nr 231 - 15 juni 2011
8
15
Nationaliteitsvereiste notaris is in strijd met EU-recht In een arrest van 24 mei 2011 besliste het Hof van Justitie dat EU-lidstaten de toegang tot het beroep van notaris niet aan eigen onderdanen mogen voorbehouden. De werkzaamheden van een notaris kunnen volgens het Hof niet beschouwd worden als de uitoefening van het openbaar gezag en vallen daarom binnen de werkingssfeer van de vrijheid van vestiging binnen de EU.
Peter Van Elsuwege
D
e Europese Commissie startte een niet-nakomingsprocedure tegen zes lidstaten (België, Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Luxemburg en Oostenrijk) die het beroep van notaris exclusief openstellen voor eigen onderdanen. Volgens de Commissie vormden die nationaliteitsclausules een onder het recht op vrijheid van vestiging verboden discriminatie op grond van nationaliteit. Bovendien verweet de Commissie de lidstaten, behalve Frankrijk, de richtlijn over de erkenning van beroepskwalificaties niet toe te passen op notarissen. De betrokken lidstaten betoogden dat de notaris als openbaar ambtenaar taken van openbaar gezag uitvoert, die op grond van artikel 51 van het EU-werkingsverdrag (ex artikel 45, eerste alinea, EGverdrag) van de regels inzake de vrijheid van vestiging zijn uitgesloten.
Word fan van De Juristenkrant op Facebook ®
kingssfeer van het op basis van artikel 49 van het EU-werkingsverdrag (ex artikel 43 EG-Verdrag) vastgelegde recht op vrijheid van vestiging kan worden onttrokken. Dit recht sluit uit dat de toegang tot het beroep van notaris bepaald wordt op basis van een nationaliteitsvereiste.
Openbaar gezag
Organisatie notariaat
In een uitvoerig gemotiveerd arrest besluit het Hof van Justitie dat een notaris weliswaar taken uitvoert in het algemeen belang, maar dat die niet beschouwd kunnen worden als de uitoefening van het openbaar gezag. Het Hof baseert zich daarvoor onder andere op de vaststelling dat het verlijden van authentieke akten slechts plaats vindt na een akkoord tussen partijen. Aangezien een notaris niet autonoom de rechten en verplichtingen van een akte of overeenkomst kan vastleggen en geen wijzigingen kan aanbrengen zonder voorafgaande toestemming van de betrokkenen, vormt dit geen activiteit van openbaar gezag. Het feit dat de geldigheid van sommige akten afhankelijk wordt gesteld van bepaalde procedurele vormvereisten, zoals het waarborgen van de authenticiteit door een notaris, heeft daarop geen invloed. Ook de andere taken van een notaris, zoals de medewerking aan beslag op onroerend goed of interventies in het kader van het successierecht worden niet beschouwd als werkzaamheden ter uitoefening van het openbaar gezag. De meeste van die taken worden immers verricht onder toezicht van een rechter of overeenkomstig de wil van de partijen. Bovendien kan in principe elke partij vrij een notaris kiezen. Hierdoor ontstaat een zekere competitiviteit die normaal niet bestaat bij de uitoefening van openbaar gezag. In tegenstelling tot openbare organen waarvoor de staat de verantwoordelijkheid op zich neemt, zijn notarissen rechtstreeks en persoonlijk aansprakelijk voor schade die het gevolg is fouten die ze maken in de uitoefening van hun ambt. Op basis van al die argumenten oordeelt het Hof dat het beroep van notaris niet aan de wer-
De vaststelling dat nationaliteitsclausules verboden zijn onder het recht van het Unie betekent geenszins dat lidstaten geen voorwaarden meer kunnen stellen voor de organisatie van het notariaat als dusdanig. Een notaris verricht immers taken met een doel van alge-
Veertiendaags (niet in juli en augustus) - 13e jaargang - erkenningsnummer: P409978 - prijs 3 euro
De vaststelling dat nationaliteitsclausules verboden zijn onder het recht van het Unie betekent geenszins dat lidstaten geen voorwaarden meer kunnen stellen voor de organisatie van het notariaat. meen belang, zoals het waarborgen van de rechtmatigheid en de rechtszekerheid van handelingen tussen particulieren, die bepaalde beperkingen aan het recht op vrije vestiging kunnen rechtvaardigen. Het betreft bijvoorbeeld de procedure tot aanstelling, de beperking van het aantal notarissen en hun territoriale bevoegdheden en wettelijke regels inzake vergoeding, onafhankelijkheid en ontslag. Dergelijke beperkingen zijn toegestaan voor zover ze noodzakelijk en evenredig zijn om de vooropgestelde doelstellingen van algemeen belang te bereiken. Een punt waarop het arrest vrij vaag blijft, is
de toepassing van de richtlijn over de erkenning van beroepskwalificaties. Het Hof verwijst daarbij naar ‘de bijzondere omstandigheden waarin het wetgevingsproces heeft plaatsgevonden’ en ‘de hieruit voortvloeiende onzekerheid’ om te besluiten dat op het moment dat de Europese Commissie haar beroepsprocedure instelde, er geen voldoende duidelijke verplichting rustte op de lidstaten om deze richtlijn toe te passen voor het beroep van notaris. Die onzekerheid betrof onder andere een vermelding in de preambule dat de betrokken richtlijn de toepassing van artikel 39, lid 4 en van artikel 45 van het EGverdrag (huidig artikel 45 en 51 van het EUwerkingsverdrag) onverlet laat, met name voor wat notarissen betreft. Deze expliciete verwijzing naar notarissen was niet opgenomen in de oorspronkelijke richtlijn 89/48/EEG over de erkenning van hogeronderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten, maar wel in richtlijn 2005/36/EG van 7 september 2005 over de erkenning van beroepskwalificaties. De door de wetgever gecreëerde onduidelijkheid of het beroep van notaris al dan niet onder de uitzonderingsbepaling van openbaar gezag valt is met dit arrest weggenomen. Hoewel niet uitdrukkelijk vermeld in het arrest, kan worden aangenomen dat dit gevolgen heeft voor de toepassing van richtlijn 2005/36/ EG in de toekomst. De onzekerheid die bestond bij de instelling van de procedure door de Europese Commissie is immers niet langer van toepassing. Een lidstaat zal dus niet alleen de toegang tot het beroep van notaris moeten openstellen voor niet-onderdanen, maar ook de beroepskwalificaties verworven in andere EU-lidstaten erkennen.
(De auteur is docent EU-recht aan de UGent en postdoctoraal onderzoeker bij het FWO Vlaanderen) HvJ 24 mei 2011, C-47/08, Commissie t. België http://curia.europa.eu/
ISSN 1374 3538 - afgiftekantoor brussel x - Wolters Kluwer België - Motstraat 30 - 2800 Mechelen
© Elisabeth Broekaert
3
Karel Anthonissen (BBI): ‘Belastingwetgeving uitmesten’ © Elisabeth Broekaert
Ook voor lokalisatie gsm is bevel van onderzoeksrechter nodig
© courtneyk
Onderzoekster Lotte Smets pleit voor coaching van rechercheurs
Van rechtswege verkozen kandidaat is niet verkozen
Isabelle Van Hiel
E
en werknemer wordt in 2000 door het ACV als kandidaat voor het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) voorgedragen. Omdat hij de enige kandidaat is, wordt de verkiezingsprocedure stopgezet. Op 1 april 2003 wordt de onderneming overgenomen. In 2004 is de werknemer opnieuw de enig kandidaat, zodat er ook geen verkiezingen plaatsvinden. Op 18 september 2006 beëindigt de onderneming de arbeidsovereenkomst van de werknemer, met betaling van een opzeggingsvergoeding van 98 dagen loon. De betrokkene meent echter dat hij een beschermd werknemer is en overeenkomstig artikel 2 van de wet ontslagbescherming personeelsafgevaardigden moet worden beschouwd als een verkozen kandidaat die de ontslagbescherming geniet gedurende vier jaar, tot de datum waarop de bij de volgende verkiezingen verkozen kandidaten worden aangesteld. In eerste aanleg geeft de arbeidsrechtbank in Ieper de werknemer gelijk. Op 15 februari 2010 hervormt het arbeidshof in Gent (afdeling Brugge) het vonnis van 20 februari 2009. Het hof beschouwt de werknemer als een kandidaat-personeelsafgevaardigde die al kandidaat was en niet werd verkozen bij de vorige verkiezingen, zodat hij slechts de korte periode van bescherming geniet die eindigt twee jaar na de aanplakking van de uitslag van de verkiezingen. Het hof betrekt artikel 76, eerste lid, van de KB’s van 25 mei 1999 en 15 mei 2003 niet bij zijn beoordeling. Het stelt alleen dat de eiser niet aantoont dat hij een beschermd werknemer is in de zin van de wet ontslagbescherming personeelsafgevaardigden. Het argument wordt pas ingeroepen in de grieven van het cassatieberoep, maar het blijkt geen gelukkige zet.
Absurde resultaten In het arrest van 4 april 2011 wijst het Hof van
Cassatie erop dat overeenkomstig artikel 56.2 van de welzijnswet het aantal gewone afgevaardigden niet lager mag zijn dan twee. Eenzelfde bepaling kan worden teruggevonden in artikel 16, eerste lid, b) van de bedrijfsorganisatiewet. Uit artikel 76, eerste lid, van de KB’s van 25 mei 1999 en 15 mei 2003 volgt dat in geval bij de sociale verkiezingen voor het comité voor preventie en bescherming op het werk slechts één kandidatenlijst is ingediend, waarop slechts één kandidaat voorkomt, de verkiezingsprocedure wordt stopgezet. Hoewel het artikel uitdrukkelijk bepaalt dat de kandidaat in dat geval van rechtswege verkozen is, stelt het hof dat hij niet geacht kan worden te zijn verkozen, gezien het aantal voorgedragen kandidaten lager ligt dan het minimaal vereiste aantal gewone afgevaardigden om een comité te kunnen samenstellen. In zoverre het middel uitgaat van het tegendeel, faalt het naar recht. De werknemer moet dus ook voor de bescherming worden beschouwd als niet-verkozen kandidaat. Uit de zaak die aan
© Photonews
De regelgeving over de sociale verkiezingen voorziet in de stopzetting van de verkiezingsprocedure wanneer maar een kandidaat wordt voorgedragen door een representatieve werknemersorganisatie. In dat geval is de enige kandidaat van rechtswege verkozen. Het lijkt aannemelijk dat een van rechtswege verkozen kandidaat wordt beschouwd als een verkozen kandidaat, ook voor de ontslagbescherming. Het Hof van Cassatie oordeelde daar evenwel anders over.
Tussen 7 en 20 mei 2012 zullen er opnieuw sociale verkiezingen plaatsvinden waarvoor duizenden werknemers zich kandidaat zullen stellen. Vele onder hen zullen enige kandidaten blijken te zijn. Het is nog niet te laat om hun situatie beter te regelen. alleen dat er geen verkiezingen waren geweest en de kandidaat op een geldig ingediende kandidatenlijst stond. Dus werd de kandidaat beschouwd als een niet-verkozen kandidaat voor de wet ontslagbescherming personeelsafgevaardigden. Een uitspraak over artikel 76 van de KB’s was daarbij overbodig. Het Hof van Cassatie daarentegen geeft een interpretatie aan artikel 76 van KB’s die gevolgen heeft
Het arrest van Cassatie heeft gevolgen voor alle enige kandidaten en tot ver buiten de wet ontslagbescherming personeelsafgevaardigden. het Hof werd voorgelegd, blijkt niet dat de werknemer werd ontslagen omwille van zijn kandidatuur of ter voorkoming van een nieuwe kandidatuur bij de volgende verkiezingen. Als dat het geval was geweest, had hij nog het criterium syndicale overtuiging in de antidiscriminatiewet kunnen inroepen of, omdat hij een arbeider is, willekeurig ontslag. Doordat het Hof van Cassatie de van rechtswege verkozen kandidaat als niet verkozen beschouwt, heeft het arrest een veel grotere impact dan het arrest van het arbeidshof. Het arbeidshof kon niet met zekerheid vaststellen dat de verkiezingsprocedure werd stopgezet,
voor alle enige kandidaten en tot ver buiten de wet ontslagbescherming personeelsafgevaardigden. Voor het arrest van het Hof van Cassatie werd er vanuit gegaan dat, wanneer er slechts een kandidaat was, het orgaan werd opgericht, maar met slechts een afgevaardigde niet kon functioneren. Dit arrest stelt echter dat het orgaan niet kan worden samengesteld en dus niet opgericht. Niet alleen kan de niet-verkozen kandidaat geen beroep doen op de vorming en faciliteiten voorbehouden aan afgevaardigden, er is nog een tweede gevolg. Als er geen CPBW is opgericht, kan de cascade van artikel 25 van de welzijnswet spelen. In
dat geval is de vakbondsafvaardiging ermee belast de opdrachten van het CPBW uit te oefenen en krijgt ze de eraan verbonden bescherming. Als de onderneming de personeelsdrempel van de sectorale CAO haalt, kan de representatieve werknemersorganisatie de enige kandidaat aanduiden als vakbondsafgevaardigde. Hij kan zich dan opnieuw beroepen op de vierjarige bescherming. Het toont maar aan tot welke absurde resultaten het cassatiearrest kan leiden. Tussen 7 en 20 mei 2012 zullen er opnieuw sociale verkiezingen plaatsvinden waarvoor duizenden werknemers zich kandidaat zullen stellen. Vele onder hen zullen enige kandidaten blijken te zijn. Het is nog niet te laat om hun situatie beter te regelen. De sociale partners gaven in hun advies nr. 1748 van 7 december 2010 al aan in welke richting de regelgeving kan gaan.
(De auteur is assistent bij de vakgroep sociaal recht van de UGent) Cass. 4 april 2011, A.R. nr. S.10.0068.N; Advies NAR nr. 1748 van 7 december 2010 http://jure.juridat.just.fgov.be www.nar.be
© Belga
Kort
Identificatieplicht schroot Een schroothandelaar moet zijn klanten kunnen identificeren. De niet-btw-plichtige natuurlijke personen moeten een identiteitsdocument voorleggen. Een koninklijk besluit bepaalt welk identiteitsdocument dat is, en welke gegevens er geregistreerd worden. Met deze identificatieplicht wil de federale overheid het aantal metaaldiefstallen naar beneden halen. Tussen 1 maart 2009 en 17 juni 2010 bestond er al eens een identificatieplicht en toen daalde het aantal metaaldiefstallen met 63 procent. De schroothandelaar heeft drie mogelijkheden. Hij kan het identi-
teitsdocument inscannen. Hij kan er een goed leesbare kopie van nemen. Of hij haalt er de identiteitsgegevens uit met zijn elektronische identiteitskaartlezer. In alle drie de gevallen mag hij alléén de wettelijk toegelaten gegevens registreren. Namelijk: de naam, de voornaam en de geboortedatum van de persoon die de oude metalen aanbiedt. Als de handelaar een scan of een kopie neemt, moet hij de andere gegevens afdekken. De schroothandelaar moet zijn klant informeren over de gegevens die hij registreert. Als de klant dat wil, krijgt hij een kopie van de registratie. De handelaar moet de geregistreerde gegevens ook 7 jaar bewaren. Op grond van de privacywet is hij bovendien verplicht om alle technische en organisatorische maatregelen te nemen om de gegevens van zijn klanten te beschermen tegen toevallig verlies, tegen wijziging, tegen toegang door andere personen, en tegen elke andere niet-geoorloofde verwerking ervan.
2 | de juristenkrant - 15 juni 2011
Het koninklijk besluit dat de identificatieplicht regelt voor de niet-btwplichtige natuurlijke personen, trad in werking op 9 juni 2011.
Pyramidesysteem blijft strafbaar Piramidesystemen zijn zowel voor consumenten als ondernemingen verboden. Dat was al zo in de oude handelspraktijkenwet, en ook in de nieuwe wet van 2010 op de marktpraktijken. Alleen zijn er in die laatste wet per vergissing geen strafsancties voorzien voor de piramidesystemen voor ondernemingen. De wet van 14 april 2011 houdende diverse bepalingen past daar een mouw aan: het opzetten, beheren of promoten van een piramidesysteem waarbij een onderneming tegen betaling kans maakt op een vergoeding die eerder voorkomt uit het aanbrengen van nieuwe ondernemingen in het systeem dan uit de verkoop of het verbruik van goederen is strafbaar met een
gevangenisstraf van 1 maand tot 5 jaar of met een geldboete (van 26 tot 20.000 euro). Het gaat om dezelfde straf als voor een piramidesysteem ten aanzien van consumenten. En om dezelfde sanctie die in de vroegere handelspraktijkenwet al was voorzien voor beide soorten piramidesystemen. De nieuwe wet voert ook een kleine tekstcorrectie in de Nederlandse tekst van de wet op de marktpraktijken in. In de lijst met definities heeft men het over een collectief consumentenakkoord, terwijl men in het hoofdstuk met de regels die op dit soort akkoorden van toepassing zijn, spreekt van collectieve consumentenovereenkomst. De wetgever kiest nu definitief voor die laatste term. Deze wijzigingen traden in werking op 16 mei 2011.
Belastingontvanger en beslagbericht De belastingontvanger krijgt voort-
aan tot drie werkdagen, in plaats van 24 uur, na de betekening van een beslag de tijd om het ‘bericht van beslag’ op te maken. Hij kan het beslagbericht voortaan ook online neerleggen bij het ‘Centraal bestand van berichten’. Dat blijkt uit het KB van 18 maart 2011 dat hiertoe artikel 164 van het KB/WIB 1992 wijzigt.
Registratie kredieten Op 1 december 2010 werden de regels voor het consumentenkrediet gevoelig verstrengd en uitgebreid. Een KB van 26 mei 2011 stemt nu de registratieverplichting bij de ‘Centrale voor Kredieten aan Particulieren (CKP)’ af op deze uitbreiding. De nieuwe registratieregels gelden vanaf 23 oktober 2011 (KB van 26 mei 2011 tot wijziging van verschillende besluiten inzake registratie van persoonsgegevens ingevolge de wijziging van de wet op het consumentenkrediet, B.S. 6 juni 2011).
Ook louter lokaliseren van gsm in werking vereist bevelschrift onderzoeksrechter
Steven Vandromme
E
en gsm die aan staat, maakt automatisch regelmatig verbinding met zijn telecommunicatienetwerk via de dichtstbijzijnde zendmast, ook als er geen gesprekken mee worden gevoerd en er geen berichten worden verstuurd. De diensten van het Belgisch Instituut van Posterijen en Telecommunicatie (het BIPT) kunnen dat signaal opvangen en met de juiste apparatuur zo de exacte locatie van het gsmtoestel traceren. Die techniek kan voor de politie bijzonder nuttig zijn om bij een onrustwekkende verdwijning de vermiste terug te vinden of om een gezochte misdadiger van wie het gsm-nummer gekend is te vangen, op voorwaarde dat zijn gsm niet is uitgeschakeld en uiteraard enkel als hij zijn gsm bij zich heeft. Artikel 88bis van het wetboek van strafvordering vormt de wettelijke basis voor het traceren van telecommunicatie. Het geeft de onderzoeksrechter onder andere de mogelijkheid om bij de telecomoperator een retroactieve lijst van inkomende en uitgaande
gesprekken van een welbepaald gsm-nummer op te vragen, desgevallend met bepaling van de zendmast waar de gebruiker van het gsm-nummer zich op die momenten bevond. Bij ontdekking op heterdaad van bepaalde misdrijven kan ook de procureur des Konings die onderzoeksmaatregel bevelen, maar de onderzoeksrechter moet die dan binnen 24 uur bevestigen. In de rechtspraak ontstond onduidelijkheid over de vraag of de nauwkeurige peiling van een mobiele telefoon in werking, zonder dat daarbij telecommunicatie wordt getraceerd, al dan niet onder artikel 88bis Sv. valt en principieel een machtiging van de onderzoeksrechter vereist. In een arrest van 10 november 2009 oordeelde het Hof van Cassatie dat het in art. 88bis Sv. vereiste bevelschrift alleen een verplichte vormvereiste is voor de uitwisseling van telecommunicatie. Een peiling door het BIPT kan ook zonder dat er een uitwisseling van telecommunicatie plaatsvindt, dus de kritiek op het bestreden arrest dat oordeelde dat geen bevelschrift vereist was, werd verworpen.
Logisch In een eerste arrest van 24 mei 2011 wierp een veroordeelde op dat het lokaliseren van een gsm-toestel door het BIPT ook zonder het traceren van telecommunicatie toch een inmenging in het privéleven impliceert, en dus conform artikel 8 EVRM een wettelijke basis moet hebben, die zou ontbreken als de onderzoeksmaatregel niet onder artikel 88bis Sv. zou vallen. Het Hof van Cassatie verwierp dat middel door te stellen dat artikel 88bis Sv. wel degelijk een lokalisatie, enkel door het opsporen van het signaal van een gsm in werking, regelt. Dat standpunt is logisch aangezien het in wezen weinig uitmaakt of de lokalisering van de zendmast waaronder de gebruiker van de gsm zich bevindt, gebeurt aan de hand van het signaal van een gevoerd gesprek of een sms dan wel via het signaal waarmee de gsm op geregelde tijdstippen connectie houdt met zijn netwerk. In een tweede arrest van 24 mei 2011 kon het Hof van Cassatie dan ook niet anders dan een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling in Brussel te vernietigen waarin nog het vorige standpunt van het Hof van Cassatie werd gevolgd en er met name werd gezegd dat een bevelschrift van de onderzoeksrechter niet vereist is voor een lokalisering door het BIPT. Daarmee heeft het Hof van Cassatie alle onduidelijkheid over het zogenaamde ‘BIPTen’ weggenomen. De vormvereisten van artikel 88bis Sv. moeten worden gerespecteerd, al zijn die dan niet op straffe van nietigheid voorgeschreven.
© RapidEye
De lokalisatie van een mobiele telefoon, enkel door het opsporen van het signaal van het toestel terwijl het in werking is, maar zonder dat daarbij tijdens het opsporen telecommunicatie van uitgaat of inkomt, is een opsporingshandeling volgens artikel 88bis van het wetboek van strafvordering. De onderzoeksrechter moet daarvoor principieel bij gemotiveerd bevelschrift opdracht geven. Het Hof van Cassatie besliste dat onlangs in twee arresten en lijkt af te wijken van zijn eerdere rechtspraak van 10 november 2009.
Met deze arresten heeft het Hof van Cassatie alle onduidelijkheid over het zogenaamde ‘BIPT-en’ weggenomen. (De auteur is substituut-procureur des Konings in Antwerpen en praktijkassistent aan de Universiteit Antwerpen. De uitgedrukte opvattingen zijn louter persoonlijk) Cass. 24 mei 2011, AR P.11.0909.N en P.11.0921.N Vergelijk met Cass. 10 november 2009, R.W. 20102011, 1302 met noot B. De Smet. http://jure.juridat.just.fgov.be
MONARD-D’HULST
ADVOCATEN - AVOCATS - ATTORNEYS-AT-LAW
Monard-D’Hulst Gent-Kortrijk zoekt voor haar kantoren te Gent en / of te Kortrijk,
gemotiveerde advocaten, zowel tableau- als stagiair, voor volgende departementen:
aansprakelijkheidsrecht (geen gemeen strafrecht) vennootschapsrecht fiscaal recht Iedere kandidatuur wordt strikt vertrouwelijk behandeld. Van de kandidaten wordt inzet, teamspirit en de bereidheid tot specialiseren verwacht. Geïnteresseerden kunnen contact opnemen met Mr. Dirk Van de Gehuchte (
[email protected])
Juri231_Monard_Dhulst.indd 1
26/05/11 09:49
15 juni 2011 - de juristenkrant | 3
Wie is de grootste Belgische jurist? U leest het op pagina 3!
geKnipt ‘Ik was altijd tegen quota omdat het een inbreuk is op de benoemingsstructuur van een onderneming en omdat ik het een belediging vind voor de vrouw. Ik ben er anderzijds van overtuigd dat bedrijven grotere inspanningen moeten doen om meer vrouwen aan te trekken, maar dat is niet altijd vanzelfsprekend omdat vrouwen makkelijker kiezen voor vrije beroepen of de magistratuur, jobs die hen meestal iets meer Architect flexibiliteit geven.’
Termijn betwisting vaderschapsvermoedenNR 200 is discriminerend
- 23 dec
de Juristenkrant viert feest!
Peter Vermeulen
‘Het is beter te focussen op de belangrijkste feiten en die snel te berechten. Beaulieu en KB Lux zijn voorbeelden uit het verleden, maar het gebeurt nog altijd dat magistraten blindelings een monsteronderzoek beginnen, met opzoekingen in alle uithoeken van de wereld. Maar we moeten ook onder ogen durven te zien dat de verdachte fraudeurs enorm veel proceduremogelijkheden hebben en dat hun advocaten die misbruiken om de zaak eindeloos te laten aanslepen.’
Marek Verhoeven
© Wouter Van Vaerenbergh
Onlangs besliste het Grondwettelijk Hof dat de termijn om het vermoeden de ideale Paul Buysse, voorzitter Bekaert, is niet verwonderd over de uitspraak van de Raad van State bij het wetsvoorstelboog rond zich over architectuur voor van vaderschap te betwisten in strijd is met het gelijkheids- en non-discrimivrouwenquota. gevangenissen natiebeginsel en het recht op het privéleven van het kind. De Tijd, 21 mei 2011
8
E
taaltip
10
Vermoedelijke indicatie
© Wouter Van Vaerenbergh
stelde aan het Grondwettelijk Hof twee prejudiciële vragen over de overeenstemming In uw handen, beste lezer, houdt u een col- het eerste nummer van 2000. De millenni- zijn grondvesten daveren artikel 318 2 B.W.maar metjustitie het zat gelijkheidsen man wil de lector’s afstammingsband umbug was§overleefd, in het vertrouwen van de p item, een feesteditie van van De Juriseen zware crisis: De Bende van Nijvel tenkrant. 200ste en non-discriminatiebeginsel en en het justitie rechtonder het vriespu betwisten tussen hemHeten de nummer. man Wiskundige geniën zijn we niet - dat is van juristen be- Marc Dutroux hadden België en bij uit- we, als we de minister op een privéleven (artikel 10, 11 en 22 van met wie zijn moeder gehuwd was een grote hervorm kend - maar een eenvoudige rekensom die breiding de juridische wereld op hun voor de Volgens Jean-Claude Delepière, de topman van de Belgische antiwitwascel, moet het gedaan zijn met monsterfraudezaken. veranderen, verbeteren. zelfs wij aankunnen, rato van grondvesten en art. doen 8 endaveren. 14 vanGerechtelijke het EVRM). op het moment van zijn geboorte. Tussenleert dedat a Grondwet twintig nummers per jaar, de krant en achterstand en een verouderde infrastruc- Was het dan een zaak 10 jaar De Tijd, 4 juni 2011 De eerste vraag heeft betrekking op die overbeide mannen was er geenhaar bezit van staat. De redactie in deze feeëriek besneeuwde tuur maakten de malaise compleet. ‘Maar mieux sauter, de voorbi justitiehuizen: denken in zicht’, zo verwoordfeestmaand naast de kerstboomeenstemming het glas nu is er verandering in die mate dat artikel 318 § 2het niet, maar ho moeder was korte tijd na de geboorte feitelijk kunnen heffen op een tinnen jubileum. de de redactie van De Juristenkrant de hoop beetje. Omdat het dan o De Juristenkrant BW tot gevolg zou hebben dat het een kind gescheiden van haar echtgenoot en in 1972 Een goedgevulde tien jaar, maar wat be- van velen. Met de Octopushervorming zou ter zal worden. liep een dag belet op alles te komen tegen zijn afstamming uit de echt gescheiden. Uit een is: genetische Netvan zoals tien jaar geled anders worden. langrijker een bewogen decennium mee in Brugge getuige zijn van Dat er veel is, is een feit. De Ho- krant voorman justitie.een andere vaderszijde, dieveranderd juridisch is vastgesteld, teranalyse in 2000 bleek dat de De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat ge Raad voor de Justitie heeft de magistra- ontwikkelingen. En net wijl die inmenging geen enkeldeconcreet (biologische) vader had. het In er2010 stelde leden koesteren we de d tuur verder van door de politiek gebracht, eigenlijk elf zijn.hij In 1999 ontstond De debatcultuur in justitiehuizen justitie dichter bij de men- lezer. de krant hetvermoesamengaan van en Kluwers daadwerkelijk belang verantwoord zou een vordering tot betwisting vanuit het Juditkrant en Vlaams Jurist Vandaag, het sen. Maar dat is relatief. Er is veel veran- deren blijft voor ons ess zijn. De tweede vraag gaat over die overeenden van vaderschap in. Volgens artikel 318 § blad van de Vlaamse Juristenvereniging. derd, en toch is veel hetzelfde gebleven. dus schrijven, faxen en m even het glas met ons, op ook dedat minister van JustiMaar in 2000 werd de krant een stemming, volwaar- Dat verzuchtte voor zover artikel en artikel 2 B.W. kan het kind de vordering tot betwisdig onafhankelijk blad, met een onafhan- tie, toen en nu Stefaan De Clerck. De ma- komende tien jaar! 331ter B.W. een discriminatie zouden doen ting van het vermoeden van vaderschap inkelijke redactie. Onder de titel ‘Het is zo- laise is geen thing of the past. Ook in 2009 Debuiredactie schandalen en affaires op en de de redactie aan in deden ontstaan tussen kinderen die justitie binnen stellen vanaf de leeftijd vanver’12kondigde jaar tot leef-dat trots ten het huwelijk geboren zijn. Kinderen die tijd van 22 jaar, of binnen het jaar na de Luc Mishalle geboren zijn binnen het huwelijk kunnen tot ontdekking van het feit dat de echtgenoot Dat de overheid dezer dagen zuinig moet zijn, zal niemand ontkennen. Het is dus leeft voor dezijn vader niet is. Aangezien de man in kwesde leeftijd van 22 jaar het van vaOPGELICHTE BANKvermoeden HAALT OPGELUCHT ADEM wereldmuziek belangrijk dat ze twee keer nadenkt voor ze geld uitgeeft of iets aankoopt. Dat laatste derschap betwisten of één jaar vanaf de onttie laattijdig de vordering tot betwisting van De l’espr magistra gebeurt meestal via overheidsopdrachten, waarop een heel gedetailleerde wetgeving van dekking van het feit dat de echtgenoot niet het vermoeden van vaderschap instelde, artoepassing is en die ook streng gecontroleerd worden. Helaas leidt dat er soms toe dat de de vader is. Kinderen die geboren Dzijn buiten gumenteerde hij dat de rechtbank geen toeW wetgeving wel érg letterlijk wordt toegepast. Hele passages worden klakkeloos het huwelijk beschikken over een termijn passing zou maken van artikel 318 § 2 B.W. overgenomen in het bestek dat de overheidsopdracht beschrijft en waarop de bedrijven van 48 jaar om het vaderschap te betwisten. omdat dat artikel strijdig zou zijn met de zich moeten baseren die graag de overheid tot hun klanten zouden tellen. Voor kleinere Artikel 331ter B.W. voorziet immers in een Grondwet en het Europees Verdrag voor de overheidsopdrachten is het bestek immers meestal de voornaamste informatiebron om te verjaringstermijn van 30 jaar die tijdens de Rechten van de Mens (EVRM). weten waarover de overheidsopdracht gaat. Je moet ze inderdaad bewonderen, de minderjarigheid geschorst is. De rechtbank van eerste aanleg van Nijvel bedrijven die nog durven inschrijven voor bepaalde opdrachten, want echt uitnodigend > zijn de bestekken niet. Onlangs kreeg ik een mooi voorbeeldje in handen. Een lukraak Een vrolijk eindejaar! geplukte zin uit het bestek voor de aankoop van drukwerk: De opdracht is een overeenkomst tegen prijslijst op basis van forfaitaire eenheidsprijzen. Dit nummer is het Alle in de inventaris vermelde vermoedelijke hoeveelheden geven enkel een indicatie van de laatste van 2009. te leveren hoeveelheden. De aanbestedende overheid kan echter vrij de te leveren aantallen De redactie wenst Dagelijks een snelle analyse va bepalen op het ogenblik van de bestelling en dit zonder recht op herziening van de alle lezers vrolijke nieuwe wetgeving uit het Staa eindejaarsfeesten eenheidsprijzen of schadevergoeding in hoofde van de dienstverlener. toe, en een vruchtLos van de inhoudelijke beoordeling of je als bedrijf niet een groot risico loopt op zo’n U leest het op www.legalwor baar 2010! wankele opdracht in te schrijven, hapert de formulering van deze zin op verschillende We zijn er terug op 13 januari 2010. plaatsen. Wat zijn forfaitaire eenheidsprijzen? Je kunt je wel iets voorstellen bij een forfait (een vaststaande, ronde som) en ook bij een eenheidsprijs (een prijs per eenheid, per stuk, per uur), maar de combinatie van die twee klinkt vreemd. Een eenheidsprijs impliceert Veertiendaags (niet in juli en augustus) - 11 jaargang - erkenningsnummer: P409978 - prijs 3 euro ISSN 1374 3538 - afgiftekantoor brussel x - Wolters Kluwer België - Motstr immers dat je nog een totaal moet berekenen, van het aantal stuks of uur dat er moet worden betaald. Die berekening gebeurt normaal tot op de centiem juist, je kunt je moeilijk inbeelden dat je moet afronden tot een forfait. Of moet de eenheidsprijs zelf een forfait zijn? Houdt dat misschien in dat de eenheidsprijs een rond getal moet zijn? Wellicht bedoelt de overheid eenvoudigweg dat de eenheidsprijs vast moet zijn, maar dat is toch het normale uitgangspunt? Van de prijs die in een offerte wordt opgegeven, wijk je normaal niet zomaar af. Forfaitaire kan dus weg, of wordt beter vervangen door vaste. Dat de overheid alle troeven in handen wil houden, blijkt ook uit de formulering dat de vermoedelijke hoeveelheden enkel een indicatie geven. Een mooie tautologie: iets wat vermoedelijk is, staat nog niet vast, net als iets wat alleen maar een aanwijzing geeft. Eén van de twee kan dus weg, en dan bijvoorkeur dat vermoedelijke. Dat zou immers ook de zware tangconstructie alle in de inventaris vermelde vermoedelijke hoeveelheden wat verlichten. Tussen alle en hoeveelheden (die samen de ‘benen’ van de openstaande ‘tang’ vormen) staan immers veel te veel woorden. Die zouden beter als een nabepaling worden Advertenties: Fotografie: geplaatst: alle hoeveelheden vermeld in de inventaris geven enkel een aanwijzing. Een reden te Kluwer Regie Elisabeth Broekaert, Firmin De Maitre, Diégo meer is dat onmiddellijk daarop weer een tang volgt: de te leveren hoeveelheden. Twee zulke Motstraat 30 Franssens, Wouter Van Vaerenbergh 2800 Mechelen constructies in één zin is echt van het goede te veel. Ontwerp lay-out: Tel.: 0800/30 145 (gratis nummer) De tekst gaat voort met bepalen dat de overheid echter vrij de te leveren aantallen kan Brussels Lof Tel.: 015/78.76.15 bepalen. Waarom wordt deze zin in tegenstelling geplaatst met de vorige? Hij is er juist een Fax: 015/36.15.94 Uitgever: E-mail:
[email protected] gevolg of een parafrasering van. Beter zou een immers of een dus zijn, of helemaal geen Kernredactie: Danny Ballet Bernard Hubeau (hoofdredacteur), Ruth Boone verbindingswoord. Advertising Manager: Redactieadres: (eindredacteur), Annelien Keereman (redacteur) Chris Lens De passage eindigt met het mooie in hoofde van. Van Dale noemt deze uitdrukking Belgisch Kluwer, De Juristenkrant Adviesraad: Nederlands, formeel. Dat is hier alvast de nagel op de kop: we hebben te maken met een Ruth Boone, Motstraat 30, Verantwoordelijke uitgever: Eric Brewaeys, Pol Deltour, Petra Foubert, Dirk 2800 Mechelen Hans Suijkerbuijk, Motstraat 30 overheidsopdracht van de Belgische staat. Correcter Nederlands maar vooral wat Leestmans, Ilse Samoy, Flip Voets Tel.: 015/36.15.89 - Fax: 015/36.16.96 2800 Mechelen vriendelijker en vlotter zou zijn: zonder dat de dienstverlener daardoor het recht heeft de E-mail:
[email protected] Vaste medewerkers: eenheidsprijzen te herzien of schadevergoeding te vragen. Behoudens de uitdrukkelijk bij Wet bepaalde Bart Aerts, Katayoun Alidadi, Elisabeth Prijzen: uitzonderingen mag niets uit deze uitgave Volgende keer nog een tweede pareltje uit dit inderdaad heel ‘bijzonder’ bestek. (incl. BTW en verzendkosten) Baeyens, Eric Brewaeys, Paul De Hert, Els een actuele kijk op recht
2
Er zal ruimtelijke ordening heersen
3
BURGERLIJK RECHT
Wettelijke samenwoning al wet maar nog niet in werking
7
© Wouter Van Vaerenbergh
GERECHTELIJK RECHT
19
Waarvoor dient een Vlaamse magistratenschool?
8
Interview Jean Laenens
9
Dat ondervond mevrouw Nicole V.G. Wegens mededaderschap aan een internationale handel in cocaïne werd zij veroordeeld door de correctionele rechtbank. Zij tekende hoger beroep aan, op de terechtzitting van het hof van beroep te Brussel verscheen zij niet en zij werd bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en een geldboete van 60.000 fr. Hiertegen tekende zij verzet aan. Ter zitting van het verzet verscheen haar raadsman. Die wou pleiten over de verjaring en wou daaromtrent ook een conclusie neerleggen. Beide zaken werden hem geweigerd, omdat zijn cliënte afwezig was. Het verzet werd ongedaan verklaard. Het cassatieberoep van beklaagde werd op zijn beurt verworpen. De dame liet het daar echter niet bij en legde de zaak voor aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dit Hof heeft al eerder de krijtlijnen over het recht van een beklaagde om zelf niet te verschijnen voor een strafrechtbank en zich te laten vertegenwoordigen door zijn raadsman uiteengezet in de arresten Poitrimol/Frankrijk (23 november 1993, Publ. Cour, Serie A, vol. 277) en Lala en Pelladoah/Nederland (22 november 1994, Publ. Cour, Serie A, vol. 297 A en B). Enerzijds mag de wetgever maatregelen nemen om ongerechtvaardigde afwezigheden te vermijden. Anderzijds moet de beklaagde altijd het recht krijgen zich op een adequate wijze te laten bijstaan door een raadsman, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Dat laatste principe overweegt.
9
Rechters matigen strafbedingen
Vrije beroepen boekhouden anders sinds januari
11
STRAFRECHT
Franchimont-droom is al voorbij
12
Schending van artikel 6 EVRM
In het arrest van 21 januari 1999 van het Hof van de Rechten van de Mens besluit het Hof dat de Belgische regeling van de vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde artikel 6.1 en 6.3c van het EVRM schendt. In België waande de wetgever zich nochtans in overeenstemming met die bepalingen door het bestaan van een verzetsprocedure. Als de beklaagde gedagvaard wordt en niet verschijnt, wordt hij bij verstek veroordeeld. Maar dan kan hij nog altijd verzet
- Veertiendaags (niet in juli en augustus) - Nr. 1 - 18 januari 2000
Afschaffing publiciteitsverbod advocaten
12
V
Antwerps rechtbankvoorzitter wil dat regering werk maakt van politiehervorming.
Procureurs slaken noodkreet
Gentenaars houden het been stijf
Met een beleidsnota van eind vorig jaar wordt publiciteit voor de Gentse pleiters voortaan mogelijk. De Gentse balie heeft voor een kleine aardschok gezorgd in de anders nogal serene wereld van de advocatuur. Met een beleidsnota van eind vorig jaar wordt publiciteit voor de Gentse pleiters voortaan mogelijk. Enkele drieste Gentse confraters hebben daar onmiddellijk verregaande conclusies aan verbonden.
Dat heeft dan weer tot een boze reactie geleid van de Vereniging van Vlaamse Balies, waarvan Gent overigens als enige Nederlandstalige balie geen deel uitmaakt. Maar de Gentse stafhouder Luc Demuynck laat zich
aantekenen, zodat het euvel kan worden rechtgezet. Volgens het Hof in Straatsburg is dat evenwel slechts een verplaatsing van het probleem. Als de beklaagde verzet aantekent en opnieuw niet verschijnt, wordt dat verzet immers ongedaan verklaard, zelfs als een raadsman verschijnt. Met andere woorden: vroeg of laat dient de beklaagde in persoon voor de strafrechtbank te staan. De Belgische regeling voldoet dus niet aan de Europese regelgeving.
door al de commotie niet uit het lood slaan. Luc Demuynck: “Wij zijn hier in Gent zeker niet over één nacht ijs gegaan. We stelden al lang vast dat het publiciteitsverbod dat in het reglement van de Nationale Orde voorkomt niet meer gehandhaafd werd. Vooral grotere kantoren konden de regels gemakkelijk omzeilen, zonder dat daartegen opgetreden werd. De ongelijkheid werd groter, ook onder invloed van het buitenland. Want kantoren die in een internationaal samenwerkingsverband zitten, kunnen zonder problemen publiciteit
Uitdrukkelijk bevestigt het Hof dat de beklaagde zijn recht zich te laten bijstaan door een raadsman niet verliest doordat hij alleen maar niet verschijnt. Het hof van beroep te Brussel had dan ook aan de raadsman van de beklaagde de mogelijkheid moeten geven haar te vertegenwoordigen. Dat was volgens het Hof in Straatsburg des te meer het geval, omdat de raadsman van de beklaagde enkel een middel wou opwerpen dat alleen op het recht
voeren. Vorig jaar heeft ook de Federatie van Vrije en Intellectuele Beroepen gepleit voor een opener informatiebeleid. Vandaar dat wij in onze Raad aan een werkgroep hebben gevraagd de hele problematiek te onderzoeken. In augustus 1998 is daarover ook een denkdag georganiseerd. De conclusie was dat het huidige publiciteitsverbod niet te handhaven is. Een en ander heeft geresulteerd in onze beleidsnota van eind 1998.” Flip Voets
Begin januari waren in het land niet minder dan 72 plaatsen van substituut vacant. Op een totaal van ruim vijfhonderd, betekent dit dat ongeveer vijftien procent van de plaatsen onbezet is. De toestand is niet overal even dramatisch. In het rechtsgebied Gent bijvoorbeeld is de bezetting min of meer normaal te noemen. Maar in Antwerpen, Brussel en bij sommige Waalse parketten is er een ernstige onderbezetting, die de werking van de dienst op de helling zet en voor aanzienlijke vertraging zorgt. Zo moet het Antwerpse parket, waar in een kader van 55 magistraten is voorzien, het in de praktijk stellen met een effectief van nauwelijks 40, vacatures en langdurige afwezigheden samengeteld. In Brussel is er bijna een kwart parketmagistraten tekort, al is de toestand daar op de rechtbank zelf minstens even schrijnend. Zie ook p. 16
Hoge Raad voor de Justitie treedt in werking Dossier op p. 2, 8 en 9
Gentse advocaten vervoegen Vlaamse rangen
Interview: zie p. 6
betrekking had (met name de verjaring) en niet op de feiten. De Belgische Staat moet aan mevrouw Nicole V.G., wiers naam nog talrijke malen zal weergalmen in de hoven en rechtbanken van dat land, een schadevergoeding van 300.000 fr. betalen.
Luc Arnou
De Vlaamse balies vormen uiteindelijk toch één front. De raad van de Gentse orde van advocaten heeft besloten lid te worden van de Vereniging van Vlaamse Balies. De Gentenaars hebben lang cavalier seul gespeeld, maar daar komt dus een einde aan. Gent is niet te beroerd om van houding te veranderen, ook niet nadat er nog een ultieme overwinning is geboekt tegen de VVB in de rechtsstrijd rond de opheffing van het reclameverbod. De andere balies hadden het Gent niet in dank afgenomen dat de Arteveldestad als eerste komaf maakte met het publiciteitsverbod. De verzamelde ordes en hun stafhouders waren
daarom naar de rechtbank getrokken om in kort geding de schorsing te vragen van de Gentse ‘beleidsnota over het publiciteitsverbod’. Nadat ze al in eerste aanleg waren afgewezen,
stuurt het hof van beroep in Gent de andere balies nu ook wandelen. In een arrest van 20 december 1999 heet het dat de raden van de orde in principe niet bevoegd zijn
om onderling op te treden tegen elkaar of tegen de stafhouder van een andere balie. Als ze van oordeel zijn dat een andere raad van de orde of een stafhouder een bindend reglement van de nationale orde negeert of overtreedt, dan moet er maar klacht ingediend worden bij de nationale orde, vindt het hof van beroep. Gent krijgt dus opnieuw gelijk.
Hof Mensenrechten 21 januari 1999 www.dhcour.coe.fr.
De Juristenkrant - 1
zie verder op p. 7
(
N I ET
10
Het is zover
Er heerst een groot personeelstekort bij de parketten. De toestand is zorgwekkend, en daarom willen de procureurs de functie van parketmagistraat beter gaan promoten. Gedacht wordt aan betere contacten met de universiteiten en een folder waarin het beroep van parketmagistraat wordt toegelicht. Het personeelstekort is uitvoerig aan bod geweest op het tweemaandelijkse overleg van de procureurs van het land. Dat overleg bestaat nog maar sinds vorig jaar, en is een uitloper van het Octopusakkoord.
E E RT I E N D A AG S
Het is de afgelopen weken en maanden tot vervelens toe herhaald. In dit nieuwe millennium wordt alles anders. Als die stelling opgaat voor één domein, dan is dat wel voor de justitie. De Belgische justitie heeft een zware crisis achter de rug. Het mislukte onderzoek naar de Bende van Nijvel en de affaires van de ontvoerde en vermoorde kinderen waren daarvan de meest in het oog springende uitingen. Zelf ervaren de gerechtsmedewerkers vrijwel dagelijks de gevolgen van een verwaarloosde infrastructuur en van een achterstand op veel vlakken. Maar nu is er verandering in zicht. Het Octopusakkoord heeft de plannen uitgetekend voor wat sommigen de grootste justitiehervorming noemen sinds 1830. De eerste realisaties op dit vlak, zoals de Hoge Raad voor de Justitie, zijn ondertussen in werking getreden en ze zullen spoedig hun effect op het terrein doen gevoelen. De leden van de Hoge Raad koesteren in elk geval grote ambities, zoals mag blijken uit de gesprekken die dit blad had met een aantal onder hen. Ook de politiediensten ondergaan de komende jaren een ware gedaantewisseling. Binnen korte tijd zullen we in dit land nog maar een enkele politie kennen, en wordt er dus gebroken met een jarenlange traditie van versnippering en concurrentie. Het worden dus boeiende jaren voor de justitie en de politie van dit land. Want zullen de aangekondigde hervormingen ook hun doel bereiken? Daarnaast blijven magistraten uiteraard een maatschappelijke rol spelen die van het allergrootste belang is. Rechterlijke uitspraken zijn meer dan ooit beleidsmatig van aard, nu er vele wetgevers zijn die bovendien niet altijd heldere en eenduidige wetten maken. Ook de balie en het notariaat zijn in voortdurende evolutie. Sinds 1 januari is een gemoderniseerde notariswet van kracht. De advocatuur zoekt naar een uitweg uit de communautaire crisis die de beroepsorganisatie nu al geruime tijd lamlegt en die nieuwe, gezamenlijke initiatieven bemoeilijkt. In het bedrijfsleven, in de sociale organisaties en bij de overheid spelen juristen zoals voorheen een wezenlijke rol, niet enkel als adviseurs van het beleid, maar meer en meer tekenen ze mee nieuwe structuren uit die een antwoord moeten geven aan de vragen van deze tijd.
zie verder op p. 3
I N
J U L I
E N
A U G U S T US
) - 5
E
J A A R G A N G
- N
R
. 61 - 15
J A N U A R I
2003 - ISSN-1374-3538 - PR
I J S
2,50
ArBitrAge
EEN FRAUDEUR SLAAGT ERIN OM GEDURENDE MEER DAN ZEVEN MAANDEN FINANCIËLE
VOOR BEGINNENDE
TRANSACTIES TE LATEN DEKKEN DOOR BETALINGEN VAN EEN BANK.
HET HOF VAN
BEROEP OORDEELT DAT DE BANK ONVOOR-
ADVOCATEN?
ZICHTIG IS GEWEEST EN DAAROM EEN DEEL
8
VAN DE SCHADE ZELF DIENT TE DRAGEN.
HET HOF VAN CASSATIE IS HET DAAR NIET
MEE EENS. VOLGENS HET HOF KAN HET NIET
DAT EEN DADER MINDER SCHADEVERGOEDING MOET BETALEN OMDAT HET SLACHT-
ZWARE CRIMINALITEIT FEDERALE POLITIE PIKT ‘BOEVENWAGENS’ IN
12
ENVERDER
GENETISCH ONDERZOEK EN AIDSTEST VERBODEN IN
ARBEIDSVERHOUDINGEN
Baas Staatsveiligheid wil consensusfiguur zijn DIRK LEESTMANS
‘De Staatsveiligheid is een absolute noodzaak voor de democratie.’ Dat zegt Koen Dassen, de nieuwe administrateur-generaal van de Staatsveiligheid in een exclusief gesprek met De Juristenkrant. ‘Ik wil een consensusfiguur zijn. Het zou een slechte zaak zijn, mocht met de wisseling van de politieke meerderheid ook telkens de baas van de Staatsveiligheid veranderen. Geef me vijf jaar de tijd om me hier te bewijzen.’ De nieuwe administrateur-generaal vindt dat de staatsveiligheid een rol te spelen heeft in het inlichtingenwerk. ‘Als die rol zou worden overgenomen door de politiediensten of militaire diensten, geven we toe aan het terrorisme. Dat wil niets liever dan destabilisatie.’ Dassen geeft toe dat de Staatsveiligheid in het verleden te veel en secret leefde en daardoor een deel van haar krediet verspeelde bij politici. ‘We moeten ons door ons werk bewijzen. Dat is de challenge waar ik voor sta.’ De nieuwe administrateur-generaal ziet in het terrorisme een van de diepste crisissen van de laatste decennia. ‘Dit is een nieuwe oorlog waar we wereldwijd mee geconfronteerd worden. België is niet de eerste schietschijf van terroristen, maar we zitten in een internationale context waarbij het systeem van de huidige machthebbers wordt belaagd.’ Lees verder BLADZIJDE
16
ApArte regeling voor
over internAtionAle
INTERVIEW MET
GENEVIÈVE BOLIAU
NAAR TWEE JAAR STAGE
nr
AdvocAAt JohAn Billiet
© Sven Schoukens
DOCUMENTATIE
OFFER ZELF NALATIG IS GEWEEST.
WOUTER GELDHOF
Met de hulp van een aangestelde van de bank en doordat de bank zelf naliet haar interne controles uit te voeren, slaagt een oplichter erin om in een tijdspanne van ruim een half jaar een bank meer dan 4,5 miljoen euro (183 miljoen frank) ‘lichter’ te maken. De fraudeur wordt door het hof van beroep in Luik schuldig bevonden aan valsheid in geschrifte en oplichting. Op burgerlijk gebied besluit het hof dat de schade mee veroorzaakt is door de onvoorzichtigheid van de bank en dat zij daarom een derde van haar schade zelf dient te dragen. De bank vecht deze uitspraak aan voor het Hof van Cassatie. Een normaal zorgvuldige bank volgt de boekhouding strikt op, voert interne controles uit en legt adviezen op verschillend niveau naast mekaar bij het uitvoeren van operaties van een bepaalde omvang. Door dat in deze zaak na te laten, heeft de bank als slachtoffer van het misdrijf zelf ook een fout begaan. Het hof van beroep in Luik past daarop de equivalentieleer toe: de eigen onzorgvuldigheid van de bank maakt een fout uit en zonder die fout had de concrete schade zoals die door de bank geleden werd, zich niet kunnen voordoen. Voor het Hof van Cassatie beroept de bank zich op het algemeen rechtsbe-
ginsel ‘fraus omnia corrumpit’: de misdrijven valsheid in geschrifte en oplichting hebben als noodzakelijk bestanddeel het bedrieglijk opzet of de bedoeling schade toe te brengen aan een ander en in dat geval mag de dader geen profijt halen uit de eigen fout van het slachtoffer.
FRAUS OMNIA CORRUMPIT Het hoogste rechtscollege dient aldus te beslissen of het voorrang geeft aan de equivalentieleer of aan het algemeen rechtsbeginsel ‘fraus omnia corrumpit’. Het Hof verbreekt het arrest. Het oordeelt dat het algemeen rechtsbeginsel verbiedt dat de auteur van een opzettelijk misdrijf een vermindering kan bekomen van de schadevergoeding omdat het slachtoffer zelf nalatig is geweest. Deze zaak toont veel gelijkenissen met de discussie van goed twintig jaar geleden over de vraag uit het contractenrecht of de dwaling van de bedrogene verschoonbaar moet zijn. Kan de bedrogene de nietigheid van het contract en/of schadevergoeding bekomen, ook al heeft hij het bedrog door zijn eigen (zelfs grove) nalatigheid niet doorzien? Zoals men weet heeft het Hof van Cassatie dit vraagstuk in het voordeel van de bedrogene beslecht, eveneens op grond van het beginsel ‘fraus omnia corrumpit’. Het oordeelde eerst dat de onvoorzichtigheid of zelfs grove en onverschoonbare nalatigheid van het slachtoffer van het bedrog niet ingeroepen kan worden door de medecontractant (Cass. 23 september 1977, A.C. 1978, 107). Later herbevestigde het Hof deze uitspraak en voegde daar aan toe - voor zover dat nog nodig was - dat de onvoorzichtigheid of nalatigheid van de bedrogene degene die de schade heeft veroorzaakt niet kan ontslaan van de volledige vergoeding ervan (Cass. 29 mei 1980, A.C. 1980, 1201. Eigen cursivering). Aldus stelde het hof duidelijk dat in geval van bedrog de schadevergoeding van het slachtoffer niet verminderd kan worden door de eigen fout van de bedrogene.
boodschap van het Hof van Cassatie is duidelijk: oplichters, fraudeurs of bedriegers kunnen zich niet beroepen op de naïviteit, de onzorgvuldigheid of grove nalatigheid van hun slachtoffers om te ontsnappen aan de volledige vergoeding van de schade die zij aan deze slachtoffers toebrengen. We kunnen ons afvragen of het Hof van Cassatie met deze rechtspraak het niet al te gemakkelijk maakt voor naïeve en onoplettende burgers. Neemt het Hof op deze manier niet iedere incentive weg om zelf voldoende alert te zijn en werkt het zo niet de onzorgvuldigheid van tal van deelnemers aan het rechts- en handelsverkeer in de hand? Ik denk het niet. Vooreerst laat niemand zich graag oplichten. Bovendien is de kans op een volledige vergoeding van de schade eerder klein. Vaak is de fraudeur onvoldoende vermogend om (al) zijn slachtoffer(s) volledig te vergoeden, of - erger nog - is hij ondergedoken en vindt men hem zelfs nooit meer terug. Men kan dit vergelijken met de bescherming van de zwakke weggebruiker van artikel 29bis WAM. Het is niet omdat deze telkens, behoudens in geval van zelfmoord(poging), vergoed wordt voor de schade als gevolg van zijn letsels, dat hij niet meer zal opletten wanneer hij in het verkeer komt. Het eigen lijfsbehoud spoort hem al voldoende aan om uit te kijken. Deze rechtspraak richt zich voornamelijk tot kandidaat-fraudeurs en -oplichters en heeft een ontradend effect. Naast en bovenop de strafrechtelijke sancties die hen boven het hoofd hangen, riskeren zij ook burgerlijk aansprakelijk te worden gesteld voor de schade die zij aanrichten. Daarbij kunnen zij onder geen beding ontkomen aan de volledige vergoeding ervan. Speculeren op de naïviteit en onzorgvuldigheid van de opgelichte is dus geen interessante belegging! (De auteur is advocaat)
Cass. 6 november 2002, www.cass.be
INCENTIVES De drie uitspraken liggen in dezelfde lijn en de
FREEDOM OF SPEECH
Dyab Abou Jahjah kondigde enkele weken geleden een klacht aan tegen eerste minister Guy Verhofstadt naar aanleiding van uitspraken van de premier in het parlement omtrent zijn persoon en de ArabischEuropese Liga. Zo’n klacht, indien ze er komt, botst op de parlementaire ‘freedom of speech’. Artikel 58 van de Belgische Grondwet stelt dat geen lid van beide kamers kan vervolgd worden of aan enig onderzoek worden onderworpen naar aanleiding van een mening of een stem uitgebracht in de uitoefening van zijn functie. Een analoge onverantwoordelijkheid geldt ook voor ministers (art. 101, lid 2 G.W.). Op p. 6 bespreekt Dirk Voorhoof een arrest van 17 december 2002 van het Europees Mensenrechtenhof - in de zaak A. tegen Verenigd Koninkrijk - dat het principe van de absolute vrijheid van het parlementair debat erkent. Lees verder BLADZIJDE
6
Europees Mensenrechtenhof erkent absolute vrijheid parlementair debat
De Juristenkrant - 1
lode de Witte Wil stenen
BurgerliJke zAken mAg
BliJven verleggen
4
© Elisabeth Broekaert
Soap-liefhebbers moeten zich de laatste De Belgische politieke en financiële wer gebombardeerd in een Fortis-soap vol in de val van de regering. Hoe is het zover k kunnen we eruit leren? De Juristenkrant raar gerechtelijk recht Matthias Storme recht Hendrik Vuye (UHasselt).
Op 12 december 2007 ondertekenden de voorzitters van de Raad, de Commissie en het Europees Parlement het Handvest van de grondrechten. Door toedoen van het Verdrag van Lissabon, dat de Europese Unie grondig hervormt en zelf één dag later plechtig werd ondertekend, wordt dit Handvest in de nieuwe Unie een juridisch bindend instrument. Maar fundamentele rechten en vrijheden krijgen niet enkel door de juridisering van het Handvest een prominente plaats toegewezen binnen de vernieuwde Unie. Via het hervormingsverdrag heeft de EU zich er immers ook toe verbonden om toe te treden tot het EVRM.
Steven Dewulf
at het hervormingsverdrag veel gewicht verleent aan fundamentele rechten, komt al onmiddellijk tot uiting in de grondslagen van de EU. De waarden waarop de nieuwe Unie rust (omschreven in artikel 2 EU) zijn de achting voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtstaat en eerbiediging van de mensenrechten. Ook bij de Uniedoelstellingen in een nieuw artikel 3 EU wordt meermaals verwezen naar de grondrechten. Zo worden het bevorderen van de waarden van de Unie, de bescherming van mensenrechten in betrekkingen met de wereld en de bescherming van kinderrechten
Het Charter is een aanvulling op andere internationale overeenkomsten
vooropgesteld. Ook op andere plaatsen worden (specifieke) grondrechten aangehaald, zo bijvoorbeeld in artikel 10 van het nieuwe ‘verdrag betreffende de werking van de Europese Unie’, waar een verbod op discriminatie staat beschreven. De kernbepaling in de nieuwe structuur is echter artikel 6 EU. Allereerst wordt conform deze laatste bepaling het Charter van de grondrechten, dat op 12 december 2007 door de voorzitters van Raad, Commissie en Parlement werd ondertekend en afgekondigd, een juridisch bindend instrument, Dit ‘Handvest’ stamt al uit 2000. Toen had de
tekst louter de waarde van een politiek document, ook al had het Handvest naderhand via de rechtspraak van het Gerecht van Eerste Aanleg en sinds 2006 ook van het Hof van Justitie toch al een zekere juridische waarde verworven. Volgens het nieuwe artikel 6, lid 1 EU erkent de Unie de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de Grondrechten, en krijgt het dezelfde rechtskracht als de Unieverdragen. Niet enkel de Unie, haar instellingen en organen, maar ook de lidstaten moeten, weliswaar alleen wanneer ze EU-recht ten uitvoer leggen, de rechten zoals ze vervat liggen in het Handvest respecteren, en dit onder het toeziende oog van het Hof van Justitie. Het Charter moet beschouwd worden als een aanvulling op andere internationale overeenkomsten, waarbij wordt benadrukt dat de rechten erin vervat moeten worden uitgelegd in overeenstemming met het EVRM en de grondwettelijke bepalingen van de lidstaten. Over de toetreding van de Unie tot het EVRM, lees verder bladzijde 2
De redactie van De Juristenkrant wenst alle lezers een gelukkig 2008. Ook dit jaar zullen wij ons voluit inzetten om u op de hoogte te houden van de juridische actualiteit.
Veertiendaags (niet in juli en augustus) - 8e jaargang - erkenningsnummer: P409978 - prijs 3 euro
Ruth Boone ingrid moriau
Klimaatopwarming zet juridisch statuut Antarctica onder druk
Na de strategische strijd over de Noordpool, is nu het zuidpoolgebied aan de beurt. De Britten staken begin oktober het vuur aan de lont door een groot deel van de zeebodem rondom Antarctica te claimen. Daarmee zetten zij de speciale ecologische status van het continent op de helling. Lees bladzijde 5
Karel Rimanque: ‘Handen af van artikel 195’
Dedecker moet doping kritiek inslikken
In zijn laatste les voor hij met emeritaat ging, maakte grondwetspecialist Karel Rimanque van de Universiteit Antwerpen een vernietigende analyse van de wijze waarop politici omspringen met de Grondwet. ‘Als men wil vermijden dat de Grondwet een verwarrende en overbodige akte wordt, zou men best buiten het politiek strijdgewoel werken aan een nieuwe, moderne grondwet. In geen geval is het aangewezen om de procedure om de Grondwet te herzien te vereenvoudigen’. John De Wit geeft een overzicht van de belangrijkste kritieken.
Een recent vonnis veroordeelt politicus Jean-Marie Dedecker (LDD/Gezond Verstand) wegens aantasting van de eer en reputatie van onder andere wielrenner Tom Boonen. In een aantal interviews had Dedecker te verstaan gegeven dat drie Belgische topwielrenners een dopingkuur hadden gevolgd in de aanloop naar het wielerseizoen 2006. Aangezien voor de aantijgingen geen enkel bewijs werd geleverd, is er sprake van een inbreuk op de zorgvuldigheidsnorm die ook een politicus in acht moet nemen.
Lees bladzijde 3
Lees bladzijde 6
ISSN 1374 3538 - afgiftekantoor brussel x - Wolters Kluwer België - Motstraat 30 - 2800 Mechelen
Dagelijks een snelle analyse van nieuwe wetgeving uit het Staatsblad?
U leest het op www.legalworld.be
colofon
Karl Hendrickx Taaladviseur bij het Rekenhof - docent Rechtstaalbeheersing UA en KULeuven
?
Hebt u ook een vraag over juridisch taalgebruik? Stuur ze naar
[email protected]. Karl Hendrickx beantwoordt ze graag.
4 | de juristenkrant - 15 juni 2011
de Busser, Evelien de Kezel, Tom Decaigny, Joris Deene, Karl Hendrickx, Frank Judo, Bjorn Ketels, Dirk Leestmans, Katrien Lefever, Koen Muylle, Ronny Saelens, Frank Schuermans, Reinhard Steennot, Eddy van Camp, Karel Van Cauwenberghe, Jan Van Delm, Peter Van Elsuwege, Wouter Vandenhole, Wim Vandeputte, Pim Vanwalleghem, Rudy Verbeke, Dirk Voorhoof
Jaarabonnement 2010: € 61 Voor vragen over abonnementen: Klantenservice Kluwer Uitgevers Tel.: 0800/14 500 (gratis nummer) e-mail:
[email protected] Adreswijziging: Bij wijziging van adres, graag een e-mail naar
[email protected]
19
© Wouter Van Vaerenbergh
Grondrechten krijgen prominente plaats in nieuwe Unie
Legal World
e
161 - 16 januari 2008
gouverneur
verzet in strAf- en
10
© LotusHead
In ons land geldt nog altijd het principe dat een beklaagde voor de strafrechtbanken, met uitzondering van de meeste zaken voor de politierechtbank, moet verschijnen in persoon.
HANDELSRECHT
FISCAAL RECHT
JURIDISCHE
Smartengeld voor slachtoffers: tranen met duiten vergoeden is niet eenvoudig.
© Photos.com
Hoe racisme bestrijden zonder persvrijheid te ontmantelen
Een Actuele Kijk op het Recht
Een Actuele Kijk op het Recht
- Maandelijks (niet in juli en augustus) - Nr. 1 - Februari 1999
© Quirit
INHOUD
PUBLIEK RECHT
DOCUMENTATIE
Verplichting te verschijnen voor strafrechter: België veroordeeld
Hypnovisuals
BELGIË
Paul Bolsius/VUM
RECHTSWETENSCHAPPEN
© Bart Dewaele
Een Actuele Kijk op het Recht
JURIDISCHE
KLUWER
worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder uitdrukkelijk voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.
ie in deze zaak boter op het hoofd heeft, is helemaal nog niet duidelijk. Daar gaan we dan ook nog niet op in. De Juristenkrant ging met Matthias Storme en Hendrik Vuye wel dieper in op het principe van de scheiding der machten en hoe dat in België wordt toegepast. We polsten naar de dieperliggende oorzaken van de malaise waarin de rechtsstaat verzeild raakte en vroegen hoe het in de toekomst verder moet. Volgens Storme bestaat er geen enkel grondwettelijk systeem dat uitgaat van een absolute scheiding der machten. ‘Waar het om gaat, is een model te vinden dat ervoor zorgt dat de macht verdeeld is, en dat er voor elke macht een tegenmacht bestaat. Het gaat vooral om checks and balances, maar tegelijkertijd ook om het fundamentele recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter.’ Voor Vuye kent de scheiding der machten veel facetten: een filosofische, een politieke en een juridische. Over die laatste is Vuye formeel: ‘De onafhankelijkheid van hoven en rechtbanken moet gevrijwaard worden, en tegelijk dient bepaald welke bevoegdheden de hoven en rechtbanken kunnen uitoefenen ten opzichte van
Veertiendaags (niet in juli en augustus) - 10e jaargang - erkennin
>
Het Hof vindt echter dat op een discriminerende wijze afbreuk wordt gedaan aan het recht op het privéleven van een kind, door te bepalen dat een kind het vermoeden van vaderschap niet meer kan betwisten na de leeftijd van 22 jaar of na het jaar te rekenen vanaf de ontdekking van het feit dat de echtgenoot niet de vader is, terwijl dat vermoeden met geen enkele biologische of socio-affectieve realiteit overeenstemt. Door de korte verjaringstermijn zou het kunnen dat het kind niet meer beschikt over de mogelijkheid om zich tot de rechter te wenden die rekening kan houden met de vaststaande feiten en met het belang van alle betrokken partijen, zonder dat dit kan worden verantwoord door de zorg om de rust van de families te bewaren wanneer de familiale banden onbestaande zijn. Het Grondwettelijk Hof besloot dat artikel 318 § 2 B.W. het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel en het recht op een privéleven (zoals verankerd in de Grondwet en het EVRM) schendt, wanneer het vermoeden van vaderschap niet overeenstemt met de biologische waarheid, noch met de socio-affectieve waarheid. Uit het arrest van het Grondwettelijk Hof zou afgeleid kunnen worden dat een grond wetsconforme wettelijke regeling de termijn om het vermoeden van vaderschap te betwisten zou moeten verlengen. Bovendien zou die termijn gelijkgeschakeld moeten worden met de termijn om het vaderschap te betwisten voor een kind dat buiten het huwelijk geboren is, zodat geen discriminatie meer zou bestaan naargelang een kind binnen of buiten een huwelijk geboren wordt.
ANALYSE
De actualiteit roept vaak juridische vragen op. In deze rubriek analyseert De Juristenkrant de juridische achtergronden van een actueel thema.
Discriminatie privéleven kind Het Grondwettelijk Hof beantwoordde beide prejudiciële vragen bevestigend. Bij de interpretatie van de termijn van artikel 318 § 2 gaat het Hof ervan uit dat het vermoeden van vaderschap niet overeenstemt met de biologische waarheid, noch met de socio-affectieve waarheid. Daarbij houdt het Hof rekening met de feiten die aan de zaak ten grondslag liggen. De rust van de families en de rechtszekerheid van de familiale banden enerzijds en het belang van het kind anderzijds, zijn volgens het Hof legitieme doelstellingen om de onbeperkte mogelijkheid tot betwisting van het vaderschap te verhinderen. Het vaststellen van een verjaringstermijn voor het instellen van een vordering tot onderzoek naar het vaderschap kan dan ook worden verantwoord.
(De auteur is referendaris bij de rechtbank van eerste aanleg in Gent. Hij schreef deze bijdrage in eigen naam) GwH, nr. 96/2011, 31 mei 2011 www.grondwettelijkhof.be
Op 26 mei 2011 werd Ratko Mladić, één van de laatste door het Joegoslaviëtribunaal gezochte oorlogsmisdadigers, gearresteerd in Servië. Zijn arrestatie wordt gezien als een overwinning in de strijd tegen de straffeloosheid, en is inhoudelijk van groot belang voor het werk van het tribunaal. Aangezien Mladić en Radovan Karadžić terecht staan voor dezelfde misdrijven, rijst de vraag of zij ook samen kunnen worden berecht.
Ratko Mladić was tijdens de oorlog in Bosnië-Herzegovina de militaire aanvoerder van de Bosnische Serviërs en vocht voor de aansluiting van het Servische deel van Bosnië bij Servië. Hij slaagde erin om ongeveer 70 procent van Bosnië onder Servisch bevel te plaatsen, maar wel tegen een hoge prijs. De voormalige Bosnisch-Servische generaal wordt samen met Radovan Karadžić verantwoordelijk geacht voor onder meer de belegering van Sarajevo en het terroriseren van de burgerbevolking, etnische vervolging van Bosnische en Kroatische moslims en gijzeling van VN-personeel. De tandem Karadžić en Mladić is nog het meest bekend voor hun vermoedelijke rol als respectievelijk politiek en militair leider van de massamoord in de moslimenclave Srebrenica, waar in juli 1995 naar schatting 7.000 tot 8.000 moslimjongens en -mannen om het leven werden gebracht. De aanklacht tegen Mladić is het spiegelbeeld van de aanklacht tegen Karadžić. Beiden werden al in 1995 gedagvaard om samen in Den Haag terecht te staan voor dezelfde oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid en genocide. Karadžić werd op 21 juli 2008 gearresteerd en zijn proces is op 26 oktober 2009 van start gegaan. Omdat de arrestatie van Mladić op zich liet wachten, werden beiden zaken gesplitst (een proces in absentia is onmogelijk voor het Joegoslaviëtribunaal). Het proces tegen Karadžić is ondertussen al anderhalf jaar aan de gang. Volgens de Rules of Procedure and Evidence (RPE) is de samenvoeging van beide zaken theoretisch nog mogelijk, en de hoofdaanklager van het Joegoslaviëtribunaal, de Belg Serge Brammertz, heeft in een persconferentie naar aanleiding van de arrestatie van Mladić gezegd dat het voor het tribunaal en de slachtoffers logisch zou zijn dat Karadžić en Mladić samen worden berecht voor dezelfde misdrijven, de één als politieke leider en de ander als militaire leider. Het Office of the Prosecutor (OTP) onderzoekt op dit moment of het opportuun is alsnog de (gedeeltelijke) samenvoeging te vorderen. De beslissing over de samenvoeging ligt in ieder geval in handen van de rechters. Zij hebben een discretionaire bevoegdheid en wegen verschillende elementen tegen elkaar af, alvorens eventueel een samenvoeging te bevelen. De rechten van verdediging zijn bij die belangenafweging van primordiaal belang. Een gezamenlijke berechting is om proceseconomische redenen interessant en biedt verschillende voordelen. Getuigen moeten slechts éénmaal de revue passeren, wat een minder zware belasting is voor hun fysieke en mentale gezondheid, en hun bescherming vereenvoudigt. Als een getuige maar één keer de verplaatsing naar den Haag moet maken, worden bovendien de kosten daarvan (vlucht, overnachting, psychologische bijstand tijdens het proces) gereduceerd. Daarenboven heeft één gezamenlijk proces als voordeel dat het bewijs over dezelfde strafrechtelijke feiten op dezelfde manier wordt gepresenteerd voor beide beklaagden en de onderlinge (machts)verhoudingen tussen de beklaagden en hun respectieve strafrechtelijke verantwoordelijkheid beter worden geëvalueerd. De bewijzen worden ook beoordeeld door dezelfde rechters, wat resulteert in een meer consistente rechtspraak. Belangrijk voor een gezamenlijke berechting is dat de beklaagde dezelfde rechten van verdediging heeft als wanneer hij alleen zou worden berecht (Rule 82(A) RPE). Volgens vaste rechtspraak van het Joegoslaviëtribunaal betekent het ‘hebben van dezelfde rechten’ niet dat de beklaagde recht heeft op ‘identieke rechten’. De processituatie van de beklaagde is sowieso verschillend wanneer hij samen met iemand anders wordt berecht in plaats van alleen. Er kunnen bijvoorbeeld getuigenissen zijn die, hoewel ze maar betrekking hebben op één beklaagde, de andere beklaagde, doordat hij samen met de eerste beklaagde terechtstaat, mede in een slecht daglicht kunnen stellen (spill over evidence). De kernvraag bij de belangenafweging is of het verschil/nadeel voor de betrokkene van die grootorde is dat het zijn rechten van verdediging schendt. Een element dat mogelijk tegen de samenvoeging pleit is de periode van bijna drie jaar tussen de arrestatie van Karadžić en Mladić. Iedere beklaagde heeft het recht voldoende tijd en faciliteiten te krijgen zijn zaak voor te bereiden. Door de omvang van de aanklachten duurt het gemakkelijk een jaar na de arrestatie vooraleer de zaak daadwerkelijk van start kan gaan en de eerste getuigen kunnen worden opgeroepen. Mladić heeft, net zoals Karadžić, recht op die voorbereidingstijd, wat de samenvoeging alleen nog meer kan uitstellen. Hoofdaanklager Brammertz ziet alvast verschillende opties en een gedeeltelijke samenvoeging (en dus splitsing van de verschillende aanklachten tegen Mladić zelf) lijkt niet uitgesloten. Wordt een (gedeeltelijke) samenvoeging gevorderd, dan hebben de rechters de moeilijke taak te oordelen of daarmee de rechten van verdediging van Mladić niet ernstig worden geschaad. Afwachten dus welk konijn er uit de procedurele hoed wordt getoverd en hoe het omvangrijke en zware proces er zal uitzien. De tandem Karadžić en Mladić zal zijn verantwoordelijkheid niet ontlopen en er volgt tenminste een proces, ‘so justice can be done’.
© Belga
© Claudiad
analyse Karadžić en Mladić ook procedurele tandem?
Emmanuelle De Bock, Aspirant FWO Vlaanderen, Universiteit Antwerpen.
15 juni 2011 - de juristenkrant | 5
Zoveel meer dan een toga De Conferentie aan de balie van Antwerpen bestaat dit jaar 125 jaar en dat moest gevierd worden. De Conferentie daagde modeontwerpers uit om na te denken over het concept ‘toga’, één van de symbolen van de advocatuur. Vrijdagavond 27 mei onderging het Vlinderpaleis een make-over en werd het een catwalk voor de Toga 125 Fashion Award.
Annelien Keereman Foto’s: Wouter Van Vaerenbergh
B
ovenaan de trappen van het Antwerpse Justitiepaleis worden we opgewacht door een erehaag van toga’s. Langs de ramen zien we ook toga’s uit andere landen opgesteld. De catwalk waar straks de toga’s zullen worden geshowd, loopt in een vierkant, rond het VIP-eiland. Met een glaasje bubbels en nette obers die tussen de genodigden door laveren, is de sfeer uitgelaten. De drukke werkweek wordt samen met de confraters op een feestelijke manier afgesloten. Het omgetoverde justitiepaleis gonst van verwachting. Voor het de beurt is aan de advocaten-modellen, geven de voorzitter van de Conferentie en de cultuurverantwoordelijke, John Maes en Christophe Vangeel, nog een extra woordje uitleg. Hoe ze op het idee gekomen zijn (bij een pintje op een terras), wat de toga betekent (zoals een witte jas hoort bij een dokter, zo hoort een toga bij een advocaat), en wat de wettelijke voorschriften zijn (heel vaag, dus het huidige model is niet het enige mogelijke). Voor de wedstrijd werkte de Conferentie samen met de modeopleiding aan het KASK in Gent en het Flanders Fashion Institute (FFI). In de jury: Kati Verstrepen van de Orde van Vlaamse Balies, modeontwerpster Chris Janssens, Wim Denolf van Knack Weekend, rechtbankvoorzitter Jacques Mahieu, togamaker Mark Van Hove en modejournaliste Veerle Windels. Om kwart na tien breekt dan eindelijk het moment aan waarop iedereen zat te wachten. Herman Van Veen spoort de modellen aan om
plaats te maken, ‘Opzij, opzij, opzij’, want het advocatenleven is jachtig. Nadien slaat de stemming een beetje om en klinkt ietwat dreigende muziek, waarop de advocaten in hun klassieke toga’s voortschrijden, verborgen achter een anoniem wit masker. Zo omsingelen ze het VIP-eiland. De sfeer is gezet. Het publiek is klaar voor de nieuwe toga’s.
Out of the box Van de meer dan 150 inzendingen worden 56 ontwerpen geshowd. Sommige blijven heel dicht bij de klassieke toga - of toch op het eerste gezicht, andere hebben er ogenschijnlijk niets meer mee te maken. Het eerste ontwerp, is meteen een eyecatcher van formaat: ‘the beast’, compleet met gewei. De ontwerpen volgen elkaar mooi op, telkens met opzwepende of swingende muziek en een aangepaste choreografie. ‘Op één of andere manier was er telkens een match tussen het ontwerp en het model, dat was schitterend om te zien’, zeggen Mieke Verguts en Wendy Michiels van het bestuur van de Conferentie, en die mee de organisatie op zich hebben genomen. We hebben gezien: de boerkatoga, de Belgische driekleur, een doorzichtige plastieken toga met rode letters op, een machotoga, de Marie-Antoinette, een uitkleedtoga… De modellen doen het uitstekend, ze hebben uitstraling. Sommige pasjes zijn niet helemaal synchroon, maar dat maakt het sympathiek. Het ene model loopt met uitgestreken gezicht, het andere kijkt lachend in het publiek. Allemaal krijgen ze een lading aanmoedigingen, applaus en enthousiast geroep. Nadat alle toga’s getoond zijn, volgt er nog een showronde van de pret-àporter-collectie van jurylid Chris Janssens.
6 | de juristenkrant - 15 juni 2011
Het winnende ontwerp van Liene Rabaey. Als sluitstuk lopen de advocaten allemaal nog eens achter elkaar een aantal toertjes over de catwalk. De mannelijke modellen laten zich de goedkeurende blikken van het publiek welgevallen, en ook de vrouwen geven nogmaals het beste van zichzelf. Wanneer Satisfaction van Benny Benassi uit de boksen knalt, gaat de zaal uit z’n dak. Ze oogsten een overweldigend applaus.
Hard geoefend De prijsuitreiking volgt onmiddellijk na de show, de jury heeft in de loop van de middag al beraadslaagd, dus moet niemand lang op zijn honger blijven zitten. Julie Van den Berghe wint een tweede prijs voor haar beestachtige toga met gewei. De andere tweede prijs gaat naar Patrick Christiaens voor zijn triptiek rond de spreekwoordelijke drie toga’s die een advocaat in zijn carrière aanschaft, een idee dat goed tot uiting komt in zijn toga. De eerste prijs is voor Liene Rabaey met haar ‘uitkleedtoga’. ‘Het geheel is historisch geïnspireerd, maar alle onderdelen apart zijn wel hedendaagse kledingstukken’, licht ze haar ontwerp toe. Op de catwalk werd haar ontwerp door drie dames geshowd: de dame voorop
droeg het klassieke togasilhouet, haar hofdames (zo leek het wel) kregen de stukken die zij uitdeed en trokken die aan. Zo pelde de toga af tot twee jassen, een rok, een witte sjaal, een topje… om te eindigen met een hedendaags kort jurkje. ‘De overgang tussen zwart en wit wou ik wat minder hard maken, dus heb ik er een stukje met een vichyruitje in verwerkt.’ En leuk om te doen, nadenken over een toga? ‘Ik heb er echt van genoten! Het leek eventjes of ik weer op de schoolbanken zat, zo intens was ik ermee bezig. Het was ook meer dan alleen maar een ontwerp bedenken, we moesten een heel dossier indienen met schetsen, een mood board en het idee achter onze toga.’ We steken ook ons licht eens op bij de modellen, hebben zij ervan genoten? ‘Je mag model zijn zonder bekritiseerd te worden als model: een once in a lifetime opportunity!’, betoogt Annelies De Coster enthousiast. Fiona Denissen vult aan dat haar toga heel comfortabel zat: ‘Het was een luchtige stof, de ideale zomertoga. Maar ik ben toch blij dat ik advocate ben en geen model, dat catwalk-lopen is niet zomaar wat wandelen (lacht).’ Véronique Cambré bevestigt dat: ‘We hebben er veel tijd in gestoken en ontzettend hard geoefend. Het
© De Juristenkrant
Kort
Eentalige arresten
Voor dit ontwerp kreeg Julie Van den Berghe de tweede prijs.
Onder de indruk Hoe goed alles ook georganiseerd, geoefend en genaaid is, alles staat of valt met de reactie van het publiek. Dat was gelukkig heel enthousiast, zo bleek al tijdens de show. Tim De Clercq vat het samen in drie woorden: ‘Verrassend, plezant, dynamisch.’ Thomas Debaene geeft toe dat het beter was dan hij verwacht
had: ‘Het zag er professioneel uit. Er liepen bovendien een aantal mooie modellen mee, die ik nog niet eerder gezien had. En waanzinnig veel publiek!’ Ook de andere balies waren uitgenodigd en aanwezig. Ruth Knopfs: ‘Zoiets heb ik nog nooit gezien in Brussel, ik ben onder de indruk’. Bestuursleden van de Conferentie Mieke Verguts en Wendy Michiels besluiten met enkele bedenkingen over hun opdracht: ‘Hoe pak je zoiets aan? Je moet geld vinden, de grootte inschatten… En de organisatie combineren met je werk, dat is nog het moeilijkste. Maar we zijn tevreden vrouwen. Het was een mooie show voor een jubileumjaar.’ Winnares Liene Rabaey ontvangt 2.000 euro voor haar toga. Na de show zullen alle togaontwerpen nog te zien zijn in een rondreizende tentoonstelling langs een aantal gerechtsgebouwen, samen met verschillende internationale toga’s en een selectie van de studieweek van het KASK.
Hogere interest Overheidsdiensten die hun facturen voor overheidsopdrachten te laat betalen, moeten bovenop het verschuldigde bedrag een
verwijlinterest betalen. Die verwijlinterest stijgt lichtjes bij de overheidsopdrachten die gegund werden vóór 8 augustus 2002. De rentevoet wijzigt niet bij de recenter gegunde opdrachten. De rentevoet van de verwijlinteresten voor overheidsopdrachten die gegund werden tussen 8 augustus 2002 en vandaag, bedraagt sinds januari 2010 8 procent. Dat blijft voorlopig zo. De maandelijkse rentevoet voor de werken, leveringen of diensten die aangekondigd werden op of na 1 januari 1981 en die gegund werden vóór 8 augustus 2002, stijgt van 3,25 naar 3,50 procent. De hogere rentevoet geldt sinds 1 mei 2011. Voor opdrachten die niet aan de algemene aannemingsvoorwaarden zijn onderworpen, gelden de algemene regels van de wet op de betalingsachterstand. Die rentevoet bedraagt ook 8 procent voor de eerste 6 maanden van dit jaar.
Erratum In de vorige editie was sprake van Bob Peeters bij DLA Piper. Dat moet uiteraard Bob Martens zijn.
Toga 125 Fashion Award, gezien op 27 mei in het Antwerpse justitiepaleis.
Verjaringsbepalingen in het Belgisch recht Ubi lex distinguit, debemus distinguere Auteurs : I. Claeys, M. De Ruysscher, L. Wermoes
Een overzicht van verjaringsbepalingen in het Belgisch recht! Verjaringsdebatten worden soms op het scherpst van de snee gevoerd. Verjaring of niet is immers een spel van alles of niets. Bovendien staan niet alleen de belangen van partijen, maar ook die van hun adviseurs op het spel.
Online bestellen?
Alhoewel de wetgever jaarlijks diverse nieuwe verjaringsbepalingen invoert en het Grondwettelijk Hof en ook het EHRM zich meer en meer over de verenigbaarheid van verjaringswetten met het gelijkheidsbeginsel en met het recht op toegang tot de rechter moeten buigen, bestond er tot nog toe nog geen Nederlandstalig overzicht van verjaringsbepalingen in het Belgisch recht.
ISBN: 9789046532003 Bestelcode: BP/VERJAR-BI10001 Publicatievorm: Boek Omvang: 774 pagina’s
Meer dan 1000 verjaringsbepalingen werden over de jaren heen verzameld, al hopen de auteurs dat de wetgever spoedig werk maakt van een grondige vereenvoudiging van het verjaringslandschap.
Eenmalige aankoop: € 147,00 incl. btw
Consulteer de inhoudstafel online go.kluwershop.be/VERJAR
go.kluwershop.be/VERJAR 10-0331-2
was heel leuk!’ Onder de modellen-advocaten hoor ik ook veel lof over confrater Hilde Minnen. Zij heeft niet meegelopen, maar is wel als enige advocate zelf achter de tekentafel gekropen. ‘Ik wou de richtlijnen uit het KB van ’68 respecteren, en die zijn zo vaag dat mijn ontwerp ook effectief zou kunnen. Als alternatief voor onze huidige toga, die eerder als een ‘zak’ staat, heb ik gezocht naar een elegant ontwerp, dat toch heel draagbaar en deftig is en waar elk type vrouw mee zou staan. Het is een korte togajurk in A-lijn geworden. Ik hoor mensen wel spreken over een sexy minitoga, maar dat klopt niet, want hij is bovenaan hooggesloten. Veel vrouwelijke confraters hebben mij al gezegd dat ze hem direct zouden willen aandoen.’
De federale regering beperkt het aantal arresten van de Raad van State dat naar de andere landstaal zal worden vertaald. De ‘Dienst Overeenstemming’ van de Raad van State vertaalt momenteel alle eentalige arresten van de afdeling bestuursrechtspraak die reglementaire besluiten betreffen of die geselecteerd werden door een Selectiecommissie omwille van hun belang voor een goed begrip van de rechtspraak van de raad. Het systematisch vertalen van alle arresten over reglementaire besluiten ‘verzwaart de taak van de dienst’, aldus de regering. ‘De praktische voordelen van deze maatregel zijn nauwelijks merkbaar’ als de raad de schorsing of vernietiging uitspreekt van
een tekst die maar in één taal bestaat. En dus zal de verplichting tot het vertalen van de arresten over reglementaire besluiten alleen nog gelden voor wettelijke akten die zowel in het Nederlands als in het Frans werden uitgevaardigd. Het KB dat het vertaalregime versoepelt, trad in werking op 16 mei 2011. Het geldt voor alle arresten tot schorsing van de tenuitvoerlegging of tot vernietiging van een reglementair besluit die vanaf die datum worden uitgesproken. Het KB geldt ook voor alle arresten die na 1 januari 1995 werden uitgesproken en die nog niet vertaald zijn. De Raad van State zelf is niet onverdeeld gelukkig met dit regeringsinitiatief. Hij merkt in zijn advies op dat de regering momenteel ontslagnemend is en dat haar bevoegdheden zich beperken tot het afhandelen van de lopende zaken. De raad vraagt zich af of het KB wel binnen die beperkte bevoegdheden past.
BESTELLEN IS MAKKELIJK: bel 0800 14 500 fax 0800 17 529 •
[email protected] www.kluwershop.be
15 juni 2011 - de juristenkrant | 7
Lotte Smets: ‘Ik heb gezocht naar een trainingsmethodiek die ervoor zorgt dat de aangeleerde verhoormethoden en technieken ook daadwerkelijk toegepast worden én blijven toegepast worden.’
‘Coaching verhoorders leidt tot meer empathie.’ Met die titel stuurde de universiteit Gent een persbericht de wereld in om het doctoraatsonderzoek van Lotte Smets kenbaar te maken. Daarmee neemt de rechtspsychologe een vliegende start. Haar werk rond coaching van ondervragers in strafzaken wordt nu al toegepast bij de politie en aan de balie. ‘Toegegeven, ik heb, met de implementatie van Salduz, ook de timing wat mee.’ Een interview over vragen en antwoorden en het spel van de rollen. ‘We zijn pionierswerk aan het doen.’
Dirk Leestmans
H
oe belangrijk is het verhoor eigenlijk nog in het recherchewerk? ‘Uit onderzoek van zo’n tien jaar geleden blijkt dat 70 à 80 procent van het recherchewerk bestaat uit verhoren. We zien dat belang wel afnemen naarmate de forensische technieken evolueren. Maar het blijft hoe dan ook een van de belangrijkste recherchetechnieken, omdat de informatie die je via een verhoor krijgt niet te vervangen is door een forensische techniek. DNA bewijs is maar wat het is, het verhaal eromheen ontbreekt. En dat kan precies slechts door een verhoor verkregen worden. Verklaringen blijven dus erg belangrijke stukken in de puzzel. Het gaat om datgene wat mensen vertellen.’ - Al is dat als bron soms ook erg dubieus? ‘Het is dubieus als het verhoor niet naar behoren wordt uitgevoerd.’ - Wat heb je precies onderzocht? ‘Ik heb gezocht naar een trainingsmethodiek die ervoor zorgt dat de aangeleerde verhoormethoden en -technieken ook daadwerkelijk toegepast worden én blijven toegepast worden.’ - Een politieman die een wapen draagt, moet geregeld schietoefeningen doen om die techniek te blijven beheersen. Is er dan niets soortgelijks voor het verhoor? ‘Neen. Sterker nog: de cursus verhoortechnieken werd nog maar tien jaar geleden geïntroduceerd op de Nationale Rechercheschool. Daarvoor leerde men het van elkaar op de vloer.’ ‘Die evolutie heeft te maken met een veranderende tijdsgeest. Jarenlang werd het verhoor beschouwd als iets wat zich binnenskamers bij
de politie afspeelde. Maar het verhoor wordt steeds transparanter. En met Salduz wordt die evolutie nog ’s bevestigd.’
‘Ik beloofde in elk geval de volledige waarheid te spreken, maar ergens moet ik iets fout begrepen hebben, want de waarheid die ik vertelde, interesseerde niemand en haalde het bloed van onder hun nagels. Buylle werd niet alleen door zijn zesde zintuig, maar ook door zijn kalmte in de steek gelaten: ‘Goade godverdomme weer rond de pot beginne draaien! Doe maar voort manneke. Maar vergeet niet dat ik gelijk ne pitbull aan uw broek blijf hangen, tot de dood ons scheidt’ Na zijn schreeuwtirade bleef hij mij onbeweeglijk in de ogen kijken.’ (Uit Olav Herreman, Ze hadden een dader nodig en dat was ik, uitg. Van Halewijck) - Heb je tijdens je onderzoek vastgesteld dat de politie echt fouten maakt? ‘Dat heb ik niet vastgesteld tijdens mijn onderzoek. Ik deed weliswaar observaties van politieverhoren, maar niet langdurig genoeg om daarover uitspraken te doen.’ ‘We hebben wel gemerkt dat rechercheurs door hun ervaring en persoonlijkheid een eigen verhoorstijl ontwikkelen. De ene is beter in het verhoren van minderjarigen, de ander in het verhoren van verdachten. Zo ontwikkelde iedereen gaandeweg zijn eigen specialisme. Dat was ook de politietop van de Federale Politie in Gent niet ontgaan. Zij vroegen zich af of die kennis niet strategischer ingezet kon worden in de praktijk. Men wou de sterktes van mensen beter laten renderen. Vandaar hun vraag om mensen te coachen.’
8 | de juristenkrant - 15 juni 2011
- Hoe gaat het coachingsysteem werken? ‘We werken met zeven mensen omdat we bewust kleinschalig willen opbouwen. Een jaar lang worden de zeven coaches ervaringsgericht opgeleid. Ze krijgen theoretische bagage mee en dan worden ze het veld ingestuurd en moeten ze op hun beurt drie tot vier collega’s coachen.’ - Moet een goed rechercheur elk verhoor aankunnen? ‘Nee, we verwachten dat wel, maar het is niet realistisch. Je kan niet verwachten dat iedereen in alles goed is.’ ‘Er is een getuigenverhoor, een verdachtenverhoor, minderjarigenverhoren,… In de categorie verdachten heb je ook allerlei types… Een fraudeur ondervagen veronderstelt andere capaciteiten dan pakweg het verhoor van een passioneel moordenaar.’ - Kan je de juiste verhoorder altijd op de juiste plaats zetten? ‘Ook dat gaat niet, al was het om organisatorische redenen. Bovendien is een verhoor een dynamisch proces en je kan niet echt voorspellen hoe een verhoor zich zal ontwikkelen. Er is overigens geen blauwdruk van een ideaal verhoor. Maar het is wel belangrijk dat een rechercheur zich bewust is van zijn sterktes en zwaktes.’ - Waarom is dat zo belangrijk als je toch polyvalent moet blijven? ‘Je moet rechercheurs blijvend een spiegel voorhouden waarin ze zichzelf bezig zien. Zo leren ze te zien hoe ze overkomen bij verdachten, collega’s,… En klopt dat beeld met wat ze van zichzelf denken? Dat inzicht leidt ertoe dat aangeleerde methoden en technieken ook bewuster worden toegepast in de praktijk.’ ‘Uit mijn onderzoek blijkt dat onze methodiek een taboesfeer kan doorbreken. Rechercheurs begonnen onderling te praten over hun aanpak. Toegeven dat men misschien niet zo goed is in een bepaald aspect van een verhoor, is niet evident.’ ‘Rond het verhoor blijft een sfeer hangen, noem het machogedrag, die het moeilijk maakt zwakheden openlijk toe te geven; de ego’s zijn belangrijker dan het resultaat. En dus blijft
© Elisabeth Broekaert
‘Politie en advocatuur moeten meer communiceren’ men alle verhoren doen om toch maar niets toe te geven.’ ‘Die taboesfeer rond het geven van feedback aan elkaar hebben we kunnen doorbreken. Da’s al heel wat.’ - Wat is het taboe precies? ‘In België is er geen feedbackcultuur, en zeker niet bij de politie. Hier spreken we ons niet zo gemakkelijk uit over elkaars professionele vaardigheden.’ Binnen de politie zijn er toch systemen van evaluaties? ‘Die evaluaties zijn niet toegespitst op de verhoortechnieken en methoden. Dat wordt daar niet besproken.’ - Als het verhoor dan toch zo belangrijk is, waarom beschouwt men het dan niet als een basiscompetentie en test men dat vooraleer je aan recherchewerk kan beginnen? ‘Idealiter zou het zo moeten zijn. Mijn copromotor prof. Filip De Fruyt heeft een instrument ontwikkeld waarmee je verhoorcompetenties van individuen kwantitatief in kaart kan brengen; dat instrument zou daarbij kunnen helpen.’
‘Van toen af merkte ik een verandering in de houding van onderzoeksrechter Heimans. Enkele maanden later, tijdens een andere ondervraging gebeurde het dat ik naast hem zat, aan zijn kant van de tafel. Ik was druk bezig om een verklaring op te stellen, en hij hielp mij bij het zoeken naar de juiste woorden om, in gerechtelijke taal, uit te drukken wat ik wilde zeggen. Halverwege vroeg hij of ik graag koffie wilde, en toen ik zijn aanbod aannam, ging hij die persoonlijk voor mij halen.’ (uit Pol Hauspie, Priester, muzikant, piloot, uitg. Pelckmans)
Koffie of taart - Een bekentenis wordt vaak beschouwd als het toppunt van een ondervraging. Terecht? ‘Neen absoluut niet. Een bekentenis kan zonder meer gegeven worden. Veel weet je dan niet als rechercheur. Bovendien zijn niet alle bekentenissen waarheidsgetrouw. Motieven, achtergrondinformatie… zijn belangrijke elementen >
> om de puzzel bij elkaar te krijgen. Na een bekentenis moet het verhoor als het ware opnieuw beginnen om alles af te toetsen in het licht van die bekentenis. Klopt het wel?’ - Scoringsdrift en tunnelvisie zijn evidente fouten? ‘Tunnelvisie is een heel menselijk fenomeen, gebaseerd op een aantal psychologische fenomenen. Je gelooft zo hard in iets dat je alle signalen gaat interpreteren als een bevestiging van wat je gelooft. Het is erg moeilijk om dat los te laten, om heel neutraal en met een open vizier een verhoor in te stappen. Daarbij komt ook nog het zogenaamde buikgevoelen, de intuïtie. Heel veel rechercheurs hebben een sterke intuïtie, maar dat betekent nog niet dat die ook klopt.’ - Is intuïtie niet per definitie onbetrouwbaar? ‘Eigenlijk wel. Maar het leeft wel onder politiemensen. Dus lijkt het me beter tegen die mensen te zeggen, wees u daarvan bewust en ga er alert mee om.’ - Bleek uit uw onderzoek dat iedereen zich daarvan bewust is? ‘Ik heb mogen werken met de crème de la crème van de federale en lokale recherche. Die mensen waren gemotiveerd om mee te doen. Ze zagen het niet zozeer als een onderzoek maar meer als een opportuniteit om hun methoden en technieken bij te schaven en zich verder te ontwikkelen. Maar ik kan me best voorstellen dat sommigen die niet met mij wilden meewerken, van zichzelf denken dat ze de knepen van het vak voldoende onder de knie hebben en geen bijscholing nodig hebben. Daar heb ik geen bewijs voor, maar ik vermoed het wel.’ - Je pleit voor een permanente vorming met verhoorcoaches? ‘Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld tijdens een verhoor door bijstand in de regiekamer van een verhoorlokaal. Maar coaching betekent ook ondersteunen en begeleiden van rechercheurs door geregeld samen te zitten: hoe pakken we dit best aan? Het is een constant bewustwordingsproces.’ - Is het niet evident dat collega’s mekaars hulp opzoeken als ze geconfronteerd worden met een probleem? Een verhoor gebeurt toch vaak ook in het kader van teamwork? ‘Klopt. Men werkt wel strategisch-technisch samen, maar niet rond het verhoor als zodanig.’ ‘De politiecultuur is en blijft een specifieke cultuur. Ik heb dat ook mogen ervaren als jonge vrouw die haar onderzoek wou doen. Men zag me als student terwijl ik al wel afgestudeerd was. Als wetenschappelijk onderzoeker krijg je niet zo makkelijk toegang tot die wereld. Je moet je status afdwingen.’ ‘En dan nog….Ik heb wel verhoren mogen meemaken maar ik heb toch voornamelijk gewerkt met rollenspelen; dat geeft ook al aan dat men niet graag, laat ons zeggen, pottenkijkers heeft.’
‘Hun arrogantie en betweterigheid waren olie op het vuur. Ik wilde wel meewerken, maar als zij alles wat niet in hun eigen verhaaltje paste als leugens bestempelden, dan mochten ze het vergeten. Dit was het einde van mijn medewerking. Als ze het toch zo goed wisten, dan moesten ze het zelf maar uitzoeken. Daar werden ze tenslotte voor betaald. Amen en uit.’ (uit Carl De Schutter, Tussen maffia en moord, uitg. Van Halewijck) - Welke verhoortechnieken zijn het belangrijkst? ‘Open vragen stellen en niet suggestief zijn. Zachte, empathische verhooreigenschappen zijn belangrijke ingrediënten voor de waarheidsvinding. Een verhoor kan natuurlijk nooit comfortabel zijn, maar het is wel de bedoeling omstandigheden te creëren waardoor er effectief contact is en waarheidsgetrouwe communicatie kan zijn. Als er geen contact is tussen mensen zullen ze ook niets zeggen, laat staan criminele feiten.’ - En als je dat toepast op mensen die erg extreme feiten pleegden. Moet een rechercheur zich ook dan empathisch opstellen? ‘Een rechercheur moet dat kunnen. Hij moet het onderscheid maken tussen de persoon en
de feiten. Het verhoor moet in alle omstandigheden correct blijven. Er mag geen ongeoorloofde druk zijn. Empathie betekent overigens alleen dat je je inleeft alsof je ’t zelf meemaakt. Maar het woordje ‘alsof’ is erg belangrijk.’ ‘Hoe meer je focust op het verkrijgen van informatie, hoe minder informatie je krijgt, da’s het paradoxale. Als je je daarentegen meer concentreert op contact leggen, komt de informatie als het ware vanzelf.’ - Moet je dan praten over koetjes en kalfjes? ‘Als mens zijn we geneigd ons te hechten. Als we ons hechten, voelen we ons comfortabel. En als we ons comfortabel voelen, functioneren we goed. In een verhoor is het net zo.’ ‘Het moet ook klikken met elkaar. Als je als rechercheur het gevoel hebt dat het niet klikt, geef je het verhoor misschien beter door aan een collega. Als er geen communicatie is, is er geen verhoor.’ ‘Je moet je grenzen natuurlijk wel weten te leggen en je blijft in je rol van verhoorder. Koffie kan, een koekje misschien ook, maar een stuk taart zou te veel van het goede zijn. De rechercheur stelt de vragen en hij wordt geacht de zaak te leiden. Het is aan de verdachte om te antwoorden.’
Subjectief pv Vraag van de politieman: ‘Houdt u van kinderen?’ Mijn antwoord: ‘Jazeker.’ Vraag: ‘Waarom?’ Antwoord: ‘Omdat ze zo spontaan uit de hoek kunnen komen. Soms echt geestig.’ Vraag: ‘En seksueel?’ Antwoord: ‘Niets seksueels. Heeft daarmee niets te maken.’ Wat zet de inspecteur in zijn proces-verbaal? ‘De verdachte bekent dat hij van kinderen houdt.’ Leep of kwaadaardig?’ (uit Roger Huyghe, De rechtbank heeft van mij een pedofiel gemaakt, uitg. Van Halewijck) - Het verhoor is één zaak, de neerslag ervan is een andere. Hoe moet je het verhoor zo objectief mogelijk weergeven? ‘Ik ben een groot voorstander van audiovisueel verhoor. Het gebeurt nog veel te weinig. In mijn onderzoek botste ik daar op tegenstand. Ik vroeg de rechercheurs een verhoor te doen en tegelijk te verbaliseren. Men gaf aan dat ze moeilijk op beide aspecten gefocust konden zijn, hoewel ze dat in de praktijk dus wel doen. Maar dat lag blijkbaar te gevoelig om zich zo te laten observeren.’ ‘Het verhoor en het proces verbaal zijn inderdaad twee afzonderlijke dingen. Ook in mijn trainingen hebben we het alleen over het verhoor, nooit over het verbaliseren. Daar is nog veel werk aan de winkel.’ ‘Gesproken taal en geschreven taal zijn al wezenlijk verschillend. U kent ook dat politietaaltje: u zegt mij dat… Maar zelfs als je ‘t letterlijk zou uitwerken, blijft de non verbale communicatie onzichtbaar, de intonaties onhoorbaar…. Een pv zou idealiter een afspiegeling moeten zijn van hetgeen zich in het verhoor heeft afgespeeld, maar soms bevat het niet eens de kern van hetgeen in een verhoor wezenlijk gebeurt. In een pv lezen we vooral een chronologisch verhaal van hoe de feiten zich hebben afgespeeld. Niet de realiteit van het verhoor wordt geverbaliseerd, wel de realiteit van hoe de feiten zich hebben afgespeeld of althans zoals de rechercheur dat optekent.’ - Die conclusie is belangrijk? ‘Niet voor niets wil ik daarop verder wetenschappelijk werken. Dat is mijn volgende ambitie.’ ‘De manier waarop nu wordt geverbaliseerd is heel heterogeen. Het is tijd om standaarden uit te vaardigen. Maar nu al hoor je de politie zuchten. Ze doen een verhoor van een kwartier en hebben twee uur administratief werk. Onderschat de papieren rompslomp niet.’ - Stelt het probleem zich des te meer bij anderstaligen en mensen van andere origine? ‘Aan de politiescholen is er aandacht voor interculturele communicatie. Terecht, want het is erg belangrijk. Een goed contact veronderstelt ook dat je begrip hebt voor andere normen en
waarden en dat je ook daar respect toont.’ - In de realiteit spreken een aanzienlijk deel politiemensen over verdachten in termen van crapuul? ‘Ook dat heb ik gemerkt en daar ben ik soms van geschrokken. Ik heb crue uitspraken gehoord. Politiemensen krijgen nu eenmaal te maken met een doelgroep die zaken doen die andere mensen niet doen. Dat leidt tot het categoriseren van mensen. Ik wil het niet goedpraten, maar ik begrijp het wel.’ - Legt dat geen hypotheek op de neutraliteit? ‘Dat gevaar is reëel. Ook om die reden is het belangrijk mensen te coachen, zodat ze zich ook bewust worden van die gevaren.’
Salduz - Kan de aanwezigheid van een advocaat daarbij helpen? Is het Salduzarrest principieel een goede zaak? ‘Ik vind vooral dat Salduz eigenlijk niets zou mogen veranderen voor rechercheurs. Er verandert veel voor de advocatuur maar voor de verhoorders zou dat niet het geval mogen zijn. Idealiter moet hij zijn verhoor doen zoals het hoort en daarbij mag iedereen komen kijken.’ - De weerstand tegen de aanwezigheid van een advocaat is in de praktijk wel groter? ‘Dat is zo.’ ‘De vraag is of er geoorloofd of ongeoorloofd tewerk wordt gegaan. Maar die vraag stelt zich ook voor de advocaat. De advocaat moet het verhoor wel blijven respecteren. Het blijft een ondervraging, ook al gaat het over zijn cliënt. De advocaat mag toekijken om te zien of alles behoorlijk verloopt, maar hij mag natuurlijk het werk van de politie niet boycotten.’ ‘Ik ga uit van een grote integriteit van de advocaat. Een advocaat heeft zich ook te houden aan een bepaalde code en deontologie. Het verhoor blijft een bevraging naar de waarheid en de advocaat heeft dat te respecteren.’ - Een advocaat en vooral zijn cliënt wil de waarheid soms liever niet boven zien komen? ‘En dan is de vraag hoe ver je daarin gaat als advocaat.’ - U geeft ook opleidingen aan de balie? ‘Ik geef die opleiding op vraag van de balie van Antwerpen, maar ook in Kortrijk en binnenkort in Gent. Het is een tweedaagse training waarbij onder andere wordt stilgestaan bij de theorie van het politieverhoor.’ - Weten ze dat dan niet? ‘De ervaren strafpleiters natuurlijk wel, maar er zijn ook advocaten die dat veel minder weten. Ik werk met een heterogeen publiek.’ - Wat kan een advocaat doen als hij vaststelt dat er ongeoorloofde dingen gebeuren tijdens een verhoor? ‘De rol van de advocaat is nog niet zo duidelijk. Sommigen willen een actieve rol, anderen een passieve rol. Maar advocaten willen wel iets kunnen doen, niet zomaar er bijzitten en toekijken.’ ‘De vraag is wat kan en wat niet? Op basis van beeldmateriaal ga ik de discussie aan met advocaten. Ook aan de hand van rollenspelen met een trainingsacteur zetten we een en ander in beeld. Zo proberen we die bijstand concreet voor te stellen.’ ‘In de training focussen we op de communicatie. Hoe breng je een boodschap over? En ook, hoe intervenieer je als je denkt dat er ongeoorloofde dingen gebeuren, zonder in strijd te gaan met de politie, in het belang van beide partijen.’ - Maar het blijven wel partijen die tegenover elkaar staan? Voor sommige politiemensen is de advocaat de vijand? ‘En omgekeerd. Dat neemt niet weg dat je efficiënt moet blijven communiceren. Het gaat over de cliënt die daar zit. Ik wil graag een brug bouwen tussen politie en advocatuur. Nog voor Salduz een wettelijk feit is, is er strijd. De stereotypen vieren hoogtij aan beide zijden. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat die strijd er niet meer is?’ - En dat is? ‘Het klinkt misschien wat basaal maar naast het juridische werk uiteraard gaat het er bijvoorbeeld over dat je jezelf voorstelt als je naar het politiekantoor gaat. Dat je de rechercheur een hand geeft. Als advocaat kom je op het ter-
rein van iemand anders, de politie, de onderzoeksrechter.’ ‘Het feit dat het verhoor jarenlang niet transparant is geweest, betekent ook dat het allemaal niet zo duidelijk is, ook niet voor advocaten.’ - Wat wil je precies bereiken? ‘Salduz zichtbaar en tastbaar maken; hoe werkt dat nu? Door het te doen, wordt het concreet en kan je advocaten zodanig voorbereiden dat ze op een integere manier, met focus op de rechten van de verdachte, hun bijstand invulling geven.’ ‘We weten bijvoorbeeld uit Nederlands onderzoek dat de aanwezigheid van een advocaat geleid heeft tot wantoestanden. De advocaat trachtte contact te krijgen met zijn cliënt door tot vervelens toe lawaai te maken met ’n plastic bekertje, met de gordijnen te spelen, met de bic te knipperen. De politie reageerde daar erg geïrriteerd op.’ - Gaat het niet over elementaire beleefdheid? ‘Zo zou je het ook kunnen omschrijven.’ ‘Vernieuwing roept altijd weerstanden op. Onderschat het emotionele aspect daarbij niet. En als emotie de bovenhand halt, worden elementaire zaken wel ’s vergeten. Betrokkenen stellen zich volop vragen; hoe moet ik verder mijn job invullen?’ ‘We zijn pionierswerk aan het doen. Voor de volgende generatie zal dit allemaal evident zijn maar nu is het nog even zoeken. En dan is het vreemd om zien hoe beide beroepsgroepen, politie en advocatuur, geen communicatie met elkaar hebben. Dat is jammer, want ze staan voor dezelfde bezorgdheden. Er is meer gelijkenis dan men zou denken.’ - U gaat uit van een harmonisch model waarbij iedereen wil meewerken aan de waarheidsvinding. Is dat realistisch? ‘Ik denk het wel. In Nederland zie je bijvoorbeeld dat de politie eerst zo veel mogelijk informatie tracht te verzamelen. Men verhoort pas als men voldoende bewijsmateriaal heeft om er de verdachte mee te confronteren; die veranderingen zie je ook.’ ‘En ook al zijn er tegenovergestelde belangen tussen politie en advocaat, dat neemt niet weg dat je als individu niet met elkaar in strijd moet gaan. We merken na die tweedaagse training dat mensen daar toch wel iets aan hebben. Men ziet elkaar bezig in het rollenspel en dat werkt geruststellend. Dat is positief.’ ‘Van de cursisten krijg ik in elk geval als feedback dat ze het jammer vinden dat ze de lessen niet eerder kregen. Rond het rollenspel hangt een sfeer van ‘het zijn maar spelen’. Of er wordt hoogdrempelig naar gekeken; ik moet iets doen en mijn collega’s kijken naar mij. Maar ik heb nu al zo’n twintig groepen gehad en ik krijg telkens van de mensen te horen dat ze het erg leerrijk vonden om anderen aan het werk te zien en om feedback te krijgen op het eigen rollenspel. Ondanks alle kritische vragen gaat het daarom: het slagen van een leerproject hangt niet alleen af van het leertraject maar ook hoe de mensen het ervaren. Ik ben overtuigd van wat ik doe. En ik geloof dat het op termijn een verschil kan maken.’
(De auteur is journalist bij de VRT-nieuwsdienst) Op 1 juli 2011 vindt in het Provinciehuis in L euven de studiedag ‘Het Salduz-arrest: tussen uniform en toga’ plaats. Op de studiedag zal de Salduz-wet besproken worden. Meer informatie: Yves.stevens@politeia
BIOgrafie NAAM: Lotte SMETS °1980 LOOPBAAN: - Master psychologie, specialisatie rechtspsychologie,Leiden, 2005 - Master klinische psychologie, Gent, 2007 - Dr. in de criminologische wetenschappen; Gent, 2010
15 juni 2011 - de juristenkrant | 9
Forum
[email protected]
Verordening sluit deurwaarder niet uit van Europees betalingsbevel
Mireille Persijn Kris Slabbaert
B
ij verordening van het Europees parlement nr. 1896/2006 werd het Europees betalingsbevel ingevoerd. Het doel is de geschillenbeslechting in grensoverschrijdende zaken over niet-betwiste geldvorderingen te vereenvoudigen, te versnellen en goedkoper te maken door een Europese betalingsbevelprocedure in te voeren, en het vrije verkeer van Europese betalingsbevelen tussen lidstaten te bewerkstelligen door minimumnormen te stellen. Daardoor moet in de lidstaat van tenuitvoerlegging voorafgaand aan de erkenning en de tenuitvoerlegging geen intermediaire procedure worden ingeleid. Er is bij de rechtbanken onzekerheid of een gerechtsdeurwaarder het formulier A tot verzoek om een Europees betalingsbevel mag ondertekenen. In het bijzonder verwijzen be-
Ger. W. vermelde personen is de gerechtsdeurwaarder uitgesloten. Het verzoekschrift, zo wordt gesteld, moet door de eisende partij zelf of een advocaat worden ondertekend. Die argumentatie voldoet ons inziens niet. De verordeningen zijn rechtstreeks toepasselijk in het interne recht zonder enige omzettingshandeling (artikel 249 EG). Ze hebben voorrang op de interne wet. Elke rechter heeft de plicht binnen het kader van zijn taken het gemeenschapsrecht toe te passen en effect te verlenen, zo nodig met terzijdestelling van de interne wet (HvJ nr. C-106/77, Simmenthal). De verplichting om het interne recht dat strijdig is met rechtstreeks werkende bepalingen van gemeenschapsrecht buiten toepassing te laten, en ook daarbuiten het interne recht zoveel mogelijk conform het gemeenschapsrecht te interpreteren, geldt ook voor andere organen van de overheid dan de rechter, bijvoorbeeld voor de griffier (C-6/90, Francovich & Bonifaci).
De EEB-verordening sluit nergens de gerechtsdeurwaarder uit. paalde rechtbanken naar het feit dat de verordening niet uitdrukkelijk regelt wie de eiser of verweerder mag vertegenwoordigen ingeval die daarvoor opteert, zodat ter zake de regels van nationaal recht gelden. Aangezien, zo klinkt de redenering, in het Belgisch procesrecht partijen zich enkel kunnen laten vertegenwoordigen door de in artikel 728
Het afwijzen van het verzoekschrift om redenen van Belgisch procesrecht is dan ook manifest onjuist. Ter zijde wil ik trouwens opmerken dat er ook een aantal verzoekschriften, specifiek in het uitvoeringsrecht, wel degelijk door een gerechtsdeurwaarder kunnen worden ondertekend naar Belgisch recht, en waarbij de gerechtsdeurwaarder
© Belga
Volgens kandidaat-gerechtsdeurwaarders Mireille Persijn en Kris Slabbaert mogen gerechtsdeurwaarders - in tegenstelling tot wat een aantal rechtbanken stellen - wel degelijk een verzoekformulier A voor een Europees betalingsbevel ondertekenen.
In de verordening wordt verwezen naar de vertegenwoordiging ‘door een advocaat of een andere beoefenaar van een juridisch beroep’. naar Belgisch recht dan wel degelijk kan optreden voor zijn verzoeker. Een voorbeeld is het verzoekschrift tot beslag buiten de woonst. Verder stipuleert artikel 7 lid 6 van de verordening dat het verzoek moet worden ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger. In artikel 24 van dezelfde verordening wordt verwezen naar de vertegenwoordiging ‘door een advocaat of een andere beoefenaar van een juridisch beroep’. Gezien het om de beoefenaar van een juridisch beroep moet gaan, komt onmiskenbaar ook de gerechtsdeurwaarder, naast de bedrijfsjurist en de notaris, in aanmerking. De EEB-verordening sluit verder nergens de gerechtsdeurwaarder uit, noch wordt de advocaat een exclusieve bevoegdheid toege-
kend. De verwijzing naar artikel 728 Ger. W. lijkt ook niet doorslaggevend. Artikel 728 Ger. W. ressorteert onder het hoofdstuk ‘Verschijning van de partijen na dagvaarding’ daar waar de rechters in hun argumentatie steeds verwijzen naar de vorm van het verzoekschrift. Het lijkt dan ook onmiskenbaar dat de gerechtsdeurwaarder in België het verzoekformulier A voor een Europees betalingsbevel mag ondertekenen.
(De auteurs zijn kandidaat-gerechtsdeurwaarder) www.krisslabbaert.be
column | Rudy Verbeke
Een soort van waar
© WVV
Je mag nog zo gemotiveerd en enthousiast je werk doen,vroeg of laat kom je een dossier tegen dat je graag anoniem in een vondelingenschuif zou achterlaten. De materie of de partijen liggen je niet of omwille van een je-ne-sais-quoi-gevoel vertoon je selectieve verlammingsverschijnselen als je hand zich in de richting van de farde beweegt. Hier loert het gevaar dat de bundel zo lang onaangeroerd blijft, dat de dagen weken worden en de weken maanden. De ervaring leert dat je zo’n nefast verschijnsel maar op één manier te lijf kunt gaan: aanpakken en doorbijten. Doe het vlug en betoom je zelfmedelijden. Immers, eens een dossier aversie opwekt, neemt die nooit vanzelf af. Integendeel, wat eerst maar een nare schimmel was, wordt een potige zwam, en als die overrijp ontploft laat hij een nageslacht van ontelbare sporen na. Dat is niet goed. Het zijn zaadjes van ontevredenheid met de natuurlijke missie te groeien. Jos Vandeloo’s croton is ook klein begonnen, maar we weten hoe hij ‘meneer H.’ in zijn kantoortje uiteindelijk meedogenloos verstikte. Wie blijft wegkijken van een schimmeldossier kan zich alleen narigheid op de hals halen en blijft niet gespaard
10 | de juristenkrant - 15 juni 2011
van lastige interpellaties. Soms ontbreekt dan de moed om ronduit te zeggen waar het op staat. Zo wordt de smalle grens tussen een zelfreddend smoesje en een klinkklare leugen snel bereikt. ‘Al loopt de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt ze wel’ is een spreekwoord dat soms waar is. Het gebeurt dat een verontruste cliënt achter de rug van zijn advocaat de griffie opbelt met de vraag of de sinds zes maanden afwezige rechter al aan de beterhand is. Daarop volgt via de telefoonhoorn een koude douche als de griffier naar waarheid meedeelt dat het geschil niet eens werd ingeleid en dat de rechter, zo gezond als de baby op de vroegere Betterfoodverpakking, in twintig jaar geen dag afwezig was. Leugens en halve waarheden maken deel uit van het leven. Wie dat niet gelooft, moet het recente boek ‘De waarheid over liegen’ van psycholoog Michael Goovaerts lezen. Het is een missie van de meeste juridische beroepen het onderscheid tussen ‘Wahrheit und Dichtung’ te achterhalen en de juiste kant te kiezen. Het besef dat tussen wit en zwart een brede grijszone ligt, is evenwel een teken van rijpheid. De weergave van sommige feiten kunnen ‘nogal’ waar zijn. De Nederlandse vertaling van de bestseller van David Sedaris, ‘Wanneer je omringd bent door vlammen’, wordt voorafgegaan door de
volgende opmerking van de auteur: ‘De gebeurtenissen die in deze verhalen worden beschreven zijn een soort van waar...’. Benieuwd hoe lang we aan dat treffende anglicisme zullen weerstaan. Oeps...de titel van dit stukje. Bij de evaluatie van de magistraten wordt hen onder andere gevraagd op een schaal van ‘zeer goed’ tot ‘onvoldoende’ te bepalen hoe goed ze ‘impliciete motieven’ bij gesprekpartners kunnen ontsluieren en of hij/zij ‘(...) in staat (is) om in mondelinge gesprekken belangrijke informatie te achterhalen door het stellen van vragen (...)’. Men kan van mening verschillen over de diepere betekenis van die gewenste vaardigheden. Het kan eventueel opgevat worden als een peiling naar het vermogen van de magistraat om leugenachtige verklaringen te ontmaskeren of om een gesprekspartner te verleiden het achterste van de tong te laten zien. Wie zich wat verdiept in de rechtspsychologie durft zich op dat vlak niet veel illusies maken. Nochtans verklaren de meeste magistraten in hun evaluatieformulier dat ze daar zeer goed in zijn. Dat is wellicht een soort van waar.
(De auteur is praktijklector aan de Vrije Universiteit Brussel)
Forum
Ook voor vennootschapsgeschillen is het tijd voor één bevoegde rechtbank Advocaat en stafhouder in Brussel Dirk Van Gerven pleit naar analogie met de familierechtbank voor de oprichting van een ondernemingsrechtbank, die bevoegd is voor alle vennootschapsgeschillen.
Dirk Van Gerven
Meer onderhandelingen Een goede stap in die richting is het wetsvoorstel tot invoering van een familie- en jeugdrechtbank. De hele echtscheidingsprocedure, met inbegrip van de voorlopige maatregelen en het toezicht op de kinderen, wordt toegewezen aan de familierechtbank; zij wordt opgericht binnen de rechtbank van eerste aanleg. Ook de vereffening en verdeling van de nalatenschap komt bij de familierechtbank. In geval van hoogdringendheid zal de familierechtbank de beslissing nemen, en niet de voorzitter van de rechtbank zetelend in kort geding. Een gelijkaardige regeling kan worden uitgewerkt voor geschillen tussen vennoten (in personenvennootschappen) en aandeelhou-
© De Juristenkrant
T
alloze zaken worden uitgevochten via procedures voor verschillende rechtbanken. Veelal is de oorzaak te vinden in verschillende bevoegdheden van de rechtbanken. Daardoor kan een hele zaak niet door dezelfde rechter worden behandeld. Dat is het geval voor familiezaken en in het bijzonder echtscheidingen, waar naast de rechtbank van eerste aanleg, ook de jeugdrechtbank en de vrederechter bijzondere bevoegdheden hebben. Voorlopige maatregelen kunnen worden bevolen door de vrederechter, of in kort geding door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, terwijl de echtscheiding door de rechtbank van eerste aanleg ten gronde wordt behandeld. De jeugdrechtbank is bevoegd voor de kinderen uit het huwelijk. Een ander geval zijn geschillen tussen aandeelhouders. De rechtbank van koophandel is bevoegd ten gronde voor de oplossing van het geschil, maar een vordering tot uittreding of uitsluiting (de zogenaamde geschillenbeslechting) wordt behandeld door de voorzitter van die rechtbank zetelend zoals in kort geding. Voorlopige maatregelen kunnen dan weer worden gevraagd door de voorzitter van de rechtbank van koophandel in kort geding, maar ook voor de rechtbank van koophandel die de zaak ten gronde behandelt (op grond van artikel 19 Ger. W.). Drie verschillende rechters zijn bevoegd. Dat heeft onder meer het absurde gevolg dat in het kader van de geschillenbeslechting voor de voorzitter zetelend zoals in kort geding geen schadevergoeding kan worden gevraagd voor het foutief optreden van een aandeelhouder; de vordering tot schadevergoeding moet worden ingesteld voor de rechter ten gronde. Die opdeling van bevoegdheden is historisch gegroeid, maar geeft aanleiding tot een wildgroei aan procedures, een hoge kost voor de rechtzoekende, en onbegrip bij de partijen die niet inzien dat de rechter voor wie ze staan niet alles in één keer kan oplossen. Dit is een onhoudbare toestand. Het rechtssysteem is er voor de rechtzoekende. Hij snakt naar vereenvoudiging. De wetgever heeft de plicht hem die te geven.
De inrichting van de ondernemingskamer zou toelaten om deze geschillen in hun geheel te beslechten. Het komt de eenvormigheid van de rechtspraak ten goede omdat dezelfde rechtbank alles beslist. Dat bevordert ook de rechtszekerheid.
ders (in kapitaalvennootschappen). De vorderingen tot uitsluiting en uittreding zouden worden toegewezen aan een gespecialiseerde kamer in de rechtbank van koophandel - die naar Nederlands voorbeeld de ondernemingskamer kan worden genoemd - die wordt belast met de beslechting van alle geschillen inzake vennootschappen en andere rechtspersonen zoals verenigingen en stichtingen. Deze ondernemingskamer kan ook beslissingen bij hoogdringendheid nemen, bij wijze van voorlopige maatregel. Die zaken moeten dus niet meer voor de voorzitter van de rechtbank van koophandel worden gebracht. Met andere woorden, kort geding kan nog enkel voor deze ondernemingskamer in de hangende procedure ten gronde. Dat zou een verbetering inhouden. Nu worden de vorderingen van uitsluiting en uittreding behandeld door de voorzitter van de rechtbank van koophandel zoals in kort geding. In werkelijkheid mee omwille van de aanstelling van een deskundige om de waar-
Een oproep aan de wetgever dus. de te bepalen, nemen deze procedures evenveel tijd in beslag als een procedure ten gronde. Voorlopige maatregelen kunnen vandaag al worden opgelegd door de rechtbank van koophandel (in een procedure ten gronde). Maar daarnaast kan ook de voorzitter zetelend in kort geding voorlopige maatregelen
opleggen. Wanneer dat wordt gevraagd in kort geding, wordt in wezen een procedure ten gronde gevoerd. Het hele geschil wordt uit de doeken gedaan, zij het dat enkel voorlopige maatregelen worden gevraagd. Deze maatregelen zijn vaak ook definitief, omdat een procedure ten gronde na de uitspraak in kort geding vijgen na Pasen is. Ondertussen is het geschil beslecht, en heeft de winnende aandeelhouder de zaken naar zijn hand gezet. De verliezer kan hooguit nog op schadevergoeding rekenen als hij ten gronde gelijk haalt. In veel gevallen begint hij geen procedure ten gronde en start hij onderhandelingen, waar iedereen baat bij heeft. Een toewijzen van het opleggen van voorlopige maatregelen aan de rechter die ook de zaak ten gronde behandelt, laat een betere rechtsbedeling toe. Iedereen weet dat de rechter nadien zal oordelen in de lijn van de voorlopige maatregelen, tenzij er goede nieuwe argumenten worden ontwikkeld. Dat zal partijen aanzetten tot onderhandelingen.
slissing in eerste aanleg moet worden herzien. Er is dan ook geen reden om het proces opnieuw over te doen tenzij in ernstige gevallen. Inspiratie hiervoor kan worden gezocht in de nietigheidsgronden voor het annulatieberoep tegen arbitrale uitspraken: strijdigheid met de openbare orde; motiveringsgebrek; onbevoegdheid; schending van de rechten van verdediging; of een tegenstrijdigheid in het vonnis. In andere gevallen moet hoger beroep worden uitgesloten. Een oproep aan de wetgever dus: u gaat de vereenvoudiging doorvoeren voor familiezaken, wat we toejuichen. Ga zo verder en pas die nu ook toe op andere domeinen met complexe geschillen waarvoor verschillende rechtbanken bevoegd zijn.
(De auteur is advocaat en stafhouder van de NOAB)
Rechtszekerheid en eenvormigheid
Reageren kan!
De inrichting van de ondernemingskamer zou toelaten om deze geschillen in hun geheel te beslechten. Het komt de eenvormigheid van de rechtspraak ten goede omdat dezelfde rechtbank alles beslist. Dat bevordert ook de rechtszekerheid. Daarenboven zou - zoals dat het voornemen van de wetgever is voor de familierechtbank deze ondernemingskamer worden bemand door specialisten die enkel dit soort zaken behandelen. Dat laat dan toe om de gronden voor hoger beroep te beperken. Immers, door de specialisatie is er minder risico dat de be-
Wilt u reageren op iets wat u in de krant hebt gelezen? Of wilt u zelf een prangend juridischmaatschappelijk thema aankaarten? Hebt u een interessant arrest of vonnis dat u wilt signaleren? Stuur dan uw opiniebijdrage of lezersbrief naar
[email protected] of De Juristenkrant, Motstraat 30, 2800 Mechelen, of fax ons op het nummer 015-36 16 96. De redactie mag opiniebijdragen en lezersbrieven inkorten, redigeren of weigeren.
15 juni 2011 - de juristenkrant | 11
Forum
[email protected]
Wanneer een degelijke wetgeving voor parkeerheffingen? Onlangs besliste de vrederechter in Roeselare dat de gegevensuitwisseling tussen de Dienst voor de Inschrijving van Voertuigen (DIV) en de gemeenten en parkeerbedrijven onrechtmatig verkregen bewijs was. Een goed gemotiveerd en onderbouwd vonnis, meent docent fiscaal recht Michel Maus, maar toch heeft hij bedenkingen bij de beslissing.
H
et laatste jaar was een echt annus horribilis voor de parkeerheffing. Bijna dag op dag één jaar nadat het Grondwettelijk Hof besliste dat de federale regelgeving rond de parkeerheffing moest worden vernietigd omdat die materie een exclusieve gewestelijke bevoegdheid is (arrest nr. 59/2010, 27 mei 2010), stelt de vrederechter in Roeselare nu de gegevensuitwisseling tussen de Dienst voor de Inschrijving van Voertuigen (DIV) en de gemeenten en parkeerbedrijven in vraag. In zijn vonnis stelt de vrederechter dat de gemeenten en parkeerbedrijven niet zomaar gebruik kunnen maken van de gegevens van de DIV om de identiteit op te sporen van parkeerovertreders aan de hand van de nummerplaat. De vrederechter vertrekt daarbij van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (de privacywet), en stelt vast dat overeenkomstig artikel 36bis van die wet elke elektronische mededeling van persoonsgegevens door een federale overheidsdienst een principiële machtiging vereist van het Sectoraal Comité voor de Federale Overheid, opgericht binnen de schoot van de Privacycommissie. In zijn Beraadslaging FO nr. 12/2009, bevestigd in de Beraadslaging FO nr. 17/2010, heeft dat Sectoraal Comité voor de Federale Overheid de voorwaarden vastgelegd waaraan gemeenten en parkeerbedrijven moeten voldoen om de vereiste machtiging te krijgen voor toegang tot het repertorium van de DIV. In het vonnis van 25 mei 2011 heeft de vrederechter vastgesteld dat de gemeente Roeselare niet over zo’n machtiging beschikte. Dat deed de vrederechter besluiten tot een afwijzing van de vordering wegens onwettige bewijsvoering. Het bewijs werd immers geleverd aan de hand van informatie bekomen door de Stadsontvanger van de Stad Roeselare, zonder dat die voldeed aan de voorwaarden van het Sectoraal Comité. Het hoeft allicht geen betoog dat dit voor de problematiek van de parkeerheffing een zeer verregaand vonnis is, zeker nu blijkt dat er tot op heden maar 36 gemeenten en 12 privéparkeerbedrijven over de vereiste machtiging beschikken om op elektronische wijze DIV-gegevens te ontvangen.
leidt. Die stelling, met name dat onrechtmatig bewijs per definitie van de bewijsvoering moet worden uitgesloten, is sinds het Antigoon-arrest van het Hof van Cassatie van 14 oktober 2003 niet evident. In de Antigoon-zaak (nota bene een strafzaak) besliste het Hof van Cassatie, dat tenzij
Hiermee wordt echter niet gezegd dat er ter zake totaal geen problemen meer zijn. Voor wat de miskenning van artikel 36bis betreft, zal het probleem zich allicht verschuiven van de gemeenten en de parkeerbedrijven naar de Belgische staat. Artikel 36bis stelt de ‘elektronische mededeling’ van privégegevens zeer duidelijk afhankelijk van een machtiging van het Sectoraal Comité voor de Federale Overheid. Het is de DIV die de gegevens ‘meedeelt’ aan de gemeenten en parkeerbedrijven. Men kan de gemeenten en parkeer-
Het vonnis van de vrederechter in Roeselare toont nogmaals aan hoe krakkemikkig de volledige regelgeving rond de parkeerheffing in elkaar steekt. een op straffe van nietigheid voorgeschreven procedureregel is overtreden, onrechtmatig verkregen bewijs door de rechter alleen mag worden geweerd als de bewijsverkrijging onbetrouwbaar is of het recht op een eerlijk proces in gevaar brengt. Zowel het EHRM als het Hof van Cassatie koppelen de Antigoon-doctrine de iure aan het recht op een eerlijk proces uit artikel 6 EVRM. In de zaak Schenk van 12 juli 1988 stelde het EHRM voor het eerst dat hoewel het niet de taak is van het Hof om te bepalen welke types bewijzen toelaatbaar kunnen zijn bij een proces, het wel moet na-
Brussel (in een vonnis van 6 september 2010) als de rechtbank in Gent (in een vonnis van 24 november 2010) de Antigoon-leer toegepast in burgerlijke fiscale zaken. Het feit dat de Antigoon-doctrine nu ingang vindt in burgerlijke zaken impliceert dat de vrederechter de onrechtmatige bewijsgaring door de stad Roeselare aan de Antigoon-criteria had moeten toetsen. De cruciale vraag die hierbij rijst is of in het licht van de problematiek van de parkeerheffing een schending van bijzondere bepalingen van de privacywet (zoals bijvoorbeeld artikel 16 of artikel 36bis), de
De Antigoon-rechtspraak van Cassatie is ook toepasbaar in burgerlijke geschillen.
Antigoon-toets De vraag rijst echter of de vrederechter in deze zaak niet te vlug heeft beslist om de vordering in betaling van de parkeerheffing af te wijzen. In se stelt de vrederechter dat er sprake is van onrechtmatige bewijsgaring door de stad Roeselare, aangezien zij zonder de vereiste machtiging toch aan gegevens van de DIV is geraakt. Dat is op zich correct. In het principe-arrest van 13 mei 1986 stelde het Hof van Cassatie al dat bewijs verkregen via onwettelijke handelingen onrechtmatig verkregen is, en dat is hier duidelijk het geval. De vrederechter stelt echter dat het onrechtmatig karakter van de bewijsinzameling onmiddellijk tot de afwijzing van de vordering
Hoog tijd voor sluitende regeling
© Photonews
Michel Maus
Cass. 4 december 2007 en Cass. 23 september 2008). De koppeling met artikel 6 EVRM heeft echter tot gevolg dat de Antigoon-doctrine ook doorwerkt op burgerlijk vlak. Het recht op een eerlijk proces uit artikel 6 van het EVRM is immers ook van toepassing op geschillen over ‘burgerlijke rechten en verplichtingen’. De nuancering van de bewijsuitsluiting door de rechtspraak van het Hof van Cassatie is dus ook toepasbaar in burgerlijke geschillen. Dat bevestigde het Hof ondertussen in een arrest van 10 maart 2008 in een burgerlijke zaak rond sociale zekerheidsbijdragen. Sindsdien hebben zowel de rechtbank in
gaan of de betrokken procedure in haar geheel eerlijk is verlopen, dus ook wat de manier betreft waarop bewijzen werden verkregen. Het EHRM herhaalde die zienswijze onder meer in de recente zaken Lee Davies van 28 juli 2009 en Lisica van 25 februari 2010. Het Hof van Cassatie heeft zich bij die rechtspraak aangesloten door in verschillende Antigoon-arresten te stellen dat de rechter, tenzij de wet anders bepaalt, vrij de toelaatbaarheid van onrechtmatig verkregen bewijs kan beoordelen ‘in het licht van de artikelen 6 EVRM en 14 IVBPR’ (zie onder meer Cass. 23 maart 2004, Cass. 31 oktober 2006,
12 | de juristenkrant - 15 juni 2011
Antigoon-toets kan doorstaan. In geval van een schending van artikel 36bis van de privacywet moet worden vastgesteld dat deze bepaling niet is voorgeschreven op straffe van nietigheid en de onrechtmatige gegevensuitwisseling niet leidt tot een onbetrouwbaar bewijs of tot een miskenning van het recht op een eerlijk proces, nu de parkeerovertreder alle kansen krijgt om zijn zaak voor de rechter uiteen te zetten. In het licht van de Antigoon-doctrine lijkt het er dan ook op dat bepaalde schendingen van de privacywet ‘verschoonbaar’ zijn bij de bewijsvoering rond de parkeerheffing.
bedrijven niet verwijten gegevens bij de DIV op te vragen, maar men kan de DIV wel verwijten gegevens mee te delen aan gemeenten en parkeerbedrijven, zonder na te gaan of zij over de vereiste machtiging beschikken. Door op die manier nalatig te zijn, stelt de Belgische staat, waarvan de DIV onderdeel uitmaakt, zich bloot aan potentiële schadeclaims, al dan niet gekoppeld aan een schending van het beroepsgeheim. In ieder geval toont het vonnis van de vrederechter in Roeselare nogmaals aan hoe krakkemikkig de volledige regelgeving rond de parkeerheffing in elkaar steekt. Sinds de invoering van de parkeerheffing door de wet van 7 februari 2003 moest de overheid in nauwelijks zeven jaar tijd maar liefst vijf wetgevende reparaties doorvoeren. Nu blijkt nog maar eens dat de juridische problemen nog steeds niet zijn opgelost. De problemen zijn nochtans gekend. Bij de totstandkoming van het Vlaams decreet van 9 juli 2010 houdende de invordering van parkeerheffingen door parkeerbedrijven wees verslaggever Sas Van Rouveroij in de Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken tevergeefs op verschillende onopgeloste juridische problemen rond de parkeerheffing. Het wordt hoog tijd dat de overheid dat inziet en voor een sluitende regeling zorgt.
(De auteur is docent aan de VUB, de UGent en de UA, en advocaat)
Forum
Bescheidenheid siert de jurist Marc Bossuyt, voorzitter van het Grondwettelijk Hof, meent dat juristen er zich bewust van moeten zijn dat zij niet alle maatschappelijke problemen kunnen oplossen. Ook moeten ze zich ervoor hoeden om zich in de plaats van de wetgever te stellen.
Marc Bossuyt
J
Rechtersfetisjisme De grondwettelijke rechter is niet de enige rechter die zich kan uitspreken over de legitimiteit van de wetgevende regels. In het Europa van vandaag, zowel dat van de 47 lidstaten van de Raad van Europa als dat van de 27 lidstaten van de Europese Unie, zijn er rechtscolleges die eveneens wetgevende bepalingen strijdig mogen verklaren met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Nog meer dan de grondwettelijke rechter die optreedt binnen het kader van de eigen nationale staat waarmee hij bijzonder is vertrouwd, moet de Europese rechter er zich be-
kan vernietigen, en in uitzonderlijke gevallen opschorten. Het komt de overheid (en niet de rechter) toe om, rekening houdend met de richtlijnen die de rechterlijke uitspraak bevat, een nieuwe beslissing te nemen. In een rechtstaat wordt aan rechters de taak toevertrouwd om te waken over de eerbiediging van de burgerrechten en de fundamentele vrijheden van eenieder. Voor het geleidelijk verwezenlijken van sociale rechten, zoals het recht op gezondheidszorg, het recht op voedsel, het recht op onderwijs, en dies meer, is de bijdrage van medici, ingenieurs, economisten en leraren veel belangrijker dan die van juristen. Juristen, en in het bijzonder rechters, moeten hun plaats kennen in de maatschappij. De belangrijke functie die zij vervullen, moet ten dienste staan van de maatschappij en van haar leden. Zij mogen nooit uit het oog verliezen dat de rechtsregels die zij toepassen, en in het bijzonder de procedureregels, geen doel op zichzelf zijn, maar enkel middelen om een rechtvaardige maatschappij te ordenen. De moderne maatschappij wordt steeds ingewikkelder. Juristen moeten zich er daarbij voortdurend van bewust zijn dat het niet hun taak is bijkomende problemen te creëren maar wel te helpen in het vinden van passende regelingen voor de uitdagingen waarmee onze moderne maatschappij wordt geconfronteerd. Hoe hoger geplaatst op de ladder van de juridische piramide, hoe meer bescheidenheid is geboden.
(De auteur is Nederlandstalig voorzitter van het Grondwettelijk Hof) Deze bijdrage is een ingekorte versie van de rede die Marc Bossuyt bracht aan de Universiteit Hasselt, dat hem op 30 mei 2011 een doctoraat honoris causa verleende.
© Belga
uristen spelen een belangrijke rol in de maatschappij. Zij moeten ervoor zorgen dat er orde is in de maatschappij en dat het gaat om een rechtvaardige orde. Rechtszekerheid en billijkheid moeten daarvoor met elkaar in evenwicht worden gebracht. Sinds 15 jaar behoor ik tot een bijzondere categorie van juristen: die van de rechters. Rechters moeten er op toezien dat de regelgeving wordt nageleefd en, bij gebreke hieraan, gesanctioneerd. Die regelgeving moet de burger beschermen tegen willekeur, die zowel kan uitgaan van medeburgers als van de overheid. De individuele belangen en het algemeen belang moeten daarbij zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Grondwettelijke rechters zijn een bijzondere categorie van rechters. Zij moeten er op toezien dat de door de parlementen aangenomen regels de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers eerbiedigen. In het bijzonder mogen die regels het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie niet schenden. Burgers die zich in gelijke omstandigheden bevinden moeten gelijk worden behandeld, en burgers die zich in wezenlijk verschillende omstandigheden bevinden moeten verschillend worden behandeld. Daartoe moet worden nagegaan of de criteria waarop de door wetgevende regels ingevoerde verschillen in behandeling rusten, in redelijkheid zijn verantwoord. Het volstaat niet dat het nagestreefde doel legitiem is. Het criterium van onderscheid dat als middel wordt aangewend, moet voor het betrokken recht relevant zijn en evenredig met de door
de wetgever nagestreefde doelstellingen. Omdat in een democratisch bestel de fundamentele keuzes moeten worden gemaakt door de verkozenen van het volk die op geregelde tijdstippen ter verantwoording kunnen worden geroepen, moeten rechters, en in het bijzonder grondwettelijke rechters, zich bescheiden opstellen: slechts wanneer een wetgevende regel op klaarblijkelijke wijze de door de Grondwet gewaarborgde rechten en vrijheden schendt, mogen zij zo’n regel strijdig met de Grondwet verklaren en, desgevallend, vernietigen. Zij mogen zich daarbij niet in de plaats stellen van de wetgever. Dat is het logisch gevolg van het feit dat zij niet zijn verkozen en niet ter verantwoording kunnen worden geroepen. Zij moeten er dan ook angstvallig over waken dat de rechterlijke beslissingsbevoegdheid de bevoegdheid van de democratisch verkozen wetgever niet meer inperkt dan de Grondwet vereist.
wust van zijn dat de fundamentele opties in een democratische maatschappij door politiek verantwoordelijken moeten worden genomen. Daarom moet hij zijn taak met omzichtigheid en voorzichtigheid, met behoedzaamheid en terughoudendheid uitoefenen. We moeten ons zeker hoeden voor ‘rechtersfetisjisme’. Rechters hebben wel eens de neiging om te denken dat alle maatschappelijke problemen zich er toe lenen om door rechters te worden beslecht. Dat is weliswaar het geval voor aangelegenheden zoals de strafvervolging en voor geschillen ober burgerlijke rechten. En het is dan ook wel overwogen dat artikel 6 van het EVRM eenieder het recht op een eerlijk proces waarborgt ‘bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging’. Rechters overschatten echter zichzelf wanneer zij denken dat de maatschappij er steeds mee gediend is wanneer het aantal aangelegenheden dat aan rechterlijke procedures moet te worden onderworpen, onbeperkt wordt uitgebreid. Die tendens tot steeds verdergaande juridisering van onze maatschappij, die uit de Verenigde Staten komt overwaaien, is weliswaar veelbelovend voor de tewerkstelling van toekomstige juristen maar zij bevordert noch de efficiëntie, noch de leefbaarheid van onze samenleving. Er zijn nu eenmaal aangelegenheden waarvoor rechters de kennis van zaken, de vertrouwdheid met de materie en de ervaring ontberen om zich in de plaats te stellen van gespecialiseerde ambtenaren of van de bevoegde nietjurisdictionele organen. Zo is het geen toeval, noch een vergissing, dat in administratieve aangelegenheden de administratieve rechter niet de bevoegdheid heeft om zijn beslissing in de plaats te stellen van de overheid, maar enkel een beslissing
Rechters hebben wel eens de neiging om te denken dat alle maatschappelijke problemen zich er toe lenen om door rechters te worden beslecht.
15 juni 2011 - de juristenkrant | 13
Wandelgangen Ze hadden een dader nodig…. En dat was ik. Onder die gevatte titel verscheen bij uitgeverij Van Halewijck een boek van Olav Herreman. Herreman stond in het voorjaar van 2010 terecht in de assisenzaak Joke Van Steen, een 17-jarig meisje dat op 12 november 1995 vermoord werd. Dat het moordonderzoek niet echt een schoolvoorbeeld was van vakkundig recherchewerk, bleek al uit het feit dat het OM op het proces de vrijspraak vorderde jegens Olav Herreman. Wie nog argumenten zoekt om dit moorddossier op losse schroeven te zetten, moet beslist het boek van Herreman lezen. Dat is per definitie een uiterst subjectief verslag, maar het geeft niettemin een even boeiende als ontluisterende inkijk in de manier van werken van sommige politiemensen, het Oudenaardse parket, onderzoeksrechter Freddy De Smet en gerechtspsychiater Roger Deberdt. Het relaas van Herreman is doordesemd van verontwaardiging en hier en daar gaat hij erg ver in zijn suggesties. ‘Naast het feit dat ik ruim tien jaar van mijn leven kwijt ben, heb ik het gevoel dat er iets van mij weg is. Ik voel me leeg.’ Na 240 pagina’s kunnen we ons daarbij iets voorstellen.
Imago OM De Hoge Raad voor de Justitie hield onlangs een enquête over het imago van het openbaar ministerie, maar dan wel om andere redenen. De bevraging volgde uit de vaststelling dat in België nog steeds meer juristen voor een carrière in de zittende dan de staande magistratuur kiezen. Alle magistraten tussen 28 en 40 jaar werden bevraagd. Zowel magistraten actief bij het openbaar ministerie, als parketmagistraten die intussen kozen voor de zetel, hebben de vragen beantwoord. De steekproef was al bij al relatief beperkt met 173 respondenten, maar de resultaten tonen toch enkele grote lijnen. Gevraagd naar de waarden van een parketmagistraat zegt 29 procent spontaan te denken aan ‘het verdedigen van het algemeen belang’, bij 14 procent komt ‘hiërarchie’ in ze op en 13 procent denkt meteen aan ‘de teamgeest’. De zetel wordt door 27 procent van de respondenten geassocieerd met ‘onafhankelijkheid’, door 20 procent met ‘beslissingsbevoegdheid’ en 16 procent vermeldt ‘analyse en reflectie’. Uit de steekproef blijkt dat zetelende en
staande magistraten goed met elkaar opschieten. 50 procent vindt de onderlinge samenwerking ‘eerder goed’, 23 procent zelfs ‘zeer goed’ en 19 procent ‘aanvaardbaar’. 50 procent van de parketmagistraten kan binnen zijn korps ‘goed’ samenwerken, 27 procent ‘eerder goed’ en volgens 11 procent is de samenwerking ‘aanvaardbaar’. Binnen de zetel vindt 42 procent van de respondenten de samenwerking ‘eerder goed’, 10 procent ‘zeer goed’ en 24 procent ’aanvaardbaar’. Teamwork, ‘het verdedigen van het algemeen belang’ en de ‘veelvuldige contacten met actoren zoals politie en deskundigen’ blijken de drie voornaamste pro’s van een job als parketmagistraat. Tegen het OM spreken dan weer de ‘moeilijke uurroosters’, de werklast en de administratieve rompslomp. Een ander knelpunt is de negatieve beeldvorming rond het OM. Enerzijds komt het OM vooral in beeld bij incidenten en conflicten, anderzijds is de werking van het OM te weinig bekend. Wie na een carrière bij het OM toch overstapte naar de zetel, deed dat vooral omwille van de ‘onafhankelijkheid’. Een deel maakte ook de overstap omwille van de carrièreperspectieven.
Gerechtelijke achterstand En ondertussen mag de Hoge Raad alweer aan een nieuw onderzoek beginnen: de gerechtelijke achterstand. Vier jaar geleden werden artikel 747 en volgende van het gerechtelijk wetboek gewijzigd om het hoofd te bieden aan de gerechtelijke achterstand. Servais Verherstraeten (CD&V) vroeg in de Kamercommissie Justitie aan minister van Justitie Stefaan De Clerck of dat ondertussen al wat geholpen had. De minister: ‘Personen op het terrein zeggen dat de wetgeving een pervers effect heeft. Men zegt mij dat zij meer gerechtelijke achterstand creëert.’ Het Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting beschikt echter niet over concrete cijfers, dus de minister kon niet exact zeggen of de wet wel of niet helpt. Maar, zo stelde hij, de langzame heropbouw van de gerechtelijke achterstand hoeft niet zozeer met die wet te maken te hebben, er kunnen ook andere factoren meespelen. Zo is er een ‘groot manifest gegeven’: de grotere afwezigheid bij magistraten wegens ziekteverlof, die exponentieel is toegenomen. Andere mogelijke verklaringen: de verplichting om binnen de zes weken na de inleidende zit-
ting het tijdsverloop en de datum van de pleitzitting te bepalen. Partijen zullen of kunnen die regeling vaak niet naleven, wat leidt tot blanco zitdagen. Op die manier schiet het artikel zijn lovenswaardige doel voorbij. Er is nog geen eensgezindheid, benadrukte de minister, maar de noodzaak van een aanpassing wordt wel erkend. De Hoge Raad voor de Justitie moet van de minister alvast een nieuwe evaluatie laten uitvoeren.
Brute materie Geprikkeld door wat minister van Justitie De Clerck stelde over die stijgende afwezigheid wegens ziekte van magistraten, vroeg Servais Verherstraeten om concrete cijfers, de redenen voor de stijgende afwezigheid, en wat de minister daaraan zou doen. De minister bracht de cijfers van de laatste vijf jaar mee. Zijn administratie had ze moeten samenpuzzelen, want er bestaat eigenlijk geen echt registratiesysteem. Ook zullen ze waarschijnlijk niet volledig zijn, want de korpsoversten geven niet alle afwezigheden door. Waarom magistraten afwezig zijn wegens ziekte, behoort tot de privésfeer. Wie langer dan drie maanden onafgebroken afwezig is, kan opgeroepen worden om te verschijnen voor de pensioencommissie van Medex. Korpsoversten maken eigenlijk te weinig gebruik van de mogelijkheid om die lange afwezigheden te laten controleren, ondervonden de diensten van de minister. De problematiek maakt volgens De Clerck deel uit van het grotere probleem van het statuut van de magistraat. Er zijn geen regels over afwezigheid, deeltijds werk, ziekte, ... ‘In de toekomst zal daarover in zijn totaliteit zeker eens gedebatteerd moeten worden’, stelde de minister. Het lijkt een beetje een vicieuze cirkel: de ene magistraat wordt ziek, maar wilt niet definitief ongeschikt verklaard worden, omdat hij tijdens zijn ziekteverlof recht heeft op een onbeperkt en volledig loon. Dat betekent dat hij niet vervangen kan worden, wardoor er meer werk op de schouders van de collegamagistraten valt. Waarna zij op hun beurt ziek worden omdat ze overwerkt zijn. De cijfers laten zien dat er in 2005 8.411 afwezigheidsdagen waren, in 2010 is dat aantal al meer dan verdubbeld tot 19.706 dagen. Met brute materie moet je oppassen, stelde de minister, maar toch: ‘Die signaleert dat er een probleem is.’ Bij de zetel zijn er op vandaag 28 afwezige magistraten die
niet vervangen kunnen worden en zo het kader bezet houden, bij het parket zijn het er 27. ‘De stijgende afwezigheden hebben hun effect op de gehele werking van justitie’, besloot De Clerck.
Brute materie (2) Nog meer ziekteverzuim. Op het directoraat-generaal van de penitentiaire instellingen bij de FOD Justitie werkt men sinds kort met een nieuw informaticaprogramma dat de aan- en afwezigheden goed kan registeren (misschien een idee voor de magistratuur?). Volgens officieuze bronnen zou de gemiddelde afwezigheid van het personeel in de gevangenissen 21 dagen bedragen. In één strafinstelling loopt dat gemiddelde zelfs op tot 34 dagen. De penitentiaire beambten in de gevangenissen werken nationaal gezien gemiddeld 155 dagen, dat is minder dan één op twee.
Protest De Barreau de Bruxelles en de OBFG is trouwens kwaad op de minister van Justitie. De Franstalige orde van advocaten organiseerde, net zoals haar Nederlandstalige confraters, gratis Salduzpermanenties, in afwachting van een wettelijke regeling. De advocaten, dat bleek eerder al uit verklaringen, hoopten op een vergoeding voor die permanenties. Maar nu heeft minister De Clerck laten weten dat daarvan geen sprake zal zijn. Pas vanaf de inwerkingtreding van de wet zou de rechtsbijstandsvergoeding aangepast worden. De OBFG hield daarom op 21 juni een manifestatie, waarbij ze dienstencheques voor advocatendiensten van 0 euro uitdeelde. Het Brusselse Bureau voor Juridische Bijstand staakte die dag. Op 30 juni zouden alle Salduzpermanenties worden opgeschort. De OBFG denkt er ook aan de minister te dagvaarden. De Orde van Vlaamse Balies steunde alvast de manifestatie, maar vindt het voorbarig om over dagvaarding van de minister te spreken. Katleen Vercraeye:’ Het wordt hoog tijd dat er eens fundamenteel nagedacht wordt over de juridische bijstand, en hoe het geld uit de gesloten enveloppe over de verschillende zaken wordt verdeeld.’ De Salduzwet werd op 1 juni 2011 goedgekeurd in de Kamercommissie Justitie, en zal deze week naar alle waarschijnlijkheid ook plenair worden goedgekeurd. Beide advocatenordes blijven zich tegen de wet verzetten.
MOEILIJKE HUURWETian
14 | de juristenkrant - 15 juni 2011
Mensen
‘Groot kapitaal blijft doelbewust buiten schot’ Karel Anthonissen
Dirk Leestmans
I
n 1977 ging hij aan de slag bij de belastingadministratie. ‘Veel moet je daar niet achter zoeken. Het stond me aan en dus ben ik gebleven. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in de werking van de polis: hoe zit de samenleving in elkaar, financieel, economisch, en wie profiteert er van wie en wie? Als belastingcontroleur heb je daar een erg interessante inkijk.’ Dat hij zich als belastingcontroleur niet populair maakt, is de laatste van zijn zorgen. ‘Ach, in België hebben de mensen vooral een weerstand tegen de overheid in het algemeen. Ook al omdat die overheid zich de laatste decennia steeds verregaander is gaan mengen met reglementeringen en belastingen allerhande. Mijn ouders zijn landbouwers. Het is onvoorstelbaar als je ziet wat er tegenwoordig in een simpel boerenbedrijf aan controleurs kan binnenkomen. Ik heb altijd gepleit voor een stevige overhead, die zich anderzijds op verschillende terreinen terughoudender opstelt.’ Terughoudendheid, het is niet bepaald de eigenschap waarmee de BBI geassocieerd wordt. ‘Let op, je moet als administratie de mensen niet ambeteren. Je moet je concentreren op diegenen die de voorbije decennia werkelijk te weinig aan de gemeenschap hebben bijgedragen. En dan heb ik het over de grote vermogens die we nu stilletjesaan ontdekken op Liechtensteinse of Zwitserse rekeningen. De belastingsdienst, de staatsmacht in het algemeen, moet zich weten in te tomen precies om op welgekozen terreinen beter te kunnen werken.’ Of er nu goed gewerkt wordt? Anthonissen wikt en weegt zijn woorden. ‘Ik zou mij een regeringsbeleid kunnen voorstellen dat gedurende een legislatuur geen nieuwe initiatieven neemt - in die zin zijn ze nu goed bezig (lacht) - en dat een lange inventaris maakt van wetten en reglementen en belastingen die afgeschaft zouden kunnen worden, inbegrepen het afschaffen van belastingverminderingen. Daar moet ’s flink de borstel door gehaald worden. Ook al omdat een administratie van 25.000 ambtenaren een groot deel van de energie verliest in het beheren van de complexiteit.’ - Is het nu allemaal te ingewikkeld en daardoor niet meer efficiënt? ‘Ja. En in die complexiteit hebben natuurlijk de slimme jongens een voordeel.’
Doelbewust buitenschot Karel Anthonissen maakt het traditionele onderscheid tussen loon- en kapitaalmassa en wil niet alleen in de eerste maar bewust ook in die laatste groep gaan zoeken. ‘Maar daar heb ik het gevoel dat het regeringsbeleid, om het voorzichtig uit te drukken, ik ontleen de woorden aan de Nederlandse staatssecretaris van Financiën, eerder een koopman is dan een dominee. Er wordt hier niet gezocht naar een evenwicht. Zelfs het gevoel van rechtvaardigheid is wel erg ver te zoeken. Maar misschien is dat verantwoord en vinden sommigen het goed dat een klein land beter het geld naar Brussel lokt dan kapitaalvlucht uitlokt door te veeleisend te zijn.’ - Zegt u nu dat de groten doelbewust buitenschot blijven? ‘Ongetwijfeld. De paarse regering en zelfs al voordien, kijk naar de oprichting van de coördinatiecentra, had tot doel om grote bedrijven
met hun kapitaal zich in Brussel te laten vestigen. Men laat grote banken en grote bedrijven in Brussel fiscaal zo veel mogelijk gerust.’ - Als het wettelijk geregeld is, wat is dan het probleem? ‘Als die regeling transparant zou zijn, ok dan. Maar er worden allerlei regelingen gesloten, rulings, waarvan de mensen niet weten wat er allemaal niet wordt belast. Dat lijkt me een probleem.’ Anthonissen trekt de discussie open en haalt er de Grondwet bij. ‘Artikel 170 zegt, geen belasting dan door een wet. En artikel 172 stelt dat er geen belastingvoordelen verleend mogen worden, andere dan diegene die wettelijk voorzien zijn. Met andere woorden geen belastingverminderingen dan door de wet. Waar blijf je dan met al die rulings en belastingvrijstellingen en aftrekposten? Wordt artikel 172 niet al te veel genegeerd?’ Omdat in het kleine wereldje van fiscalisten er volgens sommigen een pensée unique zou zijn. ‘Dat werd gezegd door Martine Bourmanne een advocate in belangrijke fiscale rechtszaken; in de parlementaire onderzoekscommissie. Precies in een reactie op die pensée unique bepleiten wij een switch van artikel 170 naar 172. We moeten niet over de legaliteit van belastingen discussiëren, we moeten over de legaliteit van belastingvrijstellingen discussiëren.’ - Die omslag is niet evident. Het gaat ook over macht? ‘Dat kan ik niet ontkennen.’ Anthonissen waarschuwt om de problemen, zoals die zich nu stellen in Europa, niet alleen met belastingen op te lossen. ‘Naast de fiscale maatregelen moet er ook een monetair aspect zijn. De grote fortuinen zullen een deel van hun vermogen moeten inleveren op een niet-fiscale manier. Kijk naar het tweesporenbeleid van België na de oorlog: een hoge belasting op oorlogswinsten, tot 80 90 procent, en een monetair beleid, de Gutt-operatie. De fiscale maatregel is compleet de mist ingegaan. Ik heb in ’77, toen ik bij de administratie begon, de laatste dossiers zien passeren. Het monetaire was met andere woorden veel succesvoller dan het fiscale.’ ‘Je zult me nooit voluit horen pleiten voor een belasting op grote vermogens. Je mag de last niet te veel op de fiscus leggen. Ik herhaal, het schuldprobleem moet via een monetaire politiek aangepakt worden.’ Is dat een uiting van onmacht? ‘Noem het een onmacht die te wijten is aan de intrinsieke beperktheid van een inkomstenbelastingsysteem an sich. Maar dan moet men nu ook het grote geld niet gaan redden op last van de toekomstige belastingbetaler.’
Nieuw binnenland Karel Anthonissen heeft een uitgesproken visie op de dingen en uit die ook geregeld. Of hij dan niet beter in de politiek was gegaan? ‘In de jaren ’80 ben ik actief geweest in Agalev, waar ik sinds de jaren ’90, laat dat duidelijk zijn, geen deel meer van uitmaak. Maar destijds heb ik het economisch programma van de groene partij mee geschreven. Daar was toen al sprake van schuldherschikkingen. Ik ben voorzitter geweest van het uitvoerend comité. Daarmee ben ik niet naar buiten gekomen want ik was nog ambtenaar.’ - Is uw werk nog steeds politiek gekleurd? ‘In de brede betekenis van het begrip, ja. Ons
© Elisabeth Broekaert
‘Ik ben een groot pleitbezorger van minder reglementeringen en minder belastingen.’ Dat zegt Karel Anthonissen, directeur bij de Bijzondere Belastinginspectie (BBI). In de maand van de bruine enveloppen sprak hij, in persoonlijke naam, over de grens tussen belastingontwijking en belastingfraude. ‘Onze overheid is te veel koopman en te weinig dominee.’
Karel Anthonissen: ‘Als de belastingregeling transparant zou zijn, ok dan. Maar er worden allerlei regelingen gesloten, rulings, waarvan de mensen niet weten wat er allemaal niet wordt belast. We moeten niet over de legaliteit van belastingen discussiëren, we moeten over de legaliteit van belastingvrijstellingen discussiëren.’ werk grijpt in op de polis, uiteraard. Als wij belastingakkoorden sluiten, krijgen we soms de kritiek van klassenjustitie, als we geen akkoorden sluiten en het loopt eindeloos vast voor de rechtbank, dan komt er een parlementaire onderzoekscommissie.’ - De kritiek van klassenjustitie, raakt die u? ‘Mensen vinden het soms vreemd dat we met grote fraudeurs on speaking terms zijn. Maar je moet onderhandelen.’ - Waarom moet dat? De gemiddelde crimineel krijgt die behandeling niet? ‘Omdat je in fiscale zaken altijd nog de vraag hebt of het geen vorm van toegelaten belastingontwijking is. In de gewone criminaliteit is het wit of zwart. Bij de belastingen heb je een heel grote grijze zone. Misschien is de constructie wel legitiem? In een ingewikkelde wereld waar er vrijheid van contracteren is, zal ook een eerbaar bedrijfsleider zich voortdurend afvragen of hij legaal bezig is. En dat antwoord is nooit zo helder te geven.’ ‘Ik verloor al heel veel zaken voor de rechter die we eigenlijk hadden moeten winnen. Je kunt de fraude niet altijd vaststellen en als je ze ontdekt, moet je ook nog ’s zwart op wit de bewijzen hebben. Je zult in een rechtsstaat nooit alle bedrog en fraude kunnen bewijzen, hoeveel ambtenaren je er ook opzet.’ - Maar de vraag blijft of u met gelijke wapens strijdt? ‘Neen, want in voetbaltermen gezegd, ik moet opletten dat ik met mijn ploeg niet degradeer naar de lokale divisie terwijl ik eigenlijk in de Champions League zou moeten kunnen spelen. Want het is daar dat het internationale geldverkeer zit.’ - Voelt u zich gefrustreerd? ‘Mijn intellectuele tegenstanders zeggen dat
wel ’s, en dat is dan denigrerend bedoeld. Ze vergissen zich. Ik vind het een interessante bezigheid, ik zie de slechtheid van de mensen, ik zie de goedheid, en dat boeit me. Natuurlijk ben je al wel ’s ontgoocheld als je een zaak voor de rechtbank verliest. Het behoort tot mijn job om te vragen hoe dat komt. En naar antwoorden te zoeken.’ ‘Neem nu de Europese spaarrichtlijn die van de Europese Unie een soort binnenland gemaakt heeft. Nu zien we dat de grote kapitalen ofwel verder wegtrekken naar Hong Kong of Dubai, of door mechanismen via Luxemburgse en Zwitserse banken die richtlijn omzeilen door er vennootschapen of verzekeringspolissen tussen te schuiven, een vorm van identiteitsfraude. Voor het eerst in de geschiedenis heb je buitenlandse banken die, eventueel met medeweten van Belgische tussenpersonen, actief Belgische belastingen ontduiken. Dat is de volgende fase in de strijd.’
(De auteur is journalist bij de VRT-nieuwsdienst)
BIOgrafie NAAM: Karel ANTHONISSEN °1954 LOOPBAAN: - Lic. economie, KULeuven (1976) - Ministerie van Financiën, begonnen als adjunctcontroleur (sinds 1977) - Lic. rechten, UGent (Examencommissie) (2003) - Gewestelijk directeur BBI-Gent (sinds 2007)
15 juni 2011 - de juristenkrant | 15
ANALYSE
De actualiteit roept vaak juridische vragen op. In deze rubriek analyseert De Juristenkrant de juridische achtergronden van een actueel thema.
Giraal en elektronisch betalingsverkeer
analyse Wallobrux
Op woensdag 25 mei 2011 keurde het parlement van de Franse gemeenschap unaniem een resolutie goed waarbij ‘Fédération Wallonie-Bruxelles’ als nieuwe naam voor de deelstaat werd aangenomen. Voor ministerpresident Rudy Demotte (PS), die het idee samen met zijn Brusselse collega Charles Picqué (PS) twee jaar geleden al opperde, was de naamsverandering noodzakelijk om te vermijden dat Brussel ‘verpletterd zou raken tussen twee gemeenschappen’. De politieke interpretatie van het initiatief zal ongetwijfeld nog voor veel interessante analyses zorgen. Kan een deelstaat juridisch echter zelf bepalen hoe ze wil heten? Een kort spelletje ‘wie is het?’ langs de rand van de Grondwet.
Auteur: R. Steennot Trouw aan het concept van de Algemene Praktische Rechtsverzameling is het boek Giraal en elektronisch betalingsverkeer geschreven in heldere taal en biedt het de praktijkjurist wetenschappelijke en gebruiksklare kennis.
Nieuw reeksboek
H
Toon Moonen, aspirant FWO verbonden aan het Centrum voor Overheid en Recht van de Universiteit Hasselt en aan de Universiteit Gent
16 | de juristenkrant - 15 juni 2011
Online bestellen?
Bestelcode: BP/APR-BI11073 ISBN: 9789046535288 Jaartal: 2011 Publicatievorm: Boek Omvang: 332 pagina’s Abonnement: € 42 btw incl. Eenmalige aankoop: € 83,99 btw incl. go.kluwershop.be/APR
In het boek wordt er eveneens uitgebreid aandacht besteed aan de nieuwe Wet Betalingsdiensten die in 2010 in werking is getreden: het toepassingsgebied van de wet de informatieverplichtingen van de betalingsdienstaanbieder als de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder – enerzijds bij een foutieve uitvoering van een betalingsopdracht en anderzijds bij niet-toegestane betalingstransacties Tot slot behandelt het boek, de rechten en verplichtingen van de partijen die bij een girale of elektronische betaling betrokken zijn alsook de verhouding tussen de schuldenaar en schuldeiser onderling en de interbancaire relaties.
BESTELLEN IS MAKKELIJK: bel 0800 14 500 fax 0800 17 529 •
[email protected] www.kluwershop.be
© Belga
et initiatief kon langs Vlaamse kant op weinig begrip rekenen. Minister-president van de Vlaamse regering Kris Peeters (CD&V), kwalificeerde de naamsverandering als ‘zeer vergaand’ en ‘bizar’. Hij was van mening dat het initiatief geen rekening hield met de institutionele evenwichten ‘en dus geen goede zaak is voor de stabiliteit van dit land’. Als de Franse gemeenschap aan zo’n resolutie meer belang zou hechten dan wat in de institutionele kaders en in de Grondwet staat, dan had Peeters daar ‘een serieus probleem mee’. Demotte en Picqué haastten zich te bevestigen dat het niet ging om Franstalige blokvorming tegen de Vlamingen. De Vlaamse partijen hebben zelf enige ervaring met het veranderen van de officiële benaming van instellingen. In 1995 keurde de Vlaamse raad, naar het voorbeeld van wat het Europees parlement begin jaren ’60 had gedaan, een resolutie goed waarin ze zichzelf omvormde tot ‘Vlaams parlement’ (resolutie van 13 juni 1995). Bedoeling was, rekening houdend met de grondwettelijke context, de naam enkel te gebruiken in niet-juridische documenten. Omdat dat onderscheid in de praktijk moeilijk te hanteren bleek, nam de assemblee de vlucht vooruit door de titel ook te gebruiken voor officiële akten (resolutie van 7 februari 1996). Ter verantwoording werd ingeroepen dat het om een louter interne aangelegenheid ging: het initiatief zou op geen enkele grondwetsbepaling een impact uitoefenen en geen afbreuk doen aan de inter-institutionele verhoudingen. Enige wishful thinking was de Vlaamse verkozenen niet vreemd: de Grondwet en de bijzondere wet tot hervorming der instellingen spraken in heldere bewoordingen over ‘Vlaamse raad’. De vergadering streefde er alleszins naar om de nieuwe naam ook in de Grondwet te laten opnemen. Behoort het bepalen van de naam van de instellingen tot de constitutieve autonomie van de deelstaten (zie artikel 118 § 2 GW. en bijzondere wetgeving)? Volgens het Vlaams parlement alleszins wel, hoewel daarvoor eigenlijk geen tekstuele basis bestaat. De benaming Vlaams parlement werd in afwachting van een grondwettelijke verankering bij bijzonder decreet bevestigd (vandaag artikel 3 bijzonder decreet van 7 juli 1996 over de Vlaamse instellingen). Kort tevoren had de Waalse gewestraad al informeel de naam ‘Waals parlement’ aangenomen (resolutie 5 april 1995). De federale overheid nam de nieuwe titels voor lief. De tekst van de Grondwet werd uiteindelijk in 2004 en 2005 aangepast. In december 2004 besliste ook de Brusselse ‘Assemblée de la Commission communautaire française’ (COCOF) zichzelf voor PR-doeleinden om te dopen tot ‘parlement francophone bruxellois’. In parlementaire documenten wordt de nieuwe benaming voorzichtigheidshalve gevolgd door de officiële benaming - een beetje kleiner gedrukt, en tussen haakjes. De kans dat de Grondwet in het geval van Wallobrux op termijn eveneens zal worden aangepast, is echter klein. Daarvoor moeten ook de Vlaamse partijen stemmen leveren, en die zijn er duidelijk niet. Ook de minister-president van de Duitstalige Gemeenschap, Karl-Heinz Lambertz (PS), was kritisch. ‘Er staan namen voor iedereen in de Grondwet en het is beter om die namen te gebruiken.’ De federale regering liet via eerste minister Yves Leterme (CD&V) optekenen dat wat haar betrof ‘enkel de benaming die overeenkomt met de grondwettelijke vermelding telt’. De Vlaams-nationalisten namen, niet geheel onverwacht, het scherpste standpunt in. ‘Elke akte, elke daad die gesteld wordt door de Franse gemeenschap onder de naam Fédération WallonieBruxelles kan en moet worden aangevochten wegens ongrondwettige naamswijziging’, aldus Ben Weyts (N-VA). Het is echter nog maar de vraag of er iets juridisch aanvechtbaar zal zijn. Daags na de goedkeuring van de resolutie besliste de Franse gemeenschapsregering dat de nieuwe benaming zal worden gebruikt voor communicatiedoeleinden (op het logo, briefpapier, publicaties en dergelijke). Het lijkt er niet op dat het de bedoeling is om zich ook in officiële akten als zodanig te willen identificeren. De Franse gemeenschap gaat daarmee minder ver dan het Vlaams parlement in 1996. De Grondwet zou haar ook niet toelaten verder te gaan. Constitutieve autonomie laat de deelstaten toe de inrichting en de werking van hun instellingen in bepaalde mate zelf te organiseren. Eventueel laat dat de betrokken organen toe om in officiële akten naar zichzelf te verwijzen op een manier die meer aansluit bij hun functie. Iets anders is het om de hele deelstaat politiek te heridentificeren. Elk onderdeel van de nieuwe benaming voor de Franse gemeenschap heeft een eigen institutionele betekenis. Een federatie is een specifieke publiekrechtelijke organisatievorm. De onderdelen ervan zijn daarenboven ‘Bruxelles’ en ‘Wallonie’ - op zichzelf twee autonome gewesten binnen de bestaande, uit verschillende lagen opgetrokken Belgische federatie. De verwarring is compleet als in rekening wordt gebracht dat de ‘Fédération Bruxelles-Wallonie’ eigenlijk niet bevoegd is voor alle Brusselaars (niet voor diegenen die onder de bevoegdheid van de Vlaamse gemeenschap vallen) en ook niet voor alle Walen (niet voor diegenen die onder de bevoegdheid van de Duitstalige gemeenschap vallen). Het is de overheden van de Franse gemeenschap niet verboden om politieke statements te maken. Een decretale bevestiging ervan op grond van de constitutieve autonomie zou echter niet verdedigbaar zijn. De institutionele soep is alleszins opnieuw wat dikker geworden.
Als inleiding start het boek met een overzicht van de werking van de belangrijkste betaaltechnieken, met inbegrip van de interbancaire afwikkeling van betalingen. Daarna tracht de auteur de besproken betaalsystemen civielrechtelijk te kwalificeren.
Het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO) is de koepelorganisatie van het katholiek onderwijs in Vlaanderen. Wij behartigen de belangen van meer dan 2 000 scholen voor kleuter-, lager, secundair en hoger onderwijs. Daarnaast biedt het VSKO, via de diensten en verbonden die het groepeert, een ruime dienstverlening aan haar leden.
Voor het Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs (VVKBaO) zoeken wij een:
UNIVERSITAIR JURIDISCH STAFMEDEWERKER (m/v) Jouw opdracht - in samenwerking met de andere onderwijsadministratieve adviseurs geef je advies aan onze scholen bij juridische en (personeels)administratieve vragen - je bestudeert en becommentarieert ontwerpdecreten en schrijft mededelingen voor onze scholen Wij vragen -
je je je je je je
hebt het diploma van licentiaat of master in de rechten bent vertrouwd met de klassieke informaticatoepassingen bent taalvaardig en maakt moeiteloos syntheses hebt zin voor orde en structuur beantwoordt de vragen van onze scholen met de glimlach getuigt van een christelijk geïnspireerde levensvisie
Wij bieden onmiddellijke indiensttreding met een contract van onbepaalde duur in het statuut “contractueel departement Onderwijs”, bezoldiging volgens barema departement Onderwijs Heb je interesse? stuur vóór 15 augustus 2011 jouw brief met CV naar Rudi Warson, personeelsdirecteur VSKO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel of naar
[email protected]. Meer info: Marc Van den Brande, Secretaris-generaal VVKBaO (02 507 06 60 of
[email protected])
Juri231_VSKO.indd 1
8/06/11 15:12