VALUASCOLLEGE
VENLO
HANDLEIDING
PROFIELWERKSTUK HAVO & VWO 2013 / 2014
Naam:
Klas:
Partner:
Vak(ken):
Onderwerp:
Begeleider:
PWS-Valuascollege OPGAVEFORMULIER PROFIELWERKSTUK 5 HAVO (z.o.z. voor VWO)
schooljaar 2013 / 2014 Dit betreft de definitieve keuze van het profielvak en van de partner: a. Vul jullie namen in; b. vul in je klas + profiel; c. zet boven het vak waar jullie de grootste voorkeur voor hebben een: 1. d. Zet een: 2 boven het vak van jullie tweede keus en een: 3 boven je derde keuze. e. Lever tenslotte één formulier per groep in. Heb je nog geen partner vul dan bij naam 2: ‘zonder’ in en meld je op de zgn.: ‘single-bijeenkomst’.
Jullie namen:
klas:
profiel:
1 2 Vakkeuze (uit 21 alternatieven) N.B.: Er mag slechts één keer een 1, één keer een 2 en één keer een 3 ingevuld worden!
NE
EN
WD
NA
FA
SK
DU
BI
EC
TE
MO
HA
AK
MU
GS
MW
WA
FI
DA
IN
WB
Dit formulier uiterlijk donderdag 22 augustus 2013, vóór 13.30 uur inleveren bij de FRONTOFFICE
PWS-Valuascollege OPGAVEFORMULIER PROFIELWERKSTUK 6 VWO
(z.o.z. voor HAVO)
schooljaar 2013 / 2014 Dit betreft de definitieve keuze van het profielvak en van de partner: a. Vul jullie namen in; b. vul in je klas + profiel; c. zet boven het vak waar jullie de grootste voorkeur voor hebben een: 1. d. Zet een: 2 boven het vak van jullie tweede keus en een: 3 boven je derde keuze. e. Lever tenslotte één formulier per groep in. Heb je nog geen partner vul dan bij naam 2: ‘zonder’ in en meld je op de zgn.: ‘single-bijeenkomst’.
Jullie namen:
klas:
profiel:
1 2 Vakkeuze (uit 24 alternatieven) N.B.: Er mag slechts één keer een 1 en één keer een 2 en één keer een 3 ingevuld worden!
NE
EN
FA
DU
LA
GR
EC
MO
AK
GS
MW
WA
WB
WC
WD
NA
SK
BI
TE
HA
MU
FI
DA
IN
Dit formulier uiterlijk donderdag 22 augustus 2013, vóór 13.30 uur inleveren bij de FRONTOFFICE
INHOUDSOPGAVE PROFIELWERKSTUK schoolexamen HAVO & VWO 1
2
blz.:
Inleiding
2
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
3 4 4 6 7 7 8
Toelichting logboek Toelichting documentatiemap Hoe verloopt het proces? Een globaal overzicht. Toelichting beoordeling Enkele PWS – wetenswaardigheden 1.5.1 Exacte inleverdata schooljaar ’13-‘14 1.5.2 Praktische punten
Het PWS stap voor stap
9
2.1
9
Fase 1 Stap 1: Het onderwerp kiezen Stap 2: Onderwerp afbakenen en onderzoeksvragen formuleren Stap 3: Plan van aanpak opstellen
2.2
9 9 12
Beoordeling 1 Beoordelingsformulier 1
13 14
Fase 2
15
Stap 4: Het onderzoek uitvoeren of het ontwerp maken Stap 5: De voorlopige versie van het eindproduct maken
2.3
2
15 16
Beoordeling 2
16
Beoordelingsformulier 2 NG en NT Beoordelingsformulier 2 CM en EM
17 18
Fase 3 Stap 6: Het definitieve eindproduct presenteren
19 19
2.3.1 Het schriftelijke verslag: een inleiding
19
2.3.2 Leidraad voor het maken van het verslag
21
Beoordeling 3
24
Beoordelingsformulier 3, schriftelijk presentatie Beoordelingsformulier 3, mondeling presentatie Beoordelingsformulier 3, PowerPoint / poster presentatie
25 26 27
Omrekentabel PWS beoordelingen
28
1
PROFIELWERKSTUK schoolexamen HAVO & VWO 1
Inleiding
Wat? Je moet voor je examen zelfstandig een werkstuk maken: het profielwerkstuk (PWS), waarin op de middelbare school verworven kennis, inzicht en vaardigheden zijn verwerkt. Belangrijk is dat je laat zien dat je goed om kunt gaan met verschillende vaardigheden; de nadruk ligt op: informatievaardigheden (informatie verzamelen en verwerken); onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden; communicatieve of presentatievaardigheden. Het PWS is meestal een onderzoeksopdracht van natuurwetenschappelijke- of sociaalwetenschappelijke aard. Een kritisch literatuuronderzoek kan ook. Soms omvat het een technisch of creatief ontwerp. Het PWS kent dan ook een breed scala aan presentatievormen: schriftelijke presentatie; (± 15 - 20 tekstpagina’s voor het onderzoek); een maquette; modeshow; toneeluitvoering; een audio-, video-, foto- of (multimediale) computerpresentatie. Het PWS betekent voor elke examenkandidaat een studielast van 80 uren. Hoe? In principe werken twee leerlingen samen aan een PWS. Het duo dat een PWS gaat maken, krijgt aan het begin van het examenjaar een docent(e) toegewezen als begeleider + beoordelaar. Ook krijgt iedereen dan deze uitgebreide handleiding, die precies beschrijft welke wegen je moet bewandelen om tot een goed eindresultaat te komen. Het vak waarin jullie het PWS gaan maken moeten jullie kiezen uit alle vakken die een studielast hebben van 320 uur of meer (op de Havo), van 400 of meer (op het VWO) en die je ook allebei volgt! N.B.: De school kan géén financiële bijdrage leveren om een PWS te maken! Bij de Moderne Vreemde Talen is een aan de taal gelieerd onderwerp vereist; de geraadpleegde bronnen dienen vooral uit het betreffende taalgebied te komen. Het PWS hoeft niet in die vreemde taal geschreven te worden; wel de samenvatting, (Informeer bij je talen docent!)
Een overzicht van de 21 mogelijkheden op 5 Havo: NE – EN – FA – DU – EC – MO – AK – GS – MW – WA – WB – WD NA – SK – BI – TE – HA – MU – FI – DA – IN.
En een overzicht van de 24 mogelijkheden op 6 VWO: NE – EN – FA – DU – LA – GR – EC – MO – AK – GS – MW – WA – WB – WC – WD – NA – SK – BI – TE – HA – MU – FI – DA – IN.
2
Vervolgens kiest het duo een onderwerp voor het PWS en gaat een duidelijke probleemstelling formuleren. In hoofdstuk twee staan een paar stappen uitgewerkt, waarmee je dit gemakkelijker kunt verwezenlijken. Het moet natuurlijk wel voldoende niveau en diepgang hebben. Dit moeten jullie altijd met je begeleider bespreken. Resultaat. Jullie begeleider bekijkt, naast het eindproduct, ook hoe het onderzoeksproces verlopen is. Daartoe moeten alle activiteiten worden vastgelegd in een logboek. Alle geraadpleegde hulpbronnen moeten jullie noteren en documenteren in een documentatiemap. Logboek én documentatiemap zijn allebei onderdeel van het totale PWS en worden dus ook mee beoordeeld. Samen voeren jullie alle werkzaamheden zo veel mogelijk zelfstandig uit. Het maken van een goede taakverdeling kan heel zinvol zijn, maar jullie blijven altijd collectief verantwoordelijk voor het totale product! 1.1 Toelichting logboek Een logboek heeft een aantal functies: het is voor je begeleider een hulpmiddel om snel inzicht te krijgen in het gevolgde werkproces; je kunt er steeds mee terugblikken naar het afgelegde traject. In het logboek houdt iedere leerling bij: waar en wanneer de verschillende werkzaamheden worden uitgevoerd; hoeveel tijd erin geïnvesteerd is; welke ervaringen – teleurstellingen, successen e.d. – er bij het onderzoek opgedaan zijn; welke concrete afspraken er gemaakt zijn. Het logboek ontstaat geleidelijk aan en omvat aan het einde van het PWS-traject enkele A4-tjes. Omdat er sprake is van een werkverdeling verschillen de logboeken van de groepsleden van elkaar. Hieronder is een voorbeeld van een logboek afgedrukt waarbij de activiteiten van Rob en Mara in één bestand zijn samengevoegd: Datum Tijd Rob 10-12 15 min
tijd Plaats Mara 15 min School
verrichte werkzaamheden Overleg met begeleider
11-12
-
niet gevonden, de juiste boeken waren uitgeleend Informatie over lijst van mogelijke DNA gezocht onderwerpen:……. onderwerpen van 4 potentiële lijst doorspreken onderwerpen ……..(opsomming)
2 uur
12-12 14-12
schoolbieb Informatie over DNA gezocht
1,5 uur stadsbieb 30 min
30 min School
Enz.
Resultaten
afspraken Rob naar schoolbib, Mara naar stadsbib info vragen: www.bibliotheek.nl. dan Aladin kiezen.
hier dient te staan wie welke twee onderwerpen verkent
N.B.: Je begeleider kan je opdragen om het logboek wekelijks naar hem te mailen. Zo kan hij ieders voortgang nauwlettend blijven volgen. 3
1.2 Toelichting documentatiemap Naast een logboek is het verplicht om een (gezamenlijke) documentatiemap te maken. Alle bronnen waarop je de inhoud van je PWS baseert, moeten bewaard worden. Bij bronnen kun je denken aan: boeken; artikelen uit de krant en tijdschriften; informatie die op internet of op CD-rom / DVD te vinden is; het resultaat van enquête of interviews; het resultaat van materiaalonderzoek (bij creatieve opdracht); het resultaat van natuurwetenschappelijk onderzoek (meetresultaten bijv.) Niet alle informatie die je verzamelt, kun je volledig onderbrengen in de documentatiemap. Bij een boek of een rapport kun je volstaan met alleen een goede titelbeschrijving en evt. kopieën van relevante delen; artikelen uit kranten of tijdschriften moeten wel (eventueel gekopieerd) in je documentatiemap worden opgenomen; internetartikelen print je uit en neem je op in je map. Zorg er wel steeds voor dat je alle gevonden informatie over een item later kunt terugvinden; dus zet trefwoorden bij de bronnen. Van iedere bron die je gebruikt hebt in je PWS geef je een duidelijke omschrijving. Hoe dat moet, kun je lezen in hoofdstuk onder het kopje: “De literatuurlijst”. Belangrijk is dat je steeds vermeldt voor welk onderdeel of hoofdstuk je de bron hebt gebruikt. Zo kun je die informatie gemakkelijk terugzoeken. Zorg er voor dat je alle spullen netjes geordend in een map of ordner stopt met steeds een actuele inhoudsopgave erbij. Dit bespaart zoekwerk. Eind september 2013 zijn er verplichte PWS-bijeenkomsten van ± 3 kwartier in de Venlose bibliotheek waar uitleg wordt gegeven hoe je geschikt bronnenmateriaal kunt zoeken en ter beschikking kunt krijgen! Inschrijven daartoe kan t.z.t. via de Valuas-mediatheek.
1.3 Hoe verloopt het proces? Een globaal overzicht. Bij het maken van een PWS doorloop je drie fasen: 1 de oriëntatie- en keuzefase ( ± 20 uur * ); De hoofd- en deelvragen worden opgesteld en het benodigde materiaal gezocht. 2
de onderzoeksfase ( ± 40 uur * ); Alle informatie wordt bewerkt en verwerkt (waaronder eventueel het uitvoeren van natuurwetenschappelijke proeven). Tenslotte worden conclusies geformuleerd.
3. de presentatiefase ( ± 20 uur * ); de presentatie maken / voorbereiden en uitvoeren. * De aangegeven uren zijn per persoon en heel globaal. 4
Binnen de drie fasen moet je in totaal zes verschillende stappen zetten om tot een goed resultaat te komen. In het onderstaande schema zijn die zes stappen onderscheiden; ze worden in het tweede hoofdstuk afzonderlijk toegelicht. Fase:
Stappen:
Fase: 1: (± 20 uur) Oriëntatie- en keuze
1 Onderwerp kiezen. Overleg met vakdocenten, gesprekken met deskundigen, partner(s), grasduinen in bibliotheek, op internet, en dergelijke. 2 (Voorlopige) Onderzoeksvraag formuleren en verdere oriëntatie en afbakening van het onderwerp: deelvragen formuleren; (her)formuleren en bijstellen van de onderzoeksvraag en deelvragen; welke werkwijze/methode ga ik voor mijn onderzoek toepassen? welke informatiebronnen of hulpmiddelen heb ik nodig en zijn bruikbaar? Informatiebronnen raadplegen: informatie verzamelen, beoordelen, selecteren welke presentatievorm kies ik? 3 Voorlopig ‘Plan van aanpak’ opstellen. * onderzoeksplan tijdplan. documentatiemap met infobronnen / hulpmiddelen logboek
Beoordeling fase 1.
Fase: 2: (± 40 uur) Onderzoek
In de tussentijd: bibliotheek-bijeenkomst volgen over zoeken geschikte bronnen!
4
Plan van aanpak definitief maken.
5 Daarna: Informatiebronnen bewerken; literatuurstudie, bezoek aan bedrijven, musea, instellingen; vragenlijst samenstellen; proefopstelling maken; veldwerk voorbereiden en dergelijke. Het onderzoek uitvoeren. Het ontwerp maken. Tenslotte: Informatie ordenen en verwerken en de voorlopige conclusies voor het eindproduct maken .
Beoordeling fase 2.
Fase: 3: (± 20 uur) Presentatie
6
Definitieve versie van het eindproduct maken en evt. presenteren.
Beoordeling fase 3 + Eindbeoordeling PWS. * Plan van aanpak wordt in hoofdstuk 2 toegelicht º N.B.: Aan het einde van stap 5 staat je PWS dus compleet in de ‘grondverf’; stap 6 in fase 3 zorgt voor de ‘finishing touch’ 5
1.4 Toelichting beoordeling Met de begeleider wordt periodiek overleg gevoerd, waarin de vorderingen en de tegenslagen, die ongetwijfeld zullen optreden, worden besproken. Dit kan ook voorkómen dat jullie ‘vastlopen’. Je neemt zelf het initiatief voor zo’n voortgangsgesprek! Als je als duo constant bijgestuurd dient te worden, of als afgesproken data niet worden nagekomen heeft dat gevolgen voor de beoordeling: de zelfstandigheid en de accuratesse ontbreken dan nog! Het PWS wordt in 3 fasen gemaakt, die ook ieder apart met punten gewaardeerd worden, (geplande inleverdata zijn: wk 40-’13 / wk 51-‘13 / wk 7-2014; zie 1.5.1.). Jullie begeleider/beoordelaar kan aan het eind van iedere fase een zogenaamde: ‘no-go’ beslissing uitspreken als hij/zij voorziet dat je gaat vastlopen in je onderzoek en/of dat jullie onvoldoende gepresteerd hebben voor een of meerdere onderdelen. Je mag dan pas verder werken als je deze tekortkomingen verbeterd hebt! ‘No-go’s’ leveren altijd puntenverlies op, dus tracht die altijd te voorkomen! Je krijgt géén herkansingsmogelijkheid aan het eind van het gehele PWS-project. Na afronding van het PWS worden de gescoorde punten opgeteld en omgerekend naar een eindcijfer van 1 tot 10, (op 1 decimaal nauwkeurig). Voor Havo leerlingen geldt dat het gemiddelde van de eindcijfers van maatschappijleer en van het PWS het eindcijfer vormt van het zogenaamde combinatiecijfer )* voor het schoolexamen. Let op: zowel het cijfer van maatschappijleer als ook het cijfer voor het PWS mogen niet lager zijn dan een 4! (Anders ben je automatisch ‘gezakt’!) Het PWS-cijfer op 6 Vwo: het gemiddelde van de eindcijfers van Maatschappijleer, ANW en van het PWS vormen het eindcijfer van een combinatievak )* voor het schoolexamen. Let op: alle cijfers van de onderdelen mogen niet lager zijn dan een 4 (afgerond; anders ben je automatisch ‘gezakt’!) )* Voor het berekenen van het combinatiecijfer worden de op de cijferlijst vermelde afgeronde cijfers (bestaande uit gehele getallen) gemiddeld. Vervolgens wordt het gemiddelde weer afgerond op het nabij liggende gehele getal: 5,5 wordt dus een 6 en 5,45 een 5. Zie verder het PTA-boekje.
Aan de hand van tussenproducten: het plan van aanpak; het logboek; documentatiemap; tussentijdse resultaten; het concept van een presentatie en dergelijke. worden het doorlopen proces en het eindproduct beoordeeld. De beoordeling vindt plaats met beoordelingslijsten. Een beoordelingslijst bestaat uit een aantal beoordelingsaspecten. Elk beoordelingsaspect wordt met een cijfer gewaardeerd. Bij sommige beoordelingsaspecten kan de begeleider, wanneer er te weinig punten op dat onderdeel is gescoord, een zogenaamde ‘no-go’-beslissing nemen. Wanneer de onderzoeksvraag onduidelijk is bijvoorbeeld, is het niet verantwoord dat je verder gaat; je zult immers later alsnog in de problemen komen, met alle gevolgen van dien!
6
Wanneer je een ‘no-go’ krijgt op een beoordelingsaspect, moet je dat onderdeel binnen twee weken opnieuw doen, totdat het als ‘voldoende’ wordt beoordeeld. Let op: op het betreffende onderdeel kun je dan niet meer het maximum aantal scorepunten behalen! De beoordelingslijsten zijn na iedere besproken fase in hoofdstuk 2 van dit boekje opgenomen. De omrekentabel staat op blz. 28.
Let op! Te laat inleveren levert puntenaftrek op: bij de eerste fase 5; bij de tweede fase 6; bij de laatste fase 7. Er worden ook scorepunten in mindering gebracht als je afgesproken overlegdata niet nakomt: per keer 3. Het is aan jezelf om dit te voorkomen!
1.5
Enkele PWS - wetenswaardigheden
1.5.1
Exacte inleverdata schooljaar ’13-‘14
Inleveren:
uiterste datum bij begeleider:
beoordeling I
Donderdag 3 oktober 2013
beoordeling II
Donderdag 19 december 2013
beoordeling III
Donderdag 13 februari 2014.
7
1.5.2
Praktische punten
De leerling is vrij in de keuze van zijn partner en - behoudens jaarlijks vast te stellen beperkingen - van zijn profielvak. Er kunnen vakken niet in aanmerking komen voor een PWS. En er kan op enig moment bij vakken of vakdocenten een maximum voor het aantal profielwerkstukken noodzakelijk zijn. Begeleidingsgesprekken vinden alleen met alle betrokkenen plaats; niet verschijnen op afspraken heeft een negatieve invloed op de procesbeoordeling en de begeleider kan punten aftrek toepassen bij iedere beoordelingsfase! Het werkstuk moet in eigen bewoordingen opgesteld zijn. Bronnen zijn weliswaar belangrijk; ze moeten echter niet overgenomen maar (zelf) bewerkt worden. Als voor de presentatie de schriftelijk vorm wordt gekozen, moet het product met de tekstverwerker gemaakt zijn, op A4-formaat en met lettertype Arial - pt 12 en geprint ingeleverd worden. De tekst beslaat voor HAVO uit 15 à 20 pagina's; voor VWO uit 20 - 25 pagina’s; steeds excl. afbeeldingen e.d. Deze dienen functioneel te zijn. Wijzingen in de met de begeleider gemaakte afspraken – bijvoorbeeld met betrekking tot het onderzoeksplan: een verandering van deelvragen, andere presentatievorm, etc. - hebben de schriftelijke goedkeuring van de begeleider nodig. Om misverstanden in de communicatie te voorkomen kan de begeleider eisen, dat het PWS-duo van ieder begeleidingsgesprek korte notulen maakt en die naar hem/haar mailt. Je begeleider kan je ook opdragen om het logboek wekelijks naar haar/hem te mailen. Zo kan zij/hij ieders voortgang nauwlettend blijven volgen. Tenslotte dien je je werkstuk niet alleen fysiek bij jouw begeleider in te leveren, maar ook digitaal toe te zenden i.v.m. plagiaatcontrole!!! In iedere fase kunnen ‘no-go’ beslissingen genomen worden door de begeleider, daarom is er géén herkansingsmogelijkheid voor het PWS. Het originele exemplaar van een schriftelijk PWS is voor de school. Zorg zelf voor een eigen exemplaar! Tenslotte zijn een aantal universiteiten en hogescholen bereid om in enigerlei vorm assistentie te verlenen bij het maken van het PWS. Kijk naar hun websites; bijvoorbeeld Fontys Hogescholen: www.fontys.nl.
Veel succes!
K. v. Keeken, PWS – coördinator Valuascollege. 8
2
Het PWS stap voor stap
2.1 Fase 1 Stap 1: Het onderwerp kiezen. Het onderwerp moet bij het gekozen profielvak passen. Als er raakvlakken zitten met andere profielvakken maakt dat het onderwerp sterker. Als je nog geen onderwerp weet kunnen de volgende opdrachten je helpen om er een te vinden. Opdracht 1: (alleen werken!) Schrijf zoveel mogelijk onderwerpen op die je spontaan invallen bij het profielvak. Opdracht 2: (samen met partner maken) Vergelijk jullie lijstjes; vul de lijst eventueel aan door andere leerlingen, hulpboekjes, of internet te raadplegen. Zorg dat je een ruime keus hebt! Opdracht 3: (samen) Selecteer drie kanshebbers en kies jullie favoriet. Opdracht 4: (alleen) Wat boeit jou in het onderwerp? Waarom raakt jou dat onderwerp? Waarom interesseert het je? Heb je op de een of andere manier met het onderwerp te maken gehad? Opdracht 5: (samen) a. Vergelijk jullie notities. Hebben jullie allebei voldoende belangstelling voor het onderwerp??? b. Controleer zelf of het onderwerp bij het gekozen profielvak past. c. Ga eventueel terug naar een ander onderwerp.
Stap 2: Onderwerp afbakenen en onderzoeksvragen formuleren Als jullie een onderwerp hebben moet je tot een probleemstelling komen Vaak is een gekozen onderwerp nog erg algemeen. Daarom moet je preciezer nagaan wat je wilt gaan onderzoeken. Misschien moet je je eerst nog beter informeren over het onderwerp (bieb, encyclopedie, internet, etc.). Een scherp geformuleerde en goed afgebakende ‘onderzoeksvraag’ / ‘probleemstelling’ is een noodzakelijke voorwaarde om het PWS tot een goed einde te brengen. Het motto luidt: “inperken en afbakenen.” Een onderzoeksvraag is altijd opgedeeld in een aantal ‘deelvragen’. Daarmee verdeel je het onderzoek in een aantal kleinere stappen. Je krijgt daarmee beter zicht op de haalbaarheid en je vergroot de kans dat je alle kanten van de onderzoeksvraag belicht. Onderzoek verrast. Dingen zijn anders dan ze op het eerste gezicht lijken. Wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dit heet het formuleren van een ‘hypothese’. Gebruikelijk is om deze te maken over de hoofdvraag. Uit je onderzoek zal dan blijken of de uitgesproken verwachting ook daadwerkelijk uitkomt, of niet juist is.
9
Met de onderzoeksvraag en deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet aan de orde stelt. Wanneer je goed hebt nagedacht over de onderzoeksvraag: word je minder snel verleid zijpaden te gaan bewandelen; kun je uit beschikbare informatie het bruikbare beter selecteren; kun je met een duidelijke onderzoeksvraag beter conclusies formuleren. Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen: beschrijvende of beeldvormende: op basis van onderzoek beschrijf je een situatie of een persoon; vergelijkende: je probeert overeenkomsten en/of verschillen boven tafel te krijgen; verklarende: je zoekt antwoord op de vraag: 'Hoe komt het dat…?'; waardebepalende of evaluatieve: je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp; voorspellende: je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn; probleemoplossende of regelgevende: je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen, althans hier een bijdrage aan te leveren. Al lezende of tijdens het maken van een ontwerp of het opstellen van een proefopstelling kun je tot de ontdekking komen dat je de onderzoeksvraag moet aanpassen. Dat moet je in overleg met je begeleider dan zeker doen! Als je problemen ondervindt bij het opstellen van onderzoeksvragen kunnen de volgende opdrachten je helpen om die te formuleren. Opdracht 6: (alleen) Noteer in de onderstaande ellips je onderwerp. Geef in woorden rondom de ellips aan waaraan je denkt bij dit onderwerp. Je noteert dus je ‘associaties’. Je kunt daarbij gebruik maken van de volgende vragen: - Wat heb je er mee te maken? - Wat weet je al van het onderwerp? - Wat vind je er zelf van?
10
Opdracht 7: (samen) Schrijf drie associaties op die jullie het meeste aanspreken. Opdracht 8: (alleen) Maak bij elk van de drie associaties een nieuw web; (verg. opdr. 6).
Opdracht 9: (samen) Kies nu twee tot vier onderdelen voor verder onderzoek..
Opdracht 10: (samen) Formuleer nu je voorlopige probleemstelling.
11
Stap 3: Plan van aanpak opstellen Het is niet alleen belangrijk te weten wat je gaat onderzoeken, maar ook wie wanneer - wat gaat doen en hoeveel tijd dat zal gaan kosten. Dit staat in een ‘plan van aanpak’. Het plan van aanpak bestaat uit: een onderzoeksplan; een tijdplan. Hieronder staat een voorbeeld van een onderzoeksplan met daarin alle aspecten die aan de orde moeten komen. ONDERZOEKSPLAN
Hoofdvraag
Deelvragen
Hypothese; verwachtingen werkwijze methode
Presentatievorm
Vervolgens staat op de volgende bladzijde een voorbeeld van een tijdplan met daarin alle aspecten die aan de orde moeten komen. Je werkt daarmee als volgt: beschrijf gedetailleerd alle activiteiten, die uitgevoerd moeten worden en zet die in de juiste volgorde; zet bij iedere activiteit het aantal uren dat je daarvoor nodig denkt te hebben; Tenslotte vermeld je in dit overzicht wie de activiteit uitvoert.
12
T IJ D P L A N Blok:
Periode:
Activiteit:
Uren:
Taakverdeling:
a I b a II b a III b
Uit beide documenten, die samen het plan van aanpak vormen moet duidelijk naar voren komen wat de bijdrage van ieder van jullie afzonderlijk is. Zorg ervoor dat jullie individuele planningen op elkaar zijn afgestemd! Om samenhang in het PWS te behouden is het raadzaam om wel het onderzoeksmateriaal / de activiteiten te verdelen, maar niet de deelvragen. Maak die altijd samen! Houd het hele plan van aanpak zo kort mogelijk; het onderzoeksplan en het tijdplan vullen samen zo’n 1 à 1½ A4-tje. Vanzelfsprekend moeten het plan van aanpak en het logboek met elkaar sporen. Toch kan het gebeuren dat je van het oorspronkelijke plan van aanpak afwijkt. In de kolom 'resultaten’ van het logboek motiveer je dan waarom je bent afgeweken van je oorspronkelijke plan.
Beoordeling 1 Je dient uiterlijk donderdag 3 oktober 2013 bij je begeleider in te leveren: het plan van aanpak, bestaande uit: o de onderzoeksplan o het tijdplan; de documentatiemap; het logboek. Je kunt zelf nagaan waarop de begeleider zal letten bij het beoordelen van jullie werkzaamheden. Controleer met behulp van het beoordelingsformulier op de volgende bladzijde of je aan alle items voldoet! N.B. Te laat inleveren levert puntenaftrek op. Bij de eerste fase 5. Eerder inleveren mag altijd!
13
Beoordelingsmoment 1 – HAVO of VWO
(donderdag 3 oktober 2013)
Beoordelingsaspecten Omcirkel per aspect het getal in de kolom onder de categorie van uw oordeel
1. Past het onderwerp/ontwerp bij het vak/de vakken? Denk aan: herkenbaarheid van het vak of de vakken / past het onderwerp in het profiel
onvold oende
voldo ende
2
4. Heeft de leerling bij de voorlopige onderzoeksvraag hypothesen opgesteld en/of verwachte uitkomsten of resultaten geformuleerd? Denk aan: overeenstemming met theorie / past de hypothese bij de onderzoeksvraag / diepgang 5. Heeft de leerling een duidelijk en realistisch plan van aanpak gemaakt? Denk aan: noodzakelijke (deel-)activiteiten benoemd / logische volgorde van activiteiten / realistische planning in tijd / uitvoerbaarheid en duidelijkheid van het plan / taakverdeling 6. Geeft de opzet van het onderzoek/ontwerp antwoord op de (voorlopige) onderzoeksvraag en deelvragen? Denk aan: gekozen onderzoeksmethode / voorgestelde proefopstelling / veiligheid en milieu / noodzakelijke (deel-)activiteiten benoemd
3
(1)
(2)
2
3
└►
(1)
(2)
1
2
3
1
2
3
2
3
(1)
(2)
2
3
└►
(1)
(2)
0
1
3
1
2
3
no-go
9. In welke mate heeft de leerling zelfstandig gewerkt? Denk aan: zich heeft kunnen redden / zelf juiste beslissingen heeft genomen / anticipeert en meedenkt met groepsleden /met waardevolle ideeën is gekomen
no-go
Puntentotaal:.... Evt. puntenaftrek wegens niet nakomen afspraken, o.a. wekelijks mailen logboek, (steeds 3) en/of wegens het te laat inleveren van fase een: 5 punten.... Subtotaal beoordelingsmoment 1:....
minimum = 8, maximum 26: voldoende = 17 14
no-go
8. Heeft de leerling een correct en informatief logboek
bijgehouden en netjes gepresenteerd?
no-go
└► 7. Heeft de leerling een goed overzicht van geschikte informatiebronnen? Denk aan: volledigheid van de informatiebron / actualiteit en omvang van de informatie(bronnen) / betrouwbaarheid van de informatie(bronnen) / variatie in informatiebronnen
(1)
2
└► 3. Heeft de leerling de voorlopige onderzoeksvraag opgesplitst in relevante deelvragen? Denk aan: vakinhoudelijk niveau / concrete onderzoeksvragen / uitvoerbaarheid en haalbaarheid / relatie met de hoofdvraag / geven de deelvragen antwoord op de hoofdvraag / afbakening en inperking / juiste terminologie
afspraken / opmerkingen
no-go
└► 2. Heeft het onderwerp/ontwerp en de daarbij behorende (voorlopige) onderzoeksvraag een vakinhoudelijk niveau dat past bij het schooltype havo/vwo)? Denk aan: de duidelijkheid en diepgang van de onderzoeksvraag / originaliteit
goed
2.2 Fase 2 Stap 4: Het onderzoek uitvoeren of het ontwerp maken Begin je zoektocht bij gemakkelijk toegankelijke informatiebronnen. Bijvoorbeeld een encyclopedie of schoolboeken. Verzamel in het begin zo veel mogelijk trefwoorden rond een onderwerp. Aan de hand van trefwoorden kun je in de systematische catalogus van een bibliotheek boeken opsporen. De meest voor de hand liggende vindplaatsen in de schoolbibliotheek of de openbare bibliotheek zijn: een systematische kaartenbak; naslagwerken; documentatiemappen; knipselkranten; videobanden e.d. Wanneer boeken niet in de bibliotheek zijn, is het mogelijk te lenen bij andere bibliotheken, bijvoorbeeld de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. Deze service is niet gratis, houd bovendien rekening met een levertijd van één à twee weken. Verder kun je in de openbare bieb adressenbestanden vinden (van stichtingen, verenigingen en organisaties). Je kunt ook gebruik maken van digitale informatiebronnen: CD-ROM, het Internet. Op Internet kun je met een zoekmachine zoekopdrachten formuleren. Het grote voordeel is dat je een aantal trefwoorden tegelijkertijd op kunt geven. De medewerkers van onze schoolmediatheek zijn altijd bereid om je verder te informeren over zoekstrategieën. Bedenk wel: alleen met gericht zoeken met de juiste trefwoorden vind je de gewenste informatie.
TIP: Noteer altijd de volledige gegevens van boeken, tijdschriften en artikelen in je documentatiemap. Hiermee voorkom je, bij het definitief samenstellen van de literatuurlijst, veel onnodig zoekwerk achteraf. Noteer ook duidelijk de Internetsites waar je informatie uit hebt geplukt. (Maak daartoe een apart bestand!)
TIP: Met een interview, een enquête, het uitvoeren van proeven, veldwerk, excursie, een bezoek aan bedrijven of instellingen kun je ook informatie verzamelen. Na het verzamelen van de informatie/gegevens moet je deze interpreteren en confronteren met de onderzoeksvragen. Vraag je af: welke antwoorden kan ik geven of welke conclusies kan ik trekken op grond van de alle verzamelde informatie/gegevens?
15
Stap 5: De voorlopige versie van het eindproduct maken Wat voor presentatie je doet - schriftelijk, mondeling, experimenteel, beeldend, muzikaal enzovoort - voor elke presentatie moet je je de volgende basisvragen stellen: Voor wie is de presentatie bedoeld? Ofwel: wie is mijn publiek? Hoe groot is het publiek? Wat is de voorkennis van het publiek? Wat wil ik dat het publiek doet met de informatie die ik geef? Wanneer je deze vragen kunt beantwoorden, dan kun je jouw presentatie gaan voorbereiden.
TIP: Sommige onderwerpen lenen zich voor een speciale presentatievorm, bijvoorbeeld: een radiodocumentaire over een muziekonderwerp; een literatuuronderzoek in hoorspelvorm; een experimenteel onderwerp met een proef.
Beoordeling 2 Je dient uiterlijk donderdag 19 december 2013 in te leveren: het definitieve plan van aanpak, bestaande uit: o de onderzoeksplan; o het tijdplan; de verder bijgewerkte documentatiemap; het ge-update logboek; de voorlopige versie van het PWS. Je kunt zelf nagaan waarop de begeleider zal letten bij het beoordelen van jullie werkzaamheden. Controleer wederom of je aan alle items voldoet met behulp van het formulier dat op de volgende bladzijde staat.! N.B. Te laat inleveren levert puntenaftrek op. Bij de tweede fase 6. Eerder inleveren mag altijd!
16
Beoordelingsmoment 2 - (NG en NT) - Havo of Vwo Beoordelingsaspecten Omcirkel per aspect het getal in de kolom onder de categorie van uw oordeel
1. Wat is de informatieve kwaliteit van het logboek? Denk aan: Authenticiteit / gemaakte keuzes / motivering van de keuzes / overzichtelijkheid / volledigheid / nakomen gemaakte afspraken over rapportage van logboek 2. Heeft het experiment voldoende opgeleverd. Heb je jouw hoofden/of deelvragen moeten bijstellen?
onvold oende
voldo ende
goed
0
2
4
2
3
(1)
(2)
4
6
(1)
(3)
3
5
(1)
(3)
2
3
(1)
(2)
2
3
└►
(1)
(2)
1
2
3
1
2
3
no-go
└► 3. Zijn de metingen van het experiment goed uitgevoerd? Denk aan: zijn metingen zinvol, voldoende metingen, spreiding, nauwkeurigheid, komen ze redelijk overeen met de theorie
Is de uitvoering van het experiment aangetoond? zijn er foto's of video van de opstelling/metingen en/of is de begeleider uitgenodigd bij het experiment
5.
afspraken / opmerkingen
no-go
└► 5. 4. 5.
(19 december 2013)
no-go
└► 5. Heeft de leerling de informatie/meetresultaten geordend, geschematiseerd en gestructureerd? Denk aan: leesbaarheid en volledigheid van diagrammen, grafieken en tabellen: benoeming assen, legenda, definitie van vakinhoudelijke grootheden / geeft het concept-werkstuk vertrouwen in een goede afronding
no-go
└► 6. Blijkt uit het logboek en de verzamelde en bewerkte informatie dat de leerling de vakinhoudelijke problematiek en achtergrond begrepen heeft? Denk aan: vakinhoudelijk verdedigbaar / consistent begrippenkader 7. Zijn de aanzetten tot conclusies uit de resultaten/bevindingen van het onderzoek verantwoord getrokken? Denk aan: is de conclusie gebaseerd op de verzamelde / informatie? / is de conclusie doordacht? / blijkt hieruit reflectie? 8. In welke mate heeft de leerling zelfstandig gewerkt? Denk aan: zich heeft kunnen redden / zelf juiste beslissingen heeft genomen / anticipeert en meedenkt met groepsleden met waardevolle ideeën is gekomen
no-go
Puntentotaal:... Evt. puntenaftrek wegens niet nakomen afspraken, o.a. wekelijks mailen logboek, (steeds 3) en/of wegens het te laat inleveren van fase twee: 6 punten .... Subtotaal beoordelingsmoment 2:...
minimum = 7, maximum 30: voldoende = 19 (Beoordeling I + II samen: minimum = 36)
17
Beoordelingsmoment 2 - (CM en EM) - Havo of Vwo Beoordelingsaspecten Omcirkel per aspect het getal in de kolom onder de categorie van uw oordeel
1. Wat is de informatieve kwaliteit van het logboek? Denk aan: Authenticiteit / gemaakte keuzes / motivering van de keuzes / overzichtelijkheid / volledigheid 2. Heeft de leerling het voorgenomen onderzoek uitgevoerd en indien nodig de onderzoeksvraag bijgesteld?
(19 december 2013)
onvold oende
voldo ende
goed
0
2
4
2
3
(1)
(2)
3
5
(2)
(3)
4
6
(1)
(3)
4
6
└►
(1)
(3)
1
2
3
1
2
3
no-go
└► 3. Heeft de leerling uit het onderzoek de relevante informatie gehaald (b.v. zijn voldoende waarnemingen verricht en gegevens verzameld?). Denk aan: actualiteit van de informatie / betrouwbaarheid van de informatie(bron) / volledigheid van de informatie
afspraken / opmerkingen
no-go
└► 4. Heeft de leerling de informatie geordend, geschematiseerd en gestructureerd? Denk aan: leesbaarheid en volledigheid van diagrammen, grafieken en tabellen: benoeming assen, legenda, definitie van vakinhoudelijke grootheden / geeft het concept-werkstuk vertrouwen in een goede afronding
no-go
└► 5. Blijkt uit het logboek en de verzamelde en bewerkte informatie dat de leerling de vakinhoudelijke problematiek en achtergrond begrepen heeft? Denk aan: vakinhoudelijk verdedigbaar / consistent begrippenkader
no-go 6. Zijn de aanzetten tot conclusies uit de resultaten/bevindingen van het onderzoek verantwoord getrokken? Denk aan: is de conclusie gebaseerd op de verzamelde / informatie? / is de conclusie doordacht? / blijkt hieruit reflectie? 7. In welke mate heeft de leerling zelfstandig gewerkt? Denk aan zich heeft kunnen redden / zelf juiste beslissingen heeft genomen / anticipeert en meedenkt met groepsleden met waardevolle ideeën is gekomen
Puntentotaal:... Evt. puntenaftrek wegens niet nakomen afspraken, o.a. wekelijks mailen logboek (steeds 3) en/of wegens het te laat inleveren van fase twee: 6 punten..... Subtotaal beoordelingsmoment 2:...
minimum = 7, maximum 30: voldoende = 19 (Beoordeling I + II samen: minimum = 36)
18
2.3 Fase 3 Stap 6: Het definitieve eindproduct presenteren
Het PWS kent een breed scala aan presentatievormen (zie intro-info.) Wanneer de presentatievorm anders is dan een schriftelijk verslag, dient een schriftelijke toelichting aanwezig te zijn. Deze schriftelijke toelichting wordt dan niet gezien als het PWS zelf, maar als een deelproduct met verantwoording en technische specificaties. Je overlegt met de begeleider welke presentatievorm je gaat kiezen. Kies te allen tijde een presentatievorm die goed past bij de onderzoeksvraag. In het navolgende is alleen het schriftelijke verslag nader uitgewerkt.
2.3.1
Het schriftelijke verslag, een inleiding
A. Publiek Bij het schrijven is de doelgroep (klas- of leeftijdgenoten) belangrijk. Bedenk welke voorkennis je klas- of leeftijdgenoten hebben. Schrijf geen zaken op die bekend zijn bij je doelgroep, behalve als het noodzakelijk is om je verhaal te ondersteunen. Maar houd dit kort of verwijs naar een bron waar dit staat. B. Taalgebruik Houd je stijl zo eenvoudig mogelijk. Geen ambtenarenstijl met ingewikkelde woorden en zinsconstructies waar je doelgroep nauwelijks iets van begrijpt. Gebruik ook geen populaire taal.
TIP: Denk erom: schrijf je bronnen niet letterlijk over, maar vertel de hoofdzaken eruit in je eigen woorden! C. Omvang Voor de omvang van een schriftelijk verslag geldt lang niet altijd het principe 'hoe dikker, hoe beter'. Integendeel: ‘in de beperking toont zich de meester!’. Richtlijn voor de omvang van een schriftelijk verslag voor een PWS is 5000 tot 6000 woorden [ ± 15 - 20 tekstpagina’s (H) en ± 20 – 25 (V)].
19
D. Structuur Schriftelijke verslagen (een onderzoeksverslag, een recensie, een artikel en dergelijke) kennen in het algemeen een tamelijk vaststaande structuur, namelijk: een inleiding, een hoofdtekst en een samenvatting. In de inleiding van een schriftelijk verslag over een zelf uitgevoerd onderzoek zijn de onderzoeksvraag, de deelvragen en de hypothese(n) beschreven. In de hoofdtekst volgt een uiteenzetting over de gebruikte methode, hulpmiddelen en materialen. Daarna een overzicht van de gevonden resultaten. Aangegeven wordt onder andere in hoeverre de onderzoeksvraag is beantwoord, of de hypothese is bevestigd, hoe betrouwbaar de uitkomsten zijn en welke vragen niet zijn beantwoord. Als een onderzoek niet het verwachte resultaat oplevert, geef je aan waaraan dit zou kunnen liggen De opbouw van een hoofdtekst van een literatuuronderzoek ligt minder vast. Tussen de inleiding en de samenvatting kunnen hoofdstukken en paragrafen naar eigen inzicht worden gestructureerd en benoemd. Tenslotte volgt de samenvatting.
E. Typografische verzorging Het verslag moet duidelijk leesbaar zijn en het moet met behulp van de tekstverwerker gemaakt worden: op A4-formaat; alle marges 2,5 cm; gebruik uitsluitend lettertype: ‘Arial’ - puntgrootte 12. Let goed op je spelling en het gebruik van leestekens. Vaak zal de spellingscontrole in je tekstverwerkingsprogramma niet alle fouten eruit halen. Lees daarom je eigen teksten altijd nauwkeurig door en laat je tekst ook door iemand anders lezen voordat je deze definitief bij je begeleider inlevert! Je kunt met illustraties werken om je verhaal verder te onderbouwen of te verlevendigen: tabellen, grafieken, grafische kaarten, citaten, foto’s, cartoons en dergelijke. Zorg ervoor dat de illustraties functioneel zijn en zorg voor een juiste bronvermelding.
TIP: Vanaf de volgende bladzijde volgt een leidraad voor het maken van een schriftelijk verslag waarbij alle facetten toegelicht worden; te weten: de titelpagina; de inhoudsopgave; de inleiding; de hoofdtekst; de samenvatting; de literatuurlijst; de bijlagen. 20
2.3.2
Leidraad voor het maken van het verslag
1. Titelpagina De titel moet kort en krachtig de inhoud karakteriseren. Kort wil zeggen: minder dan tien woorden. Gebruik geen afkortingen in de titel. Zorg voor een titel die past bij je tekst. Probeer een pakkende titel te verzinnen, die de lezers uitdaagt om te gaan lezen. Probeer in de titel iets van de onderzoeksvraag door te laten klinken. Op de titelpagina staat achtereenvolgens vermeld: a. titel (eventueel met ondertitel); b. voorletter(s) en achternaam van de schrijver(s); c. profiel en vakken; d. school en klas; e. plaats van vestiging school; f. naam begeleider(s); g. datum van inlevering.
2. Inhoudsopgave De inhoudsopgave geeft in een notendop de opbouw van de tekst weer. Hieronder is een voorbeeld van een inhoudsopgave weergegeven. Inhoudsopgave Inleiding 1 Beschrijving van het onderzoek 1.1 Onderzoeksopzet 1.2 De steekproef … 2 Resultaten 2.1 ... 3 Samenvatting
2 3 4 8 9 14
Literatuurlijst Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Logboek Plan van aanpak Vragenlijst
3. Inleiding In de inleiding wordt de lezer geïnformeerd over: a. het onderwerp; b. de onderzoeksvraag; c. de deelvragen; d. de hypothese(n). Je ziet dat dit in feite het grootste gedeelte is van het onderzoeksplan uit je plan van aanpak.
21
In de inleiding is plaats om de achtergrond of het belang van het onderwerp en de onderzoeksvragen toe te lichten. Eventueel kan daar nog een korte omschrijving van centrale begrippen aan worden toegevoegd. Ook is het gebruikelijk in de inleiding de opbouw van de tekst per hoofdstuk aan te geven. Om het samenwerkingsverband toe te lichten staat in de inleiding ieders bijdrage aan het verrichte onderzoek gespecificeerd. Tenslotte kun je in de inleiding aan bod laten komen: een persoonlijke noot over hoe je tot de keuze van het onderzoek bent gekomen; een dankbetuiging aan mensen die aan de totstandkoming hebben bijgedragen: respondenten, proefpersonen, de begeleidende docent enzovoort; de tevredenheid over de samenwerking met medeleerlingen.
TIP: De definitieve versie van de inleiding kan pas worden geschreven wanneer de indeling en de inhoud van het schriftelijke verslag vastliggen. Schrijf je inleiding dus na de hoofdtekst!
4. De hoofdtekst De hoofdtekst is doorgaans opgebouwd uit hoofdstukken die weer onderverdeeld zijn in paragrafen. Houd de titels van de hoofdstukken en paragrafen kort en zorg ervoor dat de titel de essentie weergeeft van het betreffende hoofdstuk of de betreffende paragraaf. Vanzelfsprekend zijn de titels identiek aan die in de inhoudsopgave. Wanneer je literatuur over het onderwerp hebt bestudeerd, kun je een stuk tekst van een andere schrijver in je eigen woorden weergeven. Dit noemt men parafraseren. Na een parafrase moet tussen haakjes worden vermeld van wie en uit welk jaar de brontekst afkomstig is.
Citeren is het letterlijk overnemen van andermans tekst. Soms is het gewenst een stuk tekst uit de (vak)literatuur letterlijk over te nemen. Een citaat plaats je altijd tussen aanhalingstekens, gevolgd door een vermelding tussen haakjes van de naam van de schrijver en het verschijningsjaar. Tabellen en figuren zijn uitstekende middelen om overzichtelijk en compact een hoeveelheid informatie aan de lezer aan te bieden. Ze moeten worden voorzien van een volgnummer en een titel. Wanneer een tabel of figuur niet door jezelf is opgesteld, moet je de bron vermelden. In de tekst zelf verwijs je naar de figuur of tabel. Het is gebruikelijk de hoofdtekst af te sluiten met één of enkele conclusies. Sluit in de conclusie zo goed mogelijk aan bij de onderzoeksvragen in de inleiding. De conclusie is als het ware het antwoord op de onderzoeksvragen.
22
5. De samenvatting In de samenvatting komt geen nieuwe informatie meer aan bod. De samenvatting is een korte, kernachtige weergave van de inhoud van de hoofdtekst met onder meer de hoofdconclusies van het onderzoek. Let op: literatuurverwijzingen, citaten, tabellen en figuren horen niet in een samenvatting thuis.
6. De literatuurlijst De literatuurlijst is alfabetisch naar eerste auteur gerangschikt. Wanneer meer auteurs een boek hebben geschreven moet je de achternamen van alle auteurs voluit vermelden. De rangorde van verschillende publicaties van één auteur gebeurt chronologisch.
TIP: Hieronder wordt precies aangegeven op welke manier je een titelbeschrijving maakt van alle bronnen die je gebruikt hebt. Als je bron een boek of een rapport is: Achternaam auteur, Voorletter(s). Titel van het boek. Ondertitel. Uitgeverij; Plaats van uitgave; jaar van uitgave. voorbeeld: Mak, G. De eeuw van mijn vader. Atlas; Amsterdam/Antwerpen; 1999. Als je bron is een artikel (uit krant, tijdschrift o.i.d.) is: Achternaam auteur, Voorletter(s). Titel van het artikel. Ondertitel. Naam van het tijdschrift of de krant waarin het artikel verschenen is. verschijningsdatum; paginanummer(s). voorbeeld: Rooduijn, T. Meedogenloos fileren. NRC Handelsblad; 15 februari 2004. Je bron is een internetartikel: Achternaam auteur, Voorletter(s) / Naam publicerende organisatie. Titel van het artikel. Ondertitel. Webadres. Publicatiedatum (indien aanwezig). Datum van raadpleging. voorbeeld: Bertels, R. Werken aan uw persoonlijke effectiviteit, prima. http://www.managementsite.net /content/articles/15/15.asp. 08-07-2003. 21 juni 2005. Je bron is een cd-rom of dvd; Achternaam samensteller, Voorletter(s). Titel van de cd-rom / dvd. Uitgeverij; Plaats van uitgave; jaar van uitgave. voorbeeld: Halink, Y. DigiTaalbaak. Bohn Stafleu Van Loghum; Houten; 1998. Je bron is een interview: Achternaam geïnterviewde, Voorletter(s). Functie geïnterviewde. Evt: zaken uit diens achtergrond die voor jouw onderzoek van belang zijn. Datum interview. 23
7. Bijlagen In een bijlage kan informatie worden opgenomen die voor de lezer de moeite waard is, maar te gedetailleerd is om in de hoofdtekst op te nemen. Bijvoorbeeld een samenvatting van een interview, gebruikte vragenlijsten, uitgebreide tabellen of een verstuurde brief. In het algemeen geldt: beperk het aantal bijlagen.
Tenslotte Alles is klaar! Graag herhalen we hier een stukje tekst: ‘Lees je eigen teksten altijd nog een keer nauwkeurig door en laat je tekst ook door iemand anders lezen voordat je deze definitief bij je begeleider inlevert’. Storende fouten kun je er dan nog uithalen!
Veel succes met het maken van je PROFIELWERKSTUK!
Beoordeling 3 Je dient uiterlijk donderdag 13 februari 2014 bij je begeleider in te leveren: het plan van aanpak bestaande uit o het onderzoeksplan en o het tijdplan; de verder bijgewerkte documentatiemap; het ge-update logboek; de definitieve versie van het PWS; Je kunt zelf nagaan waarop de begeleider zal letten bij het beoordelen van jullie werkzaamheden. Controleer wederom of je aan alle items voldoet! N.B. Te laat inleveren levert puntenaftrek op. Bij de derde fase 7. Eerder inleveren mag altijd!
24
Beoordelingsmoment 3 - Schriftelijk presentatie - Havo of Vwo (13 februari 2014) Presentatievaardigheden (schriftelijk verslag: beschouwing/betoog/ uiteenzetting)
Onvol doende
Omcirkel per aspect het getal in de kolom onder de categorie van uw oordeel
1. Hoe beoordeelt u de inleiding? Denk aan: introductie van het onderwerp formulering van de vraagstelling(en) beschrijving van de onderzoeksopzet en –uitvoering
1
2. Hoe beoordeelt u de hoofdtekst (kern)? Denk aan: ingaan op de hoofdvraag feiten worden niet als meningen gepresenteerd of omgekeerd leerling beperkt zich niet tot weergave van bronnen/ citaten, maar geeft uiteenzettend/ betogend/ beschouwend antwoord op de vraagstelling waarheidsgehalte correcte en begrijpelijke weergave van bronnen en feitelijkheden correcte bronvermeldingen / verwijzingen in tekst 3. Hoe beoordeelt u het slot? Denk aan: correcte samenvatting van de inhoud van het middenstuk antwoord op de hoofdvraag/ deelvragen verkregen goed bij de vraagstelling aansluitende conclusie een eigen mening over het onderwerp 4. De techniek en de uiterlijke verzorging. Denk aan: logische opbouw van de tekst overzicht informatiebronnen/literatuurverwijzing omvang volgens afspraak zorg besteed aan afwerking/illustraties kantlijnen/lay out 5. Het taalgebruik. Denk aan: duidelijk/begrijpelijk (eigen woordgebruik) afgestemd op de doelgroep en tekstsoort de spelling en interpunctie zijn correct gebruikt consistentie van het gebruikte begrippenkader
voldoen goed de
2
3
4
6
└►
(1)
(3)
1
2
3
1
2
3
1
2
3
2 Of: no-go
Puntentotaal fase drie:...
Evt. puntenaftrek wegens niet nakomen afspraken, o.a. wekelijks mailen logboek, (steeds 3) en/of wegens het te laat inleveren van fase drie: 7 punten...................................
Subtotaal beoordelingsmoment 3:..,.
Subtotaal beoordelingsmoment 1:....
Subtotaal beoordelingsmoment 2:....
Totaalscore:
Fase drie: minimum = 5, maximum = 18: voldoende = 12 Beoordeling I, II en III samen: voldoende = 48, goed = 63, max: 74.
25
afspraken / opmerkingen
Beoordelingsmoment 3 - Mondelinge presentatie - Havo of Vwo (13 februari 2014) Presentatievaardigheden (mondelinge presentatie)
onvoldoende
1. Hoe beoordeelt u de inleiding? Denk aan: introductie van het onderwerp achtergrondinformatie bij de vraag afbakening probleemstelling onderzoeksopzet en –uitvoering 2. In welke mate geeft de leerling een uiteenzettend/betogend/ beschouwend antwoord op de vraagstelling(en). Denk aan: waarheidsgehalte feiten worden niet als meningen gepresenteerd en omgekeerd de gepresenteerde informatie is logisch geordend voorbeelden zijn sprekend argumenten zijn overtuigend en geloofwaardig
3. Hoe beoordeelt u de samenvatting/conclusie/aanbeveling . Denk aan: verantwoorde conclusie/aanbeveling de samenvatting/conclusie sluit aan bij de vraag- of probleemstelling de samenvatting/conclusie doet recht aan de gepresenteerde informatie de aanbeveling sluit aan bij de gepresenteerde informatie 4. De techniek en de uiterlijke verzorging. Denk aan: op ondersteunende en verlevendigende wijze gebruik maken van presentatiemiddelen (bord, hand-outs, overhead, e.d.) oogcontact met het publiek controleren of de luisteraars nog (kunnen) volgen waarover het gaat reageren op vragen 5. Het spreekgemak en de verstaanbaarheid. Denk aan: de uitingen volgen elkaar zonder langdurige pauzes op constructies zijn direct te begrijpen niet teveel haperingen en zelfcorrecties intonatie, tempo, volume en woordkeus verhogen de geboeidheid en het luistergemak
1
Voldoe nde
go ed
2
3
4
6
└►
(1)
(3)
1
2
3
1
2
3
1
2
3
2
afspraken / opmerkingen
Of: no-go
Puntentotaal fase drie:...
Evt. puntenaftrek wegens niet nakomen afspraken, o.a. wekelijks mailen logboek, (steeds 3) en/of wegens het te laat inleveren van fase drie: 7 punten.................................. Subtotaal beoordelingsmoment 3:... Subtotaal beoordelingsmoment 1:... Subtotaal beoordelingsmoment 2:...
Totaalscore:
Fase drie: minimum = 5, maximum = 18: voldoende = 12 Beoordeling I, II en III samen: voldoende = 48, goed = 63, max: 74. 26
Beoordelingsmoment 3 - PowerPoint/Posterpresentatie - Havo of Vwo (13-2-’14) onvol volgoed doen doen de de
Presentatievaardigheden (posterpresentatie met mondelinge toelichting) Omcirkel per aspect het getal in de kolom onder de categorie van uw oordeel
1. De uiterlijke verzorging en de opbouw van de poster. Denk aan: omvang van de poster volgens afspraak de beeldelementen (tekst, afbeeldingen, grafieken, e.d.) zijn logisch, helder en duidelijk geordend afwisselend en functioneel gebruik van beeldelementen zorg besteed aan afwerking, afbeeldingen, grafieken, e.d. ook zonder mondelinge toelichting wordt de essentiële informtaie overgebracht opstelling, plaats(ing) van de poster(s) 2. Hoe beoordeelt u de inleiding? Denk aan: introductie van het onderwerp achtergrondinformatie bij de vraag- of probleemstelling afbakening vraag- of probleemstelling onderzoeksopzet en –uitvoering 3. In welke mate geeft de leerling een uiteenzettend/betogend/ beschouwend antwoord op de vraagstelling(en)? Denk aan: waarheidsgehalte feiten worden niet als meningen gepresenteerd en omgekeerd de gepresenteerde informatie is logisch geordend voorbeelden zijn sprekend argumenten zijn overtuigend en geloofwaardig
4. Hoe beoordeelt u de vragenronde? Denk aan: bewaakt of iedereen de gestelde vraag heeft gehoord geeft antwoord op de vraag nodigt uit tot vragen stellen 5. Het spreekgemak en de verstaanbaarheid. bij de overdracht is er oogcontact met het publiek controleren of de luisteraars nog (kunnen) volgen waarover het gaat de uitingen volgen elkaar zonder langdurige pauzes op constructies zijn direct te begrijpen niet teveel haperingen en zelfcorrecties intonatie, tempo, volume en woordkeus verhogen de geboeidheid en het luistergemak
1
2
3
1
2
3
2
4
afspraken/ opmerkingen
6
of no-go
└►
(1)
(3)
1
2
3
1
2
3
Puntentotaal fase drie:... Evt. puntenaftrek wegens niet nakomen afspraken, o.a. wekelijks mailen logboek, (steeds 3) en/of wegens het te laat inleveren van fase drie: 7 punten................................... Subtotaal beoordelingsmoment 3:... Subtotaal beoordelingsmoment 1:... Subtotaal beoordelingsmoment 2:...
Totaalscore:
Fase drie: minimum = 5, maximum = 18: voldoende = 12 Beoordeling I, II en III samen: voldoende = 48, goed = 63, max: 74.
27
Omrekentabel PWS beoordelingen HAVO en VWO (na afronding fase 3)
Fase 1: Fase 2 Fase 3:
score: t/m 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47
MIN: 8 7 5
VOLD.: 17 19 12
20
48
punt: 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 1,6 1,7 1,8 2,0 2,1 2,3 2,5 2,7 2,9 3,1 3,3 3,5 3,7 3,9 4,1 4,3 4,4 4,6 4,8 5,0 5,2 5,4
MAX: 26 30 18 goed = 63 score: 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74
74 punt: 5,5 5,7 5,8 6,0 6,2 6,3 6,5 6,7 6,8 7,0 7,2 7,3 7,5 7,7 7,8 8,0 8,2 8,4 8,5 8,7 8,9 9,1 9,3 9,5 9,6 9,8 10,0
voldoende
goed
uitmuntend!
N.B.: Scorepuntenaftrek wegens overschrijding inlevertermijn: 1e fase: 5 2e fase: 6 3e fase: 7 scorepuntenaftrek wegens niet nakomen afspraken: per keer: 3
28
Begeleidingsafspraken: Doel:
Datum:
Tijdstip:
Locatie:
PWS HAVO / VWO - 2013 / 2014
VALUASCOLLEGE
VENLO