Memorandum voor een Mediawijze en E-‐inclusieve samenleving 2014
Het belang van digitale media voor iedereen en in elke context 25 jaar geleden werd het wereldwijde web opengesteld voor het publiek. Een kwarteeuw later zijn de logge computers, zware en dure camera’s en slakspoor-‐ trage vaste-‐lijnverbindingen stap per stap geëvolueerd naar enorm verspreide, verbonden en mobiele media die nooit geziene kansen bieden om (zich) te informeren, te communiceren, te animeren, te participeren en te creëren. Indien ze goed worden aangewend houden digitale media de belofte in om krachtige tools in leeromgevingen te vormen. Hiernaast zijn digitale media in staat om sociale verbondenheid te faciliteren en stimuleren. Dankzij digitale media heb je e-‐loketten van overheidsdiensten, online nieuws, miljoenen e-‐boeken, artikels, informatieve lemma’s en video’s at the touch of a button. Leerlingen vormen facebookgroepen om te overleggen over huiswerk, grootouders skypen met hun kleinkinderen, ouders volgen de selfies op de blog van hun kinderen op Erasmus, uit het oog verloren vrienden en kennissen zijn maar een messenger away en hulp bij een probleem maar een ‘durf te vragen’ #dtv. Avonturen beleef je niet enkel in een boek of op tv, je loopt er zelf virtueel in rond, lost raadsels en problemen op, bespreekt tactiek met je medespelers, roept instructies naar kameraden aan de andere kant van de oceaan of in het huis naast je. Foto’s, video’s, cartoons kijken, radio en muziek beluisteren, alleen of samen spelletjes spelen, je doet het allemaal via digitale media. Je vraagt online een premie aan, verlengt je boeken, doet mee aan een stemtest, vult een enquête in… Of je pakt het meteen grondig aan en zet een revolutionaire lente mee in gang. Je zoekt en solliciteert voor een job via internet. E-‐mail, tekstverwerking en rekenbladen beheersen is daarbij een standaardverwachting in je CV, ook het solliciteren zelf gebeurt in vele gevallen online. Zo participeren we online aan het beleid, aan de arbeidsmarkt, én aan een sociale context. Perkamenten boeken schrijven was voorbehouden aan monniken, de eerste bijbels en kranten werden geproduceerd door dure en grote drukpersen, analoge radio en televisie werd gemaakt in goed uitgeruste studio’s. Maar een website, een e-‐book, een eenvoudige game, een digitale radio-‐ of videoreportage maken, dat ligt vandaag de dag in bijna ieders mogelijkheden. Digitale media zijn zo onmisbaar als je huissleutels. Online ruimte loopt helemaal doorheen de offline ruimte en wordt zo inline ruimte. Ze zijn essentieel voor je sociale,
economische, politieke en professionele participatie en voor levenslang en levensbreed leren. Ze zijn essentieel in 21st century skills en in de meeste voorgestelde vernieuwingen voor onderwijs en vorming. Digitale media maken deel uit van heel wat belangrijke internationale en nationale beleidskaders. Artikel 19 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, garandeert toegang tot kwalitatieve informatie en participatie aan de media en de communicatienetwerken. UNESCO formuleerde al in 1982 in de Grünwald Verklaring de erkenning dat politieke en onderwijssystemen het kritische begrip van communicatiefenomenen moeten bijbrengen. In 2007 werd die Verklaring onder meer bevestigd in de UNESCO Agenda van Parijs: Twaalf Aanbevelingen voor Media Educatie. UNESCO schuift daarbij het samengestelde begrip Media and Information Literacy (MIL) naar voren. In 2014 werd deze visie bevestigd in de Paris Declaration on Media and Information Literacy.1 In de Digitale Agenda voor Europa, één van de zeven vlaggenschepen van de Europa 2020-‐strategie van de Europese Unie, is één van de zeven kerninitiatieven gewijd aan digitale geletterdheid en het uitbouwen van digitale vaardigheden voor alle burgers. In het Europees referentiekader voor levenslang leren gaat één van de acht sleutelcompetenties over ICT-‐competenties. En in het ‘Creative’-‐ programma van de Europese Commissie, het nieuwe cultuurprogramma voor de Europese Unie, wordt vanaf 2014 een duidelijke plaats gegeven aan media-‐ en filmgeletterdheid. Op nationaal niveau keren digitale media onder andere terug in het nationale actieplan voor e-‐inclusie tegen 2020. Vanuit het e-‐inclusieplatform, een samenwerkingsverband van 14 landelijke en lokale organisaties en diensten die zich inzetten om een stem te geven een e-‐ inclusie in Vlaanderen, pleiten we ervoor dat de nieuwe Vlaamse regering aandacht schenkt aan deze digitale evoluties en het effect hiervan op kwetsbare doelgroepen. We baseren ons hiervoor voornamelijk op de conclusies van de ‘White paper mediawijsheid voor de Vlaamse Regering’ van het Kenniscentrum Mediawijsheid (Mediawijs.be) met betrekking tot onze doelgroep: Volgende specifieke uitdagingen: (1) blijvende aandacht voor toegang (2) vorming en begeleiding (3) afstemming op verschillende beleidsniveaus specifiek m.b.t. OCR’s (4) aandacht voor diverse e-‐diensten (5) aandacht voor personen met functiebeperkingen (6) e-‐inclusie binnen een wijzigend hulpverleningslandschap. 1. Uit recente cijfers van de barometer van de FOD Economie (2013) blijkt dat individuen uit “achtergestelde bevolkingsgroepen” (sic) nog steeds significant minder gebruik maken van het Internet. Het blijft dus nog steeds een uitdaging hier een zo passend mogelijk beleid voor te voeren. 1
http://www.europeanmedialiteracyforum.org/2014/07/paris-‐declaration-‐on-‐media-‐ and.html
Barometer 2013 FOD Economie 2. We zijn ervan overtuigd dat het realiseren van een mediawijs beleid aandacht moet hebben voor kwetsbare doelgroepen. In de dagelijkse praktijk detecteren we vanuit het werkveld de grote nood aan vorming en begeleiding op dit vlak. Specifieke doelgroepen zoals: kwetsbare jongeren, ouderen, mensen met functiebeperkingen, allochtone gezinnen, … hebben verschillende vaardigheden, zodat er een doelgroepgerichte aanpak vereist is. Ook binnen deze doelgroepen zelf zijn er vaak nog verschillen. Zo wees onderzoek van Mediawijs.be uit dat binnen de doelgroep kwetsbare jongeren ook verschillende profielen aanwezig zijn. Deze subdoelgroepen moeten daarom op een andere manier benaderd worden in functie van het verwerven van digitale vaardigheden en een kritische en strategische omgang met digitale media.2 3. Uit de veldtekening mediawijsheid blijkt dat er op lokaal niveau sterk wordt ingezet op toegang tot digitale media en een laagdrempelig vormingsaanbod voor kwetsbare doelgroepen. Hoewel de inzet van de Openbare Bibliotheken op het vlak van mediawijsheid alleen maar als positief en waardevol kan gezien worden, merken we vanuit het werkveld dat voor maatschappelijk kwetsbare doelgroepen de drempel voor dergelijk aanbod veelal onoverkomelijk is. Deze toegang wordt wel gerealiseerd onder de vorm van een (Openbare) Computerruimte ((OC)R). Deze computerruimtes zijn vaak ingebed in een ruimte waar specifieke doelgroepen reeds over de vloer komen, zoals een dienstencentrum, OCMW, bibliotheek, vereniging waar armen het woord nemen, … . De doelgroepen die gebruik maken van dit aanbod worden vaak begeleid door vrijwilligers of een professional binnen een specifiek doelgroepenstatuut. Binnen deze (openbare) computerruimtes is er ruimte voor leervragen op maat. Aangezien dit aanbod op lokaal niveau wordt ontwikkeld, zijn er verschillende lokale spelers die dezelfde aspecten los van elkaar
realiseren, zoals de ontwikkeling van materiaal, de ondersteuning van de (vrijwillige) begeleiders, de aankoop van materiaal. Gezien de grote diversiteit in dit veld is er nood aan coördinatie op Vlaams niveau en kwaliteitscriteria voor alle (openbare) computerruimtes. Hier kan inspiratie gevonden worden bij de modellen die nu reeds ontwikkeld zijn, zoals ‘Digidak’ in de provincie Antwerpen, ‘Webpunt’ in stad Antwerpen en ‘Digitaal talent punt’ in stad Gent. Om een algemene kwaliteitsverhoging te realiseren zouden de lokale voortrekkers een mandaat en middelen moeten krijgen om andere steden en gemeenten te begeleiden in het opzetten van kwaliteitsvolle ruimtes. Op Vlaams niveau zou ook ondersteuning rond vorming van begeleiders, ontsluiting van educatief materiaal en samenaankoop van infrastructuur moeten worden voorzien om deze ruimtes efficiënter en kwaliteitsvoller te maken. Afstemming met federaal niveau is een nood, een structureel overleg tussen de verschillende beleidsniveaus en elkaar aanvullende stimuli voor de sector moeten van e-‐inclusie een breed gedragen thema maken. Hiernaast kunnen steunpunten als Bibnet en LOCUS een rol opnemen, aangezien heel wat openbare computerruimtes binnen een bibliotheek worden opgericht. Ten slotte moet er ook gewerkt worden aan een goede, mogelijke doorstroom tussen deze openbare computerruimtes -‐ en bij uitbreiding het volledige aanbod aan sociaal-‐culturele initiatieven rond mediawijsheid -‐ en het aanbod van Basiseducatie en CVO’s. 4. Een andere belangrijke bevinding met betrekking tot de veldtekening mediawijsheid is dat momenteel slechts weinig organisaties de klemtoon leggen op een vormingsaanbod rond e-‐diensten, zoals e-‐banking, e-‐government en e-‐ commerce. Het ontbreekt deze organisaties vooral aan geschoold personeel om dergelijke vormingen te geven. Ook missen ze de financiële middelen om dergelijke vormingen aan te kopen bij andere organisaties. Het betalen van vormingswerkers uit externe opleidingscentra is budgettair onhaalbaar. Het ontwikkelen van e-‐diensten vanuit het beleid biedt zeker voordelen voor de bredere bevolking en moet absoluut verder worden ontwikkeld. Er moet echter tegelijk aandacht zijn voor de technische en analytische mediavaardigheden van kwetsbare doelgroepen met betrekking tot deze diensten. Dit dient in consideratie genomen te worden bij zowel de technische en inhoudelijke ontwikkeling van de dienst zelf, zoals het ontwikkelen van eenvoudige toepassingen en het gebruik van ‘klare taal’, als op gebied van vorming en het voorzien van de nodige toegang. Op vlak van e-‐commerce dient het beleid ook in te zetten op de bescherming van de consument, bijvoorbeeld door de ondersteuning van een kwaliteitslabel voor e-‐shops. 5. Een laatste belangrijke bevinding met betrekking tot kwetsbare doelgroepen die naar voren komt uit de veldtekening mediawijsheid is dat er weinig projecten worden gerealiseerd voor de doelgroep mensen met functiebeperkingen, zowel mentale als fysieke functiebeperkingen. Uit de focusgroep gesprekken van Mediawijs.be blijkt dat dit vooral te maken heeft met de diversiteit van de doelgroep(en) en het feit dat er weinig contacten zijn tussen
de actoren die deze doelgroepen begeleiden en de actoren die mediawijsheidsactiviteiten opzetten. Kennismaking tussen de sector, bewustmaking rond de connectie tussen dit thema en de doelgroep mensen met functiebeperkingen, het opzetten van gerichte projecten en verspreiden van good practices zijn dus noodzakelijk om een aanbod te ontwikkelen dat ook deze doelgroep ten goede komt. 6. Naast de al eerder vermelde e-‐diensten zal een hulpverlening in transitie naar integrale hulp en meer zelfstandigheid van de cliënt beroep doen op digitale media om dit te realiseren. Mediawijsheid en een online hulpaanbod kunnen en moeten ook een belangrijk facet hier binnen zijn. Binnen de uitvoering van het M-‐decreet in het onderwijs is het eveneens aangewezen dat de opportuniteiten van (digitale) media benut worden om ondersteuning te bieden aan mensen met beperkingen en hun ondersteuners. In dit kader moet e-‐inclusie en mediawijsheid de nodige aandacht krijgen. Belangrijk is bijvoorbeeld dat begeleiders van deze doelgroepen bewust worden gemaakt van de mogelijkheden van digitale media, infrastructuur ter beschikking hebben, de nodige opleiding krijgen en dat er tools op maat worden gecreëerd of bestaande tools worden aangepast aan de behoeften van deze doelgroepen. Bij de doelgroep van mensen met een mentale functiebeperking is het gebruik van ‘klare taal’ langs de aanbodszijde, bijvoorbeeld de taal en structuur van websites, apps, …, eveneens belangrijk om optimaal gebruik te kunnen maken van media. Voor mensen met een fysieke functiebeperking moet dan weer verder ingezet worden op toegankelijk materiaal en content, zoals het stimuleren van het Any Surfer label. Aangezien deze doelgroepen op een zeer unieke manier media beleven biedt co-‐creatie van materiaal en tools met subsegmenten van de doelgroepen een mogelijke opportuniteit. E-‐inclusie (en mediawijsheid) moet, ons inziens, een verplicht onderdeel worden van opleidingen van ondersteuners (hulpverleners, leerkrachten, …). Vanuit deze vaststellingen bevelen wij -‐ conform de ‘White paper mediawijsheid voor de Vlaamse Regering’ van Mediawijs.be – de Vlaamse domeinen media, cultuur, jeugd, welzijn, armoede en bestuurszaken aan om: • Te blijven inzetten op mediawijs internetgebruik van achtergestelde bevolkingsgroepen via een doelgroepgerichte aanpak en met afstemming tussen de verschillende beleidsniveaus. Afstemming met het federale beleid, met name ‘het nationaal actieplan voor e-‐inclusie tegen 2020’ om middelen m.b.t. e-‐inclusie efficiënt te besteden, kennisdeling te stimuleren en elkaar te versterken waar mogelijk. • Met betrekking tot openbare computerruimtes kwaliteitscriteria voorop te stellen voor alle (openbare) computerruimtes.. Een algemene kwaliteitsverhoging te realiseren door de lokale voortrekkers van een mandaat en middelen te voorzien om andere steden en gemeenten te begeleiden in het opzetten van kwaliteitsvolle ruimtes.
•
Een toegankelijk aanbod met gebruik van klare taal en aandacht voor toeleiding en begeleiding prioritair te maken bij de verdere ontwikkeling van e-‐diensten en een e-‐governmentbeleid.
•
Samen te werken met de industrie met het oog op de bescherming van de consument in het kader van e-‐commerce.
•
In te zetten op meer mediawijsheidprojecten en een aanbod voor mensen met een functiebeperking. Inspirerende projecten en experimenten kunnen hier een voedingsbodem voor vormen. Hiernaast is er nood aan tools op maat voor de doelgroep, een aanbod in klare taal en een aangepaste infrastructuur.
•
Stimulerende maatregelen te nemen om te beantwoorden aan de uitdagingen van een wijzigend hulpverleningslandschap waar onze doelgroepen mee geconfronteerd worden: e-‐health, langer alleen kunnen wonen door technologie, ...
•
Begeleiders van specifieke doelgroepen bewust te maken van, opleiding en vorming te verzorgen over de mogelijkheden van digitale media om hun doelgroepen verder te ondersteunen. Een stimulans dient gegeven te worden aan projecten om in het huidige hulpverleningslandschap vorming te voorzien voor hulpverleners die door een snelle digitale en mediale evolutie de voeling met de leefwereld van hun cliënteel dreigen te verliezen.