 (1) afspreken 17-10 (1) afstamming 16-08 (1) afstand 10-08 (2) afstanden 10-08 (1), 10-11 (1) afstandsbediening 13-08 (2), 18-02 (1) after-shave 10-07 (1) aftreksom 15-08 (1), 19-10 (1) afval 9-07 (1) afvalbak 11-01 (1) afwas 10-06 (3), 10-11 (3), 14-05 (1), 15-10 (2) afwasmachine 19-03 (1) agent 17-08 (1) airconditioning 17-07 (1) aktentas 11-05 (2) aktetas 13-10 (2), 19-09 (1) al 11-08 (2), 12-08 (1), 14-10 (2), 1603 (1), 16-04 (1), 16-07 (4), 16-10 (1), 16-11 (5), 17-03 (2), 17-04 (1), 81
Dutch II Index
algebra Algerije alle allebei alleen
allemaal allen alles alleseter Alpen als
alsjeblieft
alsof alstublieft
altijd
alvast alweer Amazone Amerika Amerikaan Amerikaanse Amerikanen amfibie amfibieën analoge ananas ander
9/24/01 9:36 AM
Page 82
17-05 (1), 17-06 (1), 17-07 (3), 17-09 (5), 17-10 (3) 19-10 (1) 18-07 (1) 11-07 (1), 15-09 (1), 16-10 (1), 17-03 (1), 17-08 (1) 9-01 (2), 11-06 (4), 11-11 (1), 12-03 (1), 14-04 (1) 9-10 (9), 9-11 (1), 10-08 (1), 11-01 (1), 11-06 (4), 11-11 (1), 12-04 (3), 13-01 (2), 13-06 (1), 13-09 (2), 1603 (1), 16-04 (4), 17-02 (1), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-07 (2), 17-10 (1) 9-01 (1), 12-08 (1), 17-05 (2) 16-10 (1) 13-07 (1), 17-01 (1), 17-06 (1) 12-10 (1), 12-11 (1) 19-02 (1) 9-07 (1), 9-10 (1), 11-05 (4), 12-05 (2), 12-09 (20), 12-11 (4), 14-05 (5), 14-09 (1), 15-07 (2), 15-08 (10), 1601 (5), 16-06 (4), 16-11 (4), 17-01 (3), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-05 (2), 17-06 (8), 17-07 (2), 17-08 (1), 17-09 (1), 17-10 (2) 9-10 (4), 10-02 (2), 10-10 (2), 12-06 (9), 14-05 (1), 16-02 (4), 17-03 (1), 17-10 (1) 17-03 (1) 9-04 (2), 9-11 (1), 10-02 (1), 11-01 (4), 12-03 (2), 13-06 (4), 16-02 (4), 17-02 (1), 17-08 (1) 9-07 (2), 12-01 (4), 12-11 (1), 17-01 (1), 17-02 (1), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-10 (1) 16-02 (1) 17-09 (1) 19-02 (1) 18-07 (1) 15-04 (1) 15-04 (1), 15-07 (4), 16-08 (1) 15-07 (4) 12-10 (2) 12-10 (1) 18-02 (1) 13-05 (1), 19-07 (1) 9-01 (2), 15-09 (1), 16-07 (1), 17-02 (1), 17-10 (1)
andere
9-01 (1), 9-07 (1), 10-01 (1), 11-01 (1), 12-06 (1), 15-09 (4), 17-10 (1) anderen 11-06 (1), 12-04 (1) anders 9-04 (1), 12-01 (1), 12-04 (4), 17-02 (1), 17-10 (1) Andes 19-02 (1) Anita 13-07 (18), 13-11 (2) Anneke 10-06 (4), 10-11 (4) Antarctica 19-02 (1) antenne 18-02 (1), 19-01 (1) antwoord 11-10 (2), 13-06 (4), 13-08 (3), 13-11 (2), 14-07 (2), 17-04 (1) apotheek 18-05 (1) apotheker 14-08 (2) appel 9-05 (2), 9-07 (2), 11-02 (4), 11-09 (2), 12-07 (1), 14-10 (2), 14-11 (2), 17-10 (1) appelboom 18-09 (1) appels 12-01 (1), 19-07 (1) april 15-02 (2), 15-07 (1), 15-11 (1) Arabier 15-04 (1) Arabisch 13-06 (1), 15-04 (1), 15-11 (1), 16-07 (1) Arabische 11-03 (1), 11-11 (1) archiefkast 9-09 (1) architect 19-04 (1) arm 11-04 (6), 18-04 (1) armband 13-03 (2), 18-06 (1) armen 11-04 (5), 11-06 (2), 13-02 (1), 17-05 (1) arreslee 19-08 (1) artiesten 15-04 (4) asbak 19-01 (1) astronaut 19-04 (1) Atlantische Oceaan 15-09 (3), 19-02 (1) atleten 14-09 (1) au 17-07 (1) aubergines 19-07 (1) augustus 15-02 (1) aula 15-05 (1) Australië 15-04 (1), 18-07 (1), 19-02 (1) auto 9-02 (5), 10-09 (8), 11-05 (2), 11-07 (2), 12-06 (1), 12-09 (5), 12-11 (1), 13-01 (2), 13-03 (8), 13-05 (2), 1307 (1), 13-11 (4), 14-03 (4), 15-06 (2), 16-09 (1), 16-10 (22), 16-11 (1), 17-05 (1), 17-09 (1), 19-08 (1) 82
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 83
automaat automonteur autopsie autoracen autorijden auto’s
13-03 (3), 13-04 (1) 17-06 (1) 17-10 (1) 19-05 (1) 12-09 (2) 11-07 (2), 11-11 (2), 14-06 (1), 16-10 (9), 17-03 (1) autosleutels 13-07 (1), 13-08 (1), 17-05 (1) avondmaaltijd 16-01 (1) avonds 9-02 (2), 16-01 (4), 16-06 (2) Azië 15-09 (1), 19-02 (1) baai 19-02 (1) baard 13-06 (8) baas 17-06 (1), 17-08 (1), 17-10 (1), 19-09 (1) baby 13-01 (2), 13-06 (2) babysitten 17-09 (1) backgammon 19-05 (1) bad 10-07 (3), 17-03 (1), 18-03 (1) badjas 10-07 (2), 18-06 (1) badkamer 10-01 (1), 18-03 (1) bagage 10-03 (4) bakken 10-06 (2), 17-09 (1) bakker 13-04 (1), 13-11 (1), 19-04 (1) bakkerij 13-04 (1), 18-05 (1) baksteen 14-06 (3) bakt 13-04 (1) bal 9-07 (2), 12-09 (2), 15-03 (4), 15-11 (4), 17-01 (1), 17-03 (1), 17-07 (1), 17-09 (1) balanceert 13-02 (4) balanceren 13-02 (4) ballonnen 13-02 (2), 13-06 (3) balpen 17-10 (1) bamboe 18-09 (1) banaan 9-02 (1), 11-09 (2), 12-07 (6), 13-06 (2) bananen 13-05 (2), 19-07 (1) band 13-05 (1), 13-07 (1), 13-11 (1), 19-01 (1) bandenspanning 13-07 (1) bang 15-01 (5), 15-11 (1), 16-10 (2), 17-02 (1), 17-06 (1), 17-10 (1) bank 9-10 (5), 9-11 (3), 12-03 (4), 18-05 (1) bankbediende 17-06 (1) bankbiljetten 12-03 (1) bankschroef 19-06 (1)
Barbara Barcelona Barend baron Bartels basisschool basketbal basketbalveld batterijen bed
bedankt bedenkt bedient bedoel bedoelt bedrag bedroefd beek beeldscherm been beer beetje begin beginnen beginner begint begonnen begrijpend begrijpt behulpzaam beide Beijing bek bekijkt bel België bellen belletje belletjes belt ben
83
17-03 (1) 10-08 (1) 17-04 (1) 17-04 (1) 17-10 (1) 15-05 (4) 17-04 (1), 19-05 (1) 18-01 (1) 18-02 (1) 9-02 (5), 9-11 (1), 12-06 (4), 14-05 (1), 16-06 (1), 17-02 (1), 17-03 (1), 17-07 (1), 17-10 (1), 18-03 (1) 10-10 (1), 11-01 (3), 11-11 (1), 17-05 (1) 13-07 (1) 17-08 (1) 17-09 (1) 17-06 (1) 17-05 (1) 15-01 (1) 19-02 (1) 9-09 (1) 14-08 (2), 14-11 (2) 13-06 (2), 17-02 (1), 17-10 (1), 18-08 (1) 13-06 (4) 11-10 (2), 16-04 (1) 11-07 (1), 17-08 (1) 17-02 (1) 11-10 (4), 16-06 (2), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-08 (2) 10-06 (1), 13-06 (8) 17-07 (1) 12-02 (4), 12-11 (2) 17-07 (1) 9-01 (1), 10-08 (2), 12-06 (2), 14-04 (1) 10-08 (1), 16-04 (1) 12-08 (2) 13-05 (1), 14-08 (1) 17-10 (1) 18-07 (1) 10-10 (1) 12-05 (1) 12-05 (1) 14-04 (1) 10-02 (1), 10-10 (1), 13-06 (8), 1404 (2), 14-08 (2), 15-01 (2), 16-01
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 84
(1), 16-03 (1), 16-10 (2), 16-11 (2), 17-01 (1), 17-02 (1), 17-03 (1), 1704 (2), 17-05 (1), 17-06 (2), 17-07 (3), 17-08 (1), 17-09 (4), 17-10 (1) beneden 11-07 (4), 15-09 (1), 17-01 (1), 1704 (1), 17-05 (1) benen 11-04 (3), 17-08 (1), 18-04 (1) bent 9-06 (2), 12-03 (1), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-06 (3), 17-07 (4), 17-08 (1), 17-10 (2) benzine 11-07 (2), 13-07 (1), 13-10 (2), 13-11 (1) benzinedop 19-01 (1) benzinemeter 19-01 (1) benzinepomp 11-07 (1) benzinestation 11-07 (3), 13-04 (1), 13-07 (1), 13-11 (1), 18-05 (1) beren 17-06 (2) berg 19-02 (1) bergbeklimmen 19-05 (1) bergen 16-10 (2) bergopwaarts 17-02 (1) bergt 9-09 (2) Bern 10-08 (1) Bertus 17-05 (1) beschaving 14-03 (2) beschermen 14-09 (3) bescherming 14-09 (1) besloten 17-10 (1) besluit 9-08 (2) besmettelijk 17-02 (1) besmettelijks 17-03 (1) besparen 17-09 (1) bessen 18-09 (1) best 16-10 (1), 16-11 (1), 17-02 (1), 17-04 (1), 17-08 (1) bestaat 9-03 (1) beste 17-07 (1) bestek 19-03 (1) bestelling 9-04 (1), 16-02 (2), 16-11 (1) bestelwagen 19-08 (1) besturen 12-09 (2) bestuurder 10-03 (1) betaal 12-03 (1) betaalt 12-03 (4), 13-07 (1) betalen 17-09 (1) betekent 11-07 (8), 11-11 (4), 12-02 (16), 17-09 (1)
beter betere beterschapskaart betwijfel bevel bevlekt bevriend bewolkt bezeerd bezem bezoek bibliothecaresse bibliotheek biedt biefstuk bij
bijl bijna bijt bijwerkt biljarten biljet biljetten binnen
binnengekomen binnenstebuiten bioscoop blaadjes blaast blaat blad bladeren bladzijde blaft blauw blauwe 84
17-03 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-08 (1) 17-03 (1), 17-04 (1), 17-09 (1) 17-10 (1) 17-08 (1) 17-10 (1) 11-09 (1) 16-03 (2) 16-01 (4) 9-04 (4) 10-07 (2) 13-07 (1) 16-05 (1) 11-01 (1), 16-05 (1), 18-05 (1) 9-08 (4) 16-02 (3), 16-11 (2), 18-10 (1) 9-07 (2), 9-10 (2), 10-01 (1), 10-03 (1), 10-04 (5), 10-08 (2), 11-01 (1), 11-04 (2), 11-05 (2), 11-06 (1), 1111 (1), 12-05 (2), 12-09 (2), 12-11 (2), 13-04 (2), 13-07 (4), 13-11 (2), 14-07 (8), 14-09 (8), 14-10 (4), 1411 (4), 16-08 (1), 16-10 (1), 16-11 (1), 17-02 (1), 17-04 (2), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-09 (2), 17-10 (1) 19-06 (1) 11-07 (3), 14-10 (4), 17-01 (1), 17-02 (1), 17-05 (1) 12-06 (1), 12-07 (2) 17-10 (1) 19-05 (1) 12-03 (2) 12-03 (3), 12-11 (1) 9-04 (4), 10-02 (1), 12-03 (1), 13-02 (1), 14-05 (4), 14-08 (1), 15-10 (4), 15-11 (4), 17-04 (3) 12-06 (1) 10-04 (1) 18-05 (1) 17-10 (1) 12-05 (1), 12-07 (3), 12-11 (1) 12-05 (1) 9-08 (2), 10-01 (1), 18-09 (1) 9-05 (4), 16-10 (1) 11-09 (2) 12-05 (1), 12-08 (1) 9-06 (1) 16-10 (1), 17-05 (1)
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 85
blij
11-08 (3), 15-01 (3), 15-11 (1), 17-01 (2), 17-07 (1) blijf 17-06 (1), 17-10 (1) blijft 17-09 (1) blijkbaar 17-01 (1) blijven 14-05 (2), 17-04 (1) blik 13-05 (1) blikje 13-03 (1) blikopener 19-03 (1) bloed 14-08 (1) bloeddruk 14-08 (2) bloedmonster 14-08 (1) bloem 13-06 (1), 14-02 (1) bloembollen 18-09 (1) bloemen 9-01 (2), 12-04 (1), 13-06 (2), 16-03 (1), 16-10 (1), 18-09 (1) bloemkool 19-07 (1) blokfluit 18-01 (1) blokje 17-08 (1) blokken 13-02 (3) blond 13-01 (1) blouse 18-06 (1) Bob 10-04 (22), 10-11 (2) bobsleeën 19-05 (1) bocht 11-07 (1) boek 9-02 (3), 9-05 (2), 9-06 (4), 9-07 (2), 9-08 (3), 9-11 (1), 11-01 (3), 11-10 (2), 12-02 (4), 12-06 (2), 12-08 (1), 13-02 (4), 13-10 (2), 14-05 (1), 14-10 (2), 16-09 (6) boeken 9-01 (2), 14-06 (2) boekenkast 11-04 (4), 18-03 (1) boemerang 11-05 (1) boer 19-04 (1) boerenjongen 17-10 (1) boft 17-02 (1) boksen 19-05 (1) boksers 14-09 (1) bol 19-10 (1) Bombay 16-07 (2) bomen 12-01 (4), 16-10 (1), 17-10 (2) bon 13-05 (1), 13-11 (1) bonbons 17-03 (1) boodschap 9-09 (1) boodschappen 9-02 (1), 13-05 (5), 13-11 (2) boodschappenlijst 13-05 (1) boog 14-07 (1)
boogschieten boom boormachine boos boot
19-05 (1) 13-01 (1), 18-09 (1) 19-06 (1) 11-08 (1), 17-07 (1) 9-03 (4), 16-10 (2), 16-11 (2), 17-09 (1) bord 10-05 (6), 11-07 (6), 12-02 (2), 1206 (1), 12-08 (1), 13-09 (2), 15-08 (5), 16-02 (2), 18-01 (1), 19-03 (1) borden 17-07 (1) bordewisser 18-01 (1) borstel 13-07 (1) borstelt 10-05 (1), 13-07 (1) bos 18-09 (1) bot 14-02 (1) boten 16-10 (2) boter 12-06 (1), 18-10 (1) boterhammen 17-03 (1) botermesje 19-03 (1) botst 10-10 (1), 11-01 (1) bougies 19-01 (1) bouwen 13-02 (3) bouwt 13-02 (1) bouwtekeningen 17-07 (1) bouwvakker 19-04 (1) bouwwerk 14-03 (2), 16-04 (14), 16-11 (2) bouwwerken 16-04 (2), 16-11 (2) boven 11-07 (2), 13-02 (2), 15-09 (1) bovenaan 11-07 (3) bovenop 10-08 (2), 12-09 (2), 16-10 (1) bovenste 13-01 (2) bowlt 17-10 (1) brand 17-09 (1) brandblusser 19-09 (1) brandslangen 16-05 (1) brandweerauto 16-05 (1), 17-04 (1), 19-08 (1) brandweerkazerne 16-05 (1) brandweerman 16-05 (1), 19-04 (1) brave 17-04 (1) Brazilië 18-07 (1) breed 9-09 (1) breekt 13-04 (1), 15-08 (1) breng 17-07 (1) brengen 11-01 (1), 17-08 (1), 17-09 (1) brengt 9-04 (1), 11-01 (1), 13-07 (1), 13-11 (1) breuk 19-10 (1) 85
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
brief briefje briefopener brievenbus Britse broek broer broertje brood
broodmes broodrooster brug bruidsjurk bruiloft bruine Brussel buigen buigt buik buiten
buitenshuis bumper bureau bureaukalender buren burger bus buschauffeur bushalte busje busstation cabriolet cabriolets cactus caissière cake cakepan camera Canada
Page 86
9-09 (1), 10-01 (5), 10-11 (3), 16-05 (1) 12-08 (1) 19-09 (1) 10-01 (2), 16-05 (1) 15-04 (1), 16-07 (3), 16-11 (1) 10-04 (1), 10-07 (1), 13-09 (2), 18-06 (2) 12-02 (2), 17-03 (1) 17-03 (1) 10-08 (6), 11-02 (2), 11-08 (6), 1111 (4), 13-03 (2), 13-04 (1), 13-05 (1), 13-11 (1), 14-06 (1), 18-10 (1), 19-07 (1) 19-03 (1) 18-02 (1) 9-02 (1), 17-08 (1), 18-05 (1) 11-03 (2) 11-03 (1) 9-08 (3), 11-05 (2), 11-11 (2) 12-03 (1) 11-04 (1), 15-10 (1), 16-09 (2) 11-04 (1), 11-06 (4) 11-06 (2), 18-04 (1) 11-05 (1), 12-06 (1), 13-02 (1), 13-07 (1), 14-05 (2), 16-01 (3), 16-11 (3), 17-07 (1) 13-04 (2) 19-01 (1) 9-09 (1), 11-04 (1), 11-09 (2), 19-09 (1) 19-09 (1) 17-09 (1) 15-04 (4) 9-03 (2), 10-03 (5), 11-05 (2), 11-07 (1), 19-08 (1) 10-03 (1) 11-05 (2) 16-10 (1) 10-03 (1) 19-08 (1) 16-10 (1) 18-09 (1) 13-05 (6), 13-11 (1) 14-06 (1) 10-06 (1) 14-03 (2), 17-01 (2), 17-02 (1) 18-07 (1)
card Carla cassettebandje cassettedeck cd cd-speler Celsius
12-03 (3) 12-03 (2) 18-02 (1) 18-02 (1) 18-02 (1) 18-02 (1) 10-09 (2), 12-08 (2), 12-11 (2), 14-08 (1) centimeter 9-09 (2), 10-08 (4), 17-04 (1) champignons 19-07 (1) Charles 15-04 (1) checkt 10-03 (1) cheque 9-09 (1), 12-03 (5), 12-11 (1), 13-05 (3) China 12-08 (1), 15-04 (1), 16-04 (2), 18-07 (1) Chinees 13-06 (1), 15-04 (1), 16-07 (1) chips 13-04 (1), 18-10 (1) chirurg 19-04 (1) Chris 11-01 (1) circus 17-04 (1) circustent 18-05 (1) cirkel 14-07 (8), 19-10 (1) cirkelzaag 19-06 (1) citroenen 14-02 (1), 19-07 (1) civielhelikopter 14-09 (1) civielvliegtuig 14-09 (1) claxon 17-07 (1), 17-09 (1) clown 11-06 (4), 11-11 (4), 19-04 (1) cola 11-01 (4) Colombia 18-07 (1) componist 16-08 (1) computer 9-09 (2), 14-05 (1), 15-08 (1), 18-02 (1) computermonteur19-04 (1) computers 14-06 (1) computerspelletje14-05 (1) concerten 17-03 (1) contant 12-03 (3) controle 17-08 (1) controleert 13-07 (2), 14-08 (1) controleren 14-08 (2), 17-01 (1) cornflakes 18-10 (1) cowboy 15-04 (1), 19-04 (1) crackers 18-10 (1) credit 12-03 (3) critici 17-08 (1) Daan 10-10 (1) 86
Dutch II Index
Daantje’s daar
dáár daarmee dacht dadels dag
dagen dak damestoilet dammen dan
dank
dansen dansers dansles danst darts das dat datum de december decennium deed deegroller deel definitief degene degenen dekt
9/24/01 9:36 AM
Page 87
17-03 (1) 10-02 (2), 11-07 (1), 12-03 (3), 16-02 (2), 16-10 (4), 17-05 (1), 17-06 (1) 17-03 (1) 9-04 (1), 17-01 (1), 17-10 (1) 16-10 (1), 17-02 (1), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-08 (1) 19-07 (1) 10-10 (1), 11-10 (2), 15-02 (1), 1506 (4), 15-07 (24), 15-11 (4), 16-06 (4), 17-03 (1), 17-05 (1), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-09 (1), 17-10 (3) 10-09 (1), 17-05 (1) 19-01 (1) 16-02 (2) 19-05 (1) 9-01 (2), 9-06 (3), 10-08 (8), 10-09 (13), 10-10 (1), 13-03 (4), 13-09 (2), 13-11 (4), 14-05 (1), 14-07 (10), 1508 (6), 15-09 (1), 16-04 (1), 16-06 (4), 16-07 (1), 16-10 (4), 16-11 (4), 17-01 (1), 17-03 (1), 17-05 (1), 1706 (1), 17-07 (1), 17-09 (2), 17-10 (1), 19-10 (2) 10-02 (7), 10-10 (6), 10-11 (2), 1101 (3), 12-03 (2), 17-04 (1), 17-08 (1), 17-10 (1) 9-06 (2), 16-03 (1) 19-04 (1) 17-06 (1) 9-06 (2) 19-05 (1) 11-03 (1) 9-02 (12), 9-03 (2), 9-04 (2), 9-07 (1), 9-08 (1), 9-11 (2), 10-02 (3)… 15-06 (4), 15-07 (8) 9-01 (10), 9-02 (8), 9-03 (6), 9-04 (1), 9-05 (18), 9-06 (4), 9-07 (8)… 15-02 (1), 15-06 (1), 15-07 (2) 10-09 (1) 17-10 (1) 19-03 (1) 16-07 (6) 17-09 (1) 17-06 (1) 17-10 (2) 13-04 (1)
deling 15-08 (1), 19-10 (1) Democratische Republiek Congo 18-07 (1) denk 9-05 (4), 9-11 (4), 12-03 (5), 16-10 (1), 17-07 (1), 17-10 (1) denkbeeldig 16-09 (2) denken 17-04 (1), 17-07 (1) denkt 9-05 (13), 9-08 (2), 9-11 (6), 10-01 (1), 10-04 (1) denneappels 18-09 (1) derde 14-07 (1), 15-02 (2) dertig 10-08 (1), 10-09 (2) dessert 16-02 (3) deur 9-10 (4), 10-01 (4), 10-04 (2), 11-01 (2), 11-05 (5), 11-08 (6), 11-10 (2), 11-11 (2), 15-06 (2), 16-03 (3), 1705 (2), 18-03 (1) deze 9-01 (28), 9-02 (4), 9-03 (6), 9-04 (3), 9-05 (7), 9-10 (5), 9-11 (1)… dezelfde 9-01 (8) diaprojector 18-01 (1) dicht 9-09 (1), 10-01 (3), 10-04 (2), 10-11 (1), 11-03 (4), 11-05 (7), 11-10 (2), 11-11 (1), 13-07 (5), 14-01 (1), 15-06 (1), 16-06 (1), 17-05 (2) dichtbij 13-01 (1), 13-11 (1) dichter 10-08 (2), 14-07 (4) dichtgedaan 10-05 (1) dichtst 17-02 (1) dichtstbijzijnde 17-07 (1) die 9-02 (3), 9-11 (1), 10-04 (4), 11-01 (1), 11-10 (2), 12-06 (1), 12-08 (5), 12-10 (2), 13-06 (4), 15-05 (4), 1604 (1), 16-10 (10), 16-11 (2), 17-01 (2), 17-02 (4), 17-03 (1), 17-05 (2), 17-06 (1), 17-08 (1), 17-10 (4) dieet 17-07 (1) dief 16-05 (5), 17-01 (1) diepvriesgroente 13-05 (1) dier 9-03 (2), 11-02 (4), 11-06 (4), 11-11 (4), 12-01 (7), 12-05 (6), 12-08 (4), 12-10 (18), 12-11 (4), 15-04 (1) dieren 9-01 (2), 12-01 (4), 12-05 (2), 12-10 (1), 12-11 (1), 16-09 (2), 17-06 (1) dierentuin 17-06 (1) diersoort 9-03 (4) digitale 16-06 (1), 18-02 (1) dij 18-04 (1) 87
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 88
dik dikkop diner dineren ding
9-01 (2) 17-07 (1) 17-09 (1) 9-02 (1) 17-03 (1), 17-06 (1), 17-09 (1), 1710 (1) dingen 9-07 (1), 12-02 (1), 17-07 (1) dinosaurussen 17-04 (1) dinsdag 15-02 (4), 15-07 (3), 15-11 (1) direct 15-06 (7) directeur 17-10 (1) dirigent 19-04 (1) Dirk 12-06 (5) Dirk’s 12-06 (3) diskette 9-09 (1), 18-02 (1) dit 9-01 (2), 9-02 (15), 9-03 (24), 9-04 (2), 9-07 (10), 9-10 (1), 9-11 (5)… dobbelen 19-05 (1) dobbelstenen 16-09 (2), 16-11 (1) dode 9-05 (1), 12-10 (1), 12-11 (1) dodelijk 17-07 (1) doe 16-10 (2), 17-01 (2), 17-05 (2), 17-06 (2), 17-07 (1), 17-08 (1) doekje 10-06 (1), 15-03 (4) doen 9-02 (1), 10-04 (1), 14-05 (13), 1411 (4), 15-01 (1), 15-05 (1), 15-10 (6), 15-11 (2), 16-09 (4), 16-10 (2), 17-02 (1), 17-04 (1), 17-05 (1), 1707 (1), 17-10 (3) doet 9-09 (6), 10-01 (8), 10-04 (10), 1006 (1), 10-07 (4), 10-11 (6), 11-05 (10), 11-08 (1), 11-11 (3), 12-06 (1), 13-04 (1), 13-05 (10), 13-07 (15), 13-11 (1), 14-01 (1), 14-04 (3), 1405 (7), 14-08 (2), 14-11 (5), 15-05 (1), 15-10 (1), 16-03 (1), 17-02 (1), 17-03 (1), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-09 (1) dokter 14-04 (2), 14-08 (11), 14-11 (3), 19-04 (1) doktersassistente 14-04 (1), 14-08 (17) dol 16-03 (4) dollar 12-03 (5), 12-11 (3) dominant 17-06 (1) domino 14-05 (1), 19-05 (1) donderdag 15-02 (2), 15-06 (1), 15-07 (4), 15-11 (1) dood 9-05 (7), 9-11 (2)
doopt door
doorgeknipt doorgeven doorheen doorn doorsnede Doortje doos dorp dossierkast dossiermap douche dozen draad draag draagbare draagt
draaien draait draak dragen
drankje drankjes drie
driehoek drinken drinkt
88
15-03 (3) 10-05 (15), 10-11 (3), 11-02 (2), 1104 (1), 11-07 (1), 12-07 (1), 13-09 (2), 14-07 (2), 15-06 (4), 15-08 (2), 15-09 (2), 15-11 (2), 16-04 (1), 16-09 (2), 17-02 (1), 17-08 (1), 17-09 (2) 11-02 (4) 17-10 (1) 15-06 (1), 15-11 (1) 18-09 (1) 19-10 (1) 17-04 (1) 9-06 (4), 9-09 (6), 10-09 (4), 12-02 (3), 13-02 (1), 14-10 (4) 16-10 (2) 19-09 (1) 19-09 (1) 10-07 (2), 17-03 (1), 18-03 (1) 11-01 (1), 11-11 (1), 13-02 (1) 11-09 (4) 9-06 (2) 18-02 (1) 9-06 (4), 10-03 (1), 10-04 (5), 10-07 (6), 11-01 (1), 11-03 (11), 11-11 (3), 12-01 (4), 12-09 (1), 13-05 (1), 13-07 (2), 13-11 (1), 14-04 (2), 16-01 (2) 12-06 (1), 15-03 (3), 15-11 (2), 17-03 (1) 9-09 (1), 9-11 (1), 15-03 (6), 17-05 (1) 18-08 (1) 9-06 (5), 9-07 (1), 9-08 (1), 9-10 (4), 11-03 (11), 11-11 (2), 12-01 (1), 13-09 (2), 14-03 (3), 14-09 (4), 16-04 (3) 17-02 (1) 17-08 (1) 9-08 (1), 10-09 (5), 10-10 (1), 12-04 (1), 13-01 (1), 13-06 (1), 14-09 (1), 17-01 (1), 17-04 (1), 17-08 (1), 18-05 (1) 15-09 (2), 19-10 (1) 11-10 (1), 12-07 (1), 12-09 (3), 16-02 (1) 11-01 (1), 12-07 (3), 12-09 (1), 12-11 (1), 13-01 (2)
Dutch II Index
droeg droegen droge drogen droger droog droogt droomt druiven drukke drukken drukt druppels duidelijk duiker duim Duits Duitse Duitsland duizenden dure duur duurste duurt duwen duwt echt echtgenoot echtgenote echtscheiding Eduard eekhoorn een één
eend eenenveertig eenhoorn eens
eergisteren
9/24/01 9:36 AM
Page 89
16-04 (4) 14-03 (1), 16-04 (4) 10-04 (1) 11-02 (2) 10-04 (4) 12-09 (4) 10-01 (1), 10-06 (2), 10-07 (1), 10-11 (1), 12-09 (1), 15-03 (2) 9-05 (9), 9-11 (2) 19-07 (1) 17-03 (1) 17-03 (1) 11-04 (1) 14-08 (1) 17-03 (1), 17-06 (1) 19-04 (1) 18-04 (1) 13-06 (1) 12-03 (1), 12-11 (1) 18-07 (1) 16-04 (2), 16-11 (1) 13-03 (1) 13-03 (1) 17-03 (1) 17-10 (1) 15-06 (2) 13-05 (1), 15-06 (2), 15-11 (2) 9-05 (4), 16-09 (4), 16-10 (4), 17-02 (1), 17-05 (1) 16-03 (1), 16-11 (1) 16-03 (1) 17-07 (1) 17-01 (1) 18-08 (1) 9-01 (5), 9-02 (6), 9-03 (34), 9-04 (1), 9-05 (8), 9-06 (20), 9-07 (6)… 12-03 (1), 13-06 (4), 13-11 (2), 1410 (2), 15-09 (2), 16-01 (2), 16-06 (4), 16-09 (2), 17-03 (1), 17-05 (1), 17-06 (2), 18-05 (1) 18-08 (1) 17-10 (1) 18-08 (1) 9-04 (6), 12-06 (6), 13-06 (8), 13-11 (4), 14-03 (4), 16-02 (1), 16-10 (4), 16-11 (1), 17-04 (2), 17-07 (3), 17-09 (3), 17-10 (1) 15-07 (2), 15-11 (2)
eerlijk eerst eerste
eet
eetkamer eetstokjes eeuw eeuwen Egypte Egyptisch ei eieren eigen eigenlijk eikeboom eikels eiland eind einde eindelijk eindigt eindje elastiekjes elektrische elf Elizabeth elkaar
elkaars elleboog Ellen ellende Ellie Els Elsbeth en ene 89
17-07 (1), 17-10 (2) 16-04 (3), 17-01 (1), 17-08 (1) 11-01 (1), 11-10 (1), 15-02 (1), 15-07 (2), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-10 (2) 9-05 (1), 9-08 (2), 10-01 (1), 10-06 (2), 12-08 (1), 12-09 (1), 12-10 (4), 12-11 (4), 13-04 (9), 14-05 (3), 14-10 (4), 17-09 (1) 18-03 (1) 19-03 (1) 10-09 (3), 16-04 (2) 10-09 (2) 16-04 (2), 16-08 (1), 18-07 (1) 15-04 (1) 11-05 (1), 12-08 (1), 13-04 (4), 17-01 (2) 18-10 (1) 12-04 (4) 16-10 (3), 17-01 (1), 17-07 (1), 17-09 (1), 17-10 (2) 18-09 (1) 18-09 (1) 15-09 (3), 16-07 (1), 19-02 (1) 11-10 (2), 16-04 (1) 17-04 (1) 17-02 (1), 17-04 (1), 17-06 (1) 11-10 (2) 9-02 (1) 19-09 (1) 18-02 (1) 14-07 (1), 16-06 (2), 18-08 (1) 17-04 (1) 9-08 (2), 9-09 (2), 10-04 (5), 10-05 (1), 10-08 (4), 10-10 (1), 10-11 (2), 11-04 (2), 11-11 (2), 14-07 (4), 14-09 (1), 15-06 (4), 16-03 (3), 16-11 (1), 17-06 (1) 11-04 (1), 11-11 (1) 18-04 (1) 16-03 (1) 17-10 (1) 17-10 (1) 17-03 (1), 17-04 (1) 10-10 (2) 9-01 (5), 9-02 (1), 9-03 (1), 9-05 (2), 9-07 (4), 9-08 (2), 9-11 (5)… 9-01 (1), 12-06 (1)
Dutch II Index
energie Engels Engelse Engelsman enig enige enkel enkele envelop enveloppen er
eraan eraf erg ergens ergert Erik ernaar eronder erover eruit eruitziet ervan erwt erwten eten
etentje Europa Europeanen Europese even
9/24/01 9:36 AM
Page 90
17-10 (1) 13-06 (2), 15-04 (4), 16-07 (2) 19-06 (1) 15-04 (1) 16-07 (1), 17-05 (1) 9-09 (2), 16-07 (1) 18-04 (1) 12-03 (1), 13-06 (1) 10-01 (7), 10-11 (2) 10-01 (1), 10-10 (1) 9-01 (2), 9-03 (2), 9-08 (1), 10-01 (1), 10-03 (1), 10-06 (2), 10-10 (2), 11-02 (1), 11-07 (3), 11-09 (1), 1110 (1), 11-11 (2), 12-03 (1), 12-06 (1), 12-08 (1), 12-09 (1), 12-11 (1), 13-01 (5), 13-06 (32), 13-09 (14), 13-11 (14), 14-03 (4), 15-01 (2), 1503 (4), 16-07 (4), 16-09 (2), 16-10 (4), 16-11 (1), 17-02 (3), 17-03 (3), 17-04 (7), 17-05 (2), 17-06 (4), 17-07 (5), 17-08 (4), 17-09 (1), 17-10 (5) 13-10 (4), 17-07 (1) 11-01 (1) 14-04 (1), 17-01 (1), 17-05 (1) 13-08 (1), 15-06 (2), 15-11 (2), 17-09 (1) 17-01 (1) 14-01 (1) 16-10 (1), 17-03 (1) 17-06 (1) 10-01 (1), 10-04 (1), 17-04 (1), 17-10 (1) 10-01 (1) 17-01 (1) 17-04 (1) 9-08 (6) 19-07 (1) 9-02 (3), 9-07 (1), 9-08 (1), 10-01 (6), 10-06 (7), 12-01 (4), 12-09 (6), 13-03 (2), 13-04 (9), 14-05 (10), 1410 (4), 16-01 (1), 16-03 (3), 16-06 (2), 17-01 (1), 17-05 (1), 17-07 (1) 16-03 (1) 15-09 (2), 16-04 (1), 19-02 (1) 15-07 (4) 15-07 (8) 9-01 (16), 9-04 (9), 9-06 (1), 9-11
evenaar examen excuus exponent extra ezel fabriek familie fantastisch fax februari feest feestdag feestjes fiets fietsen fietser fietsers fijn fijner filosoof Finland flatgebouw fles flessen flink flinke fluisteren fluistert fluitje fooi formeel fornuis fort foto fotograaf fotorolletje fout fouten frambozen Frank 90
(8), 10-10 (1), 12-06 (8), 13-08 (4), 17-01 (1), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-09 (1), 17-10 (2) 19-02 (1) 14-01 (4), 15-05 (5), 15-11 (1), 18-01 (1) 17-08 (1) 19-10 (1) 17-08 (1) 11-06 (6), 11-11 (6) 18-05 (1) 17-07 (1) 17-04 (1) 9-09 (1), 19-09 (1) 15-02 (1), 15-06 (3), 15-07 (3) 17-09 (1), 17-10 (1) 15-02 (2) 17-06 (1) 9-02 (1), 9-11 (1), 12-08 (3), 13-06 (1), 13-09 (3) 13-06 (5), 19-08 (1) 13-06 (2), 13-11 (2) 13-06 (2), 13-11 (2) 16-10 (3), 17-03 (1) 16-10 (2) 16-08 (3), 16-11 (1) 18-07 (1) 18-05 (1) 9-01 (2), 12-07 (2), 15-03 (4) 9-01 (2) 17-02 (1) 17-07 (1) 12-05 (1) 12-05 (3), 12-11 (1), 14-02 (2) 12-05 (2) 16-02 (1) 11-03 (3) 10-06 (1), 15-03 (1), 18-02 (1), 19-03 (1) 12-08 (1) 11-06 (2), 16-10 (1), 17-02 (1), 17-05 (1) 19-04 (1) 17-07 (1) 14-07 (1), 17-08 (1) 17-05 (1) 19-07 (1) 15-01 (2), 17-05 (1)
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 91
Frankrijk
10-08 (2), 12-08 (1), 15-04 (1), 16-05 (1), 16-07 (7), 16-11 (2), 18-07 (1) Frans 13-06 (1), 14-01 (1), 15-04 (1), 16-07 (2) Fransen 17-08 (1) Fred 17-01 (2), 17-02 (1), 17-03 (1), 17-08 (1) frisdrank 9-08 (4), 13-03 (1), 13-05 (1), 13-07 (1), 13-11 (1), 18-10 (1) frisdrankenautomaat 13-03 (1) frisse 17-06 (1) frites 18-10 (1) fronst 15-01 (2) fruit 9-08 (2), 13-03 (1), 13-05 (2), 14-05 (2), 18-10 (1) ga 9-02 (2), 9-06 (1), 10-02 (1), 12-06 (4), 16-10 (4), 17-06 (1), 17-08 (1) gaan 9-01 (2), 9-02 (2), 9-06 (2), 10-10 (1), 11-05 (1), 11-07 (7), 12-06 (1), 13-07 (1), 13-09 (4), 14-03 (1), 1411 (1), 15-10 (2), 15-11 (2), 16-01 (2), 16-06 (1), 16-10 (2), 17-03 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-10 (1) gaapt 9-05 (1) gaat 9-02 (2), 9-06 (1), 9-09 (2), 9-11 (1), 10-01 (2), 10-02 (4), 10-10 (2), 1011 (2), 11-01 (1), 11-05 (15), 11-08 (7), 11-10 (4), 11-11 (2), 12-01 (1), 12-02 (1), 12-03 (1), 12-09 (4), 1307 (1), 13-11 (1), 14-03 (1), 14-08 (1), 14-11 (1), 15-01 (4), 15-06 (2), 15-10 (2), 15-11 (4), 16-06 (3), 17-03 (2), 17-09 (2), 17-10 (1) gang 17-10 (1), 18-01 (1) garage 17-07 (1), 18-03 (1) gaspedaal 19-01 (1) gat 13-09 (2) gate 10-03 (1) gauw 17-03 (1), 17-08 (1) gearmd 11-04 (1), 11-11 (1) gebeld 17-08 (1) gebeurd 17-07 (1) gebeurt 16-09 (2), 16-11 (2) geboden 16-08 (1) gebogen 11-04 (2)
geboren geborsteld gebouw
14-08 (2), 16-08 (4) 10-05 (1) 9-03 (2), 11-05 (4), 11-08 (6), 12-08 (4), 12-09 (2), 14-03 (2), 15-04 (2), 17-07 (1), 18-05 (3) gebouwd 14-09 (2), 16-04 (8), 16-11 (4) gebracht 16-08 (2), 17-10 (1) gebroken 10-05 (2), 11-09 (1), 13-10 (5), 13-11 (2) gebruikelijk 9-03 (1) gebruikelijke 9-03 (7), 9-11 (1), 17-02 (1) gebruikelijker 14-03 (2) gebruiken 10-06 (1), 11-10 (2), 11-11 (2), 12-09 (1), 12-11 (1), 17-08 (1) gebruikt 9-09 (1), 10-04 (2), 10-06 (6), 10-07 (10), 10-08 (16), 10-11 (8), 12-09 (3), 12-11 (1), 14-01 (1), 14-03 (2), 14-06 (10), 14-08 (5), 14-09 (4), 1410 (2), 14-11 (5), 15-08 (1), 16-01 (2), 16-04 (7), 16-06 (4), 17-05 (1) gedaan 13-10 (2), 14-01 (1), 15-10 (5), 1610 (1), 16-11 (1), 17-03 (2), 17-09 (2), 17-10 (1) gedacht 13-10 (4) gedeeld 14-07 (2), 15-08 (2), 15-11 (2) gedichtenbundel 12-08 (1) gedragen 10-04 (4), 12-09 (1), 14-03 (2), 16-04 (4) gedronken 11-02 (3), 11-10 (1), 17-02 (1) geef 9-06 (5), 9-11 (1), 12-06 (5), 13-08 (4), 16-10 (3), 17-09 (1), 17-10 (2) geeft 9-06 (7), 9-07 (2), 9-11 (1), 10-09 (4), 10-10 (2), 11-01 (1), 11-06 (1), 13-05 (3), 13-08 (5), 13-11 (3), 1404 (1), 14-08 (3), 15-05 (3), 16-03 (1), 17-03 (1) geen 9-03 (2), 9-07 (3), 9-10 (2), 10-05 (1), 10-06 (3), 10-10 (2), 11-03 (3), 11-08 (4), 12-01 (1), 12-03 (1), 12-05 (7), 12-06 (1), 12-08 (1), 12-10 (1), 12-11 (1), 13-01 (1), 13-04 (4), 13-06 (9), 13-10 (4), 14-02 (1), 14-04 (3), 14-09 (2), 15-05 (1), 15-09 (3), 16-01 (1), 1602 (2), 16-06 (1), 16-07 (3), 16-10 (2), 17-01 (2), 17-02 (1), 17-03 (1), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-07 (3), 17-08 (2), 17-10 (3) 91
Dutch II Index
Geert gefeliciteerd gegaan gegeten gegeven gegooid gehad gehandicapten geheim gehele geholpen gehoord gehoorzaamt gehoorzamen geïnteresseerd gek gekamd gekampeerd gekeken gekleed gekleurd geknipt gekocht gekomen gekookt gekregen gekruist gekust geld
gele geleden geleegd gelijk geloof gelooft geloven geluid geluiden gelukkig gelukkiger gelukt
9/24/01 9:36 AM
Page 92
11-05 (4), 17-01 (1) 10-02 (1), 17-10 (1) 15-10 (1), 15-11 (1), 17-07 (1) 11-02 (4), 14-10 (2), 14-11 (2), 17-02 (1), 17-03 (1) 17-10 (1) 10-05 (7), 11-02 (1), 11-05 (2) 17-04 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-10 (1) 11-07 (1) 17-07 (1) 19-10 (1) 11-02 (1) 17-07 (1) 12-06 (5) 12-06 (1) 12-02 (2) 16-10 (1) 10-05 (4), 17-04 (1) 17-08 (1) 17-10 (1) 11-03 (13), 14-10 (4) 14-07 (4) 10-05 (2) 13-07 (1) 17-03 (1) 10-06 (2) 13-08 (4), 17-05 (1) 11-04 (2), 11-06 (1) 10-05 (10), 10-11 (3) 9-06 (4), 9-07 (1), 10-10 (1), 12-03 (5), 13-03 (2), 13-07 (1), 13-10 (2), 17-07 (1), 17-08 (2), 17-10 (1) 12-08 (2), 16-10 (4), 16-11 (1) 16-04 (3), 16-06 (2), 16-07 (1), 16-11 (1), 17-07 (1) 13-09 (1) 16-10 (1) 17-03 (1), 17-05 (2), 17-06 (3), 17-09 (1), 17-10 (1) 17-05 (1), 17-06 (1) 17-08 (1) 12-05 (12), 14-02 (5), 17-02 (1) 12-05 (2), 17-07 (1) 17-01 (1), 17-03 (1), 17-07 (1) 17-10 (1) 15-10 (4)
gemaakt
9-01 (2), 11-09 (1), 11-11 (1), 14-06 (8), 15-10 (1), 16-09 (2) gemakkelijk 16-10 (1), 16-11 (1) gemerkt 17-07 (1) gemist 17-10 (1) gemorst 10-06 (1), 11-02 (1), 11-09 (2), 11-11 (1) generaal 16-08 (2) genoeg 13-09 (9), 13-11 (2), 17-08 (1) gepakt 16-05 (2) gepofte 18-10 (1) geraakt 14-10 (4) Gerard 10-10 (2), 17-05 (1), 17-07 (1) gereden 10-09 (4), 11-02 (5), 11-11 (5), 17-08 (1) gereedschap 9-03 (2), 9-11 (2), 14-06 (4), 14-09 (1) gereedschapskist 19-06 (1) gerend 14-01 (1) Gerlings 17-04 (1) gescheiden 15-09 (1) gescheurd 10-05 (4), 11-09 (5), 11-11 (1) geschikt 9-03 (4) geschikte 9-03 (2), 9-11 (2) geschreven 15-07 (2), 15-08 (1) geslaagd 14-01 (2), 15-05 (1) geslacht 9-01 (6), 9-11 (4) geslagen 11-02 (3) gesmolten 11-09 (2) gesneden 11-02 (2), 11-08 (1), 11-11 (1) gespaard 17-08 (1) gesprongen 14-10 (4) gestolen 16-05 (1), 17-03 (1) gestreept 17-10 (1) gestuurd 17-05 (1) getal 15-06 (4), 15-08 (4), 19-10 (3) getallen 15-08 (7), 19-10 (1) getrokken 10-05 (3) getrouwd 11-08 (7), 16-03 (4), 16-11 (1), 17-07 (1) gevaarlijk 12-10 (2) geval 17-02 (1) gevallen 12-09 (1), 14-10 (2), 14-11 (2), 16-09 (1), 17-04 (1), 17-06 (1) gevangen 12-09 (1), 17-01 (1), 17-02 (1), 17-03 (2), 17-06 (1) gevangenis 16-05 (2), 18-05 (1) gevangenisstraf 17-09 (1) 92
Dutch II Index
geven
geverfd gevlekte gevochten gevonden
gevouwen gevraagd gevuld geweest geweldig geweldige gewend geweren gewicht gewichtheffen gewone gewonnen gewoon geworden gezakt gezegd gezet gezeten gezicht
gezichten gezien gezin giet ging giraffe gisteren gitaar gitaren glad glas
glasscherven glijbaan
9/24/01 9:36 AM
Page 93
9-06 (6), 9-07 (4), 9-11 (2), 10-10 (1), 10-11 (1), 11-04 (1), 11-11 (1), 14-08 (1), 17-04 (1), 17-06 (1) 11-09 (1) 17-06 (1) 16-08 (1) 11-01 (1), 13-10 (4), 14-01 (4), 16-10 (1), 17-03 (1), 17-07 (1), 17-09 (1) 15-10 (4) 13-08 (8), 17-07 (1) 13-09 (1) 12-09 (2), 16-10 (1), 16-11 (1), 17-06 (1), 17-08 (1), 17-09 (1) 17-01 (2), 17-05 (1), 17-09 (2) 17-06 (1) 17-07 (1) 14-09 (3) 10-08 (2), 17-05 (1) 19-05 (1) 9-03 (5) 14-01 (7), 14-11 (1), 17-09 (1) 9-03 (6), 9-11 (2), 17-09 (1), 17-10 (3) 16-09 (1) 14-01 (2), 15-05 (1) 17-10 (2) 17-06 (1) 17-08 (1) 10-01 (4), 10-07 (1), 10-11 (1), 1204 (3), 12-09 (2), 13-01 (3), 13-06 (2), 17-06 (1), 18-04 (1) 9-03 (2) 15-01 (2), 16-10 (1), 17-02 (1), 17-05 (1), 17-08 (1) 17-09 (1) 12-04 (4) 14-03 (2), 14-11 (2) 18-08 (1) 15-07 (4), 17-07 (1) 12-05 (3), 18-02 (1) 12-05 (1) 14-02 (1) 9-08 (4), 10-06 (1), 12-06 (2), 13-09 (14), 13-11 (4), 14-05 (2), 14-06 (2), 17-06 (1), 17-08 (1), 19-03 (1) 12-06 (1), 12-11 (1) 18-01 (1)
glimt gloeilamp goed
goede goedkoop goedkope goh golf gooi gooiden gooien gooit gootsteen Gorbatchev gordijnen gorilla Gosewijn graag
graden grafiek grapefruits grapje gras grasmaaier grenst Griekenland Grieks Griekse griezelfilms groeien groen groene groente groep grond groot
93
11-09 (1) 11-08 (2), 11-09 (2) 10-02 (2), 10-11 (1), 14-04 (2), 1501 (1), 16-06 (1), 16-11 (1), 17-01 (1), 17-02 (3), 17-03 (1), 17-05 (2), 17-06 (2), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-09 (3), 17-10 (2) 11-10 (6), 11-11 (2), 17-04 (1), 17-09 (1), 17-10 (1) 13-03 (1) 13-03 (1) 17-07 (1) 17-07 (1), 19-05 (1) 9-04 (1), 9-07 (2), 12-06 (1), 17-01 (3) 17-10 (1) 10-05 (1), 14-05 (2) 11-01 (1), 11-02 (1), 12-06 (3), 16-09 (2) 10-06 (1), 10-11 (1) 13-01 (1), 15-04 (1) 13-07 (1), 18-03 (1) 18-08 (1) 17-10 (1) 9-04 (1), 9-07 (11), 10-02 (1), 11-01 (2), 12-03 (8), 12-11 (4), 16-02 (4), 16-10 (2), 16-11 (2), 17-07 (1) 10-09 (2), 12-08 (2), 12-11 (2), 14-07 (4), 14-08 (1), 19-10 (3) 19-09 (1), 19-10 (1) 19-07 (1) 17-06 (1) 13-02 (2), 18-09 (1) 19-06 (1) 15-09 (3) 15-04 (1), 16-08 (1) 13-06 (1) 11-03 (1), 11-11 (1) 17-10 (1) 17-09 (1) 9-06 (1), 14-07 (2) 9-06 (1), 15-09 (6) 13-05 (4), 18-10 (1) 16-03 (1) 10-05 (4), 11-06 (3), 14-10 (2) 9-01 (2), 9-06 (1), 12-01 (2), 13-09 (1), 14-10 (2), 16-10 (1), 17-07 (1)
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 94
Groot-Brittannië 15-04 (2), 16-05 (1), 16-07 (5), 16-11 (1), 18-07 (1) grootste 16-07 (1) grootte 9-03 (2) grote 10-08 (2), 12-07 (3), 12-11 (1), 1610 (2), 17-02 (1), 17-04 (1), 17-06 (1), 17-09 (2), 17-10 (1), 18-04 (1) groter 9-06 (3), 15-08 (3), 17-02 (1), 17-05 (1) grotere 17-10 (1) gulden 12-03 (1), 13-03 (8), 17-09 (1), 17-10 (1) gum 15-08 (2), 18-01 (1) gumt 15-08 (1) gymnastiekles 18-01 (1) gymzaal 15-05 (1) haakjes 17-10 (1) haal 17-02 (1) haalt 10-04 (1), 11-01 (1), 11-04 (1), 12-02 (1), 12-03 (1), 13-07 (1), 13-11 (1) haan 18-08 (1) haar 9-06 (4), 9-07 (1), 9-08 (2), 9-10 (7), 9-11 (2), 10-01 (3), 10-05 (8), 10-07 (7), 10-11 (2), 11-01 (2), 11-02 (2), 11-03 (4), 11-04 (7), 11-05 (1), 1201 (2), 12-04 (14), 12-07 (1), 12-09 (7), 13-01 (7), 13-02 (5), 13-04 (1), 13-07 (19), 13-08 (2), 13-10 (6), 1311 (3), 14-01 (2), 14-04 (1), 14-05 (3), 14-08 (9), 14-11 (2), 15-01 (3), 15-03 (4), 15-06 (2), 15-10 (2), 1511 (2), 16-03 (1), 16-09 (2), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-08 (2), 17-10 (1), 18-04 (1) haard 18-03 (1) haardroger 18-02 (1) haargroeimiddel 17-06 (1) haarkleur 9-03 (2) haarspeld 18-06 (1) had 12-09 (12), 13-06 (2), 13-08 (8), 1405 (3), 16-02 (2), 16-10 (1), 17-03 (1), 17-05 (1), 17-09 (1), 17-10 (1) hadden 17-10 (2) hagedis 18-08 (1) hakken 18-06 (1) halen 10-10 (1), 11-01 (1), 11-05 (2), 12-02 (1)
half
9-02 (1), 14-10 (2), 16-01 (7), 16-06 (1), 17-02 (1) hallo 10-02 (3), 10-10 (5), 10-11 (3), 17-02 (1) hals 18-04 (1) halve 10-09 (1) ham 18-10 (1) hamburger 18-10 (1) hamer 11-10 (2), 11-11 (2), 13-08 (2), 19-06 (1) hand 9-02 (2), 10-10 (1), 10-11 (1), 11-04 (4), 11-11 (2), 12-09 (1), 13-01 (2), 13-02 (1), 14-04 (1), 14-08 (1), 14-11 (1), 17-01 (1), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-10 (1), 18-04 (2) handbijl 19-06 (1) handboeien 16-05 (1) handboor 19-06 (1) handdoek 9-07 (2), 10-01 (2), 10-04 (1), 12-06 (1), 12-09 (2), 13-08 (4), 15-03 (4) handen 10-07 (2), 11-04 (1), 11-06 (2), 12-06 (1), 15-03 (1) handpalm 18-04 (1) handrem 19-01 (1) handschoenen 12-08 (1), 17-01 (1), 18-06 (1) handschoenenvakje 19-01 (1) handschrift 11-09 (2) handtas 18-06 (1) handzaag 19-06 (1) hangen 10-04 (2), 11-07 (2), 13-06 (4), 13-11 (2), 17-09 (1) hanger 10-04 (1) hangkast 18-03 (1) hangt 9-09 (2), 9-11 (1), 10-01 (1), 10-04 (2), 13-01 (1), 15-03 (2) Hanneke 17-03 (1) Hans 10-02 (4) hap 12-07 (4) hapje 10-10 (2) hapjes 17-08 (1) hard 12-05 (4), 12-11 (1), 14-02 (5), 15-05 (2), 16-10 (2), 17-03 (1), 17-09 (1) harde 12-05 (1) harder 17-05 (2) hardlopen 19-05 (1) hardloper 17-02 (1) 94
Dutch II Index
hark Harm harnas Harriët Harry hart hartslag haver Hawaï hé hè heb
hèb hebben
hebberige Hebreeuws hebt
heeft heel
heen heengedragen heerlijk heet
hek hele Heleen
9/24/01 9:36 AM
Page 95
19-06 (1) 17-08 (1) 16-04 (2) 17-04 (1) 16-02 (2), 17-01 (1) 18-04 (1) 14-08 (2) 19-07 (1) 12-08 (1), 15-04 (1) 17-02 (1), 17-08 (1) 11-08 (5), 11-11 (2), 16-10 (1), 17-02 (1), 17-05 (1), 17-07 (1) 9-04 (1), 9-07 (7), 9-10 (3), 10-01 (1), 10-10 (2), 11-01 (2), 11-09 (4), 11-11 (4), 13-05 (2), 13-06 (6), 1310 (6), 13-11 (4), 14-01 (2), 14-04 (5), 14-11 (2), 15-10 (9), 16-01 (5), 16-02 (3), 16-10 (2), 16-11 (5), 1701 (3), 17-02 (3), 17-03 (4), 17-05 (2), 17-06 (4), 17-07 (4), 17-08 (6), 17-09 (3), 17-10 (2) 17-04 (1) 9-01 (6), 9-04 (1), 9-07 (20), 10-10 (1), 11-08 (1), 12-01 (1), 12-09 (2), 14-01 (1), 14-05 (1), 14-09 (1), 1410 (2), 16-03 (1), 16-10 (2), 17-02 (1), 17-04 (1), 17-06 (1), 17-08 (1) 17-03 (1) 15-04 (1) 9-07 (1), 16-10 (2), 17-01 (1), 17-02 (3), 17-03 (2), 17-05 (2), 17-06 (1), 17-07 (2), 17-08 (1), 17-09 (1), 17-10 (1) 9-02 (1), 9-04 (2), 9-07 (2), 9-10 (2), 10-03 (1), 10-06 (1), 10-09 (6)… 13-06 (3), 13-11 (2), 16-03 (1), 16-10 (1), 17-03 (1), 17-06 (1), 17-07 (1) 9-02 (2), 12-04 (2), 14-01 (1), 15-06 (1), 16-10 (3) 11-02 (1) 17-03 (1) 9-02 (4), 9-04 (1), 10-02 (5), 12-01 (4), 12-06 (1), 12-11 (1), 13-05 (2), 14-02 (2), 17-04 (1) 13-02 (2), 15-06 (8) 13-04 (1), 17-03 (1), 17-09 (1) 17-09 (1)
helemaal
13-01 (6), 16-10 (1), 17-01 (1), 17-06 (1), 17-08 (1), 17-10 (1) helft 13-01 (4), 14-07 (2), 15-08 (2) helikopter 14-09 (1), 19-08 (1) helm 14-09 (2) help 12-06 (1), 17-01 (1), 17-02 (1) helpen 9-04 (3), 9-10 (7), 9-11 (2), 10-02 (2), 11-01 (3), 11-11 (1), 12-02 (1), 12-11 (1) helpt 9-10 (10), 9-11 (1), 11-01 (1), 11-02 (1), 11-11 (1) hem 9-06 (6), 9-07 (4), 9-08 (1), 9-10 (6), 9-11 (4), 11-02 (4), 11-04 (1), 11-05 (3), 11-08 (1), 11-09 (2), 11-11 (3), 12-04 (1), 12-09 (1), 12-11 (1), 1302 (3), 13-08 (1), 13-11 (1), 15-06 (2), 15-10 (6), 16-09 (2), 16-10 (5), 17-01 (3), 17-02 (2), 17-03 (3), 17-05 (1), 17-06 (3), 17-07 (3), 17-08 (4), 17-09 (3), 17-10 (5) hemel 17-03 (1), 17-09 (1) hen 12-04 (1), 12-11 (1), 13-02 (4), 13-10 (1), 13-11 (2) Henk 9-04 (1), 13-05 (3), 17-07 (1) heren 17-06 (1) herenafdeling 17-02 (1) herentoilet 12-03 (2), 16-02 (2) herfst 16-10 (3) herhalen 13-06 (8), 17-04 (1) Herman 17-02 (1) hersenen 18-04 (1) hert 18-08 (1) het 9-01 (3), 9-02 (8), 9-03 (4), 9-04 (4), 9-07 (10), 9-08 (13), 9-09 (5)… heteluchtballon 19-08 (1) heteluchtballons 16-10 (1) hetzelfde 9-01 (11), 9-11 (4), 10-10 (1), 10-11 (1), 11-03 (2), 12-08 (1), 15-07 (1), 17-03 (1) heuvel 16-10 (1) hiel 18-04 (1) hield 12-09 (2), 12-11 (1) hier 9-02 (2), 10-05 (2), 11-01 (3), 12-01 (3), 12-03 (2), 12-06 (1), 13-04 (6), 13-09 (2), 14-02 (4), 14-11 (4), 15-04 (4), 16-02 (8), 16-05 (8), 16-11 (2), 17-01 (3), 17-02 (1), 17-03 (2), 17-04 (2), 17-05 (1), 95
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 96
17-06 (3), 17-07 (3), 17-09 (2), 17-10 (2) hierop 16-01 (2) hij 9-02 (2), 9-05 (13), 9-06 (3), 9-07 (3), 9-08 (13), 9-10 (6), 9-11 (3)… Himalayagebergte 19-02 (1) Hindi 15-04 (2), 15-11 (1) hingen 13-06 (3), 13-11 (2) hobby 17-08 (2) hoe 9-02 (10), 9-04 (1), 10-02 (6), 10-03 (2), 10-10 (2), 10-11 (4), 11-01 (1), 12-03 (2), 12-08 (4), 12-11 (4), 1301 (2), 13-05 (2), 13-08 (1), 13-11 (2), 15-01 (4), 16-01 (6), 16-06 (4), 17-03 (3), 17-05 (1), 17-06 (3), 17-07 (2), 17-09 (6), 17-10 (6) hoed 9-08 (2), 13-03 (1), 13-06 (2), 14-10 (4), 17-03 (1), 18-06 (1) hoeden 13-06 (10), 13-11 (4) hoeft 17-04 (1), 17-09 (1) hoek 14-07 (7), 19-10 (7) hoest 14-04 (1) hoeveel 12-03 (1), 13-01 (3), 13-03 (8), 13-06 (12), 15-08 (4), 15-11 (4), 17-09 (1) hoeveelheden 9-01 (1) hoeveelheid 9-01 (1) hoeven 17-09 (1) hoewel 14-10 (7), 16-01 (1) hoezo 17-10 (1) hoffelijk 17-07 (1) hoge 10-09 (1), 12-05 (1), 18-06 (1) hoi 17-02 (1) hol 11-06 (1) hond 9-03 (2), 11-06 (4), 12-07 (1), 12-08 (2), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-06 (1), 18-08 (1) honden 12-01 (1), 17-01 (1), 17-10 (1) hondenhok 17-05 (1) honderd 17-09 (1) hondje 17-09 (1) honger 10-01 (1), 13-06 (2), 16-02 (1) honkbal 11-05 (1), 19-05 (1) hoofd 11-04 (2), 13-01 (3), 13-02 (7), 14-09 (2), 15-08 (1), 18-04 (1) hoofden 13-01 (1) hoofdpijn 14-04 (1)
hoog
12-05 (2), 13-09 (2), 14-02 (1), 16-06 (1) hoogleraar 15-05 (1) hoogspringen 19-05 (1) hoop 17-06 (1) hoor 11-01 (1), 17-04 (1), 17-07 (1) hoorn 17-05 (1) hoort 12-01 (1) hopen 17-01 (1) horen 9-10 (2), 13-10 (1), 14-02 (1), 14-11 (1), 17-02 (1), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-10 (1) horizontaal 14-07 (3), 14-11 (3) horloge 11-08 (2), 16-01 (3), 16-06 (9), 16-11 (4), 17-09 (1), 18-02 (2) hou 12-06 (2), 16-03 (6), 16-10 (3) houd 16-10 (10), 17-01 (1), 17-05 (2), 17-09 (1) houden 11-04 (1), 11-11 (1), 15-01 (1), 15-11 (1), 16-03 (1), 16-11 (1), 17-08 (1), 17-10 (1) houdt 11-04 (1), 12-06 (1), 13-02 (4), 13-05 (1), 14-08 (1), 15-06 (2), 17-09 (1) hout 11-09 (2), 14-06 (4), 14-07 (3), 14-11 (3) huilt 15-01 (4), 15-11 (1) huis 11-05 (13), 14-03 (2), 15-10 (6), 15-11 (4), 16-01 (1), 16-10 (1), 17-09 (1), 18-05 (1) huisbaas 17-10 (1) huisdier 12-10 (2), 17-01 (1) huishoudboekje 17-10 (1) huisman 17-08 (1) huismeubels 12-08 (1) huissleutel 13-07 (1) huiswerk 12-02 (3), 14-05 (6), 15-10 (2), 17-02 (1) huizen 14-06 (2) huizenrij 18-05 (1) hulp 9-07 (1), 9-10 (8), 9-11 (2), 11-01 (2), 11-11 (1), 12-02 (1) hulst 18-09 (1) hun 9-06 (1), 9-07 (1), 12-04 (1), 13-02 (2), 14-09 (2) hurken 11-06 (1) hurkt 11-06 (2) huwelijk 17-07 (1) 96
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 97
Ida idee idioot ieder iedere iedereen iemand
17-06 (1) 12-02 (2) 17-08 (1) 17-02 (1) 17-05 (1), 17-08 (2) 11-06 (1), 17-08 (1), 17-10 (1) 9-09 (1), 9-10 (1), 9-11 (2), 10-06 (4), 10-07 (2), 11-06 (3), 11-07 (1), 12-01 (2), 12-03 (4), 12-04 (4), 1207 (4), 13-03 (4), 15-05 (4), 15-06 (2), 15-08 (12), 15-11 (2), 17-04 (1), 17-08 (1), 17-09 (1) iemands 16-05 (1) Ierland 18-07 (1) iets 9-07 (4), 9-08 (5), 9-09 (4), 10-01 (1), 10-05 (1), 10-06 (4), 11-03 (3), 11-05 (3), 12-09 (5), 13-02 (6), 1304 (4), 13-08 (4), 13-09 (4), 13-11 (2), 14-02 (2), 15-01 (2), 15-03 (4), 15-04 (3), 15-08 (2), 15-10 (2), 1602 (1), 16-09 (4), 17-03 (5), 17-04 (1), 17-06 (2), 17-08 (1), 17-10 (2) ijs 11-09 (2), 14-05 (2), 16-02 (1), 16-03 (1) ijshockey 19-05 (1) ijsje 12-07 (2), 14-05 (1) ijzerzaag 19-06 (1) ik 9-02 (13), 9-04 (5), 9-05 (2), 9-06 (9), 9-07 (4), 9-09 (2), 9-10 (3)… in 9-01 (6), 9-02 (3), 9-06 (4), 9-07 (1), 9-09 (6), 9-11 (1), 10-01 (3)… inderdaad 17-07 (1) India 15-04 (2), 16-04 (2), 16-08 (1), 1807 (1) Indiaan 17-06 (1) Indiaanse 11-03 (1) Indianen 16-04 (1) Indische Oceaan 19-02 (1) Indonesië 18-07 (1) informeel 11-03 (2) ingenomen 17-02 (1) ingepakt 11-02 (2) ingeschonken 11-02 (4) ingesloten 15-09 (1) ingezet 16-08 (1) ingrediënten 14-06 (3) injectie 14-04 (2), 14-08 (1) innemen 17-10 (1)
insect insecten instrument intelligente interessant Irak iris is Israël Italiaans Italië ja
jaar
Jacobse jak jaloers jam Jan Janneke Janneke’s Jansen Jantje januari Japan Japans Japanse Japanse Zee jaren jarig jas
jazeker je
97
12-08 (1), 12-10 (2) 12-10 (1), 18-08 (1) 12-05 (2) 17-01 (1) 12-02 (4) 18-07 (1) 18-09 (1) 9-01 (6), 9-02 (30), 9-03 (34), 9-04 (6), 9-05 (6), 9-06 (1), 9-07 (4)… 18-07 (1) 13-06 (1) 12-08 (1), 16-04 (2), 18-07 (1) 9-04 (1), 9-05 (6), 9-11 (4), 10-02 (1), 10-10 (2), 11-01 (1), 11-08 (22), 11-11 (3), 15-10 (2), 16-03 (1), 16-10 (10), 17-02 (3), 17-05 (1), 17-07 (2), 17-10 (1) 9-01 (1), 10-09 (8), 14-03 (4), 15-02 (1), 15-07 (2), 16-04 (2), 17-03 (1), 17-08 (1), 17-09 (1), 17-10 (1) 17-10 (1) 18-06 (1) 15-01 (1) 18-10 (1) 9-02 (2) 14-08 (20) 14-08 (12) 17-06 (1), 17-09 (1) 17-02 (1) 15-02 (2), 15-07 (5), 15-11 (1) 15-04 (2), 16-07 (1), 18-07 (1) 13-06 (1), 15-04 (2), 15-11 (1), 16-07 (1) 11-03 (1), 11-11 (1), 12-03 (1), 15-04 (1) 19-02 (1) 16-04 (2), 16-11 (1) 10-02 (1) 9-02 (1), 9-06 (4), 9-07 (1), 9-11 (4), 11-03 (2), 11-05 (2), 12-06 (1), 1209 (2), 13-01 (1), 14-10 (2), 17-02 (1), 17-04 (1) 11-07 (1), 12-03 (2), 17-06 (1) 9-02 (6), 9-04 (7), 9-07 (7), 9-10 (6), 9-11 (2), 10-02 (8), 10-10 (9), 10-11 (4), 11-01 (5), 11-05 (2), 11-08 (2), 12-03 (3), 12-05 (4), 12-06 (2), 1208 (4), 12-11 (4), 13-02 (4), 13-04
Dutch II Index
jé Jeannette jee jeep jerrycan jij
Joep jojo Jolanda jong jonge jongeman jongen
jongere jongetje Joop Joost jou jouw juffrouw juiste juli Julia jullie
juni
9/24/01 9:36 AM
Page 98
(6), 13-05 (1), 13-06 (12), 13-11 (8), 14-04 (2), 14-05 (9), 14-08 (1), 1501 (4), 15-10 (5), 16-01 (6), 16-03 (2), 16-10 (31), 16-11 (2), 17-01 (6), 17-02 (11), 17-03 (7), 17-04 (11), 17-05 (12), 17-06 (8), 17-07 (11), 17-08 (13), 17-09 (8), 17-10 (12) 17-03 (1) 9-10 (4) 17-07 (1) 19-08 (1) 11-07 (1) 9-02 (1), 9-04 (1), 9-05 (2), 9-06 (11), 9-07 (1), 9-11 (3), 10-02 (1), 10-10 (1), 11-01 (1), 16-10 (11), 1611 (3), 17-03 (4), 17-04 (2), 17-05 (1), 17-08 (2), 17-10 (2) 16-03 (1) 11-05 (1) 15-01 (2) 13-06 (1), 16-03 (1) 16-06 (1) 17-07 (1) 9-08 (17), 9-10 (3), 10-05 (8), 10-07 (6), 10-11 (2), 11-02 (2), 11-06 (12), 12-02 (3), 12-05 (2), 12-06 (2), 1301 (13), 13-08 (2), 13-09 (6), 13-10 (6), 13-11 (3), 14-01 (6), 14-03 (2), 14-04 (4), 14-10 (6), 15-03 (2), 15-06 (7), 15-11 (4), 16-10 (1), 17-09 (1) 17-10 (1) 12-05 (2), 12-11 (2), 17-06 (1) 9-04 (1), 9-11 (1), 10-10 (2), 10-11 (2) 17-02 (1) 9-04 (1), 9-06 (4), 10-02 (3), 10-11 (1), 16-03 (6), 17-04 (2) 16-10 (1), 17-02 (1), 17-06 (1), 17-10 (1) 11-01 (1) 13-09 (2), 14-07 (1) 15-02 (1), 15-07 (1) 9-09 (9), 9-11 (2) 9-04 (5), 9-06 (2), 9-07 (1), 12-06 (6), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-06 (1), 17-08 (2) 10-02 (1), 15-02 (2), 15-11 (1)
juridische jurk juwelen kaak kaart
17-09 (1) 9-08 (2) 9-07 (1) 18-04 (1) 10-08 (2), 10-11 (1), 11-01 (1), 1108 (2), 12-08 (1), 13-07 (1), 14-01 (2), 15-03 (2), 17-05 (1) kaarten 15-10 (1), 19-05 (1) kaartje 10-03 (1), 12-03 (1), 17-09 (1) kaas 18-10 (1) kabelbaan 19-08 (1) kalender 14-08 (1) kalkoen 18-08 (1) kam 10-07 (1), 10-11 (1) kamer 12-06 (1), 17-02 (1) kamerplanten 18-09 (1) kammen 10-07 (1), 10-11 (1), 13-10 (2) kamp 17-07 (1) kamt 12-04 (2) kan 9-04 (1), 9-08 (4), 9-10 (21), 9-11 (1), 10-02 (1), 10-10 (1), 11-01 (2), 11-08 (2), 11-11 (1), 12-02 (4), 1209 (7), 12-10 (6), 12-11 (1), 13-02 (6), 13-06 (1), 13-09 (1), 13-10 (1), 14-05 (1), 14-10 (4), 16-02 (1), 1605 (1), 16-10 (1), 17-01 (2), 17-02 (1), 17-04 (1), 17-08 (2) kannibalisme 17-09 (1) kano 17-08 (1), 19-08 (1) kano’s 16-10 (1) kanonnen 16-04 (1) kans 16-09 (2) kansberekening 19-10 (1) kant 9-01 (1), 9-02 (7), 9-04 (1), 9-11 (3), 11-01 (1), 14-02 (2), 15-10 (1), 16-02 (2), 16-05 (3), 16-11 (1), 17-06 (1) kanten 9-01 (1) kantine 13-04 (2), 18-01 (1) kantoor 17-03 (1), 17-05 (1), 19-09 (1) kantoorbaan 9-03 (2) kantoormeubels 12-08 (1) kapmes 19-06 (1) kapot 11-09 (2), 13-02 (1) kappen 17-05 (1) kapper 13-04 (1), 13-11 (1), 17-07 (1), 17-09 (1), 19-04 (1) kapperszaak 18-05 (1) 98
Dutch II Index
Karel karretjes kassa kassier kast kasteel kat kathedraal katholieke katten kauwt keel keelpijn keer Kees keizer kelder ken kennis kent kereltje keren kerk kerkdienst kersen kerstkaart Kertmis ketchup ketting keuken keukenkastje kies kiespijn kiest kiezen kijk kijken
kijkt
9/24/01 9:36 AM
Page 99
10-02 (1), 17-01 (1), 17-05 (1) 11-07 (9) 10-03 (1), 13-05 (5), 19-09 (1) 12-03 (1) 9-10 (3), 9-11 (1), 10-04 (1), 10-06 (1), 14-05 (1) 14-09 (1), 16-04 (1), 16-10 (1), 18-05 (1) 17-01 (2), 18-08 (1) 12-08 (1), 16-04 (1), 16-11 (1), 18-05 (1) 16-08 (1) 13-06 (2) 12-07 (4) 14-08 (1) 14-04 (1) 15-08 (4), 15-11 (2), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-08 (3), 17-10 (3) 17-03 (1), 17-08 (1) 16-08 (2) 18-03 (1) 10-10 (1), 10-11 (1) 9-04 (1), 9-11 (1) 16-03 (2), 16-11 (1), 17-01 (1), 17-06 (1) 17-03 (2) 16-05 (1) 16-08 (1), 18-05 (1) 16-06 (2) 19-07 (1) 17-07 (1) 15-02 (1) 18-10 (1) 18-06 (1), 19-06 (1) 13-08 (2), 18-03 (1), 19-03 (1) 19-03 (1) 9-02 (2) 14-04 (1), 14-11 (1) 9-08 (8), 9-11 (2), 13-05 (4) 9-08 (5) 9-04 (1), 16-10 (4) 9-04 (4), 12-04 (4), 12-06 (1), 12-11 (4), 14-05 (6), 16-09 (2), 16-10 (1), 17-02 (1), 17-04 (1), 17-06 (1), 1709 (1) 9-04 (1), 9-09 (1), 11-01 (1), 11-08 (6), 12-04 (7), 13-05 (1), 14-05 (1), 14-08 (1), 17-10 (1)
kikker kikkers kilo kilometer kilometerteller kin kind kinderen
kinderwagen kinderzitje kiosk kip kippen klaag klaar klaarmaken klant klanten klaslokaal klaver kleding kledingstukken kledingwinkel kleed kleerhanger kleerkast kleermaker klei klein
kleine kleiner kleingeld klep kleren
kleur
99
18-08 (1) 12-10 (1) 9-09 (2), 10-09 (2), 14-08 (1) 10-08 (4), 10-09 (8), 11-07 (4), 12-03 (2) 10-08 (2), 19-01 (1) 11-04 (1), 18-04 (1) 11-06 (2), 11-08 (1), 13-01 (3), 17-01 (1), 17-02 (1), 17-05 (1) 9-01 (2), 11-03 (2), 12-04 (2), 14-01 (2), 14-09 (1), 15-01 (1), 15-11 (1), 16-03 (1), 17-01 (1), 17-05 (2), 17-08 (1), 17-09 (3) 19-08 (1) 19-01 (1) 13-04 (1) 18-08 (1), 18-10 (1) 17-07 (1) 17-08 (1) 10-06 (1), 13-04 (1), 14-10 (2), 17-01 (1), 17-02 (1), 17-05 (1), 17-09 (1) 17-03 (1) 11-01 (3), 13-05 (4), 13-11 (2), 17-10 (1) 13-05 (1) 15-05 (1), 18-01 (1) 18-09 (1) 9-03 (4), 10-04 (2), 11-03 (8), 11-11 (4), 13-03 (1), 14-03 (4), 16-04 (7) 9-01 (2) 13-04 (1), 13-11 (1) 9-10 (3) 18-03 (1) 18-03 (1) 19-04 (1) 14-06 (2) 10-10 (1), 12-07 (3), 12-11 (1), 13-09 (4), 14-03 (2), 14-10 (2), 16-10 (1) 10-08 (2), 14-03 (2) 15-08 (3), 16-10 (1), 17-10 (1) 13-10 (2) 10-04 (3), 10-05 (2), 10-11 (2) 10-04 (10), 10-11 (1), 11-02 (4), 12-01 (2), 13-04 (1), 13-07 (1), 13-11 (1), 14-03 (2), 14-06 (1) 9-01 (3), 9-03 (2), 12-01 (2), 13-01 (1), 15-09 (12)
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 100
kleuren klim klimmen klimop klimt klinkt klok
9-01 (1), 16-10 (2) 15-06 (1) 11-07 (1), 12-01 (4), 12-09 (2) 18-09 (1) 15-06 (2) 17-03 (1), 17-04 (1), 17-10 (1) 10-08 (2), 10-09 (2), 11-08 (1), 13-01 (2), 13-11 (2), 16-06 (5) klokken 10-09 (4), 10-11 (4) klopt 13-04 (1), 16-03 (1), 17-05 (1) kluisjes 18-01 (1) kluns 17-07 (1) knakworst 18-10 (1) knecht 17-09 (1) knie 14-04 (1), 18-04 (1) knieën 11-06 (1) knielen 11-06 (1) knielt 11-06 (2) knijpt 11-04 (2), 15-03 (2) knikkers 13-01 (2), 13-09 (10), 13-11 (4) knikt 11-04 (2) knipoogt 11-04 (1) knippen 13-04 (1), 13-11 (1), 15-06 (3) knippert 11-04 (1) knipt 10-07 (1) knoop 10-04 (1), 10-07 (1), 18-06 (1) knoopt 11-03 (2) knop 17-03 (1) koe 17-08 (1), 18-08 (1) koekenpan 19-03 (1) koekje 14-05 (4) koekjes 18-10 (1) koelkast 10-01 (2), 10-06 (2), 11-08 (2), 18-02 (1), 19-03 (1) koets 19-08 (1) koevoet 19-06 (1) koffer 11-10 (2), 13-07 (6) kofferbak 11-05 (2), 13-07 (3), 19-01 (1) koffie 9-06 (2), 9-07 (2), 11-10 (2), 14-02 (3), 17-01 (1), 17-04 (1), 18-10 (1) koffiekopje 19-03 (1) koffiemelk 18-10 (1) koffiezetapparaat 18-02 (1), 19-09 (1) kogelstoten 19-05 (1) koken 10-06 (2), 13-04 (1) kokosnoten 19-07 (1) koks 19-04 (1)
koloniale kom
16-07 (5), 16-11 (2) 9-04 (2), 11-01 (1), 17-04 (2), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-09 (2), 19-03 (1) komen 9-04 (2), 9-07 (2), 11-05 (1), 12-06 (2), 15-04 (4), 17-04 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-08 (2), 17-10 (1) komkommers 19-07 (1) komt 9-02 (1), 9-04 (4), 10-02 (1), 10-03 (4), 10-11 (2), 11-05 (5), 12-06 (2), 12-08 (4), 12-11 (1), 14-08 (1), 1506 (8), 16-06 (1), 17-03 (3), 17-06 (1), 17-10 (1) kon 12-10 (1), 17-06 (1) konijn 17-05 (1) koning 16-04 (1), 16-08 (1), 16-11 (1) koningin 16-04 (1), 16-08 (1), 16-11 (1) kookt 12-04 (1), 13-04 (1) kool 13-05 (2), 19-07 (1) Koopmans 17-08 (1) koopt 13-03 (6), 13-04 (1), 13-11 (1) koorts 14-04 (4), 14-11 (1) kopen 9-07 (1), 9-08 (1), 10-03 (1), 13-04 (6) kopieermachine 9-09 (1), 17-04 (1), 19-09 (1) kopieert 9-09 (1) kopje 17-02 (2) koplamp 19-01 (1) koppelingspedaal 19-01 (1) koptelefoon 13-10 (1), 18-02 (1) Koreaans 13-06 (1), 15-04 (1) koren 19-07 (1) korstmos 18-09 (1) kort 17-05 (1) korte 13-09 (2), 15-09 (1), 18-06 (1) korter 10-08 (2) kost 12-03 (2), 13-03 (16), 13-11 (4) koud 11-05 (1), 12-01 (6), 12-08 (1), 12-11 (1), 13-09 (4), 14-04 (1), 16-01 (2), 16-10 (1), 17-05 (1) koude 17-06 (1) kouder 17-01 (1) kraag 18-06 (1) kraan 10-01 (1) krabt 11-04 (3) krant 12-03 (2), 12-08 (1), 12-09 (2), 12-11 (2), 13-03 (5), 13-04 (1), 13-11 (2), 17-05 (1) krap 17-03 (1) 100
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
krijgen krijgt krijtje krik krokodil krom kroonluchter kruier kruip kruipt kruist kruiwagen kruk krukken kubus kuit kun
kunnen
kunstenaar kunstschaatsen kunt
kurkentrekker kussen kust kusten kustlijn kwaad kwalijk
kwam kwart kwast
Page 101
9-06 (2), 12-01 (1) 9-10 (1), 13-07 (1), 14-04 (1), 14-08 (1), 17-09 (1) 18-01 (1) 19-06 (1) 18-08 (1) 11-09 (2) 18-03 (1) 10-03 (1), 19-04 (1) 15-06 (1) 15-06 (3) 11-04 (1) 19-06 (1) 18-03 (1) 14-04 (1), 14-08 (1), 14-11 (1) 19-10 (1) 18-04 (1) 9-04 (2), 9-07 (2), 9-10 (4), 9-11 (1), 10-02 (1), 10-10 (2), 11-01 (2), 1203 (2), 13-04 (6), 13-06 (8), 13-11 (4), 16-01 (2), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-08 (1) 9-04 (1), 12-01 (1), 12-09 (9), 12-11 (1), 13-01 (31), 13-06 (1), 13-11 (4), 14-03 (1), 14-11 (1), 16-06 (1), 16-09 (3), 16-11 (1), 17-04 (2), 17-07 (1) 16-08 (1), 16-09 (2), 19-04 (1) 19-05 (1) 9-04 (3), 10-02 (1), 10-10 (1), 11-01 (2), 11-07 (1), 12-02 (1), 12-03 (3), 12-11 (1), 13-06 (8), 16-02 (1), 17-02 (1), 17-06 (2), 17-07 (1), 17-10 (2) 19-03 (1) 10-05 (1), 10-11 (1), 11-02 (6), 15-03 (2), 16-03 (1) 15-09 (6) 15-09 (1) 15-09 (2) 15-01 (4), 17-01 (2) 10-02 (2), 11-01 (1), 13-06 (8), 13-11 (4), 16-02 (2), 17-01 (1), 17-02 (1) 17-09 (1) 10-03 (1), 10-11 (1), 14-07 (2), 16-06 (2) 17-04 (1)
kwijt
11-01 (1), 13-10 (2), 14-01 (1), 17-05 (1) laag 12-05 (2), 14-02 (1), 17-05 (1) laarzen 12-09 (2), 18-06 (1) laat 9-02 (4), 9-04 (1), 9-08 (1), 9-11 (1), 10-03 (2), 10-10 (1), 10-11 (2), 1101 (1), 11-05 (2), 12-06 (1), 12-11 (1), 13-01 (2), 13-04 (1), 13-08 (1), 13-11 (3), 14-01 (1), 15-03 (6), 1511 (2), 16-01 (6), 16-02 (1), 16-06 (8), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-06 (1), 17-07 (2), 17-09 (1) laatst 17-08 (1) laatste 11-10 (2), 15-07 (2), 17-07 (2), 17-10 (1) laboratoriumpersoneel 16-05 (1) lacht 12-08 (1) ladder 9-07 (2), 11-02 (3), 12-09 (2), 19-06 (1) lade 19-03 (1), 19-09 (1) ladenkast 18-03 (1) lage 10-09 (1), 12-05 (1) lakt 10-07 (1) lamp 13-08 (1), 15-03 (2), 17-05 (1), 18-03 (1) land 12-01 (1), 13-06 (4), 14-09 (1), 15-09 (21), 16-07 (21), 17-02 (1) landen 9-07 (1), 15-09 (4), 16-05 (1), 16-07 (11), 16-11 (5) landmacht 14-09 (2), 14-11 (1) landt 10-03 (1) lang 9-01 (6), 9-09 (1), 9-11 (4), 10-08 (4), 16-03 (1), 16-06 (2), 16-07 (1), 17-03 (1), 17-06 (1), 17-09 (1), 17-10 (1) lange 15-09 (1) langer 9-01 (1), 10-08 (2), 17-09 (1), 17-10 (1) langzaam 11-07 (1), 13-06 (8) langzamer 13-06 (4), 13-11 (4), 17-02 (1) lantaarn 19-06 (1) lap 10-05 (3), 11-09 (2) lappen 10-05 (1) last 17-10 (1) lastig 17-06 (1), 17-10 (1) late 16-06 (1) laten 11-08 (3), 16-02 (1), 17-01 (1), 101
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
later Laura lawaai leefde leeft leeftijd leeg leegt leer leerboek leerling leerlingen lees leest leeuw leger legerhelikopter legervliegtuig leggen legt
leider lekker lelijk lenen lengte lente Leo lepel leraar lerares leren les lesgeeft let leuk
Page 102
17-02 (1), 17-05 (2), 17-06 (2), 17-07 (2), 17-09 (2), 17-10 (3) 10-09 (4) 10-01 (1), 16-03 (1) 12-05 (8), 12-11 (2), 14-02 (1), 17-06 (1) 16-08 (4) 9-05 (2), 12-10 (1), 17-08 (1) 16-06 (2) 11-07 (1) 13-09 (1) 14-06 (2) 18-01 (1) 12-02 (3), 12-06 (1), 12-11 (3), 15-05 (8), 18-01 (1) 12-06 (2), 15-05 (5), 15-11 (4) 17-04 (1) 9-05 (1), 9-08 (2), 12-04 (2), 12-08 (20) 18-08 (1) 14-09 (3), 14-11 (1) 14-09 (1) 14-09 (1) 15-05 (2), 15-11 (1) 9-09 (1), 10-01 (1), 10-04 (1), 12-02 (2), 12-11 (1), 13-05 (2), 13-07 (1), 15-05 (1) 16-08 (8) 9-08 (4), 10-10 (1), 11-10 (2), 13-06 (2), 14-02 (2), 14-10 (4), 17-08 (1) 16-10 (1) 11-01 (2), 17-09 (3) 9-03 (2), 10-08 (1), 10-11 (1), 14-08 (1) 16-10 (1) 17-09 (1) 10-06 (1), 19-03 (1) 15-05 (1), 16-08 (1), 18-01 (1), 19-04 (1) 12-02 (2), 12-06 (1), 12-11 (2), 13-08 (2) 13-06 (8), 15-05 (3), 15-11 (1), 17-06 (1) 15-05 (3) 15-05 (2) 17-06 (1), 17-08 (1) 10-10 (1), 10-11 (1), 13-06 (2), 16-10 (6), 16-11 (1), 17-04 (2)
leuke leunstoel leunt leven
13-06 (2) 18-03 (1) 11-04 (2) 9-05 (9), 9-11 (2), 17-02 (1), 17-06 (1) levend 9-05 (1) levende 9-05 (1) lezen 9-08 (1), 12-09 (2), 12-11 (2), 14-05 (1), 16-09 (2), 17-02 (1) Libië 18-07 (1) licht 13-07 (1), 17-08 (1) lichtknop 18-03 (1) liefde 12-02 (2) liefje 17-07 (1) liefst 16-10 (1) liegt 13-10 (4), 13-11 (1) liep 17-07 (1) Liesbeth 17-03 (1) lieve 17-03 (1) lievelingsseizoen 16-10 (2) liever 13-05 (2), 14-05 (6), 16-10 (6), 17-04 (1) lieverd 17-05 (1), 17-07 (2), 17-08 (1), 17-10 (1) lift 19-09 (1) liften 11-07 (1) liggen 10-06 (2), 10-08 (4), 11-04 (1), 11-06 (1), 12-06 (1), 13-08 (1), 14-07 (4) ligt 9-02 (3), 9-03 (2), 9-08 (5), 9-11 (1), 10-01 (1), 11-04 (2), 11-06 (7), 11-11 (1), 12-04 (1), 12-08 (4), 14-07 (4), 15-09 (9) lijkt 17-02 (1) lijn 11-09 (2), 14-07 (9), 15-08 (2), 17-05 (1), 19-10 (1) lijnen 19-10 (2) lijnwachter 19-04 (1) likt 9-09 (1), 10-01 (2), 12-07 (3) Lima 10-08 (1) limoenen 19-07 (1) limonade 17-03 (1) limousine 13-06 (2), 19-08 (1) liniaal 10-08 (2), 10-11 (1), 15-08 (2), 18-01 (1) linker 10-08 (2), 17-03 (1) links 11-07 (1), 15-09 (1), 15-10 (1), 16-05 (2) 102
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 103
linksaf lip lippenstift Lisa loeit Loes lokfluitjes lokroep lollie Londen longen loodgieter loodrechte loop loopt
12-02 (1), 16-05 (1) 18-04 (1) 10-07 (1), 13-07 (1), 13-10 (2) 17-03 (1) 12-05 (1) 17-07 (1) 17-04 (1) 17-03 (1) 12-07 (2) 10-08 (2), 12-03 (1), 16-07 (2) 18-04 (1) 17-09 (1) 19-10 (1) 17-01 (1) 10-10 (1), 11-06 (1), 12-01 (4), 1211 (4), 13-02 (4), 13-11 (2), 14-04 (1), 15-02 (1), 15-06 (1), 15-10 (6), 16-03 (1), 16-06 (1), 16-11 (1) lopen 11-04 (1), 11-10 (1), 11-11 (1), 13-02 (4), 13-11 (2), 15-10 (2) los 11-05 (1), 13-02 (2), 17-07 (1) loslaten 17-08 (1) lucht 13-06 (3) luchthaven 10-03 (1) luchtmacht 14-09 (2), 14-11 (1) luidspreker 18-02 (1), 19-01 (1) luister 17-02 (1) luisteren 13-10 (2) luistert 13-10 (5), 14-08 (3) lukt 17-05 (1) lunchen 9-02 (1), 16-01 (2) maag 18-04 (1) maagpijn 14-04 (1) maak 15-01 (1), 17-07 (1), 17-10 (1) maakt 9-09 (2), 10-01 (1), 10-07 (5), 11-05 (1), 12-05 (18), 12-08 (1), 12-11 (2), 13-02 (2), 13-04 (1), 14-02 (6), 14-05 (1), 15-01 (1), 15-10 (1), 16-07 (2), 17-10 (1) maakte 17-06 (1), 17-08 (1) maakten 16-07 (4) maaltijd 10-06 (3), 13-04 (5), 16-03 (1) maan 9-03 (2), 16-01 (1), 16-04 (1), 16-11 (1) maand 15-02 (5), 15-06 (1), 15-07 (6) maandag 15-02 (2), 15-06 (1), 15-07 (2), 17-02 (1) maandagmorgen 17-10 (1)
maanden maanvoertuig maar
10-09 (1), 15-07 (1) 19-08 (1) 9-01 (3), 9-03 (1), 9-04 (2), 9-05 (3), 9-07 (4), 9-10 (2), 9-11 (4), 10-02 (1), 10-09 (2), 10-10 (1), 11-01 (1), 11-02 (1), 11-03 (1), 11-05 (1), 1106 (1), 11-09 (1), 11-11 (1), 12-01 (2), 12-04 (1), 12-06 (2), 12-11 (1), 13-01 (2), 13-03 (2), 13-06 (8), 1308 (4), 13-11 (6), 14-05 (10), 14-09 (2), 15-06 (1), 15-09 (3), 16-01 (1), 16-04 (2), 16-09 (4), 16-10 (5), 1611 (3), 17-01 (4), 17-02 (2), 17-03 (2), 17-04 (1), 17-05 (3), 17-06 (4), 17-07 (5), 17-08 (8), 17-09 (2), 17-10 (6) maart 15-02 (1), 15-07 (2) Maarten 17-08 (1) maat 11-10 (2), 13-09 (2), 17-05 (1) maatbeker 10-06 (1), 10-08 (2), 19-03 (1) maatlepels 19-03 (1) machinegeweren 16-04 (1) madeliefjes 18-09 (1) Madrid 10-08 (3), 12-03 (1) mag 9-04 (4), 12-03 (1), 12-09 (1), 13-08 (4), 14-05 (8), 16-02 (4), 16-11 (1), 17-03 (2), 17-04 (1), 17-07 (2), 17-08 (1), 17-09 (3), 17-10 (1) magnetron 10-01 (4), 10-06 (1), 18-02 (1) maïs 19-07 (1) maken 9-04 (1), 9-10 (4), 9-11 (1), 10-07 (1), 10-11 (1), 12-05 (2), 13-10 (2), 14-05 (1), 14-06 (6), 15-10 (5), 1701 (1), 17-02 (1), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-06 (1), 17-08 (1), 17-10 (1) makkelijk 11-10 (2), 13-02 (2) makkelijke 11-10 (1) mam 9-04 (2), 12-06 (1), 17-02 (1), 17-04 (1), 17-10 (1) mama 16-03 (1) man 9-01 (1), 9-05 (7), 9-08 (9), 9-10 (5), 9-11 (7), 10-03 (3), 10-05 (19), 1007 (2), 10-11 (3), 11-01 (7), 11-03 (8), 11-04 (4), 11-06 (6), 11-07 (4), 11-10 (1), 11-11 (8), 12-02 (10), 1204 (2), 12-05 (2), 12-08 (4), 12-09 (8), 12-10 (1), 13-01 (6), 13-03 (6), 13-04 (2), 13-06 (1), 13-08 (2), 103
Dutch II Index
Mandela manier mannen mannenkapsel mannetje map Marie Marijke marine Marjan Marjolein marken markthal Marlies Martha Martine Martine’s materiaal materialen me
medicijn medicijnen medicijnflesje mee meegebracht meel meer
9/24/01 9:36 AM
Page 104
13-09 (4), 13-10 (6), 14-01 (6), 1402 (6), 14-03 (2), 14-04 (2), 14-10 (6), 14-11 (2), 15-01 (2), 15-03 (4), 15-04 (4), 15-05 (1), 15-06 (2), 15-11 (2), 16-03 (17), 16-05 (3), 16-08 (6), 16-09 (2), 16-10 (2), 16-11 (5), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-08 (1), 17-10 (2) 15-04 (1) 9-03 (2), 11-10 (4), 11-11 (4) 9-01 (1), 11-03 (2), 12-04 (1), 13-06 (2), 14-09 (6), 15-06 (6), 17-07 (1) 9-03 (2) 12-10 (3) 9-09 (1) 17-03 (1) 10-01 (16), 10-11 (2) 14-09 (2), 14-11 (1) 10-02 (1), 10-10 (1) 11-01 (1) 12-03 (1), 12-11 (1) 13-03 (1) 9-02 (1) 17-04 (1), 17-10 (1) 10-01 (5) 10-01 (1) 14-06 (4) 14-06 (1) 9-04 (4), 9-07 (2), 9-10 (5), 9-11 (1), 10-02 (4), 10-10 (2), 11-01 (4), 11-07 (1), 11-09 (4), 11-11 (4), 1202 (1), 12-03 (2), 12-06 (6), 12-08 (1), 12-11 (1), 13-06 (8), 13-11 (4), 14-01 (1), 14-11 (1), 15-01 (1), 15-10 (1), 16-01 (1), 16-02 (2), 16-03 (1), 17-01 (3), 17-02 (1), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-08 (3), 17-09 (3), 17-10 (3) 9-07 (1), 14-04 (2), 14-08 (1), 17-10 (1) 9-07 (1) 12-08 (1) 13-02 (2), 14-02 (4), 14-11 (4), 16-10 (1), 17-10 (1) 17-08 (1) 14-06 (1), 14-11 (1), 19-07 (1) 10-03 (1), 10-09 (3), 10-10 (1),
meerdere meerekent meest meestal meeste meet meetkunde mei meisje
Mekka melden melk
men meneer
mengkom mens mensen
menu menukaart Merel merken mes met metaal 104
13-03 (2), 13-09 (2), 13-11 (2), 14-07 (2), 15-05 (1), 15-09 (1), 1604 (2), 16-05 (1), 16-07 (1), 17-04 (1), 17-08 (2), 17-10 (2), 19-02 (1), 19-10 (1) 13-06 (1) 17-01 (1) 13-03 (1), 13-11 (1) 9-03 (2) 9-02 (8), 12-01 (1), 15-04 (4), 16-01 (4) 9-09 (2), 14-08 (4), 15-08 (1) 19-10 (1) 15-02 (1), 15-07 (2) 9-08 (4), 9-10 (8), 10-05 (4), 12-04 (13), 12-06 (1), 13-01 (5), 13-06 (1), 14-01 (7), 14-03 (2), 14-10 (2), 15-03 (2), 15-06 (1) 16-08 (1) 17-01 (1) 10-06 (6), 11-01 (1), 12-09 (5), 13-05 (1), 13-09 (4), 17-02 (1), 18-10 (1) 10-08 (8) 9-04 (4), 11-01 (1), 16-02 (3), 16-11 (1), 17-01 (1), 17-03 (1), 17-04 (2), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-07 (2), 17-09 (1), 17-10 (4) 19-03 (1) 16-08 (1), 18-08 (1) 9-01 (14), 9-02 (8), 9-05 (4), 9-07 (8), 9-11 (6), 10-03 (5), 11-03 (14), 11-05 (2), 11-08 (3), 11-10 (1), 1111 (2), 12-01 (8), 12-08 (1), 13-01 (2), 13-04 (3), 13-06 (9), 14-03 (6), 14-04 (2), 14-09 (8), 15-04 (8), 1601 (4), 16-03 (4), 16-06 (4), 16-07 (9), 16-10 (1), 17-01 (1), 17-04 (1), 17-07 (1) 16-02 (3) 12-08 (1) 15-10 (2) 17-10 (1) 10-06 (1), 11-09 (2), 14-02 (2), 1709 (1), 19-03 (1) 9-04 (1), 9-09 (2), 9-10 (1), 9-11 (2), 10-01 (1), 10-02 (3), 10-06 (3)… 9-01 (2), 11-09 (2), 14-06 (3)
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 105
meteen meten meter metropassagier meubels mevrouw
10-10 (1), 17-03 (1) 10-08 (16), 10-11 (4) 14-08 (1), 17-04 (1), 17-05 (1) 10-03 (1) 12-08 (2), 14-06 (1) 9-04 (5), 16-02 (3), 16-11 (1), 17-01 (1), 17-10 (1) Mexico 10-08 (1), 18-07 (1) Mexico-Stad 10-08 (1) miauwt 12-05 (1) Michiel 9-10 (2) microfoon 18-02 (1) middags 9-02 (1), 16-01 (4), 16-06 (2) middel 11-04 (1) middelbare 15-05 (1) middeleeuwse 16-04 (1) Middellandse Zee 15-09 (3), 19-02 (1) midden 12-04 (1) Midden-Amerika 15-04 (1) Midden-Oosten 16-04 (1) middendoor 14-07 (4) mij 9-04 (6), 9-06 (1), 9-07 (1), 10-02 (1), 13-08 (4), 16-02 (2), 16-11 (2), 17-01 (2), 17-03 (1), 17-04 (2), 17-05 (1), 17-09 (2) mijn 9-02 (4), 10-02 (2), 10-10 (1), 10-11 (1), 11-01 (2), 12-03 (1), 13-08 (1), 14-04 (3), 16-05 (1), 17-01 (2), 1702 (1), 17-03 (3), 17-04 (1), 17-05 (3), 17-06 (2), 17-07 (2), 17-08 (2), 17-09 (3), 17-10 (4) mijne 17-06 (1) Mikhail 13-01 (1), 15-04 (1) militair 11-03 (2) militaire 16-08 (1) millennium 10-09 (1) milliliter 17-02 (1) min 15-08 (2), 15-11 (2) minder 10-09 (4), 13-03 (2), 13-11 (2), 17-09 (1), 19-10 (1) Minderhoud 9-02 (1) minibus 19-08 (1) minst 13-03 (1), 13-11 (1), 16-10 (2) minuten 10-09 (3), 10-11 (2), 16-06 (3), 16-11 (3), 17-04 (1) minutenwijzer 16-06 (1) minuut 14-08 (1), 16-06 (1) misschien 10-10 (1), 12-03 (1), 13-09 (1),
missen Mississippi mist mixer mobiele mocht modern moderne moe moeder
moeders moeilijk moeilijke moeite moersleutel moest moet
moeten
mogelijk mogen mok moment momenten mond Mongolië monitor monorail monteur monteurs monument monumenten mooi mooie mooist 105
16-02 (1), 16-09 (1), 16-10 (1), 16-11 (1), 17-01 (1), 17-06 (1) 17-08 (1) 19-02 (1) 17-08 (1) 18-02 (1) 18-02 (1), 19-09 (1) 14-05 (4) 11-08 (4), 14-03 (1) 11-03 (1), 11-11 (1), 14-03 (4) 14-04 (1), 15-01 (3) 12-04 (3), 12-06 (3), 13-10 (2), 13-11 (1), 16-03 (1), 17-01 (1), 17-03 (2), 17-05 (1), 17-10 (2) 12-04 (1) 11-10 (2), 13-02 (2), 16-10 (1), 16-11 (1) 11-10 (1) 17-07 (1) 13-08 (4) 17-04 (1) 9-02 (2), 9-08 (1), 9-11 (2), 11-01 (1), 13-07 (1), 14-01 (1), 14-04 (2), 14-05 (15), 14-08 (2), 14-11 (2), 1606 (3), 16-11 (3), 17-02 (1), 17-03 (2), 17-05 (2), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-08 (5), 17-09 (1), 17-10 (4) 9-02 (3), 12-03 (3), 14-05 (13), 14-11 (4), 15-10 (2), 17-03 (1), 17-07 (1), 17-09 (1), 17-10 (1) 11-10 (1), 16-09 (8), 16-11 (2) 12-09 (1), 16-02 (1), 17-07 (1) 11-09 (1), 13-10 (5), 13-11 (2), 14-05 (2) 9-01 (1) 9-01 (1), 17-08 (1) 12-08 (2), 12-09 (1), 18-04 (1) 16-08 (1) 18-02 (1) 19-08 (1) 13-08 (2), 17-06 (1) 19-04 (1) 16-04 (2) 16-04 (2) 9-02 (2), 9-08 (4), 16-10 (24), 16-11 (2), 17-06 (2) 16-10 (3) 16-10 (3), 16-11 (2)
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 106
morgen 15-07 (4), 17-08 (2) morgenochtend 17-08 (1) morgens 16-01 (5), 16-06 (1) mos 18-09 (1) moskee 18-05 (1) Moskou 16-04 (1) mosterd 18-10 (1) motor 11-07 (1), 19-01 (1) motoren 19-08 (1) motorkap 13-07 (1), 19-01 (1) motorracen 19-05 (1) mouw 18-06 (1) muis 9-09 (1), 18-02 (1) muizen 17-10 (1) munt 16-09 (1) munten 10-08 (4), 12-03 (2) museum 12-03 (2) musicus 19-04 (1) muts 16-01 (1) muur 11-06 (1), 14-09 (1), 18-03 (1) muziek 11-10 (2), 13-10 (3) muziekinstrument14-02 (2) muziekles 18-01 (1) muzikaal 11-03 (1) na 9-05 (3), 9-08 (1), 15-06 (6), 15-07 (4), 17-03 (1) naaigaren 19-06 (1) naaimachine 19-06 (1) naait 10-04 (1), 10-07 (1) naald 14-08 (1) naaldboom 18-09 (1) naar 9-02 (2), 9-04 (1), 9-07 (3), 9-08 (1), 9-09 (1), 10-01 (2), 10-04 (1), 10-08 (4), 11-05 (4), 11-07 (8), 12-03 (5), 12-04 (16), 12-06 (1), 12-11 (4), 1301 (1), 13-02 (2), 13-05 (1), 13-07 (3), 13-09 (2), 13-10 (7), 13-11 (1), 14-04 (2), 14-05 (1), 14-07 (2), 1408 (4), 14-11 (2), 15-09 (16), 15-10 (5), 15-11 (4), 16-01 (2), 16-03 (1), 16-06 (1), 16-07 (4), 16-10 (7), 1701 (2), 17-03 (1), 17-04 (2), 17-05 (2), 17-07 (2), 17-08 (1), 17-09 (4), 17-10 (2) naast 10-04 (1), 13-08 (1) nabije 14-03 (3), 14-11 (1) nachtkus 17-04 (1) nachtpon 10-07 (1)
nachts nadat nadenken nagels nat natte natuurkundeles natuurlijk Nederland Nederlands nee
neem neemt
negatieve negen negentig Nelson nemen nergens net
netjes nette neus neusdruppels neushoorn New York niemand niest niet nietmachine niets
106
16-01 (1), 16-06 (1), 17-02 (1) 16-07 (2) 17-10 (1) 10-07 (2) 9-02 (1), 10-01 (1), 15-01 (1), 15-11 (1), 16-09 (6) 10-04 (3), 17-06 (1) 18-01 (1) 11-01 (1), 12-03 (1), 16-10 (1), 17-01 (1), 17-04 (1), 17-05 (2) 15-04 (1), 18-07 (1) 13-06 (12) 9-05 (2), 10-02 (1), 11-08 (17), 11-11 (1), 15-10 (2), 16-10 (7), 16-11 (2), 17-09 (2), 17-10 (1) 10-02 (1), 13-06 (8), 13-11 (4), 16-02 (2), 17-01 (1), 17-02 (1) 9-08 (2), 9-09 (2), 10-02 (1), 10-07 (4), 11-01 (1), 12-07 (6), 12-11 (1), 13-02 (2), 13-07 (1), 14-04 (2), 14-08 (1) 19-10 (1) 16-06 (1), 17-10 (1) 10-09 (1), 14-07 (1) 15-04 (1) 9-08 (2), 12-03 (3), 12-07 (1), 14-08 (1), 17-10 (1) 11-02 (1), 12-04 (1) 11-08 (1), 12-06 (1), 13-06 (4), 15-01 (2), 16-03 (2), 16-11 (1), 17-02 (1), 17-05 (1) 11-09 (2), 17-09 (1) 10-04 (2), 18-06 (1) 11-04 (2), 13-01 (1), 14-04 (1), 18-04 (1) 17-10 (1) 18-08 (1) 16-07 (2) 10-06 (1), 11-06 (1), 12-01 (1), 14-01 (1), 17-03 (1), 17-10 (1) 14-04 (1) 9-01 (8), 9-02 (5), 9-03 (9), 9-04 (1), 9-05 (6), 9-07 (10), 9-08 (9)… 19-09 (1) 9-08 (1), 10-10 (1), 11-07 (1), 13-02 (1), 13-06 (2), 15-01 (3), 15-11 (1), 17-01 (1), 17-02 (1), 17-05 (1), 1707 (1)
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 107
nietwaar nieuw nieuwe Nieuwjaarsdag nieuws nieuwste Nigeria Nijl niks noch nodig
11-08 (3) 17-04 (1) 17-04 (1), 17-06 (1) 15-02 (1) 17-04 (1) 17-09 (1) 18-07 (1) 19-02 (1) 17-01 (1) 14-07 (2), 14-11 (2) 9-07 (18), 9-10 (3), 10-03 (1), 10-10 (1), 14-05 (1), 16-01 (4), 16-11 (4), 17-01 (1), 17-05 (1) noemen 16-06 (2), 17-01 (1) nog 10-06 (2), 11-08 (1), 12-05 (1), 1306 (8), 13-11 (4), 14-01 (1), 14-10 (9), 14-11 (2), 16-04 (1), 16-06 (1), 16-10 (1), 16-11 (1), 17-01 (2), 1702 (3), 17-03 (1), 17-04 (2), 17-05 (1), 17-06 (5), 17-07 (3), 17-08 (2), 17-09 (2), 17-10 (3) nooit 11-02 (1), 11-11 (1), 12-01 (14), 1211 (4), 16-09 (1), 16-10 (1), 16-11 (2), 17-02 (2), 17-04 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-08 (1) Noord-Amerika 19-02 (1) Noord-Korea 18-07 (1) Noordelijke IJszee 19-02 (1) noorden 15-09 (2), 15-11 (1) noordoosten 15-09 (1) noordpool 19-02 (1) noordwesten 15-09 (1) Noortje 11-05 (4) Noorwegen 18-07 (1) nootjes 17-10 (1) normaal 10-04 (1) normale 9-03 (4), 15-02 (1), 16-03 (1) noten 18-09 (1), 18-10 (1) notitieboekje 9-02 (1) nou 16-10 (4), 17-01 (3), 17-07 (2), 17-09 (1), 17-10 (3) november 14-08 (1), 15-02 (1), 15-07 (1) nu 9-03 (1), 10-10 (1), 11-02 (1), 11-11 (1), 12-02 (4), 12-11 (1), 14-01 (1), 14-03 (3), 14-11 (1), 15-07 (3), 16-04 (2), 16-07 (6), 17-01 (3), 17-02 (5), 17-03 (3),
17-04 (3), 17-05 (2), 17-06 (1), 17-08 (2), 17-10 (3) nummerbord 19-01 (1) ober 16-02 (5), 19-04 (1) oceaan 19-02 (1) oceanen 15-09 (1) ochtend 17-08 (1) ochtends 9-02 (1) ochtendwandeling 17-06 (1) oefenen 14-05 (1) of 9-01 (1), 9-08 (3), 9-11 (1), 11-01 (1), 12-03 (1), 13-01 (4), 13-03 (2), 13-11 (2), 14-05 (2), 16-04 (1), 16-10 (6), 17-05 (1), 17-08 (2), 17-09 (2) officier 19-04 (1) ogen 9-01 (2), 11-04 (1), 12-09 (2), 14-01 (1) ogenblikje 17-05 (1) oktober 15-02 (1), 15-06 (1), 15-07 (1) olie 13-07 (2) oliebron 17-10 (1) oliespuit 19-06 (1) olifant 9-05 (4) olijven 19-07 (1) om 9-02 (4), 9-03 (6), 9-07 (5), 9-08 (2), 9-10 (10), 9-11 (4), 10-01 (1)… omarmt 12-04 (2) omdat 9-02 (4), 9-10 (2), 11-05 (1), 12-08 (4), 12-09 (11), 12-11 (1), 13-01 (9), 13-10 (1), 13-11 (2), 14-04 (2), 1405 (4), 14-10 (5), 15-01 (3), 15-11 (3), 16-07 (4), 16-10 (7), 17-10 (1) omdraaien 11-08 (2) omheen 15-06 (1), 15-11 (1) omhelst 12-04 (2) omhelzen 11-04 (1), 11-11 (1), 14-09 (1) omhoog 14-05 (2), 16-10 (1) omtrek 19-10 (1) onafhankelijk 16-07 (7) onafhankelijkheid 16-08 (1) ondanks 14-10 (3) onder 9-08 (6), 9-09 (1), 13-01 (1), 13-02 (1), 15-06 (1), 16-06 (1), 17-03 (1), 17-07 (1), 17-10 (1) ondergegaan 11-08 (4) 107
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 108
ondergrondse onderop onderrok onderste ondersteboven
18-05 (1), 19-08 (1) 10-08 (2) 18-06 (1) 13-01 (2) 10-04 (1), 11-06 (4), 11-07 (2), 12-09 (1), 12-11 (1), 17-01 (1) ondervoeding 17-07 (1) onderwerp 17-08 (1) onderzeeër 16-10 (1), 16-11 (1), 19-08 (1) onderzoekt 14-08 (2) ongebruikelijk 9-03 (1) ongebruikelijke 9-03 (1), 9-11 (1) ongeduldig 15-01 (1) ongeluk 16-10 (1), 17-01 (1), 17-10 (1) ongelukje 17-03 (1) ongelukjes 17-01 (1) ongeveer 9-09 (2), 12-08 (2), 12-11 (2), 13-03 (6), 16-04 (1) ongeverfd 11-09 (1) ongewone 9-03 (3) ongewoon 9-03 (1) onhandige 17-10 (1) onkruid 18-09 (1) onmogelijk 11-10 (1), 16-09 (7), 16-11 (1) ons 9-06 (3), 9-07 (1), 12-03 (1), 12-04 (1), 12-11 (1), 13-01 (1), 17-02 (1), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-07 (3), 17-09 (1), 17-10 (2) onszelf 12-04 (1), 12-11 (1) ontbijt 17-09 (1) ontbijten 9-02 (1), 16-01 (1), 16-06 (1) ontdekkingsreiziger 16-08 (1) ontdekt 17-06 (1) ontmoeten 10-10 (1), 10-11 (1) ontspannen 15-01 (2), 15-05 (1), 17-06 (1), 17-08 (1) ontspant 15-05 (2) onvolledig 14-07 (1) onvolledige 14-07 (1) onwaarschijnlijk 16-09 (2), 16-11 (2) onze 17-04 (1) oog 18-04 (1) ooit 16-10 (1) ook 9-07 (1), 10-10 (1), 12-03 (1), 16-03 (2), 16-07 (1), 16-10 (5), 16-11 (1), 17-01 (1), 17-02 (1), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-09 (1), 17-10 (1)
oor oorbel oorlog oosten op opblijven open
openbare opendoen opengedaan opengelaten opent opera operatie opgedragen opgehangen opgelopen opgeteld opgevangen opgevoerd opgezet ophouden oplegger opletten oplossen opnemen oppervlak oprit opscheplepel optelsom optillen optocht optreden orde oren oud
108
14-08 (2), 17-02 (1), 17-05 (1), 18-04 (1) 14-01 (2), 18-06 (1) 14-09 (4), 16-08 (1) 15-09 (2), 15-11 (1) 9-01 (4), 9-02 (7), 9-03 (6), 9-04 (5), 9-09 (11), 9-10 (15), 9-11 (8)… 14-05 (1) 9-09 (2), 9-10 (4), 10-01 (3), 10-04 (2), 10-11 (1), 11-05 (4), 11-08 (2), 11-10 (2), 11-11 (1), 12-08 (4), 1209 (2), 13-05 (1), 13-07 (2), 13-11 (1), 14-01 (1), 15-06 (1), 15-10 (10), 16-03 (1), 16-06 (1), 17-05 (2), 17-07 (1), 18-03 (1) 11-01 (1) 11-01 (1), 11-08 (2) 10-05 (1), 11-08 (1) 11-08 (2) 10-01 (1), 10-04 (1), 13-05 (1) 17-08 (1) 11-03 (1) 11-02 (3) 11-02 (2) 11-10 (1) 15-08 (8) 17-02 (1) 17-08 (1) 14-10 (1) 14-05 (2) 19-08 (1) 17-03 (1) 17-10 (1) 9-04 (1), 9-09 (1), 9-11 (1), 12-03 (2), 12-11 (1), 16-02 (2), 16-11 (1) 14-07 (4), 19-10 (1) 18-03 (1) 19-03 (1) 15-08 (1), 19-10 (1) 9-10 (2), 12-02 (2), 16-09 (1), 16-11 (1), 17-02 (1) 11-03 (1) 11-03 (1) 17-04 (1) 17-07 (1) 9-01 (6), 9-11 (4), 12-08 (2), 12-11 (2), 14-03 (1), 15-04 (1), 16-10 (2), 17-10 (1)
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 109
oude ouder oudere ouders ouderwetse oudste ovaal oven over
14-03 (2), 16-10 (5) 9-01 (1), 9-07 (1) 12-02 (2) 12-04 (1) 14-03 (2) 16-10 (1) 19-10 (1) 10-06 (2), 19-03 (1) 9-05 (2), 10-03 (2), 10-11 (1), 11-01 (1), 11-04 (6), 12-04 (4), 14-08 (1), 15-06 (3), 15-07 (1), 16-06 (4), 1607 (12), 16-08 (3), 16-11 (4), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-06 (1), 17-07 (2), 17-08 (2), 17-10 (1) overheadprojector 18-01 (1) overhemd 9-02 (2), 9-06 (2), 9-07 (1), 9-08 (2), 9-11 (2), 10-04 (9), 10-07 (2), 11-09 (1), 11-10 (2), 13-03 (1), 13-09 (5) overjas 18-06 (1) overkant 17-04 (1) overmorgen 15-07 (2), 15-11 (2) oversteken 11-07 (2), 11-11 (2) overtuigd 17-04 (1) overwerken 17-10 (1) paar 11-01 (1), 11-11 (1), 12-02 (1), 1208 (1), 13-09 (1), 13-11 (1), 16-03 (2), 17-05 (1), 17-06 (1) paard 9-03 (2), 10-05 (2), 10-11 (1), 12-04 (1), 12-08 (4), 14-10 (2), 14-11 (2), 16-09 (2), 17-03 (1), 18-08 (1) paarden 12-01 (3) paardenbloem 18-09 (1) paardenrennen 19-05 (1) paardrijden 9-05 (2), 9-11 (2) paarse 13-06 (2) paddestoelen 18-09 (1) pak 11-03 (1), 12-06 (2), 17-01 (1), 17-03 (1), 17-10 (1), 18-06 (1), 19-09 (1) Pakistan 18-07 (1) pakje 9-09 (3), 16-05 (1) pakken 9-04 (2), 9-10 (4), 12-02 (2), 13-07 (1), 14-05 (1), 15-10 (2) pakt 10-01 (8), 13-07 (3) pan 10-06 (2), 13-04 (1), 14-05 (1), 19-03 (1) Panamakanaal 16-07 (2)
panda paniek pantoffels panty pap papa papa’s papegaai paperclip paperclips papier
papieren paprika’s parallelle paraplu parasol pardon parfum Parijs parkeergarage parkeerplaats parkeren pas paspoort passagier passagiers passen past pasta pastei patiënt patiënten Paul pelt pen peper pepermolen pepers 109
18-08 (1) 17-03 (1) 10-07 (1), 18-06 (1) 18-06 (1) 17-09 (1), 17-10 (1) 16-03 (1), 17-03 (2), 17-05 (1) 17-03 (1), 17-09 (1) 18-08 (1) 9-09 (1) 19-09 (1) 9-02 (1), 9-09 (6), 10-01 (1), 11-02 (4), 11-09 (2), 12-06 (6), 13-02 (1), 14-06 (3), 15-06 (3), 15-08 (3) 13-02 (1) 19-07 (1) 19-10 (1) 12-09 (4), 12-11 (2), 14-10 (2), 16-01 (1), 17-01 (1) 16-01 (1) 9-04 (2), 10-02 (1), 10-10 (2), 11-07 (1), 12-03 (2), 17-03 (1) 10-07 (1) 10-08 (5), 12-03 (4), 12-08 (2), 16-04 (1) 18-05 (1) 10-03 (1) 16-05 (4), 16-11 (2) 9-04 (1), 12-06 (3), 12-11 (2), 13-06 (4), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-09 (1) 9-07 (3), 12-03 (2), 13-10 (2) 10-03 (1) 10-03 (1) 10-04 (4) 9-04 (1), 10-04 (4), 13-04 (2), 13-09 (8), 13-11 (2) 18-10 (1) 18-10 (1) 14-04 (3), 14-08 (1), 14-11 (1) 14-04 (2) 10-02 (1), 14-01 (1), 17-01 (1) 12-07 (2) 10-01 (1), 12-09 (1), 13-10 (2), 19-09 (1) 9-04 (2), 13-08 (1), 16-02 (2), 18-10 (1) 19-03 (1) 14-02 (1)
Dutch II Index
per peren perforator periode personen persoon
Peru perziken pet Peter Peters petten piano picknicken Piet pijl pijn pijnboom pil piloot pinda’s piramide pistolen pizza plaat plaats plaatsje plafond plakband plakt plan planeet plank planten planteneter planteneters plastic platenspeler platteland plek
9/24/01 9:36 AM
Page 110
10-09 (4), 11-07 (4), 14-08 (1), 17-03 (1) 19-07 (1) 19-09 (1) 10-09 (4) 17-06 (1) 9-01 (1), 10-03 (2), 11-08 (1), 12-01 (3), 12-05 (2), 12-10 (2), 13-06 (12), 13-08 (8), 14-02 (2), 14-03 (8), 1404 (3), 14-08 (2), 14-10 (2), 14-11 (6), 15-03 (2), 15-06 (2), 16-08 (24), 16-09 (4), 16-11 (4) 10-08 (1), 18-07 (1) 19-07 (1) 9-08 (8) 10-02 (1), 17-01 (1) 9-04 (1), 17-10 (1) 9-08 (1) 9-10 (1), 14-05 (1), 18-01 (1) 16-03 (1) 17-08 (1) 15-09 (20), 15-11 (4) 9-02 (1), 12-06 (1), 14-04 (3), 17-10 (1) 18-09 (1) 14-08 (1) 10-03 (2), 19-04 (1) 19-07 (1) 18-05 (1) 14-09 (1) 18-10 (1) 18-02 (1) 9-03 (8), 9-11 (2), 14-05 (1) 17-10 (1) 18-03 (1) 11-01 (2), 19-09 (1) 9-09 (1), 10-01 (2) 17-07 (1), 17-08 (1) 13-09 (3), 17-08 (1) 15-10 (2) 12-10 (2), 12-11 (2), 13-03 (2), 17-02 (1), 17-06 (1) 12-10 (1), 12-11 (1) 17-08 (1) 14-06 (2), 14-11 (1) 18-02 (1) 16-10 (2) 17-09 (1)
plezier 11-01 (1) plus 15-08 (2), 15-11 (2) poesje 17-09 (1) poetsen 10-07 (1), 10-11 (1) poetst 10-07 (1), 13-07 (1) poëzie 16-08 (1) poffen 10-06 (2) Polen 18-07 (1) politieagent 11-07 (1), 16-05 (3), 19-04 (1) politieauto 11-07 (1), 16-05 (1), 19-08 (1) politiebureau 11-01 (2), 18-05 (1) politiehond 17-08 (1) politieke 16-08 (2) polo 19-05 (1) pols 14-08 (2), 18-04 (1) polsslag 14-08 (1) polsstokhoogspringen 19-05 (1) pompoenen 19-07 (1) poolcirkel 19-02 (1) pootje 11-06 (1) portemonnee 16-05 (2) Portugal 16-07 (1), 18-07 (1) Portugees 16-07 (1) positieve 19-10 (1) post 13-08 (2) postbode 16-05 (2), 19-04 (1) postzegel 9-09 (2), 10-01 (3), 19-09 (1) pot 11-10 (2), 15-10 (5) potlood 10-08 (6), 13-02 (1), 14-02 (2), 15-03 (2), 15-08 (4) prachtig 17-10 (1) praten 9-10 (2), 12-09 (2), 12-10 (1), 15-05 (1), 15-06 (2), 15-10 (1), 15-11 (1), 17-05 (1) precies 13-09 (3), 13-11 (1), 14-10 (2), 16-06 (2), 16-11 (1), 17-06 (1), 17-10 (1) presse-papier 19-09 (1) pret 17-08 (1) priester 19-04 (1) prijs 10-08 (1) prik 17-10 (1) prikbord 19-09 (1) prikker 19-09 (1) prikt 13-02 (1) prima 10-02 (1), 10-11 (1), 17-08 (1), 17-09 (1) prins 15-04 (1) 110
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 111
printer probeer probeerde probeert
9-09 (1), 18-02 (1), 19-09 (1) 17-07 (1) 15-10 (4) 9-08 (4), 9-10 (2), 9-11 (2), 15-10 (15), 15-11 (1), 16-09 (8), 17-03 (1), 17-06 (1), 17-08 (2) proberen 15-10 (1), 15-11 (1), 16-02 (1), 17-08 (1) probleem 17-03 (1), 17-06 (1), 17-09 (1) probleempje 17-06 (1) procent 14-07 (2), 19-10 (1) proef 15-05 (1), 15-11 (1) proeft 14-02 (4) proeven 14-02 (1), 14-11 (1) programma 12-02 (2) propellervliegtuig19-08 (1) provincie 16-07 (1) prullenmand 9-09 (1), 12-06 (1), 19-09 (1) publiek 17-09 (1) punt 13-08 (1) pyjama 10-07 (2) python 17-08 (1) quitte 17-10 (1) raadsel 17-10 (1) raam 9-07 (2), 13-07 (1), 15-10 (5), 17-02 (1), 18-03 (1) raap 12-06 (1) raapt 11-01 (1), 12-06 (1) raden 9-08 (4), 9-11 (1) radiateur 19-01 (1) radijsjes 19-07 (1) radio 18-02 (2), 19-01 (1) raken 17-09 (1) raket 9-07 (1), 11-08 (4), 12-05 (2), 14-02 (2), 19-08 (1) Ralf 10-10 (2), 17-08 (1) ramen 14-06 (1) ramt 17-09 (1) rapen 19-07 (1) Reagan 15-04 (1) recept 14-08 (3) recht 11-04 (2), 11-09 (3) rechte 19-10 (1) rechter 10-08 (2) rechthoek 19-10 (1) rechtop 17-06 (1) rechts 11-07 (1), 15-09 (1) rechtsaf 12-02 (1)
reclamestunt record reden reed reflexen regeerde regen regende regenjas regent Rein reis reizen rekening rekenkunde rekenmachine rekensom rekent rekt religieus religieuze rempedaal remtest rennen repareert repareren repen reptiel reptielen reserveband restaurant retour ridder ridders riem riemen rietje rij rijden rijdt rijen rijk 111
17-07 (1) 17-04 (1) 17-07 (1) 12-09 (1) 14-08 (1) 16-07 (12), 16-08 (2), 16-11 (4) 16-01 (1) 12-09 (1), 12-11 (1) 18-06 (1) 12-09 (1), 12-11 (1), 16-01 (4), 16-11 (1) 17-01 (1) 11-02 (2), 12-03 (1), 17-04 (1), 17-07 (1), 17-10 (1) 9-03 (2), 9-07 (2) 16-02 (3) 19-10 (1) 15-08 (1) 9-05 (1), 12-02 (3), 12-11 (3) 16-02 (1) 9-05 (1) 16-08 (2) 16-08 (2) 19-01 (1) 17-10 (1) 14-01 (1), 14-05 (2) 10-07 (1) 14-06 (2) 13-04 (1) 12-08 (1), 12-10 (4), 12-11 (1), 16-09 (2) 12-01 (1), 12-10 (2), 18-08 (1) 19-01 (1) 13-03 (1), 13-04 (2), 16-02 (1), 18-05 (1) 12-03 (1) 16-04 (1) 16-04 (1) 13-02 (2), 13-10 (2), 18-06 (1) 17-01 (1) 12-07 (5) 10-03 (4), 11-10 (2), 13-05 (1) 9-02 (1), 11-07 (2), 11-11 (1), 13-09 (2), 16-05 (3), 16-10 (2), 16-11 (1) 10-09 (4), 11-07 (5), 12-09 (1), 13-07 (1) 13-05 (1) 16-07 (9), 16-11 (4)
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 112
rijst 19-07 (1) rilt 14-04 (1) ring 18-06 (1) ringband 19-09 (1) rinkelt 12-05 (1) Rita 10-02 (2), 10-11 (2) ritst 11-03 (2), 11-05 (3) rivier 17-06 (1), 19-02 (1) Rob 10-10 (5), 10-11 (3) Roberts 9-04 (1) Rocky Mountains 19-02 (1) rode 9-06 (4), 13-08 (2), 14-07 (2), 15-09 (10), 16-10 (4), 16-11 (1), 17-02 (1) roei 17-09 (1) roeiboot 19-08 (1) roepen 17-08 (1) roert 10-06 (1) roestig 11-09 (1) rok 18-06 (1) rol 17-06 (1) rolmaat 19-06 (1) rolstoel 11-07 (1), 19-08 (1) roman 16-08 (1) romantisch 16-03 (1) Rome 12-08 (2), 16-07 (1), 16-11 (1) Romeinse 16-04 (1), 16-07 (1), 16-08 (2), 16-11 (1) rommelig 11-09 (1) Ronald 15-04 (1), 17-06 (1) rond 16-04 (3), 16-11 (1), 17-07 (1) röntgenfoto’s 14-08 (1), 17-03 (1) rood 9-06 (4), 14-07 (8) rook 13-01 (1), 17-04 (1) rookt 17-01 (1) roos 9-02 (1), 9-04 (1) rot 11-09 (2) rotte 17-10 (1) route 16-07 (4) roze 9-08 (1), 16-10 (2) rozen 18-09 (1) rug 11-01 (2), 11-06 (3), 11-11 (1), 12-04 (1), 13-01 (1), 18-04 (2) rugby 19-05 (1) rugzak 15-05 (2), 18-01 (1) ruiken 9-10 (2), 14-02 (1), 14-11 (1) ruikt 11-10 (2), 14-02 (6) ruimte 9-07 (1), 16-04 (1) ruimtestation 11-08 (1)
ruimtevlucht ruïne ruitenwisser Rus Rusland Russisch rust rusten rustig ruw ’s
11-03 (1) 12-08 (1), 16-04 (1) 19-01 (1) 15-04 (1) 15-04 (2), 18-07 (1) 13-06 (1), 15-04 (2), 15-11 (1) 13-02 (1), 17-08 (1) 13-02 (1) 16-10 (2), 17-03 (1), 17-06 (1) 14-02 (3) 9-02 (4), 16-01 (14), 16-06 (6), 17-02 (1) salade 9-04 (1), 16-02 (2), 16-11 (2), 18-10 (1) salaris 17-06 (1) samen 12-04 (2), 14-09 (1), 15-06 (3), 15-11 (1), 16-03 (1), 16-11 (1), 17-07 (1) San Francisco 16-04 (1), 16-07 (2) sandalen 18-06 (1) Sanne 10-06 (4) Saoedi-Arabië 18-07 (1) sap 11-09 (1) satellietschotel 18-02 (1) schaaf 19-06 (1) schaakspel 9-05 (1), 11-10 (2) schaamt 15-01 (1) schaap 9-03 (2), 18-08 (1) schaapherder 19-04 (1) schaar 19-06 (1), 19-09 (1) schaken 19-05 (1) schat 17-04 (2), 17-09 (1) scheerapparaat 18-02 (1) scheermesje 10-07 (2) scheert 10-07 (1) scheidsrechter 19-04 (1) scheikundelokaal 15-05 (1), 18-01 (1) schenken 14-05 (2) schenkt 10-06 (3) scheren 10-07 (1) schermen 19-05 (1) scherp 9-04 (1), 12-06 (1), 14-02 (2) scherpe 19-10 (1) scheurt 11-09 (2) schiereiland 19-02 (1) schijnen 17-07 (1) schijnt 16-01 (3), 16-11 (1), 17-06 (1) schilder 16-08 (2) schilderij 12-09 (2) 112
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
schildpadden schilt schip schitterend schoen schoenen schoenenwinkel schoffel schommels schone school schoolbank schoolbus schoolgebouw schoolkinderen schoon schoonspringen schoorsteen schoot schop schors schouder schreef schreeuwen schreeuwt schrift schrijf schrijfblok schrijfmachine schrijft
schrijfwijze schrijven schrijver schrobben schroeven schroevendraaier schudt schuur seconde seconden secondenwijzer secretaresse seizoen
Page 113
12-10 (1) 12-07 (1), 13-04 (1) 16-07 (4), 16-10 (1), 16-11 (1) 17-08 (1) 17-03 (1) 9-07 (1), 12-01 (1), 13-04 (1), 13-11 (1), 18-06 (2) 13-04 (1), 13-11 (1) 19-06 (1) 18-01 (1) 17-06 (1) 15-05 (2), 17-08 (1), 17-09 (1) 18-01 (1) 15-05 (1), 18-01 (1) 18-01 (1) 13-04 (1) 10-07 (4) 19-05 (1) 18-03 (1) 11-04 (1), 12-01 (1) 19-06 (1) 18-09 (1) 11-04 (2), 13-02 (1), 18-04 (1) 16-08 (4) 12-05 (1) 9-02 (1), 12-05 (3), 12-11 (1), 14-02 (2) 15-04 (8), 15-05 (3), 15-11 (4), 18-01 (1) 10-10 (1) 19-09 (1) 18-02 (1) 9-09 (1), 10-01 (1), 10-11 (1), 13-05 (1), 14-08 (1), 15-04 (2), 15-05 (1), 15-08 (3) 15-07 (11) 10-01 (1), 12-09 (2) 16-08 (1) 14-05 (1) 19-06 (1) 19-06 (1) 15-03 (1) 17-10 (1), 18-05 (1) 16-06 (1) 10-09 (2) 16-06 (1) 13-08 (1), 19-04 (1), 19-09 (1) 16-10 (2)
september 15-02 (2), 15-11 (1), 17-09 (1) serveerster 11-01 (1), 16-02 (1) serveert 13-04 (1) servet 19-03 (1) service 17-05 (1) shampoo 13-07 (1) sigarettenaansteker 19-01 (1) Simon 17-10 (1) sinaasappels 13-05 (2), 19-07 (1) sinaasappelsap 11-01 (3), 11-02 (4), 18-10 (1) sinds 17-07 (1) Sjaak 17-06 (1) sjaal 16-01 (1), 18-06 (1) ski’s 17-10 (1) skiën 16-10 (1), 19-05 (1) sla 13-05 (1), 14-05 (4), 19-07 (1) slaan 11-02 (1), 12-02 (2), 16-05 (1), 17-07 (1) slaap 17-06 (1) slaapkamer 18-03 (1) slaapt 9-02 (1), 9-05 (3), 14-10 (2), 17-05 (1) slaat 11-02 (2), 13-05 (1), 15-03 (3) slag 16-08 (1) slagen 14-08 (1) slagersmes 19-03 (1) slang 18-08 (1) slangen 12-10 (1) slapen 12-06 (1), 16-01 (1) slasaus 18-10 (1) slecht 17-05 (1) slechte 11-10 (2) slechtste 17-08 (1) sleept 13-02 (3) sleutel 9-10 (2), 13-09 (2), 17-05 (1), 19-06 (1) sleutels 11-01 (2), 13-10 (2), 14-01 (4), 17-05 (3) slijpt 15-08 (1) slikt 12-07 (4) slipgevaar 12-02 (3) slokje 12-07 (3), 12-11 (1) slokken 12-07 (3), 12-11 (1) slordig 11-09 (1) slot 11-05 (8), 11-11 (4), 13-07 (1), 13-09 (2), 18-01 (1) sluier 18-06 (1) 113
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 114
sluitingstijd smaakt smaken smeert Smit snack
17-07 (1) 11-10 (2), 14-02 (8) 14-02 (2) 12-04 (4) 9-04 (1), 17-09 (1) 10-06 (2), 13-03 (1), 13-04 (2), 16-03 (1) snackautomaat 13-03 (1) snacks 13-04 (4) snap 17-03 (1), 17-09 (1) snapt 15-01 (2), 17-07 (1) sneeuw 16-01 (1) sneeuwballen 17-04 (1) sneeuwt 16-01 (2), 16-11 (1) snel 11-07 (1), 12-09 (1), 17-01 (1), 17-03 (1) snelheid 10-08 (2), 10-11 (1), 11-07 (2) snelheidsbeperkingsbord 11-07 (1) snelheidsmeter 10-08 (2), 10-11 (1), 19-01 (1) snelheidstest 17-10 (1) sneller 12-09 (1) snelste 17-02 (1) snijden 11-08 (5), 11-11 (3) snijdt 10-01 (1), 10-06 (1), 12-07 (3), 13-04 (1), 14-07 (4) snijplank 19-03 (1) snoep 9-08 (4) snor 13-06 (8) snuit 14-04 (1) soep 14-02 (3), 14-06 (1), 18-10 (1) sofa 18-03 (1) sokken 10-04 (4), 18-06 (1) soldaat 14-09 (2), 16-04 (1), 19-04 (1) soldaten 14-09 (3), 15-04 (1), 16-04 (4) som 11-10 (2), 15-08 (8) sommige 11-07 (2), 12-01 (2), 12-05 (1), 16-05 (1), 16-11 (1) sommigen 12-05 (1) soms 9-07 (2), 12-01 (14), 12-05 (1), 12-11 (5) soort 9-01 (2), 12-08 (10), 14-03 (4), 16-04 (6), 16-11 (2) soorten 9-01 (8) Sophie 17-04 (1) sorry 11-01 (1) Sovjet-Unie 16-07 (1) Spaans 13-06 (1), 15-04 (1), 16-07 (3)
spalk Spanje
14-04 (1), 14-08 (2), 14-11 (2) 10-08 (1), 16-07 (5), 16-11 (2), 18-07 (1) spanning 13-07 (1), 13-11 (1) spatel 19-03 (1) speciale 11-03 (3) speedboot 19-08 (1) speelgoed 9-07 (4), 9-10 (1), 17-09 (1) speelgoedsoldaatjes 14-09 (1) speelplaats 18-01 (1) speelt 12-05 (2), 14-05 (1), 17-04 (1) speen 12-07 (1) speer 17-01 (1) spek 18-10 (1) spel 9-02 (4), 14-01 (4), 17-09 (1) spelen 12-05 (1), 12-06 (1), 12-11 (1), 14-05 (5), 14-09 (1) spelletje 14-05 (1) spelregels 12-08 (1) sperziebonen 19-07 (1) spiegel 10-07 (1), 10-11 (1), 12-04 (1), 13-07 (1), 18-03 (1) spijkerbroek 18-06 (1) spijkers 19-06 (1) spijt 9-10 (1), 11-09 (4), 11-11 (4), 16-01 (1), 17-05 (1) spin 18-08 (1) spoelt 10-01 (1), 10-06 (1), 10-11 (1), 15-03 (1) spons 10-06 (1), 10-11 (1), 15-03 (2) sport 11-03 (1) sportauto’s 16-10 (2) sporten 16-10 (1) spreadsheet 19-09 (1) spreek 12-05 (2), 12-11 (2), 13-06 (4), 17-06 (1) spreekkamer 14-08 (2) spreekt 9-05 (1), 9-09 (1), 9-11 (1), 13-06 (5), 17-08 (1) spreken 13-06 (13), 15-04 (4), 16-07 (8), 17-05 (1), 17-06 (1) springen 9-01 (2), 12-06 (3), 13-09 (2), 14-10 (2), 15-06 (1), 17-03 (1) sst 17-05 (1) staan 9-10 (7), 10-03 (4), 10-06 (3), 11-02 (2), 11-06 (4), 11-08 (1), 11-10 (1), 11-11 (1), 13-05 (1), 114
Dutch II Index
staande staarten staat
stad stadion stam startbaan stationcar steden steeds steeksleutel steekt steelpan steelt steen steken stekker stelen stelt stem stenen ster stethoscoop steunkraag steviger stierf stijgt stikt stil Stille Oceaan stip stoel stoelen stof stoffen stofzuigen stofzuiger
9/24/01 9:36 AM
Page 115
13-06 (2), 16-01 (1), 16-04 (2), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-09 (1), 17-10 (1) 17-08 (1) 17-10 (1) 9-03 (2), 10-03 (2), 10-06 (2), 11-04 (2), 11-06 (6), 11-07 (5), 11-11 (1), 12-09 (1), 13-01 (1), 13-06 (6), 1504 (6), 15-06 (4), 16-04 (6), 16-06 (1), 17-03 (2), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-10 (1) 12-08 (2), 16-08 (1), 16-10 (2), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-08 (1) 18-05 (1) 18-09 (1) 10-03 (1) 19-08 (1) 10-08 (1), 10-11 (1) 17-06 (1) 19-06 (1) 15-03 (1) 19-03 (1) 16-05 (2) 9-03 (2), 14-06 (3), 14-11 (1), 17-03 (1) 17-03 (1) 15-03 (2) 16-05 (2), 16-11 (1) 13-07 (1), 17-10 (1) 12-05 (2), 17-02 (1) 11-02 (4) 14-07 (2), 17-04 (1) 14-08 (1) 14-04 (1) 17-08 (1) 16-08 (4) 10-03 (1) 14-04 (1) 12-06 (1) 15-09 (1), 19-02 (1) 15-09 (4) 9-10 (2), 12-02 (1), 12-08 (2), 12-09 (3), 13-02 (1), 14-05 (1), 19-09 (1) 14-06 (1) 9-01 (1), 14-06 (3) 9-01 (1) 14-05 (1) 18-02 (1)
stok stomp stompe stompt stond stoort stop stopcontact stoppen stopwatch storten stoute straal straalvliegtuig strak strand strekt strijken strijkijzer strijkt strikken strikt stronk stroomkabel stropdas struik struikelt studeert student studente studeren stuitert stuk
stukjes stukken stuur Suezkanaal suiker supermarkt surfen Suzan Swahili sweatshirt 115
9-07 (1) 14-02 (1) 19-10 (1) 11-04 (1) 12-09 (1) 17-06 (2) 11-07 (1), 12-02 (2), 12-06 (1), 12-11 (1), 17-09 (1) 18-02 (1) 11-07 (3), 11-11 (1) 10-09 (2) 12-03 (1) 17-08 (2) 14-07 (1), 19-10 (1) 11-08 (4), 19-08 (1) 13-02 (1) 11-08 (1), 16-10 (2) 11-06 (1) 10-07 (1) 18-02 (1) 10-04 (1), 10-07 (2) 13-10 (2) 11-03 (3), 11-05 (2) 18-09 (1) 18-02 (1) 13-02 (2), 17-05 (1), 18-06 (1) 18-09 (1) 11-01 (1) 15-05 (2), 17-07 (1) 15-05 (1) 15-05 (2) 9-03 (2), 9-11 (2), 15-05 (1) 15-03 (2), 15-11 (2) 9-02 (3), 9-03 (2), 9-11 (2), 11-01 (2), 11-09 (4), 13-07 (1), 14-07 (4), 14-09 (1), 14-11 (4), 15-08 (1), 16-02 (1), 17-03 (1), 17-09 (1) 9-01 (2) 11-09 (2) 17-05 (1), 19-01 (1) 16-07 (2), 19-02 (1) 14-02 (1), 17-03 (1), 18-10 (1) 10-03 (1), 13-03 (2), 13-04 (1), 13-05 (1), 18-05 (1) 19-05 (1) 9-04 (1), 9-11 (1), 10-02 (4) 16-07 (1) 18-06 (1)
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 116
symbool symptomen synagoge T-shirt
12-02 (4), 13-08 (2), 15-04 (1) 17-08 (1) 18-05 (1) 9-06 (6), 13-03 (3), 13-06 (8), 13-11 (3), 18-06 (1) T-shirts 9-06 (5) taal 13-06 (1), 16-07 (4) taart 12-01 (1), 13-05 (1), 16-02 (1), 17-09 (1), 18-10 (1) tafel 10-06 (1), 10-07 (1), 12-06 (1), 1209 (2), 13-02 (3), 13-04 (1), 16-02 (2), 16-09 (4), 17-06 (2), 18-03 (1) tafelkleed 19-03 (1) tafeltennis 19-05 (1) tak 18-09 (1) tam 12-10 (2) tamme 12-10 (2) tandarts 14-04 (2), 14-11 (2), 17-07 (1), 19-04 (1) tanden 10-07 (2), 10-11 (1), 13-07 (1), 18-04 (1) tandenborstel 10-07 (2), 10-11 (1), 13-07 (2) tandpasta 10-07 (1), 13-07 (1) tang 19-06 (1) tank 11-07 (2) tanken 13-10 (2) tanks 16-04 (1) tankt 11-07 (1), 13-07 (1), 13-11 (1) tante 17-10 (1) tapijt 18-03 (1) tas 11-01 (3), 13-07 (2) taxi 10-03 (1), 16-10 (1), 17-09 (1), 19-08 (1) taxiet 10-03 (1) te 9-03 (6), 9-04 (1), 9-07 (5), 9-08 (6), 9-10 (19), 9-11 (8), 10-01 (2)… teen 18-04 (1) tegelijkertijd 17-02 (1) tegen 10-10 (1), 11-01 (1), 11-04 (3), 15-06 (3), 15-11 (1), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-09 (1) tegenovergestelde 17-10 (1) tegenwoordig 14-03 (5), 16-04 (5), 16-06 (1), 16-11 (1), 17-01 (1) tegenwoordige 16-07 (2) teken 17-03 (1), 17-06 (1) tekenles 18-01 (1) tekent 15-08 (5)
tel telefoon
17-05 (2) 9-09 (4), 9-11 (2), 10-10 (1), 13-08 (3), 16-08 (1), 17-05 (1), 18-02 (1), 19-09 (2) telefoonnummer 9-09 (2), 9-11 (1), 10-02 (3), 10-10 (1) televisie 13-03 (4), 13-07 (1), 13-11 (3), 14-05 (7), 17-02 (1), 17-09 (1), 18-02 (1) televisieprogramma 12-02 (2), 16-03 (1) telt 13-02 (4) tempel 18-05 (1) temperatuur 10-08 (2), 10-09 (2), 10-11 (1), 14-08 (2) temperatuurmeter19-01 (1) ten 15-09 (4) tenminste 17-07 (1) tennis 19-05 (1) tennisbaan 18-01 (1) tent 18-05 (1) terminologie 17-09 (1) terrasje 13-04 (1) terug 10-10 (1), 11-01 (1), 11-05 (8), 12-03 (1), 13-07 (1), 17-08 (1) terugbellen 17-04 (1) teruggeven 17-02 (1) Terveen 9-02 (1) terwijl 13-02 (2), 17-10 (1) Thea 10-10 (2) theateruitvoering 11-03 (1) thee 18-10 (1) theekopje 19-03 (1) theepot 19-03 (1) thermometer 10-08 (2), 10-11 (1) Thomassen 9-04 (1) thuis 12-01 (1), 13-04 (4), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-10 (1) tickets 10-03 (1) tien 10-03 (2), 10-08 (1), 10-09 (2), 1011 (2), 12-03 (1), 12-08 (1), 12-11 (1), 14-07 (2), 15-08 (4), 16-06 (3), 16-08 (1), 16-09 (1), 16-11 (1) tijd 10-08 (2), 10-09 (4), 10-11 (4), 16-01 (4), 16-06 (4), 17-08 (2) tijdens 15-06 (1) tijdschrift 10-10 (1), 12-08 (1) tijdstip 14-10 (2) 116
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
tikt tillen tilt timmerman Tineke tjonge toast toch
toe toegegeven toegestaan toegestane toekomst toen toetsenbord toilet toilettas Tokyo Tom tomaten Ton toneelschrijver tong toren tot
totdat touw touwtrekken traditionele trampoline trap trein treinstation trekken trekker trekt trike troffel trommel trompet
Page 117
11-04 (2) 9-10 (7), 9-11 (4), 11-10 (2), 12-06 (1), 15-10 (1), 16-09 (2) 9-10 (1) 13-08 (1) 10-10 (3) 17-08 (1) 11-09 (1), 18-10 (1) 11-08 (6), 11-11 (2), 16-10 (1), 17-05 (3), 17-07 (1), 17-08 (3), 17-10 (1) 9-07 (2), 13-01 (1), 15-10 (4), 17-01 (1), 17-10 (1) 17-08 (1) 16-05 (4), 16-11 (2) 11-07 (2) 14-03 (3), 14-11 (1) 14-05 (1), 17-08 (3), 17-10 (1) 18-02 (1) 9-04 (1), 18-03 (1) 13-07 (5) 10-08 (1) 10-10 (3) 10-06 (1), 19-07 (1) 16-03 (1) 16-08 (1), 16-11 (1) 18-04 (1) 18-05 (1) 10-02 (3), 10-10 (4), 10-11 (1), 15-02 (1), 16-08 (4), 17-03 (2), 17-07 (1) 17-07 (1) 14-07 (1), 14-11 (1), 19-06 (1) 15-06 (2) 11-03 (4), 11-11 (3) 18-01 (1) 11-10 (2), 14-01 (2), 18-03 (1) 10-03 (6), 10-11 (4), 13-03 (1), 17-04 (1), 17-09 (1), 19-08 (1) 10-03 (1) 10-05 (1) 19-08 (1) 10-05 (2), 13-02 (2), 14-10 (1), 15-03 (1), 15-08 (1), 16-09 (2) 19-08 (1) 19-06 (1) 12-05 (2), 17-03 (1) 12-07 (1), 18-01 (1)
trots trouw trouwen trouwring trui tuin tuinbank tuinbroek tulp Turkije turnen tussen
twaalf twee
tweede tweederde tweeëntwintig tweeënzeventig twintig twintigste typemachine typt u
uien uil uit uitgaat uitgestorven uitgestrekt uitgevonden uitgeweest uitgezet 117
15-01 (1) 17-07 (1) 16-03 (2) 16-03 (1) 18-06 (1) 17-07 (1) 18-03 (1) 18-06 (1) 18-09 (1) 18-07 (1) 19-05 (1) 10-08 (1), 10-09 (4), 10-11 (5), 15-06 (1), 16-01 (4), 16-04 (4), 16-11 (1), 17-03 (1), 17-10 (1) 16-01 (2), 16-06 (1) 9-01 (2), 10-09 (8), 10-11 (5), 12-03 (1), 12-08 (1), 13-06 (3), 13-08 (1), 13-11 (2), 14-07 (2), 15-06 (2), 1507 (1), 15-08 (2), 15-09 (2), 16-02 (1), 16-03 (4), 16-06 (8), 16-11 (4), 17-01 (1), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-10 (2), 18-05 (1) 11-01 (1), 15-02 (1) 14-07 (1) 14-07 (2) 17-10 (1) 9-01 (1), 12-03 (5), 12-11 (3), 15-08 (2), 17-09 (2) 16-04 (2) 9-09 (1) 9-09 (3) 9-02 (5), 9-04 (17), 9-11 (2), 10-02 (7), 10-10 (2), 11-01 (7), 11-07 (1), 11-11 (1), 12-02 (1), 12-03 (6), 1211 (1), 13-06 (16), 16-02 (6), 17-02 (1), 17-03 (6), 17-04 (5), 17-05 (5), 17-06 (16), 17-07 (5), 17-08 (9), 17-09 (8), 17-10 (13) 10-06 (1), 13-05 (1), 19-07 (1) 18-08 (1) 9-02 (1), 9-03 (2), 9-05 (1), 9-08 (6), 9-11 (2), 10-01 (1), 10-04 (1)… 11-10 (2) 9-03 (1) 11-06 (1) 16-08 (1) 17-10 (1) 17-08 (1)
Dutch II Index
uitlaat uitsluiten uitspreekt uitvinder uniek uniform uniformen universiteit uren urenwijzer urinemonster uur
uw
vaak vaatdoekje vader vakantie vaker val vallei vallen
valt van vanaf vandaag
vandaan vangen vangt vanmorgen vanwege varen varens varken vast
9/24/01 9:36 AM
Page 118
19-01 (1) 17-07 (1) 17-09 (1) 16-08 (2) 16-04 (4) 11-03 (10), 16-04 (1) 16-04 (3) 15-05 (5), 18-05 (1) 10-09 (1), 17-07 (1) 16-06 (1) 14-08 (1) 9-02 (3), 10-03 (1), 10-09 (17), 1010 (1), 10-11 (3), 11-07 (4), 13-08 (1), 14-10 (2), 16-01 (10), 16-06 (10), 16-11 (4), 17-01 (1) 9-04 (1), 10-02 (2), 11-01 (3), 11-11 (1), 12-03 (1), 13-06 (4), 16-02 (4), 16-11 (1), 17-01 (1), 17-02 (1), 1703 (2), 17-04 (2), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-08 (2), 17-09 (2), 17-10 (1) 12-01 (5), 16-09 (1), 16-11 (1) 19-03 (1) 12-06 (3), 17-01 (1), 17-02 (1), 17-05 (1), 17-07 (1), 17-08 (1) 10-03 (4), 17-08 (1), 17-09 (1) 17-07 (1) 17-10 (1) 19-02 (1) 11-01 (1), 11-05 (2), 11-08 (2), 1206 (1), 12-11 (1), 14-01 (1), 15-03 (3), 16-09 (1), 17-03 (1), 17-07 (1) 16-09 (4), 17-06 (1) 9-01 (8), 9-02 (4), 9-04 (4), 9-06 (2), 9-08 (2), 9-10 (2), 9-11 (4)… 13-09 (2), 17-07 (1) 14-08 (1), 15-07 (32), 15-11 (4), 17-03 (3), 17-06 (1), 17-08 (3), 17-09 (1) 12-08 (2) 12-09 (1) 17-02 (1) 17-07 (1) 14-10 (3) 16-10 (2) 18-09 (1) 18-08 (1) 11-04 (2), 11-11 (1), 13-05 (1),
13-10 (2), 16-10 (1), 17-03 (1), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-09 (1) vechten 14-09 (8) veegt 15-03 (2), 15-08 (2) veel 10-03 (1), 10-09 (1), 11-10 (1), 12-01 (1), 12-11 (1), 13-03 (4), 13-06 (5), 13-09 (6), 13-11 (7), 14-09 (1), 15-08 (2), 16-06 (4), 16-10 (1), 17-01 (2), 17-06 (2), 17-07 (2), 17-10 (1) vegen 10-07 (1), 11-10 (2), 11-11 (2) veiligheidsgordel 19-01 (1) vel 9-09 (1) vellen 9-09 (2) Venetië 12-03 (2) Venezuela 18-07 (1) ver 12-03 (2), 13-01 (1), 13-09 (2), 13-11 (1), 15-06 (2), 17-06 (1) veranda 18-03 (1) veranderd 17-10 (1) veranderen 17-08 (1) verband 14-08 (1), 14-11 (1), 16-08 (2) verboden 12-02 (2), 16-05 (8), 16-11 (2) verbogen 11-09 (5) verbonden 17-02 (1) verbrand 11-09 (2), 11-11 (1) verder 10-08 (2), 14-07 (4), 17-03 (1), 17-05 (1), 17-08 (1) verdieping 17-02 (1), 18-05 (1) verdiepingen 18-05 (2) verdrietig 15-01 (4), 15-11 (1) Verenigde Staten 15-04 (2), 16-04 (3), 16-07 (1), 18-07 (1) verf 15-03 (2), 17-04 (1) verfkwast 15-03 (2), 19-06 (1) vergeleken 17-02 (1) vergelijking 19-10 (1) vergeten 11-05 (1), 13-10 (8), 17-01 (1), 17-03 (1), 17-09 (1) vergissing 17-08 (1) vergist 17-10 (1) verjaardag 17-05 (1) verkeerd 17-02 (1) verkeerde 11-10 (4), 11-11 (2), 17-05 (1), 17-09 (1) verkeersbord 12-02 (6) verkeerslicht 11-07 (7), 11-11 (4) verkleed 17-06 (1) verkleurd 11-09 (1) 118
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 119
verkoopt 13-03 (4) verkoper 17-06 (1) verkouden 14-04 (3) verleden 14-03 (6), 14-11 (2) verleidelijke 17-10 (1) verliefd 16-03 (3) verloren 13-10 (2), 14-01 (7), 14-11 (1) vermenigvuldiging 14-07 (2), 15-08 (1), 19-10 (1) vermogen 17-08 (1) veroorloven 17-06 (1) veroorzaken 17-03 (1) verpleegster 19-04 (1) verrast 11-08 (2), 15-01 (2), 17-08 (1) verre 14-03 (3), 14-11 (1) verroest 11-09 (1) verrukkelijke 17-07 (1) vers 11-09 (2), 13-05 (1) verschil 10-09 (4), 10-11 (4) verschillend 9-01 (6), 11-03 (2) verschillende 9-01 (7) verschrikkelijk 17-08 (1) verschuiven 9-10 (3) verse 13-05 (2) verslaggever 19-04 (1) versnellingspook 19-01 (1) verstaan 13-06 (4), 13-11 (4) verstop 14-01 (1), 14-11 (1) verstopt 9-08 (1), 13-01 (2), 14-01 (3), 17-10 (1) verstuurt 9-09 (1) vertel 17-09 (1), 17-10 (1) verteld 17-03 (1) vertelde 17-04 (1), 17-06 (2) vertellen 17-08 (1), 17-09 (1) vertelt 14-08 (2), 16-05 (1), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-10 (1) verticaal 14-07 (2), 14-11 (2) vertrekt 10-03 (4), 10-11 (2) vervalsen 17-10 (1) verveel 15-10 (1) verveeld 12-02 (2) verveelt 15-01 (4), 15-11 (1) vervelend 12-02 (4), 17-07 (1) vervoer 16-04 (4) vervoermiddel 9-03 (2), 14-03 (2) verwachtte 17-10 (1) verwent 17-10 (1)
verzilveren verzint veter veters videorecorder viel vier
12-03 (1), 12-11 (1) 17-08 (1) 11-03 (1) 11-05 (2), 13-10 (2) 18-02 (1) 11-02 (1) 11-01 (1), 12-03 (1), 12-11 (1), 16-01 (1), 16-06 (3), 16-09 (2), 17-01 (1), 17-04 (1), 17-09 (1) vierendertig 17-01 (1) vierkant 14-07 (2), 15-09 (2), 19-10 (1) vierkantswortel 19-10 (1) vies 10-01 (1), 11-10 (2), 14-02 (2) Vietnam 18-07 (1) vijf 10-09 (1), 12-03 (1), 12-11 (1), 1410 (2), 16-01 (1), 16-06 (3), 16-09 (1), 16-11 (2), 17-01 (1), 17-04 (1) vijfde 17-02 (1) vijfhoek 19-10 (1) vijftien 10-08 (1), 10-09 (1), 17-08 (1) vijftig 12-03 (1) vijven 17-04 (1) Vincent 10-02 (2), 10-11 (2) vind 9-02 (2), 11-08 (2), 13-06 (2), 16-10 (34), 16-11 (5), 17-02 (1), 17-10 (1) vinden 9-08 (2), 16-04 (4), 17-01 (1), 17-10 (1) vindt 9-08 (8), 11-01 (1), 12-02 (4), 14-01 (1), 14-10 (4), 17-05 (1), 17-06 (1) vinger 17-02 (1) vingerhoed 19-06 (1) vingers 11-04 (2), 13-02 (1), 14-08 (1) viool 18-01 (1) vis 12-10 (1), 17-03 (1), 18-08 (1) viseters 17-01 (1) vissen 9-01 (2), 9-05 (2), 9-11 (2), 17-08 (1) vlak 11-09 (1) vlees 12-10 (2), 12-11 (2), 13-05 (1), 18-10 (1) vleeseter 12-10 (1), 12-11 (1) vlekken 11-09 (1), 11-11 (1) vliegen 12-01 (3), 12-10 (6), 16-10 (1) vliegt 12-01 (4), 12-11 (4) vliegtuig 10-03 (4), 11-08 (2), 11-10 (2), 19-08 (1) vliegtuigen 16-10 (1) vliegveld 18-05 (1) vlinder 17-01 (1), 18-08 (1) 119
Dutch II Index
vlinders vloeistoffen vloer vlot vlucht voelt voer voertuig voertuigen voet voetbal voetbalveld voeten voetgangers vogel vogels vogeltje vol volgende volgens volgeschoten volgroeid volledig volledige volleybal volume volwassen volwassene volwassenen vond vonden voor
9/24/01 9:36 AM
Page 120
12-10 (1) 9-01 (4) 10-07 (1), 11-10 (2), 11-11 (2), 14-05 (1), 18-03 (1) 19-08 (1) 17-04 (1) 14-02 (8), 14-04 (4), 17-03 (1), 17-06 (1), 17-07 (1) 16-07 (4) 12-01 (1), 12-05 (2) 9-01 (2), 14-03 (2) 14-04 (1), 17-02 (1), 17-03 (1), 17-08 (1), 18-04 (1) 19-05 (1) 18-01 (1) 12-09 (2), 13-01 (3) 11-07 (2), 11-11 (2) 9-05 (3), 12-08 (1), 12-10 (8), 12-11 (1) 17-03 (1), 18-08 (1) 17-09 (1) 11-07 (1), 12-06 (1), 14-05 (2), 17-02 (1), 17-04 (1) 15-07 (1) 15-07 (10), 16-06 (4), 17-01 (1), 17-05 (1), 17-09 (1) 17-07 (1) 17-01 (1) 14-07 (1) 14-07 (1) 19-05 (1) 10-08 (4) 12-09 (2) 11-06 (2) 11-03 (2) 16-10 (1), 17-08 (1) 17-08 (1) 9-03 (12), 9-04 (2), 10-02 (2), 10-03 (2), 11-01 (3), 11-02 (2), 11-03 (7), 11-06 (1), 11-07 (5), 11-11 (5), 1203 (2), 12-04 (1), 12-08 (10), 12-09 (1), 12-11 (1), 13-01 (2), 13-02 (2), 13-05 (1), 13-07 (1), 13-09 (9), 1311 (2), 14-01 (2), 15-05 (2), 15-06 (11), 15-07 (8), 16-01 (2), 16-02 (5), 16-04 (3), 16-06 (3), 16-08 (1), 1609 (4), 16-10 (1), 16-11 (4), 17-01 (1), 17-02 (1), 17-03 (2), 17-04 (4),
17-05 (3), 17-06 (1), 17-07 (2), 17-08 (4), 17-09 (3), 17-10 (5) vooral 16-10 (1) voorbank 19-01 (1) voorbij 11-08 (4), 17-06 (1), 17-10 (1) voordat 16-07 (2) voordeur 11-05 (3), 11-11 (2), 13-07 (1) voorgesteld 17-10 (1) voorhoofd 11-04 (1), 15-01 (2), 18-04 (1) voorkeur 16-10 (3) voorkomend 17-07 (1) voorlopen 16-06 (2), 16-11 (2) voorop 13-02 (1) voorover 11-06 (4) voorruit 19-01 (1) voorstellen 17-04 (1) voorzichtig 9-04 (1), 11-07 (1), 12-06 (3), 12-11 (1) vorige 15-07 (1), 17-04 (1) vork 10-06 (1), 11-09 (2), 16-02 (2), 19-03 (1) vorken 13-09 (2) vorm 9-01 (1), 16-04 (4) vormen 9-01 (1), 14-09 (1) vouwen 14-10 (2) vouwt 10-01 (1), 10-04 (3), 10-11 (1), 14-01 (1), 15-03 (2) vraag 13-06 (4), 13-08 (3), 13-11 (2) vraagt 9-10 (3), 9-11 (2), 11-01 (4), 11-11 (1), 12-02 (2), 12-11 (1), 13-08 (13), 13-10 (2), 13-11 (3), 14-08 (1) vraagteken 13-08 (1) vrachtauto 11-07 (1), 14-03 (2), 19-08 (1) vrachtwagen 19-08 (1) vrachtwagenchauffeur 19-04 (1) vragen 9-04 (2) vrede 12-02 (2), 14-09 (1), 16-08 (1) vreemde 17-07 (1) vreselijk 17-06 (1) vriend 9-10 (4), 10-10 (1), 10-11 (1), 16-03 (2), 16-11 (2) vrienden 16-03 (1), 17-07 (1) vriendin 13-07 (1), 16-03 (4), 17-01 (1) vriesvak 19-03 (1) vrijdag 15-02 (3), 15-07 (1) vrijetijdskleding 10-04 (2) 120
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 121
vrijwilligers vroeg vroeger
17-01 (1) 13-06 (4), 16-06 (4), 17-07 (1) 9-03 (1), 10-09 (2), 14-03 (5), 16-04 (5), 16-07 (16), 16-11 (4), 17-10 (1) vrouw 9-01 (1), 9-05 (5), 9-08 (2), 9-10 (5), 9-11 (1), 10-05 (16), 10-10 (1), 1011 (4), 11-01 (11), 11-03 (5), 11-04 (4), 11-11 (7), 12-02 (6), 12-04 (16), 12-05 (2), 12-08 (3), 12-09 (11), 1210 (1), 13-01 (6), 13-03 (4), 13-06 (2), 13-08 (2), 13-09 (4), 13-10 (2), 14-01 (2), 14-02 (6), 14-03 (2), 1404 (2), 14-10 (2), 15-01 (6), 15-03 (8), 15-11 (6), 16-03 (13), 16-09 (2), 16-11 (4), 17-02 (1) vrouwen 11-03 (1), 12-04 (1), 13-01 (2) vrouwtje 12-10 (3) vuilnis 16-05 (1) vuilnisbelt 17-08 (1) vuilnisman 16-05 (1) vuist 18-04 (1) vulkaan 19-02 (1) vullen 13-09 (9), 13-11 (2) vult 13-07 (2), 13-09 (1) vuur 12-01 (1) vuurwapen 12-01 (3) waar 9-02 (5), 9-04 (1), 9-05 (4), 9-11 (4), 10-10 (1), 11-07 (1), 12-03 (5), 1208 (4), 13-08 (1), 14-01 (3), 16-02 (2), 16-10 (5), 17-02 (1), 17-06 (2) waard 13-03 (4) waarden 15-08 (1) waarheid 13-10 (4), 13-11 (1) waarom 9-02 (5), 9-11 (1), 12-08 (4), 14-10 (2), 16-10 (5), 17-03 (1), 17-07 (2), 17-10 (1) waarover 17-03 (1) waarschijnlijk 11-08 (1), 16-09 (4) wacht 9-04 (2), 10-02 (1), 17-01 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-09 (1) wachten 10-03 (2), 17-03 (1) wachtkamer 14-08 (1) wakker 17-01 (1), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-10 (1) walvis 18-08 (1) wandel 16-10 (1) wandelen 11-07 (1) wandelschoenen 18-06 (1)
wang wanneer wanten wapen wapens war waren warenhuis warm
warmt was
wasknijper wasknijpers waslapje waslapjes waslijn wasmachine wasmand wasmiddel wassen wast wastafel wat
water
121
18-04 (1) 14-08 (1), 17-07 (1), 17-08 (1) 18-06 (1) 14-09 (3) 14-09 (3) 17-08 (1), 17-09 (1) 13-06 (4), 13-11 (1), 17-04 (1), 17-08 (1), 17-10 (1) 13-03 (1), 18-05 (1) 12-08 (2), 12-09 (2), 12-11 (1), 1410 (2), 16-01 (2), 16-10 (1), 17-03 (1), 17-05 (1) 10-06 (1) 9-03 (1), 10-04 (1), 12-09 (3), 13-06 (1), 13-11 (1), 14-03 (3), 14-05 (1), 14-10 (2), 15-07 (7), 15-10 (4), 1511 (2), 16-06 (2), 16-07 (11), 16-08 (20), 16-11 (8), 17-01 (1), 17-02 (1), 17-03 (2), 17-04 (1), 17-05 (1), 1707 (1), 17-09 (1), 17-10 (5) 10-04 (1) 10-04 (2) 10-01 (4), 10-07 (2), 10-11 (1) 10-04 (1) 10-04 (2) 10-04 (9), 10-05 (2), 10-11 (4), 17-05 (1), 18-03 (1) 10-04 (3) 10-04 (1), 10-11 (1) 10-07 (2), 10-11 (1), 12-06 (1), 17-03 (1) 10-01 (2), 10-06 (1), 10-07 (2), 12-04 (2), 13-04 (1) 10-07 (1), 18-03 (1) 9-02 (7), 9-04 (3), 9-07 (4), 9-08 (4), 9-11 (2), 10-02 (2), 12-02 (6), 12-08 (20), 13-01 (5), 13-03 (4), 13-06 (4), 13-07 (3), 13-08 (4), 13-10 (4), 13-11 (5), 14-05 (10), 14-11 (4), 15-07 (4), 15-08 (2), 15-10 (1), 16-01 (6), 16-02 (1), 16-10 (4), 16-11 (4), 17-01 (4), 17-02 (2), 17-03 (3), 17-04 (5), 17-05 (3), 17-06 (4), 17-07 (4), 17-08 (6), 17-09 (4), 17-10 (2) 9-01 (2), 10-06 (1), 10-09 (4), 11-02 (4), 11-06 (1), 12-01 (5), 12-04 (4), 12-05 (2), 12-08 (2), 12-10 (1), 12-
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 122
11 (2), 13-02 (2), 13-07 (1), 14-10 (2), 15-03 (4), 15-09 (1), 17-08 (1) waterfiets 19-08 (1) waterlelies 18-09 (1) Waterloo 16-08 (1) watermeloenen 19-07 (1) waterpas 19-06 (1) waterpeil 9-01 (2) waterskiën 19-05 (1) watertoren 18-05 (1) we 9-02 (4), 10-10 (1), 12-03 (4), 12-08 (1), 13-01 (41), 13-11 (4), 14-02 (4), 14-11 (4), 15-07 (2), 15-08 (1), 1510 (2), 16-02 (1), 16-06 (7), 17-01 (5), 17-02 (2), 17-03 (1), 17-04 (4), 17-06 (4), 17-07 (5), 17-08 (2), 17-09 (4), 17-10 (8) wedstrijd 11-10 (2), 14-01 (3), 15-10 (2) weegschaal 9-09 (1), 10-08 (2), 14-08 (1) weegt 9-09 (3), 10-09 (4), 12-04 (1), 13-05 (2), 14-08 (2) week 15-02 (3) weekeinde 15-02 (1) weer 12-03 (1), 14-10 (4), 16-01 (2), 1702 (1), 17-03 (1), 17-04 (3), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-09 (2), 17-10 (1) wees 12-06 (1) weet 9-02 (7), 9-11 (2), 12-08 (1), 13-06 (4), 14-01 (2), 16-10 (4), 16-11 (1), 17-01 (1), 17-03 (1), 17-04 (2), 1705 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-09 (2) weg 11-05 (2), 12-03 (3), 12-06 (3), 1301 (1), 13-07 (1), 13-11 (1), 14-01 (1), 15-10 (4), 16-05 (3), 16-11 (1), 17-05 (2), 17-09 (1), 17-10 (1), 18-05 (1) wegen 14-08 (1) weggaan 17-10 (1) weggegaan 17-09 (1) wegloopt 17-02 (1) wegversmalling 12-02 (1) wei 18-09 (1) weinig 10-09 (1) weken 10-09 (1), 11-01 (1) wel 10-02 (3), 10-10 (4), 11-01 (2), 11-08 (1), 12-01 (1), 12-02 (4),
welk welke
welterusten wenkbrauw werd
werden wereld werelddeel werk werken
werkkleding werknemer werkt
werkweek westen westerse Westerstraat weten wetenschapper wie
wiel wieldop wielen wij wijnglas wijst wijsvinger 122
12-03 (1), 12-11 (1), 13-01 (1), 14-05 (1), 16-10 (4), 16-11 (2), 17-01 (1), 17-03 (1), 17-05 (2), 17-06 (2), 17-07 (4), 17-08 (1), 17-10 (1) 9-02 (2), 9-08 (4), 12-01 (4), 12-08 (1), 12-11 (4), 16-10 (2) 9-01 (4), 9-02 (4), 9-08 (1), 9-11 (5), 12-01 (3), 12-08 (3), 13-05 (1), 1507 (19), 15-10 (1), 15-11 (4), 16-10 (7), 16-11 (2), 17-01 (1), 17-03 (1) 12-06 (1) 18-04 (1) 11-02 (2), 11-11 (1), 14-03 (2), 1409 (2), 16-04 (12), 16-06 (2), 16-08 (4), 16-11 (3), 17-08 (1) 16-04 (1) 16-07 (1), 19-02 (1) 16-07 (3), 19-02 (1) 16-01 (1), 17-08 (1), 17-10 (1) 9-03 (2), 10-03 (1), 12-05 (1), 12-11 (1), 14-06 (2), 16-03 (1), 16-11 (1), 17-08 (1) 11-03 (1) 17-10 (1) 9-05 (1), 14-09 (1), 15-05 (2), 15-08 (4), 17-02 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-09 (1) 15-02 (1) 15-09 (2), 15-11 (1) 11-03 (1), 11-11 (1) 10-02 (1) 12-08 (1), 13-01 (10), 15-07 (2), 15-08 (1), 17-07 (3), 17-09 (1) 16-08 (4), 19-04 (1) 9-02 (9), 9-11 (2), 10-02 (1), 12-08 (5), 13-01 (3), 13-10 (2), 13-11 (3), 17-02 (1), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-07 (1) 19-01 (1) 19-01 (1) 9-01 (2), 17-03 (1) 9-06 (7), 9-07 (2), 9-11 (1), 12-04 (2), 12-11 (2), 16-02 (1), 16-03 (1) 19-03 (1) 9-08 (1), 12-04 (5), 15-09 (20), 15-11 (4) 18-04 (1)
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 123
wijzers wil
16-06 (1) 9-02 (2), 9-04 (1), 9-07 (7), 9-08 (4), 10-10 (1), 11-01 (4), 12-02 (2), 12-03 (9), 12-08 (6), 12-11 (4), 1307 (1), 14-05 (17), 15-10 (1), 16-03 (2), 17-01 (1), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-09 (2), 17-10 (1) wild 12-10 (2) wilde 12-10 (2) Willem 17-03 (1), 17-06 (1) Willemse 9-04 (1) willen 9-07 (11), 14-05 (1), 16-10 (4), 17-07 (1) wilt 16-02 (2) Wim 17-09 (1) windsurfen 16-10 (1), 16-11 (1) winkel 9-06 (4), 13-03 (1), 13-05 (1), 13-11 (1), 16-06 (2) winkelen 16-03 (1) winkelhaak 19-06 (1) winkelwagentje 13-05 (7) winkelwagentjes 13-05 (1) winnen 15-10 (2) wint 13-01 (2), 13-11 (2) winter 16-10 (3), 17-03 (1), 17-06 (1), 17-10 (1) wiskunde-opgave 15-08 (4) wiskundeles 18-01 (1) wisselen 12-03 (5), 12-11 (2) wit 14-01 (2) witte 9-02 (1), 14-10 (1), 16-10 (1), 16-11 (1) woef 17-02 (2) woensdag 15-02 (2), 15-07 (2), 15-11 (1) woestijn 19-02 (1) wol 14-06 (2), 14-11 (1) wolf 18-08 (1) wolken 16-01 (1) wolkenkrabber 11-08 (4), 12-08 (1), 18-05 (1) wonen 14-03 (1), 15-04 (4), 16-07 (1), 16-10 (4) woning 17-10 (1) woonden 14-03 (1) woont 17-10 (1) woord 9-09 (1) woorden 17-09 (1) woordenboek 9-09 (1)
worden
wordt
worp worstelen worstjes wortels wou Wouter wrak wrijft wringt yen Yvonne zaag zacht zachte zachtjes zaden zak zakenbrief zakenman zakmes zal
zand zandloper zat zaterdag ze zeemeermin zeep zeg zeggen
zegt 123
10-05 (6), 10-06 (2), 11-02 (15), 1111 (1), 14-06 (4), 15-08 (8), 16-04 (2), 16-09 (3), 17-03 (1), 17-06 (1) 9-07 (1), 10-04 (4), 10-05 (20), 1008 (8), 10-11 (7), 11-02 (10), 11-05 (2), 11-11 (3), 14-03 (2), 14-06 (10), 14-09 (4), 14-11 (4), 15-01 (1), 1511 (1), 16-04 (4), 16-06 (2), 16-08 (2), 16-09 (2), 16-11 (1), 17-06 (1), 17-08 (1), 17-10 (1) 16-09 (1), 16-11 (1) 19-05 (1) 17-03 (1) 12-01 (1), 18-09 (1), 19-07 (1) 13-06 (2), 16-10 (1) 17-06 (1), 17-07 (1) 16-10 (1) 11-04 (5) 15-03 (2) 12-03 (1) 10-02 (1) 13-08 (2) 12-05 (1), 14-02 (2), 17-07 (1) 12-05 (1) 12-05 (1), 12-11 (1) 18-09 (1) 13-02 (1), 13-05 (3), 16-05 (1) 19-09 (1) 19-09 (1) 19-06 (1) 10-05 (7), 11-02 (11), 11-11 (1), 1403 (2), 14-10 (2), 17-01 (2), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-07 (2), 17-08 (1), 17-09 (1) 16-10 (1) 16-06 (1) 17-04 (1) 15-02 (2), 15-06 (1), 15-07 (4) 9-01 (2), 9-02 (4), 9-05 (15), 9-07 (6), 9-09 (24), 9-10 (5), 9-11 (8)… 18-08 (1) 10-01 (4), 10-07 (1), 13-07 (1) 17-03 (1), 17-05 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-09 (1) 9-04 (2), 10-10 (1), 11-07 (1), 12-03 (3), 13-06 (8), 13-10 (1), 13-11 (4), 17-03 (1), 17-06 (1), 17-08 (1) 9-02 (2), 11-01 (6), 11-11 (1), 12-06
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 124
(4), 13-10 (13), 13-11 (1), 14-08 (1), 15-06 (2), 16-05 (1), 17-05 (1), 17-06 (2), 17-08 (1), 17-09 (3) zei 13-06 (16), 13-11 (4), 17-07 (2), 17-09 (1) zeilboot 13-01 (1), 19-08 (1) zeilboten 13-01 (1), 16-10 (1) zeilen 16-10 (2), 16-11 (2), 19-05 (1) zeker 10-10 (1), 16-09 (4), 17-01 (2), 17-04 (1), 17-06 (1), 17-08 (2), 17-09 (2) zelden 12-01 (5), 12-11 (1) zeldzaam 9-03 (1) zeldzame 9-03 (2) zes 10-09 (4), 15-09 (1), 16-01 (1), 17-04 (1), 17-06 (1), 17-10 (1) zesenveertig 17-10 (1) zestig 10-08 (1), 10-09 (2) zet 10-01 (2), 10-04 (1), 10-06 (8), 1011 (1), 13-05 (1), 13-07 (2), 13-11 (1), 14-10 (2), 17-07 (1) zeven 16-01 (1) zeventig 12-08 (1), 12-11 (1) zich 9-04 (2), 9-05 (1), 10-07 (5), 10-11 (1), 11-06 (1), 12-04 (1), 13-01 (2), 13-02 (3), 14-01 (3), 14-04 (4), 1501 (6), 15-03 (2), 15-05 (3), 15-11 (1), 16-08 (1), 17-03 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-10 (1) zichzelf 12-04 (9), 12-11 (1) zie 17-02 (2), 17-06 (1) ziek 9-02 (1), 14-04 (4), 17-08 (1), 17-09 (1) ziekenauto 14-04 (2), 16-05 (1), 19-08 (1) ziekenhuis 14-04 (2), 18-05 (1) ziekenhuispersoneel 16-05 (1) ziekenvervoerder 16-05 (1) zien 9-03 (2), 9-08 (1), 9-10 (2), 9-11 (1), 10-10 (1), 12-09 (2), 13-01 (31), 1311 (4), 14-02 (1), 14-11 (1), 15-10 (1), 16-01 (2), 16-06 (5), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-06 (2), 17-07 (1), 17-08 (3), 17-10 (1) ziens 10-02 (3), 10-10 (4), 10-11 (1), 17-03 (1) ziet 10-10 (1), 13-06 (2), 16-10 (3), 16-11 (1), 17-03 (1), 17-05 (2), 17-10 (1)
zij zijn zin zingen zingt zit
zitkamer zitten
zo
zó zoals zoek zoeken zoekt zoet zolder zomaar zomer zo’n zon zondag zonder zonnebril zonnen zonnestelsel zonnewijzer zonnig zonsondergang zonsopgang zoogdier 124
9-02 (6), 9-06 (15), 9-07 (9), 9-08 (5), 9-10 (2), 9-11 (2), 10-03 (2)… 9-01 (27), 9-02 (2), 9-03 (6), 9-04 (2), 9-05 (5), 9-06 (1), 9-08 (1)… 15-10 (1) 12-04 (1) 12-04 (1) 9-01 (1), 11-06 (6), 11-07 (1), 11-11 (2), 12-01 (1), 12-09 (1), 14-08 (2), 15-05 (4), 16-05 (2), 17-01 (1), 17-03 (1), 17-07 (1) 18-03 (1) 9-01 (3), 10-02 (1), 10-03 (1), 11-01 (1), 12-01 (3), 12-08 (3), 12-09 (1), 13-01 (2), 15-05 (1), 15-11 (1), 17-01 (1), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-05 (1), 17-06 (2) 9-03 (2), 10-10 (1), 13-06 (2), 14-03 (6), 14-10 (4), 14-11 (4), 16-04 (1), 16-06 (1), 16-10 (3), 17-01 (1), 1702 (1), 17-03 (1), 17-06 (1), 17-07 (1), 17-08 (3), 17-09 (3), 17-10 (1) 12-01 (2), 17-03 (1), 17-04 (1), 17-06 (1), 17-09 (1) 17-10 (1) 9-09 (2), 14-01 (1), 14-11 (1) 11-01 (1) 9-09 (1), 10-04 (1), 11-01 (1), 14-01 (3), 17-05 (1) 14-02 (2) 18-03 (1) 17-10 (1) 11-08 (2), 16-10 (1) 13-06 (2), 14-03 (2), 16-04 (1), 16-10 (1), 17-06 (1) 17-07 (1) 11-08 (2), 12-01 (1), 16-01 (4), 16-06 (4), 16-10 (1), 16-11 (1) 15-02 (3), 15-06 (1), 15-07 (4), 15-11 (1) 17-03 (1), 17-06 (1) 9-10 (2), 13-07 (2) 12-04 (1) 16-08 (1) 16-06 (1) 16-01 (1) 16-06 (1) 16-06 (1) 12-08 (1), 12-10 (11), 12-11 (2)
Dutch II Index
9/24/01 9:36 AM
Page 125
zulke
zoogdieren zoon zorgen
12-01 (3), 18-08 (1) 17-01 (1) 15-01 (2), 17-07 (1), 17-08 (1), 17-10 (1) zou 12-09 (19), 12-11 (2), 14-03 (1), 1405 (17), 14-11 (5), 16-09 (2), 16-10 (10), 17-02 (1), 17-04 (1), 17-06 (1), 17-08 (2) zouden 12-09 (1), 16-09 (1), 16-11 (1) zout 13-08 (2), 14-02 (4), 16-02 (2), 17-08 (1), 18-10 (1) zoutvaatje 19-03 (1) zoveel 15-08 (2), 17-04 (1), 17-08 (1) zowel 15-07 (1) Zuid-Afrika 15-04 (1), 18-07 (1) Zuid-Amerika 19-02 (1) Zuid-Chinese Zee 19-02 (1) Zuid-Korea 18-07 (1) Zuidafrikaan 15-04 (1) zuiden 15-09 (2), 15-11 (1) zuidoosten 15-09 (1) zuidpool 19-02 (1) zuidwesten 15-09 (1) zuigt 12-07 (7), 12-11 (1) zulk 17-04 (1)
zullen zult zuster zuur zwaaien zwaait zwaan zwaar zwaarden zware zwart zwarte Zwarte Zee Zweden zwembad zwemkleding zwemmen zwempak zwemt zwerfkat Zwitserland
125
14-03 (2), 16-04 (4), 16-10 (1), 17-08 (1) 10-05 (1), 11-02 (3), 13-09 (2), 17-05 (1), 17-08 (1) 17-08 (1) 17-01 (1) 14-02 (2) 11-04 (1) 11-04 (1) 18-08 (1) 17-06 (1), 17-10 (1) 14-09 (2) 17-07 (1), 17-09 (1) 16-10 (1) 9-08 (2), 16-10 (1) 15-09 (2) 18-07 (1) 9-02 (1), 11-08 (2), 18-01 (1) 11-03 (1) 13-09 (2), 16-10 (2), 17-01 (1), 19-05 (1) 16-01 (1) 12-01 (4), 12-11 (4) 17-08 (1) 10-08 (1), 18-07 (1)