Naar een stevige strategische alliantie in het sociale domein 1. Inleiding 1.1 Waarom dit sturingsdocument Gemeenten worden vanaf 2015 integraal verantwoordelijk voor jeugdhulp, arbeidsparticipatie, inkomen, passend onderwijs en ondersteuning zoals persoonlijke begeleiding en beschermd wonen. De 12 samenwerkende gemeenten in regio Arnhem zien kansen voor een effectievere en efficiënter georganiseerde aanpak in het sociale domein. Daarbij staan innovatief en integraal werken, meer gebruik van de eigen kracht van burgers en van de samenleving en meer sturen op resultaat centraal. De 12 gemeenten zijn aan het bouwen aan een infrastructuur voor participatie, zorg, hulp en ondersteuning in het sociaal domein vanaf 1 januari 2015. Een belangrijke stap in het bouwen is besluitvorming over de vraag: wat gaan we als 12 gemeenten gezamenlijk op regionale schaal vormgeven? Deze notitie geeft op hoofdlijnen een aantal keuzen: a. over de regionaal op te pakken taken b. hoe om te gaan met de financiële risico’s c. welke afspraken gemaakt moeten worden over de toegang tot de regionale voorzieningen d. de ontwikkeling van de informatievoorziening e. de planning van het bestuurlijk proces van besluitvorming f. de planning van het verwervingsproces van regionale taken g. op welke wijze toegewerkt wordt naar een regionale organisatievormen Op deze punten worden voorstellen gedaan aan alle 12 Colleges van B&W in de regio Arnhem. Achterliggende motivatie is steeds om, gegeven de wettelijke kaders en daaruit voortvloeiende verplichtingen, een stevige regionale alliantie te vormen in het sociale domein die het mogelijk maakt om de lokale uitvoering te ondersteunen en waar mogelijk maatwerk te leveren. 1.2 Waarom besluiten te nemen over sturing? Vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheden voor de decentralisaties is van belang welke taken op welk niveau worden georganiseerd en hoe hierop wordt gestuurd op basis van inhoudelijke kaders, toegang, contractering en (financiële) verantwoording. Voor een toelichting wat wordt verstaan onder sturing, wordt verwezen naar bijlage 1. De lokale keuzes voor sturing vallen buiten het bestek van deze notitie. Elke gemeente heeft volledige vrijheid die keuzes te maken op eigen inzichten. De regionale taak is er wel als het gaat om de bovenlokale vormen van ondersteuning. Daarbij is het noodzakelijk dat de G12 vanuit de gezamenlijke visie en opvattingen over sturing een regionaal model ontwikkelen. Een sturingsmodel legt op hoofdlijnen de wijze van inkoop en verwerven, toegang, bekostiging, verantwoording en financiële afrekening voor de regionale taken vast. 1.3 Ontwikkeling- en groeiproces Deze notitie staat niet op zichzelf, maar is één van de stappen in het proces om ingaande 2015 de nieuwe aanpak van het sociale domein uit te kunnen voeren. In 2013 is door de in regio Arnhem samenwerkende gemeenten al veel voorbereid, besproken en besloten. Zo is vastgelegd in de intentieverklaring en de regionale beleidsvisie hoe we willen werken en vanuit welke uitgangspunten. Er is een start gemaakt met co-creatie. Samen met maatschappelijke partners op de drie decentralisaties en cliëntorganisaties werken we aan het proces van transformatie. Een proces wat we als ontwikkelings- en groeiproces beschouwen met een looptijd van 3 jaar (2014-2016). In 2014 wordt de transitie van het sociale domein verder voorbereid, zodat op 1 januari 2015 de gemeentelijke verantwoordelijkheid geborgd is en er eens start kan worden gemaakt van het nieuwe sociale domein. Een start waarbij de 12 gemeenten veel zaken lokaal hebben georganiseerd en waar nuttig en noodzakelijk regionaal hebben belegd. Deze notitie vormt de basis voor de voorbereiding van de regionaal te beleggen zaken. Bij de voorbereiding van deze notitie zijn velen betrokken geweest. Vanuit alle gemeenten is meegedacht 1
en meegewerkt en door bestuurders, managers, projectleiders, beleidsadviseurs, financieel consulenten, juristen, controllers en inkoopspecialisten. Het belang van de regionale vraagstukken rond sturing wordt breed gedragen. 1.4 Kaders en governance Deze notitie gaat uit van de eerder door u vastgestelde kaders en uitgangspunten die u aan onze regionale samenwerking stelt (regiovisie, intentieverklaring, regionaal transitiearrangement jeugd, regionale voorbereiding participatiewet, concept lokale beleidskaders, e.d.). In deze notitie gaan we in op die onderwerpen die we georganiseerd moeten hebben om op 1 januari 2015 aan het werk te gaan. We scheppen daarmee de voorwaarden voor wat er moet staan op 1 januari 2015 (doen wat moet) en waar het kan voor het proces wat daarop volgt. We gaan uit van gezamenlijk groeien naar een nieuwe opbouw van het stelsel binnen het sociaal domein. We gaan uit van al werkend leren. We vinden het van belang een leeromgeving te creëren waarin voorwaarden voor ontwikkeling van ons en onze partners zijn geborgd (uitbouwen wat kan). Daarnaast is het noodzakelijk een concept van governance op de regionale taken te formuleren. In het BresDo van 14 februari 2014 is voor de korte termijn afgesproken dat Arnhem centrale sturing voert op de regionale taken. Het tempo van Arnhem zal daarbij leidend zijn. Arnhem zal de wijze waarop betrokkenheid van de andere gemeenten wordt georganiseerd en de wijze waarop gezamenlijk sturing vorm krijgt uitwerken in een notitie. Hoe de uitvoeringsorganisatie vorm zal krijgen is een discussie en een daarop volgend besluit wat later in het jaar wordt gepland. Hiervoor zijn de varianten over de samenwerkingsvormen die we vanaf 2015 moeten organiseren om uitvoering te geven aan de regionale taken opgenomen. De varianten, zullen verder uitgewerkt worden en ter besluitvorming worden voorgelegd. Ook hierbij stellen we een ontwikkelingstraject voor waarbij er na de transitiefase gekozen kan worden voor een meer definitief samenwerkingsmodel. De varianten zullen worden uitgewerkt in verschillende scenario’s met voor- en nadelen en juridische consequenties, voor 1 juli 2014. Vervolgens wordt op basis van deze uitwerking een principebesluit van alle gemeenten gevraagd over de regionale organisatievorm voor 2015/12016 vóór 1 oktober 2014. De uitwerking zal ook een procesvoorstel bevatten, dat voorziet naar een definitieve organisatievorm in 2017. 1.5. Besturing van de regionale taken Als besluitvorming heeft plaatsgevonden over welke taken men op regionaal niveau wil organiseren is het van belang om vast te stellen hoe men de besturing op deze taken wil organiseren. Met andere woorden wat is de governance op de regionale taken. Dit tegen de achtergrond van een landelijke discussie over gemeentelijke samenwerking. In brede kring wordt nagedacht over hoe lokale verantwoordelijkheden zich verhouden tot de huidige en toekomstige vormgeving van de (verschillende onderdelen van de) samenwerking op het sociale domein. In de regio Arnhem zijn een aantal bestaande samenwerkingsverbanden die relevant zijn: GR VGGM (waaronder ook de regio Zuid West Veluwe Vallei) GRO waaronder het RBL GR Presikhaaf bedrijven Daarnaast is de gemeente Wageningen niet aangesloten bij VGGM en GRO en samen met Renkum aangesloten bij de GR Perma. Het is niet realistisch te veronderstellen dat er in de aanloop naar 2015 er ingrijpende veranderingen in de samenstelling van deze GR-en zullen worden vastgesteld. Er is een aantal opties voor het beleggen van gezamenlijke regionale taken (inclusief opdrachtgeverschap voor taken die worden uitbesteed aan (samenwerkende) aanbieders): 1. Huidige samenwerking 12 gemeenten Dit betekent het voortzetten van het Bresdo (en Asdo) in de huidige vorm. De samenwerking is gebaseerd op gelijkwaardigheid en veronderstelt in de praktijk dat men op alle punten consensus moet zien te bereiken. De ervaring is dat het niet leidt tot een slagvaardige (voorbereiding van de) besluitvorming. Voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke visie en committment is dit wellicht een goede organisatievorm geweest maar de vraag is of dit model voor besluitvorming rond inkoop en sturing op een takenpakket dat niet alleen inhoudelijk en financieel een grote impact heeft en er tevens grote verschillen kunnen optreden in omvang en aard van de opgave en dus ook de risico’s.. Tevens zien we in dit model dat er sprake is van de vorming van een subregio in de Liemers waardoor niet duidelijk is wat men met de 12 gemeenten wil organiseren en wat op subregionaal niveau. 2
2. Oprichten nieuwe GR Sociaal Domein Voordeel is dat dit een duidelijk besturingsmodel is waarmee breed ervaring is opgedaan en die in staat stelt om slagvaardig te opereren en waaraan een uitvoeringsorganisatie kan worden gekoppeld. Nadeel is dat een nieuwe GR betekent dat er mogelijk een stapeling van bestuursvormen komt (naast de bestaande GR-en) en dit een toename van de bestuurlijke drukte gaat betekenen. Voor de Participatiewet liggen er al voorgenomen besluiten om de uitvoering van taken in de betreffende GR-en voor de sociale werkvoorziening vorm te gaan geven. Het gaat dan primair om de regionale taken voor de Wmo en de Jeugdwet. Veel gemeenten vinden de bestuursvorm GR onvoldoende tegemoet komen aan de verantwoordelijkheden van de gemeenteraden en Colleges om directer sturing te hebben op het sociale domein.
3. Bestuurscommissie Sociaal Domein in bestaande GR In deze optie hoeft geen nieuwe GR te worden opgericht maar kan men de taken onderbrengen bij een bestaande GR (waarschijnlijk VGGM) met een eigen bestuurscommissie. De bestuurscommissie is verantwoordelijk voor de opdrachtverlening aan de directeur en de organisatie en kent een eigen financiële huishouding los van de andere bestuurscommissie. Door het onderbrengen bij VGGM kan tevens via het AB afstemming plaatsvinden met de werkzaamheden van de GGD. 4. Centrumgemeente Arnhem De regionale taken worden door de centrumgemeente Arnhem georganiseerd en gecontracteerd voor de gemeenten in de regio. Op basis van een bestuurlijke overeenkomst tussen de afzonderlijke gemeenten en de centrumgemeenten wordt een organisatie opgezet die op korte termijn zorg kan dragen voor de inrichting en contractering van organisaties voor het uitvoeren van de regionale taken. Hierbij mandateert men taken aan de centrumgemeente die daarmee ook bestuurlijk verantwoordelijk wordt. 5. Organisatie Sociaal Domein Regio Arnhem Onder de werktitel ‘Organisatie Sociaal Domein Regio Arnhem’ (OSDRA) kan een aparte organisatie gevormd worden van alle deelnemende gemeenten met een eigen directeur en een eigen uitvoeringsorganisatie. De gemeenschappelijke wmo- en jeugdzorgtaken van de Regio Arnhem zijn hierin ondergebracht. De OSDRA sluit per gemeente een contract af. Burgers blijven voor informatie en advies en toegang bij hun eigen gemeente terecht maar waarbij de inkoop en afhandeling van regionale voorzieningen door de nieuwe uitvoeringsorganisatie wordt geregeld. De regionale taken die nu nog bij BJZ, CIZ en het Zorgkantoor Menzis (althans voor de regio Arnhem) liggen worden dan overgenomen door deze nieuwe uitvoeringsorganisatie. Zij koopt de regionale taken in en legt per gemeente verantwoording af. 6. Een netwerkorganisatie Een netwerkorganisatie is een flexibele organisatie die bestaat uit niet-hiërarchisch verbonden onderdelen of teams die een eigen relatie hebben met de omgeving en snel inspelen op veranderingen in die omgeving of op vragen van klanten. De onderdelen werken autonoom, ze worden eerder gefaciliteerd dan aangestuurd. Kenmerken van netwerkorganisaties zijn duidelijke opdrachtgever en opdrachtnemer-relaties, (zelfsturende) teams, een faciliterend management en een hoger kennisniveau van de medewerkers. In netwerkorganisaties zijn minder managers nodig. Medewerkers sturen zichzelf, al dan niet in (zelfsturende) teams. Bijvoorbeeld: Buurtzorg Nederland: een netwerkorganisatie voor wijkverpleegkundigen. Zij sluiten zich als zelfstandig ondernemer aan en krijgen optimale facilitering. De wijkverpleegkundigen leveren capaciteit aan diverse ketens. Drechtsteden: een netwerkorganisatie voor gemeenten met en in de regio van de gemeente Dordrecht. Zij delen hier hun faciliteiten op het gebied van ICT Eigen Kracht Centrale: netwerkorganisatie van en voor burgers die Eigen-Kracht conferenties organiseren in ketens.
3
Qua posities is 2. en 3. te combineren waarbij men eerst ervaring opdoet met de bestuurscommissie en op langere termijn tot een zelfstandige GR overgaat waarbij men tevens beziet hoe de bestaande GR-en en andere regionale samenwerkingsverbanden zich hiertoe gaan verhouden dan wel geïntegreerd kunnen worden. Posities 2 en 3 zijn ook de combineren met 5. Waarbij de GR het bestuurlijk kader is en het OSDRA de uitvoeringsorganisatie. Ook posities 4. en 5. zijn te combineren waarbij men eerste de centrumgemeente vraagt taken uit te voeren en vervolgens deze uitvoering verzelfstandigt tot een OSDRA. Bij het afwegen van deze opties, is het nuttig om de volgende criteria te hanteren: 1) Legitimiteit. Er is bewust gekozen om het primaat voor de jeugdzorg en Wmo2015 lokaal te beleggen. Dat betekent dat de keuzes rond regionale samenwerking, die regionaal worden gemaakt en uitgewerkt, door de portefeuillehouder lokaal moeten kunnen worden verantwoord. De besluitvorming over politiek gevoelige onderwerpen, zoals grote delen van de jeugdzorg, moeten lokaal dan ook goed verankerd zijn. Bovendien zal de wethouder in zijn rol als portefeuillehouder in de regio met een lokaal mandaat moeten kunnen en willen handelen. Dit geldt vooral voor keuzes waarbij een politieke gevoeligheid bij (kan) bestaat(n); minder voor keuzes die de uitvoering en de backoffice betreffen. De verschillende opties kunnen beoordeeld worden op de mate waarin de portefeuillehouder over gemaakte keuzes zich tegenover de gemeenteraad kan verantwoorden. 2) Bestuurbaarheid. Dit criterium zegt iets over de slagkracht van de regionale uitvoering en de mogelijkheden die er zijn voor bijsturing. Een positionering die een tijdrovende bureaucratische besluitvorming met zich meebrengt, heeft weinig slagkracht en is daarom minder bestuurbaar. 3) Doelmatigheid. Het uitvoeren van gezamenlijke wmo- en jeugdzorgtaken vraagt om inzet van mensen. De verhouding tussen de kosten en resultaten bepaalt de doelmatigheid daarvan. De kosten worden direct beïnvloed door de mogelijkheden om aan te sluiten bij de bestaande infrastructuur. We beoordelen de verschillende opties op de mate waarin deze doelmatig zijn. Naast de kosteneffectiviteit van de regionale uitvoering, is het ook van belang om te bezien welke bijdrage de positionering van de regionale samenwerking levert aan de versterking van de lokale uitvoering. 1.5 Tijdsdruk e e De tijd dringt. Inmiddels liggen de diverse wetsontwerpen voor bij de 2 en de 1 Kamer. De onderhandelingen tussen de VNG en het Rijk bevinden zich in een afrondende fase. De invoeringsdata voor de Wmo2015 (plus de overdracht van de subsidies voor Mee), de Jeugdwet (mede in relatie tot Passend Onderwijs), de Participatiewet en de aanpassingen in de JGZ in de Wet Publieke Gezondheid zijn allemaal gericht op 1 januari 2015. Rond de regionale samenwerking op de Participatiewet is al overeenstemming bepaald voor de koers. Het is daarom noodzakelijk om uiterlijk medio februari 2014 besluiten te nemen over de regionale taken zodat de voorbereidingen voor de besluitvorming over de inhoudelijke en financiële kaders voor de uitvoering van de taken, de inrichting van de informatievoorziening en monitoring, de inkoop en aanbesteding, de contractering, de verordeningen en last but not least de communicatie naar de burgers tijdig ter hand wordt genomen. Vanaf april 2014 zal alles gericht moeten worden op de uitvoering en is er geen tijd meer om nog discussies te blijven voeren over regionale samenwerkingsmodellen en sturing. Besluit 1: op korte termijn heeft Arnhem de centrale sturing op de regionale taken en Arnhem bepaald daarin het tempo. Er wordt binnen 14 dagen, door Arnhem, een notitie aangeleverd over werkwijze en structuur binnen de korte termijn keus. (borgen bestuurlijk sturen in de regio), in deze notitie wordt ook de kalender (tijdpad) opgenomen. Wethouder Theune, van Eeten en Breunissen worden hierbij betrokken. Voor de zomer 2014 wordt een uitgewerkt voorstel gepresenteerd over werkwijze en structuur in 2015/2016
4
2.0 Afbakening regionale taken 2.1 Uitgangspunten Op basis van de regionale visie en de intentieverklaring van 27 september 2013 zijn de volgende uitgangspunten vastgesteld die richtinggevend zijn voor de sturing op de regionale samenwerking in de G12: - Het burgerperspectief centraal, zoals vastgelegd in de regionale visie; - Versterking van de gezamenlijke sturings- en uitvoeringskracht door bundeling van kennis en ervaring; - Afstemming in contractering met grote regionale partijen; - Innovatie en uitvoering op lokaal niveau (in de afzonderlijke gemeenten) is richtinggevend voor de te maken afspraken met elkaar op regionaal niveau (de samenwerkende gemeenten); - Met minder budget een vernieuwende aanpak vraagt zowel om het borgen van een goede overgang van de oude situatie in 2014 naar de nieuwe situatie in 2015, als op de transformatie op de langere termijn. Deze uitgangspunten betekenen dat regionale samenwerking een bijdrage moet leveren aan het versterken van de sturing van de afzonderlijke gemeenten op het sociaal domein. Het uitgangspunt lokaal wat kan en regionaal wat moet is niet hetzelfde als “zoveel mogelijk taken lokaal” maar moet tegemoet komen aan de vraag hoe vanuit de onderscheidende rollen van de gemeenteraad en het College invulling wordt gegeven aan de verantwoording naar de eigen burgers. Twee centrale vragen doen zich hierbij voor: A. Welke criteria hanteren we om te beslissen welke taken we op (sub-)regionaal niveau willen doen uitvoeren? B. Op welke wijze werken we samen in de besturing van deze taken?
2.2 Keuze voor regionale (G12) taken Er is een tabel gemaakt voor de indeling van voorzieningen, zie bjilage 2b. Het eerder onderscheid lokaal / regionaal leverde nog wat interpretatieverschillen. Regionaal is daarom afgebakend als:regionale voorzieningen, die door alle G12 samen regionaal worden verworven en gemonitord, zo mogelijk lokaal worden uitgevoerd en al dan niet lokaal danwel regionaal worden bekostigd. Het onderdeel ‘voorzieningen die we wettelijk verplicht zijn regionaal danwel bovenregionaal op te pakken’ is komen te vervallen, omdat wettelijk niet per sé wil zeggen in G12 verband, het kan ook in een kleiner (sub) regionaal verband. : Om nu te kunnen besluiten welke voorzieningen qua sturing op lokaal dan wel (boven-) regionaal niveau georganiseerd moeten worden wordt voorgesteld, in volgorde van aflopend belang, zijn de volgende criteria gehanteerd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
wettelijk verplicht regionaal overeengekomen verplichtingen (RTA, uitvoering taken bestaande GR-en) benodigde kennis en infrastructuur op het sociale domein is lokaal niet aanwezig alleen doelmatig in te kopen op regionale niveau (voldoende aantallen tegen marktconforme tarieven) regionaal niveau nodig voor het beheersen van risico’s (veiligheid, financieel) regionale positionering van de gemeenten noodzakelijk ten opzichte van regionale aanbieders de mogelijkheden om lokaal maatwerk te realiseren regionaal is alles wat gaat over gezamenlijk inkopen (TRA en raamovereenkomsten).
De bestaande lokaal georganiseerde voorzieningen in het sociale domein (WWB, Wmo en Welzijnsvoorzieningen) worden geacht ook in de toekomst lokaal te blijven, wat niet uitsluit dat gemeenten besluiten om lokale voorzieningen met andere gemeenten gezamenlijk te contracteren en uit te voeren. Lokaal kiest men vaak voor integrale teams waarin JGZ, CJG, maatschappelijk werk, wmo-loket, ouderenwerk, schulddienstverlening, arbeidstoeleiding, vrijwilligerswerk en mantelzorg etc. gaan samenwerken om tot een meer optimale en integrale dienstverlening aan de burger te komen. In bijlage 1 is een tabel opgenomen waarin naast de nieuwe taken ook de bestaande voorzieningen zijn meegenomen die nu al regionaal georganiseerd zijn. Uitgangspunt is dat bestaande taken vooralsnog op basis van de bestaande afspraken regionaal worden uitgevoerd. Met bovengenoemde 5
criteria heeft iedere gemeente gescoord en op basis daarvan is een samengestelde tabel samengesteld die u vervolgens ter vaststelling wordt voorgelegd aan de afzonderlijke gemeenten. Voor alle onderdelen, waarvan niet door alle 12 gemeenten wordt besloten om gezamenlijk op te trekken, kunnen gemeenten lokaal danwel in subregionaal verband de verwerving organiseren. Besluit 2: In te stemmen met de tabel in bijlage 2b voor regionale verwerving van benoemde taken voor de transitieperiode 2015- 2016 (en daarmee de monitoring).
2.3 Contractering, toegang, financieel vangnet en informatievoorziening voor regionale taken Op basis van de besluitvorming voor regionaal te organiseren taken is het van groot belang om te besluiten hoe deze te contracteren en hoe om te gaan met de risico’s of deze taken binnen budget kunnen worden uitgevoerd. Gegeven het feit dat er in de wetgeving sprake is van overgangsrecht en dat er in afspraken met de huidige aanbieders sprake is van garanties voor voortzetting van contractrelaties in de transitieperiode stellen wij u het volgende voor t.a.v. de contractering op de regionale taken. a. voortzetting van bestaande contracten / subsidies voor organisaties, vrijgevestigden en pgb's met integrale verwerking van de Rijkskortingen voor een periode van één jaar met de optie tot verlenging met 1 jaar waarbij wijzigingen kunnen worden opgenomen op de verhouding tussen 1e en 2e lijn in de richting van de gewenste verschuiving naar de 1e lijn; b. indien zich nieuwe aanbieders vormen dan bestaat hiervoor lokaal de mogelijkheid om deze toe te laten; c. met daarin een nader vast te stellen percentage voor innovatie en een programma om in deze periode de transformatie-agenda vorm te geven; d. voor Wmo en Jeugd een verplichting voor inzet in de lokale werkwijze (gebiedsteams in Arnhem, gemeentelijke teams in andere gemeenten) met (waar mogelijk) maatwerk voor de betreffende gemeenten; e. de contracten worden uitgewerkt op basis van bevolkingsaantallen, historische gegevens over dienstverlening aan cliënten en verdeeld in percelen per gemeente en/of gebied; f. Gemeenten geven beschikkingen af via een backoffice op basis van regionale afspraken . Besluit 3: In te stemmen met gezamenlijke contractering van regionale taken op basis van voortzetting van bestaande contracten met integrale verwerking van de Rijkskortingen 2.4 Toegang De toegang tot de regionale voorzieningen vindt lokaal plaats. Als regionale voorzieningen (categorie 1b) regionaal worden bekostigd, dan geldt dat de toegang tot deze voorzieningen op basis van uniforme criteria plaatsvindt. Als de regionale voorzieningen lokaal worden bekostigd (en iedere gemeente individueel dus risicodragend is), hoeven er geen uniforme criteria te worden opgesteld. In beide gevallen is sprake van een gezamenlijke verwerving van voorzieningen. Bij regionale bekostiging worden daarnaast afspraken gemaakt over het volume; bij lokale bekostiging wordt wel regionaal 1 prijs bepaald maar wordt het maximale volume lokaal bepaald, waarin men vindt dat men vanuit de betreffende gemeente een beroep kan doen op deze regionale voorzieningen. Besluit 4: In te stemmen met lokale toegang voor regionale voorzieningen op basis van uniforme criteria, mits deze regionaal bekostigd worden 2.5 Financieel vangnet Omdat gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor de toegang betekent dit ook dat gemeente in eerste aanleg een eigen financieel vangnet moeten creëren voor het geval dat het maximaal te bereiken volume op regionale voorzieningen wordt overschreden. Deze reservering is vooral bedoeld om die risico’s op te vangen die lokaal beheersbaar zijn. Daarnaast is er ook sprake van risico’s die, ondanks een scherpe bewaking van de toegang tot de regionale voorzieningen niet lokaal te beheersen zijn. Hiervoor wordt een regionaal financieel vangnet gecreëerd op basis van een nog nader te bepalen percentage die het mogelijk maakt om als regio gezamenlijk verantwoordelijkheid te dragen voor onvoorziene risico’s. De uitwerking van het financieel vangnet zal door het Asdo worden voorbereid. Besluit 5: De mogelijkheden voor het organiseren van een regionaal financieel vangnet te verkennen. Daarin de criteria of en hoe gebruik te maken is van een gezamenlijk vangnet te betrekken. Hiertoe een voorstel te formuleren voor de zomer van 2014
6
2.6 Informatievoorziening i3D De gemeente Arnhem heeft het project “Informatievoorziening 3D” (kortweg I3D), de opdracht gegeven tot het realiseren van de minimale informatievoorziening om per 1 januari 2015 de werkprocessen onder verantwoordelijkheid van de gemeente uit te (laten) voeren en te kunnen voorzien in één integraal klantbeeld. Hiervoor is inmiddels een aanpak opgesteld. Het advies is de voorgestelde Arnhemse aanpak regionaal te implementeren onder de hierna genoemde randvoorwaarden.. Bij een regionale aanpak zien wij de volgende voordelen: - Een regionale aanpak sluit aan op de Regionale Sociale Visie dd. 20 september 2013. - Voorkomt dat we allen hetzelfde wiel gaan uitvinden. - De uniformiteit vormt 1-taal als succesfactor voor samenwerken. - Bevordert (digitale) uitwisseling van gegevens en maakt het vergelijken van management-beleiden verantwoordingsinformatie op regionaal niveau mogelijk. - Een (eventuele) regionale uitvoering op onderdelen van de 3D’s vraagt om een afgestemde informatievoorziening. Randvoorwaarden regionale aanpak - Het project I3D wordt uitgevoerd onder regie van de gemeente Arnhem. - Overige (regionale) initiatieven die in lijn liggen met de opdracht van het project I3D worden - ondergebracht bij I3D. - De uitgangspunten van de regiogemeenten liggen in lijn met de kadernota Veerkrachtige samenleving Arnhem. - De implementatie geschied conform landelijke standaarden en oplossingen en aanvullende principes worden vastgesteld door het project I3D. - Geen maatwerk per regiogemeente. - Inhoudelijke experts op het gebied van AWBZ, WJZ en participatie nemen deel aan de projectgroep. - Inhoudelijke experts op het gebied van procesmanagement, informatiemanagement en business - control reviewen de producten. Samengevat wordt u voorgesteld om vanuit de regio toe te werken naar een gemeenschappelijk architectuurmodel voor de informatievoorziening. Besluit 6: in te stemmen met het ontwikkelen van een gezamenlijk eenduidig architectuurmodel voor de informatievoorziening op de decentralisaties.
3. Verwerving Voor de verwerving van regionale taken zijn diverse mogelijkheden. Uitgangspunt is dat er zoveel mogelijk wordt gestreefd naar lokale uitvoering. Gegeven besluit 2 betekent dit echter dat we zoveel mogelijk aansluiten bij de bestaande contractvormen, dan kunnen zowel pxq-gefinancierde inkooprelaties zijn als subsidierelaties met daarbij afgesproken inspanningen. Dat betekent een contractering voor een periode van 1 jaar met een optie tot verlenging met 1 jaar. In de toekomst overwegen gemeenten in de regio de verwerving door te ontwikkelen naar maatschappelijk aanbesteden. Voor de transitieperiode 2015-2016 is het niet reëel om een dergelijke aanpak te realiseren. In de contractering voor 2016 wordt opnieuw bekeken welke aanpassingen er noodzakelijk zijn en welke vooruitgang is geboekt met de transformatie-agenda. Voorgesteld wordt daarom om het proces van nieuwe manieren van verwerven (zoals maatschappelijk aanbesteden) te richten op de contractering vanaf 2017. De processtappen in het verwerven van de regionale taken per 2015 zien er dan als volgt uit: 1. Vóór 1 april 2014 zijn voor de regionale taken programma’s van eisen (pve’s) bekend en afgestemd met de lokale portefeuillehouders; 2. Medio april worden de pve’s vastgesteld in het Bresdo 3. vóór 1 mei liggen er regionale afspraken over met de zorgverzekeraars
7
4. eind mei, in ieder geval vóór 1 juni 2014 stellen de gemeenten een regionale paragraaf vast van de (lokale) uitvoeringsprogramma’s voor de decentralisaties, welke ter informatie worden toegezonden aan de gemeenteraden; 5. 1 juli 2014 vindt de publicatie van de verwerving (inkoop dan wel subsidiëring) van de regionale taken plaats; 6. 1 oktober 2014 wordt de voorlopige gunning, concept subsidieovereenkomst vastgesteld die voor 7. 1 november 2014 definitieve gunning c.q. subsidieovereenkomst 8. november- december inrichting uitvoeringsmodaliteiten en voorlichting naar de burgers; Besluit 7: in te stemmen met de processtappen voor de verwerving van regionale taken gericht op contractering voor een periode van 1 jaar met optie tot verlenging met 1 jaar en het proces van nieuwe manieren van verwerving (zoals maatschappelijk aanbesteden) te richten op 2017 en verder. Hiertoe in 2015/2016 een evaluatie te houden.
8
Bijlage 1. Wat is sturing? Kern van sturing is het antwoord op de vraag: bij wie leg je welke rol, welke verantwoordelijkheid en welke bevoegdheid neer. Sturing ontstaat zodra de rollen worden vertaald naar verantwoordelijkheden om de rol tot uitvoering te kunnen brengen. Bij deze verantwoordelijkheden moet worden bepaald welke bevoegdheid wordt toegekend. Hoe meer de bevoegdheid aansluit op de verantwoordelijkheid, des te meer zelfstandigheid krijgt de uitvoerder van de rol geboden.
In het Plan van Aanpak Sturing zoals vastgesteld in november 2013 wordt sturing begrensd en omschreven als: “Met betrekking tot de lokale keuzes voor sturing bestaat geen regionale taak, elke gemeente heeft volledige vrijheid die keuzes te maken op eigen inzichten. Die regionale taak is er wel als het gaat om de bovenlokale vormen van ondersteuning. Daarbij is het noodzakelijk dat de G12 vanuit de gezamenlijke visie en opvattingen over sturing een regionaal model ontwikkelen. Een dergelijk model zegt iets over de wijze van inkoop en verwerven, toegang, tarieven, bekostiging, verantwoording en financiële afrekening.“
9
Bijlage 2
Afbakening regionale taken
In de notitie sturing is opgenomen dat de G12 de volgende criteria worden gehanteerd om te besluiten welke voorzieningen qua sturing op lokaal dan wel (boven-)regionaal niveau worden georganiseerd: 1. wettelijk verplicht 2. regionaal overeengekomen verplichtingen (RTA, uitvoering taken bestaande GR-en) 3. benodigde kennis en infrastructuur op het sociale domein is lokaal niet aanwezig 4. alleen doelmatig in te kopen op regionale niveau (voldoende aantallen tegen marktconforme tarieven) 5. regionaal niveau nodig voor het beheersen van risico’s (veiligheid, financieel) 6. regionale positionering van de gemeenten noodzakelijk ten opzichte van regionale aanbieders 7. de mogelijkheid om lokaal maatwerk te realiseren. 8. regionaal is alles wat gaat over gezamenlijk inkopen (TRA en raamovereenkomsten).
Bij de invulling van de tabel door de afzonderlijke gemeenten is duidelijk geworden dat de interpretatie van de tabel nauw luistert. Onderstaande tabel is gebaseerd op de recent en eerder ingevulde tabellen door alle gemeenten, waarbij is gekeken hoe de G12 zo goed mogelijk kunnen komen tot heldere besluitvorming, gelet op de tijdsklem waar het vervolgtraject in zit. Alle opmerkingen over hoe wordt verworven of welke voorwaarden in het Programma van Eisen moeten worden opgenomen (bijvoorbeeld dat wel lokaal maatwerk mogelijk moet blijven), zijn nu buiten beschouwing gelaten, omdat besluitvorming daarover in het vervolgtraject plaatsvindt. NB Onder regionaal wordt verstaan regionale voorzieningen, die door alle G12 samen regionaal worden verworven en gemonitord, zo mogelijk lokaal worden uitgevoerd en al dan niet lokaal danwel regionaal worden bekostigd. Het onderdeel ‘voorzieningen die we wettelijk verplicht zijn regionaal danwel bovenregionaal op te pakken’ is komen te vervallen, omdat wettelijk niet per sé wil zeggen in G12 verband, het kan ook in een kleiner (sub) regionaal verband.
1. Wettelijk
2. reg. verplicht
3. kennis en expertis e
4. doelmatige inkoop
5. risicobeheers ing
6. versterking positie
7. maat werk
KEUZE LOKAAL
Algemeen Communicatie Cliëntenparticipatie Jeugdwet Specialistische diagnostiek Kortdurende specialistische behandeling Specialistische gezinsbehandeling Specialisten team Basispakket J-GGZ Residentiële zorg Crisisopvang jeugd Jeugdbescherming Jeugdreclassering AMHK 1 RB leerlingzaken (V)SO leerlingen 1
x x
x
x
x
x
x
REGIO G12!
x x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Wageningen, Renkum en Lingerwaard zijn bij een ander regionaal verband betrokken
10
1. Wettelijk
2. reg. verplicht
3. kennis en expertis e
4. doelmatige inkoop
5. risicobeheers ing
6. versterking positie
7. maat werk
KEUZE LOKAAL
Speciaal onderwijs Pleegzorg Vertrouwenspersoon Kindertelefoon Wmo 2015 Vervoer Persoonlijke verzorging (nietmedisch) – 5% 2 Huishoudelijke hulp Woonbegeleiding Specialistische Wmo voorzieningen Kortdurend verblijf en vervoer Extram. begeleiding MEE 3 cliëntondersteuning Beschermd wonen Nazorg Maatschappelijke opvang huiselijk geweld Maatschappelijke opvang/ vrouwenopvang Veiligheidshuis 4 Participatiewet Nieuw Beschut werken Indicatie Werkbedrijf = werkgeversbenaderi ng Inzet instrumenten
x x
x
x
x
x
x
x x x
x x
x x
x
x
x x
x x
x x
x x x
x x
x x x
x x x
x x x
x
x
x
x x
x x
x x
x
x x
x
x x
x
x
x
x x x
x x
x x
x x
x x
REGIO G12!
x
x
x
x
x
x
x x x
x
2
Rheden en Rozen daal doen niet mee met de verwerving van woonbegeleiding; specialistische voorzieningen en extra murale begeleiding. Wageningen moet nog een voorbehoud maken. 3 Over MEE is besloten dat gemeenten gezamenlijk aan een tranistiearrangement de voorkeur geven. Wageningen; Overbetuwe en Rheden geven nog aan of zij daarin mee participeren. 4 De Liemersgemeenten hebben aangegeven per 1 maart een besluit te nemen wat ze in het kader van de P-wet lokaal danwel regionaal willen oppakken. Overigens neemt Wageningen als onderdeel van de FoodValley hier ook een bijzondere positie in.
11