Reader Veiligheid Periode 1
Naam: Klas:
Inhoud Veiligheid Periode 1 Thema 1
Oriëntatie op beveiligen
Taak 1 Taak 2 Taak 3 Taak 4 Taak 5 Taak 6 Taak 7
Kijkje op beveiliging Vroeger en nu Nuttig en noodzakelijk Het recht in eigen hand Beveiligingsorganisaties Winkels kijken Toets
Voorwoord Voor je ligt het eerste deel van de methode Safety First. De methode is bestemd voor leerlingen van het derde en vierde leerjaar van het VMBO, die de SDV-opleiding volgen, die dient als voorbereiding op vervolgopleidingen binnen het MBO. De thema’s zijn onderverdeeld in zes taken en een toetstaak. Ieder thema behandelt een onderdeel van beveiligen. De zeven taken zijn een uitwerking, verwerking en toetsing van het thema. Iedere taak is opgebouwd volgens een vast stramien. Dat wil zeggen dat de leerling in iedere taak te maken krijgt met: - een inleiding - verwerkingsopdrachten - een internet opdracht - een krantenartikel - een case - stellingen - een evaluatiemoment - beroepstaal De methode Safety First is zo opgebouwd dat de leerling wordt aangezet zoveel mogelijk ervaringen uit zijn leefwereld te integreren met het fenomeen veiligheid in al zijn facetten.
Thema 1 Oriëntatie op beveiliging
Taak 1
Kijkje op beveiliging
Inleiding In deze taak maak je kennis met beveiligen. Je gaat aan de slag met verschillende onderwerpen die te maken hebben met de beveiligingsbranche. Je doet dat door het maken van opdrachten, het zoeken op internet en het lezen van (kranten)artikelen. De onderwerpen die in deze taak behandeld worden zijn: - een beroep in de beveiligingsbranche - geschikt?
Een beroep in de beveiligingsbranche Werken in de beveiligingsbranche kan op verschillende manieren. Er zijn namelijk veel beroepen die je hierin kunt uitvoeren. Zo kun je een opleiding gaan volgen voor: Algemeen beveiligingsmedewerker particulier onderzoeker evenementbeveiliger persoonsbeveiliger alarmcentrale operator winkelsurveillant geld- en waardetransporteur parkeerbeheerder Een beroep als beveiligingsmedewerker is niet hetzelfde als politieagent. De politie heeft veel meer bevoegdheden. Zij mogen veel meer, zoals personen arresteren. In bepaalde gevallen moet een beveiligingsmedewerker de politie waarschuwen. Als je wilt werken voor een beveiligingsorganisatie moet je zelfs toestemming hebben van de korpschef van de regiopolitie. Hij geeft die toestemming alleen als je: een erkend diploma voor beveiligingsmedewerker hebt geen strafblad hebt Heb je aan die eisen voldaan dan krijg je een legitimatiebewijs. Dit bewijs is maar een bepaalde tijd geldig, hierna moet het worden verlengd.
Geschikt? Dat is een goede vraag. Iemand die wil werken in de beveiligingsbranche moet bepaalde eigenschappen hebben. Denk maar aan: goed met mensen om kunnen gaan vriendelijk zijn (en in moeilijke gevallen ook vriendelijk blijven) goed kunnen kijken en luisteren lichamelijk gezond zijn alert zijn (wakker en bijdehand) correct en netjes kunnen praten de Nederlandse taal kunnen beheersen snel kunnen reageren (en de juiste beslissing nemen) verantwoordelijkheidsgevoel hebben.
Al deze eigenschappen kun je tegenkomen bij mensen die werkzaam zijn in de beveiliging. Het is handig als je weet welke eigenschappen je bezit. Dat je nadenkt of jij goed met mensen om kunt gaan. Dat je goed gezond bent en aan sport doet. Maar ook dat je niet rookt en niet drinkt. In een beroep als beveiligingsmedewerker heb je te maken met mensen en situaties. Het goed kunnen omgaan met mensen is belangrijk. Je moet ze soms kalmeren, rustig maken of houden. Het kan ook zijn dat ze je in paniek iets proberen te vertellen. Jij moet dan rustig blijven en proberen erachter te komen wat er aan de hand is. Een beveiligingsmedewerker moet weten wat hij doet en hoe hij moet handelen. Soms kunnen hierdoor mensenlevens gered worden. Denk maar aan brand, gijzelingen, ongelukken of een aanslag. Vrouwen herkennen gezichten beter dan mannen Den Haag – Vrouwen zijn veel beter in het herkennen van gezichten dan mannen. Dat heeft een experiment van de Halmstad- universiteit in Zweden uitgewezen. Vrouwen herkennen niet alleen sneller gezichten, ze laten zich ook minder snel in de war brengen door foefjes met haardracht en gezichtsuitdrukkingen. De Zweedse onderzoekers hebben nog geen verklaring voor het verschijnsel, maar ze denken dat het verschil zit in een combinatie van training en aanleg: vrouwen zijn beter in studeren, hebben een verzorgende taak in het gezin en houden langer oogcontact met kinderen. Wanneer het in een beroep belangrijk is om gezichten te herkennen – zoals bij beveiligings- en douanebeambten – zouden de onderzoekers bij het selecteren van werknemers altijd voor vrouwen kiezen. Bron: Telegraaf 2/6’01
Jongeren houden toezicht op straat Dronten – Sinds woensdag zijn ze te zien in de gemeente Dronten: jongeren die, gekleed in rode jassen en petten, toezicht houden op straat. Onder begeleiding van een politieagent helpen ze bij het voorkomen van overlast. De jongeren doen dit in het kader van het project Veilig op Straat. De politie Flevoland richt zich met dit project op jongeren die een steuntje in de rug nodig hebben. Het doel van het project is onder andere dat door intensiever toezicht op straat de veiligheid binnen de gemeente wordt vergroot. Bij het surveilleren op straat signaleren de jongeren knelpunten (een gat in het wegdek, verkeersgevaarlijke situaties) of kunnen assisteren bij ongevallen. Ook houden ze toezicht bij evenementen, zoals de intocht van Sinterklaas of braderieën. De jongeren surveilleren in teams, ongeveer 18 uur per week op straat. Zij staan via een portofoon in contact met hun teambegeleider: een politieagent. De overige uren van de werkweek volgen ze een activiteitenprogramma, dat onder andere lessen maatschappelijke vorming, een cursus EHBO en outdoor- sportactiviteiten bevat. Elders in het land (Hoogvliet en Leiden) blijken vergelijkbare projecten een succes te zijn. 75 procent van de jongeren die meededen aan het project stroomden door naar een baan of opleiding in de beveiliging. Bron: Flevopost 08/12’00
1
Voordat je gaat beginnen
Opdrachten Om de opdrachten van deze taak goed te maken moet je: - eerst de opdracht goed lezen - bedenken wat het antwoord is - beslissen hoe je dat antwoord gaat opschrijven - het antwoord in volledige zinnen schrijven, niet met ja, nee of een enkel woord - de opdracht en het antwoord nog eens overlezen! - het antwoord aanvullen als dat nodig is. De tekens, die voor de opdrachten staan, verwijzen naar de inleidende verhalen die je steeds aan het begin van een thema tegenkomt. De tekens zijn:
▀ = internetopdracht ► = lees de inleiding ► = lees het krantenartikel in de inleiding ♠ = lees handigheid in de inleiding
Wat denk jij ervan? De volgende taak waar je aan gaat beginnen heeft als titel (naam): ‘Kijkje op beveiliging’ Bedenk drie punten waarvan jij denkt dat ze in deze taak behandeld zullen worden 1. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 2. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 3 ……………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………..
Taak 1
Kijkje op beveiliging
Hallo. Ik ben Nico. Ik start, net als jij, een opleiding in de beveiliging. Ik wil beveiligingsmedewerker worden, misschien wel bij een groot bedrijf. Voordat het zover is ga ik eerst kijken wat er allemaal met beveiliging te maken heeft. Dat ga ik samen met jou doen. In de beveiliging moet je heel veel samenwerken. Je moet goed op de ander kunnen rekenen. Samen sta je sterk.
In deze taak gaan we uitzoeken waarom je voor beveiliging hebt gekozen. We gaan ook uitzoeken wat je er al van weet. Samen zoeken we uit waarom je geschikt bent voor een baan in de beveiliging. Opdracht 1.1 Je hebt er voor gekozen om te kijken of een opleiding voor beveiligingsmedewerker iets voor je is. Dat heb je niet zomaar gedaan. a. Geef drie redenen waarom je dat graag wil gaan doen. 1. …………………………………………………………………………………………….. 2. …………………………………………………………………………………………….. 3. …………………………………………………………………………………………….. b. Welke van de drie redenen is voor jou de belangrijkste? ……………………………………………………………………………………………….. Waarom? ……………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ► Opdracht Opdracht 1.2 a. Zoek in de inleiding : Thema 1 Oriëntatie op beveiliging, Taak 1 Kijkje op beveiliging. b. Lees de inleiding en de onderwerpen: ‘Een beroep in de beveiligingsbranche’ en ‘Geschikt!’ c. Na het lezen van de hoofdstukjes: inleiding, een beroep in de beveiligingsbranche en geschikt?, ga je verder met de volgende opdracht. Opdracht 1.3 Er zijn verschillende beroepen in de beveiliging. a. Bedenk welke beroepen dat zoal zijn. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. b. In welke van deze beroepen zou jij later willen werken? ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………. c. Bedenk drie redenen waarom je dat beroep wil uitoefenen. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Opdracht 1.4 Iemand die later een beroep wil in de beveiliging moet verschillende eigenschappen bezitten. Denk maar aan de eigenschap: ‘goed moet mensen om kunnen gaan’. Zo zijn er nog meer eigenschappen te bedenken. Dat ga jij doen. a. Bedenk drie eigenschappen die een goede beveiligingsmedewerker moet hebben. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. b. Geef aan welke eigenschap jij het belangrijkste vindt. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Opdracht 1.5 Er zijn heel veel dingen die beveiligd moeten worden. a. Hieronder zie een lijstje staan. Geef van ieder punt aan of dat beveiligd moet worden. Ja nee 1. je walkman O O 2. het huis waarin je woont O O 3. de auto van vader of moeder O O 4. de scooter van je broer of zus O O 5. je fiets O O 6. de garage bij het huis O O 7. de supermarkt O O 8. je computer O O 9. je horloge O O 10. je portemonnee O O b. Je hebt de meeste rondjes ingevuld bij ‘Ja’. Er zit vast ook ‘nee’ bij. Bedenk van drie onderwerpen, die met ‘Ja’ zijn ingevuld, hoe je dat kunt beveiligen. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
c.
Noteer twee dingen die volgens jou niet beveiligd hoeven te worden.
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Opdracht 1.6 Er moet steeds meer beveiligd worden. Zowel bij jou thuis als in winkels of bedrijven. a. Bedenk waarom steeds meer huizen en bedrijven (beter) beveiligd moeten worden. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. b.
Wat zou jij veranderen om jouw huis (beter) te beveiligen?
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. c.
Er zijn ook buurten die beveiligd worden. Hoe of op welke manier wordt dat gedaan?
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
Opdracht 1.7 Je hebt vast al eens te maken gehad met beveiliging of een beveiligingsmedewerker. a. Geef aan welke ervaringen je hebt gehad. Dat was: Thuis In de buurt Alleen Met anderen
O O O O
Ik had te maken met: De politie
O
De stadswacht De portier van een bedrijf De buurtwacht ………………………..
O O O O
Het ging om: Inbraak Diefstal Brand Geweld bij anderen Een misdrijf …………………………
O O O O O O
b. Schrijf je ervaring(en) op een vel A4 papier. Noteer eerst je naam De datum De titel van het thema Het nummer van de opdracht c. Laat je werk controleren door je docent. d. Stop je werk in je verzamelboek Opdracht 1.8 Er zijn verschillende mensen die zorgen voor onze veiligheid. Dat zijn beveiligingsmedewerkers en de politie. Die twee zijn niet hetzelfde. Er zitten grote verschillen tussen deze beroepen. Geef aan welke verschillen er zijn tussen een beveiligingsmedewerker en een politieagent. De verschillen: Een agent van de politie mag: 1. ……………………………………………………………………………………………. 2. ……………………………………………………………………………………………. 3. ……………………………………………………………………………………………. Een beveiligingsmedewerker mag: 1. ……………………………………………………………………………………………. 2. ……………………………………………………………………………………………. 3. ……………………………………………………………………………………………. Een agent mag wel doen wat een beveiligingsmedewerker niet mag: 1. ……………………………………………………………………………………………. 2. ……………………………………………………………………………………………. 3. …………………………………………………………………………………………….
Opdracht 1.9 Alles is te beveiligen. Het één wat moeilijker dan het ander. Hoe zou jij de onderstaande dingen beveiligen? Bedenk bij ieder punt een manier of manieren om het te beveiligen. a. je fiets ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. b. je GSM (telefoon) ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. c. je computer ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. d. een (geheime) boodschap ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
▀ internetopdracht Opdracht 1.10 a. Zoek op internet naar informatie over beveiliging b. Print de belangrijkste informatie uit c. Lees de informatie door d. Schrijf alle moeilijke woorden / vaktermen / voor jou onbekende woorden, die je tegenkomt bij ‘Eigen woordraadsels’ e. Bewaar alle geprinte bladen in je verzamelboek ► Krantenartikelopdracht Opdracht 1.11 a. Zoek in de inleiding : Thema 1 Oriëntatie op beveiliging, Taak 1 Kijkje op beveiliging. b. Lees het krantenartikel: ‘Jongeren houden toezicht op straat’ c. Als je het krantenartikel gelezen hebt geef je antwoord op de volgende vragen. Vraag 1. Waarom zijn de jongeren gekleed in rode jassen en petten? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Vraag 2. Wat is de taak van deze jongeren in rode jassen? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Vraag 3. Waar moeten ze allemaal op letten bij het surveilleren? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
Vraag 4. Hoeveel uren zijn de jongeren aan het surveilleren op straat? ………………………………………………………………………………………………. Vraag 5. Wat doen de jongeren de rest van de week, als ze niet surveilleren? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Vraag 6. Met wie en op welke wijze wordt er contact gehouden? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Vraag 7. Waarom zal er juist met de door jou genoemd persoon contact gehouden worden? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Vraag 8. Wat gebeurt er met de jongeren (uit andere projecten) als ze klaar zijn met het beveiligingsproject? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Vraag 9. a. Wat is de bron van het artikel? ………………………………………………………………………………………………. b. Hoe kun je er achter komen of deze bron bestaat? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Vraag 10. Welke vragen worden bij jou opgeroepen nu je het artikel hebt gelezen? (Denk aan: opleidingstijd, kosten, bevoegdheden, het vervolg) ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
Opdracht 1.12 Case De buurman heeft een nieuwe autoradio met CD speler in zijn auto laten zetten. Een heel mooi ding en erg duur. De buurman is bang dat het apparaat uit zijn auto gestolen wordt. Hij vraagt aan jou hoe hij diefstal zoveel mogelijk kan voorkomen.
De cd speler in de auto van de buurman
a. Werk deze opdracht samen uit. b. Bedenk voor de buurman een aantal tips die hij kan gebruiken om diefstal van zijn autoradio met CD speler kan voorkomen. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
Opdracht 1.13 Een stelling is een mening of oordeel van iemand. Met die mening kun je het eens zijn, maar ook oneens. Dat maakt niet uit. Je zal wel moeten aangeven waarom je het eens of oneens bent. Over een stelling moet je nadenken. Je mag er samen over praten. a. Lees de stelling. b. Geef in drie punten aan waarom je het eens of oneens bent met de stelling. Stelling 1 Een baan in de beveiliging is saai. Je hebt niks te doen. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. •
……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Stelling 2 Niets is meer veilig. Beveiliging is steeds meer nodig. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….. •
……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………..
♠ Wat weet je nu Schrijf op wat je allemaal hebt geleerd van deze taak. Doe dat volgens het onderstaande reflectieformulier.
- Reflectieformulier Datum:
volgnummer:
Naam rapportschrijver (rapporteur): Tijd: Bestemd voor: (naam docent) Onderwerp: (naam van de taak) Ik heb in deze taak het volgende geleerd: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Datum: Paraaf leerkracht: Beoordeling:
Woordraadsels Alarmcentrale
Waar je kan melden dat er iets aan de hand is.
Bedrijf
Een groep van mensen die met het maken van een product winst willen maken.
Beveiligingsbranche
Alle beroepen en afdelingen die met beveiliging te maken hebben.
Bevoegdheden
Als je volgens de wet iets mag doen.
Bron
Waar je gegevens uit haalt, bijvoorbeeld de krant of internet.
Eigenschappen
Hoe iets of iemand is.
Erkend
Vaststaand, algemeen bekend. Door de overheid toegekend.
Evenement
Iets groots wat gaat gebeuren, zoals een popconcert of sportgebeurtenis (Europese kampioenschappen voetbal).
Experiment
Proef.
Intensief
Krachtig.
Legitimatiebewijs
Papier waarop staat wie je bent.
Operator
Iemand die iets bedient, bijvoorbeeld een telefooncentrale of een computersysteem.
Particulier
Iemand die niet in dienst is van de overheid.
Eigen raadsels Zet hieronder je eigen woordraadsels en de betekenis daarvan. 1 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. 2 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. 3 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………..
Taak 2
Vroeger en Nu
Inleiding Deze taak gaat over hoe er vroeger en nu beveiligd wordt. Want beveiligen is niet iets wat vandaag de dag nodig is. Het was vroeger al nodig. Dat kun je zien aan de groep mensen die Rembrandt schilderde: de Nachtwacht. Zij zorgden ervoor dat het ’s nachts ook veilig was in Amsterdam. Het onderwerp dat in deze taak behandeld wordt is: - van vroeger tot nu
Van vroeger tot nu De mensen in de oertijd hadden niet veel om te beveiligen. Ze hadden haast geen bezittingen en wat ze hadden deelden ze met elkaar. Het werd anders toen mensen in dorpen gingen wonen en bezittingen kregen. Dat bezit was in de vorm van bijvoorbeeld vee of sieraden. Die moesten beveiligd worden. Er werden mensen op de uitkijk gezet. Niet alleen dieven maar ook roofdieren kwamen op het vee af. Daarnaast wilde men voorbereid zijn als men werd aangevallen. Denk maar aan de tijd dat de Noormannen de landen van Europa binnenvielen en plunderden. De kastelen van ridders waren een veilig onderkomen voor eenvoudige burgers. Ze werden beschermd door de soldaten van de leenheren van de koning of keizer. Er was in die tijd geen politie zoals we die nu kennen. Er was tot de Middeleeuwen al helemaal geen politie op straat. Dat veranderde langzaam. Eerst overdag want de politie bleef ’s nachts binnen. Toch was er in de nacht een vorm van beveiliging nodig. In Amsterdam werd daarom de ‘nachtwacht’ ingesteld. Zij mochten van de politie de orde en veiligheid bewaken tijdens de nachtelijke uren. De nachtwacht was de eerste particuliere beveiligingsorganisatie. Zij bestond geheel uit vrijwilligers en als die er niet waren werden ze aangewezen. Tijden veranderen en rond 1879 kwam er nachtpolitie. Dat moest wel omdat het steeds drukker werd op straat. Hierdoor konden de nachtwachten niet goed meer hun werk doen. Tien jaar later was het gedaan met de extra aandacht die de rijken kregen van eerst de nachtwacht en daarna de nachtpolitie. Je kunt zeggen dat er rond de eeuwwisseling behoefte kwam aan particuliere beveiligingsorganisaties. Als snel kwamen de eerste nachtveiligheidsdiensten die werden gecontroleerd door de politie. De nachtveiligheidsdiensten controleerden of ramen en deuren op slot zaten. Ze keken ook of de lichten uit waren en of er ‘onraad’ was. Er was dus alleen ‘externe controle’ dat is controle aan de buitenkant van een gebouw of terrein. Rond 1930 kwam hier ook de ‘interne controle’ bij. Dit is de controle van de binnenkant van een gebouw of op het terrein zelf. Er werd hierbij vooral gelet op inbraak, brandveiligheid en eventuele lekkages. Meestal werd dit uitgevoerd door een beveiligingsdienst van het bedrijf zelf.
Deze beveiligers in het gebouw gebruikten de telefoon om met elkaar contact te houden. Zij moesten zich regelmatig melden via de telefoon. Gebeurde dat niet dan werd er alarm geslagen. De grootste uitbreiding van beveiligingsorganisaties kwam na de Tweede Wereldoorlog. Personeel van beveiligingsdiensten ging nu surveilleren in auto’s. Ze gebruikten de mobilofoon om contact te houden met de (alarm)centrale. Er werd rond 1965 langzaam een begin gemaakt met alarmaansluitingen. Deze elektronische beveiliging is tegenwoordig niet meer weg te denken. In veel gevallen bestaat de beveiliging uit een alarmsysteem en camera’s. De beveiligingsmedewerkers kunnen zich hierdoor meer richten op andere taken. Denk maar aan surveilleren en sloten van ramen en deuren controleren. Daarbij letten ze nog steeds op situaties die verdacht zijn. De taken van beveiligingsmedewerkers is door de jaren heen uitgebreid. Dat is zoveel geworden dat er aparte opleidingen voor zijn. Tegenwoordig heb je mensen die speciaal worden opgeleid voor winkelsurveillant, preventiebegeleider of evenementenbeveiliger of persoonsbeveiliger.
Beveiligingsmedewerkers letten op klanten en de artikelen van de winkelier
Krantenartikel
Inzet werklozen als beveiliger Rotterdam – Langdurig werklozen in het hele land worden nog dit jaar als beveiligingsmedewerker opgeleid en ingezet om het nijpende tekort aan particuliere beveiligers te bestrijden. De Vereniging van Particuliere Beveiligingsorganisaties (VPB) voert hierover overleg met gemeenten, provincies en bedrijven in Groningen, Friesland, Drenthe en de regio Haaglanden. Hiermee wil de vereniging navolging geven aan een proef die nu loopt in Rotterdam. Daar worden door de gemeente en de VPB sinds een halfjaar langdurig werklozen tot beveiliger opgeleid. In de regio Rotterdam moeten, zo is het doel, in het najaar honderd mensen die niet of nauwelijks uitzicht op werk hadden, bij particuliere beveiligingsbedrijven aan de slag zijn. ‘In de beveiligingsbranche is grote behoefte aan nieuwe medewerkers’, zegt secretaris N. Zethof van de VPB. ‘We hebben in het hele land momenteel ongeveer 2500 tot 3000 beveiligers nodig. In de afgelopen tien jaar is het aantal mensen dat landelijk in onze branche werkt, verdrievoudigd van 9000 naar 27.000’. Bron: Telegraaf 29/01’01
2
Voordat je gaat beginnen
Opdrachten Om de opdrachten van deze taak goed te maken moet je: - eerst de opdracht goed lezen - bedenken wat het antwoord is - beslissen hoe je dat antwoord gaat opschrijven - het antwoord in volledige zinnen schrijven, niet met ja, nee of een enkel woord - de opdracht en het antwoord nog eens overlezen! - het antwoord aanvullen als dat nodig is. Bij iedere taak moet je de inleiding gebruiken. In de inleiding staat informatie, die je kunt gebruiken bij het maken van de opdrachten. - Lees de opdracht, je weet dan wat je moet doen - Kijk goed waar je de informatie in de inleiding kunt vinden. - Lees het artikel of stukje tekst rustig door - Ga terug naar de opdracht - Noteer je antwoord De tekens, die voor de opdrachten staan, verwijzen naar de inleiding. De tekens zijn: ▀ = internetopdracht ► = lees de inleiding ► = lees het krantenartikel in de inleiding ♠ = lees handigheid in de inleiding
Wat denk jij ervan? De volgende taak waar je aan gaat beginnen heeft als titel (naam) ‘Vroeger en nu’ Bedenk drie punten waarvan jij denkt dat ze in deze taak behandeld zullen worden 1. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 2. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 3 ……………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………..
Taak 2
Vroeger en Nu
Aan beveiligen zit een lange geschiedenis. Het is niet iets van vandaag of gisteren. Het beveiligen van vooral de woning en de spulletjes die men had, was het voornaamste. Dat beveiligen gebeurde op verschillende manieren. Welke manieren er werden gebruikt en door wie er werd beveiligd ga jij uitzoeken. ► Opdracht Opdracht 2.14 a. Zoek in de inleiding : Thema 1 Oriëntatie op beveiliging, Taak 2 Vroeger en Nu. b. Lees de inleiding en ‘van vroeger tot nu’. c. Na het lezen van de hoofdstukjes: inleiding en “van vroeger tot nu”, ga je verder met de volgende opdracht. Opdracht 2.15 Hoe beveiligde men vroeger zijn bezittingen? Geef bij iedere tijd / situatie aan hoe mensen hun spulletjes beveiligden tegen diefstal en brand. 1. De oertijd. De tijd dat groepjes mensen met hun bezittingen van streek naar streek trokken. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 2. De tijd van Germanen en Romeinen. De tijd dat men in stammen bij elkaar leefden. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 3. De middeleeuwen. De tijd van ridders en kasteelheren. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 4. De 17de eeuw. De tijd dat het erg goed ging in Nederland en er veel rijke kooplui in de stad woonden. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 5. Vanaf 1900. De tijd dat er steeds meer mensen in de steden kwamen wonen.
…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Opdracht 2.16 Het beveiligingswerk werd vroeger gedaan door de politie. Tegenwoordig is dit steeds meer een taak voor beveiligingsmedewerkers. a. Hoe zou het komen dat de politie het beveiligingswerk steeds meer overlaat aan beveiligingsmedewerkers? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… b. Noteer twee verschillen tussen de politie en beveiligingsmedewerkers. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Opdracht 2.17 Tegenwoordig is er veel meer dat beveiligd moet worden dan vroeger. Hieronder staan een aantal zaken waarvan jij moet aangeven of men ze vroeger ook beveiligde. Vroeger wel vroeger niet a. het huis O O b. planten en tuinartikelen O O c. de auto O O d. sieraden O O e. winkels O O f. winkelcentra O O g. fabrieksterreinen O O Opdracht 2.18 Bedenk hoe het komt dat mensen steeds meer dingen moeten beveiligen tegen diefstal. Noteer drie oorzaken. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………
Opdracht 2.19 Er is steeds meer werk voor beveiligingsmedewerkers. Zoek uit hoe dat komt en noteer twee redenen. 1 ……………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………….. 2 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ▀ internetopdracht Opdracht 2.20 Op internet kun je veel informatie krijgen over beveiligen. a. Zoek op het internet naar website die informatie geven over beveiligen b. Print de belangrijkste informatie uit c. Lees de informatie door d. Schrijf alle moeilijke woorden / vaktermen / voor jou onbekende woorden, die je tegenkomt bij ‘Eigen woordraadsels’ e. Bewaar alle geprinte bladen in je verzamelboek ► Krantenartikelopdracht Opdracht 2.21 a. Zoek in de inleiding : Thema 1 Oriëntatie op beveiliging, Taak 2 Vroeger en Nu. b. Lees het krantenartikel: ‘Inzet werklozen als beveiliger’ c. Als je het krantenartikel gelezen hebt geef je antwoord op de volgende vragen. Vraag 1. Waarom worden er langdurig werklozen opgeleid als beveiligingsmedewerkers? …………………………………………………………………………………………… Vraag 2. Welke organisatie voert de gesprekken met gemeenten en bedrijven? ………………………………………………………………………………………………. Vraag 3. In welke plaats loopt al langer een project met werklozen? …………………………………………………………………………………………… Vraag 4. Hoeveel beveiligers zijn er in het hele land nodig? ………………………………………………………………………………………………. Vraag 5. Hoeveel mensen werken er momenteel in de beveiligingsbranche? ………………………………………………………………………………………………. Hoeveel waren dat er tien jaar geleden?
………………………………………………………………………………………………. Vraag 6. Wat is de bron van dit artikel? ………………………………………………………………………………………………. Vraag 7. Welke vragen roept dit artikel bij jou op? (Denk aan: hoelang moet je werkloos zijn en welke vooropleiding moet de werkloze hebben) ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Opdracht 2.22 Case Er moeten steeds meer dingen beveiligd worden. Bedenk welke dingen er in de toekomst wel eens beveiligd zouden moeten worden, die dat nu nog niet zijn. a. Werk deze opdracht samen uit. b. Geef van ieder punt aan waarom jij denkt dat het in de toekomst beveiligd moet gaan worden. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Opdracht 2.23 Een stelling is een mening of oordeel van iemand. Met die mening kun je het eens zijn, maar ook oneens. Dat maakt niet uit. Je moet wel aangeven waarom je het eens of oneens bent.
Over een stelling moet je nadenken. Je mag er samen over praten.
Zelfs je scooter moet steeds zwaarder beveiligd worden
a. Lees de stelling. b. Geef in drie punten aan waarom je het eens of oneens bent met de stelling. Stelling 1 Vroeger hoefde men minder te beveiligen dan nu. •
……………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… •
……………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… •
……………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………
Stelling 2 Soldaten van leenheren van de koning waren de eerste beveiligingsmedewerkers. •
……………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… •
……………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… •
……………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………
♠ Wat weet je nu Schrijf op wat je allemaal hebt geleerd van deze taak. Doe dat volgens het onderstaande reflectieformulier.
- Reflectieformulier Datum:
volgnummer:
Naam rapportschrijver (rapporteur): Tijd: Bestemd voor: (naam docent) Onderwerp: (naam van de taak) Ik heb in deze taak het volgende geleerd: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Datum: Paraaf leerkracht: Beoordeling:
Woordraadsels Bezitting
Iets wat iemand in eigendom heeft.
Eeuwwisseling
Als de volgende honderd jaar beginnen.
Leenheer
Iemand die land leende van de koning en het volk dat op dat land woonde, beschermde.
Navolging
Nadoen.
Nijpend
Dringend.
Noormannen
Volk dat rond het jaar 1000 de kust van Nederland onveilig maakte.
Oertijd
Tijd waarvan niets bekend is uit oude geschriften. Voor historische tijd.
Onraad
Gevaar.
Vrijwilliger
Iemand die uit vrije wil onbetaald werk doet.
Eigen raadsels Zet hieronder je eigen woordraadsels en de betekenis daarvan. 1 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. 2 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. 3 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………..
Taak 3
Nuttig en Noodzakelijk
Inleiding Deze taak gaat over het nut en de noodzakelijkheid iets te beveiligen. Nut en nuttig wil zeggen dat de kosten die ervoor gemaakt worden welbesteed zijn. De beveiliging komt van pas. Denk maar aan het spionnetje in de deur of de sensorlamp die aangaat als er iemand langsloopt. Noodzakelijk is iets anders. Een goed slot op ramen en deuren is beslist nodig, anders kan iedereen zomaar je huis binnenkomen. Nuttig Er zijn verschillende mogelijkheden om diefstal, brand of ongelukken te voorkomen. Je zorgt ervoor dat je die situaties voorkomt door het nemen van voorzorgsmaatregelen. Voor een huis kan het nuttig zijn, zowel voor als achter, sensorlampen te plaatsen. Een sensorlamp is een lamp die pas aangaat als iemand een beweging maakt. Hierop reageert de sensor van de lamp, die de lamp aandoet. Als je thuiskomt kun goed zien waar je loopt en makkelijk de deur openmaken. Je huisgenoten kunnen goed zien wie er aan de deur staat. Hetzelfde geldt voor kantoren en fabrieken. Hier branden de hele nacht lampen, die ramen en deuren goed verlichten. Iedere ongewenste bezoeker wordt gezien.
Een inbreker kan zich bij dit huis goed verschuilen achter de bomen.
D e b e w o n Videocamera’s zijn nuttige apparaten. Zij nemen alles op. Later kun je de e band bekijken en controleren of er iets is gebeurt. Ze worden gebruikt op r snelwegen om het verkeer in de gaten te houden. De politie kan snel s maatregelen nemen als er iets gebeurt. Ook in uitgaanswijken worden tegenwoordig camera’s gebruikt. Men bereikt hiermee dat raddraaiers geen z kans krijgen. o u Andere nuttige apparaten zijn rookmelders en koolmonoxidemelders. Ze d geven een alarmtoon als er bij een beginnende brand rook en rookgassen e (koolmonoxide) vrijkomen. Bewoners kunnen dan nog tijdig het huis of de n ruimte verlaten. e Brand ontstaat niet zomaar. Het wordt vaak veroorzaakt door: i go kortsluiting in elektrische apparaten (tv) e n l i j
o roken (in slaap vallen met brandende sigaret) o kinderspel (met lucifers) o doe- het- zelven (gasleiding verleggen) o de schoorsteen (open haard). Een goede brandblusser en een branddeken zijn daarom nuttig om in huis te hebben. Noodzakelijk Beveiligen is noodzakelijk als het beslist nodig is. Je wilt dieven geen kans geven. Er moeten dus goede sloten op ramen en deuren zitten. In Nederland wordt heel veel ingebroken. Het blijkt dat het minder voorkomt bij huizen die goed beveiligd zijn tegen inbraak en het keurmerk ‘Veilig Wonen’ hebben. Er zijn allerlei voorzieningen mogelijk. Een huis wordt veiliger met goede sloten, siertralies, barrière stangen en brievenbusbeveiliging. Gebouwen hebben veel aan alarminstallaties, videocamera’s en bewakingspersoneel. Als de werknemers naar huis gaan moeten ze er op letten dat ramen en deuren gesloten worden. Het is duidelijk dat beveiligen zin heeft. Je doet dat: 1. ter bescherming van je persoonlijke eigendommen 2. ter bescherming van eigendommen van een ander 3. ter voorkoming van brand en ongelukken
In bedrijfspanden staan waardevolle apparaten, daarom is beveiliging van het bedrijfspand noodzakelijk.
Krantenartikel Aantal woninginbraken stijgt weer Den Haag – Het aantal woninginbraken neemt weer toe. Ook worden steeds minder zaken opgelost en zijn veel burgers ontevreden over de politie bij het doen van aangifte. Wel is het opmerkelijk dat van alle 120.000 woningen in Nederland die van het politiekeurmerk Veilig Wonen zijn voorzien, er slechts 17 door inbrekers zijn bezocht. In 2004 zouden een miljoen panden dit keurmerk moeten hebben. Dat blijkt uit gegevens van het Expertisecentrum Woningcriminaliteit. Als aan de aanpak van deze vorm van criminaliteit niet snel een nieuwe impuls wordt gegeven, haalt de politie de meeste doelstellingen uit het zogenoemde kwaliteitsprogramma Veilig Wonen niet. Vier jaar geleden spraken alle Nederlandse politiekorpsen af het inbraakrisico terug te dringen tot één procent in het jaar 2001. Zoals het er nu naar uitziet, zal er voor vorig jaar sprake zijn van een percentage van 1,44.Nadat het aantal woninginbraken tussen 1994 en 1999 juist daalde van 124.000 naar 88.000, was er begin vorig jaar weer een toename. Zo werden in de eerste helft van het jaar 2000 door negentien politiekorpsen ruim 36.000 woninginbraken geregistreerd. Omgerekend naar landelijke cijfers over het hele jaar zou het aantal woninginbraken op 92.000 uitkomen, een stijging met 4,4 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Overigens waren van zes korpsen de gegevens nog niet verwerkt. Uit de cijfers blijkt verder dat slechts 6,5 procent van de woninginbraken wordt opgelost. Het streven was één op de vijf. Bron: Telegraaf 30/01’01
3
Voordat je gaat beginnen
Opdrachten Om de opdrachten van deze taak goed te maken moet je: - eerst de opdracht goed lezen - bedenken wat het antwoord is - beslissen hoe je dat antwoord gaat opschrijven - het antwoord in volledige zinnen schrijven, niet met ja, nee of een enkel woord - de opdracht en het antwoord nog eens overlezen! - het antwoord aanvullen als dat nodig is.
Bij iedere taak moet je de inleiding gebruiken. In de inleiding staat informatie, die je kunt gebruiken bij het maken van de opdrachten. - Lees de opdracht, je weet dan wat je moet doen - Kijk goed waar je de informatie in de inleiding kunt vinden. - Lees het artikel of stukje tekst rustig door - Ga terug naar de opdracht - Noteer je antwoord De tekens, die voor de opdrachten staan, verwijzen naar de inleiding. De tekens zijn:
▀ = internetopdracht ► = lees de inleiding ► = lees het krantenartikel in de inleiding ♠ = lees handigheid in de inleiding
Wat denk jij ervan? De volgende taak waar je aan gaat beginnen heeft als titel (naam) ‘Nuttig en noodzakelijk’ Bedenk drie punten waarvan jij denkt dat ze in deze taak behandeld zullen worden 1. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 2. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 3 ……………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………..
Taak 3
Nuttig en Noodzakelijk
Beveiligen doen we niet zomaar. Dat komt doordat het noodzakelijk is. Soms is het nuttig om iets te beveiligen. Meestal is het noodzakelijk. In deze taak ga jij uitzoeken waarom het nuttig en noodzakelijk is dat dingen beveiligd worden. ► Opdracht Opdracht 3.24 a. Zoek in de inleiding : Thema 1 Oriëntatie op beveiliging, Taak 3 Nuttig en Noodzakelijk. b. Na het lezen van de hoofdstukjes: inleiding, nuttig en noodzakelijk, ga je verder met de volgende opdracht. Opdracht 3.25 Zoek uit wat we verstaan onder ‘nuttig’. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Zoek uit wat we verstaan onder ‘noodzakelijk’. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Opdracht 3.26 Voor sommige dingen is het nuttig dat ze beveiligd worden voor anderen is het noodzakelijk. Noteer vier dingen waarvoor het nuttig zou zijn als ze beveiligd worden. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Noteer vier dingen waarvoor het noodzakelijk is dat ze beveiligd worden. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………
Opdracht 3.27 Bedenk voor ieder punt een belangrijke reden waarom je het zou beveiligen. Probeer zoveel mogelijk verschillende redenen te bedenken. 1. het huis …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 2. de winkel …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 3. het kantoor …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 4. de fabriek …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 5. de garage …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 6. de fietsenstalling …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 7. de winkelstraat …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 8. de computer …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 9. de auto …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 10. je GSM / mobieltje …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………
Opdracht 3.28 Beveiligen kan op verschillende manieren gebeuren. Welke manieren kun jij bedenken? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Opdracht 3.29 Waarmee zou jij het volgende beveiligen? Je kunt kiezen uit : 1. beveiligmedewerker - 2. veiligheidsapparatuur a. het huis ……………………………………………………………………………………… b. de winkel ……………………………………………………………………………………… c. het kantoor ……………………………………………………………………………………… d. de fabriek ……………………………………………………………………………………… e. de garage ……………………………………………………………………………………… f. de fietsenstalling ……………………………………………………………………………………… g. de winkelstraat ……………………………………………………………………………………… h. het popconcert ……………………………………………………………………………………… i. de auto ……………………………………………………………………………………… j. het parkeerterrein ………………………………………………………………………………………
▀ internetopdracht Opdracht 3.30 Op internet kun je veel informatie krijgen over beveiligen. a. Zoek websites die informatie geven over beveiligen b. Print de belangrijkste informatie uit c. Lees de informatie door d. Schrijf alle moeilijke woorden / vaktermen / voor jou onbekende woorden, die je tegenkomt bij ‘Eigen woordraadsels’ e. Bewaar alle geprinte bladen in je verzamelboek ► Krantenartikelopdracht Opdracht 3.31 a. Zoek in de inleiding : Thema 1 Oriëntatie op beveiliging, Taak 3 Nuttig en Noodzakelijk. b. Lees het krantenartikel: ‘Aantal woninginbraken stijgt weer’ c. Als je het krantenartikel gelezen hebt geef je antwoord op de volgende vragen. Vraag 1. In de eerste twee zinnen van het krantenartikel worden drie onderwerpen genoemd. Over welke drie gaat het? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Vraag 2. Wat is er zo opmerkelijk te noemen aan de inbraken? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Vraag 3. Over welk kwaliteitsprogramma gaat het in dit krantenartikel? ………………………………………………………………………………………………. Vraag 4. Is het aantal woninginbraken tussen 1994 en 1999 gestegen of gedaald? ………………………………………………………………………………………………. Met hoeveel steeg of daalde het? ………………………………………………………………………………………………. Vraag 5. Hoeveel woninginbraken werden er in de eerste helft van 2000 geregistreerd? ……………………………………………………………………………………………….
Vraag 6. Hoeveel inbraken zijn dat gemeten over het hele jaar? ………………………………………………………………………………………………. Zou je deze cijfers ‘betrouwbaar’ kunnen noemen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Vraag 7. Het blijkt dat 6,5% van de woninginbraken wordt opgelost. Wat was het streven? ………………………………………………………………………………………………. Hoeveel is dat in procenten? ………………………………………………………………………………………………. Vraag 8. Over welke onderwerp uit de ‘lead’ van het artikel wordt niets meer geschreven? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Vraag 9. Wat is de bron van dit artikel? ………………………………………………………………………………………………. Vraag 10. Welke vragen zou jij jezelf bij dit artikel kunnen stellen? (Denk aan: zijn dit alleen de geregistreerde inbraken? Hoe wordt er onderzocht?) …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………
Opdracht 3.32 Case Je gaat de school onderzoeken. Er zijn in het gebouw zeker plekken te vinden waarvan het nuttig of noodzakelijk is dat ze (beter) worden beveiligd. Jij gaat ze zoeken (lokaliseren) en je bekijkt wat er aan gedaan kan of moet worden.
Het Lodewijk Rogier College
a. b. c. d.
Zoek de plekken op en noteer ze. Geef per plek aan of het nuttig of noodzakelijk is om ze te beveiligen Geef per plek aan wat jij er aan zou doen om het (beter) te beveiligen Werk deze opdracht samen uit.
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
Opdracht 3.33 Een stelling is een mening of oordeel van iemand. Met die mening kun je het eens zijn, maar ook oneens. Dat maakt niet uit. Je zal wel moeten aangeven waarom je het eens of oneens bent. Over een stelling moet je nadenken. Je mag er samen over praten. a. Lees de stelling. b. Geef in drie punten aan waarom je het eens of oneens bent met de stelling. Stelling 1 Beveiligen is onzin. Niets is te beveiligen. •
……………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… •
……………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… •
……………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Stelling 2 Beveiligen is noodzakelijk en wordt steeds noodzakelijker. • ………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… •
……………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… •
……………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………
♠ Wat weet je nu Schrijf op wat je allemaal hebt geleerd van deze taak. Doe dat volgens het onderstaande reflectieformulier.
- Reflectieformulier Datum:
volgnummer:
Naam rapportschrijver (rapporteur): Tijd: Bestemd voor: (naam docent) Onderwerp: (naam van de taak) Ik heb in deze taak het volgende geleerd: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Datum: Paraaf leerkracht: Beoordeling:
Woordraadsels Impuls
Duwtje in de goede richting.
Keurmerk
Een merkteken dat de kwaliteit aangeeft.
Lead
Tekst waaruit blijkt waar het over gaat
Registreren
Het schriftelijk vastleggen.
Eigen raadsels Zet hieronder je eigen woordraadsels en de betekenis daarvan. 1 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. 2 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. 3 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………..
Taak 4
Het recht in eigen hand
Inleiding Mevrouw Jansen heeft net geld gehaald bij de bank. Ze heeft dat geld in haar portemonnee. Als ze net de straat is overgestoken wordt er plotseling stevig aan haar tas getrokken. Een jongen met leren jack probeert haar tas te stelen. Mevrouw Jansen is totaal verschrikt en laat haar tas los. De jongen gaat er als een haas mee vandoor. Als mevrouw Jansen trillend thuiskomt vertelt ze het hele verhaal aan haar man. Als ze uitlegt hoe de jongen eruit ziet denkt hij te weten wie het is. Hij kent de jongens uit buurt en weet waar ze wonen. Meneer Jansen wacht de jongen in het leren jack op. Als de knaap de hoek om komt grijpt hij hem in zijn kraag. Hij deelt een paar rake klappen uit. Dan haalt hij uit de jaszak van de jongen de portemonnee van zijn vrouw. Na nog twee klappen laat hij de jongen los en loopt tevreden naar huis. Meneer Jansen heeft het recht in eigen hand genomen. Hij en zijn vrouw zijn niet naar de politie gegaan om aangifte te doen van de overval. Wat meneer Jansen heeft gedaan is strafbaar. Hij had de jongen wel mogen opwachten, hem aanspreken en aanhouden. Daarna had hij hem zo snel mogelijk aan de politie moeten overdragen. Private Justice Het komt voor dat iemand in een bedrijf misbruik maakt van zijn computer. Het kan ook zijn dat hij op kosten van de baas de telefoon voor andere zaken gebruikt. Soms wordt er geld verduistert of cheques vervalst. Dat zijn allemaal strafbare feiten. Het kan ook zijn dat iemand zijn verzekeringsmaatschappij oplicht. Hij claimt een gestolen artikel, dat niet gestolen is. Het bedrijf dat misbruik, fraude of diefstal ontdekt wil hier niet altijd aangifte doen bij de politie. Het kan zijn dat er dan een verhaal in de krant komt te staan. Dat is niet goed voor de naam of image van het bedrijf. Ze proberen het anders op te lossen. Het bedrijf zoekt zelf naar een financiële oplossing of regeling met degene die de criminaliteit heeft begaan. Je noemt dat Private Justice.
Krantenartikelen
Man pakt fiets af van vandaal Zwaagwesteinde, woensdag Een baldadige jongen (17) uit Zwaag westeinde is zijn fiets kwijtgeraakt aan een boze man nadat de jongen al fietsend vuilnisbakken om trapte. Een bestuurder van de zwarte Audi zag de jongen de vuilnisbakken omver trappen, samen met zijn vrienden, en achtervolgde hem. Op een fietspad reed de onbekend gebleven bestuurder achter de jongen en dreigde hem ondersteboven te rijden als hij niet afstapte. De jongen stapte van zijn fiets, waarna de man de fiets in zijn auto laadde en wegreed. De jongen bleef beteuterd achter en deed later aangifte. Bron: De Telegraaf 6/6’01
Tasjesrover komt niet ver met buit Eindhoven – De politie heeft vrijdag om 22.15 uur een 34- jarige tasjesrover aangehouden op het Stationsplein. De man had even daarvoor een tas weggenomen van een 30- jarige vrouw uit Heeze, die op een terras op het Stationsplein zat te eten. Omstanders zagen de diefstal en waarschuwden de vrouw. Zij ging achter de dader aan, die door personeel van andere horecabedrijven werd aangehouden. De politie heeft de man, een Cubaan zonder vast woonof verblijfplaats, ingesloten en onderzoekt of de Cubaan legaal in Nederland is. Bron: Eindhovens Dagblad 6/8’01
4
Voordat je gaat beginnen
Opdrachten Om de opdrachten van deze taak goed te maken moet je: - eerst de opdracht goed lezen - bedenken wat het antwoord is - beslissen hoe je dat antwoord gaat opschrijven - het antwoord in volledige zinnen schrijven, niet met ja, nee of een enkel woord - de opdracht en het antwoord nog eens overlezen! - het antwoord aanvullen als dat nodig is.
Bij iedere taak moet je de inleiding gebruiken. In de inleiding staat informatie, die je kunt gebruiken bij het maken van de opdrachten. - Lees de opdracht, je weet dan wat je moet doen - Kijk goed waar je de informatie in de inleiding kunt vinden. - Lees het artikel of stukje tekst rustig door - Ga terug naar de opdracht - Noteer je antwoord De tekens, die voor de opdrachten staan, verwijzen naar de inleiding. De tekens zijn:
▀ = internetopdracht ► = lees de inleiding ► = lees het krantenartikel in de inleiding ♠ = lees handigheid in de inleiding
Wat denk jij ervan? De volgende taak waar je aan gaat beginnen heeft als titel (naam) ‘Het recht in eigen hand’ Bedenk drie punten waarvan jij denkt dat ze in deze taak behandeld zullen worden 1. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 2. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 3 ……………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………..
Taak 4
Het recht in eigen hand
Er zijn zaakjes die je zelf wel even regelt. Een grote jongen uit de straat heeft jouw fiets gepakt. Hij is er zomaar op weggereden. Hij schreeuwde nog dat je hem niet meer terugkreeg. Maar je weet hem te wonen. Als je dag later langs zijn huis komt zie je de fiets staan. Je rent er naar toe, springt op het zadel en fietst hard weg. Mooi geregeld toch? ► Opdracht Opdracht 4.34 a. Zoek in de inleiding : Thema 1 Oriëntatie op beveiliging, Taak 4 Het recht in eigen hand. b. Na het lezen van de hoofdstukjes: inleiding en private justice ga je verder met de volgende opdracht. Opdracht 4.35 Je hebt vast wel eens meegemaakt dat iemand iets van je afpakte dat van jou was. a. Wat deed je toen? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… b. Waarom deed je dat? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Opdracht 4.36 Wat zou je doen: a. als een sterke kerel je GSM / mobieltje afpakt? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… b. als je ziet dat je fiets wordt gestolen? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… c. als je ziet dat een klasgenoot klappen krijgt van iemand uit een andere klas? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… d. als je weet dat Henk een gestolen mobieltje te koop aanbiedt? …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………
e. als je weet dat Anna die blauwe plekken heeft omdat ze is geslagen door haar vader? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… ▀ internetopdracht Opdracht 4.37 Op internet kun je informatie krijgen over beveiligen. Kijk maar eens bij verschillende kranten. a. Bezoek de websites van verschillende kranten b. Print de belangrijkste informatie uit c. Lees de informatie door d. Schrijf alle moeilijke woorden / vaktermen / voor jou onbekende woorden, die je tegenkomt bij ‘Eigen woordraadsels’ e. Bewaar alle geprinte bladen in je verzamelboek ► Krantenartikelopdracht Opdracht 4.38 a. Zoek in de inleiding : Thema 1 Oriëntatie op beveiliging, Taak 4 Het recht in eigen hand. b. Lees het krantenartikel: ‘Man pakt fiets af van vandaal’ c. Als je krantenartikel hebt gelezen geef je antwoord op de volgende vragen: Vraag 1. Wat heeft de baldadige jongen, samen met zijn vrienden, gedaan? …………………………………………………………………………………………… Vraag 2. Wat heeft de bestuurder van de Audi gedaan? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Vraag 3. Wat de bestuurder van Audi deed, is dat een vorm van het ‘recht in eigen nemen’? Zo ja, geef aan waarom. …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………
Vraag 4. Welke overtreding heeft de bestuurder van Audi gemaakt? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Vraag 5. Wat heeft de jongen gedaan toen hij zijn fiets kwijt was? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Vraag 6. Als de politie de bestuurder van de Audi vindt, wat zal er dan gebeuren? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… ► Krantenartikelopdracht Opdracht 4.39 a. Lees het krantenartikel: ‘Tasjesrover komt niet ver met buit ’ b. Als je het krantenartikel gelezen hebt geef je antwoord op de volgende vragen. Vraag 1. Wat is de ‘kop’ van het krantenartikel? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Vraag 2. Op welk tijdstip en waar is de tasrover aangehouden? …………………………………………………………………………………………… Vraag 3. Van wie was het gestolen tasje en wat is haar leeftijd? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Vraag 4. Wat deden de omstanders toen zij de diefstal zagen gebeuren? …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………
Vraag 5. a. Door wie werd de dader aangehouden? ………………………………………………………………………………………………. b. Namen degenen die de dader aanhielden ‘het recht in eigen hand’? Zo ja, geef aan waarom. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Vraag 6. a. Wat voor nationaliteit heeft de dader? ………………………………………………………………………………………………. b. Waar woont de dader? ………………………………………………………………………………………………. Vraag 7. Wat gaat de politie onderzoeken? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Vraag 8. a. Wat is de bron van het artikel? ………………………………………………………………………………………………. b. Op welke datum heeft de diefstal plaatsgevonden ………………………………………………………………………………………………. c. Hoe ben je daar achter gekomen? ……………………………………………………………………………………………….
Opdracht 4.40 Case Janneke werkt in een winkel. Het werk is wel leuk, alleen… Janneke vindt dat zij te weinig verdient. Zij wordt jaloers als ze ziet hoeveel geld er iedere dag in de kassalade zit. Het is geld dat zij goed kan gebruiken. Janneke besluit om steeds een klein bedrag uit de kassa te nemen. Ze maakt hiervoor retourbonnetjes. Janneke stopt het retourbonnetje in de kassalade
De baas van Janneke is echter een slimme man. Hij ziet wat Janneke doet. Hij gaat nadenken over de vraag wat hij aan de diefstal door Janneke kan doen. Er zijn drie mogelijkheden: - de baas gaat naar de politie en geeft aan dat Janneke van hem steelt - de baas ontslaat Janneke - de baas dreigt Janneke met ontslag en aangifte bij de politie als hij het gestolen geld niet binnen een maand terugbetaalt. a. Bedenk wat de baas van Janneke moet doen. b. Geef aan waarom dit de beste oplossing is c. Geef aan in welke van de bovenstaande mogelijkheden de baas ‘eigen rechter speelt’ d. Werk deze opdracht samen uit. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
Opdracht 4.41 Een stelling is een mening of oordeel van iemand. Met die mening kun je het eens zijn, maar ook oneens. Dat maakt niet uit. Je zal wel moeten aangeven waarom je het eens of oneens bent. Over een stelling moet je nadenken. Je mag er samen over praten. a. Lees de stelling. b. Lees eventueel nog eens taak 4 van de inleiding. c. Geef in drie punten aan waarom je het eens of oneens bent met de stelling. Stelling 1 Private Justice of het recht in eigen hand nemen als je iets is aangedaan, is een goede oplossing. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Stelling 2 Het recht in eigen hand nemen kan leiden tot chantage. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
♠ Wat weet je nu Schrijf op wat je allemaal hebt geleerd van deze taak. Doe dat volgens het onderstaande reflectieformulier.
- Reflectieformulier Datum:
volgnummer:
Naam rapportschrijver (rapporteur): Tijd: Bestemd voor: (naam docent) Onderwerp: (naam van de taak) Ik heb in deze taak het volgende geleerd: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Datum: Paraaf leerkracht: Beoordeling:
Woordraadsels Aangifte
Bij de politie melden.
Chantage
Iemand geld afpersen of bedreigen als hij niet jouw zin doet.
Retourbonnen
Bonnen waarop staat wat is teruggebracht en hoeveel (geld) de klant daarvoor heeft teruggekregen.
Eigen woordraadsels Zet hieronder je eigen woordraadsels en de betekenis daarvan. 1 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. 2 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. 3 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………..
Taak 5
Beveiligingsorganisaties
Inleiding Deze taak gaat over ‘beveiligingsorganisaties’. Dat is meer dan één organisatie. Er meer manieren om iets of iemand te beveiligen. Wie of wat dat zijn leer je in deze taak. Je leert ook aan welke wet(ten) zij zich moeten houden. De wet De overheid heeft een Wet gemaakt waarin staat waar een beveiligingsorganisatie zich aan moet houden. Het is de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus. Wat verstaan we onder een beveiligingsorganisatie? Hieronder verstaan we een door één of meer personen in stand gehouden particuliere organisatie die zich richt op werkzaamheden die te maken hebben met beveiligen. Wat verstaan we onder een recherchebureau? Hieronder verstaan we mensen die recherchewerkzaamheden verrichten. Dit is het verzamelen en analyseren of ontleden van gegevens. De mensen van recherchebureaus doen dat op verzoek van anderen die hiervoor een bepaalde reden hebben. Soorten beveiligingsorganisaties Er zijn verschillende soorten beveiligingsorganisaties. We kennen de volgende soorten: - het particuliere beveiligingsbedrijf - de particuliere bedrijfsbeveiligingsdienst - de particuliere alarmcentrale - het particulier geld- en waardetransportbedrijf - het particulier recherchebureau - Overige beveiligingsorganisaties Het particuliere beveiligingsbedrijf doet beveiligingstaken die te maken hebben met surveilleren, hieronder verstaan we het waken, bewaken en toezicht houden op. Zij houden zich ook bezig met het controleren van mensen en dingen. Bijvoorbeeld bij de ingang van een gebouw of bedrijf. Zij kunnen dat doen voor verschillende opdrachtgevers. De particuliere bedrijfsbeveiligingsdienst werkt voor één bedrijf. Hiervoor voeren zij werkzaamheden uit die te maken hebben met de beveiliging van het bedrijf. De particuliere alarmcentrale is een bedrijf waar meldingen, zoals alarmsignalen, binnenkomen. Deze meldingen worden doorgegeven een surveillant, de politie of brandweer. Het particulier geld- en waardetransportbedrijf vervoert geld voor bedrijven. Zij doen dat in speciale vrachtwagens.
Het particulier recherchebureau is een bedrijf dat onderzoek doet. Zij doen dat voor een opdrachtgever, die graag wil dat bepaalde zaken voor hem worden uitgezocht. De overige organisaties zijn te verdelen in: - bedrijven die zich bezig met het beschermen van mensen. Denk maar aan de lijfwachten of ‘bodyguards’ die belangrijke personen beschermen tegen aanslagen, kidnapping of overvallen. - Bedrijven die mensen leveren om de orde te handhaven bij grote evenementen, zoals popconcerten, voetbalwedstrijden of andere sportevenementen.
Evenementenbegeleiders begeleiden voetbalsupporters
Noord-Oost Overijssel krijgt stadswacht Hardenberg – Met ingang van 1 januari 2001 krijgen de gemeenten Hardenberg, Ommen en Gramsbergen een stadswacht. De stadswachten zullen lopend, per auto, snorscooter of fiets surveilleren in het gebied. Ze zijn in het bezit van een portofoon, waarmee zij in rechtstreeks contact staan met het politiebureau in Hardenberg en de centrale meldkamer van de Regiopolitie IJsselland te Zwolle. Het project van Stadswacht heeft verschillende doelstellingen. Zij moeten een bijdrage leveren aan de veiligheid in de deelnemende gemeenten. Daarnaast moeten zij informatie geven en hulp verlenen aan het publiek. Er wordt ook van ze verwacht dat ze de politie, brandweer of gemeentelijke diensten meedelen als er onregelmatigheden zijn. Men moet hierbij denken aan hinderlijk gedrag, overlast, criminaliteit of onveilige situaties. De stadswachten hebben geen opsporingsbevoegdheid. Zij mogen geen bonnen uitschrijven. Net als iedere andere burger in Nederland is de stadswacht wel bevoegd om bij ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit tot aanhouding over te gaan. Zij moeten zo snel mogelijk de aangehouden verdachte overdragen aan de politie. Om als stadswacht in de regio Noord-Oost Overijssel in aanmerking te komen moet je zelfstandig kunnen werken en je ogen en oren goed open zetten. Bron:
[email protected]
Handigheid ♠ Een rapport maken Wat is een rapport? Een rapport is een verslag van een opmerkelijke gebeurtenis. Dat gebeurt meestal schriftelijk. Een rapport maken moet heel precies gebeuren. Je moet je bij het schrijven houden aan de feiten, de dingen zoals ze gebeurd zijn. Meestal gebruik je hiervoor een speciaal formulier. Je kunt hierop snel de belangrijkste feiten noteren. Schijf netjes als je het formulier invult. Het is makkelijker het formulier op de computer in te vullen. Wat moet er altijd in een rapport staan? - de datum waarop je het rapport schrijft - de naam van de degene die het rapport schrijft (rapporteur) - de (werk)tijd dat rapporteur het rapport schrijft - het volgnummer van het rapport (taak 1, 2 etc.) - het onderwerp van het rapport (Wat weet ik nu) - de naam van degene voor wie het rapport bestemd is (je docent) - de feitelijke gebeurtenissen, zoveel mogelijk met tijden erbij (datgene wat je geleerd hebt) - de naam en handtekening van de rapporteur (degene die het rapport heeft geschreven)
- Rapportformulier Datum: Naam rapporteur: (Werk) tijd: Bestemd voor: Onderwerp:
volgnummer:
Tijd
Gebeurtenis / bijzonderheid / geleerd
……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. ……………. …………….
………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………….
Datum:
tijd:
Handtekening:
5
Voordat je gaat beginnen
Opdrachten Om de opdrachten van deze taak goed te maken moet je: - eerst de opdracht goed lezen - bedenken wat het antwoord is - beslissen hoe je dat antwoord gaat opschrijven - het antwoord in volledige zinnen schrijven, niet met ja, nee of een enkel woord - de opdracht en het antwoord nog eens overlezen! - het antwoord aanvullen als dat nodig is. Bij iedere taak moet je de inleiding gebruiken. In de inleiding staat informatie, die je kunt gebruiken bij het maken van de opdrachten. - Lees de opdracht, je weet dan wat je moet doen - Kijk goed waar je de informatie in de inleiding kunt vinden. - Lees het artikel of stukje tekst rustig door - Ga terug naar de opdracht - Noteer je antwoord De tekens, die voor de opdrachten staan, verwijzen naar de inleiding. De tekens zijn:
▀ = internetopdracht ► = lees de inleiding ► = lees het krantenartikel in de inleiding ♠ = lees handigheid in de inleiding
Wat denk jij ervan? De volgende taak waar je aan gaat beginnen heeft als titel (naam) ‘Beveiligingsorganisaties’ Bedenk drie punten waarvan jij denkt dat ze in deze taak behandeld zullen worden 1. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 2. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 3 ……………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………..
Taak 5
Beveiligingsorganisaties
Inleiding Er wordt steeds meer aan beveiliging gedaan. Dat gebeurt niet alleen door de politie. Dat gebeurt steeds meer door beveiligingsorganisaties. Zij zorgen voor de veiligheid van bedrijven, gebouwen, belangrijke mensen (VIP’s) maar ook voor de veiligheid tijdens sportevenementen. Beveiligingsorganisaties nemen werkzaamheden over van de politie, maar niet alles. Er zijn wat dat betreft grenzen. Welke werkzaamheden die door beveiligingsmensen gedaan mogen worden leer je in deze taak. ► Opdracht Opdracht 5.42 a. Zoek in de inleiding : Thema 1 Oriëntatie op beveiliging, Taak 5 Beveiligingsorganisaties. b. Na het lezen van de hoofdstukjes: inleiding, de Wet en soorten beveiligingsorganisaties, ga je verder met de volgende opdrachten. Opdracht 5.43 Het werken in de particuliere beveiligingsbranche is geregeld in de Wet. a. Geef aan welke wet dat is. …………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………. b. Wat is het doel van deze wet? …………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………. Opdracht 5.44 Er wordt onderscheid gemaakt tussen een particuliere beveiligingsorganisatie en een particulier recherchebureau. Wat is het grote verschil tussen die twee? ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. Opdracht 5.45 Er zijn verschillende beveiligingsorganisaties. Welke ken jij? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………
Opdracht 5.46 Je hebt verschillende beveiligingsorganisaties genoemd. Geef van iedere organisatie twee punten waar je ze aan kunt herkennen. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. Opdracht 5.47 Een beveiligingsorganisatie mag niet alles. Daar zijn regels voor. Geef aan wat een beveiligingsorganisatie wel en niet mag doen. Ze mogen wel doen: 1 ……………………………………………………………………………………………….. 2 ……………………………………………………………………………………………….. 3 ……………………………………………………………………………………………….. Ze mogen niet doen: 1 ……………………………………………………………………………………………….. 2 ……………………………………………………………………………………………….. Opdracht 5.48 Iedere beveiligingsorganisatie heeft bepaalde werkzaamheden. Geef van iedere organisatie twee werkzaamheden aan die ze doen. Organisatie 1: Werkzaamheden: 1 ……………………………………………………………………………………………….. 2 ……………………………………………………………………………………………….. Organisatie 2: Werkzaamheden: 1 ………………………………………………………………………………………………..
2 ……………………………………………………………………………………………….. Organisatie 3: Werkzaamheden: 1 ……………………………………………………………………………………………….. 2 ……………………………………………………………………………………………….. Organisatie 4: Werkzaamheden: 1 ……………………………………………………………………………………………….. 2 ……………………………………………………………………………………………….. ▀ internetopdracht Opdracht 5.49 Op internet kun je veel informatie krijgen over beveiligen. a. Zoek websites die informatie geven over beveiligen b. Print de belangrijkste informatie uit c. Lees de informatie door d. Schrijf alle moeilijke woorden / vaktermen / voor jou onbekende woorden, die je tegenkomt bij ‘Eigen woordraadsels’ e. Bewaar alle geprinte bladen in je verzamelboek ► Krantenartikelopdracht Opdracht 5.50 a. Zoek in de inleiding : Thema 1 Oriëntatie op beveiliging, Taak 5 Beveiligingsorganisaties. b. Lees het krantenartikel: ‘Noord-Oost Overijssel krijgt stadswacht’ c. Als je het krantenartikel gelezen hebt geef je antwoord op de volgende vragen. Vraag 1. Welke taak krijgt de stadswacht in Noord-Oost Overijssel? ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
Vraag 2. Met wie of wat kunnen ze contact opnemen als dat nodig is? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Vraag 3.
Welke doelstellingen heeft men gehad om een stadswacht in te stellen? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Vraag 4. a. Van welke onregelmatigheden moeten de stadswachten melding maken? ………….…………………………………………………………………………………… …………….………………………………………………………………………………… b. Aan wie moeten ze dat melden? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Vraag 5. a. Hebben stadswachten ‘opsporingsbevoegdheid’? ………………………………………………………………………………………………. b. Wat mogen wel doen? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Vraag 6. Welke eigenschappen of kwaliteiten moet je bezitten als je een goede stadswacht wilt worden? ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
Opdracht 5.51 Case Jan werkt bij een beveiligingsorganisatie. Hij moet ’s nachts in zijn auto over bedrijfsterreinen rijden. Hij heeft als taak uit te kijken naar verdachte situaties. Als hij merkt dat er iets niet klopt bij een bedrijf dan moet hij dat melden. Het is vrijdagnacht. Tijd: 01.00 uur. Jan is gestopt voor het hek van een bedrijf dat elektrische apparaten maakt. Het hek staat op een kier. Op de bovenverdieping ziet hij een lamp branden. Die lamp brandt ’s avonds nooit. Jan stapt uit de auto en bedenk wat hij zal doen. a. b. c. d.
Bedenk wat Jan als eerste zou kunnen doen. Bedenk wat Jan in ieder geval moet doen voordat hij iets onderneemt. Wat zou jij doen in dit geval, als je Jan was? Zoek in de Gouden Gids of internet een bedrijf dat doet aan bedrijfsbeveiliging in de nacht.
….…………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ….…………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ….…………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ….…………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. ….…………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………….
Opdracht 5.52 Een stelling is een mening of oordeel van iemand. Met die mening kun je het eens zijn, maar ook oneens. Dat maakt niet uit. Je zal wel moeten aangeven waarom je het eens of oneens bent. Over een stelling moet je nadenken. Je mag er samen over praten. a. Lees de stelling. b. Geef in drie punten aan waarom je het eens of oneens bent met de stelling. Stelling 1 Werken bij een beveiligingsorganisatie heeft geen zin. Je mag toch geen bonnen schrijven. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Stelling 2 Beveiligingsorganisaties zouden meer politietaken moeten krijgen. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. •
……………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
♠ Wat weet je nu Schrijf op wat je allemaal hebt geleerd van deze taak. Doe dat volgens het onderstaande reflectieformulier.
- Reflectieformulier Datum:
volgnummer:
Naam rapportschrijver (rapporteur): Tijd: Bestemd voor: (naam docent) Onderwerp: (naam van de taak) Ik heb in deze taak het volgende geleerd: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Datum: Paraaf leerkracht: Beoordeling:
Woordraadsels Analyseren
Uit elkaar halen.
Bewaken
Ergens op passen.
Kidnapping
Het ontvoeren van mensen.
Overheid
Degene die de baas zijn in een land.
VIP
Afkorting van Very Important Person (Zeer Belangrijk Persoon).
Waken
’s Nachts de wacht houden.
Eigen woordraadsels Zet hieronder je eigen woordraadsels en de betekenis daarvan. ……………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………..
6
Voordat je gaat beginnen
Opdrachten Om de opdrachten van deze taak goed te maken moet je: - eerst de opdracht goed lezen - bedenken wat het antwoord is - beslissen hoe je dat antwoord gaat opschrijven - het antwoord in volledige zinnen schrijven, niet met ja, nee of een enkel woord - de opdracht en het antwoord nog eens overlezen! - het antwoord aanvullen als dat nodig is. Bij iedere taak moet je de inleiding gebruiken. In de inleiding staat informatie, die je kunt gebruiken bij het maken van de opdrachten. - Lees de opdracht, je weet dan wat je moet doen - Kijk goed waar je de informatie in de inleiding kunt vinden. - Lees het artikel of stukje tekst rustig door - Ga terug naar de opdracht - Noteer je antwoord De tekens, die voor de opdrachten staan, verwijzen naar de inleiding. De tekens zijn:
▀ = internetopdracht ► = lees de inleiding ► = lees het krantenartikel in de inleiding ♠ = lees handigheid in de inleiding
Wat denk jij ervan? De volgende taak waar je aan gaat beginnen heeft als titel (naam) ‘Winkels kijken’ Bedenk drie punten waarvan jij denkt dat ze in deze taak behandeld zullen worden 1. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 2. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 3 ……………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………..
Taak 6
Winkels kijken
Deze taak is bedoeld om je eens langs de winkels te laten gaan. Je gaat hierbij onderzoeken of winkels wel goed zijn beveiligd tegen diefstal en brand. Je doet dat met behulp van een onderzoeksformulier. Hierin staan de punten waarop jij de winkels gaat controleren. Opdracht 6.53 Wat ga je doen? Je gaat vijf winkels uit het winkelcentrum onderzoeken Hoe ga je dat doen? Met behulp van het onderzoeksformulier Met wie ga je het doen? Met je buurman of buurvrouw uit de klas. Wat moet je doen als je klaar bent? Als je klaar bent met het onderzoek maak je een verslag van je onderzoek. Je doet dat op het ‘verslagformulier’.
Onderzoeksformulier Winkelen Datum: Naam: Naam winkelcentrum: Winkels die zijn onderzocht: 1. …………………………………………………………………………………………… 2. …………………………………………………………………………………………… 3. …………………………………………………………………………………………… 4. …………………………………………………………………………………………… 5. …………………………………………………………………………………………… Winkel 1: * a. rolluiken b. detectiepoortjes voor ingang / uitgang c. tourniquets d. raambeveiliging e. verlichting bij achteringang f. vrij uitzicht naar alle kanten bij de ingang / uitgang g. vrij uitzicht naar alle kanten bij de personeelsingang / uitgang Winkel 2: * a. rolluiken b. detectiepoortjes voor ingang / uitgang c. tourniquets d. raambeveiliging e. verlichting bij achteringang f. vrij uitzicht naar alle kanten bij de ingang / uitgang g. vrij uitzicht naar alle kanten bij de personeelsingang / uitgang
Ja
Nee
O O O O O O O
O O O O O O O
Ja
Nee
O O O O O O O
O O O O O O O
Winkel 3: * a. rolluiken b. detectiepoortjes voor ingang / uitgang c. tourniquets d. raambeveiliging e. verlichting bij achteringang f. vrij uitzicht naar alle kanten bij de ingang / uitgang g. vrij uitzicht naar alle kanten bij de personeelsingang / uitgang Winkel 4: * a. rolluiken b. detectiepoortjes voor ingang / uitgang c. tourniquets d. raambeveiliging e. verlichting bij achteringang f. vrij uitzicht naar alle kanten bij de ingang / uitgang g. vrij uitzicht naar alle kanten bij de personeelsingang / uitgang Winkel 5: * a. rolluiken b. detectiepoortjes voor ingang / uitgang c. tourniquets d. raambeveiliging e. verlichting bij achteringang f. vrij uitzicht naar alle kanten bij de ingang / uitgang g. vrij uitzicht naar alle kanten bij de personeelsingang / uitgang
Ja
Nee
O O O O O O O
O O O O O O O
Ja
Nee
O O O O O O O
O O O O O O O
Ja
Nee
O O O O O O O
O O O O O O O
Inleverdatum: Ingeleverd op: Paraaf leerkracht: Opmerkingen:
* naam van de winkel invullen
onvoldoende / voldoende
♠ Wat weet je nu Schrijf op wat je allemaal hebt geleerd van deze taak. Doe dat volgens het onderstaande reflectieformulier.
- Reflectieformulier Datum:
volgnummer:
Naam rapportschrijver (rapporteur): Tijd: Bestemd voor: (naam docent) Onderwerp: (naam van de taak) Ik heb in deze taak het volgende geleerd: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Datum: Paraaf leerkracht: Beoordeling:
Woordraadsels Detectiepoort
Poortje voor het opsporen van gestolen goederen of wapens.
Tourniquet
Draaihekje met vier doorgangen.
Eigen woordraadsels Zet hieronder je eigen woordraadsels en de betekenis daarvan. 1 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. 2 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. 3 …………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………..
Taak 7
De Toets
Oefentoets In deze taak ga je kijken wat je van het thema weet. Je doet dat door het maken van een oefentoets. Als je de vragen van de oefentoets voldoende hebt gemaakt mag je de Eindtoets maken. Let op! Lees iedere vraag rustig door. Denk goed na en noteer dan pas je antwoord. Als je klaar bent met de oefentoets vraag je aan je docent(e) of hij / zij het wil nakijken. Spreek af wanneer je de eindtoets kunt maken. Vraag 1. Zet het juiste woord achter de zin. Tourniquet – beveiligingsbranche – bewaken – legitimatiebewijs – bron a. Een papier waarop staat wie je bent.
……….……………………………..
b. Ergens op passen.
….…………………………………..
c. Draaihekje met vier doorgangen.
….…………………………………..
d. Waar je gegevens uithaalt
….…………………………………..
e. Alle beroepen in de beveiliging
…..………………………………….
Vraag 2. Zet achter iedere zin of deze waar is of niet waar. a. Een beroep als beveiligingsmedewerker is niet hetzelfde als politieagent. ………………………………………………………………………………………….. b. Er zijn situaties waarin de beveiligingsmedewerker de politie moet waarschuwen. ………………………………………………………………………………………….. c. Een taak van de nachtveiligheidsdienst is erop te letten of er ergens onraad is. ………………………………………………………………………………………….. d. Het plaatsen van sensorlampen bij een huis is noodzakelijk. …………………………………………………………………………………………..
Vraag 3. Omcirkel het juiste antwoord. 1. Een verschil tussen politie en beveiligingsorganisatie is: A. B. C.
Er is geen verschil. De politie mag personen arresteren. De beveiligingsorganisatie mag arresteren.
2. Voor een beveiligingsmedewerker is het belangrijk dat: A. B. C.
Hij gezond is en veel aan sport doet. Hij kan telefoneren. Hij met een computer om kan gaan.
3. Vroeger werd al aan beveiliging gedaan. Je kunt dat heel goed zien aan : A. B. C.
De koeien in de wei. Het gebruik van de mobilofoon. De Nachtwacht van Rembrandt
Vraag 4. a. Schrijf op waarom jij denkt dat er steeds meer werk is voor beveiligingsorganisaties. ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… b. Wat zou je kunnen doen als je ziet dat iemand iets steelt in een winkel? ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… Vraag 5. a. Welke nuttige en noodzakelijke voorzorgsmaatregelen zou je kunnen nemen om je huis en jezelf te beveiligen? ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………… b. Beveiligen heeft zin. Geef aan waarom dat zin heeft. ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………
Woordraadsels
Thema Oriëntatie op beveiliging
Alarmcentrale
Waar je kan melden dat er iets aan de hand is.
Aangifte
Bij de politie melden.
Analyseren
Uit elkaar halen.
Bedrijf
Een groep van mensen die met het maken van een product winst willen maken.
Beveiligingsbranche
Alle beroepen en afdelingen die met beveiliging te maken hebben.
Bevoegdheden
Als je volgens de wet iets mag doen.
Bewaken
Ergens op passen.
Bezitting
Iets wat iemand in eigendom heeft.
Bron
Waar je gegevens uit haalt, bijvoorbeeld de krant of internet.
Chantage
Iemand geld afpersen of bedreigen als hij niet jouw zin doet.
Detectiepoort
Poortje voor het opsporen van gestolen goederen of wapens.
Eeuwwisseling
Als de volgende honderd jaar beginnen.
Eigenschappen
Hoe iets of iemand is.
Erkend
Vaststaand, algemeen bekend. Door de overheid toegekend.
Evenement
Iets groots wat gaat gebeuren, zoals een popconcert of sportgebeurtenis (Europese kampioenschappen voetbal).
Experiment
Proef.
Impuls
Duwtje in de goede richting.
Intensief
Krachtig.
Keurmerk
Een merkteken dat de kwaliteit aangeeft.
Kidnapping
Het ontvoeren van mensen.
Lead
Tekst waaruit blijkt waar het over gaat
Leenheer
Iemand die land leende van de koning en het volk dat op dat land woonde, beschermde.
Legitimatiebewijs
Papier waarop staat wie je bent.
Navolging
Nadoen.
Nijpend
Dringend.
Noormannen
Volk dat rond het jaar 1000 de kust van Nederland onveilig maakte.
Oertijd
Tijd waarvan niets bekend is uit oude geschriften. Voor historische tijd.
Onraad
Gevaar.
Operator
Iemand die iets bedient, bijvoorbeeld een telefooncentrale of een computersysteem.
Overheid
Degene die de baas zijn in een land.
Particulier
Iemand die niet in dienst is van de overheid.
Registreren
Het schriftelijk vastleggen.
Retourbonnen
Bonnen waarop staat wat is teruggebracht en hoeveel (geld) de klant daarvoor heeft teruggekregen.
Tourniquet
Draaihekje met vier doorgangen.
VIP
Afkorting van Very Important Person (Zeer Belangrijk Persoon).
Vrijwilliger
Iemand die uit vrije wil onbetaald werk doet.
Waken
’s Nachts de wacht houden.
Takenkaart Oriëntatie op beveiliging Naam: Taak 1 Kijkje op beveiliging De uitwerking van: 1. de opdrachten 2. de Internet opdracht 3. de krantenopdracht 4. de case 5. de stellingen 6. wat weet je nu 7. de eigen woordraadsels
Klas: Niet voldaan
Voldaan
O O O O O O O
O O O O O O O
Taak 2 Vroeger en Nu De uitwerking van: 1. de opdrachten 2. de Internet opdracht 3. de krantenopdracht 4. de case 5. de stellingen 6. wat weet je nu 7. de eigen woordraadsels
O O O O O O O
O O O O O O O
Taak 3 Nuttig en Noodzakelijk De uitwerking van: 1. de opdrachten 2. de Internet opdracht 3. de krantenopdracht 4. de case 5. de stellingen 6. wat weet je nu 7. de eigen woordraadsels
O O O O O O O
O O O O O O O
Taak 4 Het recht in eigen hand De uitwerking van: 1. de opdrachten 2. de Internet opdracht 3. de krantenopdracht 4. de case 5. de stellingen 6. wat weet je nu 7. de eigen woordraadsels
O O O O O O O
O O O O O O O
Taak 5 Beveiligingsorganisaties De uitwerking van: 1. de opdrachten 2. de Internet opdracht 3. de krantenopdracht 4. de case 5. de stellingen 6. wat weet je nu 7. de eigen woordraadsels
O O O O O O O
O O O O O O O
Taak 6 Winkels kijken De uitwerking van: 1. het onderzoeksformulier Winkelen 2. wat weet je nu 3. de eigen woordraadsels
O O O
O O O
Onvold.
Voldoende
O O O
O O O
O
O
Taak 7 De toets De resultaten van: 1. de oefentoets 2. het bijhouden van het verzamelboek 3. betrokkenheid / aanwezigheid Eindoordeel Thema 1: Oriëntatie op beveiliging Paraaf docent: …………………….. datum:…………….