VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 13 OKTOBER 2009
Bestuur, Participatie, Dienstverlening
PRESENTATIE PIEKEN BINNENSTAD (197853) Voorzitter: Mw J. Heijmans Secretaris: Mw A.M. Doornenbal Verslag: Erna Verveer, Getikt! af digitaal bestand Aanwezig: Dhr. D. van den Eijkel, CDA Dhr. J.F.M. Borsten, ECO-Dordt/D66 Mw J. van den Bergh, PvdA Dhr. O. Soy, Beter voor Dordt Dhr. W.J.M. Nederpelt, GroenLinks Dhr. H. Mostert, ChristenUnie/SGP Dhr. D.E. Vermeulen, VVD Mw L.J. Kuhlemeier, Beter voor Dordt Mw. M. Nijhof, Beter voor Dordt Dhr. C.A. Beem, VVD Namens het college is aanwezig wethouder A.T. Kamsteeg De heer A. Scholten, burgemeester van Zwijndrecht, verzorgt de presentatie. De voorzitter opent de vergadering en geeft het woord aan de heer Scholten. De heer Scholten geeft een presentatie; tussentijds worden vragen gesteld. De heer Mostert vraagt of er iets gezegd kan worden over het aantal mutaties; in zijn ervaring gebeurt dat heel frequent, met name in de winkels in Dordrecht Noord. De heer Scholten antwoordt dat daar gegevens van zijn. Aanloopstraten zijn sterk afhankelijk van wat de totale stad te bieden heeft. Als de stad het erg goed doet en er zitten trekkers zoals een Bijenkorf, dan gaan die aanloopstraten ook snel mee. Maar dat aanbod is in Dordrecht nog wat te beperkt ten opzichte van concurrerende steden als Breda, Rotterdam en Den Bosch. De Voorstraat is een heel belangrijke aanloopstraat; het kan heel interessant zijn om die heel aantrekkelijk te maken voor bijvoorbeeld de mensen die aankomen uit Zwijndrecht of Papendrecht. Mevrouw Van den Bergh vraagt wat er qua aantrekkelijkheid uitspringt in Dordrecht. De heer Scholten antwoordt dat het karakter van de middeleeuwse binnenstad en het havengebied erg aanspreken. Ook de Grote Kerk is voor veel mensen uit de directe omgeving een verrassing: onbekend maakt onbemind. Er zijn zeker mogelijkheden om hier veel meer mensen naartoe te halen. De heer Van den Eijkel is het ermee eens dat juist die historische binnenstad en het havengebied onderscheidend zijn, maar de presentatie draaide vooral om winkels, voorzieningen en bereikbaarheid. De heer Scholten antwoordt dat als je regelmatig Dordrecht bezoekt, je dat toch doet omdat je Dordrecht ziet als centrumvoorziening met winkels en cultuur en waar je wat haalt. Je moet proberen ook wat funshoppers hier naartoe te halen die hier ook wat langer verblijven, naar de horeca gaan, een boodschap doen en misschien straks ook de nieuwe bioscoop. Wethouder Kamsteeg vult aan dat de programmakaart van Dordrecht uitvoerig is behandeld in de regiogemeenten; daar komt alles aan bod, van winkels tot horeca tot culturele voorzieningen enzovoort. Daar is juist stilgestaan bij de ontwikkelingen in brede zin van de stad. Dat stuk is in de presentatie van vanavond overgeslagen omdat dat hier al bekend is.
1
De heer Borsten mist in de opsomming de waardering om te kunnen parkeren en er te kunnen komen. Volgens hem is dat een van de lastige punten. Hij vraagt of dat nog toegevoegd kan worden. De heer Scholten antwoordt dat de totale bereikbaarheid inclusief de kwaliteit van de parkeerplaatsen er integraal bij hoort. Je zou iets moeten doen aan de parkeergarage aan de Visstraat. Alphen aan de Rijn heeft heel veel geïnvesteerd en de mensen parkeren daar graag vanwege de hoge kwaliteit. Dat zal er dus wel bij moeten. Wethouder Kamsteeg merkt op dat er een beperkte selectie mensen is gehoord, maar de bezochte raadscommissies hebben niet gemopperd over het parkeren. Het is al een 'tour de force' om de Waterbus in de vaart te houden, maar men zou het wel heel plezierig vinden als die ’s avonds langer zou varen. Voor parkeren is ruimte genoeg aan de overkant. De Waterbus wordt heel erg gewaardeerd; als die nog verder verbeterd kan worden is dat een enorm winstpunt, ook voor de binnenstad van Dordrecht, maar zeker voor de toegankelijkheid vanuit andere plekken. De heer Nederpelt merkt op dat je ’s avonds niet gezien wilt worden bij de vertrekpunten van de Waterbus. Hij vraagt of er ook over het verbeteren van de vertrekpunten is gesproken en over een zodanige inrichting dat het ook een leuk aankomstpunt is. Het is nu alleen maar een steiger. De heer Scholten vindt dat er niet zo veel mis is met de vertrekpunten. Als de Waterbus wat langer vaart, komt er meer beweging en dan wordt het vanzelf gezellig. De punten zijn goed bereikbaar met de fiets. Er is wel eens over nagedacht of je de Waterbus niet iets meer de Voorstraat in zou kunnen krijgen om mensen wat dichterbij te laten afstappen. Dat zal ingewikkeld zijn, maar met de havens van Dordrecht zou dat een mogelijkheid kunnen zijn. De halte van Hendrik-Ido-Ambacht wordt een keer verplaatst. De heer Nederpelt vraagt welke voorzieningen Dordrecht aan de regio zou moeten overlaten. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat de vraag wat kritisch was gesteld, in de zin van: wat zou de gemeente zelf willen laten. In Sliedrecht is over het Baggerfestival gesproken; daarvan heeft hij gezegd dat dat helemaal niet concurreert met Dordrecht. Het is gewoon een erg leuk festival voor Sliedrecht en dat moet je gewoon handhaven. Hetzelfde geldt voor het Havenfestival in Alblasserdam. In de praktijk zal er niet veel concurrentie ontstaan, ook vanwege financiën en de schaal waarop je iets doet. Evenementen zullen daardoor vanzelf al vaker in Dordrecht zijn. Wat wel speelt is het winkelaanbod; dan moet je wel je verstand gebruiken. Dat geldt ook binnen Dordrecht zelf. Je moet zorgen voor een goed evenwicht, anders trek je de aantrekkingskracht van de binnenstad weg. Er is wel aan de regiogemeenten gevraagd of het Bachfestival een festival van de regio zou kunnen zijn. Daar is nogal afhoudend op gereageerd, vooral ook omdat er een bijdrage aan werd gekoppeld. De vraag is of je vanuit Dordrecht dan een stukje verantwoordelijkheid zou willen delen met de andere gemeenten, want dat is dan wel de keerzijde. Als je iets in regionaal verband organiseert, in Dordrecht of in Zwijndrecht of waar dan ook, dan moet je het wel op de een of andere manier met elkaar doen. Dat zou ook betekenen dat Dordrecht een stukje van haar verantwoordelijkheid moet afstaan. De heer Soy vraagt hoe de regiogemeenten tegen concurrentie aankijken als hun inwoners in Dordrecht komen winkelen en de horeca bezoeken. De heer Scholten antwoordt dat je geen concurrentie voor je eigen regio creëert, maar wel voor de regio’s die verder weg liggen. Uit het koopstromenonderzoek blijkt dat veel mensen niet in hun eigen gebied gaan winkelen om de duurdere inkopen te doen. Dat is logisch, want Rotterdam is ook heel erg aantrekkelijk en mensen zijn heel mobiel. Maar een stad als Dordrecht kan heel aantrekkelijk zijn door voorzieningen aan te bieden waardoor mensen langer blijven. Zo zijn er veel meer terrassen gekomen. Dordrecht heeft een binnenstad; Zwijndrecht niet. De horeca aan het water van Zwijndrecht zou aanvullend kunnen zijn op dat wat Dordrecht te bieden heeft; dat verbindt de gemeenten een beetje met elkaar. Als je met zijn allen de binnenstad van Dordrecht sterker maakt, straalt dat uit op het gebied; dat wordt aantrekkelijker om daar te gaan wonen. De regio heeft dan een aantrekkelijke binnenstad.
2
Veel mensen die in Zwijndrecht werken, wonen elders. Er wonen nog veel te veel mensen in Brabant; die zou je hier moeten houden. Je moet een aantrekkelijke en complete stad maken waar mensen willen werken, wonen en uitgaan. Hij hoopt dat veel mensen uit Zwijndrecht ook naar Dordrecht gaan om elkaar te ontmoeten. De heer Soy vraagt of dit wordt gedragen door alle raadsleden; er zijn ook wel wat lelijke dingen gezegd over Dordrecht. De heer Scholten antwoordt dat het een kwestie is van blijven uitdragen. Vijf jaar geleden kon je in een document van de regio nog niet opschrijven dat Dordrecht de binnenstad van de Drechtsteden was. Dan stond er “de regio Drechtsteden heeft meerdere binnensteden”. Maar dat is niet zo en dat moet je gewoon erkennen. Langzamerhand zijn de mensen in de regio ook best een beetje trots op die binnenstad. Ze nemen hun bezoek mee naar de binnenstad van Dordrecht, maar ze moeten er nog veel trotser op worden en ze moeten er wat vaker naartoe gaan. Wethouder Kamsteeg vult aan dat Dordrecht bezig is met een versterking van de binnenstad. De horecavoorzieningen zijn in de afgelopen jaren toegenomen. Het culturele aanbod wordt aanzienlijk vergroot; dergelijke ontwikkelingen zijn nodig om de stad aantrekkelijker te maken voor de eigen regio, en wellicht ook daarbuiten. Daarin wordt enorm geïnvesteerd door Dordrecht en hopelijk ook door private partijen; dat is een noodzakelijke slag die je moet maken. Mevrouw Van den Bergh vraagt wat de regio van Dordrecht denkt. Ze vraagt of er een enquête is gehouden onder de raadsleden of dat er een inventarisatie is gedaan. Ze vraagt waarom aan de regio is gevraagd of men mee wil betalen aan evenementen; dat vindt ze eigenlijk niet kunnen. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat er waarschijnlijk een soort verslag of een impressie zal worden gemaakt van de rondgang langs de regiogemeenten. Het was geen representatieve steekproef; er wordt heel verschillend over gedacht. Bij de bewonersdag bleek dat men heel weinig weet over wat er in de binnenstad gebeurt en dat het echt een eye opener was toen ze werden gewezen op een aantal dingen. Hij weet zeker dat die mensen zonder uitzondering vaak terug zullen komen. Daar is een enquête gehouden die door ongeveer 70 mensen is ingevuld en op de vraag wat ze van de dag vonden, werden veel tienen en negens gegeven. Een lager cijfer dan een zeven was er niet, dus men was zeer tevreden over wat ze die dag hadden meegemaakt. De heer Scholten merkt op dat aan de buurgemeenten is gevraagd of zij zouden willen bijdragen aan het Bach festival en aan de collecte voor het schilderij. Sommigen zeiden dat Dordrecht als centrumgemeente dat maar zelf moest betalen. Hij vindt dat er ook een moment komt dat je als regio keuzes met elkaar gaat maken. Daarbij kijk je naar wat de regio versterkt en wat de regiogemeenten daar in totaal voor over hebben, in plaats van dat elke gemeente er zelf beter van wordt. Het gaat nu om volwassen worden en inzien dat het goed is voor de hele regio. In die fase verkeert ook het vervolg van de investeringen. Een van de pieken is de binnenstad van Dordrecht; daar moet je met zijn allen in investeren en dat kan betekenen dat je ergens iets moet laten in een regiogemeente. Dat betekent dat je bijvoorbeeld een landelijke winkelketen die zich in Zwijndrecht of Hendrik-Ido-Ambacht zou willen vestigen, overhaalt om zich in plaats daarvan in Dordrecht te vestigen omdat dat een grotere betekenis kan hebben voor de regio. Daar is wel bestuurlijke moed voor nodig, maar de regio zit wel in die fase. Op die manier is ooit het Waterschap weggelopen; dat mag nooit meer gebeuren. Mevrouw Kuhlemeier merkt op dat de regio meebetaalt aan het Energiehuis. Wethouder Spigt heeft jaren geleden aangekondigd dat hij zou gaan lobbyen in de regio voor onder andere het Energiehuis, het Hofkwartier en de Sportboulevard. Ze vraagt of er al zicht op is welke soort projecten in Manden Maken 2 komen die de binnenstad meer bekendheid geven. De heer Scholten antwoordt dat dat nog niet concreet bekend is; het moet wel aantoonbaar binnen de genoemde drie pieken vallen, waarvan de binnenstad er één is. De heer Mostert mist het aspect veiligheid in de binnenstad, ook als het donker is. Na zeven uur is er niets meer te beleven op straat. De heer Scholten antwoordt dat daar niet veel over is gezegd; dat is één keer gebeurd. Dordrecht is in vergelijking met Rotterdam en Breda een betrekkelijk veilige stad.
3
De heer Mostert is het daar niet mee eens. Mensen gaan de stad niet in na 7 uur ’s avonds; dat gevoel neem je niet weg, of dat nu terecht is of niet. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat er een keer iets over is gezegd, misschien mede naar aanleiding van een bericht in de krant over een incident in de stad. Bij de programmakaart is de inzet om winkels ’s avonds langer open te laten blijven. Nu is het vaak om half zes al stil. Als je meer voorzieningen in de binnenstad hebt, zullen meer mensen in de avonduren de binnenstad bezoeken. Het wonen boven de winkels is de afgelopen tien jaren toegenomen; op die manier wil je ook de sociale veiligheid bevorderen en dat werd algemeen gewaardeerd. De heer Van den Eijkel merkt op dat de sporen van het Merkenkader en de drie pieken niet gelijk lopen. In het Merkenkader gaat het om totaal andere iconen dan de drie pieken, die gaan om landschap, water en de binnenstad. Dat is een vreemde discrepantie. Hij vraagt in hoeverre het aantrekkelijk maken van de binnenstad specifiek van belang is voor de regio, of dat het niet veel sterker is dat als je aantrekkelijk bent als binnenstad in breder verband, dat je daarmee automatisch als regio aantrekkelijker bent. Wethouder Kamsteeg onderschrijft die laatste stelling van harte. Dordrecht Marketing was geen Drechtsteden Marketing. Dat heeft een andere functie dan het piekenverhaal, dat is bedoeld om van het Drechtstedengebied een helder profiel neer te zetten, dat het gebied onderscheidt van andere steden en gebieden in het land. Dit is niet bedoeld om toeristen hier naartoe te halen; het versterken van de binnenstad doet dat uiteraard wel, maar dat ga je op een andere manier bekend maken in het land. Het piekenverhaal ga je niet het land insturen; dat wordt gehanteerd om de lobby richting andere overheden en bedrijfsleven te doen, ook om geld binnen te halen. Dat is in de afgelopen jaren vaak gelukt. De heer Van den Eijkel merkt op dat hij het toch vreemd vindt dat inhoud en boodschap niet op elkaar zijn afgestemd. Beleid en marketing gaan over hetzelfde. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat de pieken van de Drechtsteden over iets heel anders gaan; dat verhaal is niet bedoeld om het gebied richting de bevolking te profileren, maar om duidelijk te maken aan andere overheden zoals de provincie en het rijk wat hier speelt, waar aan gewerkt wordt, wat de karakteristieken zijn en hoe dit gebied zou kunnen worden versterkt. Aan de andere overheden wordt gevraagd om daar aan bij te dragen. Drechtstedenpromotie bestaat eigenlijk niet eens, behalve dan bedrijfsacquisitie, gericht op het aantrekken van bedrijven. Het verhaal van Dordrecht Marketing is puur gericht op het promoten van Dordrecht en de uniciteit van Dordrecht om hier ook meer mensen naartoe te trekken en uiteraard ook in brede zin om de stad aantrekkelijk te maken; dat spreekt vanzelf. De heer Vermeulen vindt ook dat marketing een breed aspect is en kan zich niet vinden in het antwoord van wethouder Kamsteeg. Behoudens bedrijvigheid betekent het kader marketing ook dat je gaat onderzoeken hoe je als centrumfunctie kunt gaan fungeren richting de Drechtstedengemeenten. Het vindt het heel vreemd als wethouder Kamsteeg stelt dat dat geen raakvlak heeft; dat antwoord verbaast hem enigszins. De heer Scholten merkt op dat het piekenverhaal van alle bestuurders uit de regio Drechtsteden is. Het is eigenlijk de wat–vraag: wat willen wij? De bestuurders willen dat de binnenstad van Dordrecht de binnenstad van de regio wordt. Die wil je versterken, want daarmee kun je de hele regio opkrikken. Hoe doe je dat dan? Een van de instrumenten is een marketingverhaal. Dat kun je best gaan gebruiken als uitwerking om die binnenstad te versterken, maar eerst moeten zes gemeenten met elkaar beleidsmatig vinden dat de binnenstad van Dordrecht een van de drie pieken is. Dat doe je dan vervolgens door middel van marketing en dat soort zaken. De heren Vermeulen en Van den Eijkel geven aan niet overtuigd te zijn. De voorzitter kapt deze discussie af gezien het tijdstip en vraagt naar de vervolgprocedure.
4
Wethouder Kamsteeg antwoordt dat er op 14 oktober a.s. een informatieve bijeenkomst is gepland over de drie pieken in de Drechtraad. In de komende tijd wordt met de Drechtraad toegewerkt naar een uitwerking, waarin de resultaten zullen worden vermeld van wat er tot nu toe aan gedachtevorming is ontwikkeld rondom de drie pieken. De voorzitter dankt voor de presentatie en de uitleg en sluit de vergadering.
5
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 13 OKTOBER 2009 PRESENTATIE STICHTING DOCK Dordrecht (161112)
Voorzitter: Dhr. J.C.C. Bruggeman Secretaris: Mw W.V.E. Verboom Verslag: Erna Verveer, Getikt notulistenbureau Aanwezig: Dhr. E. Linnert, ECO-Dordt/D66 Dhr. A.G. Van Zanten, PvdA Dhr. J. Bouter, VSP Dhr. P.H. Sleeking, BVD Mw I. Koene, VVD Dhr. M.P.P.M. Merx, VVD Dhr. P. Verhoeve, ChristenUnie/SGP Namens het college is aanwezig wethouder F.J. van den Oever De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. De heer Nico Van der Spek van Stichting DOCK introduceert Boy Bastiaanse (interieurarchitect), Jasmijn de Koning (design/reclame), Rogier Bot (typograaf), Annemarie Strijbos (filmmaker) en Evelien Janssen (beeldend kunstenaar) Er wordt op creatieve wijze een presentatie gegeven. De heer Van Zanten dankt voor de presentatie. Hij vraagt op welke witte vlekken in Dordrecht wordt ingezet, wat DOCK ziet als verbeterpunten en wat de bijdrage van DOCK daarin zal zijn. De heer Van der Spek antwoordt dat je moet kijken aan welke knoppen je tegelijk moet draaien om de creatieve sector te versterken. Daarbij gaat het om vijf knoppen. Er zijn wel netwerken binnen de disciplines, maar die netwerken ontbreken tussen de disciplines. Er is te weinig netwerk tussen creatieve sector en opdrachtgevende sector. Een creatief bedrijfsverzamelgebouw ontbreekt nog; er zijn wel plannen rond de Eulerlaan. Als de creatieve sector veel sterker is dan velen denken, dan is dat onbekend omdat die onvoldoende zichtbaar en herkenbaar is in de stad en vraagt dat om actie. Tot slot moet je ook de professionaliteit van de sector steeds verder versterken. De heer Verhoeve vraagt hoe je het hoge ambitieniveau moet linken aan bestaande organisaties, bijvoorbeeld het CBK zodat je niet in elkaars vaarwater zit. De heer Van der Spek antwoordt dat het hier gaat om ondernemers en niet om door de overheid in stand gehouden organisaties; dat bijt elkaar niet omdat dat een levensgroot verschil is. Er is overlegd met CBK en de plannen zijn naast elkaar gelegd. Samenwerking met culturele instanties is prima waar nodig, maar DOCK wil zich eerst richten op het versterken van de eigen kracht en op samenwerking met de ondernemers. De heer Linnert beaamt dat je juist moet proberen elkaar te versterken en niet met elkaar moet gaan concurreren. De heer Van Zanten vraagt wat DOCK van de gemeente en van de politiek verwacht. De heer Van der Spek antwoordt dat het heel belangrijk is om te weten of je samen hetzelfde doel nastreeft. In veel gevallen betekent dat niet dat er geld nodig is. Er staan bijvoorbeeld elke zomer in Dordrecht een heleboel bloembakken. Die kun je ook creatief beplanten voor een opvallend resultaat; dat hoeft niets extra te kosten. Daarbij is steun van de gemeente nodig, maar waar een wil is, is een weg. Dat wil niet zeggen dat er nooit kosten zullen ontstaan, waar je samen een oplossing voor wilt zoeken. Na vanavond zal DOCK daarover iets neerleggen bij de gemeente. Helemaal gratis is het dus niet, maar als de gemeente zelf een project wil doen is er ook geld nodig.
6
Mevrouw Koene vraagt naar de Eulerlaan waar aan wordt gedacht als locatie voor een creatief verzamelgebouw. De heer Van der Spek antwoordt te hebben gehoord dat de gemeente een dergelijk plan ontwikkelt. Wethouder Van den Oever verwijst naar de begrotingsteksten. Met betrekking tot de leeg gekomen scholen bij de Eulerlaan moet op termijn een invulling komen met woningbouw. In het licht van de huidige situatie en ook omwille van de buurt moet je zorgen voor een goede tijdelijke invulling voor minimaal vijf jaar. In deze periode zullen creatieve broedplaatsen worden ontwikkeld om creatief ondernemerschap ruimte te geven om door te groeien. Dat zal eventueel leiden tot een raadsvoorstel, een en ander in samenwerking met de Drie Rivieren. Er ligt een uitnodiging aan de omwonenden om hier met de bewoners over te praten, in november. Het platform is inmiddels een formele stichting geworden; hij vindt het heel prettig om daarover van gedachten te wisselen. Er zijn doelstellingen geformuleerd in het Meerjarenbeleidsprogramma en er zijn experimenten gedaan ten aanzien van creatief ondernemerschap. De gemeente heeft daar een klein beetje in geïnvesteerd om een aantal dingen mogelijk te maken. In de notitie Van hype naar haalbaarheid staat ook dat de gemeente bereid is om dat ‘oliespuitje’ ook in de toekomst in te zetten, daar waar het gaat om het faciliteren en stimuleren van creatief ondernemerschap zoals dat ook voor tal van andere starters wordt gedaan. Hij zal zijn uiterste best doen om geen nieuw beroep op de middelen te doen; hij gaat er vooralsnog van uit dat dit via de beschikbare middelen kan worden ingevuld. Maar de mogelijkheden overstijgen misschien de middelen en dan zal de stichting zich wellicht tot de gemeente richten met een verzoek. Er zullen voor de Eulerlaan separate voorstellen komen, voor zover die al niet in de begroting zijn opgenomen. De heer Verhoeve vraagt wie de doelgroep is en wie de creatieve klasse is. Zijn vraag is ook of die bij DOCK willen horen. Mevrouw de Koning antwoordt dat de doelgroep bestaan uit architecten, fotografen, schrijvers, dichters, reclamemensen, vormgevers, theatermakers, met de nadruk op professioneel bezig in de creatieve sector. Die willen wel bij DOCK horen; de maandelijkse borrel trekt gemiddeld 65 van de 300 mensen die in Dordrecht werkzaam zijn in de creatieve sector. Linked in heeft 70 leden en dat geeft aan dat er grote interesse is. De heer Verhoeve vraagt of er vergelijkbare initiatieven zijn in andere steden en of er contacten lopen. De heer Van der Spek antwoordt dat dat niet uitgebreid is onderzocht. Door omstandigheden zijn er wel redelijk goede contacten met vergelijkbare initiatieven in Eindhoven. Mevrouw De Koning merkt op dat elke zichzelf respecterende stad probeert om creatief te zijn; dat is ook een reden om als Dordrecht niet achter te blijven. De heer Verhoeve antwoordt dat er een projectleider aangetrokken zal worden; hij vraagt hoe die betaald wordt. De heer Van der Spek antwoordt dat dit komt uit de gemeente Dordrecht of uit de Drechtsteden of uit een combinatie daarvan; op dit moment zijn er nog geen sponsors. De middelen moeten nog gevonden worden. De heer Merx vraagt hoe de professionaliteit wordt gemeten. Hij vraagt of het al lukt om de creatieve sector te koppelen aan de andere sectoren. Mevrouw De Koning antwoordt dat de creatieve ondernemer zijn geld moet kunnen verdienen. Eerst moet DOCK een ketting van sterke schakels zijn en moet bekend zijn wat de sterkte en de zwakte is. Daarna worden business meetings en dergelijke georganiseerd met opdrachtgevers. De heer Linnert noemt cateraars en interim management ; die sector is ook heel creatief, maar minder artistiek. Die zijn vanavond niet genoemd, maar staan wel in een brief die in januari is verzonden. Hij vraagt of die bewust niet zijn genoemd.
7
Mevrouw De Koning antwoordt dat die er zeker bij horen; die zijn ook van harte welkom. De heer Van der Spek vult aan dat de interim manager die in de lijst staat, heeft afgehaakt; die was op dat moment voornemens om voorzitter te worden. Interim managers worden niet als creatieve sector bestempeld, al kan een communicatiemanager wel creatief zijn. De heer Van Zanten merkt op dat er in Rotterdam ook een Stichting DOCK werkzaam is, een instelling voor opbouwwerk; hij waarschuwt voor naamsverwarring. Tot slot wordt een gedicht voorgedragen van stadsdichter Marieke van Leeuwen, mede initiatiefnemer van DOCK; de tekst wordt uitgereikt in de vorm van flessenpost. De vergadering wordt gesloten.
8
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE VAN 13 OKTOBER 2009 Programmakamer Wonen en Leefbaarheid RAADSINFORMATIEBRIEF OVER HET VOORNEMEN TOT AANWIJZING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTEN (195252) Voorzitter: Mw. N. de Smoker-van Andel Secretaris: Dhr. J.T. De Heus Verslag: Mw. E. Verveer, af digitaal bestand Woordvoerders: Dhr. B. Staat, ChristenUnie/SGP Dhr. B. C. Moedt, ECO-Dordt/D66 Mw. G. Yanik, PvdA Dhr. D. van den Eijkel, CDA Dhr. D.E. Vermeulen, VVD Dhr. J. Bouter, VSP Dhr. D.F.M. Schalken-den Hartog, BETER VOOR DORDT De fracties GroenLinks en Karapinar zijn niet vertegenwoordigd. Toehoorder: Mw. L.J. Kuhlemeier-Booij, BETER VOOR DORDT Namens het college is aanwezig: wethouder A.T. Kamsteeg Namens de ambtelijke organisatie zijn aanwezig: de dames H. Kromkamp en C.A.E. van Nes De voorzitter opent de vergadering. Wethouder Kamsteeg licht toe dat er inmiddels 19 zienswijzen zijn ingediend. Die worden meegenomen bij het definitieve collegebesluit dat waarschijnlijk over twee weken genomen zal worden. Mevrouw Kromkamp geeft een presentatie die wordt ondersteund door een aantal sheets (Deze sheets kunnen op het RIS bij dossiernummer 195252 worden geraadpleegd – secr.) Mevrouw Yanik informeert naar het onderdeel handhaving en vraagt in hoeverre dit onderdeel is van een integraal beleid? In een gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht is sloop mogelijk, mits er al nieuwbouwplannen zijn. Ze vraagt welke extra voorwaarden er aan die nieuwbouw worden gesteld, zodat die toch aansluit op het beschermde stadsgezicht? De heer Staat merkt op dat het aantal panden eerst 184 bedroeg en nu nog maar 183. Hij vraagt wat er is gebeurd met dat ene pand? Ongeveer de helft van de 19 zienswijzen betrof woningen, de andere helft betrof panden met een gebruiksfunctie, zoals een kerk of een bedrijfspand. Hij vraagt naar een toelichting op de oorzaak, als dat mogelijk is. De heer van den Eijkel stelt vast dat het gros van de panden in particulier bezit is; een aantal is in handen van de gemeente. Hij vraagt of daar nog specifieke gedragsbepalingen aan verbonden zijn?
9
De heer Vermeulen informeert of er panden bij zijn die in bezit zijn van huisjesmelkers en zo ja, of bureau Monumentenzorg kan bewerkstelligen dat er iets gedaan wordt aan deze panden. Ze behoren goed onderhouden te worden en dus kan hij zich voorstellen dat daar meer actie op genomen zal gaan worden dan gebruikelijk; bij deze categorie eigenaren. De heer Moedt vraagt hoe omgegaan wordt met het monumentale straatbeeld als dit wordt verstoord door een “rotte appel in de mand”. Mevrouw van Nes antwoordt dat er een gezamenlijk handhavingsprogramma van toepassing is met de afdelingen Bouwen en Wonen en Milieu; er is geen expliciet handhavingbeleid. In de loop van 2010 zal als het goed is ook de vergunningverlening plaatsvinden via de Milieudienst en zal haar afdeling uitsluitend nog adviseren, zeker als de wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht wordt. Er is niet zo heel vaak sprake van illegale activiteiten met betrekking tot monumenten, dus in die zin is de dringende behoefte aan een specifiek handhavingbeleid er niet. In principe wordt meegedraaid in het handhavingprogramma van de Milieudienst. Bij een beschermd stadsgezicht wordt voornamelijk naar de ruimtelijke inpassing gekeken. Daar worden vaak randvoorwaarden voor opgesteld. Daarnaast wordt getoetst of het architectonisch past door de welstand- en monumentencommissie. Eén van de genomineerde panden was het gebouw op het binnenterrein aan de Blekersdijk en dat is een oude ijsfabriek. De beslissing om die aan te wijzen als monument is in overleg met het college uitgesteld tot bekend is wat daar gaat gebeuren. Er ligt een zware parkeerclaim op die ook is opgenomen in het bestemmingsplan. De vraag is of het mogelijk is om de voormalige fabriekshal te handhaven. Die is dus op dit moment buiten de aanwijzing gebleven, maar wellicht verandert dat nog. De meeste mensen die hun pand bedrijfsmatig gebruiken, hebben er moeite mee als de overheid zich er mee gaat bemoeien. Dit is de belangrijkste strekking van het merendeel van de zienswijzen. Ze zien op tegen eventuele langere procedures. Dat wordt met de komst van de Wabo waarschijnlijk opgelost. Voor een monument in bezit van de gemeente gelden dezelfde regels als voor een monument dat in eigendom is van een andere eigenaar. Bij bijzondere panden, zoals het Energiehuis, waar ook zienswijzen voor zijn ingediend, is overleg gevoerd met de architect en de projectleider over de plannen. Ook de welstands- en monumentencommissie heeft er inmiddels naar gekeken en de indruk is dat de aanwijzing tot gemeentelijk monument heel goed te combineren is met de plannen. De heer van den Eijkel verduidelijkt dat zijn vraag was ingegeven door de situatie van gebouw De Holland. Mevrouw van Nes antwoordt dat dit al een gemeentelijk monument is en dus behouden voor sloop, maar vanwege de crisis is er nog geen ontwikkeling. Dat is zorgelijk, want leegstand is niet goed voor het gebouw. Haar is niet bekend dat er eigenaren tussen zitten die je als huisjesmelker zou kunnen typeren. Mevrouw Kromkamp vult aan dat bureau Monumentenzorg niets kan betekenen om de panden beter te onderhouden. Sommige panden staan er inderdaad slecht bij, maar je kunt als gemeente pas ingrijpen op het moment dat het gevaar oplevert voor de omgeving of de bewoners. Met betrekking tot het monumentale straatbeeld kun je ook niet veel doen als daar een lelijk pand tussen staat. Je probeert de waardevolle panden te beschermen en tegelijkertijd hoop je dat dit niet betekent dat alle niet beschermde panden op termijn verdwijnen, want die ondersteunen voor een deel zeker het straatbeeld. Het gaat uiteindelijk niet om mooi en lelijk, maar om de staat van onderhoud. In een stad zul je altijd verschillen hebben tussen panden en de vraag is of dat erg is. Het geeft ook karakter aan de stad.
10
De heer Moedt werpt tegen dat de aantrekkelijkheid van een straat op die manier wel verloren kan gaan. In andere steden wordt in zo’n geval actiever opgetreden als het gaat om het aanschrijven van eigenaren vanuit de welstandcommissie. Mevrouw van Nes herhaalt dat daar geen beleid op gemaakt is. In geval van gevaar kan er opgetreden worden. Het blijft een individuele verantwoordelijkheid van een eigenaar om goed voor het bezit te zorgen. Wethouder Kamsteeg vult aan dat je kunt aanschrijven op strijdigheid met het Bouwbesluit en in het bijzonder als de volksgezondheid in gevaar komt of wanneer er fysiek gevaar is. Er is ook een aanschrijfgrond op grond van welstand. In de jaarlijkse rapportage wordt hier melding van gemaakt. In de afgelopen minstens zeven jaren heeft een dergelijke aanschrijving niet plaatsgevonden. Je moet daar als gemeente heel deugdelijke gronden voor hebben, wil je succesvol interveniëren in de particuliere eigendomsverhoudingen. Je kunt dus niet aanschrijven op basis van een lelijk pand. De heer Vermeulen geeft zijn complimenten voor de selectiewerkzaamheden. Zelf is hij de trotse eigenaar van een 17e eeuws rijksmonument en hij ziet dus graag dat de betreffende eigenaren lid worden van de club van monumenten; in het belang van het behoud van deze panden. Hij beschouwt zichzelf niet zozeer als eigenaar, maar eerder als iemand die het voorrecht geniet om het tijdelijk te gebruiken en te onderhouden. De heer van den Eijkel wil namens de CDA-fractie een groot compliment uitspreken voor het beleid dat hier wordt aangegeven. Dit is een belangrijk instrument dat er aan bijdraagt om de stad aantrekkelijk te maken. Je ziet dat ook de aanpak van de funderingsproblematiek een groot effect heeft op de 19e Eeuwse Schil in de vorm van heel veel activiteit. De heer Staat sluit zich aan bij de complimenten. Ook de fractie ChristenUnie/SGP is heel blij met de aanwijzing van deze 183 panden, waardoor een stukje ontwikkeling van de 19e Eeuwse Schil nader in beeld komt en een beschermde status krijgt. Hij heeft Villa Rozenhof bezocht, dat nog heel wat authentieke elementen bevat. Het pand dat van de lijst verdwenen is, roept bij hem wel een vervolgvraag op in het geval de waarde van een pand afhankelijk wordt gemaakt van toekomstige ontwikkelingen in dat gebied. Een pand is òf bijzonder genoeg om te worden aangewezen als monument òf het is niet bijzonder genoeg, maar dat mag zijns inziens niet afhangen van toekomstige ontwikkelingen in dat gebied. De heer Moedt wijst erop dat er een potje is voor 1.170 monumenten. Er zijn er nu 945 en dan blijven er dus nog 335 over voor de ring 1920-1940. Hij vraagt wat er gebeurt met de jaren 1960–1980, want in die tijd zijn er ook nogal wat architectonische hoogstandjes gebouwd. Hij vraagt of dit potje wordt aangevuld als dat nodig is? De heer Bouter vertolkt dat de VSP-fractie van mening is dat dit een goed rapport is. Er zijn geen op- of aanmerkingen. Hij geeft complimenten voor het opzetten van het stuk. Ook mevrouw Yanik geeft complimenten voor het stuk en voor de duidelijke presentatie. Het aantal monumenten neemt toe en ze vraagt zich af of er toch niet nagedacht zou moeten gaan worden over een specifiek handhavingsbeleid op monumenten. De heer Schalken geeft aan dat ook de fractie BETER VOOR DORDT blij is met de uitbreiding van de lijst. Het is jammer dat het voor sommige panden net te laat is. Hij sluit zich aan bij de opmerking die de heer Staat maakte. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat het onder andere het postkantoor inderdaad helaas gesloopt is. De waardering voor bureau Monumentenzorg is uitgesproken en die waardering heeft hij zelf ook. Er zijn heel veel monumenten extra op de lijst gezet. Je kunt dan vragen waar de 184e is gebleven, maar datzelfde geldt voor nummer 185 en
11
186 enzovoort. Je moet ergens een streep trekken. Soms zijn ook pragmatische argumenten reden om iets wel of niet te doen. Er moet uiteindelijk ook een bestuurlijke afweging plaatsvinden. Het voorlopig ontwerp voor het Energiehuis is ongeveer af. Als er een particuliere eigenaar zou zijn met een ontwikkelplan dat nagenoeg klaar was, zou je daar ook met verstand mee om moeten gaan in zijn opinie. Stel dat het Energiehuis van een totaal nieuw plan zou moeten worden voorzien, dan moet je ook bedenken of je daar een paar jaar vertraging en een paar miljoen euro extra voor over zou hebben. Je moet soms bestuurlijk afwegen hoe je met dat soort vraagstukken omgaat. Dat geldt ook voor een aantal bezwaren: die moeten ook fatsoenlijk worden afgewogen. Particuliere eigenaren hebben een belang, de gemeente ook en uiteindelijk is het aan het college om een bestuurlijke afweging te maken van die belangen. Dat leidt er soms toe dat iets afvalt of dat je zegt: dat doen we later. Het pand Nieuwstraat 60-62 is na een uitvoerig debat niet aangewezen als monument, maar als het een keer verbouwd gaat worden, moet dat wel op een fatsoenlijke manier gebeuren, die recht doet aan de status van het pand. Dat soort compromissen kun je dus soms ook sluiten. Er is in voorzien dat het gemeentelijke restauratiefonds bestand is tegen deze uitbreiding en ook tegen de uitbreiding van de binnenstadsmonumenten, maar tegen die tijd waarschijnlijk eind volgend jaar - moet er wel een nieuwe prognose opgesteld worden om te bepalen op welk moment je een volgende storting zou moeten doen. De laatste prognose dateert van 2003 of 2004. Het wordt zo langzamerhand een redelijk aantal en dat betekent dat er wel aandacht moet zijn voor die panden. Wat in de toekomst tot monument wordt verklaard is nog niet bekend. Het kan best zijn dat een pand dat dit jaar gebouwd wordt over 80 jaar een heel waardevol element blijkt te zijn. Dat is een continue proces. Het bureau Monumentenzorg zal ongetwijfeld blijven bestaan en er is zelfs een bouwhistoricus aan toegevoegd die vanavond ook aanwezig is. De heer Staat kan volgen dat je pragmatisch moet omgaan met een pand, maar dat laat volgens hem onverlet dat het betreffende pand aan de Blekersdijk klaarblijkelijk zoveel elementen in zich had dat het toch op die lijst terecht is gekomen. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat er wellicht een paar panden van de lijst af vallen na het beoordelen van de zienswijzen. Dat kan evengoed. De voorzitter stelt vast dat de raadsinformatiebried voor kennisgeving naar de raadsvergadering van 3 november 2009 kan en sluit de vergadering.
12
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 13 OKTOBER 2009 Bestuur, Participatie, Dienstverlening PRESENTATIE BREDE DOORLICHTING (213057) Voorzitter: dhr. H.J. Tazelaar Griffier: mw M. van Hall Verslag: Erna Verveer, Getikt! af digitaal bestand Aanwezig: Dhr. W. van der Kruijff, CDA Dhr. C.A. van Verk, PvdA Dhr. H.P.A. Wagemakers, BETER VOOR DORDT Dhr. O. Soy, BETER VOOR DORDT Dhr. W.J.M. Nederpelt, GroenLinks Mw J. van den Bergh, PvdA Dhr. D. Pols, VVD Dhr. J. Rakhorst, VVD Dhr. H. Mostert, ChristenUnie/SGP De heer P.J.T. Tiebosch, ECO-Dordt/D66 De heer J.J.W. Van Dongen, ECO-Dordt/D66 Namens het college is aanwezig wethouder J. Lagendijk Namens de ambtelijke organisatie zijn aanwezig dhr. W. Ronken, dhr. R. Groen en dhr. M. Van Leemput. Verder is aanwezig mevrouw De Vries van Hiemstra en De Vries, projectleider. De voorzitter opent de vergadering en meldt dat er door verschillende mensen een presentatie van de tussenstand van de brede doorlichting wordt gegeven. De circa 50 sheets van de presentatie staan vanaf morgen op het Raadsinformatiesysteem (RIS). Er is gelegenheid om vragen te stellen. Mevrouw De Vries geeft aan dat het de opzet is om op innovatieve wijze te komen tot kwaliteitsverbetering en te kijken naar veranderende rolneming; op die manier moet er 10 miljoen vrij gespeeld worden. Er zijn 444 ideeën vanuit de organisatie gekomen, die zijn teruggebracht tot 29 verbetervoorstellen. Deels waren er quick wins te realiseren, deels was er sprake van dubbelingen. In december zullen 29 business cases met verbetervoorstellen aan het college worden gepresenteerd, die vervolgens een keuze zullen maken welke wel en niet worden geïmplementeerd. Wethouder Lagendijk vervolgt de presentatie. Om bureaucratie te besparen kun je aan de voorkant de verantwoordelijkheid bij bijvoorbeeld de aanvrager van een milieuvergunning neerleggen. De aanvrager kan online een vergunning regelen via vooraf vastgestelde kaders en wordt vervolgens, nadat de vergunning is verstrekt, binnen een week gecontroleerd. Het gaat hierbij niet om het voorbeeld, maar om de manier van kijken. Mocht iemand misbruik maken van de regeling, dan moet die ook zwaar gestraft worden. Hetzelfde zou je kunnen doen met bepaalde subsidie-aanvragen. Deze aanpak is in feite gelijk aan die van de Belastingdienst: die voert steekproefsgewijs of themagewijs controle uit in plaats van structureel vooraf. De heer Van Verk merkt op dat het bij de Belastingdienst wel enorm mis is gegaan met de huursubsidie. Mensen konden zelf toeslagen aanvragen en kwamen vervolgens in de
13
problemen omdat ze geld terug moesten betalen. Hij vraagt hoe je voorkomt dat dingen uit de hand lopen. Wethouder Lagendijk antwoordt dat je bij sommige regelingen de zaak minder vrij laat dan bij andere, meer foutgevoelige regelingen. Je kunt er ook voor kiezen om er in dat geval meer begeleiding op te zetten. Het gaat om het principe om meer vertrouwen en verantwoordelijkheid aan de burgers en maatschappelijke organisaties te geven met als doel minder bureaucratie en uiteindelijk netto meer effectief toezicht. Het werkt overigens alleen als het intern ook zo gaat en daarbij gaat het om het regelen van interne processen en de manier van leiding geven. De heer Nederpelt vraagt of daarmee ook vragen worden bedoeld die de raad stelt. Wethouder Lagendijk antwoordt dat als je vindt dat dit een manier van kijken is in het functioneren van de overheid, en als je ook vindt dat intern en extern gedrag hetzelfde is, dan heeft zo’n filosofie ook consequenties voor de raad. Het is in ieder geval een reden om daar over na te denken. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de raad bijvoorbeeld nog maar eens per jaar schriftelijk vragen mag stellen. Je zag die ontwikkeling al bij het bespreken van de grote projecten; in het begin hadden zowel raad als college het gevoel dat daar geen enkele grip op was en werd gevraagd om grotere controle. Nu zeggen mensen dat je er op een bepaald moment op moet vertrouwen dat er gerapporteerd zal worden op de momenten dat dit nodig is. Dat vertrouwen geven enkelen al, zolang het niet geschaad wordt. Dan ben je eigenlijk al op dezelfde manier aan het nadenken hoe je dan vanuit de raad de gang van zaken stuurt. Het is een kwestie van verkennen en uitzoeken. Bij vertrouwen en verantwoordelijkheid hoort ook verantwoording; als je dat niet doet, wordt het heel erg vrijblijvend. Dus geen controle vooraf, want dan voelt het niet als vertrouwen, maar wel steekproefsgewijs. Als blijkt dat de kantjes er af gelopen worden, moet je echt voelen dat dat niet kan. Een vriendelijke mentaliteit gaat niet werken, als je niet bereid bent om ook eens een dreun uit te delen op het moment dat mensen het niet waarmaken. Dat doet ook een beroep op de overheid om heldere kaders te stellen en die ook vast te houden. Dat vraagt om een veel zakelijker aanpak. Op dit moment worden de drie trajecten, beleid en rolneming, bedrijfsvoering en de financieel technische maatregelen, doorlopen. De ambtelijke organisatie kijkt met de bril van vertrouwen en verantwoordelijkheid naar de maatregelen die zij nemen en kijkt of er een soort rode draad te zien is. Als het werkt, moet het geld en vernieuwing opleveren; liefst beide, maar een van de twee mag ook. Zo niet, dan moet je het vooral niet doen. Hij zou het op prijs stellen als hier eens uitgebreid bij stilgestaan zou kunnen worden. De heer Van Verk vindt het een prachtig verhaal, maar vraagt zich af hoe je voorkomt dat maatschappelijke organisaties en burgers kopschuw worden door het gegeven dat het geld moet opleveren. Hij heeft dat in de sector waar hij werkzaam is, meegemaakt. Wethouder Lagendijk antwoordt dat als het daar alleen om zou gaan, je toch de discussie aan zou moeten gaan, want je moet toch bezuinigen. Maar de bezuiniging zit vooral in ambtelijke capaciteit omdat er minder bureaucratie is. Daar merkt de burger op dat aspect niets van. Misschien zou je uitkomen op bezuinigingsaspecten die de burger wel raken, maar dan moet je onderstrepen dat de overheid door deze manier van werken ook in eigen huis orde op zaken stelt, maar tegelijk van de burger vraagt om een bijdrage te leveren. De heer Wagemakers merkt op dat deze weg in de afgelopen jaren al is ingeslagen. Wat succesvol is, moet zeker worden voortgezet. Hij benadrukt dat ook op beleidsterreinen waar hobbels bleken te zijn, samen met de maatschappelijke organisaties moet worden bekeken hoe je daar mee om zou kunnen gaan. Het kan volgens hem niet als vanzelfsprekend naar buiten gericht uitgezet worden, dat het met vertrouwen en verantwoordelijkheid vanzelf wel goed komt. De heer Van Dongen vindt het een aansprekend verhaal. Meer verantwoordelijkheid bij de burger en het bedrijfsleven leggen is uitstekend; je moet wel voorkomen dat je niet alleen de werkzaamheden verlegt. Deze insteek moet 10 miljoen op gaan leveren, maar
14
er zal nog veel meer geld bezuinigd moeten worden. Je zult moeten kiezen welke dingen je met de ambtelijke organisatie helemaal niet meer zult gaan doen. Wethouder Lagendijk antwoordt dat er nu een doorkijkje is gemaakt naar de komende paar jaar; de schade valt overigens erg mee in vergelijking met andere gemeenten. Je probeert de economisch ontwikkelingen steeds een paar jaar voor te blijven en tussen nu en 2012 loopt het eigenlijk nog uitermate beheerst. Met de tien miljoen zou je er uit kunnen komen, inclusief nieuwe wensen van het nieuwe college, maar zodra er sprake zou zijn van contra-indicaties zul je inderdaad een andere koers moeten varen. Maar dan is het prettig als je een lijn hebt waarlangs je dat inhoud probeert te geven. Maar dat voorkomt niet dat je op een bepaald moment moet zeggen: dit doen we nog wel en dat doen we niet meer. De heer Van Dongen merkt op dat het zo kan zijn dat je eens na gaat denken over hoe je de sociale sector hebt georganiseerd, die redelijk vast zit in regeltjes en voorschriften. Wethouder Lagendijk antwoordt dat in beleid en rolneming ook doorlichtingen zitten die gaan over de effectiviteit van het beleid, de wijze van organiseren, de productiekosten, de netto opbrengst en de affectiviteit daarvan. MO is bezig om dat uitgebreid vorm te geven. Daar komen handvatten uit om vrij rigoureuze beslissingen te nemen, mocht dat nodig zijn. De heer Van der Kruijff merkt op dat het CDA blij is met deze insteek; met de WMO zie je dit al een heel eind gebeuren met het samen dragen van de verantwoordelijkheid bij de maatschappij. Voor een groot deel gaat dit over cultuur en mensen; het risico is dat je je gaat beroepen op processen en werkwijze, terwijl je eigenlijk bedoelt dat je in een bepaald persoon geen vertrouwen hebt. Dat kan overigens ook een instelling zijn. Hij ziet dat ook terug bij raad en college. Als je niet oppast ga je veel met elkaar in discussie over processen en controles, terwijl je eigenlijk vanuit je vertrouwen niet wil zeggen, of je durft het niet of je kunt het niet, dat je niet vertrouwt dat iemand of iets het goed doet. Hij vraagt of daar over is nagedacht, en hoe het vertrouwen in instellingen en personen an sich is. Wethouder Lagendijk antwoordt dat hij die laatste vraag niet kan beantwoorden. Het is zo dat als je zo’n filosofie rondom vertrouwen en verantwoordelijkheid neerlegt, dat erg aan de softe kant voelt. Iedereen heeft wel een kwaliteitje, uiteindelijk. Het werkt alleen maar als je de fermheid kan opbrengen als overheid of als leidinggevende of als subsidiënt van een instelling of wat dan ook, dat je zegt: we hebben het twee keer geprobeerd, het lukt gewoon niet, dus we stoppen ermee. Mensen en organisaties lopen niet alleen maar op intrinsieke motivatie; ze lopen ook omdat er druk ontstaat. De heer Van Verk vraagt of de wethouder vindt dat fermheid een kernkwaliteit is van politiek en overheid. Wethouder Lagendijk antwoordt dat de heer Van der Kruijff daar naar vroeg; bij hem en bij de heer Van Verk vindt hij dat die fermheid wel aanwezig is. De heer Pols merkt op dat het hem als muziek in de oren klinkt. Hij vraagt wanneer de organisatie zal zijn omgeschakeld, want hij gaat er van uit dat dat jaren gaat duren. Wethouder Lagendijk is het met hem eens. Het vraagt om een bepaalde mentaliteit van werken en dat moet je opbouwen; dat gaat niet in een keer goed. Sommige onderdelen lenen zich daar beter voor dan andere. Het subsidiebeleid is vrij aardig uitgewerkt; dan krijg je ook een gevoel hoe dat zou moeten gaan functioneren en wat dat van de mensen vraagt. Maar het is toch een paradigmashift: een totaal ander principe van waaruit je probeert je werk te organiseren. Het is een opgave, maar je kunt het stapsgewijs invoeren. De heer Van Verk merkt op dat de omarming van dit verhaal door de liberale partijen hem wat onrustig maakt. Het spreekt hem op een aantal onderdelen zeker aan, maar zijn vraag is toch hoe je voorkomt dat mensen danwel roepen die zwak in de samenleving staan, daar buiten gaan vallen omdat ze het niet meer kunnen behappen. Wethouder Lagendijk antwoordt dat je uitaard geen voorzieningen op die manier toegankelijk moet maken die bedoeld zijn voor mensen die niet in staat zijn om zelf te regisseren. Aan de andere kant is het een bekend verschijnsel onder sociaaldemocraten dat die mensen die aan de rand van de samenleving staan, doorgaans wat minder
15
kwaliteiten toedichten dan ze soms in de praktijk blijken te hebben. Dat zie je bij de experimenten met Burgers aan Zet. In een wijk als Nieuw Krispijn blijken heel wat meer mensen mee te kunnen denken en opvattingen kenbaar te kunnen maken dan je misschien aan de voorkant zou verwachten als je kijkt naar de bevolkingssamenstelling. Echt vertrouwen en verantwoordelijkheid geven maakt dat er vaak dingen ontstaan die je niet voor mogelijk had gehouden. Natuurlijk moet je voorzichtig zijn en niet van mensen verwachten dat ze voortaan hun eigen bijzondere bijstand gaan regelen via de PC enzovoort; dat gaat natuurlijk niet werken. Vroeger moest elke aanvraag voor bijzondere bijstand, ook al betrof het iemand die al jaren in dezelfde situatie zat, steeds opnieuw beoordeeld worden. Op een bepaald moment is gezegd: die situatie verandert niet, dus je kunt voor driekwart van die aanvragen er van uitgaan dat 99% van de mensen die uitkering horen te krijgen en dan kun je die ook zo verstrekken. Dan accepteer je dat 1% niet goed lukt, maar de kosten daarvan zijn aanzienlijk lager dan wanneer je iedereen die een uitkering aanvraagt, uitgebreid moet gaan controleren. Dus dat is ook een aspect van vertrouwen en verantwoordelijkheid. Mevrouw De Vries vervolgt de presentatie. De heer Nederpelt vraagt of met “minder beroep- en bezwaarprocedures” wordt bedoeld dat de OZB zo laag wordt dat niemand meer bezwaar aantekent. Mevrouw de Vries antwoordt dat dit verbetervoorstel de inzet van mediationvaardigheden betreft; op het moment dat een afwijzing de deur uit gaat, wordt met de burger aan de voorkant op een andere manier in gesprek gegaan waardoor het aantal bezwaar- en beroepprocedures wordt teruggebracht. De heer Nederpelt merkt op dat de besluitvorming plaatsvindt bij de Kadernota 2011. Daarvoor komt 3 maart 2010, de verkiezingen. Zoals hij het bekijkt is dit document een onderlegger voor de coalitieonderhandelingen en niet voor de Kadernota; dat is dan een gelopen race. Wethouder Lagendijk antwoordt dat er wel verkiezingen zijn, maar dat de besluitvorming over wat er in de stad moet gebeuren gewoon doorgaat. In een rapportage van eind 2009 zitten natuurlijk lijnen die je kunt en moet gebruiken om je een beeld te vormen van de nieuwe coalitieperiode, maar tegelijkertijd zul je bij de Kadernota 2011 in 2010 formeel een besluit moeten nemen over hoe de begroting er uit moet gaan zien. Daarvoor is er sprake van een coalitieakkoord. Nu is het zo dat het college in een heisessie probeert om een Kadernota af te maken die de steun van de raad kan krijgen; deze keer wordt dat bij de collegevorming gedaan. Mevrouw de Vries gaat verder met de regionale afstemming. Er wordt een korte pauze ingelast waarna de voorzitter de vergadering heropent. De heer Van Leemput vervolgt de presentatie met het onderwerp subsidies. SSKW zou bijvoorbeeld ingeschakeld kunnen worden om aanvragen voor BBQ’s en straatfeesten en dergelijke af te handelen. Je zou het op zich uit het subsidieproces kunnen halen. De heer Nederpelt vraagt of de vergunningverlening hier ook onder valt. De heer Van Leemput antwoordt ontkennend. De heer Mostert merkt op dat meerjarensubsidies verlenen toch wel griezelig is. De heer Van Leemput antwoordt dat de subsidieverordening die mogelijkheid al biedt; er is alleen nog geen gebruik van gemaakt. Wethouder Lagendijk vult aan dat de gemeente vaak subsidie verstrekt als cofinanciering. Landelijke subsidies zijn vaak meerjarig, bijvoorbeeld in de cultuursector, aan de grote professionele instellingen. De gemeente heeft daar al geld voor gereserveerd, maar er moet nog steeds jaarlijks een beschikking worden afgegeven. Die tijd kun je beter besteden aan overleg met het betreffende gezelschap over de gang van zaken; dan ben je veel functioneler aan het sturen dan wanneer je weer opnieuw dat administratieve proces door moet. De heer Van Verk vraagt of het verleggen van de werkzaamheden aan bijvoorbeeld SSKW niet betekent dat je je verantwoordelijkheid overdraagt. Het werk moet toch gebeuren; SSKW verlangt dan wellicht meer subsidie om die taken uit te kunnen voeren.
16
De heer Van Leemput antwoordt dat hij al zei dat je dit misschien uit het subsidieproces zou moeten halen. Misschien moet je het als waarderingsbedrag in één keer verstrekken. Wethouder Lagendijk vult aan dat dit ook met vertrouwen en verantwoordelijkheid te maken heeft en noemt als voorbeeld de Sportraad. Die is verantwoordelijk voor een deel van de subsidietoewijzing omdat die veel meer zicht heeft op wat er in de sportsector gebeurt. Dat werkt niet overal goed, maar daar wel. Stel dat SSKW meer subsidie zou vragen waardoor je niets bespaart, dan kun je dat alsnog doen omdat dat de verantwoordelijkheid veel meer bij de sector zelf legt. Aan de andere kant is het zo dat SSKW zaken als straatfeesten voor een fractie van de kosten kan regelen, in vergelijking met de ambtelijke organisatie die daar een heel subsidieproces voor moet doorlopen. De instellingen kunnen dit beslist goedkoper doen. De heer Van Verk merkt op dat dit er ook toe kan leiden dat je het bureaucratisch proces eens tegen het licht houdt. Wethouder Lagendijk antwoordt dat dat ook moet gebeuren. De heer Van Leemput vult aan dat nu alle subsidies volgens dezelfde procesgang verlopen. Je zou kunnen kijken of je daar differentiatie in aan zou moeten brengen, bijvoorbeeld tot een bepaald bedrag de aanvraag meteen vaststellen. Het wordt dan een soort waarderingsubsidie. Over de grens moet je nadenken: ga je van 1.000 naar 5.000 of naar 20.000 euro? Boven 20.000 euro wordt altijd een accountantsverklaring gevraagd; daar kun je ook over discussiëren, gezien de kosten daarvan. Misschien kan volstaan worden met een verklaring van de kascommissie of iets dergelijks. Dan geef je de instellingen dus meer vertrouwen, maar dat wordt steekproefsgewijs gecheckt. Dan kan ook in de vorm van werkbezoeken aan de activiteiten of via een beleidsaudit. Wethouder Lagendijk merkt op dat je ook meer kunt werken met certificeringsachtige uitgangspunten, als borging. De heer Van Verk merkt op dat certificering de inflatie van de kwaliteit is in zijn ogen. Elke corporatie heeft tegenwoordig een kwaliteitslabel en is gecertificeerd, maar hij moet vaststellen dat de kwaliteit niet is verbeterd. Wethouder Lagendijk merkt op dat er jongerenwerkorganisaties zijn die er op gericht zijn om samen met kennisinstituten de door hun gebruikte methodieken te laten valideren. Hij vindt dat een hele goede zaak. Uiteindelijk moet de organisatie het bewijzen doordat de gewenste effecten er moeten zijn, maar als instrument kan het helpen. De heer Van Leemput vervolgt zijn presentatie met minder specifieke subsidieverordeningen. De 7 ideeën worden gebundeld en uitgewerkt. Op dit moment worden de business cases geschreven. De heer Pols vraagt wat dit idee gaat opleveren. Wethouder Lagendijk antwoordt dat hij er van overtuigd is dat je de verschillende ideeën op een bepaald moment taakstellend moet gaan beleggen; de vraag is even op welk moment. De raad krijgt uiteindelijk voorstellen voorgelegd met de garantie dat die 10 miljoen zullen opleveren; dat is ook een kwestie van vertrouwen. De raad mag uiteraard kritisch zijn, maar hij vraagt wel om vertrouwen in de garantie dat dit 10 miljoen zal opleveren, want die garantie kan hij geven. De heer Soy vraagt naar de verantwoording van de verleende subsidies als er minder wordt gecontroleerd. De heer Van Leemput herhaalt dat er steekproefsgewijs wordt gecontroleerd. Het moet niet zo zijn dat het systeem van achteraf controleren evenveel gaat kosten als het huidige systeem, want dan schiet je er niets mee op. De heer Van der Kruijff merkt op dat de heer Van Verk niet overtuigd is van certificering als borg om vertrouwen te kunnen hebben. De vraag is waar je vertrouwen op baseert. Persoonlijk heb je ergens vertrouwen in als je iemand ontmoet; dat heeft te maken met mensenkennis en ervaring en met de indruk die je krijgt als je met organisaties of een individu spreekt. Zo werkt het in de praktijk. Het dilemma is dat als je dat als overheid vorm probeert te geven, het al gauw willekeur heet. Er zit iemand en
17
die vindt iets en die bepaalt of een ander iets krijgt of niet. Hij begrijpt de wens om te komen tot minder regels, maar als je het losser probeert te laten en je laat het over aan het oordeel en het gevoel van een persoon… Wethouder Lagendijk antwoordt dat je het een zou moeten doen en het ander niet zou moeten laten; dat is zijn beeld. Als iemand de boekhouding gecertificeerd en al op orde heeft is dat geen garantie, maar het helpt wel enorm. Het scheelt heel veel tijd. Het is nooit zaligmakend; het is een kwestie van op zoek gaan naar of je het vertrouwen een beetje kunt borgen. De heer Wagemakers merkt op dat de beste voorspeller van toekomstig gedrag oud gedrag is. Je kunt ook je vertrouwen baseren op datgene wat organisaties in het verleden hebben gepresteerd. Wethouder Lagendijk is het daar mee eens. Het gaat om een samenspel van factoren waardoor je met een beetje zekerheid kan uitleggen waar je naar hebt gekeken: weging van wat men in het verleden heeft gepresteerd, de communicatie, de degelijkheid van de administratie enzovoort. Dat bepaalt de mate waarin je vertrouwen kunt geven, tot het geschaad wordt en dan moet je ingrijpen. De heer Ronken vervolgt de presentatie met 27 sheets over beleid en rolneming. Er wordt rekening mee gehouden, en daar zal ook op worden gestuurd, dat een deel van de te realiseren bezuinigingen zal leiden tot een vermindering van het personeelsbestand. De heer Mostert vraagt hoe dat wordt aangepakt. De heer Ronken antwoordt dat niemand zal worden ontslagen. Er komen sowieso mutaties als gevolg van een verouderend personeelsbestand; bij SO gaat het dan in de komende drie jaar al om 15 FTE. Aan de andere kant wordt geïnvesteerd in het personeel ten aanzien van vaardigheden en competenties die passen bij het op een andere manier omgaan met partners. 25% van de bezuinigingen zal te maken hebben met verdwijnen van arbeidsplaatsen, een ander takenpakket, een andere manier van werken of vertrek naar elders. De heer Soy merkt op dat er nu al veel wordt ingehuurd omdat de kennis in de organisatie ontbreekt. Hij vraagt of het reëel is om het personeelsbestand te willen inkrimpen. De heer Van Verk vraagt hoe groot het personeelsbestand op dit moment is. De heer Ronken antwoordt dat Stadsontwikkeling 120 FTE in dienst heeft; daarbij moet je onderscheid maken in personeel dat op de exploitatie drukt en dat is ongeveer 40%. Daar gaat dit verhaal over. De overige 60% drukt niet op de exploitatie en die draagt niet direct bij aan het behalen van de 10 miljoen. De heer Mostert vraagt waarom er nog steeds zoveel specialisten worden ingehuurd. De heer Ronken antwoordt dat de inhuur van de “flexibele schil 1 en 2” onderdeel is van het beleid. Veel specialisten heb je soms maar even nodig. Sommige specialisten kun je als overheid niet eens krijgen, omdat men niet bij een overheid wil werken. Dan kun je twee dingen doen: je kunt zelf wat prutsen of je kunt een externe inhuren en het op die manier efficiënt organiseren. Waarom moet je alles in huis houden? Je huurt alleen in als het tot kwaliteitsverbetering leidt of tot kostenvermindering of anderszins. Maar het feit dat je naar een kernorganisatie gaat, betekent wel dat het een hoogwaardigere kernorganisatie wordt dan nu het geval is. De heer Van Verk vraagt hoe die hoogwaardigheid gerealiseerd gaat worden; hij hoort altijd dat het heel moeilijk is om de juiste mensen te krijgen. De heer Ronken beaamt dat dat deels niet lukt; dan wil of moet je ze dus inhuren. Voor een deel betekent het dat je op een aantal cruciale posten een hoger salaris moet gaan betalen. Voorheen was schaal 10/11 van toepassing voor beleids- en rolneming. Tegenwoordig zijn er veel meer programmamanagers en dergelijke die ketens en organisaties aansturen, bijvoorbeeld de programmamanager arbeidsmarktbeleid. Die heeft een tijdelijke job om alles wat er moet gebeuren te organiseren en aan te sturen; dat gaat om tientallen miljoenen die ook van het Ministerie vandaan komen en verdeeld worden onder de partners in de regio om een aantal doelen te bereiken. Dat betekent dat één iemand dit vanuit een regieachtige rol met een klein stafbureau regelt voor de
18
overheid, voor het maatschappelijk middenveld en het onderwijs. Dat is een manier van hoogwaardige sturing van tijdelijke of minder tijdelijke zaken. Die krijg je niet op schaal 11. Dat betekent dat je, wil het niet alleen maar duurder worden, je ook naar de onderkant moet kijken en moet bezien of je daar niet wat goedkopere handjes hebt die de standaard werkzaamheden kunnen verzorgen. De heer Van Dongen merkt op dat je een bepaalde balans zult moeten hebben tussen eigen mensen en inhuur, omdat je eigen mensen gesprekspartner moeten kunnen blijven met de externe die het werk uitvoert. Als die balans zoek is, gaan er dingen mis. De heer Ronken antwoordt dat er inderdaad een bepaalde minimale omvang is; die moet nauwkeurig worden bepaald aan de hand van de rolneming die je in al die dossiers met elkaar afspreekt. Het aansturen van een Milieudienst is moeilijker en intensiever dan de aansturing van bijvoorbeeld een parkeerketen, waar alles vrij gestandaardiseerd gebeurt. Een Milieudienst levert steeds maatwerk en heeft regelmatig te maken met nieuwe ontwikkelingen. Hij gaat in op één van de 14 dossiers. Er komt er nog een bij, rolneming gebiedsgerichte ontwikkelingen en de relatie met ontwikkelaars en corporaties. De Milieudienst is een tijd geleden afgesplitst en kent een oude en traditionele dienstverleningsovereenkomst die redelijk gestandaardiseerd is op output en input van geld. De bedoeling is dat de Milieudienst aangeeft hoe een en ander geregeld zou moeten worden om de maximale flexibiliteit te hebben om in te kunnen spelen op de diverse ontwikkelingen die er aan komen. Stel, er is een x budget beschikbaar voor handhaving. Hoe ga je dan jaarlijks bepalen waar je prioriteiten liggen en kun je je mensen flexibel inzetten? Het gaat vrij lang duren om die slag te maken. Moet je stoppen met toezichthoudende activiteiten of ga je die intelligenter uitvoeren? Met die discussie kun je dagen vullen. De heer Nederpelt vraagt of er rekening is gehouden met mogelijke extra investeringen in ICT en of dit terugkomt in de kosten / batenanalyse van de business cases. Wethouder Lagendijk antwoordt dat voor het eind van het jaar de projecten in een business case zijn uitgewerkt. Daarbij wordt geprobeerd aan te geven hoeveel je kunt verdienen en wat je daar voor nodig hebt om dat te kunnen doen. Als dat ICT is, dan staat dat er ook in. Ook voor het subsidieproces heb je doorontwikkeling nodig van de ICT, wil je dat echt kunnen waarmaken. De voorzitter dankt voor de presentatie, die aan de raadsleden zal worden toegestuurd. In 2010 komt dit terug; een en ander wordt verwerkt in de Kadernota. Begin november wordt de regionale brede doorlichting behandeld in de regiokamer. Hij sluit de vergadering.
19
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 13 OKTOBER 2009 Raadsinformatiebrief over verkenning visie Schil west (231796) Gelegenheid kenbaar te maken welke rol u voor de raad ziet weggelegd in het interactieve proces dat moet leiden tot een concept gebiedsvisie voor de schil west. Raadsinformatiebrief over grondaanbieding Sint Suraplein ( 193660) Gelegenheid u uit te laten over de plannen van het college in samenhang met de bespreking van de inspraak- en overlegreacties naar aanleiding van het bestemmingsplan Historische binnenstad (193650) Raadsinformatiebrief over voorontwerp bestemmingsplan Historische Binnenstad (193650) Raadsinformatiebrief over invoering Wet Ruimtelijke Ordening (202915) Het college nodigt u uit met hen van gedachten te wisselen over een andere werkwijze bij de behandeling van ruimtelijke plannen. Delegeren bevoegdheid project besluit artikel 3.10 wet Ruimtelijke Ordening (202936) Ter voorbereiding op besluitvorming in de gemeenteraad wordt u gevraagd u uit te laten over de wenselijkheid tot delegatie van deze bevoegdheid. Voorzitter: mw. M.C. Ruisch Secretaris: mw. L.D.H. Arlman-Rosier Verslag: mw. E. Verveer Aanwezig: Dhr. J.F.M. Borsten ECO-Dordt/D66 Mw. I. Koene, VVD Dhr. M.P.P.M. Merx, VVD Dhr. P. Verhoeve, ChristenUnie/SGP Dhr. A.G. Hoogerduijn, ChristenUnie/SGP Dhr. P.H. Sleeking, BVD Mw. J. Heijmans, PvdA Mw. J. Van den Bergh, PvdA Dhr. J.C.C. Bruggeman, CDA Mw. D. Koppens- van Leeuwen, GroenLinks Dhr. E. Linnert, ECO-Dordt/D66 Namens het college zijn aanwezig wethouder J.W. Spigt en wethouder F.J. van den Oever Namens de ambtelijke organisatie is aanwezig mw. E. Roggeveen De voorzitter opent de vergadering. Raadsinformatiebrief over verkenning visie Schil west (231796) Gelegenheid kenbaar te maken welke rol u voor de raad ziet weggelegd in het interactieve proces dat moet leiden tot een concept gebiedsvisie voor de schil west. De heer Sleeking vraagt waarom de schil niet wat meer integraal wordt benaderd; de scheidslijn tussen oost en west loopt vrij kunstmatig over de Blekersdijk, terwijl de problemen in het gebied de Blekersdijk in ieder geval overstijgen. Hij zou in de toekomst
20
willen komen tot één visie en één bestemmingsplan voor de hele schil. De overlastproblematiek van de opvanggelegenheden en de risico’s van het spoor pleiten daarvoor. Het is een gebied met heel veel potentie. De heer Bruggeman vraagt tot welke andere keuzes dat zou kunnen leiden, gezien vanuit de opdeling. De heer Sleeking merkt op dat je dat ziet bij de benadering van bewonersorganisaties en bij allerlei inspraaktrajecten rondom bestemmingsplannen; dan is die grens wel eens lastig, want de problematiek loopt over die grens heen. De Johan de Wittstraat zou dan een meer logische grens zijn; dan wordt ook het woongebied ten oosten daarvan meegenomen. Van een rode loper naar de binnenstad zijn in het verleden al eens mooie schetsen gemaakt, maar die zijn uit beeld geraakt. Die zou je kunnen meenemen. (De heer Linnert voegt zich bij de vergadering.) Je moet wel een keus maken als het gaat om de belangrijkste toegangsroute; voor zijn fractie is dat de Johan de Wittstraat vanwege de loop en het fietsverkeer vanuit het stationsgebied. Het is een gebied met veel leegstand, met name kantoren. Dat zou nadrukkelijker moeten worden meegenomen als aandachtspunt. De leegstand in de schil is fors en structureel van aard. De inbreng van de raad zou kunnen zijn om in gesprek te gaan met bewonersorganisaties en ondernemers; wellicht heeft DOCK nog leuke ideeën. In de schil zitten heel actieve bewonersorganisaties die een rol zouden willen spelen in het traject. De samenhang met de binnenstad mag ook niet uit het oog worden verloren, want die is er wel degelijk. Wethouder Spigt antwoordt dat er in 2008 een bestemmingsplan voor schil Oost is vastgesteld; dat was noodzakelijk vanwege bepaalde ontwikkelingen. Hij ziet de samenhang van vraagstukken van de binnenstad die samen komen in de schil; hij zou echter de combinatie met schil West nu nog niet willen maken. Op termijn zou je tot integratie kunnen komen in de vorm van één bestemmingsplan. Het doel is ook om tot minder bestemmingsplannen te komen, maar niet nu, omdat schil West op dit moment problemen wil benoemen en uitgangspunten wil formuleren als opmaat naar het bestemmingsplan van schil West. Het lijkt hem verstandig om dat gescheiden te houden, omdat het anders met elkaar gaat interfereren. In de toekomst is dat wel een goed idee; eens in de tien jaar moet een bestemmingsplan geactualiseerd worden en daar kun je naartoe werken. Mevrouw Koppens merkt op dat de gebiedsanalyse erg goed is. Een breed gedragen visie gaat ook om de bewoners. Een aantal keuzes zou je met twee of drie alternatieven aan de bewoners voor kunnen leggen, zodat ze zelf kunnen kiezen voor een bepaalde invulling. Het hebben van verschillende buurtjes met een eigen identiteit binnen een schil is prima. De overgangen zijn op dit moment erg abrupt, vooral op het gebied van verwaarlozing die op de Spuiweg significant is. Daar moet een duidelijke aanpak op komen. Ze benadrukt dat de bewoners daar bij moeten worden betrokken en dat je selectief moet zijn in waarin je ze dan betrekt. De raad kan daar ook een rol in vervullen. De heer Borsten merkt op dat op blz. 7 van het plan van aanpak in schil West een fase 1 wordt beschreven die wordt afgerond in september. Nu is het oktober en wordt de raad er pas bij betrokken. Dat zal vast tijdwinst opleveren, maar dat kan niet de bedoeling zijn. Hij zou als fractie graag in discussie willen met de burgers. Als die discussie al afgerond is, dan heeft de raad een beetje het nakijken. Je moet proberen dit gebied te ontwikkelen op eigen kracht en niet constant gaan zoeken naar allerlei verbindingen met het Maasterras of Stadswerven. De lelijke plekken zijn de Johan de Wittstraat en de Spuiweg; eerder is al eens door het CDA gevraagd om een duidelijk plan B voor het oude postkantoor. Er moet ruimte zijn voor een goed plan. Hij mist functies in relatie tot het HBO en vraagt of daar met hen over gesproken is; de wijk is geschikt voor dergelijke functies. Hij mist de aanwezigheid van het spoor; dat is toch ook nog een lelijk punt. Mevrouw Heijmans merkt op dat de PvdA van mening is dat de raad vooraan in het proces de richting aan moet kunnen geven, in dit geval de gebiedsvisie. Vervolgens zijn de bewoners aan zet voor hun visie en de raad wil daar dan graag over in gesprek gaan met de bewoners. Er is een goede analyse gemaakt van schil West; opvallend daarin is
21
de Spuiweg, die in de eerste plaats een gezellige straat moet worden voor de bewoners om boodschappen te doen. Als aanloopstraat naar de binnenstad is die route wel erg lang voor je bij de kern van het winkelgebied bent. De rotte appels moeten via het bestemmingsplan ook goed aangepakt kunnen worden, als daar mogelijkheden toe zijn. Ook moet in de gebiedsvisie aandacht komen voor de situatie van de Spuiweg; je moet alles aangrijpen om ervoor te zorgen dat het verbetert. De Johan de Wittstraat is ook wat haar fractie betreft de aanloopstraat naar de binnenstad; dat moet een heel gezellige en aantrekkelijke straat worden en dat bereik je niet met hypotheekwinkels. Er zou best een woonfunctie aan leegstaande kantoren kunnen worden toegekend, bijvoorbeeld voor studentenhuisvesting. Mevrouw Koppens vraagt of de PvdA zou willen pleiten voor een onderzoek door gespecialiseerde bureaus naar de mogelijkheden om kantoren te transformeren. Mevrouw Heijmans antwoordt dat haar dat erg nuttig lijkt, als dat past in het kader van het bestemmingsplan. In de notitie staat dat er voorbereidingen gaande zijn om een deel van het gebied aan te wijzen als beschermd stadsgezicht; het kan een heel leuke buurt zijn om in te wonen. Ook dat pleit ervoor om die woonfunctie nadrukkelijk aandacht te geven. Dat vraagt ook iets van de leefbaarheid; dat moet mogelijk gemaakt worden in het bestemmingsplan. Ze vraagt naar de stand van zaken van gebouw de Holland. Mevrouw Koene sluit zich aan bij de opmerking ten aanzien van het richting kunnen geven door de raad bij bepaalde ontwikkelingen. Het gebied zou bij voorkeur niet moeten concurreren met Stadswerven; het moet de eigen identiteit behouden, want het is een uniek stukje Dordrecht met veel mooie gebouwen, ondanks plekken zoals de Spuiweg die dramatisch is. Dat betekent ook een stukje handhaving om de verloedering uit te bannen. Haar fractie ondersteunt het voorstel met betrekking tot het beschermd stadsgezicht. Er wordt gesproken over leegstaande kerken; ze vraagt om welke kerken het gaat. Haar fractie wil het idee ondersteunen om in leegstaande kantoren studenten te huisvesten als dat nodig is; dat komt de sfeer zeker ten goede en het wordt levendiger. De heer Verhoeve sluit zich aan bij de mening dat de raad vooraan het traject betrokken wil worden en niet pas achteraf. Het gebied heeft een eigen identiteit en kent veel fraaie gebouwen van rond 1900. Het is niet alleen een warming up straatje naar de binnenstad, het is een prachtig gebied en dat moet vooral zo blijven. De Johan de Wittstraat kan veel fraaier dan nu het geval is; zijn fractie is benieuwd naar de planvorming. Wethouder Spigt gaat in op het proces. Dit stuk is in juli aangeboden aan de raad; intussen gaat het werk natuurlijk wel door. Er is bijvoorbeeld gesproken met eigenaren van panden in het gebied over hun plannen. Op 4 november worden de bewoners van schil West uitgenodigd voor een gebiedsmarkt; daar kunnen zij hun mening geven. Er komt daarnaast een website waar mensen kunnen reageren ten aanzien van de woon- en leefkwaliteit in het gebied. Die informatie wordt verwerkt. Ergens begin 2010 komt de ontwerp gebiedsvisie terug in de raad. De heer Borsten vindt het prima en pragmatisch om al te starten, maar fase 1 is al afgerond vóór er in de raad over is gesproken. Anders had je wat dingen mee kunnen geven. Wethouder Spigt antwoordt dat dit een kwestie is geweest van agendering; het had in augustus al op de agenda kunnen staan, maar dat is niet gelukt. Het stuk komt nog een keer terug. Mevrouw Koene vraagt welke dingen de heer Borsten dan mee had willen geven. De heer Borsten herhaalt zijn opmerking met betrekking tot de Johan de Wittstraat, de Spuiweg en de functies ten aanzien van het HBO, het vooral op eigen kracht ontwikkelen en wat minder afhankelijk van Stadswerven. Het gebied is heel geschikt voor de doelgroep starters en studenten; leegstaande kantoren zijn een optie. Mevrouw Koppens vraagt of het hem dan alleen om wonen gaat en niet zozeer om kleinschalige horeca.
22
De heer Borsten antwoordt dat hij op deze plaats niet uitputtend hoeft te zijn, maar bij dit gebied past ook groen, karakter, kleinschalige horeca en dergelijke, wil je er een leefbaar gebied van maken. Wethouder Spigt antwoordt dat een aantal opmerkingen al in het stuk staat als aandachtspunten; die komen begin 2010 hier terug ter bespreking en dan kunnen de prioriteiten worden bepaald. In 2015 ongeveer is het tijd voor de eerste fase voor een nieuw bestemmingsplan voor schil Oost en dan zou je kunnen kijken naar integratie van de twee bestemmingsplannen, mede gelet op de druk die vanuit de binnenstad op de schil aanwezig is. Hij is het eens met alle opmerkingen over de Johan de Wittstraat; dat is een aandachtspunt met prioriteit in de gebiedsvisie. Met name voor de voetgangers vanaf het station en de busreizigers is het een belangrijke route naar de stad. Het Achterom is dat ook, maar op een andere manier, vanuit de parkeergarage. Beiden zullen een goede entree van de stad moeten gaan vormen. Dat stelt ook eisen aan de plintfuncties in de Johan de Wittstraat. Als de raad daar ideeën over heeft, hoort hij die graag. Bij Post 22 komen winkelfuncties op de begane grond; dat is de bedoeling. Voor de Spuiweg is een investering gedaan in de openbare ruimte; dat is nog niet klaar. Er wordt gesproken met de winkeliersvereniging over mogelijkheden tot verbetering. De eigenaren van de verwaarloosde panden zijn aangeschreven en drie panden zijn inmiddels dichtgespijkerd. Onteigening is een moeizaam traject. De sommaties hebben nog niet geleid tot het gewenste resultaat. Je kunt als gemeente een pand opknappen op kosten van de eigenaar als die in gebreke blijft; de vraag is dan wel of je ooit geld ziet. Voor je het weet, is het pand doorverkocht aan een ander en kun je opnieuw beginnen. Voor gebouw de Holland is een tender uitgeschreven die gewonnen is door Fortress. Er lopen gesprekken met betrekking tot de contractafwikkeling; zij zoeken naar een kantoorfunctie voor het gebouw om het zijn originele kwaliteit terug te geven. De kredietcrisis heeft wel een rol gespeeld; mogelijke huurders hebben afgehaakt en dat houdt een investering dan tegen. Er wordt gestreefd naar voortgang. HBO en huisvesting in kantoren: verouderde kantoorpanden hebben naar de toekomst toe denkelijk niet veel waarde. Dordrecht is daar niet zo mee bezig, want voor je het weet vraag je bij Rijksgebouwendienst naar hun plannen en zie je de Belastingdienst vertrekken. Je moet ook kijken naar de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de nabijheid van de binnenstad. Als je kantoren een andere bestemming geeft, kost dat werkgelegenheid. De heer Sleeking merkt op dat sommige panden al meer dan tien jaar leeg staan en dan zou je als gemeente actief kunnen overgaan tot contact met de eigenaren. Wellicht kun je gezamenlijk tot herontwikkeling komen. Landelijk gezien zijn er intussen ruimere subsidiemogelijkheden. Leegstand geeft zeker geen meerwaarde aan dit gebied. Frictieleegstand is geen probleem, maar dit gaat om veel meer dan dat. Hij roept het college op tot actie. Wethouder Spigt beaamt dat leegstand nooit bevorderlijk is voor de ontwikkeling van de stad. Sommige eigenaren zijn beleggers met een lange termijnvisie; een paar jaar leegstand is voor hen geen probleem. Het onderzoek zal zich richten op de vraag hoe de kwaliteit van deze kantoorzone nabij de binnenstad zich verhoudt tot andere kantoorzones in de regio. Hoeveel vraag rondom kantoorruimte zou je naar de toekomst toe moeten accommoderen in de nabijheid van de binnenstad? De kantoren aan de Spuiboulevard vervullen in zijn overtuiging een belangrijke rol voor de binnenstad; niet alleen gaat kantoorpersoneel lunchen, maar ze doen er ook boodschappen. Dat betekent niet dat je de oude kantoren altijd moet handhaven in de huidige situatie. Er wordt gesproken met een aantal eigenaren over hoe zij tegen de marktontwikkelingen aankijken en wat hun plannen zijn met hun gebouw. Dat wordt allemaal meegenomen bij de visie. Zo is het kantoor van de Belastingdienst beeldbepalend aan de Spuiboulevard; als je daar ook andere ontwikkelingen in mogelijk zou maken, ontstaat er een heel ander beeld van het gebouw. Hij stelt voor om daar nog eens apart over door te praten als er meer bekend is over de ontwikkeling van kantoren in de regio. In eerste instantie zijn de gebruikers aan zet; het zijn hun panden. Ook hij is benieuwd met welke ideeën zij
23
komen. Het is niet de bedoeling dat de rekening daarvoor naar de gemeente toe gaat, dus je moet de eigenaren uitdagen om zelf te investeren. Mevrouw Koppens merkt op dat bewust leeg laten staan geen invulling is conform het bestemmingsplan. Wethouder Spigt antwoordt dat de meeste eigenaren volgens hem liefst een huurder hebben. Op 4 november vindt de bijeenkomst voor de buurt plaats; hij nodigt iedereen van harte uit om deze bij te wonen. De voorzitter merkt op dat de opmerkingen over de rol van de raad in deze cyclus betrekking hebben op de procedure; de raad wil vroeg in het proces betrokken worden. Overige aandachtspunten zijn: de snelheid waarmee zaken plaatsvinden, de rode lopers in de stad, de toegangswegen Spuiweg, Achterom en Johan de Wittstraat, de sfeer en de leefbaarheid, de verloedering, de betrokkenheid van bewoners en gebruikers, consultatie van bewoners door de raad, aandacht voor leeg staande kantoren en aanwending daarvan voor andere functies. De Raadsinformatiebrief gaat ter kennisneming naar de raad van 27 oktober 2009. Raadsinformatiebrief over grondaanbieding Sint Suraplein ( 193660) Gelegenheid u uit te laten over de plannen van het college in samenhang met de bespreking van de inspraak- en overlegreacties naar aanleiding van het bestemmingsplan Historische binnenstad (193650) De heer Merx merkt op dat er vijf stadswoningen gebouwd zouden kunnen worden; de omgeving is daar niet zo blij mee en dat is wel begrijpelijk. Hij vraagt naar een toelichting op de cijfers in de parkeertelling. Zijn fractie kan op zich instemmen, ondanks dat er begrip is voor de mensen die het verlies aan parkeerplaatsen betreuren. Er zijn echter afspraken gemaakt in het verleden en daar moet je je ook aan houden. De heer Sleeking merkt op dat ook zijn fractie begrip heeft voor de bezwaren van de omwonenden; die worden nu wel heel erg ingebouwd en hij vraagt of daar bij de maximale bouwhoogte ook rekening mee wordt gehouden. Ook hij vraagt naar de parkeerplaatsen. Hij vraagt of de ruimte voldoende is onderzocht, zowel overdag als ’s avonds. ’s Avonds zou de parkeerdruk redelijk hoog zijn. De heer Verhoeve merkt op dat zijn fractie het eens is met de ingezette lijn. Het is een historische locatie; hij vraagt of er concrete afspraken zijn gemaakt met de ontwikkelaar met betrekking tot archeologische zaken. Hij vraagt of er al wat meer bekend is over de bodemverontreiniging en of dit consequenties heeft voor de termijn waarop een en ander kan worden gerealiseerd. Mevrouw Heijmans vindt ook dat de afspraak nagekomen moet worden. Parkeren is een groot probleem in de binnenstad; haar fractie ziet graag dat een keer een totaalbalans van het parkeren op de agenda van de raad wordt gezet ter bespreking. Mevrouw Koppens merkt op dat er vast en zeker archeologische vondsten zullen zijn. Ze vraagt of planschade wordt verrekend in de grondprijs. Ze vraagt naar de heimethodiek in verband met trillingshinder. De heer Borsten is blij met het vooruitzicht dat dit een fraai stadshoekje wordt; zijn fractie gaat akkoord met de grondaanbieding. Wethouder Van den Oever merkt op dat veel voor risico en rekening van de ontwikkelende partij is: over archeologie zijn heldere afspraken gemaakt, evenals over iedere vorm van schade, voortvloeiend uit het bouwplan. Bodemverontreiniging en trillingshinder idem. De ontwikkelende partij moet zoveel mogelijk borgen dat er geen schade optreedt en is daarop aanspreekbaar. Het is een wens van de raad om dit historische stukje opnieuw te bebouwen; het heeft een lange voorgeschiedenis. De omgeving parkeert er inmiddels al jaren hun auto’s. Discussie over het aantal parkeerplaatsen komt onder andere voort uit het feit dat het parkeren daar spontaan is ontstaan. Parkeerplaatsen moeten voldoen aan een aantal
24
normen en dan kom je uit op 32. De bewoners vinden dat er meer auto’s kunnen staan dan 32, namelijk wel 38. De laatste telling was concreet 34 plaatsen; daar zit het discussiepunt in. Als de raad zou besluiten om de locatie niet te bebouwen, maar definitief in te richten als parkeerplaats, dan komen er 32 plaatsen. Dat er nu feitelijk meer auto’s staan, is van een andere orde. Dat betekent dat er parkeerplaatsen verloren gaan. Er is door de bewoners nauwelijks gereageerd op het voorstel om twee extra parkeerplaatsen aan te leggen ten koste van groen. Het verlies van 7 tot 9 parkeerplaatsen op de schaal van de parkeersector zou opgevangen moeten worden. Dat staat los van de vraag of de druk in het gebied heel hoog is. Onlangs is een hele exercitie gedaan met betrekking tot het verlenen van vergunningen. Hij ziet weinig meerwaarde om dat nog eens te doen, omdat dat recent is gebeurd. Als parkeren op eigen terrein in nieuwe ontwikkelingen echt niet mogelijk is, dan is er bereidheid bij het college om de ontwikkelaar tegemoet te komen met daaraan gekoppeld een uitsluitingclausule voor de toekomstige bewoners om aanspraak te kunnen maken op een parkeervergunning. Daarmee ligt het probleem in eerste instantie bij de verkopende makelaar en later bij de bewoners. Het is dus niet zo dat daar waar voor een woning geen parkeerplaats in het plan kan worden gecreëerd, dat een extra druk in de openbare ruimte op zou leveren. Mevrouw Heijmans merkt op bij interruptie dat het collegestandpunt in de commissie voor de Beroep- en bezwaarschriften door medewerkers verkeerd is overgebracht. Wethouder Van den Oever antwoordt dat hij daar niet bij was. Zo was er destijds de enorme discussie over de bewoners van het nieuwbouwblok op het Statenplein; daar is een uitsluiting toegepast. De heer Sleeking vraagt of bij de nieuwbouw een eigen parkeerplaats hoort. Wethouder Van den Oever antwoordt dat het genoemde aantal plaatsen, 32, gaat over openbare parkeerplaatsen. Bij een aantal woningen komt een eigen plek, bij andere niet en daar hoort dan een uitsluitingclausule bij waar het gaat om het aanvragen van een parkeervergunning. De raad gaat daar een besluit over nemen. Er moet worden voldaan aan het geldende bestemmingsplan en aan het Bouwbesluit; dat is waar elke ontwikkeling aan wordt getoetst. De bebouwing moet passen in het bestemmingsplan. De huidige bewoners hebben altijd kunnen weten dat er bebouwing zou kunnen komen. Privacy en bezonning zijn geregeld in het Bouwbesluit en daar zal op getoetst worden; dat staat los van het besluit om daadwerkelijk over te gaan tot het aanbieden van de grond om deze ontwikkeling feitelijk mogelijk te maken. De heer Sleeking vraagt of ook feitelijk is onderzocht of er voldoende compensatie is in de buurt voor het verloren gaan van deze parkeerplaatsen. Wethouder Van den Oever antwoordt dat het mogelijk is nog eens 9 extra vergunningen uit te geven. Dat wil niet zeggen dat iedereen meteen voor de deur kan parkeren; dat is een groot misverstand. De voorzitter concludeert dat de commissie het eens is met het voorstel, conform eerdere afspraken. Er wordt aandacht gevraagd voor de parkeersituatie in de omgeving, voor risico’s met betrekking tot archeologische vondsten, bodemverontreiniging en eventuele trillingshinder. De Raadsinformatiebrief gaat ter kennisneming naar de raad van 27 oktober 2009. Raadsinformatiebrief over voorontwerp bestemmingsplan Historische Binnenstad (193650) De heer Sleeking had een korte presentatie op prijs gesteld over de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van het oude bestemmingsplan en de mogelijk ingebrachte bezwaren. Die zijn overigens wel vrij helder verwoord in het stuk, maar dan gaat het een beetje leven. Hij vraagt naar de vertraging; dat geeft onzekerheid voor de betrokkenen. Een en ander zou voor de zomervakantie al ter visie worden gelegd. De vele reacties zijn voor een groot deel gericht op het voorkomen van verdere overlast door horeca, partyschepen en dergelijke. De binnenstad is een mix van horeca, uitgaan en wonen; het
25
is altijd zoeken naar een leefbaar evenwicht. Waar wil je zwaardere horeca en waar lichtere? Je kunt je afvragen of die zwaardere horeca zoals discotheken wel mogelijk is in de historische binnenstad; misschien moet je besluiten om dat op een andere plek te doen. Hij geeft complimenten voor de verwerking van de meeste zienswijzen; dat heeft geleid tot aanpassingen in het voorontwerp bestemmingsplan. Dat geldt niet voor alle zienswijzen, bijvoorbeeld de parkeergarage Steegoversloot. Een grootschalige parkeervoorziening is wat zijn fractie betreft ongewenst; een kleinschalige zou misschien kunnen, mede afhankelijk van de bouwtechniek. Ten aanzien van uitbreiding van horeca is besloten om op de oude voet door te gaan en te bekijken op welke plaatsen verantwoord ontheffing kan worden verleend, en niet te kiezen voor een concentratie op één punt. Kennelijk heeft dat in het verleden goed gewerkt. Je zou bepaalde winkels in de Voorstraat in de toekomst misschien een andere functie kunnen geven als ze erg lang leeg staan, zoals wonen of kantoor. Daar is nog niet voor gekozen. Zijn fractie wil er wel voor pleiten om starters daar meer mogelijkheden te geven en daar als gemeente een actievere rol in te spelen. Er wordt verwezen naar andere planologische procedures die al afgerond zijn, zoals de muizentrap. Dat zijn tamelijk gecompliceerde trajecten geweest en hij gaat er van uit dat een en ander correct is of wordt afgehandeld. De heer Merx kan zich namens de VVD vinden in de afhandeling van de zienswijzen en geeft complimenten. Op een aantal punten is een ontheffingenregime van toepassing dat andere zaken mogelijk maakt. Dat is op zich geen onverstandige keuze, al moet je de ambitie niet uit het oog verliezen. Als mensen zich melden voor bepaalde activiteiten, zou je hen in eerste instantie naar de daarvoor bestemde locaties toe moeten leiden. De nieuwe wet op de Ruimtelijke Ordening biedt ook mogelijkheden waar je gebruik van zou moeten maken. Ook de maakbaarheid van de stad via bestemming gaat wellicht niet lukken; hij vindt het op zich dus wel een verstandige keuze. Met Dolderman worden gesprekken gevoerd over de Binnenkalkhaven. Er wordt aan gedacht om daar recreatievaart te gaan vestigen. De vraag van zijn fractie is of dat qua veiligheid wel een goede plek is, vlak bij de brug en de doorvaart. Het is wat zijn fractie betreft een dilemma. Mevrouw Heijmans sluit zich aan bij de opmerkingen ten aanzien van de behandeling van de zienswijzen. 12 van de 26 verschillende zienswijzen hebben geleid tot een wijziging in het voorontwerp bestemmingsplan; dat is heel netjes, waarvoor complimenten. Ook de wijze waarop de zienswijzen zijn besproken in het stuk is heel netjes. Daarmee komt Dordrecht ook een heel eind tegemoet aan de tien adviezen die de Nationale Ombudsman geeft voor inspraak van bewoners. In 2007 is er een nieuw horecabeleid vastgesteld; wat haar betreft is het inmiddels tijd voor een evaluatie om te bepalen of bijstelling gewenst is. De heer Sleeking vraagt hoe de PvdA daar zelf in staat. Mevrouw Heijmans wil graag eerst een evaluatie zien. Harde horeca zoals disco’s zou je wat haar betreft buiten de stad moeten plaatsen of geconcentreerd op één centrale plek, en niet verspreid over de gehele stad. Dat wordt ook al gedaan met de horeca concentratiegebieden. Als zich op een plek voldoende horeca lijkt te ontwikkelen, zoals bij het Hofkwartier te zien is, is het een goede zaak om eerst eens aan te kijken hoe zich dat ontwikkelt alvorens daar nog meer horeca wordt toegestaan. De heer Sleeking merkt op dat het aantal horecabedrijven is gestabiliseerd; het is niet uitgebreid. Mevrouw Heijmans merkt op dat Lekker Belangrijk is gesloten; dat is een aantrekkelijke locatie, maar er is nog geen ander horecabedrijf gevestigd. Kennelijk is er niet genoeg horeca in de stad, maar in de praktijk zijn er mogelijkheden die niet benut worden; vandaar dat het tijd is om een evaluatie te doen. De heer Sleeking is het daar mee eens. De heer Merx is voorstander van concentratie van disco’s op één plek, mits het goed te beheren is en de gemeente niet bang is om te handhaven als het uit de hand loopt. Het vraagt om een goed beheersplan en dan moet het mogelijk zijn in de binnenstad. In de binnenstad is vaak veel politie aanwezig; bij de disco in Sterrenburg was dat niet het
26
geval, met de bekende zeer vervelende gevolgen in de vorm van vernielingen. Die kans is kleiner in de binnenstad. Mevrouw Heijmans merkt op dat er ’s avonds geen toezicht is; de capaciteit van de politie is bovendien ontoereikend om op vele plekken tegelijk te zijn. Concentratie is dus het devies. Maar dat is iets voor het horecabeleid en dat is vanavond niet aan de orde. De heer Merx merkt op dat dit instrument wel richtingbepalend is. Er is nog steeds meer politie in de binnenstad dan in de buitenwijken. Je moet zorgen voor voldoende toezicht via een goed beheersplan en als dat niet lukt, dan moet je als stadsbestuur misschien maar geen disco toestaan. Mevrouw Koppens merkt op dat de veiligheid bij horeca en uitgaansgelegenheden een gedeelde verantwoordelijkheid is; er zijn genoeg ondernemers die hun eigen beveiliging regelen. De heer Merx antwoordt dat een ondernemer conform een beheersplan ook zelf maatregelen moet nemen; zo niet, dan zal de gemeente op enig moment ingrijpen zoals laatst ook is gebeurd. Mevrouw Heijmans onderschrijft het betoog van de heer Merx. Naast Dolderman wordt ook Slurink genoemd; ze vraagt de wethouder of het toch niet de bedoeling is om alle bedrijven weg te halen uit de binnenstad, ook gezien de aantrekkingskracht die het heeft op toeristen die met de auto of per trein de stad bezoeken. Het behouden van de winkelfunctie in Voorstraat West is prima. Er is een suggestie gedaan om de halte van de waterbus wat te verleggen naar bijvoorbeeld het begin van de Voorstraat West, zodat de loop vanuit de waterbus naar het kernwinkelgebied ook via de Voorstraat west voert en daar een zoveelste rode loper gaat vormen. De heer Borsten merkt op dat er eigenlijk drie soorten reacties zijn: jong zeer zoals Achterom / Bagijnhof en Steegoversloot , toekomstig zeer zoals recreatievaart in de Kalkhaven en oud zeer. Bij oud zeer wordt in de beantwoording vaak kortweg verwezen naar het vorige bestemmingsplan. Op een inhoudelijk bezwaar hoort echter een inhoudelijke reactie te volgen en niet alleen een verwijzing naar het vorige bestemmingsplan. Hij doelt op de inspraakreacties onder 2, 4 en 21. Mevrouw Koppens vraagt naar de milieuvergunning voor een plaatwerkerij aan de Varkenmarkt; er wordt voorgesteld om de plankaart op dit onderdeel aan te passen. Ze vraagt of het bedrijf daar wel moet blijven of dat je juist beperkingen wilt opleggen gezien het geluid. Als het er eenmaal zit, mag het blijven, ook al produceert het geluid; dat is het gedoogbeleid. Ze vraagt om verduidelijking. Wethouder Spigt merkt op dat het stuk het resultaat is van de inspraakronde; de zienswijzen komen nog. De plankaart is voor kennisgeving aangenomen door de raad in december 2008. Er is niet overwogen om een presentatie te geven; alleen het stuk is geagendeerd. Die plankaart kan best nog een keer apart worden besproken, maar hij zou nu wel verder willen gaan met de vervolgprocedure. Zowel de Horecanota als de programmakaarten van de binnenstad zijn onderleggers geweest voor het bestemmingsplan van de binnenstad, naast het bestaande bestemmingsplan. Alle beleidskeuzes zijn verwerkt in de bestemmingsplankaart. Mocht dat aanleiding zijn om maatregelen te treffen rondom overlast van horeca, dan moet je naar een instrumentarium zoals handhaving, aanwezigheid van toezichthouders in de binnenstad en dergelijke. Er is geprobeerd om de overlast te minimaliseren door concentratiegebieden aan te wijzen. De binnenstad is nu eenmaal een gebied met verschillende functies naast elkaar, met de bijbehorende overlast, maar wel binnen de wettelijk toegestane normen. Juist door te kiezen voor flexibiliteit kan de binnenstad zich ontwikkelen en kun je toegevoegde waarde creëren in het historische deel van de binnenstad, bijvoorbeeld met galeries of winkels. Kleinere winkels zouden ook gevestigd kunnen zijn buiten het kernwinkelgebied; die zijn vaak alleen in het weekeind open. Op de Voorstraat Noord en de Vleeshouwerstraat zie je de toegevoegde waarde daarvan voor de stad. Met betrekking tot de industrie in de stad merkt hij op dat die activiteiten langzamerhand zó strijdig zijn met het woonmilieu dat het eigenlijk niet meer past. De milieueisen verhinderen dat eigenlijk. Naar de toekomst toe zouden de bedrijven eigenlijk moeten
27
verhuizen, maar je kunt dat niet afdwingen; ze zitten er nu eenmaal. Maar er lopen wel gesprekken over meer logische vestigingsplekken. Voorstraat West heeft flinke discussie opgeleverd met de winkeliersvereniging. De winkeliers wilden geen woningen toestaan op de begane grond, maar de grote leegstand moet dan wel gevuld worden. In de bestemmingsplankaart wordt in ieder geval rekening gehouden met winkelvoorziening op de begane grond als meest logische bestemming, maar andere bestemmingen zijn daar niet uitgesloten. In eerste instantie was dat in de kaart omgedraaid. Recreatievaart in de Binnenkalkhaven is pas op termijn aan de orde. Zolang Dolderman er nog zit, zullen veel binnenvaartschepen er graag blijven aanmeren en pas als dat verandert, kan de bestemming van de Binnenkalkhaven aan de orde komen. Er zijn andere plekken voor de pleziervaart; er komen plekken bij Stadswerven en er zijn nog wel wat plekken die herbestemd kunnen worden. Er zijn afspraken gemaakt met de corporaties over de verwerving van panden aan de Voorstraat Noord, hetgeen van invloed is op de huur, maar niet elke eigenaar is bereid om daar aan mee te werken. Dit zou misschien ook voor andere delen van de binnenstad aantrekkelijk kunnen zijn. Het blijft een enorme investering en de expertise van de corporaties is dan ook erg welkom bij de Voorstraat Noord. De gemeente wil niet direct panden gaan verwerven om dit soort activiteiten mogelijk te maken. De corporaties kunnen wellicht ook in andere delen van de stad hun rol pakken. De gemeente faciliteert via het bestemmingsplan, zodat bijvoorbeeld vestiging van starters op de begane grond buiten de winkelstraten mogelijk is. Dat zou dus in de rest van de stad ook kunnen. Met betrekking tot horeca is nadrukkelijk gekozen voor concentratiegebieden, tenzij er sprake is van een specifiek soort horeca zoals het pand van Holster waar een hotel zou kunnen komen. Er wordt gekeken naar de wenselijkheid om horeca op een bepaalde plek te hebben. Bestemmingen worden niet echt vastgelegd, maar er wordt vooral gestuurd op de horeca concentratiegebieden. Dat geeft de mogelijkheid om horecapanden eventueel te gaan gebruiken als woonhuis. De plaatwerkerij aan de Varkenmarkt krijgt in de plankaart een bedrijfbestemming. Ze voldoen aan alle eisen om een milieuvergunning te krijgen. Het is misschien niet de meest gunstige plek, maar ze zitten er nu eenmaal. De vlek voor de parkeergarage Steegoversloot is ingetekend in het bestemmingsplan. Dat wil nog niet zeggen hoe die garage precies gebouwd gaat worden. Het gehele plan Achterom/Bagijnhof wordt in het bestemmingsplan opgenomen. De evaluatie van het nieuwe horecabeleid moet besproken worden met wethouder Van den Oever. Hij stelt voor om aan de hand van dit stuk de vervolgprocedure in te gaan via publicatie en zienswijzen. Een deel van de opmerkingen zal terugkomen in de zienswijzen. Daarna kan de raad een oordeel geven. De heer Sleeking merkt op dat in het stuk consequent over zienswijzen wordt gesproken en niet over inspraakreacties. Wethouder Spigt antwoordt dat het wel zienswijzen zijn, maar deze zijn ingediend in het inspraaktraject. De voorzitter concludeert dat de raad tevreden is over de verwerking van de inspraakreacties in het document. De Raadsinformatiebrief kan ter kennisneming naar de raad.
28
Raadsinformatiebrief over invoering Wet Ruimtelijke Ordening (202915) Het college nodigt u uit met hen van gedachten te wisselen over een andere werkwijze bij de behandeling van ruimtelijke plannen en Delegeren bevoegdheid projectbesluit artikel 3.10 wet Ruimtelijke Ordening (202936) Ter voorbereiding op besluitvorming in de gemeenteraad wordt u gevraagd u uit te laten over de wenselijkheid tot delegatie van deze bevoegdheid. De heer Borsten merkt op dat tijdwinst prima is; je moet echter wel oppassen, ook als agendacommissie, dat het college niet op de raad vooruitloopt. Mevrouw Koppens merkt op dat belangrijk is om, voorafgaand aan het nemen van een projectbesluit, dit voorgelegd wordt aan de raad zodat eventueel advies kan worden gevraagd aan VROM. Ze vraagt hoe de werkwijze van de nieuwe WRO zich verhoudt tot de inspraakverordening. Je kunt besluiten om die wel of niet van toepassing te verklaren. Mevrouw Heijmans merkt op dat de PvdA het belangrijk vindt om als raad vooraf richting te kunnen geven aan een nieuw bestemmingsplan. De snelheid is ook belangrijk; dat betekent dat de raad zich ook een beperking op zou moeten leggen bij de agendering van deelbesluiten. Voor het overige wil de PvdA in grote lijnen vasthouden aan de huidige werkwijze. De heer Sleeking sluit zich daar bij aan. De heer Merx merkt op dat hij zich afvraagt of je bij elke fase uitgebreid moet gaan praten over het bestemmingsplan; zeker waar het wat minder spannend is, leidt dat tot tijdverlies en vaak tot minder verheffende debatten. Het bestemmingsplan binnenstad is politiek interessant; daar zou je een aparte procedure over kunnen afspreken, maar door de bank genomen wil je als raad betrokken zijn bij het voorontwerp. Je zou vervolgens zienswijzen en inspraak kunnen bundelen; dan sla je in ieder geval een stap over. Hij wil dus als raad aan de voorkant en aan het eind richting geven aan een bestemmingsplan, tenzij het een bestemmingsplan is van een dermate groot belang dat je bij elke fase betrokken wilt zijn. Maar dat zijn dan uitzonderingen. Delegeren van projectbesluiten aan het college is wat zijn fractie betreft prima, tenzij het politiek gevoelig is; dan dient het in de raad besproken te worden. Dat is tot nu toe best goed gegaan, alleen heette het voorheen artikel 19. Mevrouw Heijmans merkt op dat de raad vooraf mee richting wil kunnen geven aan een bestemmingsplan; als dat betekent dat een projectbesluit mede richting gaat geven aan een nieuw bestemmingsplan, dan zou de raad ook betrokken moeten worden bij een projectbesluit. Bij ondergeschikte onderdelen kan de raad het college melden dat bespreking niet nodig is. De heer Merx merkt op dat dat precies is wat het college voorstelt. Het is eigenlijk de oude artikel 19 procedure; dat is tot nog toe goed gegaan, wat hem betreft. Mevrouw Koppens merkt op dat je als raad er in gekend wilt worden vóór het besluit is genomen en niet pas achteraf, omdat je hebt gedelegeerd. Het is dus wel belangrijk dat je aan de voorkant van die projectbesluiten zit. De heer Merx merkt op dat je dan zou moeten discussiëren over de definitie van delegeren. Mevrouw Koppens antwoordt dat je als raad randvoorwaarden mee kunt geven. Bovendien zal het sporadisch voorkomen. De heer Merx vraagt wat er mis is gegaan in het verleden waardoor de fractie GroenLinks hier nu zo op hamert. Mevrouw Koppens merkt op dat ze meer behoefte heeft aan mogelijke voorbeelden voor de toekomst; die hoopt ze straks ook nog te horen. De heer Borsten vindt de vergelijking met hoe het tot nu toe is gegaan, niet op zijn plaats. Zijn fractie is niet voor delegeren en wel om twee redenen. De nota adviseert om zeer terughoudend te zijn met projectbesluiten. Er wordt eigenlijk maar één variant genoemd waarvan enig voordeel te bedenken is om te werken met een projectbesluit en
29
dat is wanneer een procedure voor een bestemmingsplan al in voorbereiding is. Dat betekent dat projectontwikkelaars er vrij snel achter zullen komen dat dit een instrument is waar ze niet snel iets mee kunnen. En als ze dat dan wel doen, dan is er sprake van een eminent belang. In dat geval wil hij er bij zijn. De heer Merx merkt op dat je, als je een projectbesluit neemt, in ieder geval binnen een jaar het bestemmingsplan moet aanpassen. Dat geldt ook voor de schuur die je in de tuin wilt plaatsen. Hij concludeert dat de heer Borsten dat van eminent belang vindt en dit in de raad wil bespreken. De heer Borsten merkt op dat als een projectontwikkelaar iets wil, er kennelijk sprake is van een belangrijk stuk en dat wil hij van te voren kunnen zien. Hij zou dan de lijn willen hanteren zoals het college die ook wil: in praktisch alle gevallen een bestemmingsplanprocedure. Als er toch een projectbesluit moet komen, is er iets heel bijzonders aan de hand en dat wil hij dan graag weten. De heer Merx antwoordt dat dat niet waar is. De wet schrijft voor dat je binnen een jaar met een nieuw bestemmingsplan moet komen. Dat kan ook betrekking hebben op de bouw van een schuur die net buiten de maten valt die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd en dan wil de heer Borsten dat bespreken. ECO-Dordt/D66 wil alles bespreken, tenzij; de fractie van de VVD zegt nee, mits. De heer Hoogerduijn merkt op dat het projectbesluit artikel 3.10 in de plaats komt van artikel 19 lid 1. Zijn fractie vindt dat de oude situatie één op één over zou kunnen gaan naar de nieuwe situatie. Je weet alleen niet hoe de oude situatie is geregeld en dat kom je ook niet tegen in het stuk. Hij heeft dat uitgezocht en stelt voor om diezelfde regeling te laten gelden voor de nieuwe situatie. Artikel 3.10 wordt slechts bij uitzondering gebruikt. Zijn fractie vindt het logisch om het projectbesluit aan B&W te delegeren; dezelfde argumenten en dezelfde voorwaarden als bij artikel 19 lid 1 zijn van toepassing. B&W kan de routinegevallen zelf afhandelen. De oude voorwaarden bij delegatie luiden als volgt: “dat bij een politiek gevoelig onderwerp, door B&W of door de raad zelf te bepalen, de raadscommissie zo spoedig mogelijk wordt ingeschakeld als alle relevante aspecten en informatie voorhanden zijn”. Dat zou ook de nieuwe voorwaarde moeten zijn. Zijn fractie vraagt zich af of je dat bij amendement moet regelen op het huidige B&W voorstel; het concept raadsbesluit luidt net even anders. Misschien kan de wethouder namens B&W verklaren dat dat de bedoeling is. In november 2007 is een motie aangenomen met betrekking tot artikel 19 lid 1, postkantoor Johan de Wittstraat; tot op heden is de raadscommissie daar nog nooit bij betrokken. Hij vraagt wanneer dat gebeurt. Hij vraagt hoe B&W met de raadscommissie omgaat als het gaat om de genoemde voorwaarde bij delegatie. De heer Borsten merkt op dat het alles te maken heeft met waar de grens van politieke gevoeligheid ligt; die ligt verschillend. In zijn fractie werd gezegd dat zij niet altijd even gelukkig waren met de gang van zaken in het verleden, zonder dat er overigens voorbeelden konden worden genoemd. Hij stelt voor om de komende twee jaren geen delegatie te geven; als dat niet werkt en er komt een berg onzin naar de raad, dan kan die delegatie over twee jaar, of eerder, alsnog worden ingevoerd. De heer Sleeking heeft namens BETER VOOR DORDT geen bezwaar meer tegen delegatie, gebaseerd op de bevindingen in het verleden. Er hebben zich maar heel weinig momenten voorgedaan waarbij zijn fractie het oneens was met de handelwijze van het college. Politiek gevoelige onderwerpen zijn altijd, op initiatief van het college dan wel van de raad, aan de orde gesteld. De heer Merx merkt op richting de heer Borsten dat hij een vergadering waarin hij wordt geacht een projectbesluit te bespreken over de verbouwing van een schuur in het buitengebied, niet zal bijwonen en hij neemt aan dat de heer Borsten hem dat niet kwalijk zal nemen. De heer Borsten antwoordt dat als zoiets moet leiden tot een bestemmingsplanwijziging, je snel kunt besluiten dat dat niet doorgaat, op grond van het bestemmingsplan. De heer Merx antwoordt dat daar nu over beslist kan worden; het staat nu op de agenda.
30
Mevrouw Koppens merkt op dat je als raad wel degelijk kunt bepalen wat wel en niet in de commissie wordt besproken. Ze vraagt of er nog gebruik wordt gemaakt van de crisis- en herstelwet inzake de nieuwe wet op de Ruimtelijke Ordening en zo ja, of dit ook wordt gedelegeerd aan B&W. Archeologiekosten bij nieuwe bestemmingsplannen zouden voor rekening van de gemeente gaan komen; ze vraagt of dat waar is. Als dat zo is, kan Dordrecht hoge kosten tegemoet zien. Wethouder Spigt is het geheel met de commissie eens dat het debat met de raad aan de voorkant het meest toevoegt aan het richting geven. Een startnotitie op basis waarvan je een gebiedsvisie gaat maken en vervolgens de vertaling naar het bestemmingsplan toe is de lijn die hij zou willen volgen bij alle bestemmingsplannen. Zo’n startnotitie is het moment om met de raad te praten over keuzes. De fase voorafgaand aan het voorontwerp zul je uitgebreid met elkaar willen bespreken. Daar zit een inspraakprocedure aan. Nu is het zo dat de raad beslist over het vrijgeven voor inspraak; soms betekent dat maanden vertraging. Dat debat kun je wat hem betreft beter verderop in het traject doen, als je de reacties van de mensen hebt gezien en de reactie van het college daarop. De overgang waarbij je overgaat tot publicatie van het bestemmingsplan voor de normale zienswijzenprocedure is wel weer zo’n moment. Na de zienswijze is er een collegebesluit en vervolgens is er een raadsbesluit nodig rondom het bestemmingsplan. Als je het zo uitwerkt heb je tijdwinst en heb je ook aan de zorgvuldigheid beantwoord die nodig is om de raad in positie te brengen, als die kennis heeft van de inspraak en iets kan vinden van de opmerkingen die aan de voorkant of tussentijds in het proces gemaakt zouden moeten worden. Mevrouw Koppens vraagt bij interruptie of dat betekent dat de raad medezeggenschap krijgt in de totstandkoming van het exploitatieplan, dan wel dat de raad het mag inzien voor het college dit vaststelt. Het exploitatieplan wordt immers meegedelegeerd. Wethouder Spigt antwoordt dat hij nu spreekt over de procedure om te komen tot een vastgesteld bestemmingsplan. Het bespreken van de inspraakresultaten kost in de praktijk maanden die je beter had kunnen benutten. Zo waren de inspraakresultaten van de historische binnenstad al in mei beschikbaar; het is nu oktober en nu worden ze besproken. In de tussentijd is er niets gebeurd. Het is in ieders belang om elkaar niet in de vertraging te zetten, maar om juist op het goede moment inhoudelijk met elkaar te kunnen debatteren. Dat zou moeten kunnen als je elkaar daar scherper op aanspreekt en duidelijk de momenten aangeeft waarop je met elkaar in debat gaat. Post 120 is door de heer Hoogerduijn genoemd als voorbeeld waarbij het niet goed is gegaan. Er is een presentatie gegeven door de architect van het oude postkantoor, nog voor de procedure gestart was. Die lijn is in procedure genomen op basis van artikel 19. Vervolgens kwamen er reacties uit de buurt en is uitgebreid gesproken over ondermeer de zienswijzen. Het college heeft op basis daarvan de projectontwikkelaar gevraagd om aanpassing van het plan, maar dat nieuwe plan is er nog steeds niet. De raad heeft een mening gegeven en de omwonenden ook; die zijn beide teruggegeven aan de ontwikkelaar die met een alternatief moest komen, maar dat is er nog steeds niet. Dit voorbeeld is gegeven door de heer Hoogerduijn om te laten zien waar een procedure mis gaat; hij probeert aan te geven, net als de heer Sleeking dat gezegd heeft, dat juist in die procedures waar het publieke belang groot is, de zorgvuldigheid rondom die procedures absoluut aan de orde zou moeten zijn. Van misbruik maken van delegatiebevoegdheden kan helemaal geen sprake zijn; dat is ook niet in het belang van raad en college. Hij hecht er aan om de raad juist aan de voorkant goed in positie te brengen op het moment dat er een oordeel wordt gevraagd dat ook gewogen kan worden. Het projectbesluit maakt het mogelijk om voor een onderdeel binnen het bestemmingsplan een aparte procedure te volgen. Dat kan een voordeel hebben, bijvoorbeeld als je een bestemmingsplan hebt waar breed heel veel discussie over is en dan kan het lang duren voor dat bestemmingsplan vastgesteld is. Dat gaat dan vaak om een initiatief van een ontwikkelaar. In die situatie kun je een projectbesluit goed hanteren, maar waarschijnlijk zal dat niet zo vaak voorkomen omdat je wel gedwongen
31
bent om binnen een jaar te beginnen met de bestemmingsplanwijziging. Dan kies je misschien eerder voor een postzegelbestemmingsplan of een bestemmingsplanprocedure; dan kom je helemaal niet toe aan een projectbesluit. In het procedureoverzicht is te zien dat er mogelijkheden zijn om af te wijken van het bestemmingsplan langs de lijn van beleidsregels. In die afweging zal de raad absoluut worden geïnformeerd en meegenomen. De raad kan altijd aangeven dat daar over gesproken zou moeten worden en daar is nooit iets op tegen. In die zin is het eenzelfde procedure als een artikel 19, lid 1. Mevrouw Heijmans vraagt of dit opgenomen kan worden in het delegatiebesluit zoals dit voorligt. Wethouder Spigt antwoordt ontkennend. Hij kan zich wel voorstellen dat je in die zin altijd een beroep op de Gemeentewet kunt doen; daar staat een en ander in over de actieve informatieplicht, conform artikel 169.2. Mevrouw Heijmans vindt dat daar enige woorden aan gewijd moeten worden als dit voorstel in de raad komt zonder de genoemde voorwaarde. De heer Sleeking merkt op dat daar in de toelichting naar wordt verwezen. Daar staat dat de raad wordt ingelicht bij politiek gevoelige onderwerpen. De heer Hoogerduijn stelt voor om dezelfde redactie te kiezen als voorheen voor de nieuwe situatie; dat is kennelijk ook de bedoeling, volgens de wethouder. Dan is duidelijk dat de raad besluit dat onder die voorwaarde wordt gedelegeerd. Mevrouw Koppens stelt voor dit duidelijk af te bakenen. Wethouder Spigt merkt op dat hij die toezegging wil doen, dat heeft hij al eerder gezegd. Dat moet in het debat vastgelegd worden; dat kan niet in het delegatiebesluit. Mevrouw Koppens merkt op dat andere gemeenten in Nederland dat wel doen, in de vorm van extra artikelen om deze zaken te borgen. Wethouder Spigt is benieuwd wat je dan borgt. Er is geen enkele reden om geen debat te hebben over politiek gevoelige zaken. Hij kan zich voorstellen dat het delegatiebesluit als zodanig wordt voorzien van de opmerkingen waar iedereen het vanavond over eens is en dat op die manier wordt vastgelegd welke handelwijze daar bij hoort. Dat is nog belangrijker dan het besluit an sich. De voorzitter stelt voor om de gevraagde besluiten aan te vullen zoals door de wethouder is aangegeven. De tekst in deze notulen biedt dan voldoende garantie. Naar aanleiding van de wet Ruimtelijke Ordening heeft de wethouder aangegeven dat hij de raad wil informeren op de volgende momenten: aan de voorkant bij de startnotitie, aan het eind van de inspraak en na de zienswijzen en uiteindelijk bij het raadsbesluit aan het einde van het proces. Ten aanzien van de gevraagde delegatie is afgesproken dat dezelfde gedragslijn zal worden gevolgd als bij de toepassing van art. 19.1. De fracties ECO-Dordt/D66 en GroenLinks zullen stemverklaringen afleggen daar zij de aanvullingen op deze manier onvoldoende vinden. Het voorstel kan als hamerstuk naar de raad; de raadsinformatiebrief ter kennisneming. De voorzitter sluit de vergadering.
32
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 13 OKTOBER 2009
Ondernemerschap en bereikbaarheid
UITEN WENSEN EN BEDENKINGEN INZAKE SAMENWERKINGSOVEREENKOMST PROGRAMMA AANSLUITINGEN (233846) Voorzitter: Dhr. A.G. van Zanten Secretaris: Mw M.J.W.T. Hendrickx Verslag: Erna Verveer, Getikt notulistenbureau af digitaal bestand Aanwezig: Dhr. D.F.M. Schalken, BETER VOOR DORDT Dhr. D. van den Eijkel, CDA Mw N. de Smoker, ECO-Dordt/D66 Dhr. D.G.E. Cobelens, PvdA Dhr. D.E. Vermeulen, VVD Dhr. H. van der Linden, ChristenUnie/SGP Namens het college is aanwezig wethouder F.J. van den Oever Namens de ambtelijke organisatie is aanwezig de heer A.C. van Tilburg. De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. De heer Schalken merkt op dat BETER VOOR DORDT blij is dat de knelpunten aangepakt gaan worden, nog los van de risico’s die er zijn, met name voor de doorstroming. De mening van BETER VOOR DORDT ten aanzien van Kil 4 mag bekend worden verondersteld. Hij vraagt waarom er niet meteen is gekeken of er ook een directe aansluiting richting Rotterdam zou kunnen worden meegenomen bij de fly-over. Als er wel een onderzoek naar is gedaan hoort hij dat graag. Hij vraagt naar de stand van zaken rond de bestemmingsplannen. Hij vraagt naar het financiële risico van slappe grond ten aanzien van meerkosten op dit plan. Mijlweg / A16 zou te kampen hebben met strijdigheden in de bestemmingsplannen; hij vraagt of het zo is dat daar zaken zijn gerealiseerd die in strijd zijn met het bestemmingsplan. In de planning staan de kosten opgenomen conform prijspeil 2007; hij vraagt wat de kosten op dit moment zouden zijn. In het verleden is er een motie bomenkap ingediend in relatie tot vervangende groenvoorziening; hij vraagt of daar al naar gekeken is. De heer Vermeulen sluit zich aan bij de reeds gestelde vragen. Ten aanzien van de financiële opstelling in het stuk merkt hij op dat de raming is gebaseerd op enkele onzekerheden; deze komt uit op 41 miljoen. Het budget is 34 miljoen. In de kostenraming staan veel onderdelen die te maken hebben met de factor tijd. Tijd kost ook geld. Die herkent hij niet in de voorliggende kostenraming. Archeologisch onderzoek zal wellicht een en ander aan vondsten opleveren; hij neemt aan dat dit ondertussen ook wel bekend zal zijn aangezien de meeste archeologische plekken op het Eiland van Dordrecht inmiddels redelijk in kaart zijn gebracht. Hij is benieuwd naar de financiële consequenties van de factor tijd, het effect van archeologisch onderzoek en naar hoe het gat van 7 miljoen teruggevonden kan worden in de bouwsom van 34 miljoen. Dat is een forse opgave en hij ziet dat niet gebeuren. De heer Van den Eijkel merkt op dat het CDA heel enthousiast is dat er stappen worden genomen. Hij deelt de zorg met betrekking tot de uitloop qua financiën, maar de grootste wens is dat dit zo snel mogelijk gaat gebeuren. De heer Van der Linden merkt op dat er een relatie wordt gelegd tussen de inkoopstrategie en de wijze van uitvoering. Verderop in het stuk staat dat de verwerving
33
van gronden van de vereniging afhankelijk is van het nog te maken definitief ontwerp. Dat weet je of heel snel, of heel laat. In de komende jaren moeten keuzes worden gemaakt waarbij pas daarna een definitief go of no go volgt. Zijn vraag is welke financiële consequenties dat heeft als het niet door zou gaan. In de risicoanalyse wordt verwezen naar een eventuele scopewijziging als mocht blijken dat de kostenraming te hoog wordt. Dat gat is nog niet helemaal gedicht. Kijkend naar de raming van Arcadis en de aanvullende kosten vraagt hij zich af welke ruimte daar in zou zitten voor een scopewijziging. Een deel van de procesverantwoordelijkheid ligt bij Rijkswaterstaat; hij vraagt hoe omgegaan wordt met vertragende factoren waarvoor de verantwoordelijkheid bij Rijkswaterstaat ligt. Mevrouw De Smoker merkt op dat het stuk vooral uitstraalt dat er ongelooflijk veel haast is om dit uit te gaan voeren. Uiteraard heeft ook ECO-Dordt/D66 kritische kanttekeningen en ondersteunt de vragen die zijn gesteld rondom de grondeigenaren. De vereniging heeft inmiddels een brief aan de raad geschreven en zij is benieuwd hoe de wethouder daar op gaat reageren. Grote zorgen heeft ze bij de projectontwikkelaar die aangaf de grond voor de hoofdprijs te willen verkopen. Ze deelt de zorgen om meerkosten van de slappe grond en de archeologische waarde. Het gemak waarmee de 7 miljoen in de media is weggepoetst geeft haar echter de grootste zorgen. Als er meevallers zijn bij andere projecten, wil de raad misschien wel op een andere manier besteden. Ze verwacht eigenlijk dat er tegenvallers zullen komen. Met betrekking tot de communicatie zou haar fractie het op prijs stellen dat over dit project expliciet wordt gecommuniceerd met de DOV. Het is een kleine moeite en het zal waarschijnlijk veel waardering krijgen van de ondernemers. A16/Mijlweg is al in gang gezet, maar is heel blij dat daar echt de keuze voor industrie is gemaakt en dat er een oplossing komt voor de bewoners van de Eerste Tolstraat. Wonen en industrie en bedrijven gaat niet altijd samen. Voor de rest: opzij, opzij, opzij. De heer Cobelens merkt op dat de PvdA erg blij is dat er nu een structurele oplossing voorligt. Een en ander is positief voor het vestigingsklimaat en de werkgelegenheid. De risico’s zijn al genoemd. In de samenwerkingsovereenkomst wordt gesproken over een verdeelsleutel van 50/50 tussen rijk en overige partijen. Hij vraagt of die ook gehanteerd wordt bij hogere kosten. Er zit twee jaar verschil in startdatum en aanleg; dat is afhankelijk van de grondverwerving. Hij vraagt of dat het ultieme rampscenario is. Hij vraagt wanneer de fly-over er zal liggen. In de begroting wordt steeds ambitieus aangegeven dat de nieuwe aansluiting mogelijk in 2012 in gebruik kan worden genomen. Zijn fractie heeft geen bedenkingen ten aanzien van het voorstel, maar wel een wens: of dit project toegevoegd kan worden aan de grote projecten. Wethouder Van den Oever merkt op richting mevrouw De Smoker dat in elk ondernemersoverleg, dat twee tot vier keer per jaar plaatsvindt, de N3/A16 een vast agendapunt is. Hij begrijpt de oproep om nog meer te communiceren met de DOV gezien hun brief en het artikel in de krant, maar in alle bilateralen staat dit altijd op de agenda. Hij heeft wel gemerkt dat het wat ongenuanceerde artikel naar aanleiding van deze stukken tot enorm veel onrust heeft geleid. Hij heeft de betreffende verslaggever hierover gesproken; die bleek zijn artikel al naar de redactie te hebben gestuurd en zou dat wellicht nog aanvullen, maar daar is het niet beter van geworden. Je kunt er natuurlijk als verslaggever voor kiezen om alle risico’s die de gemeente zo zorgvuldig mogelijk probeert te benoemen, te vertalen in een scenario waarin alle risico’s zich tegelijk zouden manifesteren. Dat is jammer en ook zonde van het project, want je moet het tempo er in houden en er de schouders onder blijven zetten om dit zo snel mogelijk tot een succes te maken. Er is al vanaf 2005, nog voor het echt een issue werd, door hem gesproken met de Kamer van Koophandel en de verschillende ondernemersverenigingen over hun eventuele rol in de grondverwerving. Vooruitlopend op de definitieve projectdefinities is uiteraard met de grondeigenaren gesproken. Hij was dan ook zeer verbaasd over de reactie van een bestuurslid van de vereniging over het gebrek aan communicatie. Hij citeert uit het conceptantwoord waaruit glashelder blijkt
34
dat er eind 2007 volop contact en overleg is geweest. Een en ander is vastgelegd in het dossier. Op dat moment en nog steeds niet is het niet mogelijk om exact aan te geven of er een meter nodig is of anderhalve meter; dat komt omdat de fase besteksgereed nog niet is aangebroken. Er is, onder andere door hem persoonlijk ook gesproken met een grondeigenaar die los staat van de vereniging; zijn conclusie is dat de vraagprijs voor de gemeente niet in relatie staat tot het beleid van de gemeente. Inmiddels is bekend geworden dat Rijkswaterstaat trekker is van dit project en dus zullen de vervolggesprekken worden gevoerd door Rijkswaterstaat. In de risopstelling is te zien dat er met de allerhoogste prijzen rekening is gehouden. Bij aanvang van het project is zeer uitvoerig met Rijkswaterstaat gesproken met als doel het in beeld brengen van alle denkbare risico's. Er is nog geen bodemonderzoek gedaan; dat is dus tot die tijd een risico. Daar moet je vervolgens een beheersmaatregel op formuleren en je moet nadenken over de kans dat een risico zich daadwerkelijk manifesteert. De N3 is bijvoorbeeld niet onderheid; het asfalt komt niet spontaan naar beneden. De kans dat het risico zich voordoet is dus vrij gering, maar je moet het toch blijven benoemen tot onderzoek heeft uitgewezen dat. De heer Schalken merkt op dat de N3 in de vakantieperiode bij de viaducten toch regelmatig wordt hersteld omdat er verzakkingen zijn. Wethouder Van den Oever antwoordt dat de N3 voor een groot deel is aangelegd over oude sloten heen, en die klinken nog steeds in. Archeologie is ook benoemd als belangrijk risico. Het onderzoek naar explosieven heeft inmiddels plaatsgevonden en dat staat dus niet meer bij de risico's. Daardoor kon nog geen archeologisch onderzoek worden gedaan. In de punt is wel zeker dat je echt wel iets zul moeten als je de grond in gaat, dus ook dat is een risico. Je moet eerst weten wat je doet en op welke diepte alvorens je dat kunt kwantificeren. Zijn opmerking over de verrekening, die volgens sommige raadsleden nogal makkelijk was, heeft er mee te maken dat eerst alle risico’s in alle zes projecten zijn gekwantificeerd. Er was eerst sprake van een top 5 aansluitingenprogramma, maar inmiddels is dat een top 6. Het rijk heeft hier 54,5 miljoen voor vastgezet en de provincie 24,5 miljoen. Die bedragen zijn vastgeklikt. Het lijkt er enigszins op dat wie het eerst komt, het eerst maalt en dat het rijk het na ondertekening minder belangrijk vindt hoeveel rijksgeld er naartoe gaat. Het rijk wil proberen om in deze kabinetsperiode in hoog tempo deze top 6 in uitvoering te hebben of klaar te hebben; dat is het streven. Zijn opmerking over verrekening ging dus niet over verrekening binnen de begroting van de grote projecten van de gemeente Dordrecht, maar over verrekening binnen het aansluitingenprogramma. Je moet proberen te versnellen en bekijken of je voor de Mijlweg bij het rijk extra ruimte kunt houden, omdat er binnen de top 6 verrekeningen kunnen zijn. Dat kun je tevens als risico benoemen; als het budget op is, is er ook een groot probleem. Mevrouw De Smoker merkt op dat het jammer is dat de raad dit, misschien door onvolledige informatie, verkeerd heeft begrepen. Maar pas na het definitief ontwerp en de onderzoeken komt er een kostenraming en dan zal de gemeente alsnog ergens 7 miljoen vandaan moeten halen. Wethouder Van den Oever antwoordt ontkennend. Er is een maximale variant opgesteld van 42 miljoen. Daar zitten geen aanbestedingsvoordelen in, maar wel de hoogste posten onvoorzien. Dat is gewogen, ook door Rijkswaterstaat en die heeft aangegeven voldoende mogelijkheden te zien en voldoende risico’s beheersbaar te krijgen om om en nabij de 34 miljoen uit te komen. Het lastige in dit project is de sturing, want Rijkswaterstaat is de trekker. Dat betekent dat de gemeente indirect invloed heeft op een ambtelijke stuurgroep en een bestuurlijke stuurgroep. Dat kan heel vervelend zijn. Hij noemt als voorbeeld het project van de ondertunneling van de Laan der Verenigde Naties. Dat risico kun je niet buigen; Rijkswaterstaat wil dit project per se trekken. Als het allemaal goed gaat is iedereen blij, maar het is wel een risico in dit project. De heer Van den Eijkel merkt op dat dit dus niet bij de grote projecten hoort, aangezien de regierol niet bij de gemeente ligt. Wethouder Van den Oever antwoordt dat hij daar niet over gaat; hij kan zich voorstellen dat een volgend college of een volgende raad vindt dat dit wel een project is om te blijven monitoren.
35
Mevrouw De Smoker merkt op dat het college al eerder een groot project heeft toegevoegd. Ze kan zich voorstellen dat de raad er af en toe meer over zou willen zien en er wat over zou willen zeggen, hetzij vanavond, hetzij bij de begroting. Tegen de tijd dat de nieuwe raad hier aan toe is, is hopelijk de eerste paal al geslagen. Je zou het dus niet aan de nieuwe raad over moeten laten. De voorzitter vraagt hoe de verschillende fracties over de suggestie van de PvdA denken. De heer Van der Linden merkt op dat het voor zijn fractie geen zwaarwegend punt is. De wethouder geeft terecht aan dat je weinig middelen hebt om Rijkswaterstaat zonodig tot de orde te roepen. Wat dat betreft hoort het niet op de lijst grote projecten thuis. De heer Schalken vindt toevoeging aan de lijst een goede manier om dit project te kunnen volgen. De heer Vermeulen vindt toevoeging geen verkeerde insteek, al was het alleen maar om de vinger aan de pols te houden. Je kunt Rijkswaterstaat nergens toe dwingen, maar als raad kun je wel een vuist maken en aangeven dat Rijkswaterstaat uit de pas loopt. De voorzitter stelt vast dat een meerderheid van de adviescommissie het voorstel van de PvdA omarmt. De heer Van den Eijkel merkt op dat er zeker een behoefte is aan uitgebreide rapportage, maar vindt niet dat dit op de lijst grote projecten hoort vanwege het ontbreken van de actieve sturing. Wethouder Van den Oever geeft aan dat hij blij is dat ECO-Dordt/D66 nog steeds enthousiast is over het feit dat de Mijlweg kon worden uitgebreid met de aankoop van de woningen. Voor alle bewoners is er inmiddels een oplossing; iedereen is ingegaan op het aanbod en de eerste mensen zijn al verhuisd. Er zijn gezamenlijke afspraken gemaakt om de leefbaarheid van de Eerste Tol zo hoog mogelijk te houden. Hij is daar ook blij mee. Daar zit nog wel een risico met betrekking tot een andere insteek van de eigenaar van een complex; in eerste instantie is intensief gesproken over herontwikkeling van de complete vlek, inclusief de Eerste Tol, maar de eigenaar maakt nu terugtrekkende bewegingen. De gemeente is hier trekker en blijft in gesprek, maar het moet wel binnen alle grenzen van redelijkheid en billijkheid blijven en er moet een ontwikkeling terugkomen die wenselijk is op die plek. Anders resteert slechts het onteigeningsinstrument. Richting de heer Cobelens merkt hij op dat inzet van dit instrument er toe leidt dat je twee jaar langer bezig bent. Er komt nog een Raadsinformatiebrief over de Copernicusweg waar het tijdpad zal worden geschetst, een en ander met betrekking tot tijd, geld en middelen. Dat geldt hier ook. Voor de Mijlweg wordt het groen verder ingevuld; dat is wat makkelijker omdat de gemeente daar zelf trekker van is. Bij het deel van Rijkswaterstaat kan hij die toezegging niet doen, maar hij ziet geen reden voor Rijkswaterstaat om niet na te willen denken over een zo goed mogelijke inpassing. Er is een analyse gemaakt rond de knelpunten; er is destijds bewust voor gekozen om de afslag te realiseren zoals die er nu ligt, dus niet richting Rotterdam. Er zijn geen perikelen geweest ten aanzien van tegenstrijdigheden in bestemmingsplannen; wat hier bedoeld wordt, is het feit dat rond de Mijlweg zes verschillende bestemmingsplannen geldend zijn. De Mijlweg wordt onder andere mogelijk gemaakt in het nieuwe bestemmingsplan Zeehaven. Daar is voor gekozen omdat het voorontwerp bestemmingsplan er sowieso al ligt en er anders toch reconstructiebesluiten genomen hadden moeten worden. Het knelpunt van zes verschillende bestemmingsplannen wordt eventueel meteen teniet gedaan op het moment dat er vrij snel kan worden doorgegaan met dat bestemmingsplan. Er is inderdaad uitgegaan van prijspeil 2007 in dit stuk; je kunt daar allerlei herberekeningen op loslaten. Er is ook geen rekening gehouden met aanbestedingsvoordelen. Dat gebeurt in de volgende fase. Er is gewerkt met de kengetallen zoals Rijkswaterstaat die gebruikt en daarmee is het gelukt om dit project in de uitvoering te krijgen. Voor er werd getekend wilde Rijkswaterstaat zelf alle exercities nog een keer doen en kwam toen tot deze oplossing.
36
De voorzitter stelt vast dat de suggestie van de fractie van de PvdA om dit toe te voegen aan de lijst van grote projecten wordt ondersteund door de aanwezige fracties, met uitzondering van het CDA en de fractie ChristenUnie/SGP. Hij vraagt of de PvdA hiertoe een concreet voorstel zal indienen. Dat is het geval. Er zijn geen wensen en bedenkingen, hetgeen inhoudt dat deze raadsinformatiebrief ter kennisname naar de raad wordt gestuurd. Hij sluit de vergadering.
37