NAAR EEN VOLWAARDIGE GEZONDHEIDSZORG VOOR GEDETINEERDEN EN GEÏNTERNEERDEN IN BELGIË
M U D AN
R O EM
M
Reflectiegroep « zorg en detentie » 25 juli 2014 1
INLEIDING Gezondheid is een kostbaar en delicaat goed. Ons land gaat er dan ook prat op een toegankelijke en kwaliteitsvolle gezondheidszorg voor eenieder – ook voor de meest kwetsbaren in onze samenleving – te willen waarborgen. De Basiswet Gevangeniswezen van 12 januari 2005 (verder : de Basiswet) bepaalt het kader waarbinnen de vrijheidsberoving dient te gebeuren. De rode draad doorheen deze wet is het normalisatiebeginsel. De detentie zelf moet in orde en veiligheid verlopen. Ze mag enkel het verlies van de vrijheid van komen en gaan zonder verdere kwelling inhouden. Alle andere rechten, dus ook het recht op gezondheidszorg, blijven voor de gedetineerde behoudenI. In die context werd ook het beginsel van het recht op gelijkwaardige gezondheidszorg expliciet opgenomen in de Basiswet : « De gedetineerde heeft recht op een gezondheidszorg die gelijkwaardig is met de gezondheidszorg in de vrije samenleving en die aangepast is aan zijn specifieke nodenII. » Het hoofdstuk betreffende de gezondheidszorg en gezondheidsbescherming van deze wetIII is evenwel nog niet in werking getreden. Niettemin vormt dit principe het uitgangspunt van een volwaardige gezondheidszorg voor gedetineerden en geïnterneerden. In dit kader dient ook de problematiek van het verlies van sociale rechten van gedetineerden en geïnterneerdenIV aangekaart te worden, hetgeen impliceert dat zij geen volwaardig statuut hebben binnen de verplichte ziekteverzekering. De laatste jaren zijn in België dan ook meerdere initiatieven genomen om de zorg voor gedetineerden, en de (somatische) gezondheidszorg in het bijzonder, te verbeteren. Ondanks de inspanningen die zorgverleners, gevangenisdirecties en gevangenispersoneel dagelijks leveren om de levenskwaliteit in de gevangenissen te verhogen, blijkt de gezondheidszorg in de gevangenissen, en in het bijzonder de begeleiding van een aantal kwetsbare groepen met bijzondere noden, nog ontoereikend. Deze situatie veroorzaakt onrust en ontevredenheid bij (een deel van) de bewoners en de zorgverleners in de gevangenissen. Meerdere malen hebben zorgverleners en instanties, zoals de Penitentiaire GezondheidsraadV, Centrale Toezichtsraad voor het GevangeniswezenVI en het Comité ter Preventie van de FolteringVII, dan ook bepaalde wantoestanden aan de kaak gesteld, waaronder de hoge werkdruk, het gebrek aan financiële middelen en het tekort aan gekwalificeerde zorgverleners, de onaangepaste zorg voor geïnterneerden en personen met een middelengerelateerde problematiek, … Daarenboven dient onderstreept te worden dat ons land reeds meermaals veroordeeld is door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor de inadequate zorg voor geïnterneerden. Vele geïnterneerden krijgen nog steeds niet de gepaste zorg die zij nodig hebben. Dit leidt tot schrijnende toestanden, waarvoor dringend een structurele oplossing gevonden moet worden. Vanuit een bekommernis om kwaliteitsvolle en gelijkwaardige gezondheidszorg voor iedereen te voorzien heeft het Directoraat-Generaal Gezondheidszorg van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (FOD VVVL) een Reflectiegroep opgericht rond deze problematiek. Deze groep is samengesteld uit zorgverleners, ambtenaren, experten en wetenschappers die vanuit verscheidene invalshoeken 2
betrokken zijn bij deze problematiek. Het resultaat van deze consultatie is voorliggend Memorandum. Het betreft dus geen politiek document, uitgaande van de Minister van Volksgezondheid of van de FOD VVVL. Deze problematiek overschrijdt immers de grenzen van één bevoegdheidsdomein, en vergt een gezamenlijke aanpak van de verschillende bevoegde federale en gefedereerde overheden, én van de stakeholders op het terrein. Vanuit dit gezamenlijk streven naar een hoogstaande en voor iedereen toegankelijke gezondheidszorg willen wij dan ook met aandrang alle politici, die in deze domeinen verantwoordelijkheid opnemen, oproepen om de komende jaren prioriteit in het beleid toe te kennen aan een goede gezondheidszorg voor gedetineerden en geïnterneerden en hiervoor ook de nodige middelen vrij te maken. Dit zal immers niet alleen de levenskwaliteit van de gedetineerde/geïnterneerde in kwestie ten goede komen, maar ook diens kans(en) op re-integratie bevorderen. 3
DE LEDEN VAN DE REFLECTIEGROEP BONGAERTS Xavier, Psychiater van de vrouwenafdeling voor Sociaal Verweer van het CHP Chêne aux Haies te Mons en gerechtelijk expert CARABIN Serge, Directeur-generaal Directoraat-generaal Gezondheid Franse Gemeenschap COSYNS Paul, Prof. Em. Psychiatrie UA en Ex-Voorzitter Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen DE BOCK Paul, Adviseur-generaal FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Dienst Psychosociale Gezondheidszorg DE DORLODOT Gaëtan, Lid Penitentiaire Gezondheidsraad, Arts DE RIDDER Ri, Directeur-generaal van de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV DECLERCQ Ilse, Attaché FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Dienst Psychosociale Gezondheidszorg DECOSTER Christiaan, Voorzitter Reflectiegroep « Zorg en Detentie » en Directeur-generaal DG Gezondheidszorg van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu DEFILLET Tom, Stafmedewerker Hulpverlening, Vereniging voor Alcohol-en andere Drugproblemen DOMS Kurt, Coördinator Cel Drugs FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu HEIMANS Henri, Kamervoorzitter Hof van Beroep van Gent en Voorzitter Cbm bij gevangenis Gent LEFEBVRE Vincent, Attaché FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Dienst Psychosociale Gezondheidszorg MACQUET Donatien, Adjunct van de federale coördinator van de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg MEURANT Kris, sociaal werker vzw Transit PROOT Luc, Voorzitter Penitentiaire Gezondheidsraad SALIEZ Vinciane, Coordinatrice Project « Boule-de-Neige et Prison », Modus Vivendi SERVOTTE Marie-Jeanne, Adviseur-generaal Directie Juridische Zaken en Toegankelijkheid, RIZIV SKRZYPEK Benoit, Arts VAN DE KERKHOF Nele, Dienst Handicap/VN-Verdrag, Interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme VAN DER LAENEN Freya, Prof. Vakgroep Strafrecht en Criminologie, Universiteit Gent VAN MOL Francis, Voormalig Hoofdgeneesheer-Directeur Dienst Gezondheidszorg Gevangenis van de FOD Justitie VAN STEENBRUGGE Walter, Advocaat VANACKER John, Administrateur-generaal Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem VANDEVELDE Dirk, Directeur vzw De Kiem en Voorzitter « Vlaamse Vereniging Behandelingscentra Verslaafdenzorg »
4
1. JURIDISCH KADER : RECHT OP GEZONDHEIDSZORG VAN GEDETINEERDEN EN GEINTERNEERDEN 1.1. Internationale beginselen inzake gezondheidszorg aan gedetineerden en geïnterneerden De erkenning van het recht van iedereen – dus ook van gedetineerden en geïnterneerden – op de hoogst bereikbare gezondheidsstandaard, is een internationale verworvenheid. Volgens een Resolutie van de Verenigde Naties van 1982, hebben gedetineerden recht op een gezondheidszorg die gelijkwaardig is aan die van andere personen in de vrije samenleving en mogen zorgverleners in de gevangenis alleen handelen op basis van medische criteria. Deze Resolutie was voor de Raad van Europa het uitgangspunt van de regels voor de behandeling van gedetineerden met betrekking op hun gezondheidszorg. De Raad onderlijnt dat ook personen met een geestesstoornis in de gevangenissen recht hebben op gelijkwaardige gezondheidszorgVIII. Het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft op 11 januari 2006 een nieuwe versie van de European Prison Rules (EPR) aangenomen. Deze gevangenisregels kennen een aantal minimumrechten toe aan gedetineerden en bevatten daarnaast een aantal instructies voor nationale overheden en gevangenisdirecties. De EPR hebben de status van aanbevelingIX. Het streven naar kwaliteitsvolle gezondheidszorg voor gedetineerden en geïnterneerden, die gelijkwaardigX is als deze in de vrije samenleving, zijn doelstellingen die nagestreefd worden door de WHO. Deze doelstelling is conform de beginselen in de Universele Verklaring van de Rechten van de MensXI, het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicapXII, de Europese Conventie voor de Rechten van de MensXIII en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke RechtenXIV. België heeft het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap geratificeerd op 2 juli 2009. Dit verdrag bevestigt en specifieert de algemeen geldende mensenrechten voor personen met een handicap. Personen met een handicap worden hierbij omschreven als « personen met langdurige fysieke, mentale, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenlevingXV. » Deze ruime omschrijving omvat onder andere ook personen met geestelijke gezondheidsproblemen. In dit opzicht kunnen gedetineerden met een handicap en geïnterneerden ook beroep doen op de rechten die vervat zitten in dit verdrag, waaronder het recht op gezondheidXVI. Het Regionaal bureau van de WHO in Europa heeft reeds sinds 1995 een speciaal programma voor de gezondheidszorg in detentieXVII. De bedoeling van dit programma is steeds geweest om de zorg binnen detentie te integreren in de publieke gezondheidszorg. Dit integratiebeginsel wordt door de WHO steeds meer naar voren geschoven en wordt toegepast in meer en meer Europese landenXVIII. Internationale beroepsorganisatiesXIX, die artsen en verpleegkundigen over de hele wereld vertegenwoordigen via nationale beroepsorganisaties, hebben over gezondheidszorg voor gedetineerden gezaghebbende verkla5
ringen met belangrijke morele betekenis opgesteld (World Medical Association, World Psychiatric Association, International Council of Nurses).
AANBEVELINGEN • De Reflectiegroep onderschrijft ten volle de internationale beginselen dat personen in detentie recht hebben op een kwaliteitsvolle gezondheidszorg, die gelijkwaardig is aan deze in de vrije samenleving. Dit gelijkwaardigheidsbeginsel vormt de rode draad doorheen dit Memorandum. • De reflectiegroep deelt de stelling van de Wereldgezondheidsorganisatie dat « de gezondheidszorg in de gevangenissen integraal deel moet uitmaken van het publieke gezondheidsstelsel van elk land » en dat « de gelijkwaardigheid van gezondheidszorg in de gevangenissen niet haalbaar is zonder de integratie van de gezondheidszorg voor gedetineerden in de algemene gezondheidszorg ».
1.2. De Belgische Grondwet Conform artikel 23, 2°, van de Belgische Grondwet « heeft eenieder het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige (en juridische) bijstand. » Het recht op sociale zekerheid en de bescherming van de gezondheid wordt dus voor iedereen gewaarborgd door de Belgische Grondwet. De Grondwet maakt met andere woorden geen uitzondering voor personen in detentie.
1.3. Wet op de Patiëntenrechten De Wet betreffende de rechten van de patiënt van 22 augustus 2002XX (verder : patiëntenrechtenwet) bepaalt de rechten waarover een patiënt beschikt ten overstaan van een beroepsbeoefenaarXXI aan wiens zorg hij toevertrouwd is. Deze rechten zijn : het recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking, het recht op vrije keuze van de beroepsbeoefenaar, het recht op informatie betreffende zijn gezondheidstoestand, het recht om geïnformeerd en vrij toe te stemmen in de voorgestelde zorgprestatie, het recht om te beschikken over een « patiëntendossier » dat zorgvuldig bijgehouden wordt, recht op inzage in dit dossier en om er een kopie van te bekomen, recht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en respect voor zijn intimiteit en het recht om klacht neer te leggen bij de bevoegde « ombudsdienst patiëntenrechten ». Conform de bepalingen in de patiëntenrechtenwet heeft een gedetineerde dus ook het recht om klacht neer te leggen bij de bevoegde ombudsdienst « patiëntenrechten ». Gedetineerden en geïnterneerden in detentie maken opvallend weinig gebruik van het recht om klacht neer te leggen bij de federale Ombudsdienst van de FOD Volksgezondheid. De Wet en de federale ombudsdient « patiëntenrechten » zijn onvoldoende gekend bij gedetineerden en geïnterneerden. De ombudsdient « patiëntenrechten », beschikt trouwens niet over de nodige middelen om plaatsbezoeken uit te voeren in de gevangenissen en instellingen tot bescherming van de maatschappij. De klachten die toch ontvangen worden, hebben meestal betrekking op de problematiek van de gedwongen behandelingen (bv. : injecties, medicatie die ingenomen moet worden, …), de toegang van de patiënt tot zijn/haar dossier en het tekort aan contact met de artsen in de gevangenissen. De patiëntenrechtenwet is van toepassing op elke relatie patiënt-beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg, waar de patiënt zich ook bevindt. Deze wet is dus ook integraal van toepassing op gedetineerden en geïnterneerden. 6
De zorgverleners die werkzaam zijn in de gevangenissen zijn zich terdege bewust van de toepassing van de wet patiëntenrechten, ook binnen een gevangeniscontext. Zij pogen de patiëntenrechtenwet ook in het penitentiair milieu te respecteren. Zo hebben gevangenen onder meer ook het recht om behandelingen te weigeren en worden zij daarin gehoord. In de Basiswet zijn evenwel een aantal beperkingen/uitzonderingen op de toepassing van de patiëntenrechtenwet voorzien, m.n. : • de beperkte vrije keuze van behandelend artsXXII • de beperkte keuze voor wat betreft de bijstand door een vertrouwenspersoon (beperkt tot een arts van buiten de gevangenis, een advocaat of een door de gevangenis aangestelde of tot de gevangenis toegelaten vertegenwoordiger van zijn godsdienst of levensbeschouwingen)XXIII • de gedetineerde heeft recht op inzage van het patiëntendossier, maar mag geen kopie ervan in eigen handen ontvangenXXIV. Vermits het hoofdstuk inzake gezondheidszorg en gezondheidsbescherming van de Basiswet nog niet in werking getreden is, zijn deze uitzonderingen op de algemene regeling voorzien in de patiëntenrechtenwet niet van toepassing. De beperkingen die in de Basiswet voorzien zijn, zijn trouwens a priori in strijd met de patiëntenrechtenwet. Het recht op gelijkwaardige gezondheidszorg impliceert immers dat de gedetineerde aanspraak kan maken op de wettelijke rechten die voor iedere burger gelden op het gebied van gezondheidszorg.
AANBEVELINGEN • In de gezondheidszorg voor gedetineerden en geïnterneerden in detentie primeert de Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt. Het recht op gelijkwaardige gezondheidszorg impliceert immers dat gedetineerden en geïnterneerden in detentie aanspraak kunnen maken op de bij wet voorziene rechten die voor iedere burger gelden op het gebied van gezondheidszorg. • De wetsbepalingen op het vlak van gezondheidszorg vervat in de Basiswet mogen niet in strijd zijn met de Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt. Waar nodig, dienen aldus de nodige aanpassingen aan de wet van 2005 in die zin te worden aangebracht. Een studie dient meer duidelijkheid te brengen of dergelijke aanpassing ook op het terrein haalbaar is. • De praktische modaliteiten moeten gecreëerd worden opdat de patiëntenrechtenwet ook binnen een gevangeniscontext ten volle gerespecteerd kan worden. Dit impliceert vooreerst de betere bekendmaking van deze wet bij de gedetineerden en geïnterneerden en bij de beroepsbeoefenaars. Daarenboven dient ook de nodige omkadering voorzien te worden voor het neerleggen en behandelen van klachten bij onafhankelijke ombudsdiensten. Gezien het tekort aan middelen en aan personeel bij de federale ombudsdienst « patiëntenrechten » dient de huidige omkadering herzien te worden. De bevoegde ombudsdienst « patiëntenrechten » zou moeten kunnen plaatsbezoeken uitvoeren in de gevangenissen en in de instellingen ter bescherming van de maatschappij.
7
1.4. Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden De Basiswet bepaalt het kader waarbinnen de vrijheidsberoving dient te gebeuren. De rode draad doorheen deze wet is het normalisatiebeginsel, zoals beschreven in artikelen 5 en 6 : « De vrijheidsstraf of de vrijheidsbenemende maatregel wordt ten uitvoer gelegd in psychosociale, fysieke en materiële omstandigheden die de waardigheid van de mens eerbiedigen, die het behoud of de groei van het zelfrespect van de gedetineerde mogelijk maken en die hem aanspreken op zijn individuele en sociale verantwoordelijkheid. Bij de uitvoering van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt er zorg voor gedragen dat de orde en de veiligheid worden gevrijwaard. De gedetineerde wordt aan geen andere beperkingen van zijn politieke, burgerlijke, sociale, economische of culturele rechten onderworpen dan deze die uit de strafrechtelijke veroordeling of uit de vrijheidsbenemende maatregel voortvloeien, deze die onlosmakelijk met de vrijheidsbeneming verbonden zijn en deze die door of krachtens de wet worden bepaald. Bij de uitvoering van de vrijheidsstraf of de vrijheidsbenemende maatregel dient vermijdbare detentieschade voorkomen te wordenXXV. »
De beginselen betreffende gezondheidszorg opgenomen in deze wet zijn conform voormelde internationale beginselen : • Recht op gezondheidszorg gelijkwaardig aan de gezondheidszorg in de vrije samenleving en aangepast aan de specifieke nodenXXVI (bv. tijdens de uitvoering van tuchtsancties). Dit impliceert ook dat gedetineerden aanspraak kunnen maken op medische zorgverlening geregeld door bijzondere gezondheidswetten, die niet onder de patiëntenrechtenwet vallen, zoals het verzoek om euthanasie, zwangerschapsafbreking, wegname van organen, palliatieve zorgen, … Wat dit laatste betreft, bestaat de indruk dat invrijheidsstelling om gezondheidsredenen in de fase van stervensgevaar steeds meer geweigerd wordt. Terminale patiënten, die niet vrijgelaten worden om gezondheidsredenen, dienen door de medische diensten in de gevangenis opgevangen te worden. Deze diensten beschikken evenwel niet over een afdeling palliatieve zorg of over de nodige infrastructuur om deze personen de nodige omkadering te kunnen bieden. De strafuitvoeringsrechtbanken staan er weigerachtig tegenover om terminale patiënten om medische redenen in voorlopige vrijheid te stellen zodat men verplicht is om palliatieve zorg toe te passen in de gevangenis. Daarenboven kan men terminale gedetineerden niet het recht ontzeggen op een menswaardig levenseinde, ook als zij hierbij om euthanasie verzoeken. • Recht op gezondheidszorg gelijkwaardig aan de gezondheidszorg van voor de opsluitingXXVII. De continuïteit van zorg moet verzekerd worden en de opsluiting op zich is geen argument om behandelingen te onderbreken of af te bouwen (bv. behandeling door middel van vervangingsmiddelen, zoals methadon). • Recht op zorgverleners met de vereiste kwalificatiesXXVIII, die professioneel onafhankelijk zijn en handelen op basis van medische criteria. De zorgverleners mogen geen handelingen stellen die hun vertrouwensrelatie met de gedetineerde in het gedrang kan brengen (cfr. deel 3). • Recht op toepassing van de wet betreffende de rechten van de patiënt, behoudens voormelde uitzonderingen (cfr. 1.4) De bepalingen van de basiswet inzake gezondheidszorg en gezondheidsbescherming zijn nog niet in werking getreden. Dit deel van de wet vraagt om verschillende aanpassingen omdat ze verschillende hiaten bevat in vergelijking met andere wettelijke bepalingen, zoals bijvoorbeeld deze inzake de bescherming van werknemers,
8
hygiënische veiligheid, abortus, de wet betreffende het extern statuut van veroordeelden, reglementeringen die meer geschikt zijn om dergelijke complexe problematieken te regelen. Deze aanpassingen maken deel uit van voormeld normaliseringsbeginsel. In dit kader lijkt het ook opportuun de relevantie van de in deze wet vermelde uitzonderingen op de patiëntenrechtenwet te herzien.
AANBEVELINGEN • De Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerde moet dringend worden uitgevoerd mits de nodige aanpassingen worden gedaan opdat de wetsbepalingen op het vlak van gezondheidszorg niet langer in strijd zijn met de patiëntenrechtenwet. • De Reflectiegroep volgt het advies van de Penitentiaire Gezondheidsraad dat ook de Wetten betreffende de palliatieve zorg en betreffende euthanasie in penitentiair milieu gerespecteerd en toegepast moeten worden.
1.5. Rechtspositie van geïnterneerden 1.5.1. Externe Rechtspositie van geïnterneerden: de Wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis De Wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornisXXIX – die nooit in werking is getreden – vertoonde een aantal lacunes. Daarom werd op 5 mei 2014, een nieuwe wet betreffende de internering van personen door het Parlement goedgekeurd en in het Belgisch Staatsblad van 9 juli 2014 gepubliceerd. Het valt te betreuren dat ook deze nieuwe wet een aantal onvolmaaktheden en onzorgvuldigheden bevat die dringend zullen moeten gerepareerd worden. Essentieel is de inhoud van artikel 2 van deze wet waarin de finaliteit van zorg en re-integratie sterk benadrukt wordt : « De internering van personen met een geestesstoornis, bedoeld in artikel 9 van deze wet, is een veiligheidsmaatregel die er tegelijkertijd toe strekt de maatschappij te beschermen en ervoor te zorgen dat aan de geïnterneerde persoon de zorg wordt verstrekt die zijn toestand vereist met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij. Rekening houdend met het veiligheidsrisico en de gezondheid van de geïnterneerde persoon zal hem de nodige zorg aangeboden worden om een menswaardig leven te leiden. Die zorg is gericht op een maximaal haalbare vorm van maatschappelijke re-integratie en verloopt waar aangewezen en mogelijk via een zorgtraject waarin aan de geïnterneerde persoon telkens zorg op maat aangeboden wordt. »
Deze wet beklemtoont dus het afdwingbaar recht van de geïnterneerde op zorg, die aangepast is aan diens behoefte. Een adequate doorstroming van geïnterneerden naar voorzieningen buiten de gevangenissen blijft evenwel nog steeds een belangrijk knelpunt, die een aangepaste zorg voor deze doelgroep bemoeilijkt (wachtlijsten in de GGZ, afbouw van psychiatrische bedden, weerstand t.o.v. de opname van forensische patiënten, …). Deze problematiek komt verder aan bod in punt 2.2. De datum van inwerkingtreding van deze wet is voorzien voor 1 januari 2016.
9
1.5.2. Interne Rechtspositie van geïnterneerden De interne rechtspositie van gedetineerden (bepaald in de Basiswet gevangeniswezen), die de levensvoorwaarden en de rechten van gedetineerden in de gevangenis bepaalt, is momenteel van toepassing op de geïnterneerden. Het is evenwel zo dat dit statuut niet noodzakelijk beantwoordt aan de realiteit van de internering en aan de specifieke behoeften van deze bijzondere categorie personen. Het – via wettelijke weg – uitwerken van een juridisch statuut specifiek voor geïnterneerden is noodzakelijk.
AANBEVELINGEN • De technische reparatie, inwerkingtreding en implementatie van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen moet onmiddellijk worden voorbereid, zo onder meer op het vlak van de kwalitatieve erkenning van de psychiatrische en psychologische forensische expertises. • Daarenboven moet werk gemaakt worden van het uitwerken van een wet inzake de interne rechtspositie van de geïnterneerde om te beantwoorden aan de specifieke behoeften van deze bijzondere categorie in de gevangenissen en moet alles in het werk gesteld worden opdat deze wet ook effectief uitgevoerd kan worden.
1.6. Sociale rechten van gedetineerden en geïnterneerden De FOD Justitie is bevoegd voor de organisatie van de gezondheidszorg voor de gedetineerden en de geïnterneerden. Bij het binnenkomen in de gevangenis vallen gedetineerden uit de ziekteverzekeringXXX. Dit impliceert onder meer dat zij gedurende de periode van de detentie geen volwaardig statuut hebben binnen de verplichte ziekteverzekering. In principe neemt de FOD Justitie de kosten voor de geneeskundige verzorging van de gedetineerden en de geïnterneerden ten laste. Maar de kosten voor de opname van gedetineerden in een verpleeginrichting of de kosten bij daghospitalisatie buiten de gevangenis, alsook de kost van de medicatie en de medische hulpmiddelen neemt de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor haar rekening. Deze ten laste neming gebeurt in het kader van een gesloten budget (het RIZIV stort elk kwartaal een bedrag aan de FOD Justitie ). Wanneer dit budget volledig aangesproken is, worden deze kosten verder gedragen door de FOD Justitie (artikel 56 §3bis van de ZIV-wet)XXXI. Nochtans zijn er geen principiële redenen om gedetineerden en geïnterneerden uit te sluiten uit de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. Dit vormt een discriminatie en een bedreiging voor de gelijkwaardigheid van de gezondheidszorgXXXII. Bovendien is het juridisch technisch mogelijk een wijziging van de reglementering door te voeren die toelaat alle gedetineerden en geïnterneerden binnen de gevangenismuren, zelfs illegalen, toegang te geven tot de verplichte verzekering voor de duur van hun verblijf in de gevangenis. Vanuit het oogpunt van een uniforme verzekerbaarheid, die nog steeds de beste garantie biedt voor een toegankelijke gezondheidszorg, dient daarom prioritair verder nagegaan te worden onder welke voorwaarden gedetineerden en geïnterneerden een volwaardig statuut kunnen krijgen binnen de verplichte ziekteverzekering.
10
De voorbije jaren boog een werkgroep, samengesteld uit onder meer vertegenwoordigers van het RIZIV en Justitie, zich over deze complexe problematiek. Tijdens de besprekingen in de werkgroep bleek dat de daartoe vereiste wetswijzigingen, die enkel zouden slaan op verzekerbaarheid, pas zinvol zijn als duidelijkheid is geschapen over de wijze waarop de organisatie van de zorg voor beide groepen zoveel als mogelijk zou kunnen beantwoorden aan wat is voorzien door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. De huidige gezondheidsstructuren in de gevangenissen verschillen immers in sterke mate van de wijze waarop het verlenen van geneeskundige verstrekkingen wordt georganiseerd door de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, zodat zich wellicht, naast wettelijke en reglementaire wijzigingen inzake verzekerbaarheid, ook wijzigingen zullen opdringen aangaande de organisatie van de zorgen aan deze rechthebbenden, ongeacht of deze in de gevangenissen, dan wel daarbuiten worden verleend.
AANBEVELINGEN • Wat betreft de integratie van de gezondheidszorg in de algemene gezondheidszorg vormt een uniforme verzekerbaarheid binnen de verplichte ziekteverzekering voor geneeskundige verzorging een onmisbare pijler voor een toegankelijke gezondheidszorg en een gelijkwaardig gezondheidsbeleid voor gedetineerden en geïnterneerden. De verzekering voor geneeskundige verzorging van gedetineerden en geïnterneerden moet aldus ingebed worden in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, rekening houdend met de specifieke situatie van de doelgroepen. Personen in detentie moeten, voor de duur van hun verblijf in de gevangenis, een volwaardig statuut krijgen binnen de verplichte ziekteverzekering. • Rekening houdende met de gedane vaststellingen in het raam van het overleg met betrekking tot de organisatie van de geneeskundige verzorging in de Belgische gevangenissen, meent de Reflectiegroep dat het aangewezen is om een wetenschappelijke studie te laten uitvoeren. Deze zou slaan op de werkelijke zorgbehoeften van de gedetineerden en geïnterneerden, de vormen van zorg, het volume aan zorg dat zou moeten voorzien worden, de mogelijkheid om een forfaitair model van basiszorg te implementeren en de haalbaarheid van het systeem. Deze studie, die dus objectieve gegevens zou dienen aan te leveren aangaande de huidige en toekomstige organisatie van de gezondheidszorg in de gevangenissen, moet toelaten aan te geven in welke mate en op welke punten de wetgeving nog dient te worden aangepast teneinde de gedetineerden en geïnterneerden in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging te integreren; bovendien zou de studie toelaten te bepalen welke daarvan de financiële weerslag zou zijnXXXIII. • De integratie betekent voor deze personen dat zij niet langer een behandeling zouden dienen te ondergaan die afwijkt van diegene in de vrije samenleving. Voorts zou dit bijdragen tot een meer logische organisatie van de verzekerbaarheid, een domein dat haar toepassingsgebied zo ruim mogelijk beoogt te maken. • De Reflectiegroep is van oordeel dat het essentieel is dat alles in het werk gesteld wordt om deze sociale rechten binnen de volgende legislatuur te kunnen garanderen.
11
2. ZORGVERLENING AAN GEDETINEERDEN EN GEINTERNEERDEN In de Basiswet gevangeniswezen wordt de geneeskundige verzorging in de gevangenissen omschreven als « de diensten verstrekt door zorgverleners met het oog op het bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen of verbeteren van de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand van de patiënt XXXIV ». Deze omschrijving is nagenoeg dezelfde als deze in de patiëntenrechtenwet : « de diensten verstrekt door een beroepsbeoefenaar met het oog op het bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen of verbeteren van de gezondheidstoestand van een patiënt of om de patiënt bij het sterven te begeleidenXXXV». De twee definities zijn gelijklopend maar verschillen ook op meerdere plaatsen : • « beroepsbeoefenaars » in de Wet betreffende de rechten van de patiënt is in de Basiswet gevangeniswezen uitgebreid tot « zorgverleners » d.w.z. beroepsbeoefenaars en psychologenXXXVI ; • Door invoeging in de Basiswet gevangeniswezen van « lichamelijke en geestelijke », gezondheidstoestand onderlijnde de wetgever dat ook de geestelijke aspecten van de gezondheidstoestand belangrijk zijn voor de gedetineerde ; • in de Basiswet gevangeniswezen werd « … of om de patiënt bij het sterven te begeleiden » niet opgenomen omdat de wetgever er van uitging dat « in de regel personen die in een fase van stervensgevaar treden in vrijheid worden gesteld om gezondheidsredenen »XXXVII. Ook internationale aanbevelingen bekrachtigen dit uitgangspuntXXXVIII. De wetgever bepaalde dan ook dat de arts van de gevangenis, met instemming van de gedetineerde in die omstandigheden een invrijheidstelling om gezondheidsredenen moet voorstellenXXXIX. De zorgverlening binnen een penitentiaire context vertoont een aantal specifieke kenmerken. Vooreerst dient opgemerkt te worden dat gedetineerden en geïnterneerden een fysiek en mentaal kwetsbare groep vormenXL, en doorgaans een grote behoefte hebben aan gezondheidszorg. Het profiel van de zieke gedetineerde/geïnterneerde verschilt immers van dat van de gemiddelde Belg. Zo komen meer SOA, TBC, HIV en hepatitis voor bij gedetineerden en geïnterneerden. Gevangenen zouden ook meer langdurige fysieke ziektes hebben. Binnen de gevangenismuren worden steeds meer (complexe) psychische en psychiatrische problemen vastgesteld ; in veel gevallen is ook sprake van multiple diagnoses. Verhoudingsgewijs zitten ook meer personen met een verstandelijke beperking en middelengebruikers in de gevangenissen dan in de vrije samenleving. Aangezien gedetineerden – in het bijzonder seksuele delinquenten – vaak gedurende een lange periode opgesloten blijven in de gevangenis, vinden we binnen de gevangenismuren ook heel wat bejaarden. In een aantal gevangenissen zijn ook vrouwen opgesloten. Ook geïnterneerden hebben zorg nodig, die afgestemd is op hun problematiek (cfr. 2.2.1). Daarenboven zijn er ook bepaalde situaties, die een bijzonder gevaar voor de gezondheid van de gedetineerde kunnen meebrengen. Dit is onder meer het geval voor binnenkomende gedetineerden, hongerstakers, gedetineerden in afzondering bij veiligheidsmaatregel of bij tuchtsanctie, in het bijzonder bij gebruik van dwangtuigen die de bewegingsvrijheid beperken. Ook in deze omstandigheden blijft een gedetineerde het recht op gezondheidszorg behouden en moet de continuïteit van de zorg verzekerd blijven. Als
12
deze in het gedrang komt moet de arts van de gevangenis, met instemming van de gedetineerde, de directeur verwittigen. De directeur is immers verantwoordelijk voor de uitvoering van de detentie en is degene die de modaliteiten daarvan kan aanpassen. Niettemin moet de arts van de gevangenis de vertrouwensrelatie met de gedetineerde bewaren door het medisch geheim te respecteren. Dit kan de arts voor een delicate deontologische evenwichtsoefening plaatsen (cfr. deel 3).
2.1. Zorgverlening aan gedetineerden en geïnterneerden 2.1.1. Gezondheidspromotie, preventieve gezondheidszorg en schadebeperking 2.1.1.1. Problematieken Veel gedetineerden komen uit maatschappelijk kwetsbare bevolkingsgroepen. Van hun verblijf in de gevangenis moet gebruik gemaakt worden om programma’s voor gezondheidspromotie en preventieve gezondheidszorgXLI op te zetten. Volgens het Ottawa Charter for Health PromotionXLII moeten maatregelen inzake gezondheidspromotie gericht zijn op het versterken van de persoonlijke en sociale vaardigheden opdat personen zelf meer controle over hun gezondheid en hun omgeving zouden hebben en aldus keuzes zouden maken die de individuele en algemene gezondheid ten goede komen. Volgens dit charter dienen de volgende strategieën ontwikkeld te worden: het ontwikkelen van een algemeen beleid en een algemene omgeving die gunstig zijn voor de gezondheid, het versterken van gemeenschappelijke acties, het aanleren van individuele vaardigheden en re-oriëntatie van diensten. Het is belangrijk ook in een gesloten milieu als een gevangenis dergelijke projecten inzake gezondheidspromotie op touw te zetten (vb. projecten gebaseerd op empowerment). Programma’s voor gezondheidspromotie in de Belgische gevangenissen sporen reeds aan tot een gezonde levensstijl, zoals het aanleren van dagelijkse tandhygiëne of tot deelname aan sportactiviteiten. Ook onderwerpen zoals roken, alcohol en gezonde voeding moeten aan bod komen. In de gevangenissen bestaat een grote correlatie tussen druggebruik en besmettelijke ziektenXLIII zoals HIVXLIV en hepatitis en ook tuberculose. Veel aandacht moet dus besteed worden aan de informatie over en de opsporing van druggerelateerde ziekten, zoals HIV, hepatitisXLV en tuberculoseXLVI en aan informatie over het belang van de vaccinatie tegen hepatitis B en over het vermijden van risicogedrag bij druggebruik. Bovendien zijn profylactische maatregelen nodig zoals het ter beschikking stellen van desinfectantia en condooms. De zorgverleners staan in voor de gedetineerden (organisatie en coördinatie van de opsporingsonderzoeken binnen de gevangenis, vaccinatie, bijkomende onderzoeken en diagnose alsook eventuele behandeling). Uiteraard kan de gedetineerde alleen aan screeningsonderzoeken onderworpen worden mits zijn vrije toestemming en de resultaten ervan behoren tot het medisch geheim. Zelfmoord komt zes maal meer voor in de gevangenissenXLVII. De overbevolking, het gebrek aan werk en andere activiteiten, de drugproblematiek, juridische, sociale en relationele problemen zijn hieraan zeker niet vreemd. Veel van deze zelfmoorden gebeuren tijdens de eerste dagen van de detentie. Het inschatten van het zelfmoordrisico bij binnenkomers is dus primordiaal. De arts die iedere binnenkomende persoon ziet binnen de 24 uur heeft hier dus een belangrijke rol. Ook belangrijke risico-en stressmomenten, zoals de transfer naar een andere
13
gevangenis, de periode rond het ter zitting komen van de strafzaak, wanneer er slecht nieuws komt vanuit het thuisfront, … kunnen mee de aanleiding vormen tot het plegen van een wanhoopsdaadXLVIII. Iedereen die met gedetineerden in contact komt, moet dus trachten zelfmoordproblemen te onderkennen en moet hiervoor de nodige vorming krijgen. Bij gedetineerden met een gekende zelfmoordproblematiek is strikt en permanent toezicht vereist. Zij moeten de gepaste begeleiding en behandeling krijgen. Dit vraagt overleg en samenwerking tussen de actoren op het terrein, ook tussen de Diensten Gezondheidszorg van de gevangenissen onderling. 2.1.1.2. Actoren Sinds de staatshervorming van 1980 zijn de Gemeenschappen bevoegd voor persoonsgebonden aangelegenheden, zoals de preventieve gezondheidszorg. Dit geldt ook voor deze zorg binnen de gevangenismuren. De Gemeenschappen leveren reeds een bijdrage aan verschillende preventieprojecten, vnl. initiatieven op gebied van drugs en screening van besmettelijke ziektes, zoals TBCXLIX. Echter, de Basiswet voorziet dat ook de zorgverleners, die verbonden zijn aan de dienst gezondheidszorg van een gevangenis, hier een bijdrage aan moeten leveren. Voor artsen is dit trouwens een deontologische plichtL. De grote werkdruk en de beperkte consultatietijd binnen de gevangenismuren laat zorgverleners momenteel echter onvoldoende toe om zelf een actieve rol op te nemen op het vlak van preventie en gezondheidspromotie. De Gemeenschappen hebben dan ook een belangrijke taak te vervullen op het vlak van sensibilisering, ondersteuning en vorming van deze zorgverleners en intermediairen. Sinds deze staatshervorming nam de Vlaamse Gemeenschap al verschillende stappen om haar bevoegdheid op het vlak van preventie en sociale hulpverlening aan gedetineerden binnen de gevangenismuren op te nemen. De medewerkers van Justitieel Welzijnswerk die binnen de gevangenissen werkzaam zijn, helpen de gedetineerden voornamelijk met het zoeken naar oplossingen voor (praktische) vragen m.b.t. huisvesting, financiële en sociaal-administratieve problemen. Op 8 december 2000 keurde de Vlaamse Regering het Strategisch Plan hulp- en dienstverlening aan gedetineerden goed. Dit plan is een vertaling van de Vlaamse bevoegdheid om sociale hulpverlening aan te bieden aan gedetineerden in gevangenissen in Vlaanderen en Brussel met het oog op hun re-integratie. De idee achter dit plan is dat gedetineerden door hun detentie hun recht op vrijheid verliezen, maar hun andere grondrechten blijven behouden, waaronder ook het recht op maatschappelijke hulp- en dienstverlening. Deze hulp- en dienstverlening strekt zich uit over verschillende domeinen zoals onderwijs, cultuur, tewerkstelling, sport, gezondheid, welzijn, etc. Het betreft onder meer lessen om een attest/diploma te behalen, begeleiding bij de zoektocht naar werk, … die hen voorbereiden op hun terugkeer naar de samenleving. In het kader van dit Strategisch Plan van de Vlaamse Gemeenschap werd ook één zorgverlener per gevangenis (in Vlaanderen en Brussel) voorzien. Vanaf 2002 werd dit Strategisch Plan geïmplementeerd in een aantal gevangenissen (in het kader van een vijftal pilootprojecten). In 2008 werd beslist om dit Strategisch Plan te verankeren in alle gevangenissen in Vlaanderen en in Brussel. In 2013 werd dit engagement tot hulp- en dienstverlening aan gedetineerden decretaal verankerd : « de Vlaamse Gemeenschap waarborgt het recht van alle gedetineerden en hun directe sociale omgeving op een integrale en 14
kwaliteitsvolle hulp- en dienstverlening zodat ze zich kunnen ontplooien in de samenlevingLI. Daartoe neemt de Vlaamse Regering initiatieven om een kwaliteitsvol hulp- en dienstverleningsaanbod uit te bouwen, op basis van de behoeften van de gedetineerden en hun directe sociale omgeving, en dit door sectoroverschrijdende samenwerking tussen hulp- en dienstverleners en door intersectorale afstemming van het aanbod ». In het decreet van 8 maart 2013 betreffende de organisatie van de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden zijn de structuren uitgetekend waarbinnen de hulp- en dienstverlening (zowel op lokaal als op bovenlokaal niveau) ontwikkeld en geïmplementeerd worden. Met het oog op meer overleg en een betere samenwerking tussen de betrokken partners en beleidsdomeinen is in dit decreet ook een basis voorzien om gegevens uit te wisselen. In het decreet zijn ook beleidsteams voorzien in elke gevangenis, die onder meer tot doel hebben een concreet actieplan in dit kader uit te werken. De coördinatie voor de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in uitvoering van dit decreet werd toegewezen aan de Vlaamse Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) subsidieert daarnaast projecten voor geïnterneerden met een verstandelijke beperking in de gevangenissen van Gent, Merksplas en Antwerpen (cfr. 2.2.4). Langs Franstalige zijde heeft een audit van de subsidies die toegekend worden aan organisaties die screeningsactiviteiten uitvoeren (i.c. tuberculose) en gezondheidspromotie geleid tot een juridische analyse van de respectievelijke bevoegdheden van de verschillende entiteiten. Het besluit was dat volgens de Basiswet, de FOD Justitie bevoegd is voor alle zorgen die verstrekt worden aan gedetineerden, inclusief voor gezondheidspromotie. Sindsdien staat de Franstalige Gemeenschap (Federatie Wallonië-Brussel), niet langer in voor de rechtstreekse financiering van activiteiten op het vlak van screening en gezondheidspromotie in de gevangenissen. De FOD Justitie is hiervan op de hoogte. Niettemin blijven nog een aantal operatoren actief op het vlak van gezondheidspromotie in de gevangenissen aangezien zij met intermediairen (penitentiaire bewakingsassistenten, bezoekers, operatoren die de re-integratie voorbereiden, …) werken. Bovendien is het zo dat, met ingang van 1 juli 2014, de COCOF en het Waals Gewest bevoegd worden voor « gezondheidspromotie en screening bij volwassenen » in het kader van de Sint-Emilie-akkoorden en het bijzonder Decreet van de Franstalige Gemeenschap van 2 april 2014.
AANBEVELINGEN • De Reflectiegroep vraagt bijkomende aandacht voor preventie, gezondheidspromotie en schadebeperking in het penitentiair milieu. Deze initiatieven dienen te kaderen in een globaal gezondheidsplan over de organisatie van de gezondheidszorg voor gedetineerden en geïnterneerden. • Dit is een opdracht voor de Gemeenschappen, die bevoegd zijn in dit domein. De praktische invulling van deze bevoegdheid door de betrokken overheden kan verschillend zijn in de verscheidene landsgedeelten. • Ook de zorgverleners die binnen een gevangeniscontext werkzaam zijn dienen meer aandacht te hebben voor gezondheidspromotie, preventie en schadebeperking. Vermits de beperkte tijd die zij in de gevangenis kunnen wijden aan hun patiënten, is een adequate ondersteuning van de zorgverleners en van de intermediairen, noodzakelijk.
15
2.1.2. Gezondheidsbescherming van personeel en gedetineerden De zorgverleners verbonden aan de Dienst Gezondheidszorg van een gevangenis leveren een bijdrage tot de gezondheidsbescherming van het personeel en de gedetineerden. De gezondheidsbescherming in de gevangenissen heeft onder meer betrekking op de hygiëne, de voeding, het welzijn op het werk, de distributie van geneesmiddelen en de verwijdering van het medisch afval. De opsomming die wordt gegeven is niet-limitatief zodat nieuwe vereisten op het vlak van gezondheidsbescherming in de vrije samenleving automatisch mee opgenomen worden in de opdracht van de gezondheidsbescherming. De Diensten Gezondheidszorg van de gevangenissen staan in voor het verwijderen van het medisch afval en voor de geneesmiddelendistributie. Voor voeding, hygiëne en kledij heeft de zorgverlener een rol te spelen naast de bevoegde overheden. Volgens de wet betreffende het welzijn op het werk vallen ook werknemers zonder arbeidsovereenkomst, zoals gedetineerden, onder de reglementering van de Codex Welzijn op het werk. Ook de Europese Gevangenisregels bevelen aan dat de arbeidsvoorwaarden van de gedetineerden op het gebied van gezondheid en veiligheid vergelijkbaar zouden zijn met die van de gewone arbeiders.
AANBEVELINGEN • Met het oog op de gezondheidsbescherming van het personeel en de personen in detentie is het noodzakelijk om in de gevangenissen ook preventiediensten en arbeidsgeneeskundige diensten voor gedetineerden op te richten. • Er is ook nood aan samenwerking met gespecialiseerde diensten op het vlak van hygiëne. 2.1.3. Basiszorg : somatisch en psychisch De Dienst Gezondheidszorg van de gevangenis wordt volgens de Basiswet geacht in elke gevangenis de basisgezondheidszorg te verzekeren. Deze omvat algemene geneeskunde, tandheelkunde en psychiatrie en in sommige grotere gevangenissen ook specialistische geneeskunde (gynaecologie in de gevangenissen waar vrouwen verblijven, dermatologie, radiologie, …). In elke gevangenis zou ook verpleegkundige zorg en kinesitherapie verzekerd moeten worden. Een lokale apotheek van buiten de gevangenis dient in te staan voor het dagelijks klaarmaken en het leveren van geneesmiddelen. In enkele gevangenissen, zijn bijzondere afdelingen uitgebouwd voor specialistische en gespecialiseerde gezondheidszorg : psychiatrische afdelingen (geïnterneerden en gedetineerden met psychiatrische aandoeningen), medische centra (met hospitalisatie, operatiezaal en polikliniek voor specialisten), verzorgingsafdelingen voor bejaarde gedetineerden en personen met een handicap. Tevens wordt vanuit de gezondheidszorg ondersteuning gegeven aan drugprogramma’s en aan afdelingen voor gedetineerden onder de maatregel van individuele en bijzondere veiligheid. Algemeen mag worden gesteld dat het aanbod van de somatische zorg voor gedetineerden de laatste jaren een behoorlijk niveau heeft bereikt, zowel wat de eerstelijns- als de tweedelijnsgeneeskunde betreft. Toch bestaan er grote verschillen in de kwaliteit van de zorgverstrekking binnen het gevangeniswezen. Dit is mede afhankelijk van de sterk wisselende omstandigheden (infrastructuur, beschikbaar personeel, al dan niet aanwezigheid van bepaalde projecten, …) waarin zorgverleners moeten werken. 16
De toegang tot de eerstelijnsgeneeskunde is zeer laagdrempelig en dus ook heel toegankelijk (want kosteloos). Meer dan 10% van de gevangenispopulatie raadpleegt dagelijks de Dienst Algemene Geneeskunde. De artsen die werkzaam zijn in de gevangenissen worden niet alleen geconfronteerd met medische problemen, maar eveneens met sociale problemen. In de vrije maatschappij worden dergelijke problemen opgevangen door andere hulpverleners. In de korte tijdspanne die de artsen in de gevangenis aanwezig zijn (gemiddeld 2 uren per dag), kunnen zij onmogelijk 30 à 40 patiënten zien. De tweedelijnszorg gebeurt in de medische centra van de gevangenissen en, indien nodig, in de omliggende ziekenhuizen. De medische centra zijn echter beperkt in uitrusting en in bezetting en voldoen niet aan de wettelijke bepalingen (zijn niet conform de ziekenhuiswet). Indien een ziekenhuisopname nodig blijkt, dient dan ook meestal beroep gedaan te worden op de ziekenhuizen in de nabijheid. Hier kunnen zich evenwel problemen voordoen op het vlak van beveiliging. De geestelijke gezondheidszorg (of kortweg : GGZ) voor gedetineerden en geïnterneerden blijft daarentegen ontoereikend. In de gevangenissen zitten immers veel geïnterneerden maar ook gedetineerden met een complexe GGZ- problematiek, die gepaste zorg nodig hebben, en deze in de gevangenis momenteel onvoldoende krijgen. (zie verder 2.3.3). Voor deze categorieën en ook voor middelenafhankelijke gedetineerden gebeurt de medicatietoebedeling onder meer door penitentiaire bewakingsassistenten. Zorgvuldigheid is hierbij niet gegarandeerd, zeker voor wat betreft mensen met een psychiatrische aandoening of een verstandelijke beperking. In dit kader is het belangrijk op te merken dat de doorstroming naar (psychiatrische) voorzieningen buiten de gevangenis doorgaans moeilijk verloopt. Dit leidt ertoe dat patiënten met een levensgevaarlijke acute psychiatrische aandoening in de medische centra van de gevangenissen behandeld moeten worden, en deze zijn hiervoor niet ingericht. De opening van de forensisch psychiatrische centra zal hierin wellicht weinig verandering brengen.
AANBEVELINGEN • De reglementering inzake volksgezondheid op het vlak van zorgverlening moet ook in een penitentiaire context toegepast te worden. De medicatiebedeling, in het bijzonder voor gedetineerden met een GGZ-problematiek en/of met een middelengerelateerde problematiek, dient uitsluitend door verpleegkundigen te gebeuren en dus niet door penitentiaire bewakingsassistenten. Verpleegkundigen zijn opgeleid om te waken over een zorgvuldige inname van de medicatie. • Het is zinvol dat verder nagegaan wordt hoe de eerstelijnsgezondheidszorg kwaliteitsvoller en efficiënter georganiseerd kan worden. Het is essentieel dat artsen voldoende beschikbaar zijn (dit impliceert ook voldoende consultatietijd) voor de patiënten met een medische problematiek. Samen met de Penitentiaire Gezondheidsraad dient verder bekeken te worden in welke mate niet-medische problemen (sociale problemen, administratie, …) door andere hulpverleners en/of administratief personeel opgevangen kunnen worden. • De tweedelijnszorg gebeurt in de medische centra van de gevangenissen en, indien nodig, in de omliggende ziekenhuizen. De medische centra zijn echter beperkt in uitrusting en in bezetting en voldoen niet aan de wettelijke bepalingen (niet conform de ziekenhuiswet). Het is daarom belangrijk na te gaan 17
hoe een adequate en efficiënte maar ook veilige tweedelijnszorg georganiseerd kan worden in externe ziekenhuizen en hoe de samenwerking geoptimaliseerd kan worden. Dit veronderstelt tevens de aanwezigheid van een adequaat beveiligingsdispositief. 2.1.4. Continuïteit van de zorg & nazorg Art. 89 van de Basiswet bepaalt dat « de continuïteit van zorg moet verzekerd worden en de opsluiting op zich is geen argument om behandelingen te onderbreken of af te bouwen ». Het is dan ook belangrijk dat de hulpverlening die vóór de detentie aangeboden werd (bv. een substitutiebehandeling) tijdens de detentie gecontinueerd kan worden. Dit is niet alleen van belang gedurende de periode van de detentie maar ook na de vrijlating van de gedetineerde. Dit is essentieel met het oog op de re-integratie van de (ex-)gedetineerde. Voor personen met een middelengerelateerde problematiek kunnen de centrale aanmeldingspunten op dit vlak een belangrijke rol vervullen. Zij helpen immers om druggebruikers, die voorafgaand aan hun detentie, nog geen (drug)hulpverlening kregen, te oriënteren naar het hulpverleningsaanbod. Niettemin dient ook hier gewezen te worden op de moeilijke doorstroming van deze doelgroep naar voorzieningen buiten de gevangenis (zoals psychiatrische instellingen, Initiatieven voor Beschut Wonen,…). In dit kader dient ook gewezen te worden op het belang van de (correcte) overdracht van informatie tussen zorgverleners in en buiten de gevangenissen. Bij opname van een persoon in de gevangenis kan slechts na toestemming van de betrokkene contact opgenomen worden met de huisarts. Ingeval van ontslag van een gedetineerde kan een medisch verslag van de verleende zorg aan de huisarts gericht worden. Ingeval een gedetineerde opgenomen wordt in het ziekenhuis, dient de arts ook contact te houden met de arts in het ziekenhuis. In de gevangenis zelf kan informatie tussen zorgverleners overgemaakt worden d.m.v. het elektronisch medisch dossier (EMD). Dit geldt weliswaar alleen voor artsen, specialisten, verpleegkundigen, tandartsen en kinesisten. Psychologen, maatschappelijk werkers, … hebben geen toegang tot dit EMD. Ook om ’s nachts en in het weekend en ingeval van stakingen van de zorgverleners in de gevangenissen de continuïteit van de zorg in penitentiair milieu te verzekeren, wordt ook beroep gedaan op externe artsen. De modaliteiten voor de organisatie van deze wachtdiensten dienen te worden vastgelegd in akkoorden die afgesloten worden tussen de gevangenisdirecties en de lokale artsenkringen en dienen eveneens voorgelegd te worden aan de bevoegde provinciale commissiesLII voor akkoord. De beschikbaarheid van deze artsen van wacht (t.a.v. de gewone bevolking en hun eigen patiënten) komt echter soms in het gedrang omwille van de beveiligingsmaatregelen (vb. geen netwerk voor de gsm) de tijd die dit vergt alsmede de verplaatsing naar de gevangenis, … zodat de provinciale geneeskundige commissies aandringen op verder overleg hierover tussen de bevoegde ministers van Volksgezondheid en Justitie. Voorts dient hier het belang van een goede nazorg onderstreept te worden. Uit buitenlands onderzoek blijkt immers dat dit een cruciale factor is voor de re-integratie van de (ex-)gedetineerden en om recidive te verminderen.
18
AANBEVELINGEN • Niet alleen gedurende de periode van detentie maar ook na de vrijlating van de gedetineerde mag de link met de zorg niet verloren gaan met het oog op de re-integratie van de gedetineerde. Overdracht van informatie tussen zorgverleners in en buiten de gevangenissen is dan ook essentieel. • Met het oog op de continuïteit van zorg voor gedetineerden die de gevangenis verlaten, zijn vanuit de praktijk een aantal interessante initiatieven gegroeidLIII. Het lijkt aangewezen deze te evalueren en, mits een positieve evaluatie, verder te zetten en eventueel te versterken. • Met het oog op het verzekeren van de continuïteit van de zorg ’s nachts, tijdens de weekends en ingeval van stakingen van de zorgverleners in de gevangenissen is verder overleg tussen de bevoegde ministers van Justitie en Volksgezondheid noodzakelijk.
2.2. Nood aan bijzondere zorg voor bepaalde doelgroepen Zoals hoger reeds werd opgemerkt, zijn in de gevangenissen een groot aantal personen opgenomen met een complexe (psychiatrische) problematiek ; deze vragen een bijzondere aandacht en zorg. Het betreft hier onder meer personen met een verstandelijke beperking, middelenafhankelijke gedetineerden en gedetineerden met een geestelijke gezondheidsproblematiek. De medische afzondering, al dan niet met fixatie en/of dwangmedicatie, verdient bijzondere maatregelen en voorzichtigheid. Ook geïnterneerden vergen een specifiek zorgaanbod, dat afgestemd is op hun specifieke noden. 2.2.1. Geïnterneerden De opvang en begeleiding van geïnterneerden in de gevangenissen is kennelijk totaal ontoereikend. De gebrekkige doorstroming naar voorzieningen buiten de gevangenissen vormt evenzeer een belangrijk knelpunt, dat een adequate zorg voor deze doelgroepen fel bemoeilijkt. België werd dan ook reeds meermaals veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor de gebrekkige zorg aan deze personen. Sinds 2012 werd de Belgische Staat 12 keer veroordeeldLIV voor het falende opvangbeleid voor geïnterneerden. Het Hof stelt duidelijk dat « geïnterneerden niet thuishoren in de gevangenis ». Artikel 5 §1 EVRM, dat het recht op vrijheid beschermt, komt in het gedrang wanneer er geen verband bestaat tussen de reden van de vrijheidsberoving en de plaats waar de betrokkene vastgehouden wordt. Het recht op vrijheid wordt dan ook geschonden als een persoon die het voorwerp uitmaakt van een beschermings- of verzorgingsmaatregel – zoals de internering – niet opgevangen wordt in een instelling die hem bescherming en verzorging kan bieden. Dit werd ook al duidelijk gesteld in acht vorige arresten tegen België in deze materieLV. In de acht arresten wordt ook gesteld dat de psychiatrische annexe van de gevangenis door de wet op de bescherming van de maatschappijLVI wordt aangeduid als een plaats die niet geschikt is voor de opvang van geïnterneerden. De wet bepaalt dat die enkel uitzonderlijk als plaats van hechtenis mag dienen.
19
De Commissies ter Bescherming van de Maatschappij geven ook aan dat de detentie in de gevangenis slechts een tussenstap is in afwachting van opname in een gepast therapieprogramma. Nu is het evenwel zo dat deze tussenstap soms meerdere jaren kan duren, terwijl de begeleiding en zorg in de gevangenissen onvoldoende en inadequaat is voor de geïnterneerden. In twee van de twaalf zaken wordt België ook veroordeeld voor een schending van artikel 3 EVRM, « omdat de opsluiting en detentie (in de gevangenis) in casu als een onmenselijke en vernederende behandeling beschouwd wordt gezien de afwezigheid van hoop op verandering, de afwezigheid van een adequaat medisch kader en de significatieve duur van de detentie waardoor de eisers onderworpen zijn aan wanhoop en lijden die het onvermijdelijke niveau dat inherent is aan de detentie, overstijgen ». Zes arresten stellen ook een schending van artikel 5 §4 EVRM vast (het recht op beoordeling van de vrijheidsberoving door een onpartijdige rechter)LVII. De courante schending van drie grondrechten bij geïnterneerden in detentie – en dit al sinds het eerste arrest Aerts in 1998 – kan niet getolereerd worden in een rechtsstaat als België. Van de meer dan 4000 geïnterneerden die ons land telt, bevinden zich momenteel meer dan 1000 geïnterneerden in gevangenissen (soms gedurende een lange periode), waar ze niet de gepaste zorg krijgen. Sinds een tiental jaren werd het aanbod voor geïnterneerden wel aangevuld (medium risk projecten) met een versterkte zorgomkadering en dit voor een totaal van 526 plaatsen (ziekenhuisbedden met een specifieke omkadering, plaatsen voor Beschut Wonen en in psychiatrische ziekenhuizen). Daarenboven werden ook nog eens 75 plaatsen in het extern zorgcircuit gecreëerd voor geïnterneerden die seksuele delicten hebben gepleegd, en voor wie de integratie nog complexer blijkt te zijn. Om voor geïnterneerden een adequaat zorgaanbod uit te werken, hebben Minister Onkelinx en Minister Vandeurzen – als Ministers van, respectievelijk, Volksgezondheid en Justitie – in 2009 een meerjarenplan van de Federale Overheid ontwikkeld met het oog op de implementatie van een zorgtraject voor forensische psychiatrische patiënten (geïnterneerden). Hier wordt, beoogd om adequate zorg te verlenen aan geïnterneerden, namelijk door hen te laten uitstromen uit de gevangenissen, met het oog op een optimale sociale integratie. Hiervoor werd ongeveer 20 miljoen euro voorzien, verdeeld over meerdere fasen van hun vrijlating. Twee fasen zijn reeds in werking getreden. In het kader van dit meerjarenplan zijn ook per Hof van Beroep coördinatoren (van Volksgezondheid en van Justitie) aangesteld die de opdracht gekregen hebben om mee te werken aan de fundamentele doelstellingen van het plan « internering »LVIII. Voorts hebben zij ook een eerste beknopte cartografie uitgewerkt van het profiel van de geïnterneerden die zich in de penitentiaire instellingen of instellingen tot bescherming van de maatschappij van de FOD Justitie bevinden. Ze werken ook actief aan het opstellen van een federale cartografie die betrekking heeft op alle personen die onder het statuut van sociaal verweer vallen. Het meerjarenplan voor geïnterneerden beoogt ook de integratie van het plan voor geïnterneerden in het model en de structuren van de hervorming van de geestelijke gezondheidszorgLIX. Het feit van geïnterneerde personen te integreren in de netwerken van de hervorming is een duidelijke vertaling van de wil om de continuïteit van zorg te garanderen en om het aanbod evenals de kwaliteit van het behandelingsaanbod te verbeteren. Tegelijkertijd wordt de integratie van deze kwetsbare personen met (een) complexe problematiek(en) in de samenleving bevorderd.
20
In dit kader dienen ook de mobiele teams Zorgtraject Geïnterneerden (« ZTG-teams »)LX vermeld te worden. Deze teams zijn medio 2013 opgericht om mee de nodige en gepaste zorgen aan te bieden aan geïnterneerden en hen voor te bereiden op hun sociale integratie. Deze teams werken samen met Justitie om in de gevangenissen de geïnterneerden voor te bereiden op hun vrijlating door hen onder meer ondersteuning te bieden op administratief, psychisch en sociaal vlak of op het vlak van huisvesting. Daarnaast zijn zij ook actief vanuit de zorginstellingen om bedden of plaatsen vrij te maken voor geïnterneerden zodat deze personen geleidelijk aan vanuit de gevangenissen naar het externe zorgcircuit kunnen doorstromen. De interventie van deze teams richt zich enkel tot geïnterneerden (inclusief middelenproblematiek en bepaalde persoonlijkheidsstoornissen). Sinds 2007 moeten de zorgteams in de psychiatrische afdelingen van de gevangenissen de voorbereiding naar een volgende fase en de behandeling bevorderen, maar zij zijn onderbemand. Bovendien hebben veel instellingen en partners nog weerstand en vrees om geïnterneerden op te vangen. Binnen de doelgroep van de geïnterneerden vormen de personen met een verstandelijke beperking een bijzonder kwetsbare groep ; hun opvang en begeleiding in penitentiair milieu zijn totaal ontoereikend ondanks het bestaan van enkele erkende begeleidingsprojecten en geven aanleiding tot zeer schrijnende en mensonwaardige toestanden. De mensen horen niet thuis in de gevangenissen en zouden moeten kunnen opgevangen worden in speciaal daartoe erkende voorzieningen waar lange en uitzichtloze wachtlijsten bestaan (zie 2.2.4.). De opvang en begeleiding van geïnterneerde vrouwen in een penitentiair milieu is eveneens zeer problematisch. Zij worden gediscrimineerd omdat de nieuw opgerichte forensische centra voor hen niet toegankelijk zijn.
AANBEVELINGEN • Geïnterneerden horen niet thuis in de gevangenissen. In de penitentiaire instellingen is de zorg ontoereikend en niet te realiseren door de afwezigheid van een zorgcultuur in een gevangenisomgeving. • De internering is een zeer indringende beveiligingsmaatregel waartoe pas zou mogen beslist worden na een zorgvuldige en correcte diagnosestelling, die tijdens de detentie moet verfijnd worden met het oog op een adequate oriëntatie. • De oprichting van de forensische psychiatrische centra (in Gent en Antwerpen) is een pluspunt, maar deze centra moeten in het globale externe zorgcircuit opgenomen worden door hen een statuut te verlenen dat te vergelijken is met dat van een psychiatrische instelling. Meer algemeen dient gestreefd te worden naar harmonisatie in de verschillende juridische statuten van de instellingen die deze patiënten ten laste nemen. • De geïnterneerden moeten verder kunnen doorstromen naar het externe zorgcircuit. Dit vergt kennis en expertise van heel wat actoren en veronderstelt ook dat er voldoende opvangcapaciteit (zowel ambulant als residentieel) voor deze personen (aanwezig) gecreëerd wordt. De Reflectiegroep pleit er ook voor dat de plaatsingen van geïnterneerden in overleg en samenwerking gebeuren met de zorginstellingen. • Het is belangrijk de verschillende fasen van het huidige meerjarenplan « internering » onverwijld verder uit te voeren en hiervoor – zowel vanuit Justitie als vanuit Volksgezondheid – het nodige personeel te voorzien. • De Gemeenschappen moeten meer inspanningen leveren voor de opvang van bepaalde doelgroepen, 21
zoals van personen met verstandelijke beperking. • De Gemeenschappen moeten het aanbod aan ambulante geestelijke gezondheidszorg eveneens aanzienlijk uitbreiden om de doorstroming van geïnterneerden te faciliteren. • Indien het huidige plan de behoeften niet dekt, dient een nieuw plan voorbereid te worden waarbij rekening gehouden wordt met de zorgbehoeften die tot uiting komen in een cartografie. Deze globale cartografie – die zowel betrekking heeft op het profiel van de geïnterneerden, op de behandelingsperspectieven als op de middelen (partners en aanbod) van de netwerken – dient op regelmatige tijdstippen geactualiseerd te worden. • Een betere opvang voor geïnterneerden kan enkel gerealiseerd worden indien er bijkomende middelen worden vrijgemaakt voor de reguliere sector en indien er hiervoor voldoende (gekwalificeerd) personeel beschikbaar gesteld wordt, en dit zowel vanuit Volksgezondheid als vanuit Justitie en van de Gemeenschappen. • Een specifieke voorziening moet opgericht worden voor de behandeling van geïnterneerde vrouwen, buiten het penitentiair milieu. • Een aantal van deze patiënten – ondanks alle bestaande therapeutische mogelijkheden – zal onbehandelbaar blijven en de gevangenis om veiligheidsredenen wellicht nooit verlaten. Voor deze groep die (voorlopig) niet kunnen doorstromen naar het externe zorgcircuit, dienen voldoende mogelijkheden gecreëerd te worden opdat zij ook binnen het gevangeniswezen een menswaardig leven zouden kunnen leiden. 2.2.2. Gedetineerden met een GGZ-problematiek Ook bij gedetineerden wordt steeds meer een GGZ- problematiek vastgesteld. Enkel in de psychiatrische annexen en de afdelingen voor sociaal verweer werken weliswaar totaal onderbemande multidisciplinaire zorgequipes. Ze werken enkel voor geïnterneerden en in observatie gestelden. Nochtans is er ook een grote nood aan psychiatrische begeleiding bij andere categorieën van gedetineerden (voorlopig gehechten en veroordeelden). Indien meer geïnterneerden zouden kunnen doorstromen naar het externe zorgcircuit, zouden deze multidisciplinaire zorgequipes mee ingezet kunnen worden voor de begeleiding van gedetineerden met psychiatrische problemen. Daarenboven moet ook voor deze personen – naast de zorg binnen de gevangenissen – een vangnet worden uitgebouwd om hen beter te integreren in de geestelijke gezondheidszorg.
AANBEVELINGEN • Bij veel voorlopig gehechten en veroordeelden is er nood aan geestelijke gezondheidszorg (psychiatrische begeleiding). De multidisciplinaire zorgequipes moeten zich niet alleen bekommeren over geïnterneerden maar ook over deze categorieën. Vanuit de ziekenhuizen kunnen eventueel liaisonteams naar de (ziekenboeg van de) gevangenissen gestuurd worden. • Het is aangewezen dat in de wet externe rechtspositie van de veroordeelde een nieuwe strafuitvoeringsmodaliteit « plaatsing buiten de penitentiaire instelling » wordt ingevoerd. Aan veroordeelden kan dan de mogelijkheid geboden worden om op elk ogenblik van de detentie, met akkoord van de strafuitvoeringsrechtbank en terwijl hun detentietijd verder loopt, deel te nemen aan specifieke behandelingsprogramma’s van lange duur die in residentiële settings buiten de gevangenis worden aangeboden. Een deelname aan deze programma’s betekent tegelijkertijd een meer zinvolle invulling 22
van de detentie en een degelijke voorbereiding op de re-integratie. De tijd die gespendeerd wordt aan deelname aan deze programma’s moet gelijkgesteld worden met detentietijd. Naast veroordeelden met een GGZ-problematiek komen hiervoor vooral, maar niet exclusief, middelenafhankelijke veroordeelden in aanmerking. Ook dit veronderstelt (proactief) overleg met de reguliere sector (cfr. 2.2.1). 2.2.3. Middelengebruikers 2.2.3.1. Probleemstelling De WHO Expert Committee on Drug Dependence definieert drugs als : « Any substance that when taken into the living organism, may modify one or more of its functions ».LXI Zoals uit bovenstaande definitie van de WHO blijkt, is het concept drugs heel ruim en kunnen drugs in verschillende categorieën opgesplitst worden, meer bepaald legale drugs, illegale drugs en medicatieLXII. In de Belgische gevangenissen zijn sigaretten toegelaten. Alcohol is verboden in de gevangenisLXIII. Druggebruikers komen zeer vaak in aanraking met politie en justitie. Niet alleen omwille van het gebruik en bezit op zich, maar ook omwille van overlast en vermogenscriminaliteit. Als alternatief op een gevangenisstraf zijn verschillende initiatieven ontwikkeld om problematische druggebruikers maximaal door te verwijzen naar de drughulpverlening (bijvoorbeeld : « proefzorg », « gerechtelijke alternatieve maatregelen », « drugbehandelingskamer » en « vrijlating onder voorwaarden »). Ook effectieve gevangenisstraffen worden uitgesproken en uitgevoerd. Voor personen met een middelenprobleem is het hulpverleningsaanbod echter beperkt. Nochtans is de middelenproblematiek in de gevangenissen niet alleen in België, maar ook internationaal een aanzienlijk probleem waar overheden mee worstelen. Het EMCDDA (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction) geeft aan dat druggebruikers een belangrijke deelpopulatie vormenLXIV. Een aanzienlijke groep gedetineerden gebruikt drugs, ook tijdens de detentieperiode. Ook in België werd in het verleden onderzoek hiernaar gedaan. Zestig procent van de gedetineerden bleek ooit illegale drugs gebruikt te hebben, ongeveer dertig procent gebruikt tijdens de detentieperiode. Verontrustend is tevens dat 10% van de gedetineerden die drugs gebruikten, dit voor het eerst deden tijdens een detentieperiodeLXV. Een bijkomend probleem binnen de gevangenissen is de grote groep druggebruikers van vreemde origine. Velen spreken geen Nederlands en geen Frans. Het middelengebruik van gedetineerden en geïnterneerden binnen de gevangenismuren creëert druggerelateerde problemen (diefstal, afpersing, agressie, …). Eén op vijf gedetineerden rapporteerde dat ze tijdens de afgelopen detentie hiermee te maken kreeg. Naast de reeds vermelde effecten van druggebruik op het leefklimaat en de veiligheid in de gevangenis zijn er verschillende risico’s en gevolgen verbonden aan druggebruik in de gevangenis, zowel op het gebied van welzijn als van de gezondheid van de gedetineerden.
23
2.2.3.2. Zorgaanbod & drugbeleid in de gevangenissen In de EU drugsstrategie 2013-2020 is het optimaliseren van een kwaliteitsvolle zorg voor druggebruikers in de gevangenissen dan ook expliciet als doelstelling opgenomen. Binnen een aantal Belgische gevangenissen lopen (lokale) projecten voor druggebruikers : • de drugvrije afdeling in Brugge ; • de centrale aanmeldingspunten voor druggebruikers in bijna alle gevangenissen: in Vlaanderen onder de naam CAP « centraal aanmeldpunt voor druggebruikers », in Wallonië onder de naam « step-by-step » en in Brussel onder de naam « le prisme » ; • het « B.leave »-project te Ruiselede ; • het project « Boule-de-neige » in de gevangenissen in Wallonië en Brussel. Elke gevangenis is sinds 2006 verplicht een « lokale stuurgroep drugs op te starten », in samenwerking met externe hulpverleners, onder de verantwoordelijkheid van de directie en de hoofdgeneesheerLXVI. De 2 drugcoördinatoren, aangesteld door de FOD Justitie, zijn de draaischijf tussen de gevangenissen en de centrale administratie en onderhouden de samenwerking met de externe drughulpverlening. Zij staan aldus in voor de coördinatie op nationaal vlak. De laatste jaren is er echter minder aandacht voor alcohol- en druggebruikende gedetineerden en lijkt de uitbouw van een geïntegreerd drugbeleid in de gevangenissen te stagneren (en er zelfs op achteruit te gaan). De stuurgroepen drugs komen nog amper samen en de jobtime van de drugcoördinatoren werd sinds 2013 ingrijpend afgebouwd, waardoor er opnieuw een grote nood ontstaan is aan een gecoördineerd en geïntegreerd drugbeleid.
AANBEVELINGEN • De Reflectiegroep pleit voor het opnieuw aanzwengelen van een globaal en geïntegreerd drugbeleid binnen de penitentiaire inrichtingen, in samenwerking met externe (gespecialiseerde) diensten. Daarenboven is er nood aan overleg en coördinatie op casusniveau. • Deze aanpak omvat de volgende pijlers : visieontwikkeling en stimuleren van onderzoek ; regelgeving en procedures ; preventie, gezondheidspromotie en schadebeperking ; begeleiding en hulpverlening tijdens en na de detentie ; vorming van zorgverleners en personeel van de gevangenis ; evalueren van projecten en ontwikkeling van nieuwe initiatieven. Het betreft : • toegang verlenen tot informatie en schadebeperkende instrumenten (verderzetten en initiëren van substitutiebehandelingen, ook op onderhoudsbasis, voor opiaatgebruikers, condooms, spuitenruil) ; • een betere toegang tot gezondheidsscreening, vaccinaties en behandelingen (substitutie, HIV behandeling, HCV, behandeling na blootstelling, enz.) ; • stimuleren van motiverende gespreksvoering en doorverwijzing naar de (gespecialiseerde) hulpverlening ; • stimuleren van de behandeling van personen met een middelengerelateerde problematiek tijdens de detentieperiode ; ook zij zouden moeten kunnen genieten van de mogelijkheid van de nieuwe strafuitvoeringsmodaliteit « plaatsing buiten de penitentiaire instelling » om deel te nemen aan specifieke behandelingsprogramma’s van lange duur in residentiële settings buiten de gevangenis (cfr. 2.2.2) ; 24
• moduleren van het zorgaanbod in functie van de duur van de detentie en de zorg die de gedetineerde (al dan niet) reeds kreeg ; • zorgen voor een adequate ondersteuning en begeleiding van gedetineerden na de detentie ; • ondersteunen van vorming inzake middelengebruik voor zorgverlenersLXVII • stimuleren van onderzoek, evaluatie van maatregelen en ontwikkeling van nieuwe initiatieven ; • stimuleren van het ondersteunen van een alcohol- en drugbeleid in de gevangenissen. De Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen ontwikkelde in het verleden een ondersteuningsmap om een alcohol- en drugbeleid in de gevangenis te ontwikkelen. De ondersteuningsmap die in een project met de FOD Justitie en de Vlaamse Gemeenschap tot stand kwam, kan mogelijk dienen als inspiratiebron voor de verschillende beleidsdomeinen. 2.2.4. Personen met een verstandelijke beperking Personen met een verstandelijke beperking : Studies tonen aan dat minstens 20% van de geïnterneerden een verstandelijke beperking (IQ<70)LXVIII heeft. Sommigen blijken bij het binnenkomen van de gevangenis zelfs geen erkenning als persoon met een handicap te hebben. In tegenstelling met de AWIPH (Agence Wallonne pour l’Intégration des Personnes Handicapées) onderzoekt het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap) de aanvragen voor ondersteuning reeds tijdens de detentie. Deze ondersteuning is uitermate belangrijk voor de re-integratie. Voor hun behandeling, begeleiding en verzorging bestaan binnen enkele Vlaamse gevangenissen samenwerkingsverbanden tussen de sectoren GGZ en zorg voor personen met een beperking (Gent – OBRA, Merksplas – ABAGG, Antwerpen – OLO). Ook zijn drie residentiële units van telkens 10 plaatsen voor geïnterneerden met een verstandelijke beperking in Vlaamse Psychiatrische Ziekenhuizen beschikbaar (mede gefinancierd vanuit het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap). Een verhoging van de capaciteit in de drie units wordt gepland.
AANBEVELINGEN • Personen met verstandelijke beperking hebben nood aan aangepaste begeleiding en een stabiele, veilige omgeving met voldoende zorg en ondersteuning. De inspanningen die in dit opzicht tot nog toe werden gedaan, zijn duidelijk onvoldoende. Binnen het juridisch kader, de budgetten en het operationeel beleid voor verbetering van de zorg voor geïnterneerden in België, moet er voor deze specifieke doelgroep aandacht zijn, maar de meesten onder hen horen helemaal niet thuis in een gevangenis. • Expertise en kennis m.b.t. zorg voor gehandicapten, geestelijke gezondheidszorg en veiligheidsbeleid moet bijeengebracht worden. • Een betere aanpak van de geïnterneerden en gedetineerden met verstandelijke beperking is absoluut noodzakelijk. • Het VAPH (Vlaams agentschap voor personen met een handicap) en externe organisaties in Vlaanderen doen reeds een belangrijke inspanning voor geïnterneerden. Dezelfde inspanning is nodig voor gedetineerden. Ook in het Franstalig landsgedeelte zijn bijkomende inspanningen nodig voor deze doelgroepen. • De Gemeenschappen moeten de inspanningen voor de adequate opvang van personen met een verstandelijke beperking én gedragsproblemen aanzienlijk opdrijven 25
3. RECHTEN EN PLICHTEN VAN DE ZORGVERLENERS 3.1. Definitie • De definitie van de « zorgverlener » in de Basiswet is : de aan de gevangenis verbonden beoefenaar van een gezondheidszorgberoep, zoals bedoeld in art.2, 3° van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, die met een opdracht van gezondheidszorg in de gevangenis is belast ; • de aan de gevangenis verbonden psycholoog die met een opdracht van gezondheidszorg in de gevangenis is belast.
3.2. Opdrachten Artikel 87 van de Basiswet gevangeniswezen legt de « opdrachten van de zorgverleners wettelijk vast : de geneeskundige verzorging van de gedetineerden, een bijdrage aan de gezondheidspreventie en gezondheidsbescherming van personeel en gedetineerden en een bijdrage aan de re-integratie van de gedetineerde ». De deontologische rechten en de plichten van de zorgverleners zijn wat betreft het beroepsgeheim omschreven in artikel 94 van de Basiswet Gevangeniswezen (de arts mag, met instemming van de gedetineerde de directeur informeren i.g.v. zware gezondheidsproblemen). Volgens artikel 99 §4, moet de arts zijn beroepsgeheim doorbreken als een besmettelijke ziekte uitbreekt. De professionele en morele onafhankelijkheid van de zorgverlener is de hoeksteen van de noodzakelijke vertrouwensrelatie met de patiënt. Dit impliceert dat de zorgverlener de volledige mogelijkheid moet hebben om zijn beslissingen enkel en alleen te baseren op medische criteria. Deze onafhankelijkheid is bij uitstek belangrijk binnen de gevangenis, waar zowel zorgverlener als patiënt rekening moet houden met de eisen van een derde partner (de penitentiaire administratie, de gerechtelijke overheden) die de gewone relatie tussen arts en patiënt doorkruist. Hun plicht tegenover hun patiënten kan dan ook in conflict komen met de penitentiaire beheersbaarheids- en veiligheidsproblemen. Deze situatie kan leiden tot ethische dilemma’s en moeilijke keuzes. Volgens het Comité ter Preventie van Foltering vormen zorgverleners dan ook een potentiële risicogroep op het gebied van professionele en morele onafhankelijkheid. Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen « zorg » en « expertise ». « Zorg » verwijst naar de interventie van de zorgverlener vanuit een zuiver medische argumentatie. Voorbeeld hiervan is de medische fixatie omwille van een bedreiging die de patiënt stelt ten aanzien van zichzelf of anderen. Deze interventie moet strikt gescheiden worden van expertise die de zorgverlener inbrengt bij de evaluatie van het toepassen van een sanctie ten aanzien van de gedetineerde of geïnterneerde. Vanuit medisch standpunt zijn afzonderingsmaatregelen, o.a. opsluiting in de strafcel, te beschouwen als een voor de gezondheid van de gedetineerde gevaarlijke situatie. De zorgverlener moet de gedetineerde dus regelmatig zien en eventueel onderzoeken. Het is immers de deontologische en wettelijke plicht van een zorgverlener om « in alle omstandigheden » te waken over de gezondheid van zijn patiënt en in te staan voor een kwaliteitsvolle dienstverlening. De Basiswet gevangeniswezen vrijwaart het recht om tijdens afzonderingsmaatregelen beroep te doen op medische hulpverlening.
26
De gedetineerde heeft volgens de wet betreffende de rechten van de patiënt ook het recht dit zorgaanbod af te wijzen of zorg te weigeren. De zorgverlener moet deze afwijzing of weigering respecteren zelfs als de procedure voorzien in de Collectieve Brief een zorgaanbod op bepaalde tijdstippen voorschrijft. De Basiswet gevangeniswezen voorziet immers alleen het bezoek van de adviserende arts op welbepaalde tijdstippen. Deze moet als expert tussenkomen in opdracht van de directeur om de gedetineerde te onderzoeken en de directeur advies te verlenen. Het feit dat deze adviserende artsen niet zijn aangeworven doet geen afbreuk aan de opdracht van de behandelende arts. De informatie die deze, overmaakt aan de directeur, is beperkt tot het noodzakelijke om de directeur toe te laten een beslissing te nemen. De rol van de zorgverlener in het toepassen van het tuchtsanctierecht ten aanzien van een geïnterneerde, stelt bijzondere morele problemen, vermits de betrokkene per definitie ontoerekeningsvatbaar werd gesteld voor zijn handelingen. In deze contexten is de Code van de geneeskundige PlichtenleerLXIX wat betreft de onverenigbaarheid van zorg en expertise dan ook zeer belangrijk. Specifiek voor de gevangenissen gaf de Nationale Raad van de Orde van GeneesherenLXX, sinds 1999 al meerdere adviezen over deze materie. De adviezen van de Orde zijn in lijn met de stellingen van de World Health Organisation - EuropeLXXI en de Europese AanbevelingenLXXII. Bij de oprichting van de zorgequipes voor geïnterneerden in 2007 werd in de Ministeriële Omzendbrief 1800 de, onverenigbaarheid van zorg en expertise gesteld. De expertiseopdrachten met als doel directie en Commissie Bescherming Maatschappij te adviseren behoren uitsluitend tot het domein van de Psychosociale Dienst (PSD). De PSD is niet gebonden aan het beroepsgeheim t.o.v. zijn opdrachtgevers. Het overmaken van vertrouwelijke gegevens van de zorgequipes aan de PSD kan enkel gebeuren met respect van de regels van het medisch geheim. Ook, opdrachten van de directie van de gevangenis of andere overheden voor onderzoeken op het lichaam en afname van lichaamsvochten, uitgevoerd in het kader van de opsporing van voorwerpen of producten en gefundeerd op niet medische criteria, behoren niet tot de opdracht van de zorgverlener. Een zorgverlener die als expert optreedt zet daardoor de vertrouwensrelatie met zijn patiënt onder druk. Bovendien komt hij onvermijdelijk in conflict met zijn beroepsgeheim. Het probleem van dwangmedicatie en dwangbehandelingen werd reeds voorgelegd aan de Orde van Geneesheren, die in haar adviezen de overheid vraagt om een procedure uit te werken om dwangbehandelingen mogelijk te makenLXXIII. De groep stelt ook vast dat vanuit de penitentiaire overheden een reglementering over de rol van de zorgverlener als expert werd opgesteldLXXIV. Deze reglementering lijkt in de praktijk weinig te worden toegepast. Onbekendheid van de reglementering, en praktische problemen lijken de implementatie te verhinderen.
3.3. Statuut De zorgverleners in de gevangenissen hebben diverse statuten. Naast ongeveer 250 statutaire en contractuele zorgverleners (vnl. verpleegkundigen en paramedici) en ook administratieve medewerkers werken 500 zelfstandigen (deeltijds) in de gevangenis (het betreft zowel huisartsen, psychiaters en andere artsen-specialisten, tandartsen, apothekers, kinesitherapeuten, verpleegkundigen, …).
27
Daarnaast wordt ook nog beroep gedaan op interim-verpleegkundigen alsook op medewerkers met een externe werkgever (vb. in het kader van drughulpverlening, begeleiding van geïnterneerden). Het ontbreken van een juridisch statuut door het uitblijven van de uitvoeringsbesluiten van de Basiswet gevangeniswezen (zie 3.1) en de onzekerheid over de honoraria van de zelfstandige zorgverleners, is de oorzaak van onvrede, demotivatie en het vertrek van huisartsen en psychiaters uit de gevangenis en leidt mede tot een tekort aan artsen en verpleegkundigen in de gevangenis waardoor de kwaliteit van de penitentiaire gezondheidszorg sterk wordt aangetast. De malaise bij artsen, psychiaters en andere zorgverleners zal blijven bestaan zolang men niet dringend werk maakt én van een degelijk contract én van honoraria die overeenstemmen met deze in de vrije samenleving. Het hoeft geen betoog dat zonder artsen, psychiaters en andere zorgverleners geen sprake kan zijn van een kwalitatieve penitentiaire gezondheidsdienst. De oplossing van dit prangend probleem is een eerste belangrijke stap in de organisatie van een gelijkwaardige gezondheidszorg.
AANBEVELINGEN • Veiligheid en gezondheidszorg zijn twee inherente en noodzakelijke aspecten van de detentie. Veiligheid kan niet zonder gezondheid. Dit impliceert dat : ◊ veiligheidsmaatregelen de gezondheidszorg niet in het gedrang mogen brengen ◊ de professionele en morele onafhankelijkheid van de zorgverleners moet worden gevrijwaard. Het KB nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen geldt onverminderd, ook binnen een penitentiaire context. Gezien de garanties binnen dit KB op kwaliteitsvolle zorg, dient met bijzondere aandacht gewaakt te worden over haar implementatie. • De bestaande reglementering vanuit de penitentiaire overheden over de expertiserol van de zorgverlener dient aan de penitentiaire gezondheidsraad te worden overgemaakt voor evaluatie en advies. • Er dient aan de Orde van Geneesheren gevraagd te worden een procedure uit te werken over dwangmedicatie en dwangbehandeling. • Er dient een duidelijker wettelijk kader te worden gecreëerd voor de rechten en plichten van de zorgverleners. Dit impliceert eveneens het definiëren van een formeel statuut voor deze beroepsgroep en een expliciete vermelding van hun professionele onafhankelijkheid in de betrokken wetgeving. • De zorgverleners hebben recht op een billijke en tijdige vergoeding voor de door hen geleverde prestaties. De dringende realisatie van een degelijk contract voor artsen, psychiaters en andere zorgverleners gekoppeld aan een gelijkwaardige vergoeding voor de door hen geleverde prestaties zoals in de vrije maatschappij is een breekpunt voor de Penitentiaire Gezondheidsraad.
28
4. AANBEVELINGEN MET HET OOG OP EEN VOLWAARDIGE GEZONDHEIDSZORG VOOR GEDETINEERDEN EN GEINTERNEERDEN IN BELGIE Gelet op : • De nationale en internationale principes en wetgevingen die het recht op kwaliteitsvolle zorg garanderen aan alle burgers, inclusief gedetineerden en geïnterneerden ; • De veroordelingen van nationale en internationale instanties voor het onvoldoende realiseren van deze principes en wetgevingen voor geïnterneerden ; • Het principe dat gedetineerden en geïnterneerden recht hebben op een adequate verzekering voor geneeskundige verzorging ; • De bevoegdheidsverdelingen inzake gezondheidszorg in België ; • De stelling van de « United Nations Office on Drugs and Crime » en de Wereldgezondheidsorganisatie dat de overheid in zijn geheel verantwoordelijk is voor de gezondheidszorg in de gevangenissen ;
Formuleren wij volgende aanbevelingen : OP HET VLAK VAN REGELGEVING 1. In de gezondheidszorg voor gedetineerden en geïnterneerden primeert de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt. De implementatie ervan is evenwel onvoldoende gerealiseerd en dient dus te worden verbeterd. Dit impliceert onder meer bekendmaking en bewustwording van de wet bij de gedetineerden en geïnterneerden, en het voorzien van de nodige omkadering voor het neerleggen van klachten bij onafhankelijke ombudsdiensten. 2. De basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerde moet dringend worden uitgevoerd. Hierbij mogen de wetsbepalingen op het vlak van gezondheidszorg niet in strijd zijn met de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt. Waar nodig, dienen aldus de nodige aanpassingen in die zin te worden aangebracht. 3. De verzekering voor geneeskundige verzorging van gedetineerden en geïnterneerden moet ingebed worden in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. Hier moet rekening gehouden worden met de specifieke situatie van de doelgroepen. 4. De reparatie, inwerkingtreding en implementatie van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen moet onmiddellijk worden voorbereid. Daarenboven moet werk gemaakt worden van het uitwerken van een wet inzake de interne rechtspositie van de geïnterneerde om te beantwoorden aan de specifieke behoeften van deze bijzondere categorie in de gevangenissen. 5. Aan de wet externe rechtspositie van de veroordeelde dient een nieuwe strafuitvoeringsmodaliteit « plaatsing buiten de penitentiaire instelling » ingevoerd te worden met het oog op het aanbieden van specifieke behandelingsprogramma’s in residentiële settings buiten de gevangenis voor gedetineerden met een middelengerelateerde problematiek en/of met een GGZ-problematiek.
29
OP HET VLAK VAN ORGANISATIE VAN DE GEZONDHEIDSZORG 6. Er dient een globaal gezondheidsplan over de organisatie van de gezondheidszorg voor gedetineerden en geïnterneerden opgesteld te worden. Dit plan dient, minstens, de volgende elementen te bevatten : 6.1. Het versterken van het volume en de kwaliteit van het algemene zorgaanbod voor gedetineerden en geïnterneerden binnen en buiten de gevangenissen ; 6.2. Het rekening houden met precieze noden van de doelgroepen, waaronder personen met verstandelijke beperking, vrouwen, gedetineerden met problemen van geestelijke gezondheid, en middelengebruik (alcohol en/of illegale drugs) ; 6.3. Het verbeteren van de doorstroming naar, en samenwerking met, de voorzieningen buiten de gevangenis. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan de samenwerking met de zorgnetwerken geestelijke gezondheidszorg (ambulant en residentieel), (psychiatrische) ziekenhuizen, de gespecialiseerde hulpverlening voor mensen met een middelenprobleem), voorzieningen voor personen met een verstandelijke beperking, initiatieven voor Beschut Wonen, maar ook VDAB/FOREM, … 6.4. Het verbeteren van het aanbod en de samenwerking tussen de onafhankelijke zorgverleners binnen de gevangenissen en het organiseren van multidisciplinair overleg op casusniveau ; 7. In dit kader is eveneens een grondige wetenschappelijke studie nodig over de reële zorgbehoeften en het huidige zorgaanbod. Deze studie moet leiden tot concrete aanbevelingen over de toekomstige organisatie van de gezondheidszorg en de verzekering voor geneeskundige verzorging voor gedetineerden en geïnterneerden. 8. Voor een efficiënte gezondheidszorg zijn een helder kader over de rechten en plichten, een volwaardig statuut, het voorzien van opleidingen, een billijke en tijdige verloning en een garantie op professionele en morele onafhankelijkheid van de zorgverleners onontbeerlijk. 9. Met het oog op de gezondheidsbescherming van het personeel en de personen in detentie is het noodzakelijk om in de gevangenissen ook preventiediensten en arbeidsgeneeskundige diensten op te richten. OP HET VLAK VAN BELEID 10. De reflectiegroep deelt de mening van de Wereldgezondheidsorganisatie dat « de gezondheidszorg in de gevangenissen integraal deel moet uitmaken van het publieke gezondheidsstelsel van elk land » en dat « de gelijkwaardigheid van gezondheidszorg in de gevangenissen niet haalbaar is zonder de integratie van de gezondheidszorg voor gedetineerden in de algemene gezondheidszorg ». 11. Er is nood aan een formeel overlegorgaan tussen de betrokken politieke beleidsverantwoordelijken. In dit kader is het wenselijk dat de Minister van Justitie zou deelnemen aan de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid voor wat betreft de penitentiaire gezondheidszorg. 12. Er is nood aan een gestructureerd interadministratief platform. Dit platform kan bestaan uit leden van de bevoegde administraties op federaal, gemeenschaps- en gewestniveau en dient in te staan voor een betere informatiedoorstroming, betere samenwerking en betere afstemming van het beleid van de betrokken overheden. Dit platform wordt bijzonder pertinent omwille van de transfer van bevoegdheden op het vlak van drughulpverlening, overlegplatforms GGZ, …
30
13. De betrokken overheden moeten beroep kunnen doen op de expertise van werkgroepen, die advies kunnen verlenen in het domein van gezondheidszorg in de gevangenissen. De betrokkenheid van het werkveld in deze adviserende werkgroepen is een must. 14. Het mandaat van de penitentiaire gezondheidsraad dient te worden bevestigd en haar adviezen dienen telkenmale publiek gemaakt te worden. 15. Er is nood aan een technische cel voor de monitoring van de gezondheidssituatie van gedetineerden en geïnterneerden. 16. Er dient een administratieve Cel « kwaliteit en veiligheid » opgericht te worden in de schoot van de FOD Justitie. Deze Cel heeft als opdracht het beleid inzake kwaliteit en veiligheid van zorg in de penitentiaire instellingen voor te bereiden, aan te sturen en te evalueren. 17. Er dienen colleges van beroepsbeoefenaars opgericht te worden, die protocollen en richtlijnen inzake goede praktijken van zorgverlening in gevangenissen opstellen. 18. Het creëren van een onafhankelijke, objectieve evaluatie en inspectie van de kwaliteit en de effectiviteit van de gezondheidszorg in de gevangenissen en in de forensisch psychiatrische centra is nodig. De resultaten van de evaluatie worden opgenomen in jaarrapporten en overgemaakt aan de bevoegde overheidsdiensten en het Parlement. In functie van een vereenvoudiging van deze opdracht dient gestreefd te worden naar een harmonisering van de statuten van de voorzieningen die instaan voor de zorg voor geïnterneerden. 19. De nodige financiële middelen dienen vrijgemaakt te worden voor de realisatie van een volwaardige gezondheidszorg voor gedetineerden en geïnterneerden. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van alle bevoegde overheden. 20. Gezien de complexiteit van de thematiek, en de te verwachten studieresultaten met betrekking tot de organisatie van de zorg in gevangenissen, is een gefaseerde beleidsuitvoering van de hierboven vermelde punten wenselijk : Fase 1 : de meest urgente maatregelen worden onmiddellijk genomen (met name de oprichting van de interadministratieve cel, vereenvoudiging van terugbetaling gezondheidszorgen in zorginstellingen buiten gevangenissen, …) ; Fase 2 : er worden overgangsmaatregelen genomen in afwachting van de eindresultaten van de studie (vb. op het vlak van opleiding van zorgverleners) ; Fase 3 : de nodige structurele, wettelijke en budgettaire beslissingen worden onverwijld genomen én uitgevoerd op basis van de eindresultaten van de studie.
31
DE LEDEN VAN DE REFLECTIEGROEP BONGAERTS Xavier, Psychiater van de vrouwenafdeling voor Sociaal Verweer van het CHP Chêne aux Haies te Mons en gerechtelijk expert CARABIN Serge, Directeur-generaal Directoraat-generaal Gezondheid Franse Gemeenschap COSYNS Paul, Prof. Em. Psychiatrie UA en Ex-Voorzitter Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen DE BOCK Paul, Adviseur-generaal FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Dienst Psychosociale Gezondheidszorg DE DORLODOT Gaëtan, Lid Penitentiaire Gezondheidsraad, Arts DE RIDDER Ri, Directeur-generaal van de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV DECLERCQ Ilse, Attaché FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Dienst Psychosociale Gezondheidszorg DECOSTER Christiaan, Voorzitter Reflectiegroep « Zorg en Detentie » en Directeur-generaal DG Gezondheidszorg van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu DEFILLET Tom, Stafmedewerker Hulpverlening, Vereniging voor Alcohol-en andere Drugproblemen DOMS Kurt, Coördinator Cel Drugs FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu HEIMANS Henri, Kamervoorzitter Hof van Beroep van Gent en Voorzitter Cbm bij gevangenis Gent LEFEBVRE Vincent, Attaché FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Dienst Psychosociale Gezondheidszorg MACQUET Donatien, Adjunct van de federale coördinator van de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg MEURANT Kris, sociaal werker vzw Transit PROOT Luc, Voorzitter Penitentiaire Gezondheidsraad SALIEZ Vinciane, Coordinatrice Project « Boule-de-Neige et Prison », Modus Vivendi SERVOTTE Marie-Jeanne, Adviseur-generaal Directie Juridische Zaken en Toegankelijkheid, RIZIV SKRZYPEK Benoit, Arts VAN DE KERKHOF Nele, Dienst Handicap/VN-Verdrag, Interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme VAN DER LAENEN Freya, Prof. Vakgroep Strafrecht en Criminologie, Universiteit Gent VAN MOL Francis, Voormalig Hoofdgeneesheer-Directeur Dienst Gezondheidszorg Gevangenis van de FOD Justitie VAN STEENBRUGGE Walter, Advocaat VANACKER John, Administrateur-generaal Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem VANDEVELDE Dirk, Directeur vzw De Kiem en Voorzitter « Vlaamse Vereniging Behandelingscentra Verslaafdenzorg »
32
EINDNOTEN I. Art. 5 Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 01 februari 2005. II. Art. 88 Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 01 februari 2005. III. Art. 87 tot 101 Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 01 februari 2005. IV. Wie in de gevangenis zit heeft vandaag geen recht op een leefloon of een werkloosheidsuitkering, noch op een inkomensvervangende uitkering voor gehandicapten. Anderzijds ontvangen gevangenen wel uitkeringen wegens arbeidsongevallen en beroepsziekten. Pensioenen worden enkel de eerste twaalf maanden uitbetaald. Bij invaliditeitsuitkeringen is het zo dat gedetineerden met personen ten laste een volledige uitkering blijven ontvangen, waar alleenstaanden nog recht hebben op de helft van het oorspronkelijk bedrag. V. De Penitentiaire Gezondheidsraad is een adviesorgaan van de Minister van Justitie samengesteld uit zorgverleners werkzaam in de gevangenissen. VI. De Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen en de commissies van toezicht werden opgericht door het K.B. van 4 april 2003 tot wijziging van het K.B. van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen. Het behoort tot de opdracht van deze organen om toezicht te houden op de bejegening van de gedetineerden en de ter zake geldende voorschriften. Het betreft met andere woorden een onafhankelijk toezicht ten opzichte van de penitentiaire administratie. Dit betekent niet dat de toezichtorganen zich actief mengen in het lokaal of centraal beleid. Wel worden waarnemingen gerapporteerd aan de minister van Justitie en het federaal Parlement en worden adviezen geformuleerd over penitentiaire aangelegenheden. VII. Het Comité ter Preventie van Foltering is een Europees controleorgaan ingesteld in de schoot van de Raad van Europa (1987) in het kader van het Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Een delegatie van het CPT, waaronder één of meerdere artsen, bezoekt, meestal om de 4 jaar, de landen van Europa. De delegatie heeft toegang tot alle plaatsen waar personen van hun vrijheid beroofd zijn door een overheid (gevangenissen, politiekantoren, centra voor illegalen, gesloten afdelingen in psychiatrische ziekenhuizen). Na elk bezoek ontvangt de regering een rapport met aanbevelingen, commentaar en vragen om inlichtingen. Dit rapport wordt samen met het antwoord van de regering gepubliceerd (cfr. www.cpt.coe.int). VIII. Art.35 – Aanbeveling van de Raad van Europa aangaande de bescherming van de Rechten van de Mens en de waardigheid van personen met geestesstoornissen – www.coe.int/t/dg3/healthbioethic/texts – REC(2004)10. IX. Council of Europe (11 January 2006). « Recommendation Rec(2006)2 of the Committee of Ministers to member states on the European Prison Rules ». Retrieved 20 October 2013. X. Volgens een Resolutie van de Verenigde Naties van 1982 hebben gedetineerden recht op gezondheidszorg gelijkwaardig aan die van andere inwoners en mogen artsen in de gevangenis alleen handelen op basis van medische criteria. Het gelijkwaardigheidbeginsel was ook het uitgangspunt van de Raad van Europa, niet alleen in de Europese Gevangenisregels, maar ook in de Europese Aanbevelingen over gezondheidszorg van gedetineerden. In 2004 oordeelde de Raad het zelfs nodig te proclameren dat ook personen met een geestesstoornis in de gevangenissen recht hebben op gelijkwaardige gezondheidszorg.
33
XI. Verenigde Naties, 1948. XII. Dit VN-verdrag werd in 2009 door België geratificeerd. In de eerste plaats is art. 25 recht op gezondheid van belang, waarin onder andere ook het principe van gelijkwaardige zorg wordt verwoord, weliswaar ruimer geformuleerd dan in een detentiecontext. Belangrijk aan het VN-verdrag is de visie op handicap waarbij een sociaal model gehanteerd wordt. Handicap wordt beschouwd als het resultaat van de wisselwerking tussen de persoon met een beperking en de drempels die een samenleving stelt. In die zin wordt een handicap dus in meer of mindere mate ervaren door de wisselwerking met de maatschappij (zie ook art.1 Verdrag). Psychische (of psychosociale) handicap wordt echter vanuit deze visie ook mee opgenomen in het Verdrag als handicap. Mensen met psychische of geestelijke gezondheidsproblemen, maar ook mensen met een chronische ziekte kunnen dus aanspraak maken op de rechten die vervat zitten in het VN-Verdrag. Het VN-verdrag betreft dus zowel personen met een lichamelijke, sensoriële, verstandelijke of psychische handicap. In het VN-verdrag wordt ook verwezen naar het recht op redelijke aanpassingen voor personen met een handicap. « Redelijke aanpassingen worden omschreven als noodzakelijke en passende wijzigingen, en aanpassingen die geen disproportionele of onevenredige, of onnodige last opleggen, indien zij in een specifiek geval nodig zijn om te waarborgen dat personen met een handicap alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid met anderen kunnen genieten of uitoefenen ». Het gaat dus om een concrete maatregel voor een individu die ervoor zorgt dat de onaangepastheid van de situatie/omgeving weggewerkt wordt. Het weigeren van redelijke aanpassingen is een vorm van discriminatie (zie ook art. 2 en art. 5 Verdrag). Art. 14 §2 van het Verdrag stelt uitdrukkelijk dat wanneer personen met een handicap van hun vrijheid beroofd zijn, zij recht hebben op redelijke aanpassingen. Daarnaast zijn in het Verdrag nog andere bepalingen terug te vinden, zoals het respect voor de persoonlijke integriteit van de persoon bij de behandeling wanneer het gaat over instemming met behandeling en het opleggen van dwangmaatregelen (art.17), en het uitwerken van een effectieve monitoring door onafhankelijke autoriteiten. XIII. Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens – EVRM (Raad van Europa, 1950, goedgekeurd bij wet van 13 mei 1955, BS 19 augustus 1955) – www.conventions.coe.int. XIV. Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten – IVBPR (1966, goedgekeurd bij wet van 15 mei 1981, BS 06 juli 1983). XV. Art 1 Verdrag inzake de Rechten voor Personen met een Handicap. XVI. Art. 25 Verdrag inzake de Rechten voor Personen met een Handicap. XVII. The WHO Regional Office for Europe has had a special programme on prison health with the aim of integrating the topic into the overall public health agenda. Substance abuse is one of the main problems among prisoners and illicit drugs are frequently used in prisons. Alcohol use, however, is less of a problem, although there is a strong link between alcohol and crime, in particular violent crime… Most prisons address the use of and dependence on illicit drugs, but only to a lesser degree the use and abuse of alcohol. The prison setting is an opportunity to detect, intervene or refer for treatment prisoners who have alcohol problems and who are often hard to reach by health services in the community, WHO, 2012, Alcohol problems in the criminal justice system : an opportunity for intervention. XVIII. Meer en meer werd duidelijk dat gelijkwaardigheid van gezondheidszorg in de gevangenissen niet haalbaar was zonder de integratie van de gezondheidszorg voor gedetineerden in de algemene gezondheidszorg. De impuls hiertoe ging oorspronkelijk uit van de Verenigde Naties (gedetineerden moeten zonder discriminatie op basis van hun wettelijke toestand toegang 34
hebben tot de gezondheidszorg van het land waar zij zijn opgesloten). Op Europees vlak stelde de World Health Organisation - Europe in 2003 dat de gezondheidszorg in de gevangenissen integraal deel moet uitmaken van het publieke gezondheidsstelsel van elk land. In de Europese Gevangenisregels van de Raad van Europa wordt aanbevolen het beleid en beheer van de gezondheidszorg voor gedetineerden te integreren in de algemene gezondheidszorg. Ook het CPT heeft over het Integratiebeginsel een duidelijk standpunt. Om hun onafhankelijkheid op het gebied van gezondheidszorg te verzekeren acht het CPT het belangrijk dat het statuut van de zorgverleners in de gevangenissen vergelijkbaar is met dat van andere zorgverleners in de algemene samenleving. Het CPT onderstreept tevens het belang van een gezondheidszorg op basis van medische criteria. De kwaliteit en de efficiëntie van de gezondheidszorg in de gevangenis moet geëvalueerd worden door een instantie gekwalificeerd op het gebied van gezondheidszorg. Een dergelijke instantie, en niet Justitie dus, moet volgens het CPT ook de beschikbare middelen beheren. In eigen land werd in 2009 een advies over de hervorming van de gezondheidszorg in de gevangenissen door de Penitentiaire Gezondheidsraad uitgebracht. In het advies wordt de oprichting van een Instituut Gezondheidszorg Gevangenissen onder de voogdij van de Minister van Volksgezondheid aanbevolen. Zowel het gezondheidsbeleid in de gevangenissen als de financiering ervan moet, volgens het advies, opgenomen worden in het algemene gezondheidsstelsel. In het beheerscomité van het Instituut moeten alle belanghebbende partners vertegenwoordigd zijn (Justitie, Volksgezondheid, RIZIV, de gemeenschappen voor het aspect preventie, …). ONE SINGLE PRINCIPLE OF EQUIVALENCE AND INTEGRATION : « Good governance for prison health in the 21st century » is een publicatie van begin 2014 van United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) en Afdeling Europa van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO-Europe). Gelijkwaardigheid en integratie worden onlosmakelijk met elkaar verbonden : « one single principle of equivalence and integration » of, m.a.w. gelijkwaardigheid is onmogelijk zonder integratie. Gesteld wordt tevens dat de overheid in zijn geheel verantwoordelijk is voor de gezondheidszorg in de gevangenissen en dat de overheden belast met algemene gezondheidszorg de zorg in de gevangenissen moeten bepalen en voor hun rekening nemen en ook moeten pleiten voor gezonde levensvoorwaarden (p 17). In het document wordt er ook op gewezen dat in meerdere Europese landen de gezondheidszorg in de gevangenissen overgedragen werd naar de overheden belast met de algemene gezondheidszorg. (Noorwegen, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië, enkele Zwitserse kantons en twee regio’s in Spanje). In andere landen is eenzelfde operatie aan de gang (p 18). XIX. Ook in eigen land werden meerdere adviezen specifiek voor gedetineerden uitgebracht door de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren, de Penitentiaire Gezondheidsraad en het Raadgevend Comité voor bio-ethiek. XX. Wet van 22 augustus 2002 betreffende de Rechten van de Patiënt, BS 26 september 2002. XXI. De beoefenaar bedoeld in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen alsmede de beroepsbeoefenaar van een niet-conventionele praktijk bedoeld in de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen. XXII. Art. 91 §2 Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 01 februari 2005. XXIII. Art. 92 §1 Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 01 februari 2005. XXIV. Art. 92 §2 Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 01 februari 2005. 35
XXV. Art. 5 en art.6 Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 01 februari 2005. XXVI. Art. 88 Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 01 februari 2005. XXVII. Art. 89 Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 01 februari 2005. XXVIII. Art. 90 Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, B.S. 01 februari 2005. Naast artsen, tandartsen, apothekers, kinesitherapeuten, verpleegkundigen, paramedici (beroepsbeoefenaars vermeld in het KB nr.78 betreffende de gezondheidszorgberoepen) vallen volgens de Basiswet gevangeniswezen ook psychologen onder de definitie van zorgverlener (art.2 18°). XXIX. Wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis, BS 13 juli 2007. XXX. Art. 8 KB van 24 december 1963, BS 26 december 1963. XXXI. Wanneer gedetineerden een uitgaansvergunning hebben kunnen zich volgende situaties voordoen : Wanneer de gedetineerde een uitgaansvergunning om medische redenen heeft, komen de kosten mbt geneeskundige verstrekkingen ten laste van de FOD Justitie als de gevangenis niet of onvoldoende uitgerust is. Wanneer het onderzoek of de behandeling ook binnen de gevangenis kon gebeuren, komen de kosten ten laste van de gedetineerde ; Wanneer de gedetineerde een gewone uitgaansvergunning heeft, komen deze kosten ten laste van de FOD Justitie als de zorgen nodig zijn nav een gebeurtenis die zonder uitstel medische zorgen vereiste, zo niet zijn de kosten ten laste van de gedetineerde ; Wanneer de gedetineerde penitentiair verlof heeft, komen deze kosten ten laste van het RIZIV ; Wanneer een gedetineerde in halve vrijheid of beperkte detentie is, komen de kosten ten laste van de FOD Justitie ; Wanneer de gedetineerde onder elektronisch toezicht is, komen de kosten ten laste van het RIZIV ; Tijdens een strafonderbreking zijn de zorgen ten laste van het RIZIV. Op basis van artikel 56 §3 van de ZIV-wet worden de geneeskundige verstrekkingen voor de geïnterneerden ten belope van een bepaald bedrag ten laste genomen door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging (bij overschrijding van het budget worden de kosten ten laste genomen door de FOD Justitie). Deze tussenkomst dekt verblijfskosten in de verzorgingsinstelling, geneeskundige verstrekkingen, geneesmiddelen die op grond van de wet niet terugbetaald worden en persoonlijke aandelen. Bepaalde kosten zijn echter uitgesloten, nl. kosten die geen band hebben met de geneeskundige verstrekkingen, kosten gelinkt aan de veiligheid van de patiënt, kosten die ten laste komen van het BFM en supplementen. Wanneer de geïnterneerde een verlof toegestaan krijgt door de CBM, komen de kosten in principe ter zijner laste (tenzij de zorgen dringend nodig zijn). Voor de geïnterneerden die in voorlopige vrijheid gesteld worden, komen de geneeskundige verstrekkingen ten laste van de verplichte ziekteverzekering voor zover de geïnterneerde in orde is met de verzekerbaarheid. XXXII. cfr. Advies van 20 december 2008 van de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren. XXXIII. Deze studie zou worden uitgevoerd op basis van artikel 56 §1 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. Dit artikel staat het Verzekeringscomité bij het Riziv 36
toe om overeenkomsten te sluiten voor onderzoek en vergelijkende studie van bepaalde modellen van verstrekking en financiering van geneeskundige verzorging. XXXIV. Art.87,1° Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 01 februari 2005. XXXV. Art. 2, 2° Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de Patiënt, BS 26 september 2002. XXXVI. Basiswet art. 2 – 18° van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 01 februari 2005. XXXVII. Parlementaire stukken Kamer Doc 51-231/002. XXXVIII. The guidelines on HIV infections and AIDS in prison (WHO 1993). – Art.51 – Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de gezondheidszorg in de gevangenis – www.coe/recommendations prisonsandprobation – Rec R(98) 7. – Art.43.3 – Europese Gevangenisregels – www.coe/recommendations prisonsandprobation – Rec R(2006) 2. – Par.70 – 3° Rapport général du CPT – www.cpt.coe.int/fr/docsnormes – Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 – Rev. 2011, p. 50. XXXIX. Art.94 – Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden – B.S., 01-02-2005. Art. 72 – Wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelde tot een vrijheidsstraf en aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten – B.S., 17-05-2006. XL. VAN MOL, Francis, « De gezondheidszorg in de Belgische gevangenissen », p.23. XLI. Art.27, 28 en 29 – Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de gezondheidszorg in de gevangenis – www.coe/recommendations prisonsandprobation – Rec R(98) XLII. Ottowa Health Promotion Charter van 21 november 1986 XLIII. Art.28, 36 tot 42 – Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de gezondheidszorg in de gevangenis – www.coe/recommendations prisonsandprobation – Rec R(98). XLIV. Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de penitentiaire en criminologische aspecten van het beheersen van besmettelijke ziekten, in bijzonder van AIDS, en de daaraan verbonden gezondheidsproblemen in de gevangenis – www.coe/ recommendations prisonsandprobation – Rec R(93) 6. XLV. Hoge Gezondheidsraad, Hepatitis B preventiebeleid in gevangenissen, 2001 – Matheï C., Todts S., Van Damme P., Hepatitis B, Hepatitis C en HIV preventiebeleid in gevangenissen, 2001. XLVI. Wetenschappelijk Comité van het Belgisch Nationaal Werk tot Bestrijding van Tuberculose. Tuberculosebeleid in de gevangenissen, 2007. XLVII. P Cosyns and K Goethals « Penitentiary Mental Health Care in Belgium », in N Konrad, B Volmm and D Weisstub ed. « Ethical Issues in Prison Psychiatry », Springer, 2013, p146. XLVIII. Rivlin, A, Fazel, S,Marzano, L, Hawton, K, The suicidal process in male prisoners making near-lethal suicide attempts, SYCHOLOGY CRIME & LAW, Volume : 19, Issue : 4, Pages : 305-327, 2013. XLIX. Hiervoor wordt vaak beroep gedaan op de expertise van externe diensten/vzw’s, zoals le Service d’Éducation pour la 37
santé intra muros. L. Art. 105 – Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren – www.ordomedic.be – Code. LI. Artikel 3 van het decreet van 8 maart 2013 betreffende de organisatie van hulp-en dienstverlening aan gedetineerden. LII. De normen waaraan een wachtpost van huisartsen dient te beantwoorden, zijn bepaald in artikel 5 van het KB van 8 juli 2002. LIII. Als good practice kan hier het « project van continuïteit van de behandeling » vermeld worden dat gegroeid is tussen de gevangenissen van Vorst, Berkendael en Sint-Gillis en de vzw Transit om de samenwerking te verbeteren en ervoor te zorgen dat de gevangenen die vrijgelaten worden uit één van deze drie gevangenissen, en na hun vrijlating bij Transit terechtkomen, hun behandeling (en medicatie) kunnen krijgen gedurende 72 uren : teneinde het gevangenispersoneel toe te laten het nodige te doen opdat de ex-gedetineerde gedurende 72 uren na zijn vrijlating zijn behandeling (medicatie) zou kunnen krijgen, wordt de medische informatie met betrekking tot de behandeling die de gevangene gekregen heeft – met diens toestemming – gecommuniceerd aan de griffie en deze informatie wordt bewaard in zijn dossier zodat dit kan geconsulteerd worden bij diens vrijlating. LIV. 8 arresten EHRM van 9 januari 2014 EHRM zaak nr. 50658/09, 43717/09, 28785/11, 43663/09, 43687/09, 43733/09, 22283/10, 330/09. LV. L.B. /België, arrest van 22 oktober 2012 (nr. 22831/08) ; Claes/België, Arrest van 10 januari 2013(nr. 43418/09, Dufoort/ België, Arrest van 10 januari 2013 (nr. 43653/09) ; Swennen/België, Arrest van 10 januari 2013 (nr. 53448/10). LVI. Wet van 25 februari 2003 tot wijziging van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde sexuele strafbare feiten, B.S. 28 april 2003. LVII. De Rechter in kortgeding had immers geoordeeld dat een overbrenging van vijf geïnterneerden uit de gevangenis van Merksplas naar een psychiatrische instelling onnodig was aangezien er volgens hem voldoende gepaste psychologische omkadering voorhanden was. Maar het Hof oordeelde dat de rechter geen grondig onderzoek uitvoerde omdat hij de situatie niet ter plekke gaan verifiëren was. LVIII. Met uitzondering van Brussel die nog niet over een coördinator Justitie beschikt. LIX. De huidige organisatie van de geestelijke gezondheidszorg zal een nieuwe zorgcultuur verwerven van operationele samenwerking en daadwerkelijk partnerschap. Dit zal leiden tot de ontwikkeling van multidisciplinaire zorgnetwerken die op elke zorgvraag reageren met een individueel zorgtraject. De uiteindelijke bedoeling is dat mensen in hun eigen leefwereld en hun eigen sociale context ondersteuning krijgen. Voor meer inlichtingen over de hervorming cfr. www.psy107.be LX. Langs Nederlandstalige zijde wordt in dit kader vaak de term « schakelteams » gehanteerd. LXI. Handbook on Prisons, JEWKES, Y., (ed.), Devon, Willan Publishing, 2007, p. 399. LXII DE MAERE, W., HARIGA, F., BARTHOLEYNS, F. & VANDERVEKEN, M., Gezondheid en druggebruik in het penitentiair milieu. Ontwikkeling van een epidemiologisch onderzoeksinstrument. Brussel, 2000, p. 40. (onderzoeksrapport van DWTC). LXIII. TODTS, S., GLIBERT, P., VAN MALDEREN, S., VAN HUYCK, C., SALIEZ, V. & HOGGE, M., Druggebruik in Belgische gevangenissen. Monitoring van gezondheidsrisico’s. Brussel, 2008, p.35. (onderzoeksrapport van Modus Vivendi en de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen). LXIV. « … Most prisoners are from poor communities and vulnerable social groups, with the proportion who are immigrants or from minority ethnic backgrounds on the increase. Drug users form a large part of the overall prison population. Studies show 38
that a majority of prisoners have used illicit drugs at some point in their life, and many have chronic and problematic drug use patterns. Because of the illegality of the drugs market and the high cost of drug use, which is often funded by criminal activity, the more problematic forms of drug use are accompanied by an increased risk of imprisonment. Although some individuals do stop or reduce their use of drugs when they are sent to prison, others initiate drug use or engage in more damaging behaviours when they are incarcerated. », EMCDDA, 2014, Drug use in Prison, assessment report. LXV. VAN MALEREN, S., PAUWELS, L., WALTHOFF-BORM, C., GLIBERT, P., & TODTS, S. (2012). Druggebruik in Belgische gevangenissen. Monitoring van gezondheidsrisico’s 2010, Brussel, Federale Overheidsdienst Justitie. LXVI. Ministeriële Omzendbrief nr.1785 van 18 juli 2006 met betrekking tot de drugsproblematiek in de gevangenissen. LXVII. VANDER LAENEN, F., VANDERPLASSCHEN, W., SMET, V., DE MAEYER, J., BUCKINX, M., VAN AUDENHOVE, S., ANSSEAU, M. & DE RUYVER, B., Analysis and optimization of substitution treatment in Belgium, Academia Press, Gent, 2013, 210 p. LXVIII. Rapport van het Steunpunt WVG van 2009. LXIX. Art.121 §2 – Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren – www.ordomedic. be – Code. LXX. Advies 30-10-1999, 28-06-2008 en 11-12-2010 – Nationale Raad van de Orde der Geneesheren – www.ordomedic. be – Adviezen. LXXI. Health in prison – A WHO guide to the essential in prison health – www.euro.who.int/document e90174 -Prison – specific ethical and clinical problems – J-P Restellini, p. 33. LXXII. Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de gezondheidszorg in de gevangenis – www.coe/recommendations prisons and probation – Rec R(98) 7. LXXIII. Advies van de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren van 12 mei 2007 betreffende de dwangbehandeling van psychotische patiënten in de gevangenis en advies van de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren van 19 juli 2008 m.b.t. de preventieve dwangbehandeling van psychotische patiënten in de gevangenis. LXXIV. Omzendbrief nr. 1800 van 7 juni 2007 van de Minister van Justitie en nota « splitsing zorg/expertise – interneringszorg en beroepsgeheim » van Mevrouw A. Vandesteene van 11 april 2007.
39
n& ptio nce Co
Imp
res
n: s io
gra inte pre m w.e ww
.be que phi
40