Nederland en ING tegen de Europese Commissie: staatssteun ten behoeve van de bankensector. Beleid en grenzen mr. R. Ludding* In dit artikel bespreek ik het arrest dat het Gerecht van de Europese Unie (hierna: Gerecht) eerder dit jaar wees in het beroep dat Nederland en ING hebben ingesteld tegen het besluit van de Europese Commissie (hierna: Commissie) van 18 november 2009.1 In dat besluit heeft de Commissie geoordeeld dat bepaalde maatregelen die de Staat ten behoeve van ING heeft getroffen, staatssteun opleveren. Die steun is (niettemin) toelaatbaar mits partijen een aantal verplichtingen (‘verbintenissen’) nakomen. Die, door de Commissie verlangde, verbintenissen knellen, vandaar het beroep. Het arrest van het Gerecht - het eerste naar aanleiding van het pakket bijzondere maatregelen dat de Commissie met het oog op de financiële crisis najaar 2008 tot stand bracht - beantwoordt de vraag hoe de tussentijdse aanpassing van de terugbetalingsregeling voor verleende steun moet worden beoordeeld. Het biedt daarnaast de mogelijkheid dieper in te gaan op enkele aspecten van de Europese staatssteunregelgeving en hun toepassing daarvan op de bankensector in crisistijd.
1. Het regelgevend kader waarbinnen de beschikkingen en besluiten van de Commissie met betrekking tot ING en het arrest van Gerecht van 2 maart 2012 moeten worden geplaatst
Art. 107 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VwEU) bepaalt dat, behoudens de uitzonderingen waarin het EU-verdrag voorziet, steunmaatregelen van de lidstaten in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt zijn, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Van belang is voorts art. 108 lid 2 VwEU dat bepaalt dat, wanneer de Commissie vaststelt dat inderdaad van een verboden steunmaatregel sprake is, zij de betrokken lidstaat opdraagt die maatregel op te heffen of te wijzigen binnen een door haar vast te stellen termijn. Daarom rust op de lidstaat de verplichting voorgenomen steunmaatregelen bij de Commissie te melden, zodat de Commissie die formeel kan onderzoeken. Tot de Commissie ter zake een eindbeslissing heeft genomen, kan de voorgenomen maatregel niet tot uitvoering worden gebracht. Gebeurt dat toch, of is de maatregel zelfs al tot uitvoering gebracht zonder melding in Brussel, dan moet de nationale rechter op vordering van iedere belanghebbende de verleende steun ongedaan maken. In de praktijk komt dat neer op terugbetaling. 472
FR2012_12.indb 1
De Commissie kan steun na melding onder meer ‘verenigbaar met de gemeenschappelijke markt’ verklaren, wanneer de steun nodig is om een ‘ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen’ (art. 107 lid 3 sub b). Ook kan de Commissie een steunmaatregel zo nodig ‘voorlopig’ goedkeuren. In de zaak ING zien wij een melding door de Staat met beroep op art. 107 lid 3 sub b, voorlopige goedkeuringsbesluiten van de Commissie, het definitieve goedkeuringsbesluit na onderzoek - waarover vervolgens een procedure bij het Gerecht wordt gevoerd - alsmede nadere formele onderzoeken in vervolg op een nieuwe melding en naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen en een klacht van derden.
2. Het arrest ING 2.1 Feitelijke achtergrond
In de context van de financiële crisis in de herfst van 2008, die onder meer in het teken stond van het faillissement van de bank Lehman Brothers op 15 september 2008, besloten de lidstaten maatregelen te nemen tot behoud van de stabiliteit en de goede werking van de financiële markten binnen de EU. In Nederland gaf de crisis aanleiding tot interventies van de Staat rond de steun aan de Fortis Groep, waarvan het Nederlandse deel - met inbegrip van ABN AMRO - op 3 oktober 2008 is genationaliseerd, alsmede herkapitalisatiemaatregelen ten behoeve van AEGON en SNS Reaal op 28 oktober en 11 november 2008.2
2.2 Aan ING verleende steun
Het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: de Staat) heeft drie steunmaatregelen genomen ten behoeve van ING, te weten (1) een kapitaalinbreng (hierna: ’eerste steunmaatregel’ of ’kapitaalinbreng’), (2) een maatregel inzake activaondersteuning (hierna: ‘tweede steunmaatregel’ of ’maatregel inzake activaondersteuning’), ook wel genaamd steunfaciliteit voor
* Rob Ludding is advocaat te Amsterdam. 1. Gerecht EU 2 maart 2012, gevoegde zaken T-29/10 en T-33/10 (Nederland/Commissie en ING Groep N.V./Commissie). Zie ook P.J. Slot, ‘Het eerste arrest over steunverlening aan de banken gedurende de financiële crisis’, AA 2012-6, p. 465-473 en J.W. Fannoy en M.J.Plomp, ‘Het ING-arrest: collateral damage of een serieus probleem bij de toepassing van het MEIP bij de bankensteun?’, Staatssteun 2012-2, p. 71-76. 2. Perscommuniqué nr. 19/12 van Gerecht EU.
Tijdschrift voor Financieel
Recht
Nr. 12 december 2012
20-12-2012 13:18:17
Nederland en ING tegen de Europese Commissie: staatssteun ten behoeve van de bankensector. Beleid en grenzen
illiquide activa, en (3) meerdere garanties voor verplichtingen op middellange termijn (hierna: ‘derde steunmaatregel’). De eerste steunmaatregel bestond uit een volledig door de Staat onderschreven kapitaalinjectie op 11 november 2008, door de uitgifte van 1 miljard ING-effecten waaraan geen stemrecht noch een recht op dividend verbonden was, tegen een uitgifteprijs van 10 EUR per effect. Daardoor kon ING haar basiskapitaal ‘Core Tier 1’ (categorie 1) met 10 miljard EUR verhogen. Op basis van de terugbetalingsvoorwaarden neergelegd in de daartoe tussen de Staat en ING gesloten inschrijvingsovereenkomst moesten de instrumenten – op initiatief van ING – hetzij worden teruggekocht voor 15 EUR per stuk (hetgeen een aflossingspremie van 50% op de uitgifteprijs vertegenwoordigde) hetzij na een periode van drie jaar worden omgezet in gewone aandelen. Indien ING besloot de effecten te converteren, mochten de Nederlandse autoriteiten ook kiezen voor terugbetaling tegen 10 EUR per effect, vermeerderd met de opgelopen rente. De Staat ontving alleen een couponbetaling indien over de gewone aandelen dividend werd uitgekeerd. Vervolgens hebben de Staat en ING de terugbetalingsvoorwaarden voor een deel van de kapitaalinbreng gewijzigd.3 Volgens de aangepaste voorwaarden kon ING tot 50% van de effecten terugkopen tegen de uitgifteprijs, vermeerderd met de opgelopen rente over de jaarlijkse 8,5%-coupon (ongeveer 253 miljoen EUR) en met een premie voor vervroegde terugbetaling (ook wel „strafpremie’ genaamd) indien het aandeel ING meer dan 10 EUR noteerde. Deze premie kon oplopen tot maximaal 705 miljoen EUR, terwijl een minimum van 340 miljoen EUR was bepaald, hetgeen de Staat een minimale internal rate of return (IRR) van 15% garandeerde. Op 21 december 2009 heeft ING 50% van de in het kader van de kapitaalverhoging van 11 november 2008 uitgegeven effecten teruggekocht tegen de emissieprijs vermeerderd met de 8,5%-coupon en een strafpremie voor vervroegde terugbetaling van bijna het maximum, zodat het totale door de Staat sinds de uitgiftedatum verkregen rendement de afgesproken IRR van 15% bereikte. De terugbetalings- en conversiemogelijkheden voor de overige in het kader van bedoelde kapitaalverhoging uitgegeven effecten bleven ongewijzigd. De tweede steunmaatregel was een maatregel inzake activaondersteuning voor een portefeuille van Amerikaanse AltA Residential Mortgage Backed Securities die aanzienlijk in waarde was gedaald. De derde steunmaatregel bestond uit garanties van de Staat voor verplichtingen van ING onderverdeeld in twee delen. Een eerste deel ten belope van 9 miljard USD (waarvan 8,25 miljard al aangegaan), en een tweede deel van 5 miljard EUR (waarvan 4,15 miljard al aangegaan).
2.3 De administratieve procedure ten overstaan van de Commissie
Nadat de Staat op 22 oktober 2008 de eerste steunmaatregel bij de Commissie aanmeldde, ontwikkelde zich - na voorlopige goedkeuring op basis van de uitzondering voorzien in art. 107 lid 3 sub b VwEU (‘ernstige verstoring van de economie van een Lid-Staat’) - een maandenlang debat tussen de direct betrokkenen, ondersteund door DNB, en de Commissie. Dat debat vond met name zijn oorzaak in de wens van de Commissie een ‘herstructureringsplan’ voorgelegd te krijgen dat de levensvatbaarheid van ING op lange termijn zou verzekeren.4
Nr. 12 december 2012
FR2012_12.indb 2
2.4 De beschikking van de Commissie van 18 november 2009
In de beschikking van de Commissie zijn hier met name de volgende passages van belang. 34 In het kader van het herstructureringsplan heeft Nederland een aanpassing ingediend van de overeenkomst betreffende de terugbetaling van de Tier 1-effecten door ING. (…) Rekening houdende met het feit dat ING normaal gesproken een terugbetalingspremie van 2,5 miljard EUR verschuldigd is, zou deze aanpassing ING een additioneel voordeel opleveren van 1,79 tot 2,2 miljard EUR, afhankelijk van de koers van het aandeel ING. Nederland verklaarde dat deze aanpassing bedoeld was om ING vergelijkbare uitstapvoorwaarden te bieden als SNS en Aegon hebben gekregen voor de kapitaalinjecties die deze van Nederland hebben ontvangen. Die voorwaarden voor vervroegde terugbetaling kunnen alleen worden toegepast voor de aflossing van 5 miljard EUR (dus 50% van de initiële kapitaalinjectie). 35 ING kan ervoor kiezen om vóór 31 januari 2010 van deze optie tot versnelde terugbetaling gebruik te maken, maar deze termijn kan (…) ook worden verlengd tot 1 april 2010. (…) Voor een dergelijke verlenging van de termijn zou dan wel de goedkeuring van de Commissie vereist zijn. ING is voornemens om vóór 1 januari 2010 van deze terugkoopmogelijkheid gebruik te maken. 97 De Commissie herhaalt hier dat reeds in het besluit tot inleiding van de onderzoekprocedure is aangetoond dat de herkapitalisatie van ING staatssteun vormt ten belope van het geïnjecteerde kapitaal – dus ten belope van 10 miljard EUR. 98 Ook de aanpassing van de [aflossings]premie vormt staatssteun omdat de staat afziet van zijn recht om inkomsten te ontvangen. Aangezien ING reeds ermee heeft ingestemd een [aflossings]premie van 150% te betalen, vormt iedere korting inderdaad een derving van inkomsten. De aanpassing van de terugbetalingsvoorwaarden voor de Nederlandse kapitaalinjectie resulteert in een additioneel voordeel voor ING. Dit vertegenwoordigt, zoals in punt 34 werd aangegeven, zo’n 2 miljard EUR additionele steun. 99 Wat betreft de maatregel inzake activaondersteuning is de Commissie in haar besluit tot inleiding van de onderzoekprocedure tot de bevinding gekomen dat deze maatregel steun vormt. Het uit [die maatregel] resulterende steunbedrag stemt overeen met het verschil tussen de waarde waartegen de activa worden overgedragen (gebaseerd op hun reële waarde in het economisch verkeer) en de marktwaarde ervan. [...] Het daaruit resulterende verschil tussen de prijs bij overdracht en de marktprijs van de overgedragen portefeuille bedraagt dus 6,5 miljard USD (of zo’n 5 miljard EUR). Daarom 3. Cursivering toegevoegd. In het arrest staat deze wijziging van de terugbetalingsregeling centraal. Levert die wijziging, ook op zichzelf bezien, staatssteun op? 4. Gang van zaken, voorstellen over en weer en de druk die ‘het met mededinging belaste lid van de Commissie’ (mevrouw Kroes - RL) bij tijd en wijle op de direct betrokkenen uitoefende, staan in het arrest boeiend beschreven onder de randnummers 9-38.
Tijdschrift voor Financieel
Recht
473
20-12-2012 13:18:17
Nederland en ING tegen de Europese Commissie: staatssteun ten behoeve van de bankensector. Beleid en grenzen
wordt het uit de maatregel inzake activaondersteuning resulterende steunbedrag geacht 5 miljard EUR te bedragen. De conclusie is dat, gegeven het herstructureringsplan, de steunmaatregelen met de gemeenschappelijke markt verenigbaar zijn, mits een aantal in een bijlage opgenomen ‘verbintenissen’ in acht wordt genomen.5 Het gaat dan met name om de volgende verplichtingen: –– ING krimpt tegen eind 2013 haar balans in met 45% ten opzichte van 30 september 2008 [een balansverkorting van 616 miljard EUR ten opzichte van 1 376 miljard EUR (zie punt 54 van de bestreden beschikking)]. Daartoe zal ING haar verzekeringsbranche, ING Direct US en andere eenheden afstoten (zie punt 57 van de bestreden beschikking) volgens een tijdschema met etappes eind 2011, eind 2012 en eind 2013: 20% van de totale balansverkorting vóór eind 2011, 30% vóór eind 2012 en 45% vóór eind 2013. Op verzoek van Nederland kan de Commissie de eindtermijn verlengen. –– De Staat verbindt zich ertoe dat ING gedurende drie jaar, te rekenen vanaf de datum van de beschikking of tot volledige terugbetaling van de effecten, een overnameverbod in acht zal nemen. De Commissie kan overneming van activiteiten goedkeuren indien dat van essentieel belang is om de financiële stabiliteit of de mededinging op de betrokken markten veilig te stellen. –– De Staat verbindt zich voorts ertoe dat ING een prijsleiderschapsverbod in acht zal nemen. Zonder voorafgaande toestemming van de Commissie biedt ING voor bepaalde producten en op bepaalde markten geen tarieven aan die gunstiger zijn dan die van haar drie naaste concurrenten met de beste tarieven. Voorts zal ING Direct zonder voorafgaande toestemming van de Commissie geen overheersende invloed op bepaalde prijzen en op bepaalde markten uitoefenen. Die verbintenissen gelden voor drie jaar te rekenen vanaf de datum van de beschikking of tot volledige terugbetaling van de effecten. –– De Staat verbindt zich tot een aantal gedetailleerde bepalingen betreffende ING, waaronder de afsplitsing van WUH/Interadvies, het herstel van de levensvatbaarheid, uitstel van couponbetalingen en aflossing van effecten van categorie 1 en 2, en beperkingen van het verhandelings- en vergoedingsbeleid. –– De Nederlandse autoriteiten verbinden zich ertoe dat de herstructurering van ING vóór eind 2013 volledig zal zijn uitgevoerd.
2.5 Het beroep
Tegen dit besluit gaan zowel de Staat als ING in beroep. Beide voeren als beroepsgrond aan dat de hierboven onder (98) van het besluit genoemde vaststelling dat - kort gezegd - ook de wijziging van de terugbetalingsvoorwaarden voor de kapitaalinbreng door de Staat, additionele staatssteun aan ING inhoudt ter waarde van 2 miljard EUR. ING voert daarnaast nog gronden aan tegen de opgelegde ‘verbintenissen’: het verbod aan ING om als prijsleider op te treden en de plicht tot herstructurering. Beide verplichtingen zouden verder gaan dan volgens de eigen beleidsregels van de Commissie aangewezen is. 474
FR2012_12.indb 3
Voor de praktijk het meest interessant is de vraag hoe de na ongeveer een jaar (per 24.10.2009) aangepaste terugbetaalregeling voor de kapitaalinbreng moet worden beoordeeld: als (enkel) een wijziging van de oorspronkelijke regeling, die daar voor in de plaats treedt en daarom niet apart beoordeeld moet worden - het primaire standpunt van de Nederlandse regering en ING6 - danwel als een door de Commissie afzonderlijk te beoordelen nieuwe maatregel. In dat geval kan de Commissie aanvullende voorwaarden stellen. Kiest men voor de tweede variant - zoals de Commissie7 doet met de (mijns inziens juiste) vaststelling dat een steunmaatregel beoordeeld moet worden per datum verlening, niet per datum van de beschikking van de Commissie - dan komt vervolgens de vraag aan de orde aan de hand van welke criteria de beoordeling moet plaatshebben. De gebruikelijke toets hier is die van de ‘particuliere investeerder’: zou een rationeel denkende particuliere investeerder hier doen wat de Staat doet? Zo ja, dan is er geen bevoordeling in de zin van art. 107 VwEU en daarom geen staatssteun. De Nederlandse equipe betoogt dat ook in dit geval deze Market Economy Investor Principle (hierna: MEIP)-test dient te worden gevolgd en dat de Commissie, door die test achterwege te laten, een beoordelingsfout heeft gemaakt. De vraag is evenwel of in een situatie als de onderhavige - er is sprake van een eerdere kapitaalinbreng onder onmiskenbaar niet-marktconforme omstandigheden - een market investor test reëel kan zijn. De Commissie meent van niet: in een situatie waarin reeds sprake is van steun, verleend ten behoeve van het treffen van herstructureringen, is de market investor test niet (langer) passend.8 In zo’n situatie volstaat het te onderzoeken of de gewijzigde regeling additioneel voordeel teweegbrengt. Niet van belang is of die gewijzigde regeling ook voordelen voor de steun verlenende overheid schept, aldus de Commissie. Ik ben het eens met het standpunt van de Commissie. Het is gekunsteld de effecten van een wijziging in een niet-marktconforme situatie te beoordelen aan de hand van marktcriteria. Normale mededingingsomstandigheden9 ontbreken dan juist. Het Gerecht is het echter met de Staat en ING eens. De betreffende overwegingen luiden als volgt: 95. In de eerste plaats moet, aangaande de beoordeling van de argumenten betreffende de rechtmatigheid ten gronde, in herinnering worden gebracht dat volgens artikel 87 lid 1 EG10 behoudens de afwijkingen waarin dit Verdrag voorziet, [...] steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.
5. Beschikking van de Commissie van 18 november 2009 betreffende steunmaatregel C 10/09 (ex N 138/09) die Nederland ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van de Illiquid Assets Back-upfaciliteit en het herstructureringsplan voor ING (PbEU 2010, L274/139), par. 155-157. 6. Gerecht EU, r.o. 74 e.v. 7. Gerecht EU, r.o. 78. 8. Gerecht EU, r.o. 87. 9. Vgl. Gerecht EU, r.o. 104. 10. Thans art. 107, eerste lid, VwEU.
Tijdschrift voor Financieel
Recht
Nr. 12 december 2012
20-12-2012 13:18:17
Nederland en ING tegen de Europese Commissie: staatssteun ten behoeve van de bankensector. Beleid en grenzen
96. Volgens vaste rechtspraak is voor de kwalificatie als steun in de zin van artikel 87 lid 1 EG vereist dat is voldaan aan alle in deze bepaling bedoelde voorwaarden (…). Met betrekking tot de derde van die voorwaarden worden volgens vaste rechtspraak als staatssteun beschouwd de maatregelen die, in welke vorm ook, ondernemingen rechtstreeks of indirect kunnen bevoordelen, of die moeten worden beschouwd als een economisch voordeel dat de begunstigde onderneming onder normale marktvoorwaarden niet zou hebben verkregen. 97. Om een dergelijk „voordeel’ in geval van kapitaalinbreng te beoordelen, moet worden uitgemaakt of een particuliere investeerder, die qua omvang vergelijkbaar is met een openbaar lichaam, in vergelijkbare omstandigheden ertoe zou kunnen worden gebracht een even grote kapitaalinbreng te doen, mede gelet op de ten tijde van de inbreng beschikbare informatie en te verwachten evolutie (arresten Hof van 16 mei 2002, Frankrijk/Commissie,’Stardust Marine’, C 482/99, Jurispr. blz. I‑4397, punt 70, en 8 mei 2003, Italië en SIM 2 Multimedia/Commissie, C‑328/99 en C‑399/00, Jurispr. blz. I‑4035, punt 38). In de zaak waarin voormeld arrest Stardust Marine is gewezen, heeft het Hof dan ook opgemerkt dat met betrekking tot de vraag of de Staat zich als een voorzichtige investeerder in een markteconomie heeft gedragen, voor de beoordeling van de economische rationaliteit van het gedrag van de Staat moest worden uitgegaan van de periode waarin de financiële steunmaatregelen waren genomen, en dus niet van een latere situatie (arrest Stardust Marine, reeds aangehaald, punt 71). 98. Dergelijke beginselen vinden toepassing in het geval waarin de staat, zoals in casu, na te hebben besloten in te schrijven op een aan bepaalde terugbetalingsvoorwaarden onderworpen kapitaalinbreng in een onderneming, instemt met wijziging van die voorwaarden. In dergelijke omstandigheden kan staatsteun zijn verleend zowel bij de kapitaalinbreng, waarbij noodzakelijkerwijs de voorwaarden van eventuele terugbetaling of eventuele vergoeding van het ingebrachte kapitaal worden vastgelegd, als bij wijziging van de terugbetalingsvoorwaarden, indien blijkt dat de staat in elk van die situaties niet heeft gehandeld zoals een particuliere investeerder in een vergelijkbare situatie zou hebben gehandeld. 125. Bijgevolg heeft de Commissie het begrip steun onjuist opgevat door niet te beoordelen of de Nederlandse Staat, door in te stemmen met de wijziging van de terugbetalingsvoorwaarden, heeft gehandeld zoals een particuliere investeerder in een vergelijkbare situatie zou hebben gehandeld, inzonderheid gezien het feit dat de Nederlandse Staat vervroegd kon worden terugbetaald en daar hij gezien de marktomstandigheden op dat moment over een grotere zekerheid beschikte dat hij een bevredigende vergoeding zou ontvangen. Deze passages overtuigen alleen al niet omdat zij de principiële stelling van de Commissie, te weten dat na recent verleende omvangrijke herstructureringssteun de normale marktverhoudingen verstoord zijn en de MEIP-test geen betrouwbaar resultaat oplevert, niet bespreken. De Commissie had die stelling overigens wel iets meer kunnen uitwerken en daarbij kunnen benadrukken dat de test niet (enkel) inNr. 12 december 2012
FR2012_12.indb 4
houdt dat moet worden nagegaan of zich in de gegeven omstandigheden mogelijk een investeerder zou (kunnen) melden. Die mogelijkheid is er immers nagenoeg altijd.11 Ook de conclusie van de Commissie1 2 dat de gewijzigde terugbetalingsvoorwaarden van de kapitaalinjectie ING een voordeel verschafte ten nadele van de Staat, vindt in de ogen van het Gerecht geen genade.1 3 Hier constateert het Gerecht, mijns inziens terecht, dat er geen verplichting voor ING bestond (maar slechts een geuit voornemen, dat zich op grond van marktontwikkelingen later niet kon materialiseren) een deel van de uitgegeven effecten onder de oorspronkelijk overeengekomen voorwaarden terug te kopen. De terugbetaalregeling betekent mogelijk dat de Staat de hoop op terugbetaling volgens het oorspronkelijke schema laat varen. Dit is wel te construeren als een op geld waardeerbaar ‘offer’ aan de zijde van de Staat, maar niet als een voordeel van ING. Dit is daarom geen staatssteun, aldus het Gerecht.
2.6 De gevolgen
Het Gerecht concludeert dat de Commissie zowel een motiveringsfout heeft gemaakt - want niet heeft aangetoond dat de gewijzigde terugbetalingsvoorwaarden ING een voordeel hebben verschaft dat een ‘particuliere investeerder’ in eenzelfde situatie als de Staat haar niet zou hebben toegekend als ook een vergissing heeft begaan bij het bepalen van het bedrag van dit (mogelijke) voordeel. Dat betekent dat de beschikking van de Commissie gebrekkig is. Op vragen van de rechters heeft de Commissie vervolgens uiteengezet dat haar goedkeurende besluit weliswaar de verleende liquiditeitsgaranties registreerde, maar nog niet in aanmerking had genomen. Het besluit, aldus de Commissie, betreft daarom materieel enkel een bedrag van (ongeveer) 17 miljard EUR aan directe steun, te weten kapitaalinbreng (10 miljard), nieuwe betalingsvoorwaarden (ongeveer 2 miljard) en activaondersteuning (5 miljard). Omdat die gewijzigde terugbetalingsvoorwaarden ongenoegzaam als staatssteun zijn aangemerkt, moet het deel van de beschikking (art. 2 eerste alinea) dat vaststelt dat alle verleende steun staatssteun is, worden vernietigd. De tweede alinea van art. 2 van het Commissiebesluit verklaart die steun vervolgens verenigbaar met de gemeenschappelijke markt ‘mits de in Bijlage II beschreven verbintenissen in acht worden genomen’. De rechter stelt vast - anders dan de Commissie betoogt- dat die verbintenissen mede in het leven zijn geroepen om de additionele steun die de gewijzigde terugbetaalregeling teweeg brengt, af te dekken. Ook die lijst met verbintenissen wordt daarom vernietigd.1 4
3. Verdere ontwikkelingen 3.1 Het besluit van de Commissie van 11 mei 2012
De Commissie heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht. Op 11 mei 2012 heeft zij bovendien een nieuw besluit genomen, waarbij zij het steunpakket met inbegrip van de ‘verbintenissen’ opnieuw goedkeurt, met een verbeterde motivering. Het besluit is inmiddels in een niet-ver-
11. 12. 13. 14.
Vgl. Gerecht EU, r.o. 121-123. Zie Beschikking, par. 33-35; 98. Gerecht EU, r.o. 126 e.v. Gerecht EU, r.o. 157.
Tijdschrift voor Financieel
Recht
475
20-12-2012 13:18:17
Nederland en ING tegen de Europese Commissie: staatssteun ten behoeve van de bankensector. Beleid en grenzen
trouwelijke versie op de website van de DG Concurrentie te vinden.15 Bij haar hernieuwde overweging beoordeelt de Commissie de situatie zoals die bestond onmiddellijk voorafgaand aan haar eerste besluit, dus op 18 november 2009.1 6 Besluit II is daarom op vele punten conform het oude. Vanaf par. 114 motiveert Besluit II waarom de latere wijziging van de terugbetalingsregeling voor de extra kapitaalinbreng een apart te beoordelen steunmaatregel is. 114. In addition to the capital injection, it needs to be assessed if the amendment of the repayment conditions constitutes a transaction which is separate from the initial capital injection by the Dutch State and which provides a further advantage to ING. 115. First, it should be recalled that the State aid in a capital injection is not limited to the amount of capital injected but also is affected by the size of remuneration payments to be made. Even where a capital injection constitutes State aid, that remuneration is supposed to be market-oriented (…). However, if there is a later agreement to lower the size of the previously agreed remuneration payments to be made there could be an additional advantage to the undertaking which was recapitalised which is equivalent to a forbearance of the State to claim in full the payment of its financial rights under the initial conditions. (…) 116. (…) In consequence, an amendment of repayment conditions might constitute an advantage if the recipient would also have been willing to repay on conditions less favourable to it than those which result from that amendment. 117. Where the Commission examines if there is an ‘advantage’ for the purposes of Article 107(1) of the Treaty in such a context, it must assess whether, in similar circumstances, a private investor could have been prevailed upon to make an amendment of the same size, having regard in particular to the information available and foreseeable developments at the date of the amendment of the repayment conditions. Therefore, in order to examine whether or not the Member State has adopted the conduct of a prudent investor operating in a market economy, one needs to place oneself in the context of the period during which the financial support measures were taken in order to assess the economic rationality of the Member State’s conduct, and thus to refrain from any assessment based on a later situation. 118. In order to determine whether the change in repayment premium resulting from the modified repayment conditions provides an additional advantage to ING it needs to be assessed whether a private investor would have accepted a repurchase price in the range of EUR 11.2 per security (that figure assumes a repurchase after 400 days of issue, with remuneration at EUR 597 million made up of the combined premium and accrued interest) to EUR 11.9 per security. Given the dilution effect which was foreseeable from the announcement of the rights issue on 26 October 2009, a private investor at the moment of the amendment of the repayment terms would consider the realisation of a repurchase price of EUR 11.2 per security as most likely.
476
FR2012_12.indb 5
Vervolgens past de Commissie knarsetandend de MEIP-test toe om na te gaan of de Staat in deze als verantwoord opererende private investor heeft gehandeld. Maar eerst blaast de Commissie stoom af, als volgt: 119. As a starting point, the Commission notes that in any analysis of the amendment of the repayment terms it does not appear possible to compare the behaviour of a market investor with that of the Netherlands given that the entry of the Member State as an investor when it was negotiating with ING the issue price of the CT1 securities was not itself in line with market economy behavior. (…) 122. Accordingly, a market investor cannot be put in the position of the Netherlands nor can an analysis of the decision concerning the amendment of the repayment conditions disregard the fact that it is a modification of the State aid contained in the recapitalisation itself. The fact that an earlier measure would itself not have been acceptable for a market investor should prevent any further market perspective on a modification of that very same measure, because it is impossible to establish a counterfactual. 123. However, in line with the judgment of 2 March 2012 in Joined Cases T-10/29 and T-33/10 Netherlands and ING v Commission, the Commission will nevertheless attempt to assess whether it was economically rational for the State to accept to receive an immediate pay-out of EUR 11.2 per CT1 security rather than to wait for the repayment or conversion at a later stage. In addition, even it if was economically rational for the Member State to encourage an advance repayment, it still needs to be assessed whether the difference between the initial and the amended repayment conditions was not in excess of what a market investor would have accepted in exchange for certainty of repayment. De analyse zelf - nrs. 124 tot en met 153 - voert tot de conclusie dat (1) wijziging van de terugbetaalvoorwaarden per saldo nadelig is voor de Staat, (2) een economische rechtvaardiging ontbeert en (3) een private investeerder er daarom niet op deze voorwaarden zou zijn ingestapt.
3.2 Conclusie
154. In sum, the Netherlands accepts a transaction in which the Member State does not maximise its economic benefit, in contrast to the behaviour of a private investor. Further, it leaves ING with a bigger advantage than would have been conceded by a private investor given that ING found itself in a restructuring context (…). 155. The change of the premium and hence the forgiving of State resources has been decided by the Netherlands. As an advantage in favour of ING it is capable of distorting competition. Given that ING is an internationally operating company the change in repayment conditions is capable of affecting trade between Member
15. Staatssteunregister, zaak SA.28855 ING Restructuring Plan regarding recapitalisation and illiquid assets back-up facility, hierna ook: Besluit II. 16. Besluit II, par. 16.
Tijdschrift voor Financieel
Recht
Nr. 12 december 2012
20-12-2012 13:18:18
Nederland en ING tegen de Europese Commissie: staatssteun ten behoeve van de bankensector. Beleid en grenzen
States. The modified repayment conditions can therefore be considered State aid in the meaning of Article 107(1) TFEU. De Commissie is, als gezegd, van het arrest van het Gerecht in beroep gekomen. Te zijner tijd - tenzij partijen de strijdbijl begraven en/of de Commissie haar beroep intrekt - zullen we dus weten hoe het Hof van Justitie over het toepassen van de MEIP-test oordeelt in situaties waarin de gesteunde onderneming reeds in herstructurering verkeert. Mocht de Commissie gelijk krijgen, dan herleeft haar oude besluit.1 7 ING stelde bij het Gerecht beroep in tegen Besluit II.1 8 Daarnaast zijn rond de uitvoering van het herstructureringsplan problemen gerezen die tot een aantal aanpassingen van dat plan hebben geleid. De Staat heeft de Commissie daarover geïnformeerd. De Commissie besloot daarop een formele onderzoeksprocedure (art. 108, lid 2 VwEU) tegen Nederland aan te vangen. Bij brieven van eveneens 11 mei 2012 gericht tot de Staat, bracht de Commissie belanghebbenden van haar zorg op de hoogte.1 9 De Commissie baseert zich daarbij op haar Besluit II en, uiteraard, op de ontwikkelingen die zich na 18 november 2009 - en met name in de loop van 2012 - hebben voorgedaan. Het gaat dan om drie punten. In de eerste plaats heeft de Nederlandse overheid de kapitaalinjectie van 10 miljard EUR die Nederland doorvoerde, opnieuw aangemeld omdat ING hiervoor in 2010 en 2011 geen passende vergoeding heeft betaald. Deze verplichting om de steun opnieuw aan te melden, vloeit voort uit de toezegging die de Nederlandse overheid heeft gedaan toen op 12 november 2008 het reddingsbesluit voor ING werd goedgekeurd. Indien ING twee jaar na elkaar geen couponbetalingen zou doen, was de Nederlandse overheid verplicht de maatregel opnieuw aan te melden bij de Commissie. ING heeft gedurende drie jaar geen couponbetalingen aan de overheid gedaan, ook al boekte de onderneming winst. Daarom zal de Commissie onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor de overheid om toch nog een afdoende vergoeding te krijgen, nu ING in staat is om dit soort vergoedingen te betalen.2 0 In de tweede plaats hebben de Nederlandse overheid en ING de Commissie meegedeeld dat de afstoting van WestlandUtrecht Bank in de huidige marktomstandigheden niet haalbaar is. De, nu opnieuw te onderzoeken, afstotingsoperatie moest een antwoord bieden op de mededingingsbezwaren op de Nederlandse markt. Daarom moet de Commissie opnieuw bekijken hoe concurrentieverstoringen op de thuismarkt van ING kunnen worden aangepakt.21 Ten slotte heeft de Commissie een klacht ontvangen over het prijsbeleid van ING Direct in Italië. Volgens de klager zou ING staatssteun hebben gebruikt om de activiteiten van de onderneming uit te breiden - ten koste van concurrenten die geen staatssteun hebben ontvangen. De Commissie dient een onderzoek uit te voeren naar het prijsbeleid van ING Direct en de vraag is of dat ook zonder steun nog houdbaar is. In het kader van haar onderzoek heeft de Commissie de brieven gepubliceerd en derde belanghebbenden - dat zijn in de eerste plaats concurrenten van ING - opgeroepen hun zienswijze naar voren te brengen. Bij beschikking van 16 november 2012 heeft de Commissie een ‘positive decision’ genomen ten aanzien van de opnieuw aangemelde kapitaalinjectie en het aangepaste herstructureNr. 12 december 2012
FR2012_12.indb 6
ringsplan. Deze beschikking is nog niet gepubliceerd. In het persbericht van de Commissie2 2 valt te lezen dat ING heeft toegezegd het nog uitstaande overheidskapitaal ten bedrage van in totaal 4,5 miljard EUR tegen 2015 aan de Staat terug te betalen. De Commissie heeft voorts ingestemd met een verlenging van de termijn voor het afstoten van de verzekeringsactiviteiten van ING in Europa. Ook de voorwaarden voor de afstoting van ING Insurance US zijn aangepast. In ruil voor deze aanpassingen loopt een tweetal ‘verbintenissen’, te weten het acquisitieverbod en het verbod op prijsleiderschap langer door. Het (zonder meer) afstoten van WestlandUtrecht Bank is van de baan. In plaats daarvan zullen de retailbankingactiviteiten van Nationale-Nederlanden integreren met WestlandUtrecht Bank en tezamen met ING’s Nederlandse verzekeringsactiviteiten (uiterlijk) in 2015 naar de markt worden afgestoten. ING heeft zich verbonden tot een aantal gedragsrestricties die het commerciële succes van Nationale-Nederlanden moeten garanderen. Het verbod op prijsleiderschap voor ING Direct Europe wordt verlengd en aangescherpt.
3.3 Kernbegrippen staatssteun
De staatssteunregelgeving maakt deel uit van de mededingingsbepalingen van het EU-Verdrag. De gedachte is dat, waar ondernemingen geen mededingingsbeperkende afspraken mogen maken en een eventuele machtspositie op de markt niet mogen misbruiken, overheden de concurrentieverhoudingen op de markt evenmin mogen vervalsen door selectief steun te verlenen. ‘Staatssteun’ omvat niet slechts steun verleend door de Staat maar ook die verleend door lagere overheden, openbare ondernemingen en instellingen waarover overheden zeggenschap uitoefenen of dat kunnen. De aard van de gesteunde activiteiten doet er niet toe, zolang zij maar economisch van aard is. Economisch van aard is het aanbieden van goederen en diensten op de markt. ‘Steun’ omvat alle maatregelen die de ontvanger een economisch voordeel verschaft zonder dat deze de marktwaarde daarvan vergoedt. Zo is een garantie of een lening steun, wanneer de ontvanger de werkelijke, marktconforme, tegenwaarde daarvan niet (volledig) vergoedt, of wanneer de betrokken onderneming deze instrumenten, gegeven zijn omstandigheden, niet op de markt beschikbaar vindt. Het moet voorts gaan om maatregelen die, direct of indirect, ten laste komen van de publieke middelen, derving van anders (potentieel) te genereren inkomsten daaronder begre-
17. Besluit II, par. 167 en 212. Naar blijkt uit de brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer van 19 november 2012, Kamerstukken II 2012/13, 31 371, nr. 372, zet de Commissie, niettegenstaande het op 16 november 2012 bereikte akkoord tussen haar, de Staat en ING, haar beroep door. Zie over dit akkoord hierna. 18. Hof EU C-224/12 P, hogere voorziening ingesteld op 11 mei 2012 door de Europese Commisie. Dit beroep zal ING als uitvloeisel van het akkoord van 16 november 2012 intrekken. 19. Staatssteunregister, nrs. SA.33305 en SA.29832. 20. Zaak SA.33305, par. 24, 25 en 91-97. 21. Zaak SA.33305, par. 98-127. 22. Staatssteun: Commissie keurt aanpassingen herstructureringsplan ING goed, IP/12/1226, 19 november 2012.
Tijdschrift voor Financieel
Recht
477
20-12-2012 13:18:18
Nederland en ING tegen de Europese Commissie: staatssteun ten behoeve van de bankensector. Beleid en grenzen
pen. Ook het bevrijden van een onderneming van verplichtingen die normaal op haar rusten, zal veelal steun zijn. Wil een steunmaatregel ontoelaatbaar zijn, dan moet zij ‘specifiek’ zijn, dat wil zeggen bepaalde (categorieën) ondernemingen of bepaalde producties bevoordelen. De rechtspraak neemt, ook bij meer generieke maatregelen zoals, bijvoorbeeld, fiscale regelingen, snel aan dat deze (toch) ‘specifiek’ zijn. Niettemin zijn maatregelen die direct voortkomen uit het algemeen economisch beleid van een lidstaat zonder zich in het bijzonder op bepaalde economische activiteiten te richten, toelaatbaar. De grens is hier vaak moeilijk te trekken. De vereisten dat (1) de steun in concreto de mededingingsverhoudingen vervalst en (2) de handel tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt, zijn in de rechtspraak nagenoeg weggeïnterpreteerd, anders gezegd: bij steun van enige omvang wordt aan die vereisten geacht te zijn voldaan. Overheidsparticipaties en bijdragen aan het risicodragend vermogen van bepaalde ondernemingen zijn de meest frequent voorkomende vormen van steun. Wij zagen dat voor de beoordeling hiervan het Market Economy Investor Principle moet worden gehanteerd. Het toepassen van de MEIP-test vereist doorgaans het uitvoeren van gecompliceerde economische analyses. Rechters vinden de uitvoering van die analyses vaak moeilijk te beoordelen. De Europese rechter brandt daar de vingers liever niet aan en toetst in een voorkomend geval die analyses van de Commissie min of meer marginaal. We zien overwegingen langs die lijnen ook in de uitspraak van het Gerecht in de ING-zaak. Ik vind dit bedenkelijk uit een oogpunt van rechtsbescherming. Ik begrijp het ook niet: een goede econoom of econometrist moet een rechter zijn analyse kunnen uitleggen, zodat deze de rationaliteit daarvan kan beoordelen. In het economisch recht - waartoe de staatssteunregels behoren - zijn economische analyses veelal beslissend. Het slechts marginaal toetsen, is mijns inziens een tekortkoming. Ik voeg daar direct aan toe dat rechters in de praktijk veelal toch indringend inhoudelijk toetsen. Dat zou de regel moeten zijn.
4. Regelgevend kader bankencrisis
Na Lehman Brothers en de daaruit resulterende noodzaak voor vele overheden in Europa systeembanken acuut te ondersteunen, stond de Europese Commissie (het DG voor Concurrentie, destijds onder verantwoordelijkheid van mevrouw Kroes) voor de taak de staatssteunregels, neergelegd in het EU-verdrag en op onderdelen uitgewerkt in een aantal beleidsregels, op praktische wijze toe te passen op de nieuwe situatie: het ging plotseling om veel dossiers, er was spoed geboden en de betrokken belangen waren aanzienlijk. Ook thans nog aangeduid als Temporary Framework, heeft DG Concurrentie een zevental bekendmakingen (‘Communications’) het licht doen zien.2 3 Op basis van deze crisisregelgeving heeft de Commissie inmiddels meer dan 300 beschikkingen genomen. In ongeveer 50 daarvan zijn herstructureringsplannen en, in een aantal gevallen, een voornemen tot liquidatie aan de orde. Hierna besteed ik aandacht aan deze bekendmakingen en de daarop gebaseerde beschikkingspraktijk van de Commissie enkel voor zover nodig om de steunmaatregelen ten behoeve van ING en de afhandeling daarvan in context te plaatsen.
478
FR2012_12.indb 7
4.1 Private-investortoets
Een eerste punt is de private-investortoets, over het ontbreken waarvan het Gerecht in de zaak ING de staf brak. De vaststelling dat in de te beoordelen situatie geen private investor zou doen wat de steunbiedende overheid doet - en dat dus sprake is van staatssteun - is in vele besluiten zo voor de hand liggend, dat de Commissie er weinig woorden aan vuil maakt. Hierbij komt nog dat de Commissie - net als bij ING - het standpunt huldigt dat die toets alleen aan de orde zou moeten komen wanneer (min of meer) normale marktomstandigheden voorliggen.2 4
4.2 Toepassing van de uitzonderingsbepaling van art. 107 lid 3 sub b VwEU
Wij zagen dat het gehele Temporary Framework zich baseert op de uitzondering vervat in art. 107 lid 3 sub b
23. 1. Communication from the Commission — The application of State aid rules to measures taken in relation to financial institutions in the context of the current global financial crisis, 13 October 2008 (see IP/08/1495; OJ 2008, C270/8, ‘Banking Communication’). 2. Communication from the Commission — The recapitalisation of financial institutions in the current financial crisis: limitation of aid to the minimum necessary and safeguards against undue distortions of competition, 5 December 2008 (see IP/08/1901; OJ 2009, C10/2) (‘Recapitalisation Communication’). 3. Communication from the Commission on the Treatment of Impaired Assets in the Community Banking Sector, 25 February 2009 (see IP/09/322; OJ 2009, C72/1 (‘Impaired Assets Communication’). 4. Communication from the Commission - Temporary framework for State aid measures to support access to finance in the current financial and economic crisis, adopted on 17 December 2008 (see IP/08/1993), as amended on 25 February 2009, OJ 2009, C16/1. (‘Temporary Framework Communication’) Deze bekendmaking is vervallen per december 2011. 5. Communication from the Commission - The return to viability and the assessment of restructuring measures in the financial sector in the current crisis under the State aid rules, 23 July 2009 (see IP/09/1180; OJ 2009, C195/9, ‘Bank Restructuring Communication’). 6. Communication from the Commission – on the application, from 1 January 2011, of State aid rules to support measures in favour of banks in the context of the financial crisis (see IP/10/1636; OJ 2010, C329/7, ‘Exit Communication’). 7. Communication from the Commission - on the application, from 1 January 2012, of State aid rules to support measures in favour of banks in the context of the financial crisis (see IP/11/1488; OJ 2011, C356/7. ‘Prolongation Communication’).Deze regelgeving met bijbehorende Staff Working Documents is te vinden op de website van DG Competition/State Aid/Legislation/temporary rules in response to the crisis. 24. Zie voor een enkele uitzondering (geen steun aangenomen) steunmaatregel NN40/2009, 22 juli 2009 (Hypo Steiermark Recapitalization); zie ook Recapitalization Communication, IP/08/1901, par. 21. 25. Ook bij de investeringssteun voor SNS Reaal (steunmaatregel N611/2008) en Aegon ( steunmaatregel N569/2008) was dit de rechtsbasis.
Tijdschrift voor Financieel
Recht
Nr. 12 december 2012
20-12-2012 13:18:18
Nederland en ING tegen de Europese Commissie: staatssteun ten behoeve van de bankensector. Beleid en grenzen
VwEU: er is sprake van een ernstige verstoring in de economie van de lidstaten en de voorgenomen steunmaatregel draagt bij aan de opheffing daarvan. Ook de beschikking ING is op deze (uitzonderlijke) rechtsbasis genomen: de bank is systeemrelevant.2 5
4.3 Verplichting tot herstructurering
Het Temporary Framework zoekt aansluiting bij de in 2008 reeds bestaande Richtsnoeren voor reddings- en herstructuringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden.2 6 Deze regeling (par. 25) voorziet in de verplichting om - tenzij de steun voordien reeds is terugbetaald - binnen zes maanden een herstructurerings- of liquidatieplan voor te leggen. Het toepassen van de beginselen van deze Richtsnoeren op steun in crisisomstandigheden was niet vanzelfsprekend. Het bood de Commissie echter de mogelijkheid maatregelen in eerste instantie snel (voorlopig) goed te keuren en in een later stadium in meer rust de structurele consequenties te overzien. Van belang was ook dat aldus niet een de facto terzijdestelling van de bestaande staatssteunregels werd gecreëerd. Dat zou een belastend precedent hebben geschapen. Het Framework maakt wel een aantal afwijkingen van de Richtsnoeren mogelijk. Zo hoeft de betrokken onderneming niet noodzakelijk ‘in moeilijkheden’ te verkeren: ook fundamenteel gezonde ondernemingen - zoals ING - met acute liquiditeitsproblemen komen in aanmerking. Ook de eis dat reddingssteun naar haar aard eenmalig, van korte duur (zes maanden) en onomkeerbaar is, is niet zonder meer overgenomen in het framework. Wel zien wij er sporen van, zoals het principiële uitgangspunt dat steun op enig moment wordt terugbetaald dan wel dat de overheid er een passende vergoeding voor ontvangt.
niet verrassend dat de plannen aan de hand van economische ontwikkelingen soms moeten worden bijgesteld. Dit is ook bij ING aan de orde. De Commissie staat voor verzoeken tot wijziging open, indien noodzakelijk en goed gemotiveerd. Met name desinvesteringen zijn moeizaam op dit moment.2 8 Een wijzigingsakkoord betekent niet, dat door eerder geaccepteerde verplichtingen eenvoudig een streep gaat: in de zaak Commerzbank moet de betrokken activiteit die niet verzelfstandigbaar of verkoopbaar blijkt, ordelijk worden geliquideerd. De zaak Hypo Real Estate2 9 laat zien wat ‘ordelijk’ betekent in termen van tijd en wijze. Ten slotte valt op dat de beroepsprocedure van de Staat en ING tegen het Commissiebesluit nagenoeg op zichzelf staat. De Commissie heeft sinds 2008 vele voor beroep vatbare, vaak zeer ingrijpende besluiten genomen. Nagenoeg niemand ging daarvan in beroep, al was het maar tegen (onderdelen van) ‘verbintenissen’, die de betrokken onderneming vaak zwaar belasten en die men in rechte als niet noodzakelijk en/of proportioneel kan aanvechten zonder de goedkeurende beschikking zelf in de discussies te betrekken. Ook het ontbreken van beroepen door derde belanghebbenden - bijvoorbeeld aandeelhouders en andere bij de gesteunde bank betrokkenen, of, nog meer voor de hand liggend, concurrenten van de gesteunde bank - springt in het oog. Is hier inderdaad sprake van sectorale solidariteit?3 0
4.4 Compenserende maatregelen en balansreducties
De Bank Restructuring Communication benadrukt het belang om, naast de primaire doelstelling de systeemstabiliteit te handhaven, te voorkomen dat dit op langere termijn ten koste gaat van gelijke concurrentieverhoudingen en van concurrerende markten. Het gaat dan - zoals wij bij ING zien om acquisitieverboden, het verbod van prijsleiderschap en het verbod te benadrukken dat de overheidsparticipatie als waarborg van solidariteit moet worden gezien. Vanuit algemeen mededingingsbeleid en consumentenbescherming zijn bij deze marktrestricties kanttekeningen te plaatsen: zij leiden snel tot de facto mededingingsbeperkingen ten nadele van de afnemers. Dit bezwaar lijkt evenwel licht te worden genomen.2 7 Ook de verplichting de balans ‘te verkorten’ kan men zien als compenserende maatregel ten behoeve van niet-steunbehoevende concurrenten. Daarnaast is het natuurlijk een middel om de overlevingskansen van de betrokken onderneming te vergroten (afstoten van verlieslatende of niet-kernactiviteiten; het aanbrengen van focus in de ondernemingsstrategie) en uiteraard om met de gegenereerde opbrengsten een eigen bijdrage aan de kosten van steun en herstructurering te leveren.
5. Afsluitende opmerkingen
De Commissie heeft sinds 2008 in 43 zaken een akkoord bereikt over herstructureringen en - in enkele gevallen - ordelijke liquidatie. Daarboven zijn nog ruim 20 dossiers in behandeling. De implementatie van een herstructureringsplan neemt doorgaans een aantal jaren in beslag. Het is daarom Nr. 12 december 2012
FR2012_12.indb 8
26. PbEU 2004, C 244/2. 27. Zie met name over het verbod tot prijsleiderschap M.P. Schinkel, ‘Hoe de banken hun PLV’s kregen’, M&M 20125, p. 190-196. 28. Zie bijvoorbeeld SA. 29833 KBC, besluiten van 16 december 2010, 27 juli 2011, 22 december 2011 en 09 mei 2012; SA. 34539, Commerzbank, besluit van 30 maart 2012 en SA. 33443, Bank of Ireland, besluit van 20 december 2011. 29. Zaak SA. 28264, laatste besluit van 18 juli 2011. 30. Zie H. Gilliams, ‘Steun aan financiële instellingen na Lehman: een ‘stresstest’ voor de regels inzake staatssteun’, SEW 2010-7/8, p. 292.
Tijdschrift voor Financieel
Recht
479
20-12-2012 13:18:18