Vergeten groenten, veranderde eetgewoonten
Naar een nieuwe voedselvoorziening en eetcultuur?
Projectboek door de leerlingen 6 ASO (schooljaar 2010-2011)
Campus Tant – K.A. Roeselare
Woord vooraf In de seminarielessen (Vrije Ruimte, dat is het deel van het lesprogramma dat de school vrij mag invullen) krijgen onze leerlingen van 5 en 6 ASO het vak Project Open Leerruimte (P.O.L.), met als voornaamste doel: het aanleren van cognitieve, creatieve en sociale vaardigheden (leerruimte) via originele onderzoeksopdrachten, i.v.m. sociale, culturele, historische, wetenschappelijke thema‘s (project) waarbij gestreefd wordt naar verbanden en samenwerking met de wereld buiten de school, zowel regionaal, nationaal als internationaal (open). Een steeds terugkerend thema is erfgoed en een deelname aan De Week van de Smaak. In het kader van deze initiatieven werd gekozen de vele veranderingen in de voedselvoorziening en eetcultuur gedurende de voorbije decennia te bestuderen.
Het project werd uitgewerkt door:
Brecht Ostyn Cathelijne Vroman Danielle Decancq Emma Steenkiste Evi Vanhooren Jonas Pattyn Karen Teirlynck Lisa Steyaert
Ranya Vandecasteele Roxanne Cordier Shauni Lefevre Thyra Vermander Wayne De Bock Wiebe Lepoutre Yentl Desender
Het project werd gecoördineerd door Paul Gordyn. Het onderwerp sluit aan bij de 2 hoofdthema‘s in de lessen P.O.L. van dit schooljaar:
2
Inhoudstafel WOORD VOORAF ............................................................................................................................................... 2 INHOUDSTAFEL .................................................................................................................................................. 3 INLEIDING ........................................................................................................................................................ 4 DEEL 1 – FEITEN, KRITIEKEN EN ALTERNATIEVEN .............................................................................................. 5 Evolutie van de landbouw in België van 1935 tot 2010 ............................................................................... 6 De groene revolutie ................................................................................................................................. 12 Het wereldvoedselprobleem: een kwestie van rechtvaardigheid ............................................................... 16 Soja: de plant en het bijhorende landbouwmodel ..................................................................................... 20 Van kruidenier tot hypermarkt................................................................................................................. 25 DDT, godsgeschenk of Pandora’s doos? ................................................................................................... 28 Kunnen boeren nog overleven indien ze geen hormonen gebruiken? ....................................................... 31 E-nummers: de opmars van kleur-, smaak- en bewaarmiddelen ............................................................... 38 Voedselreglementering............................................................................................................................ 42 Hoeveel heb je over voor jouw biefstuk? .................................................................................................. 46 Obesitas en diabetes, de nieuwe problemen ............................................................................................ 52 Go green, Go BIO! ................................................................................................................................... 57 Vergeten groenten opnieuw ontdekt ! ..................................................................................................... 62 Vergeten variëteiten van appels en peren in ere hersteld ......................................................................... 68 Alternatieve voedselvoorziening .............................................................................................................. 72 Vandana Shiva en haar verwezenlijkingen om de natuur te behouden ...................................................... 78 SAMENVATTING VAN DE TEKSTEN IN 6 POSTERS ....................................................................................................... 82 INTERMEZZO: LEERLINGEN 5 ASO KOKEN SOEP MET CLAUDIA, “DE BESTE HOBBYKOK VAN VLAANDEREN” .. 88 DEEL 2 – HERINNERINGEN EN MENINGEN (INTERVIEWS) ............................................................................... 90 Zomer- en winterkost .............................................................................................................................. 91 Voeding, van het begin tot heden ............................................................................................................ 93 We moeten meegaan met onze tijd ......................................................................................................... 96 De maaltijd werd bereid door de moeder, zij was huisvrouw .................................................................... 98 Vroeger kwam altijd hetzelfde op tafel .................................................................................................... 99 Een gevarieerde maaltijd met verse en pure producten, ’t was toch ne schonen tied! ............................. 101 De vergeten gezelligheid........................................................................................................................ 106 De tijd van toen ..................................................................................................................................... 108 1964 vs. 2010 ........................................................................................................................................ 111 Lekker eten: van vroeger tot nu ............................................................................................................ 113 Na de oorlog was het van hoe meer hoe beter ....................................................................................... 115 Oorlogsjaren, hongerjaren… of toch niet? .............................................................................................. 117 Liever gewone kost dan luxe-eten .......................................................................................................... 120 Aardappelen, pap, pap, aardappelen ..................................................................................................... 122 Smakelijke soberheid (back to the sixties) .............................................................................................. 125 CONCLUSIE: NAAR EEN NIEUWE VOEDSELVOORZIENING EN EETCULTUUR?................................................. 133
3
Inleiding Vergeten groenten, veranderde eetgewoonten… Aandacht voor voeding, eten, smaak is in: de kookprogramma‘s op TV zijn niet meer te tellen, de grote chefs en beste hobbykoks zijn de nieuwste BV‘s, de Week van de Smaak is een blijver. Maar ook op een andere manier krijgt onze voeding meer aandacht dan ooit: er stellen zich een aantal problemen, op vlak van gezondheid, voedselzekerheid, milieudruk. Lekker en smaakvol eten, zonder onze gezondheid en het milieu in gevaar te brengen is natuurlijk mogelijk: het gebeurt al eeuwen in de meest diverse culturen. Blijkbaar lukt het vandaag niet meer zomaar. Het valt te vrezen dat een aantal evoluties de voorbije decennia op vlak van voedselvoorziening en eetcultuur niet zo positief zijn. Het stemt hoopvol dat er alternatieven worden voorgesteld, die vaak een terugkeer inhouden naar vroeger, toen de problemen nog niet zo groot waren. We wilden onderzoeken hoe de voedselvoorziening en eetcultuur geëvolueerd is, wat de kritieken daarop zijn en welke oplossingen voorgesteld worden. … kritisch onderzocht… Iedere leerling maakte op basis van het beschikbare bronnenmateriaal een paper over één van de vele aspecten van de evolutie in voedselvoorziening en eetcultuur. De voedselvoorziening na WO II werd vooral gekenmerkt door schaalvergroting, zowel in België en Europa (paper 1) als in de rest van de wereld (paper 2). Deze evolutie wordt door sommigen zwaar bekritiseerd, o.a. wat betreft de resultaten op vlak van de wereldvoedselsituatie (paper 3). Een en ander kan mooi geïllustreerd worden aan de hand van de sojateelt (paper 4). Ook de distributie van het voedsel kende een schaalvergroting (paper 5). Er kwamen nieuwe technieken voor productieverhoging en kwaliteitsverbetering, maar die brachten vaak hun eigen problemen voort, bv. pesticiden zoals DDT (paper 6), hormonen (paper 7), voedseladditieven (paper 8), strengere voedselreglementering (paper 9). De toegenomen vleesconsumptie bracht problemen mee (paper 10). De toegenomen consumptie van junk food bracht nieuwe problemen voort, zoals de toename van obesitas en diabetes (paper 11). Er zijn echter vele initiatieven om het tij te keren: biologische productie (paper 12), aandacht voor vroeger, zoals de vergeten groenten (paper 13), rijkdom van variëteiten bij fruit (paper 14), kleinschalige distributiekanalen (paper 15), nieuwe landbouworganisaties zoals opgericht door Vandana Shiva (paper 16). … en beoordeeld Voedselvoorziening is nooit een ver-van-mijn-bed-show, maar beïnvloedt het leven van alledag en belangt ieder van ons aan. Daarom kregen de leerlingen een tweede taak, het interviewen van iemand van een vorige generatie, om na te gaan hoe de vele veranderingen concreet werden beleefd door de mensen en om na te gaan of die de evoluties positief of negatief evalueren. Vinden sommigen dat we moeten gaan naar een nieuwe eetcultuur?
4
Deel 1 – Feiten, kritieken en alternatieven
5
Evolutie van de landbouw in België van 1935 tot 2010 Wiebe Lepoutre In de loop van de Belgische geschiedenis1 is de landbouw ingrijpend veranderd. Vooral de jongste decennia is deze evolutie duidelijk aanwezig. ste
In het begin van de 20 eeuw waren de landbouwbedrijven nog overwegend kleinschalig en in familieverband uitgebaat. Het accent lag vooral op veeteelt en tuinbouw, maar ook de akkerbouw was nog vertegenwoordigd. Het gemengde landbouwbedrijf, waar zowel aan landbouw als aan veeteelt wordt gedaan, kwam het vaakst voor. De landbouwsector verloor in deze periode echter systematisch terrein, door de concurrentie met de industrie. Werkgelegenheid en landbouwareaal kenden als dusdanig een sterke daling. Enkel door zware arbeid en inzet kon de boer, samen met alle familieleden, het werk op het veld en in de stal nog bolwerken. Het tekort aan landarbeiders resulteerde in de aanzet tot de eerste mechanisering. Op die manier kwam een evolutie op gang waarbij de primaire sector uitgroeide tot de intensieve, hoogtechnologische en sterk internationaal georiënteerde landbouw van vandaag. Hieronder wordt een bondig overzicht gegeven van de voornaamste veranderingen op het gebied van Belgische landbouw in de periode 1935-2010.
WO II: een periode van schaarste De Tweede Wereldoorlog vormt een belangrijke breuk in de geschiedenis van onze voeding en voedselvoorziening. De gewone voedingsmarkt viel in deze periode immers volledig stil. De Duitse bezetter controleerde de landbouw en voedselprijzen werden door hen vastgesteld. Voedingsmiddelen kopen was enkel mogelijk met rantsoenzegels. Deze voedselbonnen werden door de overheid uitgedeeld. Eenmaal de bonnen volledig opgeconsumeerd waren, kon men in het officiële circuit niets meer krijgen en moest men de toevlucht nemen tot de zwarte markt. Figuur 1: Voedselbonnen die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de overheid werden uitgedeeld. Tijdens de oorlogsjaren kreeg elke boer van de Duitse bezetter een plan opgelegd waarin stond welke gewassen hij moest telen. De veestapel werd hierbij afgebouwd en de boer moest basisvoedsel produceren: graan en aardappelen. De ingezaaide oppervlakte werd echter door de Duitse bezetter vaak onderschat waardoor de boeren meer konden telen dan toegestaan. Het overschot werd dan verkocht op de zwarte markt. Bij het kopen van voedingsmiddelen op de zwarte markt, kwam het er vooral op aan ongezien met de verstopte etenswaren thuis te komen. Er werd ook veel gesmokkeld onder de kleren: boter, spek,… De rijkere burgers slaagden erin om op de zwarte markt extra voedsel te kopen, de armere mensen moesten het vaak enkel met de voedselbonnen stellen. Soms ging het zelfs zo ver, dat stedelingen granen en aardappelen begonnen te telen in parken en bermen. Alle beschikbare grond werd dus benut.
1
In deze paper wordt enkel gesproken over de laatste twee eeuwen in de Belgische geschiedenis.
6
Na de oorlog was het duidelijk: nooit meer oorlog, nooit meer honger. In het begin zocht elk land zijn eigen oplossing voor het garanderen van voedselzekerheid. Het werd echter snel duidelijk dat een nationale oplossing niet realistisch was. Na de Tweede Wereldoorlog bleek boter in België enorm schaars te zijn. De Nederlandse markt daarentegen herstelde zich sneller, zodat daar een boteroverschot ontstond. Een winstgevende botersmokkel vloeide hieruit voort. Vanaf de jaren 1950 organiseerden smokkelaars zich om de politie en de douaniers te misleiden. Schermutselingen, auto-ongelukken en schietpartijen waren het gevolg. Er moest dus beslist een internationale oplossing worden gezocht om de voedselzekerheid te kunnen garanderen.
Internationalisering van de landbouw Na de Tweede Wereldoorlog werd al gauw werk gemaakt van een internationale, geïntegreerde landbouwpolitiek: eerst in het kader van de Benelux (België, Nederland, Luxemburg), daarna van de Europese Economische Gemeenschap. Dit beleid betekende voor de Europese landbouw, en in het bijzonder voor die van België, de start van een tijdperk waarin de boer steeds minder greep leek te hebben op de evolutie van zijn sector. De landbouw werd een wereldgebeuren, onderhevig aan invloeden die zich niet enkel tot de Belgische markt beperkten.
Plan Mansholt Europees Commissaris voor Landbouw Sicco Mansholt wou de structuur van de Europese landbouw drastisch hervormen, met het oog op een productiestijging. Vele bedrijven werden als te klein ervaren, waarbij de boeren een te arbeidsintensieve productiewijze hanteerden en de marktontwikkelingen niet op de voet volgden. Daarom pleitte Mansholt voor grotere, economisch rendabele landbouwbedrijven, wat natuurlijk een inkrimping van het aantal landbouwondernemingen met zich mee zou brengen. Vanwege de vele kleine boeren lokte dit Plan Mansholt enorme protesten uit, met als hoogtepunt de boerenbetoging van 23 maart 1971 in Brussel. Figuur 2: Boerenbetoging in Brussel op 23 maart 1971.
Plattelandsbeleid De overheid legde na de Tweede Wereldoorlog, zoals hierboven reeds vermeld, vooral de nadruk op de stijging van de productie. De boer kreeg van Europa een gegarandeerde prijs voor bepaalde producten, waardoor de Europese markt werd afgeschermd. De gevolgen hiervan waren niet te onderschatten: boterbergen, wijnmeren en melkplassen. Op die manier liepen de kosten begin jaren 1980 zeer hoog op. Vanaf halverwege de jaren 1980 werd in Europa een beperking van prijsstijgingen ingevoerd, gepaard met de invoer van kwaliteitsmaatregelen. Via informatie op de verpakkingen (samenstelling product, fabrikant, instructies voor bewaren en bereiden,…) trachtte men de kwaliteit van producten nauwlettend in de gaten te houden. Op 1 april 1984 werden van de ene op de andere dag melkquota ingevoerd. Melkveehouders mochten niet meer melk produceren dan vooraf was vastgelegd in die quota. Boeren die dat wel deden, werden beboet met een superheffing. Dankzij dit vernieuwde plattelandsbeleid verdwenen de overschotten geleidelijk, maar het bleef zoeken naar een evenwicht tussen productie en inkomen.
7
Van mechanisering naar automatisering Het mechaniseringniveau van de Belgische landbouw bleef voor de Tweede Wereldoorlog vrij beperkt, met uitzondering van dorsmachines en graan- en grasmaaiers. Vanaf 1950 kwam hier verandering in, de mechanisering raakte in een stroomversnelling: eerst de veralgemening van de tractor, later de introductie van machines die meerdere handelingen tegelijk kunnen uitvoeren. Bedrijven werden groter en groter en handenarbeid werd vervangen door machines, zodat het werk kon worden verricht met minder mensen op kortere tijd. Boeren die de overstap naar het machinale tijdperk niet maakten, konden niet langer concurreren met de lage prijzen van de andere landbouwbedrijven en moesten vaak noodgedwongen hun bedrijf stopzetten. De vervanging van arbeid door machines en de groeiende nood aan moderne bedrijfsgebouwen maakte de landbouw steeds kapitaalintensiever. Aanvankelijk was het voor boeren nog lonend om zelf in te staan voor de aanschaf van machines. Typerend voor de Belgische landbouw was het bestaan van lokale fabrikanten die met eigen en aangepaste werktuigen voor lange tijd mee het machinepark van de boer uitrustten. De complexiteit van sommige machines, alsook de hoge kostprijs en het feit dat sommige machines slechts enkele jaren werden gebruikt, zorgde echter voor het ontstaan van loonwerkerbedrijven. Hierbij stond een gespecialiseerde onderneming in om met haar machines een deel van het werk op de akkers te voltooien. De laatste trends en nieuwe machines in de landbouwsector volgden elkaar zeer snel op. Door deze evolutie vormde de bijhorende administratie een steeds groter wordend probleem. Grotere bedrijven huurden professionele firma‘s in om een deel van dit werk over te nemen, kleinere bedrijven kregen het steeds moeilijker. Boeren werden ondernemers, boerderijen commerciële bedrijven. Vanaf de jaren 1980 verscheen in toenemende mate de computer in het landbouwbedrijf. Het liet toe om de vermindering van het aantal arbeidskrachten in de landbouw op te vangen en tegelijk ook om verschillende processen steeds verder te automatiseren. Volautomatische machines en installaties vereisten echter ook een specifieke behandeling. Zo zijn de meest moderne melkmachines echte melkrobots. Het systeem werkt volautomatisch waarbij de computer elk dier herkent en alle gegevens bijhoudt (zoals melkgift, lichaamstemperatuur, mogelijke ziektes, …). Opleiding en bijscholing om met dergelijke apparatuur te kunnen werken, waren dan ook vanzelfsprekend.
Intensief, grootschalig en gespecialiseerd Evoluties zoals schaalvergroting, mechanisering, arbeidsuitstoot, verregaande specialisatie en marktimpulsen waren typerend voor landbouwbedrijven van na de Tweede Wereldoorlog.
Specialisering Tot voor de Tweede Wereldoorlog waren de gemengde bedrijven waar zowel aan landbouw als aan veeteelt werd gedaan, de norm. Deze bedrijven waren volledig zelfvoorzienend: het eten voor het vee groeide op de akkers, de meststof voor de akkers werd geleverd door het vee, … Bij gespecialiseerde bedrijven was dit niet langer het geval: boeren maakten steeds meer gebruik van intermediaire producten (veevoeders, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, zaaigoed, …), die geleverd werden door gespecialiseerde ondernemingen. Op die manier werd de boer steeds meer afhankelijk van firma‘s waaraan ze zelden contractueel gebonden waren. Hoe langer hoe meer werd de boer een echte schakel in de keten van de voedingsindustrie, zonder zelf nog dienst te doen als autonome productie-eenheid. Figuur 3: Voedersilo’s bij varkensbedrijf. De verschillende silo’s laten duidelijk zien dat hier een groot varkensbedrijf is gevestigd.
8
Schaalvergroting Bij de akkerbouwbedrijven ontwikkelde zich vooral een schaalvergroting die tegelijk gekoppeld werd aan regionale specialisering. Granen, bieten, aardappelen werden enkel nog verbouwd in die regio‘s waar de bodem hiervoor het meest geschikt is. Vanaf de jaren 1950 werden ruilverkavelingprojecten opgezet om verspreid liggende, vaak kleinere percelen grond binnen één bedrijf te groeperen. De impact op het landschap van de klassieke ruilverkavelingen was vrij drastisch, zodat vanaf de jaren 1990 werd geopteerd voor landinrichting 2 . Op die manier werd niet alleen de productiegerichte landbouw gediend, maar streefde men ook een samenwerking na met andere betrokken partners op het platteland. Overleg tussen de verschillende partijen moest leiden tot een overeenkomst. Voor het beheer van de open ruimte werden milieubewegingen en gemeentelijke besturen aangesteld.
Voorbeelden Vlaanderen telde tot voor kort meer varkens dan mensen. Omdat varkens geen weiland nodig hebben, was de varkensteelt uitermate geschikt voor bedrijven met een kleinere oppervlakte. De tendens tot schaalvergroting en de noodzaak om de mest te verwerken, verplichtte de boeren echter tot de aankoop of huur van dure gronden. De verschillende crisissen aan het einde van de 20e eeuw (varkenspest, hormonen, antibiotica) en de bijzonder lage marktprijzen voor varkensvlees, deden heel wat varkensboeren hun bedrijf stopzetten. Bijgevolg daalde het aantal varkens enorm. Na de Tweede Wereldoorlog kende eveneens de pluimveestapel een enorme groei. Behalve leghennen werden ook steeds meer vleeskippen gehouden. Kip was niet langer het voorrecht van de rijkere burger, maar werd een dagelijks consumptieproduct. In de pluimveesector is de concentratie enorm: weinig, maar zeer grote bedrijven. Figuur 4: Legbatterij voor kippen. De huisvesting van duizenden kippen in legbatterijen laat toe eieren op een efficiënte en goedkope manier te produceren.
Actuele uitdagingen Imagoprobleem Mestoverschotten en een aantal crisissen in de veehouderij hebben het imago van de landbouw geen goed gedaan. Landbouw wordt steeds vaker geassocieerd met milieuproblematiek, veehouders krijgen te maken met problemen rond dierenwelzijn. Ondertussen kampt de sector met verouderingen kapitaalinvesteringproblemen, waardoor eventuele opvolgers sneller worden afgeschrikt. Het is voor de boer dan ook vaak een evenwicht zoeken tussen dierenwelzijn, milieu en economische rendabiliteit. Toch is er de jongste jaren een groeiend besef bij de consument dat ook boeren maar een schakel in de keten zijn.
2
Landinrichting is een proces waarbij voor een bepaald gebied de inrichting wordt afgestemd op de doelen uit de ruimtelijke ordening voor dat gebied. Concreet betekent dit dat landinrichting is opgezet als instrument voor de inrichting van de open ruimte.
9
Mestproblematiek Stalmest was eeuwenlang een gegeerd en zelfs noodzakelijk bijproduct van de hoevedieren. De massale overschakeling naar varkens- en pluimveehouderij die niet grondgebonden zijn, heeft gezorgd voor ernstige problemen betreffende mestoverlast. De overschotten van vandaag leiden tot verontreiniging van het oppervlaktewater en een te hoog mineraalgehalte van de bodem. Overheidsmaatregelen via de verschillende Mestactieplannen (MAP) moeten de boeren dwingen om hun mestproductie onder controle te houden. De dreiging van boetes hangt de boeren dan ook voortdurend boven het hoofd.
Pest en andere ziektes Het invoeren in 1990 van een Europees verbod op het vaccineren van varkens heeft geleid tot het opnieuw uitbreken van de klassieke varkenspest in België. De ziekte is niet gevaarlijk voor de mens, maar om uitbreiding te voorkomen werden honderdduizenden dieren preventief gedood. Mond- en klauwzeer (MKZ) bij runderen kwam na een vaccinatieverbod ook opnieuw voor. Veel aandacht ging in de pers eveneens uit naar de gekke-koeien-ziekte (BSE) en de dioxinecrisis in 1999. In 2006 zorgde het uitbreken van de vogelgriep ervoor dat preventief in heel Vlaanderen pluimvee moest worden opgehokt met netten. Figuur 5: Opruiming varkens omwille van de varkenspest. Omdat het vlees van varkens die werden ingeënt tegen de varkenspest geweerd werd uit de voedselketen, bleef doorgaans liquidatie van de besmette dieren over als enige optie. Daarbij werden preventief ook heel wat dieren in een straal van enkele kilometers van de besmettingshaard vernietigd.
Opvolgers gezocht Het is vandaag de dag niet meer vanzelfsprekend om het landbouwbedrijf van de ouders over te nemen, en zeker niet om een volledig nieuw bedrijf op te starten. Ten eerste is er de serieuze financiële drempel, maar ook de werkdruk en het minder fraaie imago van de landbouw doen vele mensen uitwijken naar andere sectoren. Bijna de helft van de zelfstandige landbouwers (40 %) is ouder dan 55 jaar. Een verdere afname van het aantal bedrijven in België zal het logische gevolg zijn. Zo dreigen er de komende jaren duizenden boerderijen te koop te staan bij gebrek aan een opvolger. Figuur 6: Opvolging in het landbouwbedrijf: grootouders, ouders en kinderen.
Verborgen armoede De voorbije decennia heeft men vastgesteld dat het gemiddelde officiële landbouwersinkomen van de zelfstandige boer steeds lager ligt dan dat van andere beroepsgroepen. Daarom kiezen vele boeren voor meer bestaanszekerheid via contractteelt. Bovendien spelen subsidies een steeds grotere rol in de herkomst en structuur van het landbouwersinkomen.
10
Professionalisering Landbouwers hebben lange tijd een lager opleidingsniveau gehad dan de gemiddelde Vlaming. In de hoogtechnologische landbouw van de laatste decennia hebben landbouwers echter niet alleen een goede basis nodig, ze moeten zich ook permanent bijscholen. Behalve praktijkervaring moeten boeren continu nieuwe kennis vergaren door zich te informeren. Gespecialiseerde cursussen en voordrachten van de landbouworganisaties en de overheid worden actief gevolgd. Onderzoek- en proefcentra zijn belangrijke informatiebronnen voor het aanreiken van nieuwe toepassingen en het oplossen van praktische problemen. Met de evolutie van de landbouw en het uitgroeien van landbouwbedrijven tot echte ondernemingen, krijgt een landbouwer meer en meer administratie te verwerken. In de eerste plaats moet hij een bedrijfsboekhouding onderhouden. Daarnaast verplicht de overheid hem om voor zeer vele aspecten de nodige administratieve formaliteiten te vervullen. Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidies, is tevens een grondige aanpak van het papierwerk vereist. Het betekent wel dat de boer steeds meer tijd moet besteden aan beheer en organisatie van de papierstroom.
Bronvermelding
http://www.cagnet.be/ http://www.hetvirtueleland.be/tento/index_tento.asp http://watetenwemorgen.be/index.php?option=com_content&task=view&id=304&Itemid=528 http://europa.eu/pol/agr/index_nl.htm http://www.cagnet.be/files/studiedag_14_09_2005/belgische_landbouw_tekst.pdf http://www.erfgoedcelwaasland.be/images/filelib/Microsoft%20Word%20%20Infotekst_Landbouw_1924.pdf?PHPSESSID=2adf998a730d7c1a75a67169aecba93e http://www.open.ou.nl/wim/publicationspdf/onderwijs-landbouw.pdf
11
De groene revolutie Jonas Pattyn Wat is de Groene Revolutie? Een algemene beschrijving van het begrip luidt als volgt: de ontwikkeling waarbij verschillende factoren geïntroduceerd worden, met als doel meer opbrengsten trachten te creëren en in de behoefte van de eigen bevolking te kunnen voorzien. De nationale voedseltekorten konden op deze manier opgevangen worden. Het onderzoek, ontwikkeling en overdracht van technologie-initiatieven, vond plaats tussen 1943 en de late jaren 1970. Vooral de uitbreiding van de irrigatie-infrastructuur en de invoering van kunstmest en bestrijdingsmiddelen hadden een grote invloed op de landbouw. De term ‗Groene Revolutie‘ werd voor het eerst gebruikt in 1968 door de voormalige directeur van USAID (United States Agency for International Development), William Gaud. Hij citeerde: "Deze en andere ontwikkelingen op het gebied van de landbouw bevatten de ingrediënten voor een nieuwe revolutie. Het is niet een gewelddadige Rode Revolutie zoals die van de Sovjets, noch is het een Witte Revolutie zoals die van de Sjah van Iran. Ik noem het de Groene Revolutie." De Groene Revolutie verspreidde technologieën die al voordien bestonden, maar die werden buiten de geïndustrialiseerde landen nog niet op grote schaal gebruikt. William Gaud Twee revoluties In feite waren er twee revoluties. De eerste revolutie vond plaats in de ―westerse landen‖, de meer ontwikkelde en welvarende landen. Pas later kwam een tweede revolutie in de minder ontwikkelde landen. Deze voltrok zich vooral in Azië, omdat daar vooral een betere irrigatie nodig was en een goede infrastructuur aanwezig was. Door de irrigatie kwamen er meer gewassen en dus ook meer voedingsmiddelen, zodat er genoeg was voor de bevolking en er zelfs geëxporteerd kon worden.
De initiatiefnemers In de eerste plaats waren het de Britten en de Amerikanen die het initiatief namen voor de Groene Revolutie in de westerse, meer ontwikkelde landen. Dit kwam doordat zij een probleem zagen ontstaan in hun landen: een voedseltekort dreigde door de snel groeiende bevolking. Later namen de Amerikanen, Rockefeller en Ford Foundation het initiatief voor de revolutie in de minder ontwikkelde landen. Ook de Amerikaanse regering en de grote internationale bedrijven wilden na het 'verlies van China' (door de communistische revolutie) maar al te graag de onrust op het platteland van Azië een halt toeroepen. De Groene Revolutie zou het tovermiddel worden om dit te bereiken. In het Amerikaanse researchinstituut IRRI, gesticht door de Rockefeller en Ford Foundation, was een nieuwe 'wonder'-rijstvariëteit gekweekt. Deze zou de landbouwopbrengst enorm verhogen. De overvloed zou de druk van de ketel halen en voor 'vrede' zorgen.
12
Een pionier De nieuwe landbouwmethoden werden voor het eerst geïntroduceerd in Mexico door de 'vader van de Groene Revolutie' Norman Borlaug, een Amerikaanse plantbioloog die daar vanaf 1944 werkzaam was. Borlaug studeerde genetica en fytopathologie aan de Universiteit van Minnesota. Daarna nam hij een baan als landbouwkundig onderzoeker in Mexico. Hier ontwikkelde hij nieuwe tarwerassen die beter tegen ziektes konden en meer opbrengst hadden. Hij introduceerde deze nieuwe tarwes samen met andere moderne landbouwtechnieken in Mexico, Pakistan en India. De toepassing bleek zeer succesvol. Als gevolg hiervan werd Norman Borlaug tijdens een Mexico in 1963 een groot exporteur van tarwe. Tussen 1965 en conferentie (2003) 1970 werden de tarweoogsten in India en Pakistan bijna verdubbeld. Van veel landen waaronder China, Indonesië en India kan worden gezegd dat ze door deze revolutie zelfvoorzienend zijn geworden. Het verbouwen van nieuwe soorten en het toepassen van bovengenoemde maatregelen leidde namelijk tot een drie maal hogere opbrengst dan voorheen. Borlaug ontving voor zijn inspanningen in 1970 de Nobelprijs voor de vrede. "Norman Borlaug heeft meer levens gered dan wie dan ook in de geschiedenis”, zei Josette Sheeran, directeur van het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de Verenigde Naties.
De Groene Revolutie in Azië De Groene Revolutie wilde in de jaren 70 honger bestrijden met landbouwtechnische vernieuwingen als verbeterd zaaigoed, bestrijdingsmiddelen en meststoffen. Dit was belangrijk wegens de bevolkingsexplosie in onder andere Azië. Het probleem in die tijd was dat de rijstteelt de stijgende vraag maar moeilijk kon bijhouden. Rijst is er het basisvoedsel, zoals bijvoorbeeld aardappels in andere landen. Er moest dus een oplossing komen voor de tekorten en men begon middelen te zoeken om de opbrengsten te verhogen. Een rijstrevolutie In Azië is de rijstproductie sinds 1970 meer dan verdubbeld. Dit heeft een externe oorzaak. Dankzij een nieuw ontwikkelde rijstsoort konden de boeren wel drie keer oogsten in plaats van de gebruikelijke één tot twee keer. Dit zorgde voor een omwenteling in de landbouw. Dit alles had bovendien grote invloed op de mechanisering. Veel meer boeren gebruikten machines in plaats van werknemers om te oogsten. Velen geloven dat er zonder de zogenoemde Groene revolutie veel meer honger en ondervoeding zou geweest zijn. India bijvoorbeeld zag zijn jaarlijkse tarweproductie stijgen van 10 miljoen ton in de jaren 1960 tot 73 miljoen in 2006. Een gemiddeld persoon in de ontwikkelende wereld verbruikt nu ongeveer 25% meer calorieën per dag dan vóór de revolutie.
Vastlopende revolutie In India werd dankzij de Groene Revolutie de hongersnood verdreven door de industriële aanpak van de landbouw. Maar ruim veertig jaar na de veelgeprezen doorbraak van de jaren zestig loopt de revolutie vast. Het grondwaterpeil is dramatisch gezakt en steeds diepere waterputten drogen steeds sneller op. Ongedierte raakt resistent tegen de excessieve hoeveelheden bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Voor vele gewassen daalt de gemiddelde opbrengst per hectare. En tot overmaat van ramp stuit de Indiase agrarische export op de wereldmarkt op barrières vanwege het hoge gifgehalte in de producten.
13
Volgens gegevens van de VN is het aandeel van de Aziatische bevolking met chronische honger gestegen van 16 procent in 2006 naar 17 à 18 procent vorig jaar. Voor het eerst is weer een stijging te zien sinds de Groene Revolutie een dalende evolutie inzette. Volgens Hiroyuki Konuma, hoofd van de VN voedsel- en landbouworganisatie (FAO) in Azië, deden de nieuwe rijstsoorten de voorbije veertig jaar de opbrengst met 300 procent stijgen, waardoor de voedselprijzen met 40 procent daalden. Dat droeg bij tot een vermindering van het aandeel van mensen met chronische honger van 34 procent in 1970 tot 16 procent in 2006. De FAO betwijfelt of dit nog mogelijk blijft. De organisatie roept investeerders uit de openbare en private sector in de hele wereld op een reddingsactie op te zetten voor de kinderen die van chronische honger sterven. Food and Agricultural Organization
Volgens de FAO sterven dagelijks 14.000 kinderen van de honger, of 5 miljoen kinderen per jaar. De meeste van die kinderen sterven in Azië. "Dat is onaanvaardbaar", zei Konuma tijdens een persconferentie in Bangkok. "Van de 1,02 miljard mensen die honger lijden in de wereld, wonen er 642 miljoen in deze regio." De FAO-topman benadrukte dat "voedselzekerheid en landbouw voor het eerst sinds de Groene Revolutie terug zijn als prioriteit op de internationale ontwikkelingsagenda."
Hoe groter een boerderij, hoe efficiënter? Hoe groter een boerderij, hoe efficiënter, beweren voorstanders van industriële landbouw. En hoewel wordt toegegeven dat grootschalige boerderijen het verlies van familiebedrijven en landelijke gemeenschappen betekent, houden ze voet bij stuk dat dit nu eenmaal het onvermijdelijke gevolg is van efficiënte voedselproductie. Talrijke studies tonen echter aan dat kleine boerderijen in feite efficiënter zijn dan grote, industriële boerderijen. Als boerderijen groter worden, stijgen namelijk ook de productiekosten per eenheid, omdat grotere oppervlakten duurdere machines vereisen en meer chemische toevoegingen om de gewassen te beschermen. Die werkwijze tast de bovengrond aan, de meest vruchtbare aarde. In Europa en de Verenigde Staten verdwijnt de bovengrond zeventien keer sneller dan de natuur haar kan aanmaken. Grootschalige, industriële landbouw betekent vaak het aanleggen van een monocultuur van één enkel gewas. Dat ondermijnt de genetische zuiverheid van gewassen, waardoor ze meer ontvankelijk worden voor ziekten. Daarom hebben de gewassen meer bestrijdingsmiddelen nodig om evenveel te kunnen opleveren. Dat groter door sommigen gelijk wordt gesteld aan efficiënter, komt mede door een definitieprobleem. Een graanboer wordt bijvoorbeeld beoordeeld op hoeveel ton graan hij produceert per hectare. De hoogste opbrengst van een enkel gewas als graan kan - inderdaad - het beste worden bereikt door het op grote, industriële schaal te planten in een monocultuur die eenvoudig is te behandelen met zware machines en intensief gebruik van chemicaliën. Kleine boerderijen kunnen hiermee nauwelijks concurreren. Maar, kleinschalige boeren zijn geneigd om verschillende gewassen tegelijk te verbouwen. Daardoor kunnen in de lege ruimten waar op akkers met monoculturen anders onkruid groeit, andere gewassen groeien. Ze zullen ook eerder gewassen laten rouleren per seizoen of combineren met veehouderij, zodat de mest de vruchtbaarheid van de grond kan aanvullen. Als we dit op deze manier bekijken, blijken de kleinschalige boeren veel meer per eenheid te produceren dan grootschalige. Hoewel de opbrengst per gewas lager mag zijn, is de totale opbrengst per hectare aanzienlijk hoger.
14
Verschillende overheidsrapporten erkennen dat kleinschalige boerderijen zo'n twee tot tien keer meer per hectare produceren dan grotere.
Bronnen http://dier-en-natuur.infonu.nl/diversen/56292-de-groene-revolutie.html http://nl.wikipedia.org/wiki/Norman_Borlaug http://nl.odemagazine.com/doc/0021/groene-revolutie-loopt-vast/ http://www.scholieren.com/werkstukken/34777 http://www.mo.be/index.php?id=63&tx_uwnews_pi2[art_id]=28780&cHash=a9736cb50e http://nl.odemagazine.com/doc/0056/Mythe-4-Industri%C3%ABle-landbouw-is-effici%C3%ABnt/
15
Het wereldvoedselprobleem: een kwestie van rechtvaardigheid Danielle Decancq
De wereldvoedselsituatie: een blijvend probleem Wereldwijd wordt voldoende voedsel geproduceerd voor alle mensen op de hele aarde. Ondanks dit heeft een groot deel van de wereldbevolking dagelijks honger. Ongeveer 800 miljoen mensen zijn ondervoed, bijna twee miljard mensen hebben voedingsproblemen en in de toekomst worden nog veel meer mensen met honger en ondervoeding bedreigd. Veel Westerse landen richten zich op armoedebestrijding in de Derde Wereld. Wereldwijd bestaat er brede overeenstemming over waar ontwikkelingssamenwerking toe moet leiden. Dit is vastgelegd in de ‗Millennium Doelen‘, zoals aangenomen door de Verenigde Naties. Hierin is geformuleerd wat de wereldgemeenschap in 2015 wil hebben bereikt, zoals halvering van het aantal mensen dat onder de armoedegrens van één dollar per dag moet leven. Armoede is een complex vraagstuk dat reikt van de geërodeerde akkers van boeren in Tanzania tot de hogere veiligheidseisen in vluchtelingenkampen tot de discussie binnen de WTO over het patentrecht. Effectieve armoedebestrijding houdt niet alleen rekening met al die verbanden, maar gaat ook kritisch na welke rol de diverse factoren spelen. Regeringen in ontwikkelingslanden, de maatschappelijke groeperingen in Noord en Zuid, internationale organisaties en het particuliere bedrijfsleven spelen allemaal hun eigen rol. Inzicht in dat krachtenveld is onontbeerlijk. Deze complexe problematiek, die vooral het gevolg is van armoede, wereldwijde conflicten en ingewikkelde handelsstructuren, wordt het wereldvoedselsvraagstuk genoemd.
Eén van de vele mogelijke illustraties van het wereldvoedselprobleem…
16
... naast zovele andere…
17
Het wereldvoedselprobleem: geen kwestie van hoeveelheid voedsel Het probleem is niet dat er te weinig voedsel is, maar de gebrekkige verdeling ervan. Veel mensen hebben op de een of andere manier geen toegang tot het voedsel. Enkele decennia geleden dacht men nog dat het tekort aan voedsel opgelost kon worden door het opvoeren van de voedselproductie in ontwikkelingslanden. De toegenomen productie heeft misschien wel positieve effecten gehad. Gezien de enorme bevolkingsgroei zou er zonder de ‗groene revolutie‘ misschien meer schaarste aan voedsel zijn geweest en daarmee een groter hongerprobleem, vooral bij de groepen met een lager inkomen. Ook al is er anno 2010 meer dan voldoende voedsel om de wereldbevolking te voeden, sommigen vinden dat een verdere ontwikkeling van de landbouw onmisbaar is om honger en ondervoeding te bestrijden. Volgens wetenschappers kan landbouw bijdragen aan de bestrijding van armoede en dit omdat het een rol kan spelen als startmotor voor economische ontwikkeling, en verder omdat dit het risico verkleint dat er over 25 jaar wel een absoluut tekort aan voedsel is. Verdere ontwikkeling van landbouw staat echter niet gelijk aan meer ―groene revolutie‖ en meer industriële landbouw. Terugkeer naar kleinschalige, gemengde landbouw is aangewezen (zie hiervoor andere papers in dit boek, nl. over ―De Groene Revolutie‖, over ―soja‖ en over ―Vandana Shiva‖). Essentieel is inderdaad deze vaststelling: hoewel door de zo geheten ‗groene revolutie‘ het voedselaanbod sterk is gestegen, is het probleem daarmee niet opgelost. Soms werden de problemen zelfs groter, doordat voor de teelt van nieuwe producten extra kennis, kunstmest en bestrijdingsmiddelen nodig waren. Hierover beschikten de kleine boeren in de arme landen niet. Deze boeren konden niet mee in de concurrentieslag en gingen er in inkomen juist op achteruit. Er zijn dus andere maatregelen nodig om de armoede in de Derde Wereld te bestrijden. Een groot aantal particuliere organisaties in binnen- en buitenland richten zich op het verbeteren van de leefomstandigheden van de bevolking in de arme langen en werken daarmee aan de verkleining van het wereldvoedselprobleem. De methoden van deze organisaties verschillen van het verstrekken van directe hulp tot het aangaan van zeer vergaande vormen van samenwerking. Hulp (liefdadigheid) zal echter niet volstaan het probleem ten gronde op te lossen. Er is meer rechtvaardigheid nodig.
Het wereldvoedselprobleem: een kwestie van rechtvaardigheid Om mensen in staat te stellen uit vicieuze cirkels van armoede en voedselonzekerheid te breken, kan herverdeling van eigendomsrechten over land, water en dergelijke nodig zijn.
Ook de internationale handelsbetrekkingen spelen een cruciale rol. De boeren uit de arme landen kunnen – zoals hierboven reeds gezegd – niet concurreren met de producenten uit de rijke landen. Boeren uit Congo bijvoorbeeld geraken hun gekweekte kippen of uien niet kwijt op de markt, omdat er goedkopere kippen of uien uit de Europese landen ingevoerd worden. De Europese kippen of uien zijn
18
goedkoper door de Europese landbouwsubsidies. Het gevolg is dat de Congolese boeren geen inkomen hebben en daarom arm blijven en soms honger lijden – je kan niet overleven met uien alleen. De internationale handelsbetrekkingen zullen dus door nieuwe, rechtvaardige regels moeten geregeld worden. Organisaties zoals 11.11.11 en Vredeseilanden stellen zich tot doel – naast het inzamelen van geld voor directe hulp – om deze analyse bekend te maken hier bij ons.
19
Soja: de plant en het bijhorende landbouwmodel Evi Vanhooren De sojaboon is een peulvrucht die als grondstof dient voor veel sojaproducten. Soja bevat 18% vet en 43-49% eiwit. Sojaolie is de meest geconsumeerde plantaardige olie wereldwijd, en sojaschroot (ook: sojameel) is verreweg de belangrijkste bron van plantaardig eiwit voor veevoeders. De meeste sojabonen zijn geel, maar er bestaan ook zwarte, bruine en groene rassen. De sojaplant groeit in een warm en vochtig klimaat. Soja is van oorsprong een subtropische plant maar kan nu door veredeling verbouwd worden tot op 52° noorderbreedte. Vorst is dodelijk voor de sojaplant. Het duurt tussen de 150 en 200 dagen voor ze volgroeid is. Ze is dan 80 cm hoog en heeft kleine, witte of paarse bloemetjes waaruit peulen groeien die 1 tot 4 bonen dragen. Bijzonder is het vermogen van de plant om stikstof dat zich in gasvorm in de lucht bevindt, tot vaste stof te binden en aan het wortelgestel van de plant af te zetten. Dat gebeurt in samenwerking met de bacterie Rhizobium in een vorm van symbiose. Het is een soort van natuurlijke bemesting met nitraten waardoor de kwaliteit van de grond verbetert.
sojabonen
Geschiedenis De huidige plant stamt vermoedelijk af van een in Centraal China voorkomende wilde peulvrucht. De sojaboon komt oorspronkelijk uit het Verre Oosten. Daar is de soort al duizenden jaren (de vroegste datering stamt uit het jaar 2838 vóór Christus, uit het boek van 'Pen Ts'oa Kong Mu') een belangrijk bestanddeel van het voedselpakket en werd in het Chinese keizerrijk zelfs beschouwd als een van de vijf heilige gewassen, naast rijst, tarwe, gerst en gierst.
Gebruik In Oost- en Zuidoost-Azië wordt de sojaboon grotendeels voor menselijke consumptie gebruikt, onder meer in de vorm van tofoe, tempeh, sojasaus, sojamelk en sojaolie. In de westelijke wereld wordt het gewas hoofdzakelijk gebruikt voor de productie van plantaardige olie en veevoeder. De meeste soja - zo'n 90% van de Nederlandse invoer - wordt gebruikt voor veevoer. Voor één kilo vlees (eiwit) is zo'n vijf kilo soja-eiwit nodig. Nederland is na China de grootste importeur van soja ter wereld. Vanuit Nederland wordt een groot deel van de Noordwest-Europese intensieve veehouderij (kippen, varkens, kalveren) van veevoer voorzien.
Allergie Sommige mensen kunnen allergisch reageren op de eiwitten in soja.
20
Dit kan zich onder meer uiten in orale allergie (jeuk in de mond), urticaria (bulten), roodheid en/of jeuk van de huid, die optreedt binnen een uur na consumeren van de bonen. Zeer uitzonderlijk kan een 3 gevaarlijker reactie optreden, nl een anafylactische shock , die onmiddellijke medische behandeling vereist. Bij baby's kan soja allergie zich uiten in de vorm van eczeem.
Wereldproductie
Kaart van de tien landen met de grootste sojaproductie Sinds 1945 is soja al het belangrijkste olie – en proteïnehoudende gewas in de wereld. In 1949 werd slechts 12.4 miljoen ton geproduceerd van dit gewas, in 1979 was dit al 94 miljoen ton en in 2000 was dit 162 miljoen ton. Vorig jaar werd er wereldwijd 212 miljoen ton soja geproduceerd. Tot 1995 waren de Verenigde Staten de belangrijkste producent en exporteur van soja. Sinds 1995 breidt het soja-areaal in Zuid-Amerika zich sterk uit. De toename de laatste jaren was vooral het resultaat van nieuwe gronden die hiervoor ontgonnen werden en soja die geteeld werd ten koste van andere gewassen. Grootschalige, geïndustrialiseerde productie verving vaak kleinschalige, gediversifieerde landbouw. Vanaf eind jaren ‗60 is de productie in Zuid-Amerika toegenomen om aan de vraag vanuit Europa en Azië te voldoen.
De sojaketen Als de soja is geoogst, wordt deze bewaard in collectieve silo‘s. Hier worden de verschillende sojavariëteiten, afkomstig van verschillende boeren door elkaar gemengd. Het is dan ook een bulkproduct. De identiteit van ras en teler gaan al vroeg in de keten verloren. Soja-opslag, -handel, -transport en het crushen (waarbij de sojaolie uit de sojaboon geëxtraheerd wordt) zijn grotendeels in handen van vier grote buitenlandse handelsmaatschappijen: Bunge, ADM, Cargill en Dreyfus, ook wel bekend als ‗the big four‘. Bij het crushen komt 18% sojaolie vrij; dit wordt gebruikt door de Europese food en non-food industrie. Het grootste deel van de sojabonen wordt lokaal gecrusht, waarna het merendeel van het sojaschroot alsnog geëxporteerd wordt om er veevoer van te maken.
proces van verwerken van soja 3
Anafylaxie is een medische term voor een snelle systemische allergische reactie, die ook vaak een anafylactische schok wordt genoemd.
21
grafiek veeteelt
Traders en Crushers
voorbeelden van crushers Er is en hoge concentratie van de macht bij enkele bedrijven. ADM, Bunge, Cargill (allemaal US), Dreyfus (Frankrijk) en Maggi (Brazilië) domineren de handel en crushing capaciteit in de VS en Latijns-Amerika. ADM, Bunge, Cargill bezitten samen 80% van de Europese Crushing capaciteit.
Voorbeeld van een productieproces: Alpro soya 1. 2. 3. 4. 5.
Verwijderen van de buitenste laagjes van de sojabonen Blancheren in heet water Fijnmalen en koud water toevoegen Sojadrink scheiden van de pulp (okara) Extra ingrediënten toevoegen om zo verschillende sojaproducten te bereiden: Drinks, Desserts, Cuisine (plantaardig alternatief voor room) en Yofu (plantaardig alternatief voor yoghurt).
Kritiek op soja De uitbreiding van het soja-areaal brengt ernstige sociale en milieuproblemen met zich mee, zoals werkloosheid, verminderde voedselzekerheid, onteigening van land, aantasting van natuurreservaten, ontbossing, erosie en watervervuiling door landbouwchemicaliën.
22
4
Daarnaast is de sojaboon vaak in opspraak vanwege genetische modificatie . Om die reden gebruiken Europese fabrikanten nauwelijks meer sojaolie in voedingsmiddelen. Veevoer bevat echter wel hoge percentages genetisch gemodificeerde soja. Producten voor menselijke consumptie, zoals producten met het EKO-keurmerk5, bevatten echter enkel niet-gemodificeerde soja. De niet-gemodificeerde sojabonen worden voor een groot deel geïmporteerd uit Brazilië. Gemodificeerde soja komt voornamelijk uit Argentinië.
Interview met Luc Vankrunkelsven Luc Vankrunkelsven is een Vlaams Norbertijner pater en landbouwpublicist. Vankrunkelsven richtte in 1990 de organisatie Wervel (werkgroep voor rechtvaardige en verantwoorde landbouw) op. Op zondag 21 november 2010 hield hij een lezing op onze school.
Wat is er mis met soja? Luc Vankrunkelsven: "Op zich is soja geen probleem. Het is een prachtige plant die stikstof uit de lucht haalt en die in een teeltrotatie-systeem eigenlijk goed zou kunnen functioneren. Het probleem is de monocultuur van soja in het industriële 'exportlandbouw'-model. Blairo Maggi, de grootse sojaboer ter wereld, heeft 150.000 hectare soja in monocultuur. Dàt is een probleem, zowel ecologisch ontbossing, watervergiftiging - als op het vlak van mensenrechten. En het probleem is natuurlijk ook dat meer dan 70 procent van alle soja in de wereld verdwijnt in de magen van kippen, varkens, kalkoenen, vissen en, in mindere mate, de melk- de rundveehouderij. Sinds veertig jaar kennen we hier de intensieve varkens- en kippenhouderij, en die is helemaal gebaseerd op maïs (voor energie) en soja (voor eiwitten). De maïs kunnen we zelf kweken, de soja voeren we in. Dat gaat om enorme volumes. De ecologische kringloop is letterlijk verbroken, zowel ginder als hier. Er is een ongelooflijke drainage uit Amerika, en wij zitten met reusachtige mestoverschotten." Het probleem is dus niet de sojaplant maar ons landbouwsysteem? "Er zijn eigenlijk twee conflicterende landbouwmodellen: de industriële landbouw en de boerenlandbouw ('agriculture paysane' in het Frans). In Vlaanderen is dat conflict minder zichtbaar, maar in Brazilië zie je het heel scherp. Je hebt enerzijds ongeveer vier miljoen boerengezinnen met een klein bedrijf van twee tot tweehonderd hectaren, en anderzijds enkele tienduizenden bedrijven met twee- tot zeshonderduizend hectaren. In die kapitalistische landbouw staan soja en maïs centraal: zij investeren niet meer in voeding maar in veevoeding. Dat industriële landbouwmodel is ook makkelijk te mechaniseren, waardoor het zeer arbeidsuitstotend is en sociaal heel veel mensen marginaliseert. Het probleem zal nog toenemen met de opkomst van de biodiesel-industrie. In Gent is er een bedrijf dat zich daarin specialiseert: de soja voert het in vanuit Brazilië, het koolzaad vanuit Canada. Dat is helemaal niet groen te noemen." De stijl van je boek ( „Dageraad over de akkers – soja anders‟) is heel persoonlijk. De korte hoofdstukjes staan vol anekdotes en voorbeelden. Hoe kwam het eigenlijk tot stand? 4
Genetische modificatie is het veranderen van de erfelijke (oftewel genetische) eigenschappen van een levend organisme. Dat gebeurt door wijzigingen te maken in het DNA, de stof die drager is van erfelijke eigenschappen. 5 Ieder biologisch bedrijf wordt gecontroleerd door Skal. Deze controleorganisatie ziet er streng op toe dat het bedrijf zich aan de EKO-eisen houdt. Wie aan de voorschriften voldoet, mag het product "biologisch" noemen en het EKO-keurmerk gebruiken.
23
"Het boek is gegroeid vanuit mijn 'flitsen' – e-mails - over en weer tussen België en Brazilië. We hadden een project rond 'soja en de Wereldhandelsorganisatie' (WTO), met boeren van hier zowel als ginder. In dat kader schreef ik mails die werden gepubliceerd op de websites van Wervel en van Fetraf, de boerenvakbond waarvoor ik werk in Brazilië. Zo ontstond een eerste boek, dat ook in het Portugees verschenen is: Kruisende schepen in de nacht. Dat was vooral een aanklacht over soja als sociaal, economisch en politiek probleem, zowel ginder als hier. Het nieuwe boek past in een nieuw project, 'Verder dan de soja'. Het gaat meer over de creativiteit waarmee boeren ondanks alles nieuwe wegen gaan - zowel ginder als hier - om de kringlopen te herstellen, boerenmarkten te creëren, ... Het gaat over alternatieven." Wat stelt Wervel voor? "We proberen de enorme toevloed van meer dan 37 miljoen ton soja die hier binnenkomt wat te milderen, en tegelijkertijd lokale alternatieven te zoeken, zoals grasklaver voor rundvee, hennep, ... Ook minder vlees eten is één van de thema's die in het boek vaak terugkomen." Kan je ook even uitleggen waar dat idee van instaptheater (een vernieuwende theatervorm waarbij het publiek bij de voorstelling wordt betrokken) vandaan komt? "We baseren ons op Augusto Boal. Zijn 'theater van de onderdrukten' verwijst naar de 'pedagogie van de onderdrukten' van Paolo Freire. Boal heeft dat toegepast op theater en in Rio de Janeiro, in de favella's enzo, samen met de mensen toneel gespeeld - met de bedoeling om hun eigen realiteit uit te beelden. Enkele acteurs spelen op straat een kwartiertje de problematiek na en springen daarna in het publiek, terwijl het publiek in het stuk kan springen.
Bronnen
http://www.wervel.be/soja-themas-71/de-sojaketen-themas-105 http://nl.wikipedia.org/wiki/Sojaboon http://nl.wikipedia.org/wiki/Wervel_vzw http://www.wervel.be/soja-themas-71/wereldproductie-soja-themas-155 http://www.alprosoya.be/wat-is-soja-be/sojaboon-gezonde-voeding.html http://www.wervel.be/soja-themas-71/wat-is-soja-themas-108 http://www.indymedia.be/index.html%3Fq=node%252F23955.html http://nl.wikipedia.org/wiki/Luc_Vankrunkelsven http://www.west-vlaanderen.be/provincie/Nieuws/Documents/nieuws/persberichten/2005/PB2005-275.pdf
24
Veranderingen op vlak van voedseldistributie
Van kruidenier tot hypermarkt Lisa Steyaert
1. Evolutie winkels in de 20e eeuw Inleiding De ontwikkeling van kruidenierswinkel, een kleine bedieningszaak, gedreven door een kruidenier met zijn gezin, tot een supermarkt was geen autonoom gebeuren. De grote technische en wetenschappelijke ontwikkelingen in de 20e eeuw, de opkomst van de auto, telefoon, radio en televisie, verbeteringen in de levensmiddelentechnologie en in de verpakkingsmogelijkheden, de algemene verhoging van het welvaartsniveau, dat alles heeft geleid tot grote veranderingen in het maatschappelijk leven. De kruidenier heeft steeds opnieuw getracht de bedrijfsvoering te optimaliseren door binnen die veranderingen een passende rol te zoeken.
Bedieningswinkel Tot in de jaren vijftig was de kruidenierswinkel een bedieningswinkel. De kruidenier ontving van de grossier de artikelen in grootverpakking. Suiker werd geleverd in papieren balen van 50 kg; erwten, bonen, rijst etc. in grote jutezakken; snoep en koekjes in dozen, trommels en potten; zout, stroop en zuurkool in grote vaten. Het aantal artikelen dat door de fabrikant of grossier in consumentenhoeveelheden was voorverpakt was betrekkelijk gering. De kruidenier had dus een dubbele functie, zowel het verpakken van de goederen naar kleine hoeveelheden als de distributie naar de consument. De inrichting van de kruidenierswinkel was daarop afgestemd en was goed vergelijkbaar met de manier waarop nu de winkel van de banketbakker, de groenteboer en de slager nog zijn ingericht. Typerend voor de bedieningswinkel zijn lange toonbanken, met kasregister en weegschalen, daarachter wandstellingen met open bakken met producten. De kruidenier verzamelde de door de klant gewenste artikelen, en woog door de klant gewenste hoeveelheden af. Aan die weegschaal dankt de kruidenier waarschijnlijk de negatieve connotatie waarbij men spreekt van "kruideniersgeest" of "kruideniersmentaliteit". Met de lage winstmarges van 15-20% op de inkoopprijs kon hij het zich niet permitteren enig overgewicht te verstrekken op de door de klant gevraagde hoeveelheid.
Zelfbedieningswinkel In 1917 werd in de Verenigde Staten van Amerika het zelfbedieningssysteem gepatenteerd door Clarence Saunders. In 1948 werd het concept door de Gebr. Van Woerkom (Nijmegen) in Nederland geïntroduceerd. De lange toonbanken met weegschalen verdwenen uit de winkel. Alle artikelen werden voorverpakt en voorzien van een prijs gerangschikt op stellingen en gondola's. Bij de ingang kon de klant een winkelmandje nemen en zelf de gewenste artikelen uitzoeken en verzamelen. Het was nog geenszins zo dat groothandel of fabrikant kleinverpakkingen met consumentenhoeveelheden leverden. De kruidenier verplaatste slechts de weegschalen en toonbanken naar een ruimte achter de winkel. Toch bleek het zelfbedieningsconcept zowel voor de klant als voor de kruidenier aantrekkelijk.
25
De klant stelde het op prijs zelf de artikelen uit te kunnen zoeken en een keuze te kunnen maken. De kruidenier kon zijn tijd efficiënter indelen, de klantenluwe periodes gebruikte hij om de goederen af te wegen en te verpakken. Voor de kruideniers was het duidelijk dat de overschakeling naar zelfbediening slechts de opmaat was voor grotere veranderingen. Ook de noodzaak van assortimentsverbreding diende zich aan. Aangezien in de jaren vijftig en zestig voor de verschillende detailhandelsbranches verschillende wettelijk vereisten voor vakbekwaamheid golden, gingen kruideniers massaal aan de studie, om naast het "vakdiploma voor het kruideniersbedrijf" ook te beschikken over de diploma's "vakbekwaamheid voor de detailhandel in aardappelen, groenten en fruit" en "vakbekwaamheid voor de kleinhandel in vlees".
Supermarkt Al vrij kort na de introductie van de zelfbedieningswinkel werden de eerste supermarkten geopend. Evenals de zelfbediening is dit concept uit de Verenigde Staten geïntroduceerd. Kruideniers afficheerden zich de eerste jaren, ter onderstreping van het moderne imago, dan ook graag met de Engelse term "supermarket". Kenmerkend voor de supermarkt is dat ten opzichte van de zelfbedieningswinkel een dieper en vooral breder assortiment wordt aangeboden. Naast de normale 'droge' kruidenierswaren kan men er ook verse levensmiddelen kopen, zoals brood, zuivel, groenten en fruit en vers vlees. Daarnaast biedt de supermarkt een zekere keuze in huishoudelijke artikelen, klein textiel, papier- en schrijfwaren, boeken en tijdschriften en dergelijke aan. Gezien het bredere artikelassortiment heeft de supermarkt meestal een grotere winkelvloeroppervlakte dan de zelfbediening. De gemiddelde vloeroppervlakte van de supermarkt in 2006 is in Nederland 528 m²; in grootschalige Nederlandse winkelcentra heeft de gemiddelde supermarkt een verkoopvloeroppervlakte van ca. 1500 m².
Hypermarkt en harde discounter De hypermarkt is een grootschalige combinatie van het productassortiment van de supermarkt en het warenhuis. Waar de grootste supermarkt een verkoopvloeroppervlakte heeft tot 3000 à 4000 m², is de omvang van een hypermarkt zo'n 15.000-25.000 m². Vanwege de grootschaligheid met het bijbehorende consumentenverkeer is de hypermarkt aangewezen op vestiging buiten de bebouwde kom. Naast de tendens het assortiment in de supermarkt steeds meer te verbreden is er de formule van de harde discounter ontstaan. De concurrentie om de consument wordt gevoerd met een beperkte dienstverlening en een beperkt assortiment tegen de laagste prijzen. De ketens Aldi en Lidl staan hierom bekend.
2. Een voorbeeld: de groentewinkel Vroeger was het voor de groenteman gemakkelijker als tegenwoordig. Toen was het voldoende als er groente en fruit in de winkel te koop was. In de winter waren er andere soorten produkten te koop dan in de zomer. In de winter aten de mensen vooral koolsoorten en stampotten. Gewoon omdat er niet anders te koop was of omdat het anders te duur werd. De vrouwen werkten toen meestal niet buiten het huis, dus hadden ze alle tijd om aandacht aan het eten te besteden, vooral als iets lang moest koken. In de zomer was er vooral veel spinazie en andijvie te krijgen, omdat dat dan door het warmere weer buiten kon groeien. Hetzelfde geldt voor fruitsoorten, zoals: aardbeien, aalbessen, pruimen, druiven, perziken enz.. In de winter waren er hoofdzakelijk appels, sinasappels en peren verkrijgbaar.
26
Tegenwoordig zijn er veel groente speciaalzaken waar naast het normale assortiment ook kant en klare maaltijden te koop zijn. Dat komt omdat tegenwoordig mannen en de vrouwen beiden werken dus niet veel tijd meer over hebben om aan het eten te besteden. De kant en klare maaltijden worden dan even in de magnetron opgewarmd, waarna ze het eten op tafel kunnen zetten. Maar de groenteman moet daardoor veel meer arbeid verrichten, ook om alles zo hygiënisch mogelijk klaar te maken en om zoveel mogelijk vitamines te behouden. De tegenwoordige groenteman kan je daarom ook een beetje vergelijken met een kok. Door het gebruik van kassen, en nieuwe teeltmethoden zijn de groente- en fruitsoorten veelal het hele jaar door te koop en niet alleen in bepaalde seizoenen. Sommige fruitsoorten als kiwi‘s, sinaasappels en bananen groeien niet in Nederland en moeten vanuit het buitenland worden geïmporteerd. De prijs ligt daardoor wel iets hoger. Het aantal groentewinkels is vergeleken met vroeger sterk verminderd. Dit komt vooral door de komst van supermarkten waar ook van alles te koop is. Zij zijn een grote concurrent voor de groentewinkel, omdat zij veelal meer inkopen dus een goedkopere prijs kunnen bedingen bij de groothandel. Het is voor de mensen ook vaak gemakkelijker om samen met de andere boodschappen meteen het groente en fruit mee te nemen. De kwaliteit van een goede groentewinkel is wel vaak beter dan de supermarkt, dus alle waar is naar zijn geld.
De kruidenier vroeger Ken je nog die winkels van vroeger met allemaal schappen en vakken Alles was zichtbaar opgesteld in glazen potten en in pakken De klant was er toen nog koning een kilo suiker werd afgewogen Er was altijd een gezellig praatje je werd ook nooit bedrogen Het waren nog bedieningszaken alles werd voor je gedaan De koffie werd nog vers gemalen zie nostalgie nog in de winkel staan Natuurlijk moest je met de tijd mee er werden andere eisen gesteld Maar voor vele kleine zelfstandigen waren daarmee de dagen geteld erje Gedicht uit http://www.gedichten-freaks.nl/412642/
Bronnen
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kruidenier#De_kruidenier_in_de_20e_eeuw http://nl.wikipedia.org/wiki/Supermarkt http://buurtwinkels.ahm.nl/page/1144 http://www.scholieren.com/werkstukken/8491 http://www.gedichten-freaks.nl/412642/
27
DDT, godsgeschenk of Pandora‟s doos? Brecht Ostyn Geschiedenis Er was een tijd dat men een onwrikbaar vertrouwen had in de mogelijkheden van de chemie. Met nieuwe kunststoffen werden de mooiste producten gemaakt, chemie was de motor achter de ontwikkeling van nieuwe medicijnen en de landbouwproductie kon tot grote hoogten worden opgevoerd dankzij effectieve bestrijdingsmiddelen. Zo ook werd DDT ontdekt. DDT, voluit DichloorDifenylTrichloorethaan, werd ontdekt in 1874, maar het duurde tot 1939 voordat een Zwitsers chemicus, Paul Hermann Müller, er een insecticide in herkende. In 1948 kreeg hij voor deze ontdekking de Nobelprijs voor de fysiologie of de geneeskunde. Het gebruik van DDT steeg wereldwijd drastisch na de Tweede Wereldoorlog, dit om zijn efficiëntie tegen malariadragende muggen. De Wereldgezondheidsorganisatie schat dat DDT zo‘n 25 miljoen levens redde. DDT scheen de ideale insecticide te zijn: het was goedkoop en het had een relatief lage toxische invloed op zoogdieren.
Paul Müller
Jarenlang werd DDT gebruikt als insectenverdelger om dodelijke ziekten te bestrijden, gewassen en planten te beschermen en waterlopen vrij van muggen te maken. Al gauw werd DDT ook aangewend in volksgezondheidsprogramma‘s. En niet zonder resultaat. In een paar jaar tijd werden in de Verenigde Staten en in Europa dodelijke ziektes die door vlooien, muggen en ander ongedierte worden overgebracht, zo goed als uitgeroeid. Dat gold onder meer voor de pest, malaria en vlektyfus. Ook in de landbouw was DDT een absoluut succesverhaal. Kevers, sprinkhanen en andere insecten kregen geen kans meer om ooit nog een oogst te vernielen. En zelfs als er geen gevaar was voor ziekten of een slechte oogst werd DDT gebruikt. Straten, tuinen, vijvers, zelfs hele steden werden bestoven. Nooit meer lastige muggen of vliegen. Iedereen was dolenthousiast.
In de jaren 1950 werd veel reclame gemaakt voor het “wondermiddel” DDT. 28
Einde jaren ‘40 begonnen problemen veroorzaakt door een overmatig gebruik zich echter af te tekenen. Vele insectensoorten bleken een weerstand tegen het gif te hebben opgebouwd. Vissen daarentegen niet, meer zelfs, het vergif beïnvloedde hun hormonen, wat ertoe leidde dat hun voortplanting werd verstoord. Ook amfibieën die volgens een natuurlijk proces tijdens hun leven veranderen van geslacht, kregen het moeilijk, wat hele populaties op wankel zette. Amerikaanse wetenschappers rapporteerden eind jaren 50 dat de fuut bijna uitgestorven was. In Engeland ontdekken ornithologen dat de slechtvalk nog weinig eieren legde. In veel valkennesten lag er slechts één ei, waarvan de schalen schrikbarend dun waren. Ook hier blijkt DDT de schuldige. In 1962 brengt de Amerikaanse biologe Rachel Carson het boek Silent Spring uit. Het boek stelt het gebruik van grote hoeveelheden chemicaliën in vraag en legt verbintenissen tussen actuele gebeurtenissen en DDT. Ze suggereert eveneens DDT en andere pesticiden als de oorzaak van kanker. Het boek opende de ogen van de massa, dit leidde in 1972 tot een verbod van DDT in de VS (zie ook DDT restricties). Later werd tijdens de Stockholm Conventie een quotum opgelegd, weliswaar op het gebruik ervan, niet op de productie. Dezelfde VS produceerde nog tot in 1991 gemiddeld 92 ton DDT per jaar, dienend voor export. 38 landen verbieden het gif, waarvan op z‘n minst 26 landen het compleet verbieden en het bij de 12 andere landen streng wordt beperkt. In latere gevallen, is het toegestaan bij overheidsorganisaties voor speciale programma‘s. Enkele landen, waar het verboden is: België (1975), Canada (1985), Chili (1985), Cuba (1970), Liechtenstein (1986), Polen (1976), Singapore (1984), Zwitserland (1986).
Momenteel wordt de insecticide nog in ontwikkelingslanden ingezet. Dit omdat het gebruik van kleine hoeveelheden DDT tegen malaria door het sprayen van muren in huizen vaak nog steeds succesvol blijkt. De schade op mens en milieu blijven hierbij ook miniem. En gezien de daling van malariatransmissie tot 90% die er op volgt, wordt het daarom aanbevolen door de WHO. Ook al gaat de malariamug niet dood van de DDT, de mug verblijft niet graag op met DDT behandelde oppervlaktes. Het verbieden van DDT als middel bij de malariabestrijding heeft dan ook vele doden tot gevolg gehad.
Silent Spring Vogels speelden een grote rol in het scheppen van bewustwording in de milieuproblematiek. Veel mensen beschouwen uit 1962 van Rachel Carson dan ook als de grondslag van de moderne milieubeweging.
Carson vestigde de aandacht van het publiek op de schade die DDT aanbrengt. Het verhaal vangt aan met deze woorden: "It was a spring without voices. On the mornings that had once throbbed with the dawn chorus of robins, catbirds, doves, jays, wrens, and scores of other bird voices there was now no sound; only silence lay over the fields and woods and marsh." (Het was een geluidloze lente. Op de ochtenden die ooit vol waren van ochtendliederen van roodborstjes, katvogel, duiven, gaaien,
29
winterkoninkjes en tal van andere vogels, was er nu geen geluid meer. Enkel stilte lag over de velden en bossen en moerassen). Toch kwam Silent Spring zwaar onder kritiek te staan, dit vooral door de pesticidenindustrie en entomologen. Gelukkig doorstond het boek de tand des tijd en wordt overmatig gebruik van bestrijdingsmiddelen dezer dagen erkend als een bedreiging voor zowel de vogelgemeenschap, als de mens. De potentiële dodelijke impact van DDT op vogels werd voor het eerst opgemerkt tijdens de late jaren ‘50, wanneer men een kolonie kevers had besproeid en dit tot een slachting van roodborstjes in de wijde omgeving leidde. De vogels hadden namelijk regenwormen gegeten, die op zich het gif hadden opgenomen. Het probleem ligt hem vooral in de hardnekkigheid van het gif, door het bestaan van de voedselpiramide heeft dit gif de neiging zich te concentreren. De vissen op zich hebben dan misschien wel weinig DDT in hun vet zitten, maar zeevogels eten meerdere vissen. Dit kan ervoor zorgen dat relatief kleine concentraties aanwezig in waterplanten en plankton voor hoge concentraties zorgen in grote predatoren, als meeuwen, sterns, aalscholvers, reigers, jan-van-gents en visarenden. Een bijkomend probleem is dat hoe hoger men komt te staan in de voedselpiramide, des te hoger de levensverwachting is en men dus in die tijd meer DDT kan opnemen. Ook wordt het gif niet snel opgenomen door het lichaam (hetzij nu van een dier of een mens) en wordt daarom opgeslagen in vetcellen. De biologische halfwaardetijd van DDT is ongeveer acht jaar, m.a.w. het duurt ongeveer 8 jaar voordat de helft van het opgenomen DDT door het lichaam is verwerkt. Als in die tijdsspan de inname van het gif op een sneller tempo gebeurt dan het wordt verwerkt, stapelt het gif zich na verloop van tijd op. Het verraderlijke aspect van dit fenomeen is dat grote concentraties van DDT de vogels niet meteen doden. Integendeel, DDT verandert het calciummetabolisme van de vogel op zo‘n manier dat dit resulteert in dunne eierschalen. Met DDT besmette bruine pelikanen en zeearenden vinden dan ook veel omeletten terug in hun nesten, aangezien de eierschalen niet langer in staat zijn het gewicht van de vogels te dragen. De populaties van deze soorten zijn echter in hoge mate alweer hersteld en hebben hun status van bedreigd diersoort alweer verloren. Alhoewel, het verbieden van DDT heeft chemici ertoe aangezet te zoeken naar alternatieven en die zijn ook gevonden. Zo zijn de nieuwere organofosfaatpesticiden beter afbreekbaar, maar tevens ook giftiger. Parathion toegepast op wintertarwe, bijvoorbeeld, doodt jaarlijks ongeveer 1.600 watervogels.
DDT en opname door mensen Men komt in contact met DDT door gecontamineerd voedsel te eten zoals bijvoorbeeld knolgewassen en bladgroenten, vet vlees, vis en kip. Het kan echter ook via de huid worden opgenomen. Een baby kan tijdens de zwangerschap blootgesteld worden, omdat deze stoffen vanuit het bloed van de moeder de moederkoek kunnen passeren. Ook via de moedermelk kunnen baby‘s blootgesteld worden. Let wel: de mogelijke aanwezigheid van pesticiden in de moedermelk is volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geen reden om moedermelk af te raden. Moedermelk is de beste voeding die baby‘s kunnen krijgen. In de buurt van verbrandingsovens en stortplaatsen kan DDT dat vastzit aan fijne stofdeeltjes ingeademd worden.
Bronnen
http://www.kennislink.nl/publicaties/ddt-wonderpoeder-met-twijfelachtige-reputatie http://www.lenntech.nl/schadelijke-stoffen/ddt.htm#ixzz11NCUEsIN http://en.wikipedia.org/wiki/DDT http://www.3dchem.com/molecules.asp?ID=90 http://www.stanford.edu/group/stanfordbirds/text/essays/DDT_and_Birds.html http://www.pan-uk.org/pestnews/Actives/ddt.htm http://www.mmk.be/afbeeldingen/File/Fiche_DDT_DDE_DDD.pdf http://www.mo.be/artikel/ddt-alive-and-kickin
30
Kunnen boeren nog overleven indien ze geen hormonen gebruiken? Emma Steenkiste
Inleiding Het woord hormoon is afgeleid van het Griekse woord 'hormao', dat "in beweging zetten" betekent. Hormonen zijn chemische stoffen, die door speciale organen worden afgegeven aan het bloed en die door het bloed worden vervoerd naar de plaats, waar het zijn functie gaat vervullen. Ze worden afgegeven als een antwoord op een specifieke prikkel. De mens maar ook de meeste dieren produceren hormonen en zelfs sommige planten, maar alleen gewervelde dieren hebben speciale organen, die deze hormonen produceren en opslaan.
Soorten hormonen Men onderscheidt 2 soorten stoffen die in staat zijn de hormoonhuishouding te (ont)regelen:
1) Natuurlijke hormonen Natuurlijke hormonen zoals oestrogeen, progesteron en testosteron komen van nature in het lichaam van mens en dier voor. Fyto-oestrogenen komen van nature voor in bepaalde planten. Voorbeelden van natuurlijke hormonen die niet toegelaten zijn: Corticosteroïden Ook bijnierschorshormonen genoemd. In de dierengeneeskunde worden deze hormonen gebruikt om koorts, allergieën of ontstekingen te behandelen. Bij niet therapeutisch gebruik in de veekweek verwacht men van de corticosteroïden dat zij de gewichtstoename versnellen en het watergehalte van de spieren verhogen. Hun effect is het grootst als ze samen met beta-agonisten worden toegediend. Door het hogere watergehalte in het vlees ―lijkt‖ het vlees iets malser. Ze werken oraal, wat toelaat ze via het voedsel of drinkwater toe te dienen en zo gemakkelijk lokaliseerbare spuitplaatsen te vermijden. Veelgebruikte corticosteroïden: dexamethason betamethason flumethasin prednisolon methylprednisolon triamcinolon Bèta-agonisten Door dierenartsen gebruikt als hoestwerend middel, bij aandoeningen van de ademhalingswegen en chronische longaandoeningen. Een van de bekendste bèta-agonisten is clenbuterol. Bèta-agonisten, ook herverdelers genoemd, zijn oraal actief. Dieren krijgen ze binnen via het drinkwater en/of de voeding. Controle kan alleen via urine, uitwerpselen of onderzoek van de lever (binnen de 10 – 12 uur na toediening). Courant gebruikte bèta-agonisten zijn: clenbuterol mabuterol mapenterol cimaterol
31
salbutamol terbutaline carbuterol tulobuterol
Thyreostatica Deze stoffen remmen de werking van de schildklier. Tyroxine, een hormoon dat door de schildklier wordt aangemaakt, bepaalt de energiehuishouding van het lichaam. In de jaren zestig en zeventig waren thyreostatica zeer populair. We weten nu dat het zeer toxische stoffen zijn en omwille daarvan zijn ze verboden nu. Voor vetmesters waren thyreostatica lange tijd een droom. De producten veroorzaakten een gewichtstoename in combinatie met lager voedergebruik of betere voedselomzet. Die gewichtstoename kwam er haast alleen door verhoogde waterophouding in de cellen van het spiervlees, wat bedriegerij op grote schaal opleverde. De consument werd water verkocht. De producten zijn oraal actief. Veelgebruikte thyreostatica zijn: tapazol thiouracylderivaten lithium thiocyanaat perchloraat
2) Synthetische hormonen Zijn door de mens vervaardigde stoffen, deze kunnen we in 2 groepen onderverdelen: synthetische hormonen, waaronder de hormonen die identiek zijn aan natuurlijke hormonen zoals orale voorbehoedsmiddelen, hormoonvervangers en bepaalde toevoegingen aan diervoeders, die gemaakt zijn met het doel het endocriene systeem te beïnvloeden en te moduleren. synthetische chemische stoffen die door de mens zijn ontwikkeld voor toepassingen in de industrie, zoals in bepaalde industriële schoonmaakmiddelen, in de landbouw zoals in bepaalde bestrijdingsmiddelen en in consumptieartikelen zoals bepaalde additieven voor kunststoffen. Hieronder vallen ook chemische stoffen die als bijproduct van industriële processen ontstaan zoals dioxines, waarvan men vermoedt dat ze de hormoonhuishouding van mensen en in het wild levende dieren beïnvloeden. Hormonen of hormoonbeïnvloedende stoffen kunnen de melkafgifte verhogen en de vorming van de spiermassa versnellen. Dit versnelt de melk- of vleesproductie, waardoor de prijs van de producten lager kan worden. Buiten de Europese Unie mogen zes kunstmatig geproduceerde hormonen worden gebruikt. Dit zijn 17 b-oestradiol, progesteron, testosteron, zeranol, trenbolone en melengestrol acetaat. Het gebruik van deze hormonen buiten Europa is wel toegestaan, omdat er volgens nationale en internationale organisaties, zoals de wereldgezondheidsraad (WHO), bij een normale dagelijkse consumptie van vlees, melk en eieren geen effecten zijn vastgesteld op de gezondheid. De Europese Unie verbiedt het gebruik van bovenstaande hormonen echter uit voorzorg, vanwege mogelijke gezondheidsrisico's. Verder in dit werkje wordt de wetgeving nog uitgebreider besproken.
Opkomst gebruik hormonen Sinds wanneer groeibevorderende middelen gebruikt worden is niet bekend. Na de eerste wereldoorlog is er een stijgend verbruik waargenomen, omdat er sindsdien gestreefd werd naar een zo groot mogelijke productie. In dit opzicht waren groeibevorderaars zeker nuttig. De problemen beginnen echter halfweg de jaren ‘70. In Italië werd een jongen van 7 aangetroffen met startende borstgroei. Dit was het begin van alle problematiek.
32
Vanaf 1981 werden een deel groeibevorderende middelen verboden, o.a. het hormoon (D.E.S.) dat de borstgroei bij de Italiaanse jongen veroorzaakte. 5 hormonen mochten echter wel gebruikt blijven worden. Dit in afwachting van een uiteindelijke beslissing betreffende hun schadelijkheid. Deze hormonen waren: natuurlijke hormonen: Oestradiol-17B, Progesteron, Testosteron synthetische hormonen: Trenbolon, Zeranol. In 1985 heeft men in de E.U alle hormonen verboden. Dit omdat allerlei consumentengroeperingen hier sterk op aandrongen. Maar het kwam de Europese Regering ook goed van pas. Halverwege de jaren ‘80 waren er immers overschotten van allerlei landbouwproducten. De melkplas, de vleesberg, … Een verbod op het gebruik van hormonen zou de vleesproductie sterk terugdringen en zo zou de vleesberg verdwijnen zonder subsidies uit te keren. Tot op de dag van vandaag is de schadelijkheid van die 5 groeihormonen echter nog steeds niet bewezen. De hormonen worden tot op heden ook nog steeds gebruikt in Amerika. Hieruit haalde de Europese Regering een 2de voordeel. Europa kan Amerikaans vlees weren. Dit lieten de Amerikanen echter niet zomaar gebeuren. De maanden erna brak er dan ook een ware handelsoorlog uit. Beide machtsblokken stelden allerlei invoerheffingen in. Doordat alle hormonen sinds 1985 verboden zijn, is er sindsdien een echte hormonenmaffia ontstaan. Dieren die behandeld worden met groeibevorderende middelen halen immers veel hogere opbrengsten en hebben vetarmer vlees. De landbouwers halen zo grote winsten binnen. De hormonenmaffia is momenteel nog steeds actief in de handel in groeibevorderende middelen. Van vele van deze middelen is de schadelijkheid al meermaals bewezen! Momenteel is het een strijd tussen de controleurs (het FAVV6, het IVK7) en de hormonenmaffia. De maffia probeert de controleurs voor te blijven, met nieuwe producten en nieuwe methoden, waarin ze steeds weer opnieuw slagen. Het is echter de taak van de controleurs, te blijven zoeken en de maffia op de hielen te blijven zitten.
Wetgeving Controlesysteem in België De controle op residu‘s in het algemeen en op illegale groeipromotoren in het bijzonder wordt uitgevoerd door twee ministeries:
Het Ministerie van Volksgezondheid: in essentie het Instituut voor Veterinaire Keuring en de eetwareninspectie. Het IVK is verantwoordelijk voor de controle in de slachthuizen. De inspecteurs verzamelen monsters urine, uitwerpselen, vet, lever, plasma en wanneer ze deze ontdekken spuitplaatsen op de karkassen. Kalveren, volwassen runderen, varkens en schapen worden regelmatig gecontroleerd. Sinds kort is de controle uitgebreid tot vissen en gevogelte. De eetwareninspectie oefent controle uit op de beenhouwerijen.
Het Ministerie van Landbouw, departement diergeneeskundige inspectie, is verantwoordelijk voor de controle op levende dieren. Haar inspecteurs collecteren urine en feces op de bedrijven. Gemengde equipes van inspecteurs van het IVK en het ministerie van Landbouw gaan soms samen op bedrijfsbezoek. De dienst controle van de grondstoffen neemt stalen veevoeder, verdachte preparaten, e.d.
Het departement van justitie komt ook tussen in geval van verdenking op het illegaal gebruik van groeipromotoren. Sinds het begin van 1995 worden er door de distributiesector meer en meer zelfcontrole georganiseerd. Daarnaast zijn er talrijke organisaties die zelfcontrole uitvoeren door certificatie van een label. De analyses worden uitgevoerd door erkende laboratoria.
6 7
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Instituut voor Veterinaire Keuring.
33
De controle-ambtenaren mogen stalen nemen al dan niet in aanwezigheid van de eigenaar of de houder van de dieren. Zij mogen voor de staalname op elk tijdstip elke plaats betreden waar zich dieren kunnen bevinden, uitgezonderd de plaatsen die tot woning dienen, en zich alle inlichtingen laten verstrekken die nodig zijn voor het onderzoek. Elk laboratorium dat analyses uitvoert buiten het kader van de hormonenwet moet de positieve resultaten van deze analyses meedelen aan de diergeneeskundige Dienst van het ministerie van Landbouw, alsmede aan het FAVV, indien stoffen in het kader van de hormonenwet werden vastgesteld. Dit betekent concreet dat de laboratoria die onderzoeken uitvoeren in het kader van Integrale Kwaliteitszorgsystemen of van merkenvleesproductie, alle positieve bevindingen van stoffen waarop de hormonenwet van toepassing is, moeten overmaken aan het FAVV. Wanneer ingevolge bekentenis, betrapping op heterdaad of uit het onderzoek van de monsters vaststaat dat stoffen werden toegediend in overtreding met de hormonenwet, dan worden alle positieve dieren op het bedrijf definitief in beslag genomen. Ze worden onder permanente controle geplaatst totdat uit de onderzoeken van de monsters, die werden genomen in opdracht en op kosten van de betrokkene, blijkt dat geen enkel residu van verboden stoffen meer aanwezig is. Indien uit het onderzoek echter blijkt dat de dieren behandeld werden met stoffen in overtreding met de hormonenwet, dan worden deze dieren onmiddellijk afgemaakt en vernietigd op kosten van de betrokkene. Naast de hormonenwetgeving en de regelmatige controles van de overheid, zijn er ook nog andere middelen. Vanaf 1 november 1997 krijgen veehouders die betrapt worden op het bezit of het gebruiken van verboden groeihormonen gedurende minstens twaalf maanden een H(ormonen)stempel op al hun bedrijfsdocumenten. Bovendien worden alle dieren die dat jaar nog worden verkocht op zijn kosten aan extra controles onderworpen. In geval van een nieuwe overtreding van de hormonenwetgeving wordt de stempelperiode verdubbeld. Een beroepsverbod loert om de hoek. Ook veehouders die het normaal gebruik van toegelaten medicamenten met de voeten treden, krijgen een brandmerk. Gedurende 8 weken verschijnt op al hun documenten een stempel met de letter R(esidu).
Controlesysteem in Verenigde Staten In de Verenigde Staten gebruiken ze oorinplantingen die een samenstelling van mannelijke en vrouwelijke hormonen bevatten en waar een ingebouwd systeem ervoor zorgt dat precies per dag de juiste hoeveelheid stof vrij komt om de ideale werking te hebben. Het dier mag daarvan geen hinder ondervinden. De applicatie wordt louter voor gespecialiseerd personeel voorbehouden. Alles wordt geregistreerd op formulieren die volledige informatie verschaffen over de technische gegevens, zoals de wijze waarop de oorinplanting bevestigd werd, maar ook over de gezondheidstoestand en het gedragspatroon van het dier: dat gaat van het tijdstip van ontwormen en andere routinebehandelingen over de opname van voedsel tot ziektesymptomen. De dierenartsen en veehouders worden op de hoogte gehouden van nieuwe methodes, slechte ervaringen en hoe die te verhelpen. Alles wordt immers geregistreerd en nauwgezet gevolgd. Daarover gebeurt dus een regelmatige informatie-uitwisseling tussen farmaceutische industrieën, de praktijkdierenartsen en de veeverzorgers. Door de feedback wordt de wetenschap ten dienste gesteld van de praktijk. Dierenartsen staan ten dienste en onder controle van Volksgezondheid en Landbouw. De farmaceutische industrie kan, door hen als spreekbuis en vertrouwenspersoon te gebruiken, inspelen op de noden en wensen van de verbruiker en van de landbouwer. De wetenschap mag hier louter gebruikt worden met oog op het doel, namelijk om een optimale vleeskwaliteit te verkrijgen met een behoorlijk rendement. De applicatie moet blijven gebeuren op een diergeneeskundig verantwoorde manier! In Europa gebeurde voor het verbod werd opgelegd ook veel onderzoek naar het hormonengebruik door de farmaceutische firma‘s. Maar in 1985 verbiedt een Europese richtlijn eigenlijk onverwacht en totaal onbegrijpelijk voor vele wetenschapsmensen het gebruik van alle hormonen in de veeteelt, zelfs de natuurlijke!
34
Visie van vele kwekers De voordelen bij gebruik van hormonen uit zich op drie terreinen: besparing in voederkost, want de dieren benutten beter hun voeder; de dieren krijgen een zwaarder gestel (het karkas), wat kilo‘s gewicht meer opbrengt; de kwaliteit van het vlees verbetert zodanig dat de klasse waaronder het vlees valt, veel hoger scoort in prijs. De veehouder die niets extra‘s gebruikt, zit met een inkomstenderving. Hij heeft de keus tussen overleven en/of stoppen met boeren en failliet gaan. De afzetmarkt voor de hormonenmaffia is verzekerd!
Kritiek van de tegenstanders van hormonen Zoals hierboven in de tekst al vermeld zijn er veel schadelijke gevolgen, niet alleen op vlak van gezondheid, maar ook op vlak van milieu.
Gevolgen voor de mens 17-alkylsteroiden hormonen kunnen leverafwijkingen veroorzaken waardoor de kans op leverkanker vergroot. Het DES-hormoon werd in 1938 ontwikkeld als middel ter voorkoming van miskramen bij vrouwen en als groeibevorderend hormoon bij vee. In de jaren ‘60 en ‘70 bleek het hormoon ernstige afwijkingen bij de voortplantingsorganen te veroorzaken. Meisjes van wie de moeder tijdens de zwangerschap het DES-hormoon heeft ingenomen, lopen een verhoogd risico op kanker van de uitwendige geslachtsorganen. De consument wordt soms ook blootgesteld aan grotere concentraties, bijvoorbeeld als vermalen vlees, waarvoor men spierweefsel van lagere kwaliteit gebruikt, restanten van spuitplaatsen bevat. Daarin kunnen concentraties aanwezig zijn die bij dopingcontrole op het gebruik van anabolica een positieve uitslag zouden veroorzaken. Door een langdurig gebruik van anabolica wordt de lever, de nieren en de milt aangetast. 17-b-oestradiol wordt beschouwd als volledig kankerverwekkend. Het zorgt zowel voor het ontstaan van tumoren als het bevorderen van de effecten ervan. Dit soort hormoon is ook mutageen8 en is ook schadelijk voor het erfelijke materiaal. Residuen van 17-b-oestradiol kunnen moeilijk opgespoord worden. Zeranol, trenbolone of melengestrol hormonen hebben een invloed op de ontwikkeling van de foetus. Alle samenstellingen doorkruisen gemakkelijk de barrière van de placenta. Er is ook een toegenomen kans op borstkanker. Hormonenontregelaars zijn exogene stoffen of mengsels van stoffen die één of meerdere functies van het hormoonsysteem verstoren en als gevolg daarvan schadelijke gezondheidseffecten veroorzaken in het lichaam. De zes onderzochte hormonen (progesteron, testosteron, 17-b-oestradiol, MGA, trenbolon en zeranol) hebben effecten op het hormoonsysteem en op de ontwikkeling als immunologische, neurobiologische, immunotoxische, genotoxische en carcinogenen effecten mogelijk zijn. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat er een verband is tussen de hormonenontregelaars en gezondheidsproblemen bij de mens zoals zaadbal-, borst-, en prostaatkanker, afname van het aantal zaadcellen, misvormingen van de voortplantingsorganen, schildklierstoornissen, intelligentieproblemen en neurologische aandoeningen. Men moet echter wel weten dat dit onderzoek nog niet op zijn einde is en dat er tot vandaag nog geen oorzakelijk verband werd aangetoond.
8
Verandering veroorzakend in het erfelijke materiaal.
35
De mens kan onder meer aan hormoonontregelaars worden blootgesteld door directe blootstelling via de werkplek of via consumentenproducten zoals voedingsmiddelen, bepaalde kunststoffen, verf, detergenten en cosmetica, of door indirecte blootstelling via het milieu (lucht, water en bodem). Over het algemeen zal de gevoeligheid van een bepaalde soort afhangen van de intrinsieke eigenschappen van de chemische stof, van de omvang, duur, frequentie en route van de blootstelling en van de manier waarop de soort bepaalde stoffen kan opnemen, distribueren, omzetten en uitscheiden. Omdat wetenschappers het niet met zekerheid weten wat de gevolgen van de andere hormonen zijn, hebben ze samen met de Europese Commissie besloten om toch een voorlopig verbod op deze zes hormonen toe te staan. Men moet wel weten dat hormonen alleen door veeartsen mogen toegediend worden. Als men verkeerde en herhaalde inplantingen gaat toedienen, verhoogt het risico dat besmet vlees de voedselketen binnenkomt. Maar dit komt spijtig genoeg nog regelmatig voor.
Gevolgen voor het milieu Een deel van de hormonen komt via de mest of de urine in het milieu terecht en kunnen zo in het oppervlakte- en grondwater terechtkomen. Dit water wordt gebruikt om drinkwater van te maken. De meeste hormonen worden snel afgebroken maar de slecht afbreekbare hormonen of de afbraakproducten ervan kunnen dus wel in het drinkwater terechtkomen. Over de giftigheid voor milieu is nog weinig bekend. Er zijn wel antibiotica in kleine hoeveelheden in het milieu aangetroffen. Maar omdat mensen niet of nauwelijks hiermee in contact komen zijn ernstige effecten op de gezondheid onwaarschijnlijk. Door de effecten op in het wild levende dieren kwamen sommige onderzoekers tot een conclusie dat er sterke aanwijzingen zijn dat verschillende chemische stoffen bij realistische blootstellingniveaus tot hormoonontregeling kunnen leiden. Dit geldt meestal voor zeer zwaar vervuilde gebieden. Er is een verband tussen een verstoorde voortplanting, ontwikkeling en hormoonontregelaars bij een aantal in het wild levende diersoorten en de daardoor veroorzaakte lokale of regionale populatieveranderingen. Voorbeelden van hormonale gevolgen zijn: Masculinisering bij vrouwelijke zeeslakken door tributyltin Een dunnere eierschaal onder invloed van DDE bij vogels. Hormoonontregelaars hebben schadelijke effecten gehad op een aantal vissoorten. Bij zoogdieren is het beste bewijsmateriaal afkomstig van het veldonderzoek bij de Baltische grijze zeehond en de Baltische stinkrob, waarbij zowel de voortplanting als de immuunfunctie door PCB's in de voedselketen zijn ontregeld. De effecten op de voortplanting hebben tot een daling van de populaties geleid. Een verstoorde ontwikkeling en functie van geslachtsorganen bij alligators is in verband gebracht met een grote lozing van pesticiden in een meer in Florida (VS). Voor terrestrische (op het land levende) dieren en in het water levende zoogdieren is de blootstelling naar verwachting vooral voedingsgebonden.
Besluit Boeren kunnen alsmaar moeilijker overleven indien ze geen hormonen willen gebruiken. Ze moeten knokken om hun goederen te kunnen verkopen aan winstgevende prijzen. Echte winst halen de boeren al lang niet meer. Vroeger kon je nog rijk worden met boeren, die tijd is voorgoed voorbij. Ook de hormonenmaffia speelt hier een grote rol: zij zijn wel zeker van hun afzetmarkt en dat maakt het voor de boeren alleen maar moeilijker. De vraag is: wie betaalt de prijs, wie draagt de schadelijke gevolgen van hormonen?
36
Bronnen
http://library.thinkquest.org/26618/dutch/2.3.1=hormoonalgemeen.htm http://www.lne.be/themas/milieu-en-gezondheid/onderzoek/endocrien1 www.kuleuven.be/cwte/viewpic.php?LAN=N&TABLE=DOCS&ID=251 http://www.kuleuven.be/cwte/viewpic.php?LAN=N&TABLE=DOCS&ID=366 http://nl.wikipedia.org/wiki/Hormoon
37
E-nummers: de opmars van kleur-, smaak- en bewaarmiddelen Yentl Desender Over additieven bestaan nog veel misverstanden. Van additieven wordt vaak gedacht dat ze hyperactiviteit bij kinderen veroorzaken, dat veel mensen er allergisch voor zijn (dit is slechts voor een aantal individuen waar), dat ze kankerverwekkend zijn en dat ze onnatuurlijk en dus ongezond zijn. Sommigen menen zelfs dat je van E-nummers dik wordt.
Tijd voor wat duiding E-nummers of additieven worden aan voedingsmiddelen toegevoegd om de eigenschappen van een product vanuit technologisch of commercieel oogpunt te verbeteren of te veranderen. Zij hebben echter geen voedingswaarde. Sommige additieven worden al eeuwen gebruikt, bijvoorbeeld voor het conserveren van voedsel door beitsen (met azijn), zouten, zoals met spek, voor het behoud van snoep of het gebruik van zwaveldioxide in sommige wijnen. Met de komst van verwerkte voedingsmiddelen in de tweede helft van de 20e eeuw, worden veel meer additieven ingevoerd, van zowel natuurlijke als kunstmatige oorsprong. Niet alle additieven hebben echter een E-nummer. Additieven krijgen pas een E-nummer als verschillende wetenschappelijke onderzoeken hebben aangetoond dat de toepassing ervan geen gezondheidsrisico‘s oplevert. Ook is wettelijk bepaald welke additieven in bepaalde voedingsmiddelen mogen worden gebruikt en in welke hoeveelheid deze mogen worden gebruikt. Bovendien mag een additief enkel toegevoegd worden aan een voedingsmiddel als het technisch noodzakelijk is en er geen andere methode is om het gewenste effect te verkrijgen. Het gebruik van additieven mag ten slotte niet misleidend zijn ten aanzien van de aard van het product. Deze wettelijke regeling werd ingevoerd omdat sommige additieven, in te hoge concentratie of in combinatie met andere additieven, toch ongezond zijn. Additieven die toegevoegd zijn aan producten worden op het etiket van dit product vermeld met hun volledige naam of hun overeenkomstig E-nummer. Producten met additieven die niet in Europa zijn toegelaten, mogen niet worden geïmporteerd en verkocht in Europa. Voedseladditieven worden zowel op natuurlijke als op kunstmatige wijze geproduceerd. Zowel kunstmatig geproduceerde additieven als natuurlijke additieven zijn veilig. Beide moeten aan dezelfde veiligheidseisen voldoen.
Soorten additieven ♦
Kleurstoffen (E 100-180):
Kleurstoffen worden gebruikt om een product kleur te geven of de bestaande kleur te versterken. Terwijl het correct gebruik van sommige additieven zoals bewaarmiddelen goed te verantwoorden is betreffende voedselveiligheid, staat het nut van kleurstoffen en smaakversterkers eerder ter discussie omdat zij in principe niet nodig zijn in producten met grondstoffen van goede kwaliteit. Zij krijgen vaak het verwijt producten beter te laten lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
38
♦
Conserveer- of bewaarmiddelen (E 200-252):
Conserveer- en bewaarmiddelen verlengen de houdbaarheid van een voedingsmiddel door bederf als gevolg van bacteriën, schimmels en/of gisten tegen te gaan. ♦
Voedingszuren (E 260-297 en E 322-385):
Voedingszuren verhogen de zuurtegraad van een product, versterken de werking van antioxidanten en conserveermiddelen en werken kleurbehoudend. ♦
Antioxidanten (E 300-321):
Antioxidanten vergroten de houdbaarheid van een product door kleurveranderingen en bederf tegen te gaan. Zij worden onder meer gebruikt om het ranzig worden van vetten tegen te gaan. ♦
Emulgatoren, stabilisatoren, verdikkings- en geleermiddelen (E 400-495):
Emulgatoren, stabilisatoren, verdikkings- en geleermiddelen worden toegevoegd om de textuur van een product te verbeteren. Emulgatoren maken het bijvoorbeeld mogelijk twee niet-mengbare producten zoals water en olie te mengen, wat nodig is om onder meer sauzen te kunnen bereiden. Stabilisatoren zorgen er dan weer voor dat de menging van twee niet-mengbare stoffen gehandhaafd blijft. ♦
Zuurteregelaars, antiklontermiddelen en rijsmiddelen (E 500-585):
Zuurteregelaars houden de zuurtegraad van een product binnen bepaalde grenzen. Anti-klontermiddelen voorkomen het klonteren van levensmiddelen in poedervorm. Rijsmiddelen laten deeg tijdens de voorbewerking en het bakken rijzen. ♦
Smaakversterkers (E 620-650):
Smaakversterkers versterken de natuurlijke smaak van een product. ♦
Glansmiddelen en antischuimmiddelen (E 900-914):
Glansmiddelen geven het product een glanzend laagje. Antischuimmiddelen voorkomen dat een product gaat schuimen of verminderen de schuimvorming. ♦
Meelverbeteraars (E 920-928):
Meelverbeteraars worden aan meel of deeg toegevoegd om de bakeigenschappen te verbeteren of het meel witter te maken. ♦
Verpakkingsgassen (E 938-949):
Verpakkingsgassen verlengen de houdbaarheid van een product doordat het contact met zuurstof voorkomen wordt. Op het etiket staat dan vermeld 'verpakt onder beschermende atmosfeer'. ♦
Zoetstoffen (E 950-967 en E 420-421):
Zoetstoffen geven een product een zoete smaak zonder de hoeveelheid calorieën sterk te verhogen. Zij worden vooral gebruikt in light-producten en kauwgum. ♦
Overige hulpstoffen (E 900-1520):
Overige hulpstoffen zoals gemodificeerd zetmeel (niet te verwarren met genetisch gemodificeerd) en enzymen. ♦
Geur- en smaakstoffen dragen geen E-nummer omdat zij volgens de Warenwetgeving geen additieven zijn. Zij worden in de ingrediëntenlijst aangeduid met de term aroma's.
39
Enkele voorbeelden van E-nummers Om een idee te hebben over het gebruik van E-nummers ging ik op enkel producten die bij mij thuis in de rekken stonden, op zoek naar de gebruikte E-nummers in deze producten. Het zoeken ging moeizaam doordat op sommige producten de E-nummers gebruikt worden, terwijl op andere hun volledige naam staat. Enkele voorbeelden: ♦
Royco Instantsoep: In Royco instantsoep worden verschillende additieven gebruikt. De meeste additieven worden in de ingrediëntenlijst vermeld met hun E-nummer, anderen worden met hun volledige naam aangeduid. Smaakversterkers, stabilisatoren en emulgatoren worden met hun E-nummer vermeld. Kleurstoffen worden echter met hun volledige naam vermeld. Gebruikte additieven: ♠ Zuurteregelaars, antiklontermiddelen en rijsmiddelen: ♣ E508: Kaliumchloride ♠ Smaakversterkers: ♣ E621: Mononatriumglutamaat ♣ E627: Natriumguanylaat ♣ E631: Dinatriuminosinaat ♠ Emulgatoren, stabilisatoren, verdikkings- en geleermiddelen: ♣ E450: Tetranatriumdifosfaat iv) Dikaliumdifosfaat v) Tetrakaliumdifosfaat vi) Dicalciumdifosfaat vii) Calciumdiwaterstofdifosfaat ♣ E471: Mono- en diglyceriden van vetzuren ♠ Kleurstoffen: ♣ E101: Riboflavine ♣ E160a: Caroteen: betacaroteen, gammacaroteen
♦
Zwan Weense worstjes: Net als in de Royco Instantsoep worden in de Zwan Weense worstjes ook verschillende additieven gebruikt. Alle additieven worden echter met hun E-nummer vermeld. Gebruikte additieven: ♠ Emulgatoren, stabilisatoren, verdikkings- en geleermiddelen: ♣ E451: Trifosfaten i) Pentanatriumtrifosfaat ii) Pentakaliumtrifosfaat ♣ E452: Polyfosfaten i) Natriumpolyfosfaat ii) Kaliumpolyfosfaat iii) Natriumcalciumpolyfosfaat iv) Calciumpolyfosfaat ♠ Antioxidanten: ♣ E301: Natriumascorbaat ♠ Conserveermiddelen: ♣ E250: Natriumnitriet
♦
Pirato Ribble chips: In Pirato Ribble chips worden enkel smaakversterkers gebruikt. Deze worden met hun E-nummer vermeld. ♠ Smaakversterkers: ♣ E621: Mononatriumglutamaat ♣ E627: Natriumguanylaat ♣ E631: Dinatriuminosinaat
Besluit Additieven of E-nummers worden vaak in voedingsmiddelen gebruikt. Ze hebben echter geen invloed op de gezondheid van producten, ook al staat dit soms ter discussie. Enkel additieven die door verschillende wetenschappelijke onderzoeken als veilig worden bevonden worden in Europa toegelaten. Het is dus veilig om voedingsmiddelen met E-nummers te gebruiken.
40
Bronnen: ♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦
http://www.natuurlijk-welzijn.org/artikel/203E-nummers.htm http://www.consumentenpagina.be/article/2008/24/het-verschil-tussen-goeie-en-slechte-enummers http://www.consumentenpagina.be/files/images/200824/additieven/additieven.pdf http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_E-nummers http://www.google.be/search?sourceid=ie7&q=enummers&rls=com.microsoft:nl-be:IESearchBox&ie=UTF-8&oe=UTF-8&rlz=1I7ACAW_nlBE341BE341&redir_esc=&ei=ivy1TLMEpCaOo3x6JUG http://www.natuurlijkerwijs.com/enummers/enummers.htm http://www.food-info.net/nl/qa/qa-fi45.htm http://www.uitdaging.net/gezond/E-nummers.html http://www.libelle.be/lib/lekker-koken/8454/e-nummers-ontcijferd.html#
41
Voedselreglementering Wayne Debock
Zonder groenten, fruit, vlees en drinkwater kan de mens niet overleven. Maar er kan natuurlijk altijd iets mis gaan tijdens de productie of het verkoop van dergelijke voedselwaren en dit kan zo grote gevolgen hebben voor vele mensen. Om dit te voorkomen werden er regels ingevoerd, die zowel nationaal als internationaal de voedselveiligheid garanderen. Deze regels zijn vastgelegd in de Algemene Levensmiddelen Verordening (ALV), de Codex Alimentarius, de Hazard Analysis Critical Control Points (HACCP) en GMP+.
Voedselveiligheid Voedselveiligheid is een term die wordt gebruikt om de veiligheid aan te geven van voedsel. Het principe van voedselveiligheid is om de kwaliteit van voedingsmiddelen in de handel te garanderen en om de risico's van voedsel voor de gezondheid van de consument zoveel mogelijk te beperken. De overheid is vanzelfsprekend verantwoordelijk voor maatregelen om de voedselketen te beschermen en controleren. Maar ook particulieren kunnen bijdragen aan de voedselveiligheid. Onder voedselveiligheid vallen het voorkomen van:
voedselvergiftigingen voedselintoleranties bederf voedselallergieën
en andere mogelijke risico's die aan voedsel kunnen zitten. Belangrijke onderdelen van het vakgebied zijn dan ook risicoanalyse, risicocommunicatie en risicomanagement vanuit de verschillende disciplines, zoals de levensmiddelentechnologie, kwaliteitskunde, toxicologie, epidemiologie en (voedsel)wetgeving. Voorbeelden van instellingen met veel kennis op het gebied van voedselveiligheid zijn:
in Nederland:
-
Voedingscentrum RIKILT Wageningen Universiteit Voedsel en Waren Autoriteit
in België:
-
FAVV (Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen).
Een voorbeeld van een voedselveiligheid-crisis zijn diverse uitbraken van Salmonella in voedsel.
42
Diverse reglementeringen Codex Alimentarius De Codex Alimentarius (Latijn voor ―voedingsmiddelenwet‖ of ―voedselboek‖) is een verzameling standaarden en richtlijnen met betrekking tot voedsel, productie van levensmiddelen en voedselveiligheid. Deze heeft als taak de volksgezondheid te beschermen en een eerlijke handel in voedselproducten te bevorderen. De Codex is een organisatie die is opgericht door de VN-organisaties Food and Agriculture Organization (FAO) en de World Health Organization (WHO).
Algemene Levensmiddelen Verordening (ALV) De ALV, ook wel General Food Law (GFL) genoemd, is bedoeld voor alle producenten en exploitanten van levensmiddelen en diervoeders, zoals veehouders, akkerbouwers, tuinders en vissers. Elke producent van levensmiddelen moet kunnen aantonen waar hij een product vandaan heeft en aan wie hij het heeft afgeleverd. Daarnaast moet elke producent aan de Voedsel- en Waren Autoriteit (VWA) melden als hij een onveilig levensmiddel of diervoeder in de handel heeft gebracht. Een levensmiddel is onveilig als het schadelijk is voor de volksgezondheid of als het ongeschikt is voor menselijke consumptie. Natuurlijk is het niet altijd eenvoudig om te bepalen wat een onveilig product is. Daarom heeft de overheid een meldwijzer opgesteld. Deze is terug te vinden op de website van de VWA. Sinds 1 januari 2005 moeten producenten van levensmiddelen traceerbaarheidssysteem hebben dat minimaal bestaat uit:
en/of
diervoeders
een
naam en adres van de leverancier; het soort product; naam en adres van de afnemer; het aan hem geleverde product; de datum van leverantie.
Vervolgens moet in een procedure beschreven staan hoe het systeem werkt. Daarna kan het worden toegevoegd aan de handboeken of in de bedrijfsadministratie. Eén zin kan voldoende zijn. Voorbeelden:
'de traceerbaarheidsgegevens op mijn bedrijf zijn vastgelegd in een Excel-document in mijn boekhoudsysteem'; 'de aan- en afvoergegevens van levende runderen zijn opgeslagen in het I&R-programma op de computer. De leveranties van diervoeder registreren wij als een schriftelijk document in boekhoudmap X‘.
De overheid zal controleren of de producent een dergelijke procedurebeschrijving heeft en of de genoteerde gegevens juist zijn.
HACCP en GMP+ Levensmiddelenbedrijven en diervoederbedrijven moeten de veiligheid van producten waarborgen door het consequent toepassen van de hygiëneregels en HACCP-regels. In de diervoedersector wordt HACCP toegepast met specifieke richtlijnen voor de diervoedersector, dit wordt GMP+ genoemd.
43
HACCP (Hazard Analysis and Critical Control Point) is een risico-inventarisatie voor voedingsmiddelen. Bedrijven die zich bezighouden met de bereiding, verwerking, behandeling, verpakking, vervoer en distributie van levensmiddelen dienen hierdoor alle aspecten van het voortbrengingsproces te identificeren en op gevaren te analyseren. Dit controleproces, uitgaande van de Europese Unie, wil ervoor zorgen dat het productieproces van alle voedingsmiddelen gepaard gaat met zo weinig mogelijk risico op besmetting. Hieruit voortvloeiend is bijvoorbeeld het voortdurend bewaken en registreren van koel- en vriescellen een verplichting geworden. HACCP is geen tastbare handleiding met voorschriften, maar een systeem dat op 7 principes gebaseerd is. Bedrijven moeten dit systeem toespitsen op hun eigen situatie. Ze geven daarbij zelf aan waar en in welke fase van de productie- en/of distributieprocessen er gevaren voor de gezondheid van de consumenten zouden kunnen ontstaan. Ook leggen zij vast welke maatregelen er genomen worden om bedreiging van de gezondheid van de consument te voorkomen, welke controles uitgevoerd worden en wat de resultaten zijn. HACCP is dus een preventief systeem dat door bedrijven zelf moet worden uitgevoerd. Door de gezondheidsrisico's in bereidings- en behandelingsprocessen op te sporen en deze vervolgens beheersbaar te maken, wordt de veiligheid van het product verhoogd. De 7 kernpunten van een HACCP-systeem: 1. Inventariseer alle potentiële gevaren. 2. Stel de kritische beheerspunten of Critical Control Points (CCP) vast, de punten in het proces waar het risico kan worden voorkomen of beperkt. 3. Geef per CCP de kritische grenzen aan. 4. Stel vast hoe de CCP bewaakt ofwel "gemonitord" worden. 5. Leg per CCP de correctieve acties vast die moeten leiden tot herstel van de veiligheid. 6. Pas verificatie toe — een periodieke check om na te gaan of de HACCP aanpak goed werkt. 7. Houd documentatie en registraties bij — vastleggen wat je hebt aangepast en hoe.
Erkenning voor voedselveiligheid Bedrijven die werken met rauwe levensmiddelen van dierlijke oorsprong (vlees, vis, zuivel, eieren), diervoeders, dierlijke bijproducten of levende dieren, hebben een registratie of een erkenning nodig. Dit is vastgelegd in de Europese hygiënewetgeving. Een erkenning geeft aan dat een bedrijf voldoet aan de eisen van de voedselveiligheid. Bedrijven in Nederland kunnen bij de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) een erkenning aanvragen.
Het Belgische Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Het FAVV of Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, opgericht in 2000, is het instituut dat tot taak heeft de voedselveiligheid en de dierenziektebestrijding te bewaken.
Ontstaan Na een aantal voedselcrisissen die Europa en België de voorbije jaren hebben getroffen werd de aanzet gegeven voor het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV of Voedselagentschap). Verscheidene diensten waren samen bevoegd voor de veiligheid van
44
de voedselketen tot in 2002, wanneer het Agentschap daadwerkelijk tot stand kwam. In de praktijk werkten deze diensten naast elkaar, ook al werden tussen hen meermaals bruggen geslagen. Als zich incidenten of crisissen voordeden, werkte elke dienst een eigen specifieke aanpak van de problematiek uit. Die situatie resulteerde in aanzienlijk tijdverlies en gaf aanleiding tot kritiek en wantrouwen vanwege de consumenten. Dit leidde tot grote economische verliezen.
Werking Bij de controles zijn twee aparte directoraten-generaal betrokken. Enerzijds is er het DG «Controlebeleid», dat het beleid en de controleprogramma‘s uitwerkt op basis van een risicobeoordeling, in de plantaardige sector, de toeleveringssectoren, de dierlijke sector en de uitlopers daarvan en de sector levensmiddelen in de stadia fabricage en distributie. Anderzijds zet DG «Controle» het jaarlijkse controleprogramma om in controleplannen voor elke provincie. Dit DG bestaat uit een hoofdbestuur dat instaat voor de coördinatie, en uit buitendiensten voor inspecties die de controles uitvoeren. In elke provincie is er een provinciale controle-eenheid. De bevoegdheden van de controle-eenheden zijn verdeeld over de sectoren primaire productie, transformatie en distributie. In samenhang met de controle evalueert het Wetenschappelijk Comité het controleprogramma in wetenschappelijk opzicht. Vanzelfsprekend houdt het FAVV bij het uitwerken van de controleplannen rekening met de betrouwbare, gevalideerde autocontrolesystemen. Bedrijven met een gevalideerd autocontrolesysteem vertonen immers minder risico‘s dan andere bedrijven en het FAVV blijft zich prioritair meer richten tot de bedrijven met de meeste risico‘s.
Voorkomen is beter dan genezen De voedselveiligheid wordt in het oog gehouden. De vraag moet echter gesteld worden: zijn er meer risico‟s dan vroeger? Volgens critici van het huidige systeem van voedselvoorziening zijn er door de moderne productiewijze inderdaad meer risico‟s. De industriële wijze van produceren (met o.a. grootschaligheid en specialisering) maakt ons voedsel kwetsbaarder. Enkele voorbeelden: als 1 vetsmelter transformatieolie gebruikt, krijgen een hele reeks veevoederbedrijven veevoeder besmet met PCB‟s en dioxine (cfr. dioxinecrisis van 1999) door de intensieve veeteelt, waarbij grote groepen dieren als het ware opeen gepakt zitten, breken veel meer ziektes bij het vee uit, die zich veel sneller verspreiden (cfr. gekke-koeien-ziekte). Vele critici zien de oplossing niet in nog meer controles, maar in het terugkeren naar een kleinschalige, ambachtelijke landbouw.
Bronvermelding:
http://www.milieucentraal.nl/pagina.aspx?onderwerp=Voedselveiligheid http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/vragen-en-antwoorden/hoe-wordt-devoedselveiligheid-internationaal-beschermd.html http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640677&_dad=portal&_schema=PORTAL&p _document_id=110191&p_node_id=7650245&p_mode http://nl.wikipedia.org/wiki/HACCP http://nl.wikipedia.org/wiki/Voedselveiligheid http://nl.wikipedia.org/wiki/Federaal_Agentschap_voor_de_Veiligheid_van_de_Voedselketen http://www.favv.be/overhetfavv/
45
Hoog tijd om minder vlees te gaan eten
Hoeveel heb je over voor jouw biefstuk? Paul Gordyn Vlees is een vast onderdeel geworden van de voeding van de meeste burgers in de rijke wereld. De kostprijs die daarvoor betaald wordt is gigantisch. Vlees, en ook kaas en eieren (zij het wel in mindere mate), heeft grote nadelen op 4 vlakken.
Welke prijs wordt betaald voor onze biefstuk? Bedreiging van onze gezondheid Wij eten te weinig groenten en fruit en te veel vlees en andere dierlijke producten. Gezond vegetarisch eten betekent minder dierlijke vetten en cholesterol, meer vezels, meer groenten en fruit. Een overmatige vleesconsumptie verhoogt de kans op hart- en vaatziekten, sommige kankers, overgewicht en diabetes. Bovendien bevat vlees meer schadelijke stoffen afkomstig van milieuvervuiling, bv. pesticiden. Hoe hoger een organisme op de voedselladder staat, hoe geconcentreerder de onafbreekbare giftige stoffen zich opstapelen: in maïs zit gif, maar in een koe zit gif van massa's maïs die de koe gedurende jaren heeft opgegeten.
Dierenleed Al in 1789, het jaar waarin de Fransen een eerste Verklaring van de Rechten van de Mens publiceerden, schreef de Verlichtingsfilosoof Jeremy Bentham (die probeerde een moraal op te bouwen die niet steunt op een godsdienst en dus voor alle mensen geldig is): De Fransen hebben reeds ontdekt dat een zwarte huid geen reden is om een menselijk wezen ongestraft over te leveren aan de grillen van een beul. Er kan een dag komen waarop erkend zal worden, dat het aantal poten, de behaardheid van de huid en het uiteinde van het staartbeen evenmin voldoende redenen zijn om een gevoelig wezen uit te leveren aan hetzelfde lot. Waar zou de onoverkomelijke scheidslijn anders moeten worden getrokken?…De vraag is niet of dieren kunnen redeneren, en evenmin of zij kunnen spreken, maar: kunnen zij lijden? De huidige vleesproductie is echter slechts mogelijk door een grootschalige, industrieel georganiseerde veeteelt, die het rendement van de vleesproductie plaats boven het welzijn van de dieren en veel dierenleed veroorzaakt. Wie wil dat dieren niet lijden, moet pleiten voor een kleinschalige, diervriendelijke veeteelt, die minder rendabel zal zijn en dus vraagt om minder vlees te eten. Dat dieren ook het recht hebben op vrijheid en op leven, is (nog?) niet algemeen aanvaard. Wie dit denkt moet natuurlijk nog een stap verder gaan en volledig vegetarisch worden.
46
Legbatterijen zijn binnenkort verboden… maar ook scharrelkippen zijn minder vrij dan velen denken.
Milieuproblemen De enorme veestapel, in stand gehouden om veel vlees te kunnen eten, is verantwoordelijk voor heel wat negatieve gevolgen voor het milieu. Ten eerste zijn er de afvalproblemen (men spreekt over het probleem van de “sinks”). Methaan is een broeikasgas dat ongeveer 30 keer sterker het klimaat opwarmt dan CO2. Het ontsnapt uit rijstvelden, maar vooral uit de magen van herkauwers. Zo valt 18% van de mondiale broeikasuitstoot toe te schrijven aan de veeteelt - dat is meer dan wat de transportsector en het verkeer veroorzaken. Uit de uitwerpselen van de dieren ontsnapt dan weer een ander broeikasgas, lachgas (CO2), ongeveer 300 keer sterker dan CO2.
Om het vee te kweken worden ook veel bossen gekapt, vooral regenwouden in Zuid-Amerika. Dat versnelt opnieuw de opwarming van de aarde (de bossen kunnen geen CO2 meer opslorpen en de CO2 komt dus in de lucht). Daarnaast is er het mestprobleem. Ammoniak komt bv. in de bodem terecht, verzuurt de grond en doet bossen afsterven.
47
Ten tweede zijn er de problemen met de hulpbronnen (grondstoffen en energie) die de natuur ons geeft (men spreekt over het probleem van de “sources”). Men schat dat er voor de productie van een vleesmaaltijd 20 keer meer hulpbronnen nodig zijn dan voor een vegetarische maaltijd. Wie een biefstuk opeet, eet immers niet één maaltijd, maar verbruikt ook al wat van de aarde nodig was voor al de maaltijden die het dier in zijn leven heeft opgegeten. Wie vlees eet, verbruikt bv. 20 keer meer water dan wie vegetarisch eet (het water dient vooral om de veevoedervelden te irrigeren). Specialisten verwachten dat het probleem van watertekort in grote delen van de wereld eerder zal komen dan het tekort aan olie en tot meer spanningen zal leiden (wateroorlogen). Ten derde is er de bedreiging van de biodiversiteit. Om het rendement van de voedselproductie op te drijven, selecteert men een paar soorten (o.a. via genetische manipulatie) die alle andere soorten dreigen uit te roeien. Dat is niet alleen zo in de teelt van plantaardig voedsel, maar ook van dierlijk voedsel. Denk bv. aan de kweek van (genetisch gemanipuleerde) superzalmen, die, als ze ontsnappen, alle andere zalmsoorten zullen wegconcurreren. Als er maar één soort overblijft en als die dan getroffen wordt door een virus, waartegen de soort niet bestand is, zal er geen enkele zalmsoort meer overblijven (de zalmsoorten die wel tegen het virus bestand zouden kunnen blijken, zijn immers al verdwenen). Als de bossen gekapt worden voor de veeteelt, verdwijnen bovendien allerlei dierensoorten en plantensoorten die in die bossen leven (en dus ook mogelijk nieuwe geneesmiddelen, die immers vaak uit planten gewonnen worden).
Grotere kloof tussen rijk en arm Zoals hierboven al geschreven: vlees eten is een enorme verspilling van grondstoffen en energie. Om vee te kweken moet immers eerst plantaardig voedsel gewonnen worden, dat aan het vee als voedsel gegeven kan worden. Dat kan dus ook niet gebruikt worden om mensen te voeden. Vlees is een inefficiënt product. Een groot deel van de mondiale graan- en sojaproductie wordt gebruikt voor diervoeder, terwijl het efficiënter zou zijn om deze gewassen rechtstreeks te gebruiken voor menselijke consumptie.
Willen we die prijs blijven betalen? Het staat – toch in onze samenleving, op dit ogenblik – iedereen vrij zich al dan niet iets van het bovenstaande aan te trekken. Bepaalde organisaties proberen de mensen te sensibiliseren.
48
Sensibiliserende organisaties De overheid en gezondheidsverenigingen, zoals ―Kom op tegen kanker‖, voeren campagnes rond gezondheid, waarin op het belang van groenten en fruit wordt gewezen. Zeggen dat we allicht te veel vlees eten, is daarbij nog een brug te ver. De economische belangen wegen blijkbaar te zwaar door. Dierenrechtenorganisaties, zoals Gaia, wijzen op het enorme dierenleed in de vleesindustrie. Organisaties begaan om de armen in de derde wereld, zoals 11.11.11 en Vredeseilanden, kaarten in hun acties regelmatig de voedselproblematiek aan. De vzw Wervel betrekt hierbij het probleem van onze voedselgewoontes (zie hiervoor het artikel in dit boek over soja).
Een ding is zeker: een wereld waar iedereen elke dag vlees eet, is gewoon weg onmogelijk. Daarvoor zijn de natuurlijke hulpbronnen te beperkt en heeft de aarde niet genoeg afvalopnamecapaciteit. Willen we de aarde als milieu voor de mens in stand houden, dan moeten we minder vlees gaan eten. Dit – grotendeels nog onbekend – aspect wordt beklemtoond door organisaties die het vegetarisme willen bevorderen, zoals de vzw EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief).
Een actie op onze school: Donderdag Veggiedag In het schooljaar 2009-2010 hebben de leerlingen van 5 ASO zich ingezet voor de invoering van ―Donderdag Veggiedag‖, een actie ondersteund door EVA. Dit houdt in dat er op school elke donderdag enkel een vegetarische maaltijd bekomen kan worden.
49
In plaats van dit vrijblijvend voor te stellen of verplicht van bovenaf op te leggen, werd gekozen dit voor te leggen aan de gehele schoolpopulatie in een bindend referendum. De voorbereiding gebeurde in het vak P.O.L. In de week van 16 tot 20 november voerden de leerlingen campagne. Ze vestigden de aandacht op de 4 redenen om minder vlees te eten: je spaart dieren, je zorgt voor lijf en lijn, je zorgt voor het milieu en je helpt andere mensen. De informatie werd ondersteund door ludieke acties: er liep een varkentje en een ijsbeer rond op de school, er werden flyers uitgedeeld en er kon geproefd worden van lekkere vegetarische hapjes. De leerkrachten en het dienstpersoneel konden stemmen via Smartschool (het elektronisch leerplatform van de school). De leerlingen ontvingen eerst een oproepingsbrief. Het referendum vond plaats op vrijdag 20-11-2009 in de refter. Na de stemming werden de stemmen geteld onder toezicht van vrijwillige neutrale waarnemers uit het 4e. Met 6 stemmen verschil werd Donderdag Veggiedag goedgekeurd. Vanaf januari 2010 werd het goedgekeurde initiatief ook daadwerkelijk ingevoerd.
Enkele beelden van de campagne
50
Enkele beelden van het referendum
51
Obesitas en diabetes, de nieuwe problemen Cathelijne Vroman
1.
Obesitas
Bij obesitas bevindt het lichaam zich in een toestand waar er sprake is van een te grote hoeveelheid lichaamsvet. De energiereserves van de mens zijn omgezet in vet. Hierdoor komt de gezondheid in het gedrang. Vaak wordt obesitas ook gekoppeld aan aspecten zoals overgewicht, zwaarlijvigheid, vetzucht en dikheid. Hoe bepaalt men of je aan obesitas lijdt? Men gebruikt de Body Mass Index (BMI), ook wel Quetelet Index (QI) genoemd om te bepalen wanneer er sprake is van overgewicht. Hoe bereken je BMI? Je moet je gewicht in kilogram delen door het kwadraat van je lengte in meter. Welke resultaten kun je krijgen van je BMI? Tussen de 10 en 18,5 lijd je aan ondergewicht. Tussen de 18,5 en 25 heb je een gezonde BMI. Je hebt dus een normaal en gezond gewicht. Tussen de 25 en 30 lijd je aan overgewicht, maar er zijn nog geen ernstige gezondheidsrisico‘s. Tussen de 30 en 40 lijd je aan zwaarlijvigheid, obesitas. Er is wel een verhoogde kans op de aandoeningen zoals diabetes, hartaandoeningen en rugklachten. Bij een BMI boven de 40 lijd je aan ernstige zwaarlijvigheid of morbide obesitas. Hierbij is je gezondheid zwaar in gevaar.
Wat zijn de oorzaken van obesitas? Obesitas of zwaarlijvigheid kan worden veroorzaakt door een aantal factoren. Enkele van deze factoren zijn:
Energierijk dieet Een zittende levensstijl met beperkte lichaamsbeweging Eetziekte (bvb eetbuienstoornis) Toename van de hoeveelheid koolhydraten in de voeding, met name fructose Stress Te weinig slaap Genetische aanleg.
Eetziekten zoals bijvoorbeeld eetbuienstoornissen kunnen zorgen voor zwaarlijvigheid. Normaal stopt een mens met eten als deze genoeg heeft; dit is niet zo bij eetziektes; dan is dit natuurlijke mechanisme verstoord. Het mechanisme heeft enkele bestanddelen: de vetcellen (adipocyten) die een stof produceren; leptine, die de eetlust tegenwerkt; het metabolisme (verbranding van voedingsstoffen door een organisme). Hoe meer vetcellen en/of hoe meer vetcellen er gevuld zijn met vetten, hoe meer leptine wordt aangemaakt. Mensen met overgewicht maken normale hoeveelheden of zelfs meer leptine aan in hun
52
vetcellen, maar de negatieve terugkoppeling op de hersenen (hypothalamus) is verstoord. Er is echter ook een relatie tussen de hoogte van de triglyceriden (bepaalde vetten) in het bloed en de mate waarin leptine wordt geblokkeerd.
Op deze afbeelding ziet u rechts een normale muis en links een muis met te weinig leptine. De linker muis lijdt aan leptinedeficiëntie. Dit komt niet veel voor bij mensen en ziet er ernstig uit maar de oplossing is zeer eenvoudig, leptine toevoegen. Wat zijn de problemen bij Obesitas? Mensen met obesitas kampen vaak met problemen zoals zwaarlijvigheid, door hun extra gewicht kunnen ze moeilijker lopen en bewegen. Hierdoor kunnen ze ook hun extra gewicht niet verliezen. Daarbij kunnen er nog verschillende complicaties de kop opsteken. Voorbeelden van zulke complicaties kunnen zijn:
suikerziekte hoge bloeddruk hart- en vaatziekten verhoogd cholesterol onvruchtbaarheid rugpijn artrose van de heupen, knieën en enkels.
De plaats van de vetstapeling in het lichaam speelt een enorm grote rol, vooral dan als deze zich voordoet rondom de buik, want dit geeft een verhoogd risico op ziektes. Het grootste probleem met obesitas nu is dat er steeds meer mensen met obesitas hart- en vaatziektes krijgen, verschillende soorten kanker, suikerziekte en galstenen. Welke oplossingen worden voorgesteld? Vaak is een maagverkleining de oplossing voor mensen met obesitas. Maar de echte oplossing ligt in een verandering van levensstijl (zie verder).
2. Diabetes Diabetes wordt in de volksmond ook vaak suikerziekte genoemd. Diabetes wordt gekenmerkt door verhoogde bloedglucosewaarden. De bloedglucosewaarden zijn internationaal vastgelegd; soms kunnen die per land iets verschillen. Het is een ongeneeslijke stofwisselingsziekte, het lichaam krijgt onvoldoende energie uit glucose. Er zijn 2 soorten diabetes: bij type 1 is er onvoldoende of geen productie van insuline. Zonder insuline kan het lichaam de bloedsuikerspiegel niet normaal houden. Insuline is namelijk een hormoon dat ervoor zorgt dat glucose vanuit het bloed wordt opgenomen in de lichaamscellen.
53
bij type 2 is er een probleem met betrekking tot de insulinereceptoren, waardoor de lichaamscellen minder gevoelig voor insuline zijn. Gevolgen van diabetes Als er geen of onvoldoende glucose wordt opgenomen in de cellen dan stijgen de bloedglucosewaarden en treedt er hyperglykemie op. De gevolgen hiervan zijn: Keto-acidose, hierbij treedt verzuring op in de weefsels en organen. Misselijkheid en braken kan hier het gevolg van zijn. In de nieren zal de concentratie glucose in het bloed zo hoog zijn dat niet alle suikers gereabsorbeerd kunnen worden. Suiker gaat dan via de nieren verloren in de urine wat gepaard gaat met extra waterverlies. Hierdoor worden er grotere volumes urine geproduceerd, dit is polyurie. Polydipsie is het vele drinken van de patiënt (door het vele urineverlies). Symptomen van diabetes
Bij veel mensen met type 2 zijn er geen symptomen Veel plassen en veel drinken Vaker last van een blaasontsteking, witte vloed en of steenpuisten Soms is er aceton te ruiken in de adem van mensen met diabetes Grotere kans op niet of slecht helende wonden Rode of branderige ogen Wazig zien Ontsteking aan de ogen Vermoeidheid of slaperigheid Impotentie Droge mond en tong
Oorzaken van diabetes type 2 Alle oorzaken van diabetes type 2 zijn nog niet bekend. Overgewicht en weinig beweging verhogen de kansen op diabetes type 2. Als je ouders diabetes hebben, is jouw kans natuurlijk ook groter dat je diabetes krijgt. Bij diabetes type 2 is er een lange aanloop naar de echte ontwikkeling van de ziekte diabetes type 2. Vaak lopen mensen al jaren rond met overgewicht of een hoge bloeddruk of cholesterol of reeds met diabetes maar merken ze het niet. Wat er vaak gebeurt, is dat diabetes aan het licht komt bij een opname in het ziekenhuis (vaak voor een hartaanval). Wat zijn de complicaties die kunnen optreden bij diabetes? Op lange termijn kunnen er hart- en vaatziekten optreden. De kleinste slagaders kunnen ook minder goed beginnen werken waardoor er overal in het lichaam schade kan worden veroorzaakt. Enkele voorbeelden zijn beschadiging van het netvlies (slechtziendheid of blindheid), diabetische nefropathie (nieren werken niet meer goed). De gevoelszenuwen gaan minder goed werken waardoor er ongevoeligheid kan optreden in de voeten en handen. Daardoor zullen wonden minder goed of niet meer helen. Dit is doordat de patiënt het niet kan voelen maar op zeer lange termijn kan het gebeuren dat tenen, voeten of onderbenen moeten worden geamputeerd.
54
Voorgestelde oplossingen Men streeft naar een normaal gehalte bloedglucose. Daardoor kunnen acute ontregelingen en verschijnselen worden voorkomen. Voor type 2 diabetes is de voornaamste oplossing te diëten. Door het overgewicht verergert de diabetes enkel, dus is diëten zeer belangrijk. Voor diabetes type 2 is het ook zeer belangrijk dat er aan sport wordt gedaan. Lichaamsbeweging zorgt ervoor dat er minder behoefte is aan insuline, daarbij is er een positieve invloed op de algemene conditie, waardoor niet alleen de bloeddruk verbetert maar ook de werking van het hart en de spieren.
3. Zijn obesitas en diabetes maatschappelijke problemen? Is obesitas een maatschappelijk probleem? Ja, steeds meer mensen lijden aan obesitas, vaak zijn het kinderen in de westerse landen. Hoe komt dit nu? Wel in onze maatschappij zie je enorm veel eten, op de televisie, op de computer, … . Daarbij is er veel veranderd in de voorbije jaren. Nu werken zowel de man als de vrouw, iets wat 100 jaar geleden totaal niet zo was. Dit heeft wel een invloed op onze levensstijl, want doordat zowel de man als de vrouw gaat werken, is er een gebrek aan tijd om bijvoorbeeld nog een verse maaltijd te koken. Nu zijn het vaak de klant en klare maaltijden of een snack. Reclame is ook een grote boosdoener. Kinderen laten zich zeer gemakkelijk leiden door de reclames op tv. Hierdoor geven kinderen de voorkeur aan ongezonde snacks en niet aan gezond voedsel. Kinderen hebben nu ook veel minder lichaamsbeweging dan enkele jaren terug. Dit komt omdat ouders bang zijn dat er iets met hun kind zou gebeuren als ze buiten spelen, daardoor zullen ouders hun kinderen sneller binnenhouden. Onze maatschappij is voor vele ouders te onveilig geworden dus houden ze hun kind liever binnen, maar ze staan er niet bij stil dat hun kind dan niet veel lichaamsbeweging meer krijgt. Is diabetes een maatschappelijk probleem? Diabetes type 2 is een maatschappelijk probleem, het kan namelijk voorkomen worden met een gezonde levensstijl. Bij diabetes type 2 zijn de risicofactoren overgewicht; oudere leeftijd, historie van diabetes in de familie en fysieke activiteit. Het aantal mensen met diabetes type 2 is de laatste jaren enorm toegenomen, wat komt doordat overgewicht de laatste jaren ook zo is toegenomen en dit een maatschappelijk probleem is. Door de toename aan zwaarlijvigheid is er ook een toename bij de ontwikkeling van bepaalde ziekten waar diabetes type 2 er één van is. De levensstijl kan gelukkig worden veranderd waardoor het risico op het krijgen van diabetes type 2 verlaagt. Er moet gezonder worden gegeten en gezorgd worden voor meer lichaamsbeweging. De norm voor dagelijkse fysieke activiteit is ingesteld op een uur per dag (minimaal 5 dagen in de week) bewegen met matige intensiteit. Bij mensen met obesitas staat deze norm zelfs op anderhalf uur per dag.
4. Zullen obesitas en diabetes de komende jaren nog veel toenemen? Zal obesitas de komende jaren veel toenemen? Obesitas is momenteel een zeer groot probleem in Amerika. Er zijn daar reeds studies gedaan rond obesitas en men stelt vast dat de levensduur van de Amerikanen dreigt te verkorten door obesitas.
55
Een Amerikaan leefde in 2005 gemiddeld 76 jaar, een Amerikaanse leefde gemiddeld 81 jaar. Tegen 2020 kan die gemiddelde levensduur met 8 maanden verminderd zijn als we niets doen tegen obesitas en zwaarlijvigheid. Als een volwassene zou stoppen met roken en zijn of haar obesitas onder controle zou hebben, dan kan de gemiddelde levensduur van een huidige 18-jarige stijgen met 3,76 jaar. De zwaarlijvigheid bij kinderen neemt toe, wat niet veel goeds belooft voor de toekomst. Daarbij ziet het ernaar uit dat de huidige trend niet snel zal worden omgebogen. ―Dikke‖ kinderen zorgen op hun beurt voor ―dikke‖ volwassenen.
Bronnen
http://gezondheid.infoblogs.nl/1159/ouderdomsdiabetes_type_2_en_de_behandeling_1 http://www.diabetesfonds.nl/artikel/diabetes-type-2 http://www.afvallen.be/2008/01/22/hoe-bereken-je-je-bmi/ http://www.obesitas-kliniek.nl/obesitas/index.html http://nl.wikipedia.org/wiki/Diabetes_mellitushttp://books.google.be/books?id=F5WzAiygY4C&printsec=frontcover&dq=diabetes&source=bl&ots=tRKAVXEUfR&sig=HFx2rZ6iK vG7rZAxz4G6jXoVF_Y&hl=nl&ei=3PO2TPNHMWEOrKymPMJ&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=8&ved=0CEEQ6AEwBw#v=o nepage&q&f=false http://mens-en-samenleving.infonu.nl/sociaal/10017-overgewicht-bij-kinderen-eenmaatschappelijk-probleem.html http://www.gezonderafvallen.nl/page/355/gezonde-leefstijl-diabetes-voorkomen.html http://www.gezondheidsweb.eu/dieet/levensduur-dreigt-te-verkorten-wegens-obesitaszwaarlijvigheid
56
Go green, Go BIO! Roxanne Cordier Wat is biologische landbouw? Biologische landbouw is een moderne milieuvriendelijke landbouwmethode waarbij geen chemische pesticiden en geen kunstmatige meststoffen worden gebruikt. Daardoor verschilt dit van de gewone landbouw. Biolandbouw combineert technieken van de gewone landbouw met milieuvriendelijke oplossingen. Het is wettelijk geregeld en wordt gecontroleerd door erkende controleorganisaties. Ook de verwerking van de bioproducten wordt gecontroleerd. Biologische landbouw wordt ook wel duurzame landbouw genoemd, omdat de ecologische efficiëntie wordt opgedreven. In België herken je een biologisch product aan het biogarantie-logo of aan de vermelding van het EG-nummer, ‗controle Blik‘ of ‗controle Ecocert‘.
Wat zijn de voorwaarden voor handel in de biologische landbouw binnen de EU? Producenten die in een EU-lidstaat door een EU–erkende controleorganisatie als biologisch gecertificeerd zijn, mogen in alle EU-lidstaten als biologisch product in de handel worden gebracht. Bij export van biologische producten naar landen buiten de EU krijgt men in een aantal gevallen te maken met eisen die afwijken van de EU-verordening (voorbeeld: bij export naar Japan of de VS). Wanneer men naar die landen wil exporten moet men daarvoor apart gecertificeerd worden door een controleorganisatie van dat bepaald land.
Welke technieken zijn verboden en welke toegelaten? De biologische boer mag van sommige middelen geen gebruik maken: 1. 2. 3. 4.
Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, voorbeeld: herbiciden Het gebruik van kunstmest Het gebruik van chemische toevoegingen in veevoeder, groeistimulatoren en hormonen Het gebruik van genetisch gemanipuleerde organismen of ggo‘s.
Er zijn 15 bestrijdingsmiddelen die wel toegestaan zijn omdat ze biologisch correct zijn. Meestal zijn dit gifstoffen uit planten of bacteriën. Zo is het insecticide (van bacteriële oorsprong) ‗spinosad‘ toegestaan, net als het gebruik van kaliumbicarbonaat en koperoctanoaat bij de bestrijding van verschillende schimmelziekten. Er zijn ook een paar rijpingsbevorderaars toegestaan. Zo is het gebruik van ethyleen in bepaalde gevallen toegestaan, o.a. bij het narijpen van citrusvruchten. Enkele bestrijdingsmiddelen die zijn toegestaan zijn: Zeep Minerale olie IJzerfosfaat Bacteriepreparaten Kopersulfaat Pyrethrine
57
De keurmerken „Biogarantie®‟ en „Ecogarantie®‟ Biogarantie® is het Belgisch keurmerk voor het biologisch product. Wanneer je een product koopt waar dit label op vermeld staat, dan kan je er vanuit gaan dat het product biologisch geteeld werd. Het gebruik van het Biogarantielabel wordt enkel toegelaten op producten die gecertificeerd biologisch zijn. Het label bestond reeds voor de wetgever het gebruik van de term ‗biologisch‘ beschermde. Een groep van pioniers ontwikkelden een eigen lastenboek, een oplijsting van alle voorwaarden waaraan een product moet voldoen, en een eigen logo. Ze organiseerden ook een onafhankelijke controle hierop. Nu de wetgever de term ‗biologisch‘ intussen beschermd heeft, kunnen alle producten die gecertificeerd zijn, het Biogarantie-logo dragen. Maar Biogarantie® speelt nog steeds een voortrekkersrol: sommige producten of diensten in de biosector zijn niet of onvoldoende wettelijk geregeld. BioForum neemt het op zich om het keurmerk in deze domeinen verder te ontwikkelen. Zo geeft Biogarantie aan winkels de mogelijkheid om zich te profileren als een 100% biowinkel. Het is dan aan cateraars om biologische producten met certificaat op het menu te zetten, aan textielbedrijven om het Biogarantielabel te gebruiken op biologisch textiel. Het keurmerk wordt slechts toegekend na controle en certificering door één van de drie bevoegde controleorganisaties Integra, Certisys en Quality Partner. Ecogarantie® wordt gebruikt voor de producten die gemaakt zijn op basis van grondstoffen uit de Biolandbouw en grondstoffen die niet uit de landbouw afkomstig zijn. Op deze manier vormt het Ecogarantiekeurmerk een logische aanvulling op de producten die geheel afkomstig zijn uit de biologische landbouw en die door Biogarantie® gedekt worden. Concreet heeft Ecogarantie® een lastenboek voor cosmetica, was- en reinigingsproducten en zeezout. Dit lastenboek is een uitgebreide lijst van normen waaraan een product moet voldoen en waarop het gecontroleerd wordt voor toekenning van het label. In afwachting van officiële Europese normen, werkte Ecogarantie® samen met BDIH, Cosmebio, Ecocert, ICEA en Soil Association mee aan de harmonisering van verschillende gelijkaardige Europese keurmerken in de vorm van het Cosmos-lastenboek. In mei 2010 werd echter beslist niet tot een actieve deelname en integratie in het Cosmossamenwerkingsverband over te gaan. Dus ook voor cosmetica blijft Ecogarantie® bestaan.
Welke labels bestaan er en waarvoor staan ze? Biologische producten zijn voorzien van een gecertificeerd label, dat garandeert dat ze door controlemechanismen, zoals Ecocert en Blik, als ‗bio‘ worden erkend. Bovendien zijn in België de termen ‗biologisch‘, ‗ecologisch‘ en ‗organisch‘ wettelijk beschermd, wat alle plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen betreft. Wanneer je die termen leest op een verpakking, mag je er van uitgaan dat het zeker en vast om een biologisch product gaat. De labels geven informatie over de milieukenmerken van het product of over de sociale omstandigheden waarin het is gemaakt. Er zijn eveneens labels die aangeven dat het product eerlijk is verhandeld. Andere labels geven geen duurzaamheidsinformatie, maar zeggen iets over de herkomst, de kwaliteit, de samenstelling van een product of de veiligheid. Jammer genoeg zijn er zodanig veel labels, symbolen en logo‘s, zodat we het bos door de bomen niet meer zien. En ze zijn niet allemaal even betrouwbaar. Wanneer weet je nu of het een betrouwbaar label is of niet?
58
Een betrouwbaar label is gebaseerd op een reeks criteria die strenger zijn dan de geldende wetgeving en die controleerbaar zijn. De controle gebeurt door een onafhankelijke controle–organisatie, die erkend is om die specifieke controles uit te voeren. De organisatie die dit label beheert, is transparant. Alle informatie over o.a. de criteria en de lastenboeken is openbaar en kan op een eenvoudige manier worden opgevraagd. De criteria zelf worden ontwikkeld in samenspraak met alle producenten en/of sector-organisaties, consumentenorganisaties, vakbonden en NGO‘s. Er zijn verschillende types van labels: 1. Officiële labels worden beheerd door een overheid. De controles worden uitgevoerd door externe, onafhankelijke, en doorgaans geaccrediteerde organisaties. Die accreditatie garandeert de kwaliteit en betrouwbaarheid van de controle. Het zijn vrijwillige systemen: de producenten die willen, brengen deze labels op hun producten aan. 2. Private, collectieve labels worden beheerd door een industriële sector, een beroepsvereniging of een vereniging die als onafhankelijk van de fabrikant/sector wordt beschouwd. Dit kan ook een NGO zijn. Er kunnen verschillende maatschappelijke deelnemers bij betrokken zijn. De contoles worden evenals uitgevoerd door externe, onafhankelijke, en doorgaans geaccrediteerde organisaties. Ook dit zijn vrijwillige systemen. 3. Private, individuele, gecontroleerde labels zijn ontworpen door een fabrikant of een distributeur. Maar ze worden gecontroleerd door een externe, onafhankelijke en geaccrediteerde organisatie. 4. Private, individuele, niet-gecontroleerde labels zijn ook door een fabrikant of een distributeur ontworpen en blijven zijn exclusieve verantwoordelijkheid. Er is geen externe of onafhankelijke controle. Een paar voorbeelden van labels zijn:
LOGO
NAAM
Europees landbouw
label
Biogarantie
Nature et progrès
Demeter
EKO
biologische
UITLEG Het label geeft aan dat de producten van biologische oorsprong zijn. Het wordt beheerd door de Europese Commissie. Het label geeft aan dat de producten van biologische oorsprong zijn. Het wordt Beheerd door Bioforum vzw. Nature et Progrès is een label voor biologische landbouwproducten, dat beheerd wordt door Nature et Progrès asbl. Demeter is het kwaliteitskeurmerk voor biologisch-dynamische landbouwbedrijven en al dan niet verwerkte producten ervan. Het wordt beheerd door Stichting Demeter. Het label geeft aan dat de producten van biologische oorsprong zijn. Het wordt beheerd door Stichting Skal.
LAND
Europa
België
België
Nederland
Nederland
59
Het label geeft aan dat de producten van biologische oorsprong zijn. Het wordt beheerd door Het Franse Ministerie van Landbouw.
Agriculture Biologique
Soil Association Standard
-
Organic
Bioland
Naturland
Ecocert Fair-trade
Bio Equitable
Het label is een keurmerk voor biologische producten zowel voor voeding- als nietvoedingsproducten. Het wordt beheerd door Soil Association Limited. Bioland is een label inzake biologische landbouw en arbeidsomstandigheden, en beheerd door Bioland e.v. Het is een label voor biologische landbouw. Naast de basiscriteria voor de biolandbouw zijn er bijkomende criteria inzake teelwijze, verwerkingsmethoden en arbeidsomstandigheden. Het wordt beheerd door Naturland Association for Organic Agriculture. Dit label geeft aan dat het product zowel aan de standaarden van fair-trade voldoet als aan biologische landbouw, en wordt beheerd door Ecocert. Bio Equitable label voldoet aan de criteria inzake biologische landbouw en eerlijke handel, en beheerd door BIO PARTENAIRE
Frankrijk
Groot-Brittannië
Duitsland
Duitsland
Frankrijk
Frankrijk
Waarom is het beter voor het milieu? De biologische telers willen op een duurzame en milieuvriendelijke manier aan landbouw doen. Ze willen op een natuurlijke en respectvolle wijze kwaliteitsvoeding aanbieden. Er wordt dus naar een harmonie gestreefd tussen mens, dier, plant en milieu. Maar men streeft ook naar een vruchtbare aarde, gezond water en gezonde lucht. Deze landbouwmethode besteedt hoofdzakelijk aandacht aan de natuurlijke kringloop in alle aspecten van de voedselproductie. Tien redenen om te kiezen voor biologische landbouw. Biologische landbouw levert een duurzame oplossing voor de problemen waarmee de gewone landbouw kampt. 1. Het is een duurzame en milieuvriendelijke landbouwmethode. Chemische bestrijdingsmiddelen worden niet gebruikt en dankzij de bodemzorg treedt er geen bodemgradatie op. 2. De voedingskwaliteit van biologische producten is goed, onder meer dankzij de teelteisen: geen pesticiden, hormonen of preventieve antibiotica. De dieren krijgen nooit dierlijke
60
3.
4. 5.
6. 7. 8.
9. 10.
producten te eten. Bovendien blijkt dat bioproducten een hoger drogestofgehalte hebben: meer waar voor je geld en een betere bewaarbaarheid. Biologische landbouw is rendabel op micro- en macroniveau. De bedrijven zijn leefbaar, maar wel dankzij de hogere productprijzen. Op macro-economisch niveau, dus voor de gemeenschap, is de biolandbouw duidelijk een zeer interessante optie. Zware (milieu)kosten, eigen aan de gewone landbouw en gedragen door de gemeenschap, worden door de biologische landbouw immers niet of veel minder veroorzaakt. Deze methode is arbeidsintensief en zorgt dus voor meer werkgelegenheid. Er is gemiddeld 20 tot 30% meer arbeidskracht nodig dan in de gewone landbouw, voor hetzelfde bedrijfsoppervlak. Het gaat om zinvol werk, voor laag- of hooggeschoolden. Biologische bedrijven betekenen, voor het sociaal-culturele leven op het platteland, een nieuwe motor. Ze zijn een aantrekkingspool voor bewuste consumenten en sommige biobedrijven kunnen voedselproductie combineren met een zorg van opvang, zorg of begeleiding. De biolandbouw heeft positieve effecten op de biodiversiteit, leent zich prima voor natuur- en landschapsontwikkeling en laat ruimte voor natuurlijke landschapselementen. Dierenwelzijn krijgt in deze landbouwmethode veel aandacht, dankzij de strenge normen die er zijn. Het biedt de beste perspectieven voor duurzaam grondgebruik en wereldwijde voedselzekerheid. De Wereld Handelsorganisatie en de VN schatten de kansen voor biologisch voedsel hoog in, dit geldt ook voor boeren in de ontwikkelingslanden. In de derdewereldlanden blijkt dat de invoering van biologische landbouw de productie op te voeren tot maar liefst 300%. Kleine markten in ontwikkelingslanden zijn zo beter in staat om genoeg voedsel te produceren voor de plaatselijke markt en de export. De noord–zuid-relatie kan in evenwicht komen, doordat biologische landbouw in de eerste plaats produceert voor plaatselijke markten. Biologische boeren vinden weer arbeidsvreugde, door de grote waardering van hun omgeving.
Bronnen
www.bioforum.be/oostvlaanderen.html
http://www.pimpernel.be/biovoeding
http://nl.wikipedia.org/wiki/Biologische_landbouw_en_voeding
http://www.motherearth.org/organic/wat_nl.php
http://www.labelinfo.be/informatie/
http://www.labelinfo.be/
http://www.scholieren.com/werkstukken/21198
61
Vergeten groenten opnieuw ontdekt ! Shauni Lefevre
Wat zijn vergeten groenten? Vergeten groenten zijn eigenlijk producten die uit het assortiment van de groentehandel verdwenen zijn, of bijna verdwenen zijn, of dreigen te verdwijnen. Je kan vergeten groenten ook groenten uit grootmoeders tijd noemen. Wij willen of kunnen deze groenten niet meer kopen, omdat ze er vaak niet uitzagen / uitzien, of omdat ze door ziektes verdwenen zijn. Dit zijn enkele belangrijke oorzaken waarom het vergeten groenten zijn geworden.
Voorbeelden van vergeten groenten
Gedurende vele tientallen jaren waren deze groenten dagelijkse kost geweest, maar ze geraakten uit de mode. Dit komt deels door de opkomst van de ingevoerde producten die onze markten overspoelden. Dit is de reden waarom de vergeten groenten maar zelden in de rekken van de supermarkten te vinden zijn. Je vindt ze eerder op markten, onder andere de biomarkten of nog rechtstreek bij de telers. Vergeten groenten zijn ook groenten die moeilijk op grote schaal te telen zijn, dit verklaart dan weer waarom zo weinig producenten ze hebben staan, en ze hebben maar een lage productiviteit. Niets verdwijnt zo maar en zonder reden. Niet alles van toen en vroeger was beter en lekkerder. De vraag is of mensen dat ooit wel lekker gevonden hebben. Vaak hadden ze gewoon niets anders te eten. Vele mensen beweren toch dat het leuke aan vergeten groenten, kruiden en fruitsoorten is, dat ze gewoon lekker zijn. Voor sommigen zijn ze ook lekkerder dan veel producten die nu worden aangeboden. De vergeten groenten zien er ook helemaal anders uit en ze hebben een totaal andere smaak en geur. Met vergeten groenten is er ook meer variatie dan het doorsnee assortiment dat nu vaak in de winkels ligt. In het begrip ― vergeten groenten‖ zit een tegenstrijdigheid. Ze worden vergeten groenten genoemd, maar ze zijn er wel nog in de herinnering. Zolang de mensen ze zullen kweken, verbouwen en opeten zullen ze niet vergeten zijn. Eigenlijk bedoelen we met ― vergeten groenten‖ die typen van groenten, kruiden en fruit, die ooit voor veel mensen een deel uitmaakten van hun voedselpakket. Deze
62
groenten hadden hun eigen plekje in onze cultuur, maar ze kwamen in onbruik. Eigenlijk raakten ze zelfs zodanig in onbruik dat vrijwel niemand ze nog kent en mensen weten al helemaal niet meer hoe ze eruit zien of hoe ze smaken. Typische vormen, smaken en geuren zijn verloren gegaan, en de kennis om bepaalde gerechten klaar te maken is vergeten. Soms zijn de groenten ook verdwenen om andere redenen dan smaak en ―mondgevoel‖. Ze waren bijvoorbeeld moeilijk houdbaar en ze konden slecht over langere afstanden vervoerd worden. Zoals veel rassen van appels en peren. Als we nu geen goede transport- en koeltechnieken zouden hebben, dan waren verschillende groenten en fruiten misschien nu ook al verdwenen. Soms verdwenen er ook veel gewassen omdat het bereiden ervan veel tijd kostte, en soms verdween de groente dan weer omdat de teelt ervan niet kon verbeteren of doordat andere gewassen een betere opbrengst gaven.
Vergeten groenten en armoede/rijkdom Vergeten groenten hebben vaak een lage opbrengst, vragen veel werk bij het kweken en het bereiken, zijn moeilijk te bewaren. Er is echter nog een andere reden waarom deze groenten in vergetelheid geraakten. Vergeten groenten zijn vaak wortel- of knolgewassen, met een hoge caloriewaarde, ideaal geschikt als krachtvoer voor wie veel moet arbeiden. Ze werden daarom meestal geassocieerd met arbeiders, dus met de lagere sociale klasse. Dat maakte hen onpopulair: iedereen wil zo veel mogelijk groenten gebruiken passend bij de hogere klassen gebruiken, want dat geeft een hogere sociale status. Er is nog een reden: de groenten geraakten op de achtergrond omdat er nieuwe, exotische groenten op de markt verschenen. Ook hier speelt de sociale staus: buitenlandse groenten zijn in eerste instantie duur en hebben daarom meer prestige. De opgang van exotische gewassen werd nog versterkt door de toename van toeristische reizen, opnieuw een fenomeen dat getuigt van rijkdom.
Een voorbeeld: pastinaak Een zeer bekend voorbeeld van de vergeten groenten is de pastinaak. Deze groente behoort tot de familie van de wortel, kervel, peterselie en knolselderij. De pastinaak wordt ook wel pinksternakel of witte peen genoemd. Ze is een inheemse groente die al heel oud is en de laatste tijd opnieuw in ons land verbouwd wordt. De pastinaak is vooral zeer mineraalrijk en ze bevat insuline, een koolhydraat, dat bij splitsing fructose oplevert. Dit maakt de groente zeer geschikt voor diabetici. Na de oogst wordt de groente gauw slap. Het is daarom best dat je de pastinaak niet langer dan 3 à 4 dagen bewaart en dit dan nog het liefst in een geperforeerde plastic zak in de groentenlade van de koelkast. De pastinaak smaakt minder zoet dan de gewone wortel, de smaak lijkt een heel klein beetje op de smaak van knolselderij. De pastinaak zaai je best in april, op dezelfde wijze zoals gewone wortelen worden gezaaid. Pastinaak heeft een vrij lange ontwikkelingstijd nodig. Oogsten kan pas vanaf oktober gebeuren. Eeuwenlang was pastinaak in Europa een basisingrediënt voor onder andere soepen en eenpansgerechten. Maar met de komst van de aardappel raakt de pastinaak in de vergetelheid. Zoals vele oude groenten (postelein, spitskool) is de pastinaak bezig met een inhaalbeweging. Deze peen wordt terug een trendy groente.
63
De pastinaak is verkrijgbaar van oktober tot en met maart. Zorg er bij de aankoop voor dat de wortel stevig is en geen bruine vlekken vertoont. Mijd de verschrompelde en verdroogde exemplaren. Pastinaken bieden een waaier van toepassingen. Je kunt ze in rauwkost gebruiken, maar dat wordt niet veel toegepast. Ze worden eerder verwerkt in soepen, stoofpotjes, puree en hutsepot. Ook gebakken pastinaak is zeer lekker, maar dan kook je ze best even vooraf. Pastinaken zijn niet zozeer vitaminerijk, maar bevatten wel veel mineralen. Ze zouden een vochtafdrijvende werking hebben en maagkrampen tegengaan.
Redenen van hernieuwde belangstelling Waar komt de nieuwe belangstelling voor vergeten groenten opeens vandaan? Waarom vinden we deze groenten tegenwoordig terug in de marktkramen, op de menukaarten van de grote chef-koks en op onze borden? 1. Milieuvriendelijkheid Een van de redenen waarom de vergeten groenten volop weer in de rekken en op de kraampjes verschijnen, is dat deze groenten milieuvriendelijk zijn. De vergeten groenten zijn immers lokale producten die met weinig meststof en pesticiden geteeld worden. Maar vandaag is het, dankzij kleine zaaigoedbedrijven, zeer goed mogelijk om de vergeten groenten in je eigen tuin te telen. 2. Smaakrijkheden De vergeten groenten zijn wat de voedingswaarde betreft, niet echt verschillend van de klassieke groenten. Ze leveren vooral vezels, vitaminen en mineralen. Ze bevatten zeer weinig calorieën en mogen dus naar believen gegeten worden. Het sterkste positieve punt van de vergeten groenten is hun aanvoer van nieuwe smaken. Is het een modeverschijnsel? Een duurzame trend? De wil om anders te doen dan anderen? Een behoeft aan afwisseling en originaliteit? Vergeten groenten brengen niet alleen meer diversiteit in onze voeding en laten ons nieuwe smaken ontdekken, ze kunnen ook een rol spelen in onze bekommering om een gezond leven. Tegenwoordig zijn het niet alleen meer de mooi, naar grootte gesorteerde groenten met hun afgemeten smaken die het alleenrecht hebben in de keuken.
Wie teelt en wie promoot de vergeten groenten? Sinds het begin van de menselijke beschaving werden zowat 7000 groentevariëteiten geteeld als voedingsgewas. Sinds het begin van de 20e eeuw zijn er zowat 75% van die geteelde eetbare variëteiten verdwenen. Tegenwoordig zien we terug een verandering/ een stijging. In Frankrijk tuiniert weer één huishouden op twee en één huishouden op drie heeft zelfs een eigen moestuin. In bepaalde steden zoals Lyon, Rijsel of Straatsburg wordt in de groene gordel rond de stad weer ruimte vrijgehouden voor tuinen. Deze ruimte is uitstekend geschikt voor het telen van deze atypische groenten met hun bijzondere smaak. Als ultieme bekrachtiging beginnen nu ook de grote chef-koks de vergeten groenten weer te gebruikten in hun recepten. Vandaag komen de vergeten groenten terug op het menu bij de allergrootsten. De sterrenrestaurants trekken de kaart van de vernieuwing en de nieuwe smaken met deze "oude" vergeten groenten. Ook de gespecialiseerde kooktijdschriften komen met recepten op basis van vergeten groenten. Je kan dus niet meer naast de vergeten groenten kijken. Geïnteresseerden moeten de vergeten groenten opnieuw leren gebruiken, maar ook hiervoor bestaan alweer kookprogramma's en specifieke kookboeken over.
64
De Meetjeslandse Tuinclub Er zijn heel wat mensen die de vergeten groenten promoten. Een voorbeeld van een organisatie die de vergeten groenten promoot is de Meetjeslandse Tuinclub. De leden van de Meetjeslandse Tuinclub willen de mensen opnieuw de smaak van vroeger leren proeven. Zij hebben een cursus ontworpen met niets anders dan vergeten groenten. Basseveldenaar José De Buck is bereid om de groenten voor hen te kweken. Samen met de Landelijke Gilde Bassevelde en de Meetjeslandse tuinclub heeft José De Buck een tuintje van zo‘n vierhonderd vierkante meter aangelegd. Ondertussen staan er in het tuintje ruim veertig soorten vergeten groenten. Het doel van het hele project is om een aantal van deze groentesoorten opnieuw in de belangstelling te brengen. Bij sommige van deze groenten is dit al gebeurt. Bijvoorbeeld de pastinaak kan nu niet snel genoeg gekweekt worden. Heel wat mensen gaan tegenwoordig opnieuw op zoek naar de pastinaak. Er is momenteel meer vraag dan aanbod.
Enkele (grote) chefs en vergeten groenten. Er zijn ook verschillende restaurants waar de koks denken aan vergeten groenten.
Jeroen De Pauw Jeroen De Pauw is een bekende kok. Hij heeft zijn eigen kookprogramma‘s op tv-zenders zoals vtm, vitaya, … Uit een interview met Jeroen De Pauw:
Hoe staat u tegenover het gebruik van vergeten groenten, groenten die helaas in de vergeethoek terecht zijn gekomen? Ik maak er ongetwijfeld gebruik van, maar dan eerder gedurende de winterperiode. De meest bekende en waar ik dan ook meteen voorstander van ben is de pastinaak, je weet wel die vrij grote, dikke wortel met zijn uitgesproken smaak. Maar ook meer voorkomende groenten zoals schorseneren vind ik op zich al een vergeten groente, mede door het feit dat ze zelden vers verwerkt worden. Er is veel werk aan het bereiden van vergeten groenten, maar uiteindelijk is de smaak zoveel beter !
Restaurant “Oud Sluis” Ook Sergio Herman gebruikt in zijn restaurant de " vergeten groenten" in zijn menu's. Hier volgt een voorbeeldje:
In olijfolie gegaarde tarbot met licht gegrilde tonijn, creme van artisjok en fondant van aubergine, jus van spinkrab en specerijen.
65
Restaurant “'t Hof Van Cleve” Peter Goossens kookt ook al eens met vergeten groenten. Een voorbeeld:
Bloemkoolroom: truffel / jonge rapen/ waterkers. ° BOSVRUCHTEN limoen / munt / gember
Restaurant “De oude pastorie” (Lochristi) Hieronder kan je een maandmenu van ―de Oude Pastorie‖ in Lochristi vinden. In het menu vinden we vergeten groenten zoals zoetzure witte kool, boterraap, gember, peterseliewortel, enz...
SINT-JAKOBSVRUCHTEN uit “DIEPPE” – licht geroosterd – zoetzure witte kool – knolselder; gebakken – jazz appel – lichte curry – citrus (*) ----SCHELVIS gebakken – open ravioli – verse kokkels – boterraap – schuim van Parijse paddestoel (*) ----FAZANTENHEN zachtgegaard – gember – gebakken eendenlever – mango en papaja ----POLDERHAAS geroosterd – puree van peterseliewortel – jonge spruitjes – beukenzwam – cranberry’s met cacao (*) ----ARTISANALE KAZEN – onze selectie (supplement € 12,50) (*) ----WILDEMANPEER gepocheerd – gebrand – Witte chocolademousse – méringue van mokka – roomijs van Arabierensnoep
66
Bronnen
http://documents.plant.wur.nl/cgn/literature/reports/vergeten%20groenten.pdf http://educatie.ntr.nl/beeldbank/clip/t20081112_verggroenten01 http://www.leylant.com/vergetengroentenDuits.html http://www.oudepastorie.be/Pages/Maandmenu.php?menutypeid=2 http://www.vergetengroenten.be/index/artikel/187 http://www.sanguisorba.be/Webshop.asp?cat=18349 http://documents.plant.wur.nl/cgn/literature/reports/vergeten%20groenten.pdf http://www.meetjeslandsetuinclub.be/ http://www.move-eat.be/page.php?myfiche=5133&ID=10&Cat_ID=7
Heilige boontjes. Vergeten groenten & fruit uit de abdijtuin, uitgeverij Van de Wiele, Brugge, 2009
67
Vergeten variëteiten van appels en peren in ere hersteld Paul Gordyn Pomologie: een rijkdom aan fruitvariëteiten (18e en 19e eeuw) Pomologie is de wetenschappelijke leer van vruchten. e
In het spoor van de ontwikkeling van de plantkunde (denk aan Linnaeus), krijgt in de 18 eeuw ook de pomologie grote aandacht. Pionier is de Nederlander Johann Hermann Knoop. Hij beschrijft en tekent ongeveer 100 appelvariëteiten en 80 perenvariëteiten. Maar ook België speelt een belangrijke rol. Priester Nicolas de Hardenpont past als eerste kunstmatige bevruchting toe bij de verbetering van fruitvariëteiten.
Pagina uit Pomologie ou description des meilleures sortes de Pommes et de Poires door Jean Herman Knoop, 1771
Beschrijving van de ―Beurré d‘Hardenpont‖, een van de vele Belgische peren
e
In de 19 eeuw wordt pomologie zeer populair. Er verschijnen tal van tijdschriften en men ontwikkelt honderden nieuwe variëteiten van appels, pruimen en vooral peren. De peer wordt de modevrucht. De Belgische pomologen genieten daarbij wereldfaam. Jean-Baptiste van Mons, hoogleraar scheikunde in Leuven, bezit de grootste collectie uit de geschiedenis (80.000 moederstammen op 300 hectaren). Nog meer dan 140 andere kwekers zijn met
68
naam bekend. Ze zorgen voor vruchten met edele namen als Colmar‘Arenberg, Beurré de Mérode, Duc de Nemours, Madame Elise, Bon-Chétien Napoléon, Seigneur Esperen enz. enz. Maar ook boeren experimenteren: ze zaaien gevonden pitten op zeer korte afstand bij elkaar en laten de bevruchting aan het toeval over. Na 10 jaar verschijnen de eerste vruchten en worden enkel de bomen met peren en appelen die voldoen, behouden. Deze variëteiten blijven meestal een lokaal verschijnsel zonder naam. Bepaalde variëteiten raken wel verspreid, onder namen als Jefkespeer, Bruine kriekpeer, de Dikstaart, Waterzak, Spikkelpeer.
Het Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen van de Universiteit Gent beschikt over een uitgebreide collectie plaasteren studiemodellen van appelen- en perenvariëteiten.
Industriële landbouw: armoe troef? (20e eeuw) Vanaf de jaren 1930 primeert in de landbouw het rendement: men is niet meer geïnteresseerd in een veelheid aan variëteiten, maar enkel in soorten die veel opbrengen. Men selecteert omwille van hoge productiviteit, ziektebestendigheid, het uitzicht (alle vruchten moeten even groot zijn) en de houdbaarheid in koelcellen. Het aantal variëteiten van appels daalt tot ongeveer 35, dat van peren tot ongeveer 30. De vruchten van hoogstammen overleven de eerste selectieronde, maar niet voor lang. Op een ladder klimmen is te lastig en te tijdrovend. De klassieke boomgaarden verdwijnen en er komen bijna uitsluitend velden met laagstammen.
Vroeger…
…en nu
69
Vandaag de dag liggen in de supermarkt nog maar een paar appelsoorten (Golden, Boskoop, Grany Smith, Jonagold) en nog minder perensoorten (Conférence, Doyenné).
Armoe overtroefd: hernieuwde pomologische belangstelling (21e eeuw) Sinds de laatste 2 decennia van de vorige eeuw is er een kentering. Vanaf 1975 doet het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek te Gembloers onderzoek naar de vergeten variëteiten. Ze verzamelden appelen en peren uit heel het land om ze te planten in bewaarfruitgaarden van het proefstation, dat één van de uitgebreidste collecties in Europa bezit (1.500 soorten op 4 hectaren). Daarbij promoten ze ―verdienstelijke variëteiten‖, die zich naast originaliteit ook kenmerken door grote vruchtbaarheid en ziektebestendigheid. Er zijn ook weer bloeiende pomologische verenigingen actief, o.a. De Provinciale Pomologische Vereniging van Oost-Vlaanderen vzw Nationale Pomologische Vereniging Afd. Antwerpen Provinciale Pomologische Vereniging Brabant Limburgse Fruittelersorganisatie Provinciale Pomologische Vereniging West-Vlaanderen Maandelijks verschijnt het tijdschrift Belgische fruitrevue. De Nationale Boomgaardenstichting beheert 100 hectare boomgaarden, o.a. in het domein Tivoli (Mechelen) en de Commanderij Alden Biezen (Bilzen).
Boven: logo van het Pomologisch Genootschap Limburg Rechts: Logo van de vzw Nationale Boomgaardenstichting
Op tuindagen overal ten lande gaat aandacht naar vergeten fruitvariëteiten, bv. tijdens de moestuindagen op het kasteel van Heks in Heers.
70
Ook de overheid heeft aandacht voor het tuinerfgoed. Zo heeft bv. de provincie West-Vlaanderen een brochure uitgegeven over hoogstamfruitbomen.
Al bij al blijft deze trend een zaak van voornamelijk liefhebbers. Zullen de professionele telers volgen?
Bronnen
Christine de Groote, Van Eden tot vandaag. De geschiedenis van de tuin, Davidsfonds, Leuven, 2000
http://www.boomgaardenstichting.be/
http://www.pgl.nu/
Met dank aan prof. dr. Danny Segers, directeur van het Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschap, UGent
71
Voedsel over zee, door de woestijn, per vliegtuig of via markten
Alternatieve voedselvoorziening Ranya Vandecasteele
De nood aan alternatieven Wat is het probleem? Zoals je weet is er veel kritiek op de manier waarop het voedsel wordt gekweekt. Dit is dan de grootschalige landbouw. Eveneens is er veel kritiek op de manier hoe ons voedsel verdeeld wordt. Daarmee wordt bedoeld naar waar het voedsel gaat om dan vervolgens naar de consument te gaan. Het wordt onder andere verdeeld naar grootwarenhuizen. Ook kunnen we hier spreken van invoer uit verre landen, etc. Wat doen ze eraan? Er zijn dan ook mensen die zeggen: We beperken ons niet tot het kritiek geven op die zaken, maar we gaan een organisatie oprichten om het zelf anders te doen. Dus anders voedsel kweken en een andere manier vinden van verspreiding. Wie doet er iets aan? Enkele organisaties die het anders proberen doen zijn de vzw voedselteams, de boerenmarkten, transitienetwerk Vlaanderen en in de regio Roeselare heb je een organisatie genaamd LochtingDedrie. Deze organisaties zal ik eens voorstellen en kort uitleggen wat ze doen. Daarmee bedoel ik hoe ze tewerk gaan, wie erachter zit, hoe ze hun systeem verantwoorden en of hun organisatie succes heeft.
De boerenmarkten Op een boerenmarkt verkopen de landbouwers hun eigen producten rechtstreeks aan de consument. Deze producten zijn grotendeels afkomstig en verwerkt op hun eigen bedrijf, de producten worden heel soms aangevuld met de producten van hun collega‘s. In 1980 werd in Baaigem de eerste wekelijkse boerenmarkt opgericht. Door gebruik te maken van de boerenmarkt ontstaat er een economisch voordeel voor de boer en voor de consument, eveneens is het weinig milieubelastend. Bovendien krijgt de boer terug aandacht en wordt de band tussen de stad en het platteland weer aangehaald. Door de boerenmarkt is het zelfstandig gezinsbedrijf van de boer terug leefbaar, want er ontstaat rechtstreekse verkoop.
72
De belangrijkste kenmerken van de boerenmarkt zijn: - Er wordt geen gebruik gemaakt van tussenhandel - Minder milieubelastend - Duurzame manier van gebruik van de beschikbare agrarische ruimte - Verser, minder vervoer en opslagplaats - Productie zo dicht mogelijk bij de consument, dit ontlast het milieu in de derde wereld - Band van het platteland en de stad versterken. Even kort de boerenmarkten in West-Vlaanderen voorstellen, wanneer er op welke plaats een boerenmarkt plaatsvindt: Middelkerke Oudenburg Gistel Eernegem Diksmuide Handzame Kortemark Koekelare Tielt
Oudstrijdersplein (achter de kerk) Markt Stadhuis (Oud Stationsplein) Markt Grote Markt Kerkplein Handzamestraat Dorpsplein Lakenmarkt
Zaterdagvoormiddag Woensdagnamiddag Vrijdagvoormiddag Zaterdagvoormiddag Zaterdagnamiddag Vrijdagnamiddag Vrijdagvoormiddag Zaterdagnamiddag zaterdagnamiddag
De ‗boerenmarkt‘ is een collectief warenmerk door de Plattelandsontwikkeling vzw. De boerenmarkten in Dilbeek en Tielt zijn ‗Erkend Verkooppunt Hoeveproducten‘.
De boerenmarkten hebben vandaag de dag minder succes dan vroeger, maar er gaan terug meer en meer mensen hun groenten, fruit, zuivel, eieren, aardappelen, ect. kopen op de boerenmarkt. De grootste oorzaak is de lage prijs. Want de transportkosten heb je niet, dit is de reden dat de marktkramers hun producten zo goedkoop kunnen aanbieden. De producten zijn minstens even vers als in het grootwarenhuis, als het al niet verser is. Het aantal boerenmarkten is in stijgende lijn aan het gaan.
Transitienetwerk Vlaanderen Deze organisatie wil de transitie-idee verspreiden en probeert transition towns of transitiesteden en transitiedorpen op te starten in Vlaanderen en deze ook ze goed mogelijk te steunen.
Transition towns hebben als doel de lokale gemeenschap voor te bereiden op een toekomst met minder olie. Ze proberen een samenleving te maken die niet meer afhankelijk is van fossiele brandstof. Oorspronkelijk komt het idee van transitiesteden en transitiedorpen uit Engeland. Het zijn voornamelijk lokale initiatiefnemers die het kunnen veranderen.
De documenten op de site van Transitienetwerk Vlaanderen kunnen de vrijwilligers ongelofelijk veel helpen. De documenten of transitiegereedschap bevat onder andere transitiefilms, transitiehandboeken, transitiefolders, etc.
73
De organisatie Transitienetwerk Vlaanderen organiseert verder inloopdagen. Iedereen die wil kennismaken met het model van transition towns is welkom, mensen of groepen van mensen die met een lokaal initiatief in hun eigen stad of dorp willen starten of mensen die willen te weten komen wat deze transitie inhoudt. Het programma van de inlooptweedaagse gaat door op een zaterdag en op een zondag, telkens van 9h30 tot en met 17h00. Onderdelen van het programma zijn: * Het verhaal achter Transition Towns en hoe zelf aan de slag gaan * De grote uitdagingen van klimaatchaos, oliepiek9 en geldcrisis * Positieve uitwegen met o.a. "The power of community: how Cuba survived peak oil" * Innerlijke transitie en psychologie van verandering * Inspiratie uit gestarte initiatieven * Startoverleg met eigen groep De inloopdagen zijn niet kosteloos, maar de kostprijs is niet hoog. Ze vragen een bedrag van 20,00 euro voor de beide dagen. Er is op de twee dagen lunch voorzien. Ze kunnen de kostprijs laag houden dankzij de tussenkomst van de Koning Boudewijnstichting. Dit is het Fonds voor Duurzaam Afval- en Energiebeheer. Inschrijven kan je via de site van Transitienetwerk Vlaanderen. De organisatie organiseert eveneens ‗Training voor Transitie‘, dit is een tweedaagse cursus speciaal gericht voor mensen die actief zijn in een transitie-initiatief. Het eerste weekend Training voor Transitie ging door op 24 en 25 oktober 2009 in Sint-Truiden. Het werd begeleid door officiële trainers binnen het Transition Network. De twee begeleiders waren Ann Lamot uit UK en Paul Hendriksen uit Nederland. De groep bestond uit 23 deelnemers. De tweede Training voor Transitie ging door op 16 en 17 oktober 2010 in Gent met overnachting in de ecoboot Andromeda. Deze keer werd het aangeboden door eigen trainers. Steven Vromman en Debbie Eraly hebben een Europese ‗train the trainers‘ cursus gevolgd in Nederland, vanaf toen mochten ze zich ook transition trainers noemen. Deze tweedaagse workshop is een creatieve, interactieve, inspirerende, praktische, probleemoplossende en informatieve verdieping in Transitie. Praktijk en theorie gaan er hand in hand. Uitwisseling van ervaringen met anderen van over heel Vlaanderen is een belangrijk onderdeel van het programma. De bedoeling van deze tweedaagse training is om een gezonde groei van de transitiebeweging te ondersteunen. Ze nodigen elke commissie of elk trekkersgroepje uit om 2 mensen af te vaardigen om deze training te volgen namens hun lokaal initiatief. De kostprijs bedraagt 30,00 euro. Dit wordt eveneens gesteund door het Fonds voor Duurzaam Afval- en Energiebeheer.
Het transitiehandboek ligt sinds mei 2009 in de boekenhandels. Dit Transitiehandboek van Rob Hopkins is vertaald door meer dan 60 vrijwilligers. De kostprijs van dit boek is 17,50 euro. Het is een grote hulp voor iedereen die op een ernstige manier met transitiesteden, -dorpen, -wijken wil bezig zijn.
9
De oliepiek is het moment waarop de aardolieproductie zijn hoogtepunt zal hebben bereikt en de productie enkel nog zal kunnen verminderen. Volgens sommigen zou dit al gebeuren binnen 5 à 10 jaar.
74
Vzw voedselteams Een voedselteam is een groep mensen uit dezelfde buurt die gezamenlijk verse groenten, fruit, vlees, brood, zuivel, wereldwinkelproducten, etc. aankopen bij producenten uit de streek. De groep bestaat uit minimum 12 huishoudens, hoe meer, hoe beter, want dan zijn de gereden kilometers voor de voorraad rendabel. Het team organiseert zelf hun bestellijst, de betalingen, de distributie van het voedsel, het overleg en de onderlinge afspraken. Meestal wordt er een verantwoordelijke aangesteld. Eveneens wordt er meestal gebruik gemaakt van een beurtrolsysteem. Via zo‘n team krijg je de kans om de herkomst van je voedsel te ontdekken, daardoor ben je dus minder consument en meer mens.
Je hebt reden genoeg voor lid te worden van een voedselteam: Je kan kiezen voor een groentenpakket dat samengesteld wordt door de boer, groenten vers van het veld en oogstrijp. Je hebt keuze uit gevarieerde pakketten, soms met minder gekende groeten. Daar worden regelmatig recepten bij meegegeven. Je weet waar je voedsel vandaan komt. Je kent je producenten, je ontmoet hen op de jaarvergaderingen van het team. Soms organiseert je voedselteam of je vzw een uitstap naar een producent. Je kiest voor gezonde kwaliteit. Er komen bijvoorbeeld geen pesticiden, hormonen en bewaarmiddelen op je bord. Je kiest voor het respecteren van planten en dieren. Je eet seizoensgebonden. Voedsel uit eigen streek en van het seizoen is beter voor het milieu (eigen streek: minder transport; seizoensgebonden: geen nood aan serres of bewaarmethodes). Je weet wat je betaalt, je betaalt een eerlijke prijs er is geen sprake van vraag en aanbod, je betaalt geen verpakkingen of kosten van tussenhandel.
Hoe kan je lid worden van een voedselteam? Je neemt contact met de organisatie door het invullen van een infoformulier. Op basis van je woonplaats krijg je een antwoord van een regioverantwoordelijke, die je de gegevens bezorgt van het team het dichtste in je omgeving. Je neemt contact met de groepsverantwoordelijke van het team in kwestie en maakt een afspraak voor een vrijblijvend onthaal: een woordje uitleg over wat ze doen en waarom, met wie ze het doen en hoe. De lokale verantwoordelijke kan je piekfijn uitleggen hoe het lokale team is georganiseerd: de omvang van de groep en de interne afspraken en taakverdeling, het depotadres en leveringsdag, de boeren en producenten met wie ze samenwerken, de leveringsdagen, de manier van betalen, het lidgeld en mogelijk de werkingsbijdrage, … Na deze uitleg beslis je om wel of niet toe te treden tot het team. Je betaalt je lidgeld, 10 euro per jaar, en ontvangt een paswoord voor toegang tot het bestelformulier van je team: je kan beginnen bestellen en neemt deel aan de organisatie van het lokale team. Je kan ook een eigen team starten, daarvoor zoek je minimum 12 geïnteresseerde huishoudens. Je spreekt af met de regioverantwoordelijke voor de organisatie van een infovergadering. In de infovergadering komen de beginselen van de vzw, de concrete werking ven een team, de opstartprocedure, … aan bod. Als het nog altijd doorgaat, wordt er een startvergadering gehouden. Daar worden de belangrijke zaken vastgelegd zoals waar het depot zal komen, wie en hoe de groepstaken worden verdeeld, etc. Enkele producenten worden ook uitgenodigd op de vergadering om producten voor te stellen en te laten proeven. Er wordt dan ook een bestellijst opgesteld, een ledenlijst ingevuld, paswoorden ter beschikking stellen, een startdatum wordt vastgelegd.
75
Er zijn geen voedselteams actief in Roeselare. De dichtst gelegen voedselteams zijn in Kortrijk en Ieper. Wie? Team Blankenberge Ieper Kortrijk Brugge St.-Michiels
Straat Irisstraat Maarschalk Haiglaan Vormingplus wandelweg Karel de Wolfstraat
Postcode 8370 8900 8500 8200
Gemeente Blankenberge Ieper Kortrijk St-Michiels
Biohoeve Lochting-Dedrie Vzw Lochting-Dedrie heeft twee vestigingen, De Lochting in Izegem en Biohoeve Dedrie in Roeselare. Het is een sociale werkplaats en arbeidszorgcentrum. Het bedrijf biedt werk aan mensen die om een bepaalde reden voor bepaalde of onbepaalde duur niet terecht kunnen in het normaal economisch circuit. De doelgroepen zijn: mensen die langdurig werkloos zijn, laaggeschoolden, mensen met fysische of psychische of sociale problemen die geen werk vinden in het regulier arbeidscircuit, mensen die tewerkgesteld worden door het OCMW, arbeidszorgmedewerkers en mensen die stage lopen of opleiding volgen. Activiteiten: * Biologische tuinbouw * Groendienst * Julienne (een abonnement op Julienne betekent elke week op dinsdag een gevarieerd pakket groenten en fruit naar gelang het aanbod van het seizoen, biologisch, geleverd met inspirerende recepten en met een hart voor duurzaam sociale tewerkstelling. Julienne bestaat uit 5 soorten pakketten: klein groentepakket (€8), groot groentepakket in inruilkist (€13,50), 1persoons gemengd pakket (€8), gemengd pakket (€11), fruitpakket (€8)) * Fruitverdeling op scholen en bedrijven * Verpakking * Winkels * Dierenasiel Activiteiten in de Lochting: * Biologische groententeelt * Groenonderhoud * Zwerfvuil opruimen * Bio-natuurvoedingswinkel * Imkeren Activiteiten in Biohoeve Dedrie: * Biologische groententeelt * Groenten- en fruitpakketten * Groenonderhoud * Zwerfvuil opruimen * Leveren van biofruit aan bedrijven, scholen, … * Leveren aan biogroothandels, natuurwinkels, restaurants, … * Bio-natuurvoedingswinkel * Rondleiding voor scholen en groepen * Diverse opdrachten openbare besturen Er worden controles gehouden door Eurep gap en Blik- Biogarantie.
76
Tutti Frutti is een project van Lochting-Dedrie rond fruit op school. Veel kinderen eten niet genoeg fruit, dit kan voor overgewicht zorgen en hart- en vaatziektes. Het fruitproject heeft als doel een toename van de fruitconsumptie bij jongeren door: wekelijks fruit aan te reiken op school de leerkrachten aan te zetten om activiteiten te organiseren rond fruit en de directie aan te sporen een gezond voedingsbeleid op school op te stellen. De school kan zich inschrijven door een fruitabonnement af te sluiten voor een schooljaar. Jaarlijks vragen ze een ouderbijdrage van minimum 4,80 euro tot maximum 8,50 euro.
Bronnen:
http://www.platteland-stad.be/Boerenmarkten/ http://www.hoeveproducten.be/market/index.phtml http://nl.wikipedia.org/wiki/Streekmarkt http://www.transitie.be/ http://www.voedselteams.be/ http://www.kortrijk.be/nieuws/infoavond-voedselteam-kortrijk http://www.lochting.be/ http://www.julienne.be/ http://roeselare.dienstenwijzer.be/site/dienst_detail.asp?L=Y&HoofdID=105&KantoorID=132 http://www.greenpartners.be/#/nl/home http://www.biofresh.be/ http://www.pronatura.com/2008/03/pronatura-belgium.php http://www.cleyland.be/
77
Vandana Shiva en haar verwezenlijkingen om de natuur te behouden Thyra Vermander
Wie is Vandana Shiva? Vandana Shiva is een Indiaas wetenschapper. Ze is geboren in Dehradun op 5 november 1952. Ze studeerde natuurkunde aan de universiteit van Western Ontario en schreef een doctoraatsthesis over ‗hidden variables and non-locality in quantum theory‘. Later schakelde Vandana over naar interdisciplinair onderzoek in wetenschap, technologie en milieupolitiek. Ze verrichtte dit onderzoek aan het Indian Institute of Management in Bangalore. In 1982 stichtte ze een onafhankelijk instituut, ‗The research foundation for science, technology and ecology‘ genaamd. Dit instituut werd gesticht in Dehra Dun en was toegespitst op kwaliteitsvol en onafhankelijk onderzoek over de belangrijkste ecologische en sociale thema‘s van onze tijd. Men werkt er nauw samen met lokale gemeenschappen en sociale bewegingen. Vandana Shiva In 1991 stichtte Vandana Shiva ‗Navdanya‘, een nationale beweging om de diversiteit en integriteit van levende materie, in het bijzonder inheemse zaden, te beschermen. In haar boeken ‗The violence of the green revolution‘ en ‗Monocultures of the mind‘ gaat ze in tegen het dominante paradigma10 van niet-duurzame groene landbouwrevolutie. Vandana‘s bijdragen aan de kritische bespreking van de problemen tussen man en vrouw zijn nationaal en internationaal bekend. Haar boek ‗Staying Alive‘ veranderde het beeld van Derde Wereldvrouwen in het westen op een ingrijpende manier. In 1990 schreef ze een rapport voor de Voedsel- en Landbouworganisatie over vrouwen en landbouw, getiteld ‗De meeste landbouwers in India zijn vrouwen‘. Ze stichtte de gendereenheid 11 in het International Centre for Mountain Development (ICIMOD) in Kathmandu. Verder gaf Vandana Shiva nog lezingen als gastprofessor aan de universiteit van Oslo (Noorwegen), Schumacher College (Verenigd Koninkrijk), Mt. Holyoke College (Verenigde Staten), de universiteit van Luleå (Zweden) en aan de universiteit van Victoria (Canada). Ze heeft ook al veel prijzen gewonnen met haar liefdadigheid. De echte Nobelprijs heeft ze nog nooit gewonnen, maar in 1993 heeft ze wel al de ―Alternatieve Nobelprijs‖ gewonnen, dat is de ―Right Livelihood Award‖, een prijs die jaarlijks wordt toegekend aan personen of organisaties die zich hebben ingezet voor het vinden van praktische oplossingen voor problemen in de wereld (in 1980 ingesteld door Jakob von Uexkull en begin december uitgereikt in het Zweedse parlement).
De kritiek van Vandana Shiva Vandana Shiva heeft veel kritiek op onze westerse groei-economie. Er zijn onoplosbare milieuproblemen in Noord en Zuid, er is een groeiende armoede in de Derde Wereld en er is de verarming van het leven in al zijn facetten. Deze problemen zijn onlosmakelijk verbonden met een alsmaar toenemende productie en consumptie. De oorzaak van het kwaad is de
10
Een paradigma is een geheel van opvattingen, methoden en vraagstellingen die als model, voorbeeld worden aangenomen. 11
Een plaats waar de vrouwen als boer worden gewaardeerd.
78
westerse kijk op het leven waarin nauwelijks plaats is voor uitbundige diversiteit van de natuur en de sociale verbanden. Het duidelijkst komt dit aan bod bij de onbuigzame westerse wetenschap die geen oog heeft voor het complexe samenhangen van de natuur en de gedetailleerde kennis van de inheemse volkeren. Het is een wetenschap die geen verantwoording wenst te nemen voor de dramatische gevolgen van haar benadering van de werkelijkheid. De oplossing waar Shiva voor pleit is even eenvoudig als radicaal en veelomvattend. Ze wil vooral dat men van de diversiteit geniet en de diversiteit van het alledaagse leven respecteert. Ze wil dat we de kwaliteit van ons leven beseffen en dat we weten dat ons voortbestaan afhangt van onze inzet deze diversiteit te leven, te vieren, maar ook te verdedigen. In Shiva‘s boek ‗De armoedige levensvisie van het rijke Westen‘, staan een drietal artikelen van haar centraal, waarin ze uitvoerig haar visie geeft op wat er in de wereld gaande is en wat daarvan de dieper liggende oorzaken zijn.
Navdanya Navdanya, dat ‗negen zaden‘ betekent, is een nationale beweging in India die in 1991 door Vandana Shiva werd opgericht. De globalisering, de opkomst van de genetische manipulatie, de nieuwe patentwetten en de daaruit voorkomende monoculturen bedreigen de ecologische balans in India en Het logo van Navdanya beroven honderdduizenden boeren van hun levensvoorzieningen. Navdanya is een netwerk van zaadhouders en organische producenten, verspreid onder 16 staten in India. Navdanya heeft geholpen met het oprichten van 54 gemeenschapszaadbanken, verspreid over het gehele land. Verder heeft de organisatie gedurende de laatste 20 jaar ook 500.000 boeren getraind in zaadsoevereiniteit, voedselsoevereiniteit en houdbare agricultuur. Navdanya heeft ook geholpen met het oprichten van het grootste marketing, fair-trade organisch netwerk in het land. De beweging promoot niet alleen de organische landbouw, maar Shiva gaat ook het gevecht aan met grootheden als de Indiase regering en de Amerikaanse bedrijven Cargill en Monsanto. Deze bedrijven patenteren met goedkeuring van de overheid Indiase zaden en inheemse kennis. Shiva noemt deze praktijken ‗biopiraterij‘. Daarom vervolgt ze de multinationals tot in het hooggerechtshof om de opkomende ecologische crisis te voorkomen. Navdanya is een organisatie waar de vrouw centraal staat voor de bescherming van biologische en culturele diversiteit. Navdanya werkt samen met andere bewegingen zoals zaadbeschermers en organische boerengroepen, vrouwengroepen, school- en kindergroepen, vrijwillige organisaties, het nationale voedselrecht bondgenootschap. Missie De missie van de organisatie is om vrede, harmonie, gerechtigheid en houdbaarheid te promoten. Ze wil dit bereiken door te streven naar doelen zoals het behoud, de vernieuwing en het jonger maken van de geschenken van biodiversiteit die we hebben gekregen van de natuur en onze voorouders. De oprichting van zaadbanken staat centraal voor deze doelen. Zo wil men de natuur en de mensen hun welzijn verbeteren. Het komt er dus op neer dat men de eeuwenoude natuurkennis wil vastleggen en behouden. Navdanya wil de welgesteldheid van kleine landelijke producenten verbeteren door vredelievende, diverse en organische landbouw en fair-trade.
79
Deze landbouw zorgt voor meer voedsel en een hoger inkomen voor de boeren dan monocultuur en chemische landbouw. Terwijl men de natuur niet beschadigt, is diverse en organische landbouw ook een zekerheid in tijden waar het klimaat verandert. De bescherming van zaden, voedsel en water is noodzakelijk voor het vervullen van hun missie om welvaart in de gemeenschap van kleine agriculturele producenten te brengen. Zo hebben ze al succesvol tegen biopiraterij gevochten (wiet, basmati…). Men is nu bezig om een levende democratische organisatie, genaamd ‗Jaiv Panchayat‘, te maken om diversiteit in de landbouw iets alledaags te maken. Een andere missie van Navdanya is om levende economieën te creëren, gebaseerd op levende democratie, waarin producenten en consumenten hun voedselcultuur kunnen vormen door deelname, vennootschappen, samenwerking en zorg. Men wil fair-trade promoten, gebaseerd op eerlijkheid voor de aarde en al haar soorten, eerlijkheid voor producenten en eerlijkheid voor consumenten. Ze zijn van plan om hun netwerk uit te breiden om nog andere voedselculturen toe te voegen, waarbij locale productie en voedselkwaliteit aan bod komt. De kinderen laten ze bij Navdanya ook niet aan hun lot over. Voor de kinderen zijn er ‗little Chefs‘ programma‘s om een cultuur van smaak, kwaliteit, gezondheid en voedsel te creëren. Men wil een netwerk voor vrouwen creëren die de voedselbescherming in hun handen laat. Vrouwen zijn de bewakers van biodiversiteit, de aanbieders van voedseldiversiteit, de beschermers van voedsel en de behouders van de culturele diversiteit in voedseltradities. De toekomst van het voedsel hangt van de vrouwen af, hoe ze hun kennis en deskundigheid in leven houden. Dat is waarom hun beweging ―Diverse Women for Diversity‖ de kern is van hun missie om de biologische en culturele diversiteit in stand te houden. Logo van 'Diverse Women for Diversity'
Bija Vidyapeeth Vandana Shiva heeft samen met Satish Kumar 12 het leercentrum Bija Vidyapeeth gesticht. Dit was in 2001, na de val van de WTC-torens op 9 september. Bija Vidyapeeth (School van het Zaad) is gelegen in zijn biologische en organische boerderij in Doon Valley, Uttranchal, in het noorden van India. Het is een initiatief dat samen werkt met het Schumacher College in het Verenigd Koninkrijk. Bija Vidyapeeth biedt de kans om de kunst en wetenschap van duurzaamheid te ontdekken en onderzoeken, gebaseerd op ecologische beginselen die worden gebruikt in de organische boerderij in Doon Valley. In het leercenter leren de deelnemers koken, tuinieren, composteren, yoga en kunst, zoals muziek en theater.
Leercentrum 'Bija Vidyapeeth'
De stijgende voedselprijzen in India India heeft een enorm potentieel op vlak van voedselproductie, maar door de liberalisering in het begin van de jaren 1990 heeft de import van tarwe en oliehoudende zaden ervoor gezorgd dat de voedselprijzen stegen. Volgens Vandana Shiva hebben de hoge prijzen voor een groot deel te maken met de steeds grotere impact van speculanten op de landbouwmarkt. Cargill bijvoorbeeld, houdt voorraden achter en is hier dus mee voor verantwoordelijk. Door de liberalisering kunnen de boeren niet genoeg voedsel meer produceren voor de multinationals, waardoor de boeren zelf niet meer kunnen eten. Als een boer zou kunnen kiezen tussen een veelheid aan traders die de producten opkoopt, kon hij voordeel maken uit de vrije markt, maar als er slecht 12
Satish Kumar is een Indiër die momenteel in Engeland leeft. Hij is een monnik van Jain, en kernontwapeningverdediger.
80
één bedrijf een monopolie heeft, heeft de boer geen keuze. Zo krijgt men te maken met schaarste. Er zijn zelfs boeren die al zelfmoord hebben gepleegd, omdat ze in te grote schulden zijn geraakt voor de multinationals. Shiva‟s oplossing Sommigen spreken over de nood aan een tweede Groene Revolutie13. Vandaag is echter duidelijk dat die eerste Groene Revolutie, die 40 jaar geleden is opgezet in de staten Punjab, Haryana en westelijk Uttar Pradesh is uitgeput. De opbrengsten zijn de afgelopen jaren onder de verwachting gebleven. Deze vaststelling zorgt ervoor dat het model van landbouw en voedselproductie opnieuw onder de loep moet worden genomen. Daar komt ook nog eens de klimaatopwarming bij. Het industriële intensieve model van landbouw en veeteelt is verantwoordelijk voor 25 procent van de broeikasgassen. In een periode van globale opwarming kan je volgens Vandana niets dwazer doen dan te blijven vasthouden aan een landbouwmodel van monocultuur met chemische meststoffen. Ook de keuze voor biobrandstoffen is volgens Vandana een vergissing. De landbouwgrond wordt ingepalmd door jatrofa 14 voor biodiesel. Op een IMF meeting stelde de Indiase minister voor landbouw vast dat het crimineel is om voedsel om te zetten in biobrandstoffen. Ironisch genoeg geeft hij wel subsidies om 11 miljoen ha jatrofa te planten op vruchtbare grond in Shhattisgarh en Rajasthan. Volgens Vandana is dit dwaasheid. Volgens haar is er één duidelijk criterium in de landbouw en dat is ‗Food First!‘. Het nodige voedsel voor de eigen bevolking is de allereerste prioriteit.
Bronnen Tekst - http://www.jessegoossens.nl/interviews/Vandana.html -
http://www.mo.be/index.php?id=63&tx_uwnews_pi2[art_id]=21060&cHash=e7c92ea3d7
-
http://nl.wikipedia.org/wiki/Vandana_Shiva
-
http://www.navdanya.org/
-
http://www.ddh.nl/duurzaam/landbouw/shiva/inleiding.html
Figuren
-
-
http://nl.wikipedia.org/wiki/Vandana_Shiva
-
http://www.media-visions.com/index.htm
-
http://lightwaves.cc/?p=12654
-
http://www.ecoworld.com/government/vandana-shiva-in-her-own-words.html
http://www.udem.edu.co/UDEM/Agenda/Noticias/PremInvest.htm
13
De Groene Revolutie is een landbouwrevolutie die zich tussen 1960 en 1980 vooral in Azië voltrok. Jatrofa, purgeernoot of schijtnoot is een giftige struik. De zaden van de plant leveren jatrofa-olie en biobrandstof die gebruikt kan worden. 14
81
Samenvatting van de teksten in 6 posters
82
83
84
85
86
87
Intermezzo: leerlingen 5 ASO koken soep met Claudia, “de beste hobbykok van Vlaanderen” Naar jaarlijkse traditie wordt er op onze campus in de Week van de Smaak ook soep bereid en geschonken. Dit jaar vroegen we aan Claudia Allemeersch, winnares van de eerste VTM-reeks ―De beste hobbykok van Vlaanderen‖, ons een handje te komen helpen. We vroegen haar of ze een recept kon bezorgen voor soep op basis van een ―vergeten groente‖. Claudia stelde voor ―soep met pastinaak en gember‖ te maken (zie recept op volgende bladzijde). Op vrijdag 19 december is Claudia ook op de school aanwezig om, samen met de leerlingen van 5 ASO en de directeur, deze soep klaar te maken voor de andere leerlingen. Uiteraard wensen wij onze grote dankbaarheid aan Claudia uit te drukken. Als geschenk voor Claudia bieden wij haar 2 publicaties aan waarin vergeten groenten, en ruimer, voedsel, niet culinair, maar op een andere wijze wordt bekeken:
maatschappijkritisch: een afdruk van dit projectboek
historisch: Heilige boontjes - vergeten groenten & fruit uit de abdijtuin, uitgeverij Van de Wiele, Brugge (cataloog bij de gelijknamige tentoonstelling - vanaf 20 augustus tot 15 december 2010 in het Archeologisch Site-Museum te Werken, Kortemark).
88
Soep van Pastinaak en Gember Benodigdheden : -
1 grote ui 2 lookteentjes 1 stukje gember 1 cm op 1 cm, ongeveer hé 1 preiwit 2 grote pastinaken 100 gr knolselder 1 takje tijm 2 laurierblaadjes 1,5 l kippebouillon 1 rode chilipeper 1 soeplepel fijngesneden bieslook eventueel voor de liefhebbers wat korianderblaadjes (niet verplicht) 2 lp olijfolie
Werkwijze : 1. Ui, look en gember fijn snijden en laten uitzweten in wat olijfolie 2. Prei, pastinaak en knolselder schoonmaken, grof snijden en toevoegen 3. Bouillon, laurier en tijm toevoegen, kruiden met peper en zout, en de soep 20 min laten koken. 4. laurier en tijm verwijderen, fijn mixen 5. de chilipeper ontzaden en heel heel fijn snijden (oppassen : handen wassen) 6. Bieslook fijnsnijden en korianderblaadjes plukken 7. Soep opscheppen in diepe bordjes, pepertjes toevoegen, alsook de verse kruiden
Meer recepten van Claudia, samen met tips voor sfeervol tafelen, kan je vinden in haar boek Koken voor vrienden met Claudia
89
Deel 2 – Herinneringen en meningen (interviews)
90
Zomer- en winterkost Interview: Jonas Pattyn Sonja Soenens (oma van moeders kant) is geboren op 31 december 1943. Ze stapte op 20-jarige leeftijd in het huwelijksbootje met Daniël Bossuyt. In 1967 werd ze moeder van hun eerste dochter: Dorothy Bossuyt (mijn moeder). Later komen er nog drie dochters bij: Vicky, Daisy en Patsy. Vandaag de dag wonen Sonja en Daniël nog steeds te Ingelmunster, omgeven door een rustig stukje natuur.
Hoe kwam u vroeger hoofdzakelijk aan groenten? Was dit door middel van een eigen moestuintje of toch eerder door de winkels? Hoofdzakelijk door onze eigen moestuin. En indien er dan toch groenten gekocht moesten worden, kwamen die vooral van de markt. Beschikt u nog steeds over een moestuin? Ja. Waarom precies? Als ontspanning, plus het is gemakkelijk. We moeten maar naar buiten lopen, en we hebben onze groenten. Verse groenten! Denkt u dat de landbouwbedrijven veranderd zijn in vergelijking met die van nu?
“Vroeger hadden wij geen groenteboeren”
Ja. Vroeger waren er geen groenteboeren zoals er vandaag de dag een hoop te vinden zijn. Vroeger was het vee belangrijk. Boeren waren gespecialiseerd in koeien, kippen en varkens. Niet in groenten. Vroeger had iedereen die te platteland woonde een eigen moestuin. Er waren natuurlijk wel kleine kruidenierszaakjes, waar af en toe groenten gekocht konden worden. Is er een verandering te merken in de winkels in vergelijking met die van vroeger? Ja, zeker en vast. Ze waren veel kleiner. Grootwarenhuisketens bestonden niet. De eerste grotenwarenhuisketen die ik gekend heb was de ‗Sarma‘. Toen, zo‘n 45 jaar geleden, begonnen de warenhuisketens pas op te komen. Het assortiment aan voedingswaren is dus enorm geëvolueerd. Door wie werden vroeger de maaltijden bereid? Bij ons werden die altijd door de vrouwen bereid. Mijn moeder, ik of mijn zus dus. Mannen konden niet koken en bij ons is dat nog steeds het geval. Aten de mensen volgens u anders in vergelijking met nu? Vroeger werd er veel meer samen gegeten met het hele gezin. Op dat uur stond het eten klaar, en op dat zelfde moment werd er gegeten. Microgolfovens “De „zelfbedieningswinkels‟ bestonden er niet, dus men moest niet denken om het ontstonden pas zo‟n 45 jaar later opnieuw op te warmen. Bovendien gaan er nu veel geleden” meer vrouwen werken in vergelijking met 50 jaar geleden. De klassieke huisvrouw verdwijnt of is zelfs al verdwenen.
91
Is de samenstelling van de maaltijd veranderd? Vroeger waren het seizoensgroenten. De seizoenen hadden een grote invloed op wat de mensen op hun bord kregen. In de winter ging men geen salade vinden, dat was zomerkost, net zoals tomaten. De winter was dan eerder gekenmerkt voor wortels en kolen. Bloemkolen in de winter bestonden niet. Men kon maar eten wat er was. Als kind konden we niet kieskeurig zijn. Zijn er voedingswaren die in de loop der tijd verdwenen zijn? Zurkel. Dat zul je vandaag de dag niet meer in iemands moestuintje vinden.
“Zurkel groeide zelfs langs de graskanten”
Zijn er voedingswaren die nu populair zijn en vroeger helemaal niet? Bananen en druiven een beetje. Vroeger was dat heel duur en werd dat amper gekocht. Heel af en toe had ik het geluk om een banaan van de fruitkar te krijgen. “Kolen en wortels tijdens de winter, sla en tomaten in de zomer”
Wat kunt u zeggen over de evolutie van de landbouwbedrijven wat betreft de productie van groenten?
De groenten worden tegenwoordig veel sneller gekweekt dan vroeger. Door allerlei nieuwe landbouwtechnieken kan men nu aan massaproductie doen. En natuurlijk, de biologische landbouw bestond niet. Een goede evolutie volgens u? Ik denk dat de groeten tegenwoordig gezonder zijn. Vroeger werd er heel veel gesproeid met DDT, maar dat is ondertussen verboden in onze westerse wereld. Wat vindt u over de prijs van ons voedsel? De groenten zijn goedkoper geworden doordat er nu in massa gekweekt wordt. Vroeger hadden de meeste mensen hun eigen moestuin, omdat het kopen van groenten vaak onbetaalbaar was. De meeste mensen “De mensen die grond hadden voor konden het zich niet permitteren om steeds naar de winkel eigen kweek, hadden het goed” te stappen of aan de ‗groentekar‘ te kopen. Geef je nu meer geld uit aan eten dan vroeger? Neen, dat denk ik niet. Waren de feestmaaltijden anders vergeleken met nu? Ja. Vroeger was een eenvoudige kip of een konijn al een feestmaaltijd. Het was een echte ‗kermismaaltijd‘, die enkel maar op zondag gegeten werd. De mensen hebben het nu graag wat exotischer, specialer, bv. struisvogel, hert, coq au vin, parelhoen, enz. Ook de desserts kenden een evolutie. Vroeger was pudding het van het. De mensen hadden immers geen diepvriezers om ijsjes te bewaren.
“Chocolade heeft altijd al bestaan”
92
Voeding, van het begin tot heden Interview: Thyra Vermander
Getuigenis door Erica Verbrugge, geboren 31 mei 1944 te Roeselare, gepensioneerd. Erica Verbrugge is mijn oma. Ze heeft haar hele leven in Roeselare gewoond. Ze woonde bij haar grootmoeder omdat haar moeder ging gaan werken. Toen ze 23 was, is ze verhuisd met haar man en kinderen naar de Westlaan. Daar hebben ze lang een elektronicawinkel opengehouden. 6 jaar later zijn ze verhuisd naar het platteland. Daar heeft ze tot nu geleefd. Ik vroeg haar wat ze vindt van de voedingsmiddelen van vroeger en nu. De herkomst van het voedsel, vroeger en nu “In mijn kindertijd kwam het voedsel voornamelijk uit eigen land. Veel van onze groenten werden gekweekt in ons eigen groentetuintje. De wortels van onze groenten hielden we om het jaar erna opnieuw te planten. Zo hielden we de kleine aardappeltjes om terug in de grond te stoppen. Wat vlees betreft, hield men veel zelf dieren. Wij hadden thuis konijnen en kippen om te slachten, maar een varkentje… werd ook vaak gehouden. Wij haalden soms ook vlees bij een locale boer. We hadden soms de mogelijkheid om een heel varken te kopen. Het varken werd dan thuis gescheiden en alles werd gehouden om op te eten.”
De groentetuin
Erica kan veel vertellen over het voedsel in haar kindertijd, maar haar schoonzoon, Dirk Vermander, kan er ook over meepraten. Hij woonde zelf op een boerderij. De verschillen inzake winkels “Toen gingen wij vooral naar kleine voedingswinkels, kruidenierswinkels, slagerijen en bakkerijen. Naar de winkel gaan was ook gezelliger, want iedereen kende elkaar. Het assortiment was natuurlijk veel kleiner. De hygiëne was wel wat minder, want daar was minder toezicht op.”
93
Zijn er voedingsmiddelen die in de loop der jaren verdwenen of bijgekomen zijn? “Er zijn vooral veel voedingsmiddelen bijgekomen. In het bijzonder groenten, enkele voorbeelden zijn witloof, aubergines, courgettes, asperges, kiwi‟s… Wij kenden al deze groenten niet. We hadden wel groenten zoals prei, selder, uien, wortelen, spinazie… Rapen, cichorei, pastinaak, linzen… zijn dan weer groenten die bijna niet meer gegeten worden. Wat vlees betreft, was alles veel zuiverder. Gemarineerd en reeds klaargemaakt voedsel bestond toen ik klein was ook niet. Men at ook meer ingewanden dan nu, niet dat men nu geen meer eet, maar vroeger at men er meer. Vis vond je ook niet veel toen ik klein was. Ik denk dat dit komt omdat het aanbod aan vis nu veel ruimer is.” De oorzaak voor het verdwijnen van bepaalde voedingsmiddelen ligt volgens Erica bij het grote aanbod. Er worden te veel nieuwe groenten gebruikt, daarbij aansluitend zijn ze vaak ook lekkerder. Deze ‗nieuwe‘ groenten komen vooral uit andere landen. Is de kwaliteit van het voedsel dan beter of slechter dan vroeger? “Ik denk slechter. Vroeger werd alles meer biologisch gekweekt. Nu moet alles vlug gebeuren. Men gebruikt hormonen, pesticiden… Zo krijg je als gevolg dat de kwaliteit van de voeding niet meer zo goed is.”
Sommige voedingsmiddelen hebben bijna geen smaak meer. Smaak je dat verschil in kwaliteit dan? “Je smaakt natuurlijk ook het verschil. De smaak van het voedsel is vaak slechter dan vroeger, sommige voedingsmiddelen hebben bijna geen smaak meer. Men gebruikt de dag van vandaag gelukkig vaak kruiden, waardoor de smaak toch verbeterd wordt.”
De kostprijs van voedingsmiddelen “Nu kosten voedingsmiddelen veel meer. Volgens mij komt dit omdat men vroeger, zoals ik al eerder gezegd heb, groenten opnieuw werden gebruikt. Een tweede oorzaak is het transport van voedsel. Het importeren en exporteren van voedsel kost veel geld. Een laatste oorzaak is denk ik de tijd. Alles moet veel vlugger dan vroeger gaan en dit kost natuurlijk ook meer geld.”
Door wie werden de maaltijden bereid? “Bij mij werden de maaltijden door mijn grootmoeder bereid, aangezien ik bij haar woonde. In andere gezinnen was het gewoon de moeder.”
De tijdstippen van de maaltijden “We aten ‟s morgens rond 7h-7h30, ‟s middags om 12h, om 16h at men ook een tussendoortje en ‟s avonds at men rond 18h-18h30. Dit hing natuurlijk wel af van beroep tot beroep. Boeren bijvoorbeeld, hadden andere uren om te eten. Zij moesten bijvoorbeeld veel vroeger opstaan.” Ze vertelt ons ook dat deze tijdstippen veranderd zijn. Vele mensen eten zelfs niet meer om 16h. Vaak is dit omdat ze nog op hun werk zitten en daar geen tijd is om te eten.
94
De feestmaaltijden “Vroeger aten we als feestmaaltijd konijn, koetong… Dit zijn gerechten die nu soms op een gewone dag worden klaargemaakt. We hadden ook veel meer werk met het bereiden van onze feestmaaltijd. Nu gaan velen naar een traiteur om een klaargemaakte maaltijd. Zo heeft men geen werk meer aan het eten. Nu eten we lamsvlees, struisvogel…”
We hadden een wasbak met een pomp en een Leuvense kachel, meer niet. De uitrusting van de keuken “We hadden een wasbak met een pomp en een Leuvense kachel, meer niet. Er waren geen apparaten, dus alles moest met de hand worden bereid. Het enige dat wij thuis hadden van apparaat, was een ouderwetse koffiemolen.”
Leuvense kachel
Ouderwetse koffiemolen
Kortom, is er veel veranderd bij vroeger inzake voedsel? “Ja, er is enorm veel veranderd. Vooral het aanbod in voedsel.”
95
We moeten meegaan met onze tijd Interview: Emma Steenkiste Naam: Frans Steenkiste. Leeftijd: 62 jaar jong. Beroep: vroeger auto mechanieker, nu op prepensioen. Familiale relatie: wettelijk samenwonend, 2 kinderen. Relatie met interviewster: mijn papa. Sinds mijn jeugd is er heel veel veranderd op vlak van voeding. Vroeger aten we ‗s ochtends altijd brood met confituur of pap. Nu is er veel meer variatie, we gaan al eens achter boterkoeken naar de bakker. Dat bestond vroeger niet, dat kostte te veel geld. We aten vooral brood en aardappelen of rijst met groenten. Vlees werd maar 1 keer per week gegeten, en dat was de zondag. Vis aten we dan wel weer vaker: haring, sprot of kabeljauw. Deegwaren kregen we ook soms te eten. Er bestond toen nog maar 1 soort: macaroni, en die moest je zelf nog in stukken doen. En boos dat moeder was toen ik de stukken niet gelijk kraakte, de lange stukken hadden namelijk een langere tijd nodig om te garen dan de korte. Wat ik me wel nog goed herinner is dat we enkel maar seizoensgebonden groenten aten. Ook hutsepot was een veel gegeten gerecht, met een groot stuk vlees in zoals een varkenspoot of -hoofd. Alles van vlees wat de beenhouwer niet verkocht kreeg ging erin. Er zijn vooral veel dingen bijgekomen. Veel koeken en snoepen maar ook die vele soorten deegwaren bijvoorbeeld. De dingen die verdwenen zijn: pap, rijstpap en papsaus. Of ik ze mis? Er komen veel dingen voor in de plaats, maar de echte papsaus (met echte boter) zou ik toch graag kunnen maken. Binnenkort ga ik het recept eens vragen aan onze buurvrouw. Alles kost nu meer, dat is een feit. Het beste voorbeeld is brood: vroeger betaalde ik voor een groot brood 5 frank (nog geen 15 cent) en nu maar liefst 80 frank (2 euro). Wel werd ons brood nog niet gesneden met machines zoals dat nu gebeurt. Ja, ik geef dus veel meer geld uit aan eten. Maar zoals al vermeld, bv. mango‘s uit Afrika daar hadden wij geen “Het leven is nu veel duurder.” keuze uit. Wat je niet hebt, moet je niet kopen. Niet alleen het voedsel zelf maar ook de tijdstippen waarop we aten zijn veel veranderd. We aten 4 keer per dag: om 7 uur, om 12 uur, om 16 uur en om 7 uur. We moesten allemaal vroeg opstaan om te gaan werken, dus aten we dan ook veel vroeger. Zelfs om naar school te gaan moesten we vroeg uit bed, en niet wat er nu als vroeg beschouwd wordt. De school begon in mijn tijd nog om 8 uur en was pas om 18u gedaan. Het eten om 16 u is niet hetzelfde als een 4-uurtje, nee. We kregen allemaal boterhammen mee. Als we geluk hadden met kaas, anders gewoon met boter. Wanneer we vroeger gedaan hadden legde moeder de boterhammen klaar tegen dat wij naar huis kwamen. Vaak hadden de kinderen ook geen fiets en moesten ze te voet naar school, wat ook een langere tijd in beslag nam natuurlijk. Tegenwoordig is het van zelfsprekend dat iedereen een fiets heeft om naar school te gaan of ze worden door hun ouders gevoerd. Of dit nu een positieve of negatieve verandering is, dat weet ik niet. Je kan het niet vergelijken. Vroeger was het de mode om altijd samen te eten. Het eten werd stipt opgediend op een bepaald uur, wie er niet was had geen. Ik weet nog toen ik zelfs al 20 jaar was, ik nog altijd op tijd aan tafel zat. Nu, thuis, proberen we ook wel om altijd samen te eten. Ik vind dat dat zo hoort, er gaat een deel verloren wanneer dit niet meer zo is. Wel wachten we dan ook soms op elkaar, als er iemand niet kan bij zijn dan vragen we wanneer het wel past en proberen we toch nog gezamenlijk te eten. De tafelmanieren zijn zeker anders, aan tafel moest je vroeger eten en zwijgen. Nu is het een gezamenlijke activiteit waarbij je het verloop van je dag vertelt.
96
Na het eten moest iedereen samen afwassen, dat mis ik ook wel. Toen vond ik dat echt niet leuk, maar als ik nu denk aan de herinneringen dan was afwassen toch altijd een leuk gebeuren. Er werd altijd veel gelachen. Moeder was de huisvrouw, zij zorgde dan ook voor het eten. De keuken was haar domein, vader moest daar niet komen. We waren dan ook met 4 kinderen, ze had ook geen tijd om te gaan werken. Vader ging werken van 7 uur tot 18 uur, en was daarna ook te moe om nog iets te doen. Hij kon zelfs geen aardappel koken. Vroeger was dat zo, nu is alles anders. Ik ben nu ook een beetje een soort huisvader. Koken en boodschappen doe ik zelf, dat is ook niet abnormaal want mijn partner gaat dan ook werken.
“Supermarkten bestonden nog niet, boeren daar haalde iedereen zijn voedingsmiddelen!”
In de tuin had iedereen vroeger ook groenten. Er bestonden nog geen appartementen en iedereen had wel een stukje grond voorzien voor groentjes, dat was toen de mode. Welke groenten wij hadden? Van alles wat: rapen, prei, bloemkool, aardappelen, rode kool, sjalotten, uien, salade, alle soorten kruiden, … We hadden wel geen dieren, onze tante wel. Soms kregen we dan eens een konijn, dan was het feest bij ons. Je moest wel erg snel, zijn want het was
op voor je het wist! Als we andere zaken nodig hadden dan gingen we naar de boer op het einde van de straat. Er waren nog geen supermarkten, maar wel veel boeren. Iedereen had er wel eentje in de buurt. Als zij ons dan niet konden helpen, dan gingen we naar een kruidenierszaakje. Ze gingen ook wel veel rond met groenten, vis, brood, melk, …. van deur tot deur. Nu zie je dat niet meer. Heel vroeger gingen ze zelfs nog met een kar rond die ze zelf voorttrokken of die door een hond werd getrokken. Ook voor bier trouwens, ik herinner me nog dat ze passeerden met paard en kar om de cafés te bevoorraden. De feestdagen, ja dat was heel anders dan nu. Bij een heel groot feest, zoals bij een trouw, dan aten we koeientongen met tomatensaus en kroketten. Dat was nog eens een feestmaal! Verjaardagen werden niet gevierd. Bij de andere hoogdagen, bijvoorbeeld Pasen, aten we konijn met pruimen, kalkoenrollade of soms, heel soms schapenvlees. Frieten waren er nog niet zo bekend, wanneer we geluk hadden, maakte moeder eens frieten. Maar dat was nog niet met elektrische frietpot zoals nu. Moeder zette een pot op het vuur met vet, daar gingen de frietjes dan in. Wanneer ze klaar waren ging ze die er dan uitvissen. Bij deze feestdagen was het de bedoeling om samen te zijn met de familie. Dat was het belangrijkste. De keuken was meestal klein, zonder elektrische apparatuur. De gewone zaken zoals een vergiet, ―passeviet‖,… dat hadden we wel. Verder gebeurde alles met de hand, geen mixers die het werk voor jou doen. Ook een oven was er niet, iedereen had een kachel waar je dan je potten op en/of in kon zetten. De landbouwbedrijven waren veel kleiner en veel gevarieerder. Nu is alles zo specifiek: ofwel varkens, ofwel koeien, ofwel groenten (en dan meestal maar 1 soort), … In mijn tijd had iedere boer wel een beetje van alles staan: 3 varkens, 6 koeien, 1 stuk land met dit soort groenten en een ander stuk met andere. De kwaliteit van de voeding is misschien wel verbeterd, nu is er veel meer controle dan vroeger. Maar het vlees is er volgens mij wel slechter op geworden. Vroeger kweekte men varkens op de resten van in de keukens. In het voeder dat de dieren nu allemaal eten, zitten er veel te veel onnatuurlijke vetstoffen om de dieren zo snel en zo rendabel mogelijk te laten opbrengen. Het vlees was ook veel verser dan nu, wie weet hoelang een stuk vlees in de diepvries ligt vóór men het op zijn bord krijgt. Vroeger was het slachten en eten. Daardoor smaakt het vlees ook anders.
97
De maaltijd werd bereid door de moeder, zij was huisvrouw Interview: Evi Vanhooren Franck Vanhooren (mijn vader) is 56 jaar oud en heeft zijn jeugd doorgebracht in Koekelare (West-Vlaanderen). Daar woonde hij met zijn oudere broer bij zijn ouders. Zijn vader was loodgieter en zijn moeder huisvrouw, zij stond dus in voor de huishoudelijke taken zoals de maaltijden bereiden.
Kweekten jullie zelf voedsel of gingen jullie naar de supermarkt? Het voedsel werd bijna allemaal zelf gekweekt, wat we niet zelf hadden kochten we in buurtwinkeltjes. Door wie werd de maaltijd bereid? De maaltijd werd bereid door de moeder, zij was huisvrouw. Ze gebruikte geen speciale apparaten zoals we die nu kennen (bv. een mixer).
De hoofdmaaltijd bestond uit aardappelen, groenten en vlees. Wat aten jullie vroeger? Vroeger werd er geen uitheems voedsel gegeten. De hoofdmaaltijd bestond uit aardappelen, groenten en vlees. Tussendoortjes bestonden niet. Veel lokaal voedsel is verdwenen, zoals reuzel, pensen en smout. Er was ook minder variatie in de maaltijden. Hoe waren landbouwbedrijven vroeger in vergelijking met nu? De landbouwbedrijven waren kleiner, de landbouwers deden ook aan polycultuur i.p.v. monocultuur. Kostten basisvoedingsmiddelen vroeger meer of minder dan nu? Tegenwoordig betaal je minder voor de basisvoedingsmiddelen. Zijn er veranderingen vast te stellen in de smaak van voeding? Tegenwoordig smaakt de voeding veel zoeter. Op welke tijdstippen werd er vroeger gegeten, is dat veel veranderd in de loop der jaren? De tijdstippen waarop we eten is niet veranderd. Vroeger aten we echter ‘s avonds warm en ‘s middags koud, nu is dat omgekeerd.
Vroeger hadden we geen mes, we aten met lepel en vork en met onze handen. Zijn er grote veranderingen vast te stellen i.v.m. de tafelmanieren? Vroeger hadden we geen mes, we aten met lepel en vork en met onze handen. Als het vlees niet met de handen kon worden gegeten, werd het door één van de ouders gesneden en dan verdeeld. Waren de feestmaaltijden vroeger anders dan nu? Wat nu wordt aanzien als een gewone maaltijd, was vroeger een feestmaaltijd, bv. kroketten met rundstong en madeirasaus. Feesten werden ook thuis gevierd en niet op restaurant.
98
Vroeger kwam altijd hetzelfde op tafel Interview: Shauni Lefevre
Ik heb mijn oma geïnterviewd. Mijn oma is 67 jaar. Mijn oma had geen gemakkelijke jeugd. Haar vader stierf toen ze 8 jaar was en haar moeder stond er dus alleen voor. Dit was voor mijn oma en haar 6 broers en zussen niet altijd even gemakkelijk.
Over de productie van voeding...
- Vroeger kende men geen winkels zoals de Colruyt of Delhaize.
1. Hoe waren de landbouwbedrijven in vergelijking met nu? - De landbouwbedrijven waren kleiner dan nu, maar men moest wel harder werken dan nu. Nu zijn er meer machines, die het werk verlichten.
Over de bereiding van maaltijden...
2. Werd het voedsel zelf gekweekt bij jou thuis (tuintje)? - Ja het voedsel werd - zoals bij veel mensen zelf gekweekt. Ook toen ik met opa alleen ben gaan wonen, hadden we een eigen tuintje. Enkele jaren geleden hebben we besloten het tuintje weg te doen. 3. Waar kwam het voedsel anders vandaan? - Anders kwam het voedsel gewoon uit de lokale winkeltjes. Sommige producten kwamen dan waarschijnlijk ook uit het buitenland.
1. Door wie werd de maaltijd bereid? - De maaltijd werd altijd bereid door mijn moeder. 2. Op welke manier werd de maaltijd bereid? Werden daarvoor apparaten aangewend? Hoe was de keuken uitgerust? - De maaltijd werd bereid - zoals men zegt op grootmoeders wijze. Er werd gekookt in gewone potten en pannen. Er waren geen elektrische apparaten.
De kwaliteit van voeding is aanzienlijk verbeterd.
Over de distributie van voeding... 1. Waar werd het voedsel gekocht in vergelijking met nu? - Vroeger werd het eten gekocht in de kleine lokale winkeltjes of op de markt. Men kende nog geen grote winkels. 2. Is er een soort verandering te merken in de soorten winkels? - Ja, er zijn grote verandering te merken in de soorten winkels. Zoals?
Over de samenstelling van de maaltijd... 1. Wat aten mensen vroeger in vergelijking met nu? - In vergelijking met nu aten de mensen heel weinig. Er kwam altijd hetzelfde op tafel, er was zeer weinig variatie. 2. Waaruit bestond de maaltijd vroeger hoofdzakelijk?
99
- De maaltijd bestond voornamelijk uit aardappelen. 3. Zijn er voedingsmiddelen die in de loop der jaren verdwenen zijn/ erbij gekomen zijn? - Ik kan nu niet meteen iets bedenken dat verdwenen is, maar er zijn wel veel exotische vruchten en ook bepaalde groenten bij gekomen. 4. Was er vroeger meer variatie in de voeding? ( vlees / groenten/ tussendoortjes). - Neen, totaal niet. Er was eigenlijk zeer weinig, tot geen variatie. De maaltijd bestond hoofdzakelijk uit aardappelen en vlees. 5. Is de kwaliteit van de voeding beter / slechter dan vroeger? - De kwaliteit van de voeding is aanzienlijk verbeterd met de jaren. Er is een veel groter assortiment en ook veel meer variatie. Er is meer keuze dan vroeger.
Over de prijs van de voeding ... 1. Kostten basisvoedingsmiddelen vroeger meer of minder dan nu? - De basisvoedingsmiddelen kostten zeker minder dan nu. Met de verandering van frank naar euro is alles duurder geworden. 2. Geef je nu meer geld uit aan eten? - Ja, als ik eten ga kopen, kijk ik niet alleen naar wat ik echt nodig heb. Ik koop gewoon wat ik lekker vind en waar ik zin in heb. Ik koop wel niet meer eten dan nodig. Dat vind ik geldverspilling.
Over de smaak... 1. Zijn er veranderingen vast te stellen in smaak van voeding? - Ja, zeker. Nu zijn er veel meer kruiden en er zijn ook nieuwe producten. Hierdoor kunnen er veel nieuwe combinaties worden gemaakt en ontstaan er veel nieuwe smaken. 2. Is de band met voeding verloren gegaan in de loop der jaren? - Volgens mij is de band met voeding zeker niet verloren gegaan, maar is hij zelfs verbeterd. Vroeger at men alleen om te leven. Nu is koken een hobby geworden van veel mensen. Men kookt niet alleen omdat het nodig is.
Over de wijze van eten... 1. Op welke tijdstippen werd er vroeger gegeten? Is dat veel veranderd in de loop der jaren? - Vroeger aten de meeste mensen op hetzelfde tijdstip. Nu eet elk gezin op andere tijdstippen. 2. Werd er vroeger gezamenlijk gegeten of niet? - Ja, vroeger werd er gezamenlijk gegeten. In veel gezinnen wordt nu niet meer gezamenlijk gegeten. Dit komt deels door de verschillende hobby's van de mensen. Mensen uit een bepaald gezin zijn niet thuis op dezelfde tijdstippen, dus wordt er niet meer gezamenlijk gegeten. 3. Zijn er grote veranderingen vast te stellen in verband met de tafelmanieren? - Ja, er zijn grote veranderingen vast te stellen in verband met de tafelmanieren. Sommige mensen hebben nu geen manieren meer. Vroeger moest men aan tafel stilzitten en zwijgen.
Het is jammer dat bepaalde tradities niet gevolgd worden.
Over de feestmaaltijden... 1. Waren de feestmaaltijden vroeger anders dan nu ( groot verschil tussen een gewone maaltijd en een feestmaaltijd)? - Ja, de feestmaaltijden waren anders dan nu. Vroeger maakte men op feestdagen speciale maaltijden klaar. Nu maakt het niet meer uit wanneer je speciale maaltijden klaarmaakt, deze worden ook gegeten op gewone weekdagen. 2. Hadden feestmaaltijden vroeger een andere betekenis. - Ja, vroeger waren de feestmaaltijden een traditie, nu wordt er bij bepaalde gezinnen geen aandacht meer besteed aan tradities. Bij ons gebeurt dit wel nog.
100
Een gevarieerde maaltijd met verse en pure producten, ‟t was toch ne schonen tied! Interview: Wiebe Lepoutre Margareta „Margriet‟ Flamand werd geboren op 27 juli 1926 in de barakken aan de Ronde Kom in Roeselare. Ze was het derde kind uit een gezin met vijf kinderen. Haar moeder, Germaine Broeckaert, was afkomstig van Diksmuide en haar vader, Hendrik Flamand, was een echte Roeselarenaar. Vanaf haar 14e levensjaar, en tevens bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, ging Omie (want zo wordt ze door haar kleinkinderen genoemd) werken bij Cauwens. Ze moest er rotte plekken uit aardappelen halen voor de Duitse soldaten en verdiende er 1 frank per uur. Het geld dat ze verdiende moest ze thuis afgeven, zodat haar moeder in het levensonderhoud van al haar kinderen kon voorzien. Haar vader, die destijds in Duitsland zat als soldaat, was er echter niet van op de hoogte dat zijn dochters gingen werken. Hij had ze immers liever zien studeren. Toen ze 16 jaar was, ging ze werken in een “wullefabrieke”, Deflandre. Haar inkomen bedroeg hier 3 frank per uur. Vanaf haar 20ste ging ze werken in een stoffenfabriek, Poorters genaamd. Ze moest er garen spinnen die gebruikt werden om te breien. Ginds verdiende ze 7 frank per uur en kon ze eveneens premies verdienen door extra werk te leveren. Margriet trouwde in 1950 met Rogier Roels, enige zoon afkomstig van een boerenfamilie. Samen kregen ze 5 kinderen, waaronder mijn mama. Ondertussen is oma Margriet 84 jaar en heeft ze 12 kleinkinderen en 3 (binnenkort 4) achterkleinkinderen. Mijn Omie vertelt hieronder haar verhaal. Een verhaal dat zich vooral afspeelt in haar jeugdjaren, tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Groenten en fruit van boeren uit de familie Wie zorgde voor het voedsel? Tijdens de oorlog moest men met bonnen om voedsel gaan. Naargelang het aantal gezinsleden werden de bonnen uitgedeeld. Moeder gaf deze soms aan minderbedeelden. Verder werd tijdens de oorlog vaak aan ruilhandel gedaan. Zo werd bijvoorbeeld boter gewisseld tegen bloem. Echte
101
boerenboter was tijdens de oorlog echter enkel op de zwarte markt te verkrijgen. Met de voedselbonnen kon men enkel margarine verkrijgen. Hoe waren landbouwbedrijven in vergelijking met nu? Vóór de oorlog reden boeren door de straten met paard en kar om groenten en fruit te verkopen. Alle groenten en fruit werden handmatig gekweekt, machines bestonden toen immers nog niet. Tijdens de oorlog kweekten de boeren nog steeds groenten en fruit. Dit diende vooral als zelfvoorziening, maar werd ook verkocht op de zwarte markt. Na de oorlog wonnen tractors enorm aan populariteit en werd steeds meer machinaal gekweekt. Ook werd steeds minder met paard en kar rondgetrokken. In plaats daarvan bracht men de groenten en het fruit naar een veiling of werden ze verkocht aan plaatselijke warenhuisjes. De gewone kruidenierswinkeltjes moesten na de oorlog immers plaats maken voor de opkomende warenhuizen. Werd het voedsel zelf gekweekt bij jou thuis? Toen ik nog bij mijn ouders in een rijhuisje woonde, hadden we enkel een klein koertje. Zelf konden we geen voedsel kweken. Mijn mama kwam echter uit een boerenfamilie, waarbij ze altijd terecht kon om zelf gekweekt voedsel te halen. Ze ging daarvoor te voet van Roeselare naar Kortemark met een kinderwagen. Wel werden tijdens de oorlog konijnen gekweekt in een tobbe. Deze werden door moeder dan geslacht en klaargemaakt. Nadat ik getrouwd was, woonde ik samen met mijn man en zijn ouders. Zij waren afkomstig van een boerenfamilie en kenden bijgevolg de kneepjes van het vak. We hebben dan ook altijd zelf groenten en fruit gekweekt in onze tuin. Waar kwam het voedsel anders vandaan? Voor en tijdens de oorlog werden vooral plaatselijke producten gebruikt, zoals varkens en koeien die bij een plaatselijke boer gekweekt werden. Bepaalde producten, zoals sinaasappels, kwamen uit het buitenland. Deze waren echter zeer duur en konden mijn ouders bijgevolg niet betalen. Echte uitheemse producten, zoals Chinese voedingsmiddelen, waren vroeger helemaal niet gekend. Ook uitheemse kruiden werden niet gebruikt. Wij kenden enkel zout en peper.
De Sarma, het eerste warenhuis Waar werd het voedsel gekocht in vergelijking met nu? Voor elk soort voedingsmiddel bestond vroeger een winkel. Zo bestond een kaaswinkel, een bakkerij, een kruidenierswinkel, een winkel waar men bloem verkocht. Daarnaast werd bij de boer veel gekocht. Na de oorlog werden de warenhuizen populairder en konden alle voedingswaren dan ook op één plaats gekocht worden. Later ging mijn man bij de veiling werken en bracht hij groenten en fruit mee. Er was dus een duidelijke verandering te merken in de soorten winkels? Ja, vroeger bestonden meer gespecialiseerde winkels: een kaaswinkel, een winkel waar bloem verkocht werd, een broodwinkel, een kruidenierswinkel. Je kon hier niet zomaar binnen en buiten wandelen. Wanneer je binnenging, rinkelde immers een bel, en kwam de winkelbediende meteen naar je toe. Je ging dan ook enkel naar de winkel wanneer je echt iets nodig had. Warenhuizen begonnen aan belang te winnen na de oorlog. Het eerste warenhuis, de Sarma in de Ooststraat, was een winkel waar je vrije ingang had. Je kon er eens gaan rondkijken zonder dat je echt verplicht was om iets te kopen. De Sarma was echter nog altijd niet te vergelijken met de Colruyt of Delhaize, maar ze hadden wel al een groot en gevarieerd aanbod aan producten.
102
Eten bereiden op de “buuzestoove” Door wie werd de maaltijd bereid? Mijn moeder stond erop om zelf altijd de maaltijd te bereiden, niemand anders mocht aan de maaltijd helpen. Ze zei altijd: ―Teegn daj der gieder noa kiekt, é kik ol gedoan‖. Moeder had wel wat ervaring met koken, ze had immers nog gediend bij een rijke familie. Hoewel moeder zelf zorgde voor de maaltijden, mochten wij (de dochters) wel de inkopen doen. Kant-en-klare maaltijden bestonden niet, alles werd thuis vers bereid met verse ingrediënten. Op welke manier werd de maaltijd thuis bereid? Werden daarvoor apparaten aangewend? Het eten werd in aluminium potten en pannen bereid. Deze potten en pannen moesten goed gekuist worden, anders kleurden ze zwart. Elektrische apparaten bestonden niet. Verder werd een stamper gebruikt, om bijvoorbeeld te stampen of te mengen. Ons eten werd oorspronkelijk bereid op de ―buuzestoove‖. De ―stoove‖ werd bovendien gebruikt om het huis te verwarmen. Bepaalde ―stooven‖ hadden ook een oventje, waarin het eten warm gehouden werd of waarin brood werd gebakken. Omdat mijn moeder nog dienster was geweest bij een rijk gezin, kregen we vaak afgedankte ―cuisinières‖. Een ―cuisinière‖ bestond uit vier vakjes waarin eten verwarmd werd. Daarnaast had het ook één kookvuur dat werkte op kolen. Daarna bestond onze keuken uit een gasvuurtje met twee bekkens. Het gasvuurtje werd voorzien door een gasfles. De keuken bevond zich steeds achteraan het huis. De afwas werd gedaan in een klein bassin met water uit de pomp.
Patatten, vlees en groenten Wat aten mensen vroeger in vergelijking met nu? Ons ontbijt bestond uit zelfgemaakt brood met boerenboter of zelfgemaakte confituur. Af en toe werd kaas bij de boterham gegeten. Op zondag aten we koekebrood met rozijntjes. Soepvlees, waarvan bouillon werd getrokken en soep werd gemaakt, werd heel vaak gebruikt. Het soepvlees werd in stukjes gesneden en aan de werkmensen in het gezin gegeven. Ook hutsepot werd heel frequent klaargemaakt. Bij ons thuis werd dagelijks iets anders klaargemaakt. In vele andere gezinnen werd echter dagelijks hetzelfde gegeten. De meeste maaltijden bestonden uit patatten, een stuk vlees en groenten, zoals gestoofde rapen. ‘s Avonds werd opnieuw brood met beleg gegeten. Indien nog iets over was van ‘s middags, kon dat ook opgegeten worden. Zijn er voedingswaren die in de loop der jaren verdwenen / erbij gekomen zijn? Voedingsmiddelen zijn niet verdwenen, alleen is de kwaliteit ervan niet meer hetzelfde als vroeger. Heel veel, vooral uitheemse voedingsmiddelen zijn er nu wel bijgekomen. Was er vroeger meer variatie in de voeding (vlees / groenten / tussendoortjes)? Wij kregen thuis dagelijks een andere maaltijd op ons bord, omdat mijn moeder daar veel belang aan hechtte. We aten ongeveer vijf verschillende soorten vlees (kip, biefstuk, paardenbiefstuk, konijn, …) en kregen veel groenten. Verder aten we rijst, vermicelli of aardappelen. Vis werd minder gegeten, omdat het vroeger te duur was. Enkel haring werd door moeder soms gekocht. Het is echter helemaal niet te vergelijken met nu. Grote merken die bijvoorbeeld conserven in blik verkopen, bestonden vroeger nog niet. Is de kwaliteit van de voeding beter / slechter dan vroeger?
103
De kwaliteit van de voeding is veel slechter dan vroeger. Vroeger was alles puurder, zuiverder en verser dan het nu is. Een vervaldatum werd vroeger ook nooit vermeld op de voedingsmiddelen. Wanneer er een beetje groen op het voedsel stond, werd het afgeschraapt en de rest werd gewoon opgegeten. Tegenwoordig kan bijna niets meer gekweekt worden zonder dat het besproeid werd. De grond is te mager geworden doordat er al teveel op gekweekt werd.
Duurder door groter aanbod Kostten basisvoedingsmiddelen vroeger meer of minder dan nu? Alles was vroeger veel goedkoper dan nu, maar de mensen verdienden ook veel minder. Niet alleen was alles zoveel goedkoper, maar het aanbod was ook veel kleiner, dus men moest de prijzen niet opdrijven door concurrentie. Geef je nu meer geld uit aan eten? Ja, nu geef ik veel meer geld uit aan eten omdat het aanbod veel groter is. Als we vroeger brood hadden, dan waren we al tevreden. Als ik nu brood heb, dan heb ik graag een beetje gevarieerd beleg erbij.
“Oenger is den beste kok” Zijn er veranderingen vast te stellen in smaak van voeding? Als je honger hebt, smaakt het altijd. ―Oenger is den beste kok‖ zei ik altijd tegen mijn kinderen. Ik had hier op een avond eens niet gegeten, en ‘s morgens heb ik met veel smaak mijn boterhammen op gegeten. Nu weet niemand nog echt wat ―honger hebben‖ precies is.
Samen veel plezier aan tafel Op welke tijdstippen werd er vroeger gegeten? We konden tijdens mijn jeugd niet op vaste tijdstippen eten omdat mijn zussen en ik in ploeg werkten. Als we om 5u moesten beginnen, moesten we om half 4 al eten, omdat we van moeder niet mochten vertrekken zonder te eten. Op het werk kregen we 2 keer een kwartier om een boterham te eten en dronken we een tas koffie. Op zondag aten we op vaste tijdstippen, maar dat was de enige dag waarop het mogelijk was. Werd er vroeger gezamenlijk gegeten of niet? Als iedereen thuis was, werd er zeker gezamenlijk gegeten. Mijn moeder stond erop om tijdens de hoofdmaaltijd samen te eten. Er werd dan altijd veel gelachen met mijn zussen en broer. Hoe zat het vroeger met tafelmanieren? Mijn vader vond het heel belangrijk dat we tafelmanieren hadden. We mochten bijvoorbeeld niet hoesten aan tafel. Het vlees werd vooraf door moeder gesneden met een schaar, we hadden dus enkel een vork nodig. Moeder vond het niet zo belangrijk dat we ons bord leegaten, maar we moesten wel altijd proeven, ook al was het iets wat we niet echt lusten.
104
Zelf de feestmaaltijd kiezen Waren de feestmaaltijden vroeger anders dan nu? Een feestmaaltijd was altijd net ietsje meer dan een gewone maaltijd. Bij een plechtige communie bijvoorbeeld mocht de feesteling zelf kiezen waaruit de maaltijd moest bestaan. Een feestmenu met meerdere gangen bestond vroeger echter niet. Bedankt voor de medewerking.
105
De vergeten gezelligheid Interview: Ranya Vandecasteele
De 50-jarige Marina Devrome woont met haar man Jean-Pierre Vandecasteele (52) in Diksmuide. Marina werkt als poetsvrouw in het ziekenhuis St.-Augustinus te Veurne. Ze heeft 2 zonen: Cedric (29) en Brayn (23). Marina heeft haar lager onderwijs gedaan te Beerst, daarna heeft ze 2 jaar snit en naad gevolgd in Vladslo. Daarna is ze beginnen werken. Marina komt uit een gezin van 4. Ze heeft 1 broer en 2 zussen. Eveneens woonde haar grootmoeder thuis.
Er is bijvoorbeeld een veel ruimere keuze aan slaatjes (vleessalade, pitasalade, préparé, vissalade, garnaalsalade, …) en brood. Nu is er veel meer variatie in voeding. Vroeger kwamen er geen hormonen aan te pas, wat je nu veel meer vindt. Echter wordt er nu meer controle gehouden op het voedsel. Dus de kwaliteit is daardoor niet beter, maar gewoon anders. Vrijdag = dessertdag (pudding)
Tijdens de jeugd van Marina kweekten ze de groenten thuis, in een moestuintje. Zo kochten ze ook een varken en als deze groot genoeg was, slachtten ze het varkentje en aten het vlees op. Het grootste deel van het voedsel was eigen kweek. De landbouwbedrijven waren kleinschaliger in vergelijking met nu. Als er voedsel werd gekocht, gebeurde dit meestal in het kruidenierswinkeltje naast de deur. Tijdens de jeugd van Marina bestonden er praktisch geen grote supermarkten of grootwarenhuisketens. „Ons huis stond eens in brand door de gevaarlijke frietketel.‟
De maaltijden werden bereid door de moeder van Marina, eveneens hielp haar grootmoeder met het bereiden van de maaltijd. De maaltijd werd grotendeels klaargemaakt met de uitrusting die de keuken vandaag de dag bevat. Er zijn wel bepaalde toestellen die ze in die tijd niet hadden, bijvoorbeeld een microgolf, een keukenrobot, een elektrische frietketel, etc. Ze beschikten over een gasfornuis, een oven, frietketel op een gasbrander. Dit was zeer gevaarlijk, haar ouderlijk huis stond eens in brand door de frietketel. De maaltijd bestond uit een combinatie van groenten, aardappelen en vlees. De vrijdag kregen ze ook een dessert. Meestal was dat dan zelfgemaakte pudding. Er zijn veel voedingsmiddelen bijgekomen, vroeger was het hoofdzakelijk een biefstuk, kotelet, spiering om te eten, nu heb je een veel ruimere keuze.
De kostprijs van de basisvoedingsmiddelen ligt nu hoger dan vroeger, maar vroeger verdienden de mensen ook minder. Dus in evenredigheid is er niet veel veranderd. Vandaag de dag wordt er veel meer geld uitgegeven aan voeding. We eten nu ook meer dan vroeger. Er waren vaste tijdstippen om te eten. Er werd ontbeten voor ze naar school vertrokken, ‘s middags rond 12 uur en ‘s avonds rond 18 uur. Dit was als vader thuis kwam van zijn werk. Het avondmaal werd altijd samen gegeten, heel het gezin moest aan tafel zitten. Als het mogelijk was werden alle maaltijden gezamenlijk gegeten. Als het niet mogelijk was overdag, stond de moeder erop om ‘s avonds gezamenlijk te eten. De moeder van Marina schepte de borden uit voor de man en kinderen. De man werd gediend door de vrouw. Vroeger werd het vlees gesneden met de schaar. Wat nu met mes en vork gebeurt. Behalve dit zijn er geen grote veranderingen vast te stellen in verband met de tafelmanieren bij Marina vroeger en nu. De feestmaaltijden werden vroeger gehouden in familiekring, de maaltijd werd altijd zelf klaargemaakt. Voorbeelden van hoofdgerechten van de feestmaaltijd zijn koeientong, kalkoen. De feestmaaltijd bestond eveneens uit een voorgerecht, hoofdgerecht en dessert. Toen Marina getrouwd was met Jean-Pierre, werden de feestmaaltijden aan de kant van JeanPierre om de beurt bij iemand anders gehouden. Jean-Pierre was met 8 thuis. De reden om feestmaaltijden te organiseren waren
106
hetzelfde als nu, bijvoorbeeld nieuwjaar, kerstdag, etc. De verjaardagen werden niet gevierd, nu worden de verjaardagen ook niet gevierd bij Marina thuis. Als de ouders van Marina jarig waren, werd er niet over gesproken, dit was een dag zoals een ander. Dit is waarschijnlijk de reden dat Marina de verjaardagen van haar ouders moeilijk kan onthouden.
Marina eet het eten van nu veel liever dan het eten van vroeger. Vroeger lustte Marina niet veel verschillende soorten voedsel. Nu lust ze meer, dit is waarschijnlijk door ouder te worden of omdat het voedsel nu een betere smaak bevat.
107
De tijd van toen Interview: Yentl Desender
Naam: Jancis Vandenbussche (links op de foto) Geboortedatum: 05/08/1967 Beroep: animator
Had u thuis een tuintje waarin groenten werden gekweekt? Zo ja, door wie werd het tuintje onderhouden? Nee, we hadden geen tuintje, maar soms kregen we wel groenten van onze grootouders die wel een tuintje hadden. Waar kwam het eten dan vandaan? We kregen soms groenten van onze grootouders en andere voedingsmiddelen kwamen uit winkels. Wie zorgde voor het voedsel? Mama ging achter het voedsel, maar soms moesten wij met onze fiets naar de bakker of de beenhouwer. Waren de landbouwbedrijven anders dan vroeger? Ik denk het niet. Uitheems of inheems? Ongeveer hetzelfde als nu. Waar werd het voedsel gekocht in vergelijking met nu? Van de winkel net als nu. Soms werden groenten bij de plaatselijke boer gekocht. Is er een verandering te merken in de soorten winkels? Nee. Grootwarenhuizen als de Delhaize en de Colruyt bestonden toen al. Ik herinner wel dat de Colruyt in mijn jeugd begon op te komen.
108
“Vroeger gingen wij vaak op restaurant.” Door wie werd de maaltijd bereid? Mama meestal, maar als mama laat moest werken stond alles klaar voor papa om te koken. Als papa ‘s ochtends thuis was smeerde hij de boterhammen voor iedereen voordat iedereen wakker was. Die werden dan op een hoop gelegd en als we wakker waren, zaten we samen aan tafel boterhammen te eten. Op welke manier werd de maaltijd bereid? Werden daarvoor apparaten aangewend? Hoe was de keuken uitgerust? Vroeger werd alles op een gasvuur bereid. De microgolf bestond toen nog niet. Veel andere apparaten hadden we ook niet. Wat aten mensen vroeger in vergelijking met nu? Vroeger werd veel meer de gewonde boerenkost gegeten. Alhoewel dat wij vroeger wel veel op restaurant gingen. Hoe komt dat? Toen was op restaurant gaan nog heel goedkoop, als je dat vergelijkt met wat ze toen verdienden. Waaruit bestond de maaltijd vroeger hoofdzakelijk? De maaltijd bestond vroeger vooral uit aardappelen met groenten en vlees. De gewone boerenkost dus. We aten heel weinig pasta en rijst. Zijn er voedingsmiddelen die in de loop der jaren verdwenen zijn / erbij gekomen zijn? Er zijn geen voedingsmiddelen verdwenen waar ik van weet. Wel zijn er in de loop der jaren veel bereide gerechten te koop. In mijn jeugd was dit nog niet het geval. Waarschijnlijk door de opkomst van de microgolf. Was er vroeger meer variatie in de voeding (vlees / groenten / tussendoortjes)? Vroeger was er veel minder variatie in het voedsel. Is de kwaliteit van de voeding beter / slechter dan vroeger? Ik denk dat er niet veel verschil is in de kwaliteit van voedsel. Kostten basisvoedingsmiddelen vroeger meer of minder dan nu? Ik denk dat de basisvoedingsmiddelen vroeger veel goedkoper waren dan nu. Geef je nu meer geld uit aan eten? Nu geven we waarschijnlijk veel meer geld uit aan voedsel, ook omdat er veel meer variatie is in de soorten eten.
“Vlees? Dat werd met de schaar gesneden! Messen hadden we niet!” Op welke tijdstippen werd er vroeger gegeten? Is dat veel veranderd in de loop der jaren? Ongeveer dezelfde tijdstippen denk ik. Wij aten echter wel vier keer per dag. Als we thuis kwamen van school aten we een boterham als vieruurtje.
109
Werd er vroeger gezamenlijk gegeten of niet? We zaten vroeger gezamenlijk aan tafel. In de vakanties, als we alleen thuis waren, was dat wel wat minder. Zijn er grote veranderingen vast te stellen in verband met de tafelmanieren? Vroeger aten wij altijd uit diepe borden en zonder messen. Het vlees werd toen ook met een schaar gesneden. Tegenwoordig is dat helemaal anders. Waren de feestmaaltijden vroeger anders dan nu (groot verschil tussen gewone maaltijd en feestmaaltijd)? De feestmaaltijden waren niet anders dan nu, wel maakte mijn moeder alles klaar en ze maakte er altijd een heel lekkere en een grote hoeveelheid van klaar. Wanneer? Net zoals nu op de gewone feestdagen als communies, kerstdag en Nieuwjaar. Hadden feestmaaltijden een andere betekenis? De feestmaaltijden hadden geen andere betekenis. Voor een feestmaaltijd was de hele familie aanwezig.
110
1964 vs. 2010 Interview: Roxanne Cordier Interview met Carl Cordier, geboren in 1964, nu brandweerman en ambulancier
Wie ben je en van waar ben je afkomstig? Ik ben Carl Cordier, 46 jaar, gelukkig getrouwd en vader van 2 kinderen. Ik ben brandweerman en ambulancier. Vroeger woonde ik samen met mijn ouders in De Panne. Ze wonen nu nog altijd in hetzelfde huis, dus wij zijn nooit verhuisd. Mijn vader was visser, en was ook de verdiener van de familie. Mijn moeder bleef thuis en deed het huishouden. Wie zorgde voor het voedsel? Mijn moeder zorgde vooral dat er eten in huis was. Mijn vader zorgde voor de vis. Hoe waren landbouwbedrijven in vergelijking met nu? De landbouwbedrijven waren minder machinaal en er was meer handenarbeid. En veel kleiner in omvang. Nu wordt ongeveer alles met de machine gedaan, en bijna niets meer met de hand. En het zijn grotere bedrijven geworden. Werd het voedsel bij jou thuis zelf gekweekt? Nee, het voedsel kweekten we niet thuis. We hebben het wel eens geprobeerd met suikerbonen en tomaten in emmers met aarde. We konden het ook niet goed kweken aangezien we geen tuin hadden.
Waar kwam het voedsel anders vandaan? (herkomst: inheems of uitheems) Er waren veel producten van de eigen streek.
Altijd mijn moeder. Want zij ging niet werken en deed dus het huishouden.
Mijn vader was de verdiener, mijn moeder deed het huishouden.
Waar werd het voedsel gekocht in vergelijking met nu? Het voedsel werd vaak gekocht aan de groentekar. Of de boer die passeerde met zijn eigen producten. Maar ook op de markt, dit deed mijn moeder echter niet zo vaak. Ze kocht liever de producten meteen aan huis, omdat ze dan wist dat het vers was. Nu kopen we de producten meer en meer in het grootwarenhuis en minder aan de boer, aangezien de boer nu ook niet meer langs komt. Is er een verandering te merken in de soorten winkels? Ja, er is toch wel een verandering. Vroeger had je een klein winkeltje met verschillende producten, maar in een heel beperkt aantal. Nu heb je hele grote winkelketens die zoveel verschillende variëteiten hebben van één bepaald product. Door wie werd de maaltijd bereid?
Op welke manier werd de maaltijd bereid? Werden daarvoor apparaten aangewend? Hoe was de keuken uitgerust? Alleen op het gasfornuis, en soms in de oven (dit stond in de garage). In het begin was dat een heel klein keukentje, enkel het nodige was aanwezig. Bijvoorbeeld een koffiemachine bestond nog niet, we moesten het nog opgieten met de fluitketel. Nadien werd de keuken verbouwd naar een moderne keuken, waar de elektriciteit beter werd voorzien. Maar dit was nog altijd niet zoals vandaag. Er was wel al een koelkast, maar nog altijd geen vaatwasmachine of oven inbegrepen. Wat aten mensen vroeger in vergelijking met nu? Het was veel verser gemaakt, omdat we toen meer tijd hadden om het te bereiden, want de vrouw ging niet werken. Nu heb je zelfs al bereide maaltijden, die je gewoon in de microgolfoven stopt en het is klaar. Zo verlies je weinig tijd, wat nu wel belangrijk is. Time is money!
111
Waaruit bestond de maaltijd vroeger hoofdzakelijk? Aardappelen, seizoengebonden groenten, soep, en vlees of vis. Voorbeeld in de winter: rode kool en in de zomer tomaten. Zijn er voedingsmiddelen die in de loop der jaren verdwenen zijn / erbij gekomen zijn? Er zijn wel een aantal dingen veranderd volgens mij. De hoeveelheid vis is veel verminderd, aangezien de prijs enorm gestegen is met de loop der jaren. De prijs is echter gestegen doordat er nu minder mag gevist worden. Bepaalde soorten van groenten zijn verdwenen en bijgekomen. Mierikswortel is een voorbeeld van groente die verdwenen is, maar die ze nu weer proberen op de markt te brengen. Broccoli bestond vroeger niet, wat nu eigenlijk wel heel bekend is. En ook stervrucht is nu redelijk bekend, maar dan door de invloed van andere landen.
“Men mocht niet apart eten!”
Was er vroeger meer variatie in de voeding (vlees / groenten / tussendoortjes)?
Er was variatie genoeg, maar met de producten die we toen hadden. Door op verschillende manieren de producten te bereiden hadden we variatie. Nu is er meer variatie van verschillende producten, doordat we nu ook de producten kennen van andere landen. Is de kwaliteit van de voeding beter / slechter dan vroeger? Ik vind dat de kwaliteit wel wat achteruit is gegaan. Ik denk dat dit komt door de massaproductie en het voedsel dat geconserveerd wordt door de fabrieken. Nu vriezen de mensen het voedsel ook in. En nu weet je ook soms niet wat men allemaal in het vlees draait of stopt. Vroeger waren de producten ook veel verser. Kostten basisvoedingsmiddelen vroeger meer of minder dan nu? Veel minder, nu betaal je €2 euro voor een brood, oftewel 80 fr. en vroeger was dit 10 fr. of 20 fr. Gelukkig werd het inkomen daarvoor ook aangepast. Geef je nu meer geld uit aan eten? Ja, doordat het nu ook wel veel duurder is. Zijn er veranderingen vast te stellen in smaak van voeding?
Ik vind van wel, aangezien het vroeger allemaal veel verser was en veel minder uit potten. Thuis proberen we dan ook om zoveel mogelijk verse producten te gebruiken. Op welke tijdstippen werd er vroeger gegeten? Is dat veel veranderd in de loop der jaren? Het is enorm veel veranderd. Vroeger was dat op vaste uren en niet anders. Nu wordt er veel meer afgeweken van die vaste uren om te eten, aangezien de mensen soms op die vaste uren iets te doen hebben. Werd er vroeger gezamenlijk gegeten of niet? Ja, allemaal samen. Men mocht ook niet apart eten. De regel was eigenlijk dat iedereen erbij was om te eten. Tenzij iemand moest werken, dan mocht hij wel apart eten. Waren de feestmaaltijden vroeger anders dan nu (groot verschil tussen gewone maaltijd en feestmaaltijd)? Ja, vroeger was dat wel heel anders. Er gingen dan meer centen naar producten die je dagelijks niet kreeg, dus duurdere producten. En daar zat dan het verschil. De zondag ging er ook sneller een taart gehaald worden, want dat werd aanzien als een rustdag.
112
Lekker eten: van vroeger tot nu Interview: Karen Teirlynck
Geïnterviewde: Annette Bolanger (geboren in 1961), huisvrouw Het eten in „onze tijd‟ Nu is in onze keuken onze koelkast een elektrisch apparaat met van alles en nog wat in. Ik weet nog goed dat dit vroeger niet het geval was. Ik kan nog goed opsommen wat er toen allemaal in onze ‗frigo‘ zat: eieren, verse melk, karnemelk, boter, groenten en vlees. Niet meer. Geen pudding, geen yoghurt, geen chocolade, geen speciale room om in de koffie te doen, ... Waar dit allemaal vandaan kwam? Zaken zoals melk, boter, … kwamen allemaal van bij de boer. We kochten deze niet in de winkel. De melk kwam dus niet uit dozen, maar uit flessen. We gingen dan elke week met die uitgewassen flessen naar de boer terug, en die vulde ze dan opnieuw op.
,,We moesten zelfs het vet van ons vlees opeten!‟‟
Diepvrieseten kwam in die tijd ook praktisch niet in huis. Bereide maaltijden al helemaal niet. De groenten teelde mijn vader zelf. Hij had immers een eigen moestuintje: hierin kweekte hij aardappelen, tomaten, sla, rode kool, uien, … noem maar op. Alle andere groenten of fruit die in huis kwamen, haalden we rechtstreeks bij een boer of op de markt. Als dit dan toch niet het geval was, dan was dit uit een bokaal of uit een blik. We hadden zelfs geen grote diepvries. We hadden enkel zo‘n klein vriesvakje bovenaan onze koelkast zitten. Nu is dit helemaal anders. Thuis hebben we nu een zeer grote diepvries, met zakken gevuld met diepvriesgroenten, die we gewoon moeten gaan halen in de Colruyt. Ik vind wel dat het eten vroeger lekkerder was, het was van een betere kwaliteit. Deze diepvriesgroenten zijn maar een inferieur goed in vergelijking met de verse groenten. Daarom gaan mijn man en ik toch nog vaak naar een boer, en ga ik wekelijks naar de markt om groenten te gaan kopen. De rol van geld Eten was vroeger goedkoper, dat moet ik toegeven. Maar de mensen verdienden in die tijd ook een heel stuk minder. Ik denk dat het dus een beetje evenredig is. Wel vind ik dat we een groter deel van ons loon aan eten spenderen dan vroeger. Vroeger aten we meer de ‗gewone‘ dingen. Biefstuk, kalkoen en konijn aten we niet in een doordeweekse dag, deze zaken zagen we enkel op ons bord liggen tijdens de feestdagen. Nu eten we die op gelijk welke dag. Hoe aten we? Mijn kinderen staan er soms van verbaasd dat ik zeg: ―Ga je nu eens zwijgen en eten?!‖, maar dit is een gewoonte van vroeger. Vroeger stonden mijn ouders erop dat er aan tafel gegeten en gezwegen werd. Ook moesten we onze handen op tafel leggen (naast het bord). Deden we dit niet, kregen we er een berisping voor. Eten weggooien deden we ook niet. Alles wat we op ons bord namen, moesten we dan ook opeten. Deden we dit niet, kregen we het de volgende maaltijd opnieuw opgeschoteld. Ik heb een tijdje in een
113
weeshuis verbleven, toen mijn moeder net was overleden. Daar was men nog strenger: we moesten daar het vet zelfs opeten. Ik weet nog dat mijn jonger zusje dit niet wou opeten, en dat ik het dan stiekem deed omdat de non het niet zou zien.
Verandering Of er veel veranderd is, weet ik niet. Ik denk dat het vooral te maken heeft met de manier waarop mensen er toen en nu naar keken. Nu eten en koken mensen vaak voor hun plezier, vroeger deed men dit enkel met het oog op geen honger meer hebben. Ook wordt er meer eten geconsumeerd, dus daarom denk ik ook dat de productie veranderd is. Vroeger was het genoeg dat de boer zijn groenten verkocht, omdat het genoeg was. Maar nu zou er bijlange geen eten genoeg zijn moesten we geen landbouwmachines hebben. Het werk zou veel te traag verlopen.
114
Na de oorlog was het van hoe meer hoe beter Interview: Cathelijne Vroman De geïnterviewde persoon, nu 47, groeide op in een middelklasgezin, samen met 3 broers.
Wie zorgde er vroeger voor het voedsel? Mijn mama. Werd het voedsel zelf gekweekt bij jou thuis? Gedeeltelijk, sommige dingen. Zoals wat? Boontjes, tomaatjes, prei, fraisen, kersen, noten, jeneverbessen, stekelbessen, kool, spruiten, patatten en wortels. Is er een verandering te merken in de soorten winkels? Eigenlijk niet. Er waren vele kleine winkeltjes, maar mijn moeder ging altijd al naar de grote bazaars. Daarin was mijn moeder altijd 1 van de eersten. Door wie werd de maaltijd bereid? Door de mama. Wat aten de mensen vroeger in vergelijking met nu? De mensen aten vroeger ongezonder, niet zo bewust als nu. Altijd veel saus, groenten, fruit, patatten en dat allemaal door elkaar. Na de oorlog was ‗t van hoe meer hoe beter. Waaruit bestond de maaltijd hoofdzakelijk? Vlees, patatten, groentjes en véél saus, bij ons dan toch. Zijn er voedingsmiddelen in de loop der jaren verdwenen of bijgekomen? Bijgekomen ja, al dat exotische fruit, maar ‗k zou niet echt weten wat er is verdwenen. Is de kwaliteit van het voedsel beter of slechter nu? Als het van eigen tuintje kwam, was het uiteraard beter, maar dat is nu ook zo. Den boel is nu even bespoten als toen, dus ik denk dat het nu beter is; de mensen kopen bewuster. Kostten basisvoedingsmiddelen vroeger meer of minder dan nu ? Als ik klein was, was alles belachelijk goedkoop in vergelijking met nu. Geef je nu meer geld uit aan eten of juist minder? Ja zeker omdat alles zo immens is opgeslagen. Als ik kind was, was een brood 12 Belgische frank, dat is nu 30 cent. Nu kost een brood 2,10 euro soms zelfst 2,20!
115
Is het tijdstip van eten veranderd in de loop der jaren? Ja, vroeger was alles stipter. Het is zo laat, nu moet je eten. Nu eten de mensen meer op hun gevoel. Werd er vroeger gezamenlijk gegeten of niet? Ja, altijd. En nu? Nu naar gelang het past, niet iedereen heeft op hetzelfde moment honger hé. Waren de feestmaaltijden vroeger anders dan nu ? Is er een groot verschil tussen een gewone maaltijd en een feestmaaltijd? Mensen eten heel het jaar door feestmaaltijden. Als je wil kan je wel meer speciale dingen krijgen, terwijl vroeger de feestmaaltijden toch nog zeer basic waren, niet zo culinair gelijk nu.
116
Oorlogsjaren, hongerjaren… of toch niet? Interview: Brecht Ostyn Interview met mijn oma
Als ik aan het contrast tussen de nieuwe en de oude eetcultuur denk, denk ik meteen aan de wat oudere mensen wel eens aanhalen, namelijk: ‗tegenwoordig weet men niet meer wat men eet.‘ Dit kan beschouwd worden als een algemene waarheid. Maar wat vindt u ervan? Ja, veel mensen beseffen niet meer hoe hun eten op hun bord komt, ze eten wat er voor geschoteld wordt zonder erbij na te denken. Het is een andere tijd en iedereen leeft anders, dus ik vind het niet erg. Men kan natuurlijk ook zichzelf de vraag stellen: ‗Is het wel nodig dit nog te weten?‘ Alles wordt immers gecontroleerd dezer dagen. Wat vindt u van de situatie nu? Inzake massaproductie. De economie brengt dit voort, het maakt deel uit van de vooruitgang. Ook is het ondenkbaar om niet aan massaproductie te doen, met de stijgende wereldbevolking. Vindt u dat het heeft bijgedragen tot de kwaliteit van het voedsel? Het kan een betere kwaliteit bieden en het is zoals ik al eerder zei een noodzakelijke evolutie geweest, vroeger was het te primitief. Ik vind het in ieder geval een goede evolutie die vrijwel iedereen welvaart heeft bij gebracht. Is de eetcultuur veranderd ten opzichte van vroeger? Mensen eten totaal anders dan vroeger, men heeft nu meer keuze en er is genoeg in voorraad. Tijdens de oorlogsjaren was dat niet zo, men moest nemen wat er te krijgen was en dan moest je dikwijls een goede prijs betalen voor bepaalde zaken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er gerantsoeneerd, hoe ging dat precies in zijn werk? Men kreeg bonnetjes volgens de grootte van het gezin, het aantal kinderen en volwassenen. Er was een ruime voorziening daarin. Maar natuurlijk kon iemand die financieel beter zat, bonnetjes kopen van iemand die ze minder nodig had en die wel nood had aan de financiële steun. Dus het beeld van de man die met een kruiwagen vol geldbiljetjes om een brood gaat, klopt niet? (lacht) Nee, dat is een beetje fantasie, een beetje verbeelding. Wij konden immers niet met de Belgische Frank betalen, tijdens de bezetting was alles in Duitse Mark uitgedrukt. En die munt was tijdens de oorlog weer in waarde gestegen, dus had je zeker niet zoveel geld nodig voor een brood. Na de oorlog viel men terug op het oude systeem van distribueren van het voedsel. Dit waren hoofdzakelijk kruidenierszaken, kunt u dat bevestigen? Tijdens de oorlog hadden de kruidenierszaken veel werk. De mensen kregen immers bonnetjes en waren dus verplicht om naar de kruidenierszaak te gaan. Na de oorlog kwam niet alles terug zoals vroeger, het werd beter. Er werd meer geproduceerd en er was meer diversiteit. Alles was dus beter te krijgen, wat weer positief was voor de welvaart. Het heeft echter wel enkele jaren geduurd voordat alles weer werkte naar behoren. Later met de opkomst van de supermarkten was er meer en meer sprake van overproductie en overconsumptie, er was en is van alles teveel. Dit heeft ook de druk vergroot op de kleinhandelszaken.
117
Er was ook meer directe distributie, kunt u daar een voorbeeld van geven? Inderdaad, men moest soms zelf naar de boer gaan. Vooral voor zaken als aardappelen en eieren, maar de meeste mensen hadden hun eigen moestuintje en hun eigen kippen. Het enige wat men nodig had, was voldoende ruimte. De melk daarentegen werd aan huis gebracht. Dat was niet in flessen, het werd iedere keer uit de ‗kette‘ geschept. Dit was niet zo hygiënisch, maar de melk werd thuis toch gekookt. Men paste dus nog geen pasteurisatietechnieken toe. Vroeger was men dus heel zelfvoorzienend, is er daar een reden voor? Alles was duur en het inkomen was niet zo hoog ten opzichte van de kosten voor voeding. Dus iedereen zocht een oplossing volgens zijn mogelijkheden.
“We bakten ons brood bij de bakker.”
Maakten ze bij u ook zelf het brood? Iedereen had een oven, een bakoven weliswaar, geen warme luchtoven. Veelal stopte men er meerdere broden tegelijkertijd in. Soms gingen we ook, bij wat specialere broden, ons brood bakken in de oven van de bakker. Zijn oven was immers toch warm. Door wie werd de maaltijd verzorgd? Als er huispersoneel was, was dat door de meid of een ander persoon die hiervoor verantwoordelijk was. Maar meestal was dat door de vrouw des huizes. “De werkende klasse at enkel met een lepel uit een diep bord, waar men eerst uit at en vervolgens soep uit dronk”
U praat over huispersoneel, u komt dus uit een welgestelde familie. Wat waren zo de grootste verschillen op vlak van eetcultuur en tafelmanieren? De werkende klasse at algemeen de wat grovere kost, hun keuken was niet verfijnd, dit tegenover de welgestelde klasse die meer tijd had om zich ermee bezig te houden. Qua tafelmanieren was het bij de werkende klasse ver te zoeken soms. Men at enkel met een lepel, veelal uit een diep bord, waar men eerst uit at en na de maaltijd de soep uit dronk. Men at op een houten tafel die werd afgekuist met een schoteldoek. De welgestelde klasse at zoals men nu in het algemeen eet. Ook altijd met een tafellaken. Als men een feest gaf, werd er heel uitgebreid gegeten, kunt u dit vermoeden bevestigen? Dit was inderdaad zo, maar dit gold enkel voor de welgestelde klasse, de werkende klasse gaf weinig tot nooit feesten. Het feest werd dan meestal ter plaatse gevierd en er werd er ook gegeten. Er was weinig sprake van op restaurant gaan. De volwassenen aten dan gescheiden van de kinderen. En in het algemeen, aten mensen vroeger meer/minder van bepaalde zaken? Ze aten zeker meer aardappelen en brood, deze waren als het ware de hoofdbestanddelen voor een werkdag. Men at minder vlees omdat dat te duur was en als ze vlees aten, aten ze gedurende een bepaalde tijdsspan hetzelfde vlees, maar dan anders bereid. Ook had men bepaalde katholieke tradities die de eetcultuur beïnvloedden, zo at men iedere vrijdag vis. Vroeger werd alles manueel gedaan, pas met Expo ‘58 kwamen er keuken- en huishoudtoestellen op. Maar er waren wel een paar toestellen voor deze expositie, kunt u er een paar voorbeelden van geven?
118
De koffiemolen, de passevite, dit was de voorloper van de mixer. Ze hebben nu zowat toestellen voor alles: een wasmachine, een droogkast, een vaatwasmachine, een microgolf,… Inderdaad een deel van de vooropgesomde kwamen op begin jaren ‘60, maar ze waren nog lang niet zo efficiënt. Zo moest men kleren die uit de wasmachine kwamen, letterlijk uitwringen. Om af te sluiten mag u over een willekeurig onderwerp praten in verband met voedsel. (lacht) Ik verkies te zwijgen. Toch bedankt voor dit interview. Graag gedaan.
119
Liever gewone kost dan luxe-eten Interview: Danielle Decancq Getuigenis door Monique Demeulenaere, geboren in 1939.
Ik ben opgegroeid in Roeselare. Ik heb 1 broer en drie zussen. Toen ik 14 jaar was ben ik begonnen met het maken van handschoenen. Dit beroep heb ik gedaan tot ik 21 jaar was. Mijn schoonouders hadden een eigen atelier voor het maken van handschoenen en hierbij mocht ik ook helpen. Toen mijn schoonouders stopten met hun atelier heb ik dit nog een tijdje thuis gedaan, maar niet meer zo lang. Daarna ben ik begonnen in de ‗Rijkstechnische School‘, nu Koninklijk Atheneum. Ik ben begonnen bij het onderhoud en dit heb ik zo‘n acht jaar gedaan. Daarna ben ik naar het secretariaat veranderd, waar ik de boekhouding deed.
Wie zorgde voor het voedsel? Mijn moeder zorgde voor de bereiding van de maaltijden. Soms kwamen mijn grootouders ook voor ons zorgen. Mijn vader kweekte groenten in een eigen groentetuintje. Hoe waren de landbouwbedrijven in vergelijking met nu? Het verschil tussen vroeger en nu is de modernisatie. Vroeger werd alles met de schop en rakel gedaan. Het land werd met paard en kar geploegd en nu gebeurt alles met machines. Het positieve eraan is dat het sneller gaat en het ook wel beter wordt gedaan. Natuurlijk werd er vroeger meer tijd aan besteed en werd er echt met het product gewerkt en in vergelijking met nu is dit niet echt zo. Nu gebeurt alles veel sneller.
Vroeger werd bijna alles gekweekt in ons eigen groentetuintje. Werd het voedsel zelf gekweekt bij jou thuis (tuintje)? Ja, vroeger werd bijna alles gekweekt in ons groententuintje. Mijn vader legde de grond eerst in winterwerk, en in het voorjaar plantte hij altijd allerlei soorten groenten. Dit waren groenten zoals prei, selder, sla , aardappelen en tomaten.
120
Waar werd het voedsel gekocht in vergelijking met nu? Wat we niet konden kweken in ons groentetuintje, werd in kleine winkels zoals voedingswinkels gekocht. Grote warenhuizen zoals Delhaize of andere warenhuizen waren uniek in onze tijd. Zo‘n soort van winkels bestonden nog niet echt. De veranderingen met vroeger bij dit soort van winkels zijn de prijs. Vroeger was alles veel goedkoper en ook was het zo dat we veel konden kweken in onze eigen groentetuin. Nu wordt dit niet meer veel gedaan en wordt alles gekocht in een winkel en dit kan soms duur oplopen. De boeren vragen nu ook meer geld voor hun producten omdat alles gemoderniseerd is en dit moet doorgerekend worden in hun prijs. Op welke manier werd de maaltijd bereid? Werden daarvoor apparaten aangewend? Hoe was de keuken uitgerust? Onze keuken was uitgerust met een gasvuur en er werd ook gekookt op een kachel. De moderne apparaten zoals een microgolf en een oven bestonden toen nog niet. Wat aten mensen vroeger in vergelijking met nu? De mensen aten minder luxe-eten. Vroeger was dit de gewone kost die bestond uit aardappelen, vlees en groenten. Nu wordt er ook meer fast food gegeten zoals in de Mac Donalds of Pizzahut. Vroeger bestond dit nog niet. Onze maaltijden vroeger bestonden voor ontbijt uit brood met confituur, soms werden er koffiekoeken gegeten als het feest was en ook bij Sinterklaas. ‘s Middags bestond de maaltijd uit soep met aardappelen, vlees en groenten. ‘s Avonds werd er een boterham met een reep chocolade, banaan of koffie gegeten. Zijn er voedingsmiddelen die in de loop der jaren verdwenen zijn/ erbij gekomen zijn? Ja, het onderste van witloof met zure saus werd veel bij ons gegeten, nu wordt dit gegeven aan het vee. De eerste keer dat ik dit at was dit bij mijn grootmoeder van mijn verloofde. Ook kon je alleen witloof eten in de winter en nu kan je dat in alle seizoenen eten. Er is ook een verschil van smaak. Vroeger was het witloof bitter, nu is het zoeter geworden. Wij aten dit liever toen het nog bitter was. Ik denk ook dat de kwaliteit van vroeger beter was dan nu. Het eten werd dan ook minder behandeld met allerlei producten. Is de band met voeding verloren gegaan in de loop der jaren? Ja, ik vind van wel. Vroeger werd er veel meer werk gemaakt van de bereiding van eten. Het eten stond dan ook veel langer op dan nu, vroeger stond het eten al op van in de morgen op de kachel. Nu wordt dat niet meer gedaan. Alles moet snel gaan en het eten wordt klaargemaakt in de winkel en thuis opgewarmd. Op welke tijdstippen werd er vroeger gegeten? Is dat veel veranderd in de loop der jaren? Vroeger aten we op een bepaald tijdstip. Nu is dit ook zo nog een beetje, maar indien er iets tussen komt, dan verschuift de maaltijd naar een later tijdstip. We aten elke keer met de hele familie samen, maar door het gebruik van de microgolf nu is dit vaak anders.
121
Aardappelen, pap, pap, aardappelen Interview: Lisa Steyaert Marie Josée Bouttelgier is mijn grootmoeder van mijn moeders kant. Ze is geboren in Staden in het jaar 1931 en wordt dus 80. Ze heeft 8 kinderen, maar mijn oom is een paar jaar geleden overleden. Tot voor kort ging ze nog kuisen bij een familie, maar ze is omwille van medische redenen daarmee moeten stoppen. Wie zorgde voor het voedsel? Iedere mens had een tuintje. Een moestuintje. Iedereen kweekte een beetje worteltjes en een beetje aardappeltjes en een beetje groentjes. Hoe waren landbouwbedrijven in vergelijking met nu? Zeer primitief. De boeren waren ook anders dan de boeren van nu. Dat was meestal met veel koeien en veel varkentjes. Dus de boerin moest zich bezighouden met de diertjes en de boer werkte op het land en de oogst was dan gerst en tarwe en haver. De haver was dan voor de dieren en de gerst en de tarwe was dan voor het eten.
„Ik was zeker ouder dan 10 toen ik mijn eerste appelsien at‟ Waar kwam het voedsel anders vandaan? Kwam er voedsel uit het buitenland? Zeer zeldzaam. Goh, ik was zeker al een jaar of tien…, nee ik was ouder, toen ik mijn eerste appelsien at. Dat kwam toen met winterhulp, dat was een dienst die ontstond met de oorlog, en de kinderen kregen dan misschien 1 appelsien in een maand. Appels en peren hadden dan de boeren. Ook iedere mens had in zijn tuintje wel witlof staan. Waar werd het voedsel gekocht in vergelijking met nu? In gewone kleine winkeltjes. Grootwarenhuizen, dat bestond toen nog niet. We hadden dan een kruidenierswinkel, maar daar kon je dan ook alles krijgen van klompen, handdoeken, zeep, alles tot zelfs bakken met een beetje fruit in. Is er een verandering te merken in de soorten winkels? Natuurlijk dat de verandering opmerkelijk is, want dat ging dan zo: kleine winkeltjes werden een beetje groter, en groter tot dan plots de ketens ontstonden zoals Delhaize, de Grand Bazaar. De Aldi bestond dan helemaal nog niet, dat kwam dan veel, veel later boven. En de mensen zeiden dan: ―Aja, dat is die grote winkel, we gaan daar niet naartoe gaan‖. Daar een beetje angstig tegenover staan hé. Door wie werd de maaltijd bereid? Door de moeder, hé. De moeder van het huis. En het is nog zo zeker? Op welke manier werd de maaltijd bereid? Werden daarvoor apparaten aangewend? Hoe was de keuken uitgerust? Het enige wat er toen bestond was een passe vit, een doordraaizeef. En anders was dat gewoon alles fijn snijden en alles laten koken.
122
Op een vuurtje? Ja, dat was dan meestal op de kachel. Toen ik kind was, bestond het gasfornuis nog niet. Misschien wel in grotere steden of in tehuizen, maar bij de gewone mens was dat de kachel. Wat aten mensen vroeger in vergelijking met nu? Goh ja. Aardappelen, pap. Pap, aardappelen. Aardappelen, pap. Een eitje soms een keer en eenmaal in de week een beetje vlees, dat was dan de zondag. Dat was een speciale dag en dan kregen we een klein beetje vlees. En van vlees te bakken, de boter in de pan, hadden ze dan veel saus, want iedereen kreeg maar een klein stukje vlees. Dat was ook zeer duur in die tijd. Zijn er voedingsmiddelen die in de loop der jaren verdwenen zijn of erbij gekomen zijn? Verdwenen zijn er niet zoveel, dat denk ik niet. Maar later is dan witlof erbij gekomen, asperges zijn er dan bijgekomen. Meer duurdere soorten groenten. Prei bestond al lang, worteltjes ook, boontjes ook en salade ook. Tomaten zij er ook later bijgekomen want dat was meer een groente voor de rijkere mensen. Komkommers was dan wel meer voor de gewone mens, omdat ze dat dan oplegden in azijn. Ja, ze waren dan wel vindingrijk. Was er vroeger meer variatie in de voeding (vlees / groenten / tussendoortjes)? Neen, dat was iedere dag hetzelfde, hé. Is de kwaliteit van de voeding beter / slechter dan vroeger? Ja, ik denk dat ze nu wel beter is. Ook van de variatie in de verschillende soorten groenten en fruit. Het is waarschijnlijk wel beter. Is de band met voeding verloren gegaan in de loop der jaren? Nee, dat denk ik niet. Het komt neer op de vorige vraag. Er is meer variatie, de mensen eisen meer en gaan bijvoorbeeld andere soorten groenten proberen of gaan andere bereidingen proberen klaar te maken. Bijvoorbeeld: aardappelen bij ons, dat was gekookt of in de schil, maar nu zijn er zoveel bereidingen met aardappelen dat het bijna niet te volgen is.
„Gezamenlijk eten? Dat moest!‟ Op welke tijdstippen werd er vroeger gegeten? Is dat veel veranderd in de loop der jaren? ‘s Morgens, ‘s middags en ‘s avonds en dat blijft hetzelfde, alhoewel dat tegenwoordig anders is… ze kunnen ook om 1 uur eten, maar dat hangt van gezin tot gezin af. Werd er vroeger gezamenlijk gegeten of niet? Zeker en vast. Dat was eigenlijk… Dat moest! Dat was aan tafel en dat was aan tafel voor iedereen. En nu, iedereen op zijn tijdstip… Zijn er grote veranderingen vast te stellen in verband met de tafelmanieren? Ja. Ja hé. Want vroeger - ik heb dat niet meegemaakt - maar als je zo oude schilderijen ziet of van die boeken leest- stond er 1 pot in het midden van de tafel en iedereen schepte daaruit met de lepel. Dan is dat begonnen dat iedereen een bord kreeg en misschien een lepel en een vork. Dan nog later waren er 2 borden: een plat bord voor de aardappelen en een diep bord voor de soep. En dan later nog dessertbordjes en dessertlepeltjes, enz.
123
Waren de feestmaaltijden vroeger anders dan nu? Vooral eenvoudiger. Als er een konijn geslacht werd was het direct al kermis, kip at je alleen maar op zondag en voor een huwelijk of iets was het dan rundstong in madeirasaus. Dat was dan al grote kermis. Nu zijn er waarschijnlijk al niet veel mensen die dat nog zouden willen hebben. Er was een groot verschil. De mensen aten heel eenvoudig, maar ook heel voedzaam. Door de mest op het land waren die groenten allemaal veel zuiverder, dus hadden de mensen genoeg met hun bordje aardappelen. Dat kon soms smaken, hé. Met een papsausje.
Nawoord Uit het interview kan ik mijn conclusie trekken dat beide generaties zijn voordelen hebben. Toen smaakten de groenten nog puurder, terwijl er nu meer variatie in de voeding mogelijk is. De mensen leefden toen soberder, wat misschien niet altijd slecht is, in bepaalde omstandigheden. De mensen konden niet alles in een vingerknip krijgen dus ik denk dat ze toen wel meer dankbaar waren voor wat ze wel hadden.
124
Smakelijke soberheid (back to the sixties) Getuigenis door Paul Gordyn, geboren in 1960, nu leerkracht.
Transformatie van een boerendorp Ik ben opgegroeid in een boerendorp, Schoonaarde. Er waren ook 3 fabrieken, aan de Schelde, maar de mensen die daar werkten, vormden een aparte groep binnen het dorp. Mijn grootvader was landbouwer en mijn vader heeft het bedrijf overgenomen. Een deel van de schuur werd omgebouwd tot woonkamers, waar mijn grootouders zijn gaan wonen. Bijna al onze buren waren kleine landbouwers, houders van een gemend bedrijf, enkele koeien en enkele akkers voor gewassenteelt. De trekkracht werd geleverd door een paard. Een aantal van deze landbouwers zijn overgeschakeld naar de bloementeelt, dat was toen een veel belovende bedrijfstak, de anjers werden nog niet met vliegtuigen uit Israël of Zuid-Afrika overgevlogen zoals nu het geval is. Bijna geen van de boeren uit onze straat heeft een opvolger gehad. De boer recht tegenover ons huis had een groter bedrijf, met al in het begin van de jaren 1960 een tractor. Zijn zoon, mijn speelkameraadje, is later getrouwd met de dochter van een landbouwer uit enkele dorpen verder en heeft daar de boerderij overgenomen, terwijl hij ook het land van zijn ouders is blijven bewerken. De boerderij van zijn ouders, een grote vierkantshoeve nog uit de tijd van Napoleon, is nu gerestaureerd en doet dienst als grote, residentiële woning. Eigen kweek Toen ik 3 jaar was, besloot ook mijn vader te stoppen met boeren en bloemist te worden. Hij behield wel 1 koe, enkele weiden en akkers. Melk kwam dus van ons ―Mieke‖, het graan voor het brood werd geoogst in augustus, begin september werden onze aardappelen gerooid, die dan een hele winter bewaard werden in de patattenkelder en in november werden de bieten van het veld gehaald die dienden als veevoeder voor ons ―Mieke‖. Het paard werd geleend van de buren. Maïs werd in de jaren 1960 in Vlaanderen nog niet geteeld, dat Amerikaanse gewas met de grote opbrengst is er pas na 1970 bijgekomen. Bij de oogst moesten al de kinderen meehelpen. Ik heb dus nog bieten op de kar gesmeten en aardappelen staan afschudden. De aardappelen die te klein waren, werden na het werk geroosterd op het veld in een vuurtje met het loof. Dat waren lekkere aardappelen in de schil. Bij de graanoogst heb ik nog geweten dat de graankorrels van het kaf werden gescheiden door een grote wanmolen. Later kwam de pikdorser die zowel zorgde voor het maaien als het wannen.
125
Een eigen hofke op de school Groenten werden gekweekt in de eigen moestuin: wortelen, prei, selder, boontjes, sla, erwten, savooikool, spruitjes, dat was het wat. Ik herinner me nog dat iedereen de mond vol had van broccoli, dat was een nieuwe groente die plots iedereen wou proberen. Zo zijn er in de loop van de jaren nog zuiderse elementen bijgekomen waar tijdens mijn jeugd geen sprake van was, bv. olijven. Wat exotisch fruit betreft, waren er enkel bananen en appelsienen. De eerste kiwi‘s, dat was nog zo‘n sensatie van eind de jaren 1970. Langs de andere kant waren vele zogenaamde vergeten groenten in de jaren 1960 al vergeten. Van pastinaak of aardpeer heb ik in mijn jeugd nooit gehoord. Andijvie en schorseneren waren er wel nog, terwijl die voor vele jongeren van nu ook al behoren tot de vergeten groenten. Zelf groenten kweken was toen een evidentie. Tijdens de 2 laatste jaren van de lagere school werden de leerlingen verplicht samen met een medeleerling een ―hofke‖ te maken: we kregen een stukje grond naast de speelplaats toegewezen en daar moesten we onze eigen moestuin maken. In de vakantiemaanden moesten we dan regelmatig naar de school om ons hofke te onderhouden. In het najaar werd dat hofke gekeurd door ―Het werk van den akker‖. Op een zondagnamiddag in de winter moesten we dan naar de prijsuitreiking.
Heel het huis, of zelfs heel den hof die rook naar selder, zo‘n aangename geur heb ik later nooit meer geroken.
Onvergetelijke geuren en smaken In het begin bakte mijn grootvader zelf het brood, in het ovenkot, 1 keer per week. Met de restjes van het deeg maakte hij dan ovenkoeken, die zwartgeblakerd werden, maar ons zeer smaakten. Later gaf mijn vader 1 keer in de maand of zo meel mee aan de bakker, die dan ons dagelijks een brood bezorgde, dat we dan natuurlijk goedkoper kregen dan zij die geen eigen meel hadden. Brood werd toen aan huis bezorgd. Als de bakkersvrouw het brood bracht, was dat altijd goed voor een klapke met mijn moeder, die zo op de hoogte bleef van wat in het dorp gebeurde. Elke zaterdag in de vooravond maakte mijn grootmoeder een grote pot soep, die dan diende voor meerdere dagen. Dat is één van mijn vroegste aangename herinneringen: heel het huis, of zelfs heel den hof die rook naar selder. Zo‘n geur heb ik later nooit meer geroken. Dat kan komen omdat het ging om één van eerste sterke zintuiglijke ervaringen, maar ik denk toch dat tegenwoordig ons voedsel bijna geen geur meer heeft. Welk brood heeft nog een echte broodgeur die dagen blijft? Dat is zoals met bloemen: men heeft nieuwe variëteiten gekweekt die misschien een kleur hebben die er vroeger niet was, maar welke bloemen hebben nog een geur? Een andere gewoonte van mijn grootmoeder was om oud, hard geworden brood te oversoppen met botermelkpap. Dat smaakte erg lekker, maar zo ging er ook niets verloren. Ik denk dat dit één van de grootste veranderingen is: men heeft de spaarzaamheid opgegeven. Vroeger ging niets verloren. In de herfst bijvoorbeeld maakte grootvader van de appelen die er teveel waren, cider, die bewaard werd in grote groene bolvormige flessen. Een prinses in haar keuken Koken was de taak van de vrouw. Vader heb ik enkel weten koken de keren dat moeder in het ziekenhuis lag. Moeder heeft ook geen van haar zonen leren koken, waarom weet ik niet. De 3 jongens moesten meehelpen in het huishouden, afwassen en kuisen en meehelpen bij de was op maandag, maar koken was er niet bij. Ik heb ook nadien nooit leren koken. De keukenuitrusting was minimaal: een pomp met pompbak en een gasvuur, met gasflessen. Pas in de jaren 1970 is er de waterleiding gekomen, zodat we stromend water hadden. Diepgevroren maaltijden werden nooit gekocht, om de eenvoudige redenen dat er geen diepvriezer of koelkast was. Die zijn ook pas in huis verschenen midden de jaren 1970. Daarvóór werden de levensmiddelen bewaard in de kelder, die dan in de winter steevast onder water liep, zodat alles geëvacueerd moest worden.
126
Groenten werden ―ingemaakt‖, d.w.z. gesteriliseerd en in ―Weckpotten‖ bewaard. Nog een gebeurtenis was het verschijnen van de snelkookpan. Daar werd een tijdje mee geëxperimenteerd, om dan te besluiten dat met een gewone kookpan het eten toch smakelijker was. De elektrische mixer is wel een blijver geworden. Een koffiezetapparaat daarentegen heb ik thuis nooit gezien. De koffiebonen werden eerst gemalen met de hand, nadien werd de koffie in een stoffen zak gedaan en het water er met de hand opgegoten. Aan de koffie werd overigens altijd nog een schep cichorei toegevoegd, een overblijfsel van tijdens de oorlog, toen er geen koffie was en in de plaats cichorei werd gebruikt.
Kookadvies Ik veronderstel dat de recepten van moeder op dochter werden doorgegeven. Er was ook een kookboek van een dame met enorme kookmuts, een zekere Popote, met vergeelde bladen en nog zonder foto‘s van de gerechten. Moeder was ook geabonneerd op het enige vrouwentijdschrift dat er was, Het Rijk der Vrouw. Daar stonden elke keer recepten in, die wel eens uitgeprobeerd werden, maar het devies was toch ―hou het maar bij het traditionele, dat heeft zijn waarde bewezen‖.
127
Er waren ook geen massa‘s kookprogramma‘s op televisie zoals nu. Er was maar 1 zender in Vlaanderen, de BRT en maar 1 televisiekok, de advocaat John Bultinck. Je moet ook bedenken dat er bijlange niet zoveel reclame was als nu. In Het Rijk der Vrouw stonden wel advertenties, maar in het straatbeeld was dat veel minder dan nu en op radio en TV was er helemaal geen reclame, toch niet op de Belgische zenders.
Eenvoudige, doch voedzame maaltijden Een warme maaltijd bestond steevast uit een grote hoop aardappelen, waar ik verzot op was, wat groenten en een stukje vlees. Rundvlees kwam echter bijna nooit in huis, dat was te duur, dus aten we een stuk braadworst of een ―krab‖, een dialectwoord voor kotelet, afgewisseld met eens een stuk kip. Nu nog eet ik liever varkensvlees dan rundvlees. Het vlees werd gekocht bij de plaatselijke beenhouwer. Ik heb het wel nog eens meegemaakt dat thuis een varken werd geslacht - ik herinner me nog hoe de ―trippen‖ gespoeld werden en daarmee dan bloedworst werd gemaakt - maar een gewoonte was dat toen al niet meer.
128
Ook charcuterie voor de broodmaaltijden was een vaste waarde. Vrijdag was visdag. Het was verboden door de katholieke kerk om op vrijdag vlees te eten. Verse vis werd echter zelden gekocht, ik denk dat ook dat te duur was. Dus kregen we op vrijdag steevast frieten met tonijn of sardientjes uit blik. Dat was het enige voedsel dat we kochten in blik. Soms was er op vrijdag aardappelen met boontjes, 2 zacht gekookte eieren en dat alles oversopt met een zoetemelksaus. Dat smaakte verrukkelijk. Het is een soort variant op de West-Vlaamse tatjespap, maar zonder garnalen en minder zuur. Een speciale gelegenheid was de kermis, 2 keer per jaar. Dan was er per uitzondering een aperitief, altijd porto, en ook een voorgerecht, bijna steeds een ―ka pla‖, een koude schotel, met sla, tomaat, ei, opgerolde ham en mayonaise, uiteraard zelfgemaakte mayonaise. Ook het vieruurtje was dan een warme maaltijd, de onvermijdelijke frikadellen met krieken. Nadien volgde vlaai. Groot feest was er bij een trouw of een plechtige communie. Vroeger gebeurde dat thuis, maar in de jaren 1960 kwam de mode op om dat in een feestzaal te doen. De plechtige communie van mijn broers en van mezelf vierden we in het Wiezehof, een zeer grote feestzaal waar dan vele families bij elkaar zaten en mee konden genieten van een show.
129
Aan tafel thuis De warme maaltijd thuis werd altijd begonnen met een korte bedankingszin gericht aan god, meestal uit te spreken door de jongste, ik dus, dan maakte iedereen een kruisteken en dan begon men te eten. Wat later volgde steevast de zin ―smaakt het?‖. Daarop was maar één antwoord mogelijk: ―‘t is lekker‖. Bij elk ander antwoord voelde moeder zich beledigd. ―‘t Trekt op niets‖ was dan ook een krachtig wapen als er een conflict werd uitgevochten. Of er veel gepraat werd en waarover, herinner ik me niet meer. Ik herinner me wel de zin die regelmatig uitgesproken werd door vader of moeder ―eet en zwijg‖. Ik veronderstel dat er regelmatig gekibbeld werd aan tafel. Een andere regelmatig terugkerende zin was ―eet uw bord leeg‖. Dat was vooral een drama als moeder ―witloof in ‘t kommeken‖ had klaargemaakt. Geen van de 3 kinderen kreeg daar een hap van binnen, maar we mochten niet van tafel vooraleer we toch enkele beten binnen hadden. Buitenhuis warm eten gebeurde bijna nooit. Ik ben met mijn ouders niet één enkele keer op restaurant geweest. Toen ik naar het middelbaar ging, bleef ik op de school eten, maar dat waren zelf meegebrachte boterhammen. Koffie was het goedkoopst, dus moest ik koffie drinken. Ik had vóór mijn twaalfde nooit koffie gedronken, dat was dus tegen mijn goesting, maar het moest. Ik heb dus koffie leren drinken en nu drink ik elke dag meerdere tassen. Toen ik naar de universiteit ging, at ik wel een warme maaltijd in het studentenrestaurant, ook al ging ik alle dagen naar huis. Dat was rond 1980 en toen hadden mijn ouders het financieel al wat breder, omdat mijn broers al werkten en thuis hun ―pree‖ afgaven. De studentenmaaltijden waren ook nog spotgoedkoop. In het weekend maakte moeder dan mijn lievelingsgerechten klaar. Zoetigheid en speelgoed bij Wiskes Irma Cola heb ik in mijn jeugd nooit gedronken. Dat werd niet aangekocht. We dronken af en toe eens limonade, en bij de warme maaltijd tafelbier van Piedboeuf. Enkel als ik op schoolreis ging, kreeg ik 5 frank mee, daar kon ik dan een flesje cola mee kopen voor bij de meegebrachte boterhammen. Ook zaken zoals chips werden niet verbruikt. Snoepgoed was bijna niet in huis. Elke zondagnamiddag kregen we 1 frank of zo om wat snoepgoed te gaan kopen bij ―Wiskes Irma‖. Mijn ouders gingen dan een namiddagdutje doen en wij werden naar de winkel gestuurd. Pas veel later is me duidelijk geworden dat dit namiddagdutje meer was dan een namiddagdutje… Wiskes Irma was een bejaarde weduwe die een buurtwinkel openhield. Je kwam binnen en stond onmiddellijk voor de toog. Verder dan de toog kon je niet. Alle goederen waren uitgestald in 1 kleine kamer en werden door de winkelierster van het rek naar de toog gebracht. Buiten de zondagse snoep werden alle gekochte producten ―op de rekening gezet‖ en 1 keer in de maand ging moeder dan afrekenen. Het snoepgoed was niet verpakt, maar zat in glazen bokalen, uitgestald op schappen die vóór het venster waren aangebracht. Af en toe konden we een ―brokkelpak‖ kopen, dat was een papieren puntzak vol met afgebroken stukjes snoepgoed die niet meer afzonderlijk konden verkocht worden. Zo‘n brokkelpak was feest: je had veel meer en het smaakte even lekker als de gehele stukken snoepgoed. Zoals gezegd, men was spaarzaam en liet niets verloren gaan. Wie verjaarde, kreeg 5 frank voor snoepgoed. Dat was het enige verjaardagscadeau. Het speelgoed dat we kregen voor Sint Maarten, de plaatselijke Sinterklaas, werd ook aangekocht bij Wiskes Irma. We kozen enkele weken vóór 11 november iets uit het boeksken van Sint Maarten en dat werd dan besteld.
Een vermindering is onafwendbaar. Soberheid en smaak werden vroeger gecombineerd – daar moeten we terug naar toe.
Van meer naar meer Was het vroeger beter? Je mag niet romantiseren. In de jaren 1960 werd al duchtig met vergif gespoten, DDT werd nog beschouwd als een wondermiddel. Ik heb mijn vader veel in de weer gezien met vergif, tegen de
130
coloradokever bij de aardappelen, tegen de witte vliegjes, tegen de roze olifanten. Als de schapen luizen hadden, streek hij een kwak DDT op hun vel. Of het zelf gekweekt voedsel gezonder was, is dus nog de vraag. Ik veronderstel wel dat het vergif nog niet zo opgestapeld was. Er was meer controle op het voedsel dat we aten, we wisten waar het vandaan kwam en wat ermee gebeurd was. Er waren nog geen dolle koeienziekte of dioxinecrisissen. Er werd in elk geval minder geld uitgegeven aan voedsel. Er was minder verpakking. Het voedsel werd lokaal geproduceerd, anders gezegd de ecologische voetafdruk was veel minder. Het probleem was wel al gekend: in 1962 schreef Rachel Carson Silent Spring waarin ze haar angst uitdrukte voor een lente waarin geen vogels meer zullen zingen. Dat bereikte natuurlijk niet ons dorp. Of ik in 1972 iets gehoord heb over Grenzen aan de groei, Het eerste rapport aan de Club van Rome, weet ik niet. In 1978 was er Het jaar van het dorp, daar was veel over te doen. En in de media dook pater Luc Versteylen op, met zijn Groene Fietsers en zijn beweging en later partij Agalev (Anders Gaan Leven). Die ideeën spraken me sterk aan. Na een sterk doorleefde geloofscrisis en een crisis over mijn persoonlijke identiteit, zo rond mijn 15e, had ik mentaal afscheid genomen van de wereld van mijn ouders. Die nieuwe ideeën heeft men na 1980 proberen de kop in te drukken, of in elk geval te ontdoen van hun radicaliteit. De reclame begon enorm in volume en in technieken toe te nemen. Nog meer meer dan vroeger, was het nieuwe motto. Geen kleine winkel meer in het dorp, maar allen naar de supermarkt aan de rand van de stad, geen Wiskes Irma meer, maar een Super GB. Vanaf 1975 moest ik elke zaterdag naar de Unic in het naburig dorp, met de fiets, met 2 grote boodschappentassen volgeladen aan mijn stuur. Armoede heb ik nooit gekend, dat was in de jaren 1960 in Vlaanderen verleden tijd. In de jaren 1970 is dan een beweging naar luxe begonnen: exotisch fruit, elektrische keukentoestellen. Vanaf 1980 is dat geëxplodeerd.
Terug naar vroeger Dat is inderdaad het grote verschil tussen nu en mijn jeugd: er is nu van alles veel meer keuze, nog elke week wordt er een product ―nieuw‖ gelanceerd. Je moet in de supermarkt eens stil staan en de rekken eens overlopen: het is absurd geworden. Zijn er nu echt 38 soorten koffie nodig? Meer, altijd meer, dat is het motto van onze doldraaiende economie, maar meer is niet per definitie beter, lekkerder, smaakvoller. Zoals gezegd, er was in de jaren 1960 omzeggens maar 1 tijdschrift voor de vrouw en dat ging zowel over interieur, kleding als eten. Nu liggen er alleen voor voeding een tiental tijdschriften in de rekken. Worden er nu minstens 10 keer meer bomen omgehakt voor al dat papier? Zeer zeker. Eten we nu 10 keer smakelijker dan vroeger? Ik denk het niet. In elk geval: dat ―steeds meer‖ is niet vol te houden, de ecologische draagkracht van de aarde wordt reeds overschreden, wat slechts een tijdje kan duren. Een vermindering is onafwendbaar.
131
We zullen anders moeten gaan eten. Dat is misschien niet gemakkelijk. Ik heb sinds mijn jeugd vele nieuwe gewoonten aangekweekt. In het wildseizoen eet ik zeer graag fazant, patrijs of een stukje wild. In mijn jeugd heb ik dat nooit gegeten. Ik ga de laatste tien jaar ook regelmatig naar betere gastronomische restaurants. Een gewoonte afleren is altijd moeilijk, zeker diegene die je aangeleerd hebt in je jeugd. Onze economie inkrimpen tot een duurzame economie waarbij de ecologische voetafdruk binnen 1 aarde blijft – een absolute voorwaarde willen we een stabiele wereld behouden – betekent volgens de Franse denker Serge Latouche niet dat we naar de middeleeuwen moeten terugkeren, maar wel naar een economie uit de jaren 1960. Dat is dus de periode waarin ik opgegroeid ben, dus zonder cola, zonder veel exotische vruchten, zonder diepvriezer of microgolf. Daar wil ik onmiddellijk voor tekenen. We hadden niets essentieels tekort, en vooral: we aten even smaakvol als nu. De spaarzaamheid van toen was beter dan de verkwisting van nu. Soberheid en smaak werden vroeger gecombineerd – daar moeten we terug naar toe.
132
Conclusie: naar een nieuwe voedselvoorziening en eetcultuur? Hierover kan geen twijfel bestaan: de veranderingen op vlak van voedselvoorziening en eetcultuur waren de laatste decennia ingrijpend. Interviews Alle geïnterviewden hebben vele veranderingen ervaren. Een aantal bemerkingen komen vaak terug: vroeger waren de landbouwbedrijven kleiner en minder gemechaniseerd, er werd meer zelf voor het voedsel gezorgd (uit de moestuintjes), er werd veel meer rechtstreeks bij de producent gekocht, exotische producten en kant-en-klare maaltijden waren niet te koop, de winkels zijn groter geworden, het eten is duurder geworden (maar misschien niet vergeleken met de stijging van het inkomen), de uitrusting van de keuken is sterk uitgebreid, de samenstelling van de maaltijden is gevarieerder geworden, het nuttigen van de maaltijd gebeurt volgens minder strikte regels, er wordt minder samen gegeten, feestmalen zijn talrijker en rijkelijker geworden. Is dit alles een verbetering, of misschien omgekeerd een verslechtering? Sommigen ervaren de veranderingen als een verbetering, anderen hebben toch bemerkingen: het eten was vroeger verser, de kwaliteit was beter, de smaak was beter, het is spijtig dat er minder samen wordt gegeten. Al bij al is een kritische houding tegenover de huidige voedselvoorziening en eetcultuur niet echt uitgesproken. Toch dringt een kritische houding zich op, als je de veranderingen objectief analyseert. Kritische studies Schaalvergroting, toepassing van nieuwe technieken zoals intens gebruik van meststoffen en pesticiden, opkomst hormonen, … hebben duidelijk schaduwzijden, zoals vermindering van smaakrijkdom, beschavingsziekten, bedreigingen voor voedselveiligheid, ecologische problemen en zelfs een verminderde efficiëntie. Het ziet ernaar uit dat de veranderingen in de verkeerde richting gegaan zijn. De conclusie dat kleinschalige, gemengde landbouw tot 300% meer opbrengt dan de grootschalige intensieve monocultuur opgedrongen door de groene revolutie, is verbijsterend. Een aantal bijkomende problemen werden bovendien in dit projectboek niet besproken, bv. de problemen met de intense visvangst, de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen van het huidige voedselsysteem. Zoals het geval is met de gehele moderne levenswijze van steeds toenemende productie en consumptie, moet ook op vlak van voedselvoorziening en eetcultuur de vraag dringend gesteld worden: is het niet hoogtijd voor een nieuwe aanpak? Een nieuwe voedselvoorziening en eetcultuur Alternatieven worden reeds uitgeprobeerd, zoals biologische landbouw, aandacht voor vergeten producten, kleinschalige distributiekanalen, minder vlees eten. Ieder van ons moet zijn houding tegenover deze problematiek bepalen. Tenslotte is voeding iets van het belangrijkste in het leven.
133
ASO
TSO BSO
134